mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
04-07-2023
Abelard en Heloïse (recensie)
Alleen maar woorden. Brieven van Heloïse en Abelard. Vertaald door Ramon Selles, Damon, Eindhoven, 2023, 238 blz., harde kaft, € 29,90.
Er zijn van die namen die iedereen bekend in de oren klinken, en dat is wel het geval met Abelard en Heloïse. Maar wie heeft ooit de moeite genomen om op zoek te gaan naar de klepel? Deze bijzonder fraai gepresenteerde uitgave van Damon biedt daartoe een unieke gelegenheid. Helaas was dat althans voor mij een frustrerende teleurstelling. Dat ligt niet aan de vertaling: die is zo te zien tekstgetrouw; alleen heeft iemand het nodig gevonden om ze hier en daar op te pimpen met een hedendaags woord dat helemaal niet in de context past: oké, smalltalk… Het probleem is veeleer de tekst zelf. Voortgaande op de reputatie van het verhaal verwacht de nietsvermoedende lezer zich aan een amoureuze briefwisseling tussen twee geliefden, maar dan ben je eraan voor je moeite. Misschien is ons idee over de emoties van de liefde iets van de romantiek, niet van de vroege twaalfde eeuw. Hoe dan ook, van dergelijke gevoelens is in deze briefwisseling geen sprake. Wel van seksuele aantrekking en van ruige seks, maar enkel terloops, en zonder details.
De vertaler houdt het erop dat het verhaal en de brieven (grotendeels) origineel zijn. Maar zo voelt het helemaal niet aan. Je krijgt de stellige indruk dat het om één auteur gaat die een vrij ongeloofwaardig verhaal construeert in de beste traditie van de klassieke ‘briefwisseling’, een louter formele literaire conventie, die hier zelfs nauwelijks gerespecteerd wordt. Meestal zitten we midden in ongenadig harde middeleeuwse theologische controversen, en geloof me, daar wil je niet zijn. Ik weet niet welk misplaatst plichtsgevoel me dwong, maar ik heb mezelf herhaaldelijk kunnen overtuigen om toch maar door te gaan met de lezing, tegen alle beter weten in, tot het bittere, nutteloze einde. Diem perdidi.
De mannelijke hoofdfiguur, Abelard, komt ongegeneerd over als een typische arrogante christelijke priester, vol van zichzelf, pronkend met zijn theologische en zelfs een beetje profane kennis, vol misprijzen voor zijn talloze tegenstanders, narcistisch tot en met. Moreel verdorven, tot hij een Augustinusje doet, maar dan (al dan niet enkel literair) letterlijk terdege gecastreerd, en dan heiliger dan de paus, en een even arrogante als ongeloofwaardige en cynische tegenstander van alle seksualiteit. Hoe harder de tegenstand van het christendom tegen normale menselijke verhoudingen, inclusief seksualiteit, hoe meer je ervan overtuigd raakt dat het wel erg nodig was om al de overtredingen en de excessen onder de mat te vegen. Toen al, en nog altijd. Hoelang nog, en waarom toch?
Op enkele erg schaarse zinnen na, is Heloïse een ledenpop, en figuur van karton, een cliché, een literair foefje, een pseudoniem voor de auteur, meer niet. Dat blijkt vooral uit ‘haar’ veel te lange zesde brief over een specifieke ‘regel’ voor vrouwelijke kloosterlingen, die in futiele langdradigheid nog overtroffen wordt door het eindeloze ‘antwoord’ daarop van Abelard, dat helemaal geen antwoord is, maar een vergezochte verzameling van vindplaatsen over vrouwen in de Schrift en in de Kerk. Het zal niemand verbazen dat de enige vrouwen die deugen weduwen zijn van boven de zestig die slechts één man gekend hebben, een zo kort mogelijk huwelijksleven, liefst kinderloos, en nadien langdurige onvoorwaardelijke onderdanige dienstbaarheid aan de Kerk, het liefst als poetsvrouw.
Het weze me vergeven dat ik niet in dieper inga op de teksten zelf: dat wil ik jullie niet aandoen. We zichzelf daarmee wil kwellen, heeft hier het materiaal voor een dergelijke kastijding voor het grijpen. Ik ben waarschijnlijk wel masochistisch genoeg om de tekst tot de laatste pijnlijke bladzijde te lezen, maar dan weer niet genoeg om daaraan enig genot, van welke aard dan ook, te beleven. Het verhaal van Abelard en Heloïse is een mottige mythe, en hun ‘briefwisseling’ een kwalijke kwakkel.
Categorie:ex libris
23-01-2023
Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude, Parijs: Kimé, 2021, ISBN 978 2 38072 009 9
Onder deze titel gaat een verzameling schuil van wetenschappelijke studies (in het Frans, voor alle duidelijkheid) over het begrip multitudo bij Spinoza (1632-1677). De redacteurs zijn de Vlaamse Sonja Lavaert (VUB) en de coryfee van de Franse Spinoza-studies in Lyon, Pierre-François Moreau. Onder de auteurs treffen we, naast de redacteurs, enkele andere zeer bekende namen uit Spinoza-kringen aan zoals Laurent Bove, Chantal Jaquet en zelfs Antonio Negri, naast meer aankomende internationale medewerkers. Het niveau is dan ook opvallend hoog, wat de onvoorbereide lezer allicht weleens voor enkele problemen zal plaatsen. Sommige auteurs bieden een zelfstandig betoog aan rond het zeker in Frankrijk veelbesproken thema van de multitude, anderen bloemlezen Spinoza zelf en rijgen hoofdzakelijk representatieve citaten en parafrasen van zijn werken aaneen. Deze laatste methode is zeker niet te versmaden, maar zal bij wie vertrouwd is met het werk van Spinoza wellicht de neiging opwekken om dergelijke passages over te slaan; het belang van dergelijke artikels is voor hen dan misschien veeleer beperkt, terwijl zij die Spinoza alleen van horen zeggen kennen, en dat is ongetwijfeld de overgrote meerderheid, precies daarin hun gading zullen vinden. Alle teksten munten uit door hun literaire kwaliteiten: de Franse helderheid komt het verstaan van soms complexe redeneringen gelukkig ten goede.
Inhoudelijk zijn de verschillende benaderingen van het belangrijke en rijke thema grotendeels complementair en zonder storende overlapping, en bestrijken vrijwel het volledige veld van de mogelijke interpretaties en duidingen. Bovendien zijn er interessante en uiterst relevante verwijzingen naar onze samenleving van vandaag, waarbij herhaaldelijk blijkt dat Spinoza niet zomaar een randfiguur is uit geschiedenis van de filosofie met een louter historische betekenis, maar veeleer de denker die niet alleen aan de basis ligt van de moderniteit, maar daarvan tevens de meest vooraanstaande vertegenwoordiger is, die talrijke latere denkers, vanaf de libertins érudits, over de grote filosofen van de Verlichting en vrijwel alle latere periodes en strekkingen in de wijsbegeerte tot op onze dagen, zonder veel moeite in de schaduw zet door de originaliteit en radicaliteit van zijn rigoureuze redeneringen over de meest fundamentele kwesties die de mens beroeren.
Een dergelijke kwestie is het behandelde thema van de multitudo zeker en vast. Bedoeld is in het algemeen elke groepering van mensen, en meer specifiek onder meer het plebs als de meerderheid van de mensen die uitgesloten zijn van de uitoefening van en invloed op de macht, of het vulgus als de ongeschoolde en onbemiddelde onderlaag van de bevolking, maar ook de irrationele, opgezweepte massa als een veelkoppige draak die met onstuitbare en onbeheersbare revolutionaire kracht elk staatsbestel en alle machthebbers voortdurend bedreigt en vrees aanjaagt, of de gemakkelijk te beïnvloeden slachtoffers van populistische politici, of nog de zwijgende meerderheid in elk staatsbestel. Het is vanaf het begin van de filosofie en dus van het nadenken over de mens voor iedereen duidelijk dat de mens weliswaar een individu is, maar tevens een sociaal wezen. No man is an island (Donne): niemand is ooit alleen, zelfs de vrijwillige afzondering van Thoreau bij Walden Pond was verre van eenzaam of een toonbeeld van zelfvoorziening. Primitieve volksstammen tonen ten overvloede aan dat de mens slechts kan overleven en ten volle tot bloei komen samen met anderen; de ergste straf is daar, en ook in vroege beschavingen, veelbetekenend de verbanning.
Het samenleven van individuen is evenwel niet louter de mogelijkheidsvoorwaarde voor de emancipatie van de mens, het geeft anderzijds altijd en overal aanleiding tot conflicten, aangezien elk individu, en elke groep, die in die zin als een individu kan beschouwd worden, zich in de eerste plaats bekommert om de eigen instandhouding, en zo in concurrentie komt met elk ander individu en met elke andere groep die hetzelfde nastreeft, zeker wanneer de beschikbare middelen en natuurlijke rijkdommen schaars en moeilijk te verwerven en te bewaren zijn. De mens heeft met het dier gemeen dat het individuele overleven en de instandhouding van de soort eerst komt: Erst kommt das Fressen, dann komt die Moral (Brecht). Het is pas in een tweede beweging dat de mens, dankzij het rationele denken waartoe ons geëvolueerd brein in staat is, leert in te zien dat niets nuttiger is voor de mens dan de mens die zich door de rede laat leiden (Spinoza). Het eigenbelang wordt het best gediend, en de macht van het individu is het grootst, door eensgezindheid binnen een grotere gemeenschap.
Een groep mag dan al in sommige opzichten als een individu beschouwd worden, het blijft evenwel een verzameling van individuen die hun autonomie bewaren, ook wanneer zij zich, tijdelijk en steeds voorwaardelijk, schikken naar algemene regels en wetten die zij zelf overeengekomen zijn, of die door een hogere gezagsinstantie opgelegd zijn. De vormen die de verhouding tussen individu en maatschappij aanneemt, vormen de geschiedenis van de mens en van de mensheid. De absolute vrijheid is veeleer de algemene onvrijheid van de anarchie, waarin het individu ten onder gaat in het geweld van de ‘oorlog van allen tegen allen’ (Hobbes). De absolute onderwerping van het individu aan zijn gelijken is strijdig met het absolute beginsel van het zelfbehoud, en kan enkel met het absoluut geweld van de dictatuur betracht worden, maar is nooit een lang leven beschoren: violenta nemo imperia continuit diu (Seneca): niemand heeft een gewelddadige heerschappij lang in stand gehouden.
Ongetwijfeld zijn alle mensen niet gelijk: ‘Ik ben als iedereen: anders dan de anderen’ (Paul Claes). Meer nog: alle mensen zijn verschillend, van de ruwweg 120 miljard mensen die er ooit geweest zijn, waren er geen twee identiek, nog afgezien van de omstandigheden waarin ze leefden. De verschillen zijn bovendien zeer aanzienlijk en betekenisvol, bijvoorbeeld al tussen man en vrouw. Het ligt voor de hand dat aanvankelijk vooral de fysieke kracht in veel gevallen de doorslag zal geven in de omgang met elkaar, al was het maar bij het voorzien in de elementaire behoeften: eten en drinken en beschutting tegen de elementen en tegen de bedreiging van vijandige mensen en dieren. Maar ook andere menselijke eigenschappen zullen meespelen, zoals karaktertrekken en intelligentie, die evenzeer de machtsverhoudingen kunnen beïnvloeden of zelfs bepalen. Het is dus niet verrassend dat er in een maatschappij mensen zijn die het gezag over anderen kunnen verwerven en dat bovendien ook ambiëren, en het is niet abnormaal dat er voor het behoorlijk functioneren van een groep of samenleving leiders nodig zijn.
Anderzijds is het blijkbaar onvermijdelijk dat die leidinggevende figuren naast de macht ook materieel voordeel krijgen of grijpen uit hun functie. En niet elke leider is een Cincinnatus en keert na volbrachte taak als dictator terug naar de ploeg. Er ontstaan dus leidende families die zich daardoor verrijken, en daarnaast ook families die rijk zijn en daardoor aanspraak maken op deelname aan de macht, en mede door het erfrecht en nepotisme, ook rijk en machtig blijven. Ongelijkheid is onweerlegbaar een vast kenmerk van de samenleving, en aangezien melior est conditio possidentis, wie iets in handen heeft is in de betere positie, zullen degenen die macht en rijkdom in handen hebben dat met alle middelen proberen te behouden. Nochtans is elk individu geneigd om zichzelf (ten minste!) als een gelijke te beschouwen van alle anderen, en niet ten onrechte overigens. Want er zijn geen mensen die van nature, of door een of andere bovennatuurlijke beschikking beter zijn dan andere, dat blijkt zowel uit ons aanvoelen als uit het gezond verstand. De machtigen betwisten dat dan weer even vanzelfsprekend.
Dat zijn grosso modo de elementen van de discussie. Spinoza heeft zich in twee voortreffelijke werken uitgesproken over de vormen van samenleving van individuen. In de Theologisch-staatkundige verhandeling bespreekt hij vooral de theocratie, of de rol van de godsdienst en de clerus in de maatschappij. Dat was een brandende kwestie was in de 17de eeuw, waarin de gruwelijke godsdienstoorlogen nog niet beslecht waren, en inzonderheid in de Nederlandse Verenigde Provinciën, die zich maar net hadden vrijgemaakt van de Spaanse en katholieke overheersing. In de postuum gepubliceerde Staatkundige verhandeling bespreekt hij dan de andere staatsvormen: de monarchie, de aristocratie en de democratie; deze laatste bleef onafgewerkt, hetzij door zijn vroegtijdige dood, hetzij omdat hij bij zijn omschrijving van de andere twee al voldoende gewezen had op hun democratisch deficit, dat onafwendbaar tot hun ondergang of aanpassing leidt. Beide werken zijn door mij vertaald uit het Latijn en voorzien van uitvoerige toelichtingen (Uitgeverij Wereldbibliotheek voor de Staatkundige verhandeling, Uitgeverij Coriarius voor de Theologisch-staatkundige verhandeling).
Na de inkleding door de redacteurs gaat P.-F. Moreau dieper in op de vraag of een bevolking(sgroep) het recht heeft om te revolteren tegen legitiem gezag, en om welke redenen. Spinoza heeft namelijk enerzijds op grond van concrete voorbeelden benadrukt dat men misschien wel een dictator kan uitschakelen, maar dat daarmee de dictatuur niet verdwenen is, en zo ogenschijnlijk gepleit tegen dergelijke gewelddadige revoluties, maar anderzijds geeft hij grif toe dat een volk en zelfs individuen zowel het recht hebben om te protesteren tegen bestaande wetten waarvan zij menen dat ze onrechtvaardig zijn, als zich te ontdoen van machthebbers die zich niet wijden aan het algemene welzijn.
Sonja Lavaert onderzoekt in welke mate Spinoza aanleunt of gebruikt maakt van de ideeën ter zake van Machiavelli en van enkele tijd- en geestgenoten, en concludeert dat zijn standpunten zowel genuanceerder als radicaler en filosofisch beter onderbouwd zijn.
Laurent Bove maakt het belangrijke historische en sociaal-politieke onderscheid tussen de noties van ‘onderdaan’ en ‘burger’, wat in de geschiedenis van onze westerse beschaving een uiterst voorname rol heeft gespeeld.
De steeds voortreffelijke Chantal Jaquet analyseert het begrip van (burgerlijke) ongehoorzaamheid aan de hand van wat Spinoza in de Staatkundige verhandeling zegt over de ‘staat van oorlog’ tussen onderdanen en het gezag.
D. Athanasakis bekijkt de verhouding tussen het individu en de ‘multitude’, een thema dat verdere uitwerking vindt in de bijdrage van Tilman Reitz over de subjectieve individuele rechten en de gemeenschappelijke macht, een kwestie die Spinoza in zijn hele oeuvre voortdurend van alle kanten uitwerkt en benadrukt.
Blanche Gramusset Piquois heeft het over de weerstand tegen de assimilatie van ‘vreemde’ elementen in de samenleving, en wat Spinoza’s uitspraken ter zake kunnen betekenen voor onze huidige samenleving.
A. Mbome probeert de relevante teksten van de beide verhandelingen te duiden aan de hand van de Ethica, het hoofdwerk van Spinoza.
J.-L. Lantoine wijdt zijn bijdrage aan de vaak hevige emoties die het mensenhart beroeren en die hen niet zelden ertoe aanzetten om de gelijkheid die ze voor zichzelf opeisen, toch onredelijk aan anderen te ontzeggen. Mensen kunnen zich als eender of vergelijkbaar beschouwen, zonder zich daarom als gelijken te zien, en omgekeerd. Het is de bekende beschrijving van deze emoties in het derde en vierde deel van de Ethica die aan de basis ligt van zijn onderzoek.
De laatste twee bijdragen, enerzijds een artikel van Vittorio Morfino en anderzijds een interview van de beide redacteurs, draaien om de notoire Antonio Negri, door velen als een autoriteit beschouwd over de marxistische Spinoza-literatuur.
De paperback is zeer verzorgd en aantrekkelijk uitgegeven door Kimé in Parijs. Zelfs de voetnoten blijven vrij goed leesbaar. Er is een beperkte maar degelijke bibliografie en namenindex.
Categorie:ex libris
11-08-2022
Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
Wat loopt daar? Een biologische kijk op rassen.
Midas Dekkers
Atlas Contact 9789045041537
Midas Dekkers’ kijk op rassen is fascinerend. Niet alleen is zijn benadering origineel en uitdagend, ze is tevens bijzonder rijk gestoffeerd, zowel met talloze voorbeelden als met bijzonder goed gekozen en prachtig weergegeven illustraties. Het is geen handboek, maar een lang en goed gestructureerd betoog in de beste traditie van het wetenschappelijk gefundeerd essay, waarmee het de heldere taal en de spitse verwoording gemeen heeft. Na een degelijke uiteenzetting over een of ander min of meer complex probleem volgt meteen een rake kwinkslag of een geestige pun die je pasverworven inzicht moeiteloos confirmeert in een tevreden glimlach, of een opluchtende schaterlach. Zo merkt hij op dat vogelaars zich helemaal niet interesseren in de meest voorkomende vogel: de kip. En hij besluit: ‘Bij vogel hoort kijker, bij kip hoort appelmoes.’ (blz. 164)
Zijn taal en stijl mag dan hier en daar al bevrijdend luchthartig zijn, het onderwerp van zijn studie is dat allerminst. Vertrekkend van de in het oog springende schier eindeloze variëteit van de levende wezens, gaat hij na hoe de mens spontaan probeert om enige structuur te ontdekken in die verscheidenheid, en zoals de Bijbelse eerste mens een naam geeft aan de dieren. In de loop der tijd heeft ook de wetenschap zich daarop toegelegd, en de auteur schetst in rake bewoordingen de manieren waarop men daarbij is tewerk gegaan. Zolang men enkel kon voortgaan op het uiterlijk, en niet wist wat voor de gelijkenissen en verschillen verantwoordelijk was, bleef dat noodgedwongen een vrij arbitraire bedoening, met alle soms pijnlijk verrassende gevolgen van dien.
Dat andere levende wezen, de mens, kwam al heel snel tot de vaststelling dat zelfs de mensen in de meest nabije omgeving sterk verschillend zijn, zowel in hun verschijning als hun gedrag. Wanneer de mens begint te reizen, komt men in aanraking met volkeren die nog sterker verschillend zijn op alle mogelijke manieren, waarvan de huidskleur een van de meest opvallende is.
De neiging, of de nood, om tot een indeling in de verscheidenheid te komen van levende wezens, planten, dieren, mensen, is onweerstaanbaar en heeft geleid tot zeer uiteenlopende resultaten, die niet zelden afhankelijk zijn van vooringenomenheid, en dan vooral wanneer het gaat om de indeling van mensen. Het inzicht dat alle mensen ‘eender’ zijn, ondanks de opmerkelijke verschillen, is allicht altijd enigszins aanwezig geweest, zeker bij direct contact onder de betrokkenen, al was het maar door het feit dat ze met elkaar seksueel verkeer konden hebben en zich met elkaar konden voortplanten. Maar de ongelijkheid heeft altijd evenzeer en zelfs nog veel krachtiger meegespeeld in de verhouding tussen mensen en volkeren, of rassen en soorten. De auteur gaat dieper in op zowel de theoretische benadering, door de eeuwen heen tot op onze dagen, van deze verhoudingen, als op de praktijken, die zoals we weten geen toonbeeld zijn van medemenselijkheid, en dat is een extreem eufemisme.
Zelfs wanneer de wetenschappelijke inzichten, naast de psychosociale en de politieke, tot de slotsom komen dat de verschillen weliswaar reëel, maar daarom nog niet essentieel zijn, blijft het moeilijk om iedereen daarvan te overtuigen, en is het nodig om dat in lokale of universele wetten en verklaringen vast te leggen, die tot op de dag van vandaag in niet geringe mate veeleer idealen (moeten) vooropstellen dan dat ze de werkelijkheid zouden beschrijven. Men mag dan al goedschiks of kwaadschiks aanvaarden dat alle mensen ‘eender’ zijn op wetenschappelijke, genetische gronden, de raciale vooringenomenheid blijft bestaan, en blijft leiden tot de meest verwerpelijke discriminatie.
Een van de meest prangende vragen is ongetwijfeld of de uiterlijke kenmerken van groepen, soorten of rassen gekoppeld zijn aan bepaalde andere eigenschappen, van bijvoorbeeld karakteriële aard, of aan mentale vermogens. Dat dit het geval zou zijn, is altijd al voor heel veel personen een evidentie geweest. Men schrijft aan alle mogelijke ‘soorten’ specifieke eigenschappen toe, men beoordeelt mensen op hun uiterlijk en hun gedrag, en het is moeilijk om niet in stereotiepe benaderingen te vervallen, die zijn al lang vast ingesleten in onze perceptie en ons taalgebruik.
Wat Midas Dekkers ons leert, zowel op grond van zijn scherpe analyses van vroegere wetenschappelijke en populaire opvattingen over variëteit en ras, als van zijn voorbeeldige uitleg over de huidige stand van zaken op wetenschappelijk, maatschappelijk en politiek gebied, is dat veel van wat we denken of menen te weten het best met een stevige korrel zout genomen wordt. Hij relativeert voortdurend zeer overtuigend en vaak tot op het bot, zonder evenwel tot een globale eigen opvatting te komen die als absolute waarheid kan of moet aanvaard worden. De lezer zal zich uiteindelijk zelf een oordeel moeten vormen, al is het voor Midas Dekkers wel duidelijk welke oordelen wel en vooral welke niet met de waarheid overeenstemmen. Voor de eeuwige en nog steeds brandend actuele discussie over racisme is dit boek een verplichte blikverruimende leerschool in onbevooroordeeld en rigoureus denken.
In de loop van de lectuur wordt de lezer royaal vergast op een ware plethora aan interessante, nuttige en zelfs noodzakelijke informatie over talloze aspecten van het leven en de studie daarvan. Zelden is zoveel belangrijk materiaal over dit onderwerp zo helder, boeiend, onderhoudend en zelfs intrigerend in een Nederlands van zo hoge literaire kwaliteit verzameld als in dit bewonderenswaardige boek. Bovendien is het bijna luxueus uitgegeven, op groot formaat, rijkelijk en in volle kleur geïllustreerd met artistieke afbeeldingen uit de betrokken perioden. De lectuur wordt niet verstoord door pedante voetnoten, maar de geïnteresseerde lezer vindt moeiteloos alle referenties keurig achteraan in een verantwoording van de illustraties, een uitvoerige literatuuropgave, en een exhaustief register.
Categorie:ex libris
29-06-2021
Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid. De mens op zoek naar zijn plaats in de kosmos, 288 blz., Sterck & De Vreese, Gorredijk, 2021, € 25,95.
In de loop van de evolutie is de mens ontwikkeld tot een wezen dat in staat is om na te denken over zichzelf en zijn omgeving, als een middel om te overleven en te floreren. Voor de meeste mensen betekende dat, zoals nog steeds het geval is, dat men zich enerzijds aanpast aan de omgeving, en anderzijds dat men de omgeving aanpast aan zichzelf. Het is de primitieve mens meteen opgevallen dat de wereld allesbehalve chaotisch is. Er zijn talloze regelmatig terugkerende verschijnselen die niemand ontgaan, zoals dag en nacht en de wisseling van de seizoenen, de schijnbare bewegingen van de hemellichamen, eb en vloed, regen en droogte enzovoort. Ook het biologische leven is gekenmerkt door vaste patronen van geboorte en dood, ontstaan en vergaan, seksualiteit, migratie, eten en drinken en honger en dorst, enzovoort. Vanuit de natuurlijke drang naar zelfbehoud probeert de mens zich te beschermen tegen gevaren en zich profijt te doen met de geboden mogelijkheden. Zich herinneren wat vroeger gebeurd is en het onderkennen van patronen en die situeren in de tijd, laat toe te anticiperen op wat komen gaat. Hoe beter men de toekomst kan voorspellen, hoe minder men gevaar loopt door de gebeurtenissen verrast te worden, en hoe meer men gebruik na maken van gunstige omstandigheden.
Als de wereld dan niet chaotisch is, is er een systeem dat men kan onderkennen. Dat dag en nacht elkaar afwisselen is een elementair verschijnsel, waaraan wakker zijn en slapen intrinsiek verbonden zijn, zeker zolang men niet in staat is om zelf licht te maken. Veel conclusies hoeft men daaruit niet te trekken. Maar het is niet zo eenvoudig als het lijkt. De dagen worden langer in de zomer en weer korter naargelang het kouder wordt. En deze cyclus herhaalt zich. Men kan het houden bij deze eenvoudige vaststellingen, die in een agrarische gemeenschap de basis vormen van het bestaan. Maar de mens is nieuwsgierig. Op zeker moment gaat men nauwkeuriger observeren en tellen en noteren, en wat men vaststelt is zo verrassend dat men zich stilaan ook gaat afvragen waarom er een voorspelbare regelmaat is. Deze verwondering, ontstaan uit grotendeels praktische overwegingen van zelfbehoud, leidt tot vragen die verder gaan dan dat. De mens is niet tevreden met het vaststellen van regelmaat en wetmatigheden, de mens wil weten waarom dat zo is. De mens wil niet alleen weten, maar ook begrijpen. Kennis blijkt bovendien macht in te houden. Wie beschikt over kennis, is beter gewapend tegen onheil en beter in staat om zaken in eigen voordeel aan te wenden. Wie kennis heeft, staat tevens hoog in aanzien. Aanzien is macht en verantwoordelijkheid. Macht is lucratief. Dat stimuleert het verwerven van kennis, maar ook het privilegiëren van kennis: als iedereen over dezelfde kennis beschikt, vormt kennis geen onderscheid meer tussen de mensen. Wie over kennis beschikt, zal die zo goed mogelijk te gelde maken, en ze beschermen als een kostbaar goed, veeleer dan ze zonder meer met anderen te delen. Het verwerven van kennis wordt een doel op zich, voorbehouden voor enkelingen of een intellectuele of sectaire elite.
Twee tradities ontwikkelen zich. Enerzijds zijn er sluwe lieden die beweren over kennis te beschikken die hun door de goden medegedeeld is. Het zijn deze goden die de wereldorde beheersen en die naar eigen goeddunken beslissen over wat er te gebeuren staat, hetzij volgens een regelmaat en wetmatigheden, hetzij volkomen willekeurig. De bedoeling van deze priesterkaste is het verwerven van macht en rijkdom. Anderzijds zijn er mensen die gegrepen zijn door de verwondering en op zoek gaan naar aannemelijke verklaringen. De complexiteit van de verschijnselen noopt hen tot steeds verdere verklaringen, die geen vrede nemen met de mythische verhalen en de religieuze contexten van de priesters. Zij leggen de grondslagen van de wetenschap.
In zijn boek gaat Hans Plets op zoek naar het verhaal van deze wetenschap in onze westerse wereld. Hij behandelt achtereenvolgens de antieke Griekse-Romeinse beschaving, de periode van de Middeleeuwen tot de Moderne tijd, de wetenschap in de Moderne tijd, en ten slotte de hedendaagse wetenschap. Zijn ‘denken spitst zich toe op drie vragen: de vraag naar de kern: wat zijn de bouwstenen van de werkelijkheid en, daarbij aansluitend, hoe komt verandering tot stand? De vraag naar de kosmos: wat is de structuur van de kosmos, hoe is ze (sic) ontstaan en hoe evolueert ze? De vraag naar de kennis: hoe bereik je zekere kennis?’ (blz. 24)
Aanvankelijk zijn deze vragen verweven: natuurfilosofie is zowel natuurkunde als filosofie, er wordt geen onderscheid gemaakt tussen beide. Men kan geen filosoof zijn zonder kennis van de fysica en de wiskunde. Het is pas veel later dat men filosofische domeinen zal betreden die slechts van ver te maken hebben met de werkelijkheid en zich vooral toespitsen op de kennis en haar draagwijdte, en dat de wiskunde en de fysica een graad van abstractie en autonomie zullen bereiken die hen onbereikbaar zullen maken voor niet-specialisten, filosofen en gewone stervelingen.
In zijn betoog betrekt de auteur nagenoeg alle belangrijke aspecten, figuren, scholen en tradities van onze westerse beschaving, en dat is op zichzelf al een niet geringe verdienste. Wie zich daarin nog niet heeft verdiept, vindt hier een uitstekende inleiding, maar ook wie al vertrouwd is met de grondslagen van onze beschaving zal hier talrijke nieuwe inzichten verwerven, en belangrijke verduidelijkingen van begrippen en redeneringen die vaag of wazig gebleven waren. Het zou wenselijk zijn dat een dergelijk inzichtelijk overzicht de grondslag zou vormen van het onderwijs in onze scholen en universiteiten, het is elementaire, onmisbare basiskennis.
Bovendien is het niet alleen geschreven in een vlot leesbare taal en doorspekt met talrijke sprekende voorbeelden en geestige anekdotes, citaten en gezegden, het is ook voorbeeldig gestructureerd tot een sterk samenhangend geheel, verbonden door vele zinvolle rode draden.
Zelfs in de laatste twee delen, respectievelijk over de moderne en de hedendaagse wetenschap, blijft het betoog begrijpelijk, ook al zijn de behandelde onderwerpen dat vaak niet. Een auteur die erin slaagt om de niet-gespecialiseerde lezer tot het laatst geboeid te houden in een vertoog over kwantumfysica geeft blijk van wel uitzonderlijke educatieve gaven.
Het boek is opgelucht met talrijke verhelderende illustraties. De keuzes bij de opmaak zijn geslaagd, de tekst is goed leesbaar, de lay-out aantrekkelijk modern.
Vergeleken met al deze kwaliteiten van het boek lijken de geringe gebreken ervan welhaast verwaarloosbaar. Nederlandse lezers zullen misschien geamuseerd of juist gecharmeerd zijn over bepaalde Vlamismen, zoals het weglaten van de buigings-e. Vlaamse lezers zullen misschien verbaasd zijn over het geslacht van sommige woorden (tijd, kosmos, school). De gebruikelijke verwarring over wat nauwelijks te overschatten en niet te onderschatten is, slaat ook hier enkele keren toe. Typefouten zijn uiterst zeldzaam (morgen, blz. 273), versprekingen bijna onvindbaar (13,8 miljard jaar, blz. 234).
Niet alleen de auteur, maar ook de Uitgeverij Sterck en De Vreese heeft, met het bestellen en tot stand brengen van dit boek, de Nederlandstalige wereld een grote dienst bewezen. Wij hopen en wensen dat het zijn weg zal vinden naar talrijke lezers van alle leeftijden en gezindten.
Categorie:ex libris
21-06-2019
God is groter. Het testament van Spinoza.
Uitgeverij Coriarius heeft het genoegen de publicatie aan te kondigen van
God is groter
Het testament van Spinoza
Karel D’huyvetters
De filosoof Baruch of Benedictus de Spinoza (1632-1677) heeft ons geen ander testament nagelaten dan zijn filosofische geschriften, waarvan het grootste gedeelte pas na zijn dood gepubliceerd werd door zijn vrienden. Karel D’huyvetters vertaalde eerder de belangrijkste werken van Spinoza en voorzag ze van een uitvoerige toelichting. Op basis van die grondige vertrouwdheid met het gedachtegoed van deze uitzonderlijk radicale profane denker heeft hij nu een ‘testament’ van Spinoza geschreven, waarin hij zich inleeft in het laatste levensjaar van Spinoza.
In zijn fictief testament formuleert Spinoza hier terugkijkend op zijn korte leven de diepste kerngedachten van zijn bevrijdende levenswijsheid zoals hij dat zelf tijdens zijn leven nooit gedaan heeft. Voor de lezer is het een bondige, heldere samenvatting van de hoopvolle blijde boodschap die Spinoza zijn tijdgenoten voorhield, een boodschap die na meer dan drie eeuwen niets van haar scherpe klaarheid of haar indrukwekkende overtuigingskracht verloren heeft.
Spinoza was zijn tijd ver vooruit. Zijn diepdoorleefde gedachten behoren tot het onvergankelijke gemeenschappelijke erfgoed van de hele mensheid.
Karel D’huyvetters, God is groter. Het testament van Spinoza, Werchter: Uitgeverij Coriarius, 2019, isbn 9789082602197, 36 blz., paperback € 9 – voor Nederland € 10 (verzendkosten inbegrepen).
Peter Venmans, Discretie. Essay over een vergeten deugd, Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2019, 222 blz., paperback 13,5 x 21 cm, isbn 9789045037196, € 19,99.
Peter Venmans is filosoof, hispanist en essayist. Van hem verschenen eerder De ontdekking van de wereld. Over Hannah Arendt; Over de zin van nut; Het derde deel van de ziel. Over thymos; Amor Mundi. Met dit essay is hij dus niet aan zijn proefstuk. Ook hier blijkt zijn grondige kennis van de geschiedenis van de filosofie en van de literatuur. Het namenregister telt maar liefst 125 namen, er zijn tien bladzijden eindnoten met bibliografische verwijzingen. De auteur gaat bij al deze auteurs te rade om na te gaan wat zij in hun tijd al dan niet onder discretie verstonden. En dat blijkt zeer verschillend te zijn in verschillende perioden en verschillende culturen. Deze inductieve methode om tastend tot een definitie te komen van ‘discretie’ is kenmerkend voor Peter Venmans. Hij dringt zijn eigen mening niet op. Niet zelden vertrekt hij van een citaat van een belangrijke of relevante auteur en gaat dan nog even verder in de directe rede, waarbij hij de opvattingen van deze auteur verder expliciteert en samenvat. Zo komt het dat we in dit essay niet één maar verscheidene ‘definities’ vinden van discretie. Tussendoor probeert Peter Venmans zelf voorzichtig tot voorlopige of gedeeltelijk conclusies te komen; nooit zijn die apodictisch of definitief. Hij beschouwt deze discrete benadering ongetwijfeld als een kwaliteit en de lezer zal dat graag beamen: deze presentatie is immers heel genietbaar. Men wordt niet geconfronteerd met de expliciete en eenduidige stelling van de auteur en met de harde bewijzen die hij daarvoor meent te hebben. Men krijgt integendeel een brede waaier van mogelijkheden aangeboden, die het onderwerp van alle kanten benaderen op een boeiende en uiterst leesbare manier.
Toch mist men af en toe een moment van persoonlijke deductieve filosofische bezinning en duiding door de auteur, waarbij de puntjes op de i gezet worden, vertrekkend van een bepaald mens- en wereldbeeld, en daaruit afleidend wat men onder discretie moet of kan verstaan, en wat niet. Zo blijven we het heel essay door in het ongewisse over het onderscheid tussen de twee elementaire vormen van discretie, namelijk enerzijds het discreet blijven over zichzelf in de contacten met anderen en anderzijds de discretie die men aan de dag legt tegenover anderen, het respecteren van hun privacy, zowel door terughoudendheid in het vernemen van persoonlijke informatie als in het verbreiden daarvan. Nu eens lijkt het over het ene aspect te gaan, dan weer over het andere, en dat is weleens verwarrend. De auteur gaat ook niet in op de betekenisvolle vraag of er misschien een verband is tussen de ‘oorspronkelijke’ betekenis van discretie, namelijk het onderscheidingsvermogen, of de ratio zelf, en de latere afgeleide betekenis van ‘terughoudendheid’. Een duidelijke afspraak over het begrip discretie in de inleiding ware nuttig geweest, maar zelfs tot in de slotbemerkingen blijft een zekere vaagheid ter zake bestaan. Het is evenmin duidelijk of discretie tegenover de privacy van anderen erin bestaat dat men niet te veel wenst te weten, dan wel dat men desgevallend zoveel mogelijk probeert te weten te komen, maar daarover de gepaste geheimhouding bewaart. Voortdurend blijft het onduidelijk of het bij discretie nu gaat om het weten dan wel om het al dan niet gebruiken van wat men weet. Er kunnen goede, zelfs dwingende redenen zijn waarom men bepaalde informatie niet gebruikt. Maar zijn er ook dergelijke redenen om iets niet te (willen) weten, behalve dat we nu eenmaal moeilijk onze mond kunnen houden?
In zijn uiterst brede historische en literaire blikveld laat de auteur zich weleens verleiden tot verrassende en zelfs onvermijdelijk verdachte veralgemeningen. Het is niet omdat de Griekse taal geen woord zou hebben voor wat wij nu gewoonlijk onder discretie verstaan dat zij dat begrip niet zouden gekend hebben en dat zij zich dus nooit discreet zouden gedragen hebben. Misschien zijn er andere aspecten die meer naar voren komen in hun literatuur, maar alleen al het feit dat zij het seksuele en het scatologische zo goed als volledig onvermeld laten, wijst erop dat ook zij wel degelijk althans die vorm van discretie kenden; het ware trouwens verwonderlijk dat een cultuur die wij verder op alle mogelijke manieren als de onze kunnen beschouwen uitgerekend op dat punt totaal anders zou geweest zijn. Overigens is het niet omdat een bepaalde auteur in een bepaalde taal en tijd het woord ‘discreet’ gebruikt, dat dit woord de betekenis heeft die wij eraan geven. Zo lijken de talrijke passages waar Peter Venmans het heeft over hoofsheid, galanterie, en gedragsnormen aan het hof niet zozeer over discretie te handelen, maar over cynische manipulatie en ergerlijke simulatie.
Een terugkerend thema is de hedendaagse openbaarheid van persoonlijke informatie, denk maar aan de sociale media. Onze auteur is er geen voorstander van. Maar ook hier schippert hij soms: enerzijds verdedigt hij het recht van iedereen op privacy, maar anderzijds moet hij wel erkennen dat het verzwijgen van onwelvoeglijkheid en misdaden niet wenselijk is. Uiteindelijk heeft of geeft hij geen antwoord op de vraag waarom precies men recht heeft op discretie over persoonlijke gegevens, tenzij een heel vage eis om niet altijd tot het uiterste te gaan, om elke persoon levensruimte en rust te gunnen. Zo niet vreest hij de totale ontsporing van de maatschappij en de ondergang van elk persoonlijk leven. Dat doemdenkend standpunt verdedigt hij niet overtuigend. Niet iedereen die volop gebruik maakt van sociale media loopt tegen een burn-out aan. Het overweldigende succes van deze sociale media wijst erop dat er blijkbaar een grote behoefte bestaat aan deze vorm van communicatie, waaraan men overigens vrij is deel te nemen of niet en op de manier die men zelf kiest. Je privacy gaat tenslotte maar verloren als je ermee te koop loopt.
In het essay wordt discretie vaak voorgesteld als een geven en nemen, een beurtelings of gelijktijdig aanwezig en afwezig zijn, verdwijnen en verschijnen. Bijvoorbeeld: een ouder komt stiekem met de deur van de kamer op een kier de spelende kinderen genietend observeren, en sluit dan zonder zich te vertonen weer de deur. Men kan dat misschien discreet noemen, maar nog discreter is het wanneer de ouder zijn kinderen niet gaat begluren en zich dat zelfs niet eens in het hoofd haalt.
Taalkundig zijn er enkele slordigheden te vermelden. Opeenvolgende vervoegde werkwoorden die niet tot dezelfde werkwoordgroep behoren, worden niet altijd gescheiden door een komma. Staande uitdrukkingen zoals ‘te gepasten tijde’ krijgen soms een -n te veel. Heel vervelend is dat woorden in een vreemde taal meestal zonder aanhalingstekens of cursivering weergegeven worden. De auteur gebruikt voortdurend ‘dit’ waar men ‘dat’ verwacht: het eerste verwijst naar iets dat volgt, het tweede naar iets dat voorafgaat. ‘Eerder’ gebruiken we bij voorkeur in de zin van ‘vroeger’, in het andere geval is het beter ‘veeleer’ te gebruiken. ‘Jeronimus’ lijkt wel een contaminatie van ‘Hiëronymus’ en ‘Jérôme’. ‘Chirurgische operatie’ is een pleonasme. ‘Zo optimaal mogelijk’ is een ongelukkige contaminatie. Er is een verschil tussen eropuit zijn en erop uit zijn. Combinaties met er, daar, waar en hier worden aaneengeschreven. Ergerlijk is het ongegeneerd exclusief mannelijk taalgebruik. De auteur voelt dat hier en daar zelf aan, maar heeft er geen elegante oplossing voor, en dat leidt tot verwarde passages, bijvoorbeeld op blz. 15 en 172).
Citaten en halve citaten zijn af en toe onnauwkeurig: de hele waarheid en niets dan de waarheid; de mens is een ‘ongevederde tweevoeter’ (en niet: viervoeter). Historische informatie is niet altijd even betrouwbaar, bijvoorbeeld over Spinoza blz. 108, of over Augustinus blz. 189. Bijbelvastheid mag men de dag van vandaag ook al niet meer eisen of verwachten: Petrus’ verloochening van Jezus speelt zich niet af in de Hof van Olijven, maar op de binnenplaats van het huis van de Hogepriester.
Met deze publicatie blijft Peter Venmans trouw aan zijn beproefde essayistische methode: de eclectische benadering van een thema via talloze vindplaatsen bij andere auteurs, ruimschoots gelardeerd met citaten en verwijzingen die getuigen van zijn grote belezenheid en eruditie. Hijzelf blijft daarbij bewust discreet op de achtergrond, merkwaardig genoeg overigens iets meer dan dat op Facebook het geval is…
Categorie:ex libris
18-10-2016
Rudolf Agricola (recensie)
Rudolf Agricola, Brieven, levens en lof. Van Petrarca tot Erasmus, vertaald, bezorgd & ingeleid door Fokke Akkerman & Adrie van der Laan, Amsterdam: Wereldbibliotheek, s.d. (2016), 383 blz., hardcover, €49,99.
Als Rudolf Agricola (1444-1485) in Nederland nagenoeg onbekend is, wat moeten we dan zeggen over zijn bekendheid in Vlaanderen? Met dit lijvige maar ook prijzige boek kan daarin misschien verandering komen. Laten we even de inhoud bekijken. In de inleiding krijgen we een verantwoording van het boek: Agricola is de moeite waard. Daarop volgt een overzicht van zijn leven en werk.
Een tweede sectie gaat onder de hoofding ‘De vitae’. Een vita is een levensbeschrijving, een vast genre in de geschiedschrijving. Er zijn zes vitae, en die worden kort toegelicht: Agricola’s Vita Petrarchae, en Vitae van Agricola zelf, van de hand van Johannes Trithemius († 1516), Johann von Plieningen (†1506), Goswinus van Halen (†1530), Gerard Geldenhouwer (†1542), en Philippus Melanchton (†1560).
Het derde deel introduceert de 55 brieven die de ‘correspondentie’ van Agricola vormen: 51 van zijn hand en vier aan hem gericht. Ook die worden kort in hun context geplaatst.
Dan volgen de Nederlandse vertalingen van de zes Vitae, elk voorzien van een inleidende toelichting. Aan het einde van dit deel is er een toelichting bij een aantal namen en begrippen uit de Vitae.
Het vijfde deel wordt gevormd door de Nederlandse vertalingen van de 55 brieven, zonder verdere inleiding maar wel gevolgd door een toelichting bij elke van de brieven. Het zesde deel gaat over Agricola en Erasmus. Aan de hand van een aantal fragmenten uit het oeuvre van Erasmus (1469?-1536) die over Agricola handelen wordt nagegaan hoe goed ze elkaar gekend hebben en hoe Erasmus over Agricola dacht.
Er zijn nog twee bladzijden met noten, drie met een literatuuropgave, vijf met een lijst van de geciteerde werken in de Vitae en in de brieven, en vijf met bibliografische informatie over Agricola en het Agricola-onderzoek.
Deze vrij ingewikkelde structuur van het boek wordt bij het lezen niet meteen duidelijk. Bovendien is ze aanleiding tot een verspreiding van de informatie over een bepaald onderwerp over verscheidene onderdelen van het boek, wat enerzijds zorgt voor zoekwerk naar het ontbrekende, en anderzijds voor herhalingen.
De auteurs hebben ervoor gekozen Agricola’s leven en werk voor te stellen aan de hand van deze Vitae en de brieven, en dat is al bij al een ietwat vreemde keuze. Over het hoofdwerk van Agricola, De inventione dialectica libri tres of ‘De dialectische vinding’ van 1479, eerste druk 1515, vernemen we vrijwel niets en dan nog enkel terloops; zelfs het basisprincipe van dat werk de loci (plaatsen) of de manier om een onderwerp te behandelen, wordt nauwelijks toegelicht. We weten niet eens of er van dat werk een Nederlandse vertaling is. Akkerman had de vitae over Agricola en de brieven al in de jaren tachtig van de vorige eeuw vertaald en daar later Agricola’s vita van Petrarca aan toegevoegd, maar het is net meteen duidelijk of en waar die gepubliceerd zijn. De Brieven werden in 2002 in het Engels vertaald en uitgegeven door Van der Laan en Akkerman, de zes Vitae en de tekst over Erasmus van Akkerman verschenen in 2012 in een Engelse vertaling en verschijnen dus wellicht hier voor het eerst in het Nederlands, maar zeker weten we dat niet. Allicht is alles heel duidelijk voor de auteurs, maar de lezer heeft het behoorlijk moeilijk om de ware toedracht te achterhalen.
Het gaat dus hoofdzakelijk om oud materiaal dat aangevuld werd met toelichtingen op grond van meer recent onderzoek, wat de leesbaarheid niet echt bevordert. Men zou zich bij een zo prijzige en uitgebreide publicatie, bedoeld om Agricola bekend te maken bij een ruimer Nederlandstalig publiek, veeleer verwachten aan een ruime selectie uit zijn eigen werk, behoorlijk ingeleid en toegelicht. In plaats daarvan heeft men geput uit allerlei eerdere publicaties of ongepubliceerde manuscripten en heeft men geprobeerd met die stukjes een geheel te vormen dat een goed beeld zou moeten schetsen van de figuur en het werk van Agricola. Dat is echter niet gelukt, niet het minst omdat de heterogene fragmenten de stijlkenmerken van hun eigen wetenschappelijk genre behouden hebben.
Agricola is een interessante figuur uit de boeiende periode van de late Middeleeuwen en het vroege Humanisme, en hij is uitzonderlijk omdat hij afkomstig was uit Friesland, wat men toen toch niet echt als een centrum van de beschaafde wereld kon beschouwen. Dit boek doet geen recht aan zijn uitzonderlijke intellectuele kwaliteiten. De vijf Vitae over hem zijn weinig interessant. Tal van brieven zijn niet meer dan stijloefeningen vol clichés, de leukste zijn die waar hij ongedwongen vertelt over het wel en wee van zijn persoonlijk leven. De beschouwingen over Erasmus en Agricola krijgen hier veel meer belang dan ze verdienen, alsof men het nodig achtte Agricola’s faam op te dirken met de lof van een meer bekende Nederlandse humanist. Al de teksten waren al ter beschikking van geïnteresseerden in wetenschappelijke publicaties in het Engels en het Duits. Men had dus mogen hopen op een meer coherente voorstelling van leven en werk van deze figuur bij een heruitgave in het Nederlands. De cognoscenti hebben dit boek niet meer nodig, en voor het gewone publiek is het allicht te geleerd, te dik en te duur. Jammer, want er was beslist wel iets van te maken.
Categorie:ex libris Tags:geschiedenis
13-06-2016
Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
Jan Verplaetse, Bloedroes. Over onmodern geluk, Amsterdam: Nieuwezijds, 2016, 336 blz., € 22,95 (pb).
In een boekbespreking zeg je meestal iets over de auteur: wat hij in het leven doet, wat hij nog geschreven heeft, welke studies hij gedaan heeft. Ik zal dat bewust niet doen, omdat ik meen dat dergelijke gegevens irrelevant zijn in dit geval.
Bloedroes is een ergerlijk, weerzinwekkend boek. Ik heb het dan niet over het onderwerp, bloed, maar over de manier waarop de auteur zijn onderwerp behandelt. Hij heeft waarschijnlijk zowat alles gelezen wat een Google-zoekopdracht daarover kan opleveren en hij bespaart ons daarvan vrijwel niets. Hij doet dat echter op een bijzonder irritante, frustrerende manier. Bijbelse gegevens bestudeert hij niet als exegeet of theoloog; cultuurgegevens bekijkt hij niet als antropoloog; historische feiten en verhalen niet als historicus; psychologische verschijnselen net als psycholoog; filosofische ideeën niet als filosoof, en ga zo maar door. Hij leest en interpreteert alles uitsluitend vanuit zijn persoonlijke obsessie met bloed, een obsessie die we gerust ongezond kunnen noemen, of zelfs ronduit ziekelijk. Hier is geen wetenschapper aan het woord, al tooit hij zich met de veren van de wetenschap. De lezer weet niet waar hij het heeft. Wanneer de auteur je confronteert met een schijnbaar wetenschappelijke analyse van feiten en meningen, ben je geneigd daaraan geloof te hechten. Maar al na enkele paragrafen besef je dat de wetenschap slechts schijn is en de analyse verstoken is van elke wetenschappelijkheid. Steeds weer mist de auteur de pointe van zijn bronnen, omdat hij niet geïnteresseerd is in wat die aan objectieve en verifieerbare informatie te bieden hebben, maar enkel uit is op materiaal om zijn eigen bijzonder bedenkelijke fascinatie met bloed te voeden. Wat een boeiende studie had kunnen worden van een inderdaad fascinerend onderwerp, is ontaard in uiterst onzindelijke egotripperij, een ernstig intellectueel onwaardig. Ik wens er niet meer woorden aan vuil te maken, ik voel me al bezoedeld genoeg na lezing van het grootste gedeelte van dit boek; ik geef immers graag toe dat ik het niet tot het einde heb kunnen of willen lezen, en dat wil wat zeggen, in mijn geval.
Categorie:ex libris
09-05-2015
Charles Vergeer, Overspoeld door de eindigheid. (recensie)
Charles Vergeer, Overspoeld door de eindigheid. Inleiding tot de metafysica, Budel: Damon, 2015, 204 blz., € 15,90 (pb).
Het is niet elke dag dat er een inleiding tot de metafysica verschijnt en al helemaal niet in het Nederlandse taalgebied en dan nog in het oorspronkelijk Nederlands. Dat was genoeg om mij tot lezen aan te zetten.
Van bij de aanvang valt op dat het hier niet gaat om een strak gestructureerde en methodische uiteenzetting van wat metafysica nu eigenlijk is, hoe ze ontstaan en geëvolueerd is en wat de hedendaagse geldende opvattingen ter zake zijn. De teksten zijn de weergave van colleges die de auteur gegeven heeft voor een selecte groep van honours studenten en worden omschreven als oefeningen. Maar niet helemaal, want het interactieve karakter van die colleges kunnen in een boek niet tot hun recht komen, natuurlijk.
Wat we aangeboden krijgen, blijkt een transcriptie te zijn van de mondelinge bijdrage van de docent, veeleer min dan meer aangepast aan het boekformaat. Men leze het boek dus het best als dusdanig: beeld je in dat je de auteur zijn teksten hoort debiteren in een auditorium of seminarielokaal. Hij benadert zijn onderwerp flanerend langs bekende en minder bekende paden, sprekend in een half poëtische, half filosofisch-technische badinerende spreekstijl waarvan sommige filosofen menen dat die van hen verwacht wordt door een belangstellend publiek. Wat niet moeilijk kan gezegd worden is de waarheid niet, lijkt het parool te zijn.
Typisch zijn de Heideggeriaanse etymologieën en pseudo-etymologieën en woordsplitsingen die een ver-borg-en waar-heid moet-en ont-hullen. Het is allemaal zo vaak gedaan in de vorige eeuw, dat het meer dan een beetje oubollig aandoet dat in 2015 nog eens voorgeschoteld te krijgen.
We krijgen dus veeleer flarden van uiteenzettingen dat een rustig betoog, met talrijke citaten in het Latijn, Grieks, Engels, Duits, Frans, soms vertaald (of hertaald, of erger) maar vaak ook niet, nog meer verre verwijzingen naar bekende en minder bekende auteurs uit de hele geschiedenis van het denken. De vele herhalingen die in een voordracht nog enig nut kunnen hebben, verliezen in een boek hun zin en worden als slordigheden ervaren die men is vergeten weg te werken bij de revisie.
Men kan zich echter afvragen of er van enige revisie wel sprake is geweest. Slordig is ook het taalgebruik, met talloze gevallen van de haar-ziekte (‘Het Griekse woord logos werd in haar Latijnse vorm opgenomen…’, blz. 37; ‘Het heelal spat niet uiteen maar dijt uit en behoudt haar samenhang.’, blz. 57), vreemde vormen van geslachtsverwisseling (‘De tijd gaat niet teloor in het verleden, noch verliest ze zich in de toekomst, ze behoudt haar samenhang…’, ibid.; ‘… een boom het kan verdragen dat ze haar wortels verlaat…‘ (blz. 64); ‘… en dat al gerijpte en volgroeide, volwassene en voltooide haar duur kende waarna haar tijd gekomen was en ze weer ten onder ging.’, blz. 64), een Angelsaksisch naast elkaar plaatsen van woorden (‘promotie plechtigheid’, blz. 59; ‘twee werelden leer’, blz. 63; ‘een chrono fobische jongeling‘, blz. 95), foute vervoegingen (‘het ontbreek’ blz. 31), feitelijke onjuistheden (‘acht miljard mensen’, blz. 36; ‘… in de duisternis van ons bloed bijvoorbeeld, zijn miljoenen bacteriën’, blz. 89); warrige beeldspraak (‘Er moet ruimte blijven voor andere wegen naar Rome.’, blz. 68); historische miskleunen (‘Descartes… wilde aansluiting zoeken bij de moderne natuurwetenschappen zoals die vooral door Newton belichaamd werden’, blz. 77; toen Descartes stierf, was Newton zeven jaar oud), onterechte meervouden (‘De gemaakte serie opmerkingen … roepen veel vragen op’, blz. 87) enzovoort, enzovoort.
Een geval apart zijn de Latijnse citaten en verwijzingen. Alle grammaticale fouten daarvan opsommen, zou meer dan een volle bladzijde in beslag nemen. De meest schrijnende zijn het herhaalde ens creata en het hilarische Homer sacer (blz. 86, waarschijnlijk geïnspireerd door de metafysicus Simpson met die naam). Indien iemand dit boek nagelezen heeft, kende die geen Latijn.
Met het Grieks gaat het niet beter. Enerzijds heeft de auteur kritiek op de vertaling van (naast anderen) Paul Claes van een Herakleitos-citaat (blz. 78), maar dan gaat hij doodleuk verder en plagieert Claes’ verklaring van zijn vertaling voor het opbouwen van zijn eigen verklaring van het begrip fusis. Het toppunt bereiken we met een volgend citaat van Herakleitos, dat de auteur vertaalt als ‘Lijken zijn betere uitwerpselen dan mest’. Nu hoef je geen Grieks te kennen om meteen in te zien dat dit zelfs voor Herakleitos al te cryptisch is. Wat er staat is natuurlijk dat lijken betere mest zijn dan uitwerpselen. Even verder staat een net zo klungelige vertaling van fragment B20, die zelfs als kopje dient voor het hoofdstuk (‘Opdat de dood niet uitsterft’, terwijl het Grieks zegt ‘… en laten ze kinderen na om te sterven’. En op blz. 105 moet ook Euripides eraan geloven: het bekende citaat ‘O goden! Goddelijk is het je vrienden te herkennen!’ wordt onbegrijpelijk vertaald als ‘het is God als de geliefde bekend wordt’. Blijkbaar kent iemand ook geen Grieks.
Of Italiaans, want ook die citaten gaan de mist in (tra il finestre, blz. 115). Enkel het Duits lijkt meestal te kloppen.
Al dat fraais maakt het lezen een frustrerende, ja ergerlijke bezigheid. Het mag een wonder heten dat iemand nog de moed opbrengt om zich in de inhoud te verdiepen. Maar ware heldenmoed is vereist om zich daaraan te wagen. Men kan zich niet van de indruk ontdoen dat de auteur zoals het orakel van Delphi door geestesverruimende of postprandiale wasems in een soort trance is gebracht en ons van daaruit eindeloos overspoelt met onsamenhangend geleuter van een verregaande apodictische arrogantie, gelardeerd met filosofisch jargon, citaten, verwijzingen, boutades, bon mots en vage vluchten van de fantasie. Wie na een pijnlijke worsteling met de eindeloze bladzijden eindelijk met een zucht van verlichting het boek dichtklapt (indien dat al niet veel eerder gebeurd is, wat meer waarschijnlijk is), weet voorwaar niets meer over metafysica dan aan het begin van deze lijdensweg.
Boeken als dit bezorgen de filosofie haar slechte reputatie. Maar, lieve lezers en lezeressen, vergis je niet: dit boek is geen filosofie, maar een parodie daarvan. Lees dus maar liever het Wikipedia-artikel of ga een flinke wandeling maken. Om bij het citaat van Herakleitos te blijven: dit boek, het ‘lijk’ van de colleges waarmee deze docent zijn studenten teisterde, is helaas geen betere mest dan uitwerpselen, maar slechtere.
Categorie:ex libris Tags:filosofie
18-10-2013
Recensie: De naakte perenboom. Op reis met Spinoza, Rudi Rotthier
Dit is nu eens geen boek dat speciaal voor Spinoza-kenners geschreven is. Het is evenmin zomaar een vrijblijvend leuk reisverhaal van een Vlaming wandelend door Nederland. Rudi Rotthier (zeg rottier, niet rotjé) heeft in dit boek vooral zijn eigen tocht, zijn queeste, beschreven, een periode uit zijn leven toen hij intens bezig was met Spinoza, en met Nederland.
Het is vanzelfsprekend geen toeval dat de auteur die twee themas met elkaar verbonden heeft en ze in zijn boek onlosmakelijk verweeft. Spinoza was een geboren en getogen Nederlander, dat is op zich al een goede reden. Maar niet zomaar een Nederlander: hij heeft een belangrijke rol gespeeld in het Nederland van zijn eigen tijd, de Verenigde Provinciën. Hij was toen al beroemd ‒ en berucht ‒ tot ver buiten de toenmalige landsgrenzen. Zijn geschriften waren, hoewel verboden, bekend over heel Europa, zoals onlangs nog bleek toen in het Vaticaan een handgeschreven kopie gevonden werd van zijn hoofdwerk, de Ethica, dat in Rome dus bekend was nog voor het werd uitgegeven na Spinozas dood in 1677. Hij had contact met onder meer Leibniz en via Henry Oldenburg ook met de Britse Royal Society. Hij correspondeerde met vriend en vijand, al is dat in zijn geval een eenzijdig begrip, dat we helemaal aan de kant van die vijanden moeten situeren: Spinoza was niemand vijandig gezind.
Zijn invloed is na zijn dood alleen maar toegenomen en is blijven voortduren tot op de dag van vandaag. In Nederland vind je ten minste twee Spinoza-huizen, verscheidene standbeelden, een aantal Spinoza-straatnamen, enkele Spinozakringen, een Spinozavereniging, enkele Spinozawebsites, een (uitstekend!) Spinoza antiquariaat Spinoza stond destijds op het hoogste bankbiljet en prijkt op postzegels en penningen, en de belangrijkste Nederlandse wetenschappelijke onderscheiding is de Spinozaprijs. Er zijn talloze lezingen, cursussen, bijeenkomsten, congressen, dagen gewijd aan Spinoza. Er wordt volop gepubliceerd over Spinoza en zijn verzameld werk wordt er uitgegeven en in druk gehouden.
Spinoza was een exponent van die wonderlijke tijd in Nederland, de Gouden Eeuw, de Nederlandse Republiek, het eerste stadhouderloze tijdperk, de bloeitijd van de VOC. Spreken en schrijven over Spinoza is het over Nederland hebben, toen en nu. Een reisverhaal door Nederland aan de hand van Spinoza is dus een gelukkige combinatie, waarin Rudi Rotthier wonderwel geslaagd is.
Het is een boeiende mengeling geworden van tal van elementen. Er zijn momenten waarop het anekdotische van het reizen door hedendaags Nederland op de voorgrond treedt, en daarin toont de auteur zich een scherp waarnemer van het bijzondere in het banale: een trap die nergens heen voert, een oudere man die na een val op de hulpdiensten wacht, koude oliebollen, vuurwerkgekte en het Oranjegevoel, een hotelbrandje het zijn leuke vignetten, subtiel geschilderde Frans Hals- of Peter van Straaten-tafereeltjes die het boek verluchten als miniaturen in een handschrift, welkome onderbrekingen tussen de meer diepgaande historische, filosofische en sociaal-politieke passages door.
De auteur heeft voor deze laatste aspecten zijn huiswerk bijzonder goed gedaan. Hij heeft zich verdiept in Spinozas Nederland, maar is evengoed vertrouwd met de meer recente geschiedenis en met de Nederlandse politieke actualiteit. Hij heeft (heel!) Spinoza gelezen, ook in de eerste drukken, en ook heel wat secundaire literatuur, niet alleen de ernstige commentaren maar ook de Spinoza-biografieën en de roddels (wat helaas vaak hetzelfde is). Hij is vertrouwd met hedendaagse politieke theorieën en met het migrantenvraagstuk.
De lezer krijgt van al die aspecten (en nog tal van andere) hapklare en goed verteerbare dosissen voorgeschoteld en dat leidt niet tot een lastig volle maag-gevoel maar tot die zalige voldaanheid die een goede maar niet overdadige maaltijd kenmerkt, om even in de culinaire sfeer te blijven die Rudi Rotthier duidelijk ook wel kan smaken of terecht afkeuren.
Naar mijn aanvoelen zijn het echter de passages waarin hij, na enkele mislukte pogingen, erin slaagt om Spinoza te ontdekken in hedendaags Nederland, die nog het best geslaagd zijn en het langst blijven nazinderen. In welke mate is Nederland vandaag schatplichtig aan Spinoza? Welke ideeën hebben wij achteloos en zelfs met ondank van hem overgenomen? Een wethouder die de auteur meetroont naar een stadsontwikkelingsgebied dat nu eens niet bestaat uit identieke huisjes of flatgebouwen; een nationaal politicus met allochtone achtergrond die zijn jeugdige achterban confronteert met Spinoza als een gezond alternatief voor een al te fundamentalistische of simplistische lezing van de koran. Dat is toegepaste Spinoza van de bovenste plank: de democratie die Spinoza zo dierbaar was en die hij zo feilloos beschreef in zijn beide politieke traktaten, gerealiseerd in ons leven van alledag.
Enkele andere interviews zijn voor hun kwaliteit erg afhankelijk van de gesprekspartners van Rotthier. Als die niet goed op dreef zijn, of tegen de verwachtingen in niet veel te vertellen hebben, dan haal je daar als auteur nooit veel kruim uit. In enkele gevallen lijkt het wel om obligate bezoekjes te gaan aan de Nederlandse Spinoza-nestors: je kan geen boek schrijven over Spinoza in Nederland zonder Akkerman en Klever te vermelden, dat is nu eenmaal zo. Toch zie je de auteur opleven wanneer hij de confrontatie aangaat met bijvoorbeeld Miriam van Reijen, die hem stevig van repliek dient met enkele forse provocerende uitspraken.
Dit geldt, mutatis mutandis, eveneens voor de bezoeken aan de plaatsen die van nabij of van ver iets te maken hadden of hebben met Spinoza. De plaats waar een huis moet of zou gestaan hebben waar hij enige tijd verbleef; een naakte perenboom in een besloten tuintje; een landgoed waar hij ooit te gast was; een stad die hij onder mysterieuze omstandigheden bezocht Soms blijkt de teleurstelling van de auteur zo duidelijk dat ze afstraalt op de lezer. Twee bezoekjes aan het Spinozahuis in Rijnsburg, waarvan een ter gelegenheid van de heropening, leveren geen sprankelende bladzijden op over Spinoza, doch amper enkele meewarige realistische of zelfs ronduit cynische uitspraken over Rijnsburg toen en nu.
Toch komt Spinoza ruim aan bod, mondjesmaat of in langere historische of inhoudelijke stukken. Hier blijkt de gedrevenheid waarmee Rudi Rotthier met Spinoza omgaat, maar evengoed zijn bedrevenheid in het formuleren van de essentie van Spinozas werk. Hij doet dat aan de hand van terloopse citaten en omzettingen in hedendaagse taal van kerngedachten uit Spinozas werk. Kenners zullen die feilloos situeren, de auteur doet dat niet: dit is een boek zonder voet- of eindnoten en dat is goed, het is immers een reisverhaal, zij het dan van een intellectuele reis. Rotthier bezondigt zich niet aan oppervlakkige eenzijdigheid als hij Spinoza uit de doeken doet, en dat siert hem. Hij laat zich niet verleiden tot geleerde uiteenzettingen of langdradige analyses. Vaak sluit hij zijn eigen zinnen over Spinoza af met een vraagteken. Hij is nog op reis, hij weet dat hij die denkbeeldige veilige haven nog niet heeft bereikt waar men voorgoed kan aanmeren en tevreden zuchten: ik begrijp Spinoza volkomen. Het is overigens niet erg druk in die haven: wie daar aankomt, in dat niet zo hippe Tipperary der Spinoza-egotrippers, zal er amper iemand aantreffen, op een enkele ingebeelde reïncarnatie na van onze filosoof in een om veiligheidsredenen aangemeten of noest zelfgebreide dwangbuis.
Dit boek is een merkwaardig weefwerk van talrijke kleurige draden, een prettig patchwork van zorgvuldig gestikte stoffen, een kwistige quilt van intrigerende verhalen die moeiteloos een overtuigend geheel vormen. Spinoza-kenners zullen er zichzelf en Spinoza in herkennen; wie Spinoza beter wil leren kennen vindt er een aangename en leerrijke schets van het terrein, met handige wegwijzers naar nevenfiguren, historische achtergronden en verre filosofische horizonten, naar een aantal van de hoogste maar ook van de laagste punten van Spinoza- en Nederland. Het is een gedegen maar speelse introductie, gebouwd op een levendige reiservaring en een diepe persoonlijke bewondering voor die fascinerende figuur uit een verleden dat allicht enkel nog van ver als goud oplicht, en op een wondere wandeling langs enkele onbegane en andere platgetreden wegen, op zoek naar de Verlichting, of je eigen verlichting.
Rest ons nog te zeggen dat de taal en stijl van deze ervaren auteur niet alleen vlekkeloos maar bovendien sprankelend zijn, wat het boek bijzonder aantrekkelijk en genietbaar maakt; dat het werk fraai is uitgegeven, gezet uit een prettig leesbare letter, met voor een keer ook voldoende witruimte om de tekst te laten ademen.
De schaarse Vlaamse Spinozaliteratuur is met dit veelzijdig bevredigend boek van Rudi Rotthier een waardevolle bijdrage rijker, waarvan men ook in eponiem Nederland zeker zal genieten. Warm aanbevolen!
Categorie:ex libris Tags:literatuur
18-12-2011
e-readers, e-books, e-lezers en e-boeken
Sinds enige
tijd is er een belangrijke evolutie aan gang in de wereld van het lezen. Ik
meen zelfs dat we stilaan van een echte revolutie mogen spreken, die best te
vergelijken is met dat ander belangrijk moment in de intellectuele geschiedenis
van de mensheid: de uitvinding en verbreiding van de boekdrukkunst. Waarover
heb ik het?
Over
elektronisch lezen of in het Engels e-reading.
Het moest er
wel van komen. Sinds vele jaren zijn velen onder ons gewend geraakt aan het
lezen van allerlei documenten op ons computerscherm, zowel op het werk als
thuis. We staan er niet meer bij stil. Wij lezen of schrijven omzeggens geen
brieven meer, alles gaat via e-mail of sms of twitter of facebook, noem maar
op. Ook onze facturen krijgen we op die manier aangeboden en betalen doen we via
thuisbankieren. Alle aanbieders van nieuws en informatie, radio en tv, de
kranten en tijdschriften, zijn aanwezig op internet. En wat ben jij op dit
ogenblik aan het doen? En ik op het ogenblik dat ik dit schrijf?
Eén domein
ontbrak aanvankelijk: het boek. Daarin is nu, na een vrij lange en aarzelende aanloop,
een doorbraak gekomen die onze leefomgeving grondig aan het veranderen is.
Het was al
enige tijd zo dat je bepaalde boeken op internet kon vinden, vele oudere
publicaties zelfs helemaal gratis. Maar boeken lezen op je computerscherm
vonden veel mensen niet prettig. Het formaat waarin boeken aangeboden werden
was ook niet specifiek gericht op die manier van lezen en de kwaliteit van de
schermen liet ook wel eens te wensen over, zeker bij langdurig gebruik. Het was
vooral Amazon, de wereldleider in boekenverkoop (naast ongeveer alles) via
internet, die het gat in de markt zag en die een eigen systeem ontwikkelde,
waarbij enerzijds boeken werden aangeboden in een elektronische versie die
specifiek gericht was op lezen op scherm en anderzijds ook specifieke e-readers ontwierp, kleine handige
toestelletjes waarop je die boeken kon lezen. Kindle was geboren.
Aanvankelijk
waren die nog vrij duur, ongeveer $500, maar vandaag kan je al een Kindle kopen
voor minder dan 100. Het zijn merkwaardige gadgets, 16x11x0,8 cm, met een
scherm dat ongeveer zo groot is als een pagina van een pocket, vaal wit van
kleur en scherpe, duidelijke zwarte letters. Men spreekt van e-inkt,
elektronische inkt, omdat het niet gaat om een scherm dat licht uitstraalt
zoals een computerscherm, maar om een wit oppervlak waarop de zwarte letters
verschijnen. Als je in het donker wil lezen, heb je dus verlichting nodig, wat
bij je PC of laptop niet het geval is. Precies omdat er geen licht uitgestraald
wordt, is het lezen van e-inkt veel minder vermoeiend dan letters op een
PC-scherm.
Er zijn tal
van aantrekkelijke kanten aan zon e-reader of e-lezer.
Om te
beginnen is er het formaat. Het toestel weegt bijna niets, is flinterdun en
ligt gemakkelijk in de hand. Er zijn geen draden aan, de batterij gaat geruime
tijd mee en laadt op via de usb-ingang van je PC. Er is een geheugen van
ongeveer twee Gb, genoeg om meer dan duizend (!) boeken op te slaan. Je kan het
geheugen uitbreiden met een SD-geheugenkaart, zodat je het onwaarschijnlijke
aantal van bijna twintigduizend boeken kan meenemen waar je ook gaat.
Dit is nu wat
ik bedoel met een revolutie: ons huis staat van boven tot onder vol met boeken,
maar wij komen waarschijnlijk niet eens aan tienduizend.
E-boeken
koop je via internet. Die zijn (meestal) een flink stuk minder duur dan de
papieren exemplaren. Boeken waarop geen auteursrechten meer rusten zijn gratis
of voor slechts enkele euros verkrijgbaar. Zo zijn er al tienduizenden oude en
nieuwe publicaties beschikbaar bij verscheidene aanbieders zoals Amazon zelf,
maar ook bol.com doet mee en stilaan springen alle uitgevers op de kar.
Boeken
aankopen is ook simpel: je kan het aanbod raadplegen op je e-lezer, even
klikken en binnen de dertig seconden staat de hele tekst op je apparaatje! De
technologie is die van je GSM, je mobieltje.
Lezen op een
e-reader is best aangenaam, het scherm went snel. Je ontdekt ook allerlei
hulpmiddelen. Ik erger me elke dag aan de veel te kleine letters van allerlei
publicaties, sommige boeken kan ik gewoon niet lezen en dat is frustrerend,
omdat ik weet dat dit niet zal beteren, mijn ogen gaan er nu eenmaal op
achteruit, binnenkort kan ik alleen nog de boeken in grote letter lezen, maar het
weinige dat in dat formaat beschikbaar is, interesseert me langs geen kanten.
Met de e-lezer is dat opgelost: je bepaalt zelf de lettergrootte, zelfs het
lettertype, de lengte van de regel, het contrast, de helderheid, bij sommige
modellen zelfs de achtergrondkleur.
En niet
alleen dat: het ding onthoudt welk boek je aan het lezen was en opent op de
bladzijde waar je gebleven was! Je kan ook aantekeningen maken, met een stift,
zoals je met een potlood (nooit met iets anders!) zou doen in je (eigen) boek.
Als je een woord niet kent, in het Nederlands of in tien andere talen, dan
dubbelklik je op dat woord en je ziet de uitleg van het woordenboek
verschijnen. Als dat niet voldoende is, kan je zomaar overschakelen naar
internet (als je een draadloze verbinding in huis hebt) en zoeken met Google of
op Wikipedia. Dit is volledig kosteloos, er is geen abonnement nodig, er zijn
geen verborgen kosten. Je kan ook markeringen aanbrengen om belangrijke of
interessante passages gemakkelijk terug te vinden, je kan teksten ook markeren
zoals je dat met een stift zou (willen maar niet durven) doen. De bladzijde
omslaan doe je met een druk op de knop of met een veeg van je vinger zoals op
een IPhone. Je kan ook je eigen teksten opslaan, zoals je boekenlijst bijvoorbeeld, zodat je geen boeken meer koopt die je al hebt.
Kindle is
ook beschikbaar als een programma voor PC en Mac, maar ook voor iPhone en IPad.
Ik heb Kindle op mijn PC en heb er een aantal gratis of bijna gratis boeken gedownload.
Gisteren heb ik op die manier een boek van Voltaire gelezen, zijn Lettre sur la tolérance, à loccasion de la
mort de Jean Calas (1763 sqq.) Eerst het boek gratis aankopen bij
Amazon.fr, het staat ogenblikkelijk op je PC. Dan de instellingen: bladspiegel,
lettertype en corpsgrootte, achtergrondkleur, woordenboek enzovoort, even mijn
laptop installeren op mijn leestafeltje en we zijn vertrokken van uit mijn luie
zetel. Ik heb een draadloos klavier en muis bij de hand. Op de achtergrond
draait Internettuner.nl en via een kabeltje is mijn laptop verbonden met de
stereoset; als de muziek op een van de zestien klassieke radiokanalen me niet
bevalt stop ik een cd in mijn laptop en zo begeleidt Mendelssohns kwartetmuziek
me aangenaam. De hemel op aarde, toch?
Ik heb lang
geaarzeld voor een Kindle en op een dag, enkele weken geleden was ik zover dat
ik er een wou bestellen, prijs 99. Tot mijn verbazing bleek dat van uit België
niet mogelijk te zijn bij een van de Europese Amazon-winkels op internet. Frankrijk,
Spanje, Italië, Duistland, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Zwitserland, zelfs Canada,
Japan en China, maar niet België en Nederland. Wij kunnen enkel terecht in de
V.S. Daar kost de goedkoopste Kindle amper $79, dat is omgerekend 60, maar!
Voor het buitenland is de basisprijs voor hetzelfde toestel $109; daar komt BTW
en verzendingskosten bij, samen omgerekend ongeveer 135. Kijk, lieve lezer,
dat neem ik niet, op zon momenten ben ik een erg principieel mens. Als ik in
Frankrijk en Duitsland, enkele tientallen kilometers hiervandaan, een toestel
kan kopen voor 99, dan ga ik dat niet kopen in Amerika voor bijna 40 extra.
En dus ben
ik op zoek gegaan naar een alternatief. Onmiddellijk bleken die overvloedig
voorhanden te zijn, in alle vormen, kleuren en prijzen. Je hebt al een e-reader
met kleurenscherm (geen e-inkt) voor amper 50 bij Blokker!
Enig
vergelijkend onderzoek bracht me bij de gloednieuwe Sony PRS t1, richtprijs 144,
die nog enkele voordelen had boven de Kindle. Maar die bleek plots bij onder
meer bol.com niet leverbaar wegens de overstromingen in Thailand, waar ie
gemaakt wordt en de prijs was dientengevolge ook gestegen tot ongeveer 180,
ook bij Sony zelf. Even zoeken op internet en ja hoor: bij Fnac.be was hij er
nog, in wit, zwart of rood; prijs 155. Leden krijgen een korting, maar niet op
e-readers. Maar Fnac heeft ook maandelijkse ledendagen en dan krijg je als lid
10% op alles. Dus heb ik mijn e-reader gekocht op de ledendag. Thuisgekomen,
uitgepakt, geïnstalleerd en klaar is kees. Ik ben binnengetreden in de brave new world van het e-boek.
Lieve lezer,
dit is waarlijk een revolutie. Niet alleen voor de lezer, maar ook voor de andere
spelers in de boekenwereld. De schrijver moet nu al zijn boek elektronisch
aanleveren aan de uitgever, manuscripten willen ze daar met geen tang meer
aanraken. Maar nu kan je als auteur een stapje verder gaan. Je kan je werk
immers als e-boek rechtstreeks aanbieden bij een boekverkoper zoals Amazon,
bol.com, Waterstones, Barnes & Noble enzovoort. Het hoeft dus niet meer zo
nodig gedrukt te worden, maar als iemand daar behoefte zou aan hebben, zijn er
drukker-uitgevers die dat op bestelling doen, voor een prijs die niet
noodzakelijk veel hoger ligt dan bij grote oplagen.
Ik zie dus
een toekomst waarin de nadruk die eeuwenlang heeft gelegen bij de letterzetters,
de drukkers en de boekbinders in dienst van de uitgevers, helemaal verschuift
naar de auteur en zijn publiek, met als tussenpersoon ten hoogste een
elektronische boekhandel die voor de reclame en de verkoop instaat. Dat is een
revolutie op tal van punten, waarvan het fysische aspect wel het meest
opvallende is: geen papieren boeken meer, of slechts uitzonderlijk en op
bestelling. Dus geen papierverslindende uitgeverijen meer die miljoenen
goedkope pockets de wereld insturen die binnen de kortste keren tot pulp
vermalen worden of bij de wegenbouw gebruikt worden, geen bibliotheken meer,
privé of openbaar met kasten vol snel verouderende en desintegrerende boeken.
In de plaats daarvan een wereld vol e-boeken, oud en nieuw, gratis of voor een
zeer beperkte som ter beschikking van iedereen vanuit zijn of haar luie zetel,
op reis, op vakantie, waar je ook bent.
Denk eens
aan een bestseller zoals De da Vinci-code
van Dan Brown. In plaats van een berg van miljoenen papieren pockets, één
elektronische tekst die kan vermenigvuldigd worden naar believen en verspreid
via GSM-masten en opgeslagen op een simpel apparaatje, waar die nauwelijks
enige plaats inneemt. Dat moet kunnen voor een fractie van wat het nu kost en
dat moet zich dan ook vertalen in de prijs die de consument ervoor betaalt.
Neem nu het
boek van Voltaire dat ik net las. Als ik dat zou willen lezen in gedrukte vorm,
dan moet ik naar een gespecialiseerde bibliotheek, waarschijnlijk een
universiteitsbibliotheek, waar ik het in het beste geval kan ontlenen voor een
maand en dan nog moet terugbrengen ook, natuurlijk. Als ik het echt wil, dan
gaat me dat veel geld, tijd en moeite kosten om het te vinden en aan te kopen,
waarna het een plaatsje zal moeten zien te krijgen op mijn overvolle
boekenrekken. Vergelijk dat met de nieuwe mogelijkheden: gratis en onmiddellijk
voor altijd van mij, op elk moment, om het even waar, zonder dat het plaats inneemt,
zonder dat er bomen moeten sneuvelen, voor eeuwig fris en onvergankelijk en leesbaar
in steeds grotere letters naarmate ik ouder word en nadien zonder enige moeite desgewenst
overdraagbaar naar de volgende generaties, die daar ook geen zolderruimte
moeten voor vrijmaken. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik ervoor gewonnen
ben.
Ik weet het
wel, lezers zijn nostalgische wezens, of dat is toch wat ik hoor. Ze willen een
boek kunnen vastnemen, het ruiken, het opbergen, het koesteren, het bezitten
vooral. Ze willen het echt lezen, elke bladzijde omslaan, genieten van elke fraai
gedrukte letter op het al dan niet handgeschept papier
Hoewel ik
ook zo ben, ben ik toch volledig gewonnen voor de nieuwe wereld. Ik ben nu al
weken het jongste boek Jonathan Israel aan het lezen. Het is mooi uitgegeven, stevig
gebonden. Maar het weegt 1,1 kilogram, het papier is hinderlijk blauwig wit, de
veel te kleine letters, de veel te lange regels en de veel te volle bladzijden en
het gewicht laten me niet toe om er langer dan een uur na elkaar in te lezen en
zo krijg ik de duizend bladzijden maar niet verwerkt Geef mij maar een
elektronisch exemplaar! Meer nog: indien ik al mijn boeken elektronisch zou
hebben, op mijn PC, mijn laptop en/of mijn e-reader, dan zou ik zeker negen op
de tien boeken in mijn bezit met plezier van de rekken halen. Het is mij immers
niet te doen om een boek te bezitten, maar om het te lezen. Bij een boek gaat
het mij om de inhoud.
Maar wat met
al die afgedankte boeken?
Lieve e-lezer
(want dat ben je nu toch), ik kan het niet over mijn hart krijgen om zelfs het
meest dwaze boek te liquideren of het naar de kringloopwinkel te brengen, en de
tweedehandse boekhandels nemen de meeste boeken zelfs niet meer gratis aan, er
zijn er gewoon al te veel. Ik koop nog elke week echte boeken, nieuwe en tweedehands.
Ik kan het niet laten. Het is een gewoonte, een hobby. Het is iets dat ik doe.
Mijn
elektronische bibliotheek is dus geen vervanging voor mijn echte, het is veeleer
een fantastische aanvulling ervan, een die ik enthousiast onthaal. Toen
Columbus voet aan wal zette in de Nieuwe Wereld moet hij zich zo gevoeld
hebben. Hij hoefde toch ook Europa niet te verloochenen of achter zich te laten
nu hij deze nieuwe horizonten had ontdekt, met al hun wondere mogelijkheden die
hij toen, vijfhonderd jaar gelden, nauwelijks kon vermoeden?
Lets boldly go
where no man has gone before
Categorie:ex libris Tags:maatschappij
14-10-2011
Interview Jonathan Israel
Trouwe
lezers weten dat Jonathan Israel een van mijn meest geliefde auteurs is. Ik ben
dezer dagen overigens diep verzonken in zijn jongste werk, Democratic Enlightenment. Philosophy, Revolution, and Human Rights
1750-1790. Het is weer een turf, het derde deel van zijn trilogie over de
Radicale Verlichting, goed voor 1066 bladzijden. Je zal dus nog even op een
bespreking moeten wachten. Ondertussen geniet ik.
Ik vond een recent
interview met professor Israel, in het Nederlands, zeer toegankelijk. Klik hier om het eens te
lezen, warm aanbevolen. Let niet op enkele schrijffoutjes.
Categorie:ex libris Tags:maatschappij
20-11-2010
My kind of writer: John le Carré
De nieuwste van John le Carré is al enkele
weken uit. Ik had hem besteld bij Amazon in Amerika bij voorintekening en kreeg
hem thuis toegestuurd bij verschijnen; normaal kost ie $27,95, ik betaalde
ongeveer 20, verzendingskosten inbegrepen, voor een nette hardcover.
John le Carré, Our Kind of Traitor, 307 pp., Viking, New York, 2010, is de 22ste
roman van de grootmeester van de naoorlogse spy
story. Ik ben een fan sinds de late jaren 1960, ik heb al zijn boeken in
hardcover én in paperback, ik lees elk nieuw werk enthousiast en herlees zijn
ouder werk af en toe, steeds met ontroering en diepe voldoening. Ik zal niet
zeggen dat le Carré (°1931) beter wordt met ouder worden, zoals de betere wijn.
Wellicht ligt zijn hoogtepunt vroeger in zijn carrière, vooral in de jaren 70
en 80. Maar hij is blijven schrijven op een zeer hoog niveau en ik ben drommels
blij dat hij dat nog altijd doet.
Verre van mij dus om, zoals sommige fans,
zijn jongste werk teleurgesteld af te doen als een péché de vieillesse.Wat le Carré
doet op zijn 80ste, dat kunnen er weinig op welke leeftijd dan ook,
in welke taal dan ook. Chapeau dus. Je kan bij hem terecht voor enkele
spannende uren, maar dan niet voor het soort goedkope thrillers dat je snel
leest en dan weggeeft of weggooit. Bij hem heb je steeds het gevoel dat je een
Belangrijk Boek aan het lezen bent. Hij schrijft niet zozeer over wat een
bepaalde persoon overkomt, als wel over wat wij allen meemaken in ons
persoonlijk leven en in onze maatschappij. Je bent zelf betrokken in wat hij
schrijft, je kan er niet onderuit om erin op te gaan, je voelt je mee
verantwoordelijk voor wat er gebeurt met zijn hoofdpersonages, voor wat er
gebeurt in onze wereld. Wat le Carré schrijft kan aanspraak maken op universele
menselijke waarde.
John le Carré is niet alleen een ongeëvenaard
meester in de taal (lees hem als het enigszins mogelijk in zijn rijk gevarieerd
maar steeds herkenbaar pittig Engels), hij is ook een genie wat betreft het
decor. Hij beschrijft met krachtige, trefzekere trekken de wereld die wij
kennen, van onze eigen reizen of van de vele toeristische documentaires op tv.
Zoals een film staat of valt met de locaties waar hij gedraaid is, zo
onderscheidt een boek van le Carré zich door de feilloze keuze en de subtiele
beschrijving van de omgeving waarin de hoofdpersonages zich bewegen. Of dat nu
de universiteit van Oxford is, een luxueus vakantieoord op Antigua, backstage
op Roland Garros of een stijlvol maar duur hotel in Zwitserland, de auteur weet
je met enkele perfect genoteerd details het gevoel te geven dat je er al
geweest bent, dat je er thuis bent, dat je zonder verdere informatie zelf je
weg zou kunnen vinden. Je ruikt de dennen in het gebergte of het vocht van de
kelder van een huis in een buitenwijk dat te lang heeft leeg gestaan. Je ziet
jezelf in de regen lopen en je voelt de claustrofobie van een modern maar net te
klein appartement in de stad.
Ook op psychologisch gebied hoeft le Carré
van niemand lessen te krijgen. Zijn personages zijn echte mensen, met hun goede
en vooral ook hun minder goede kanten. Helden zijn er niet, iedereen heeft
gebreken. Meestal en ook in dit boek is er niet echt een hoofdfiguur, een
personage waar alles om draait, vanuit wiens perspectief alles wordt bekeken.
De aandacht verschuift van de ene naar de andere en ze hebben elk hun waarheid,
elk hun belang, elk hun opinie, naargelang van hun eigen verleden en
toekomstverwachtingen. Het zijn mensen van vlees en bloed en zo worden ze ook
beschreven, in sprekende fysische details, ook als ze kaal zijn of te dik, als
ze net dat kleine beetje manken, als ze zweten of dronken zijn of hun geduld
verliezen of wenen zonder enige aanwijsbare reden.
Alles van le Carré is vertaald in
tientallen talen, ook in het Nederlands. Je kan Ons soort verrader vandaag overal vinden in de boekhandels en
bibliotheken, prijs ongeveer 15. Voor de Engelse hardcover betaal je ook hier
in de winkel niet meer dan 20. Succes verzekerd, veel leesplezier!
Categorie:ex libris Tags:ex libris
03-08-2010
boeken zoeken
Een zekere aanwijzing van het belang van
een auteur of van een specifiek werk is de vermelding in andere publicaties
door andere auteurs. De kwaliteit van die werken en die auteurs is dan weer een
betrouwbare aanwijzing voor de kwaliteit van het werk in kwestie. Of anders
gezegd: als je bij verscheidene auteurs die je hoogacht een lovende verwijzing
vindt naar een zelfde andere auteur of publicatie, dan zijn de kansen groot dat
het om een interessant werk gaat.
Door dat principe toe te passen ben ik in
januari 2009 terecht gekomen bij Jonathan Israel, klik hier voor meer: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=630277.
Verscheidene duizenden bladzijden van die begenadigde auteur later bevestig ik
hier graag dat dit een ervaring was die mijn leven grondig heeft veranderd.
Het was onder meer in de bibliografie van
Israels boeken dat ik een verwijzing vond naar Alan Charles Kors. Ik kwam hem
opnieuw tegen in het buitengewoon boeiende en belangrijke verzamelwerk van
Hunter en Wootton, Atheism from the Reformation tot the
Enlightenment, klik hier voor meer: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=513403.
Ik vermeldde toen dat dit boek moeilijk te vinden is en ook nog schrikkelijk
duur. Ik vond onlangs via internet een betaalbare reprint (1999) in Duitsland
en ben dus nu de trotste bezitter.
Ik begon mijn zoektocht in de LIBIS-catalogus
van de K.U. Leuven, maar zonder resultaat. Enkele maanden later zocht ik
nogmaals en kwam louter toevallig uit op
een exemplaar in een van de talrijke bibliotheken die zijn aangesloten op het
LIBIS-net, namelijk in het Grootseminarie Rolduc in Nederlands Limburg, dat een
behoudsgezinde faam geniet. Ik was van plan om bij gelegenheid in de
bibliotheek van de Theologische Faculteit te vragen of ze dit boek voor mij
wouden aanvragen via interbibliothecair leenverkeer (IBL), maar vergat dat
telkens opnieuw toen mijn aandacht afgeleid was door een andere interessante vondst
in het materieel en geestelijk erfgoed van professor Maurits Sabbe zaliger, aan
wie ik de beste herinnering bewaar van vele jaren intense samenwerking.
Enkele weken geleden was ik in de grote Leuvense
universiteitsbibliotheek aan het Ladeuzeplein en legde mijn vraag voor aan de
vriendelijke en steeds erg behulpzame mensen van de IBL-dienst. Die wezen me
erop dat Rolduc geen boeken uitleent. Toen ik daarop nogal beteuterd reageerde,
suggereerden ze me dat er nog wel ergens anders een exemplaar moest zijn. Ik
drukte mijn twijfels daarover uit: ik had er immers geen gevonden in de
LIBIS-catalogus. De medewerker knikte eens begrijpend en verdween dan met mijn
referentie naar zijn werktafel; na enkele klikken op zijn PC kwam hij terug met
de verheugende mededeling dat hij twee exemplaren gevonden had in andere
bibliotheken, een daarvan - evident! - de Koninklijke Bibliotheek Albert I in
Brussel, de Albertina. Je kan dus ook
in andere bibliotheken boeken ontlenen dan die van het toch al zeer ruime
LIBIS-netwerk; ik vernam later dat je via een link ook zelf kan zoeken in die
andere bibliotheken, maar die link heb ik nog niet gevonden. Enkele dagen later
kreeg ik een mailtje thuis: mijn boek was aangekomen; kostprijs voor de
operatie: vijf schamele euros. Thuisgekomen heb ik me aan het lezen gezet,
want je mag een IBL-boek in principe maar een maand houden.
Daarnet heb ik de laatste bladzijde
omgeslagen, met gemengde maar hevige gevoelens. Enerzijds ben ik blij en zelfs
een beetje trots dat ik het helemaal uitgelezen heb, anderzijds wou ik dat ik
er nog kon aan beginnen! Het is een van de beste boeken die ik ooit gelezen
heb.
Voor ik me aan een inhoudelijke
beschrijving waag, eerst enkele anekdoten.
De titel vermeldt: vol. I. Dat was ook J.
Israel opgevallen, hij merkt in zijn bibliografische referentie tekens op: no more so far. Zowel aan het begin,
onderweg en aan het einde van het boek verwijst prof. Kors nadrukkelijk naar
een volgend deel. Ik dus gezwind op zoek naar deel twee: als ik al zo had
moeten zoeken naar het eerste Maar nergens een spoor, behalve een titel in een
obscure referentie: vol. II Naturalism
and Disbelief, 1997. Ook niets op de website van Princeton University
Press; een mailtje naar de webmaster daar leverde niets op. Toen dacht ik: even
kijken op de website van Princeton naar de professor. Daar vond ik zijn
mailadres en dus trok ik mijn stoute schoenen aan en schreef hem deze mail:
Dear Professor Kors,
I am currently avidly reading your Atheism in France, vol. I.
Understandably, I was much aroused and tempted
by your announcement, in those pages, of the 'forthcoming' second volume. I
have searched the library databases and the web with great anticipation, but
have not found a trace.
So I take the liberty of addressing myself to
you directly, in order to find out whether the second volume has been
published as yet; if not, whether you still consider it, for better or for
worse, now twenty years later, 'forthcoming', and if so, within which possible
delay.
Thank you sincerely for your eagerly awaited
and much appreciated reply.
Een dag later had ik al
een antwoord! Ik vat het hier samen: de professor had zijn werk onderbroken
voor andere dringende taken, onder meer de leiding van de monumentale Encyclopedia of the Enlightenment en
enkele publieke opdrachten, maar hij is nu ongeveer klaar met deel twee én deel
drie, die hij over enkele maanden aan de uitgever zou voorleggen.
Je verneemt het hier,
heet van de naald, belangrijk wereldnieuws op cultureel gebied, nog voor het in
de pers komt!
Ondertussen was ik zo zo
verdiept in en zo enthousiast over vol. I dat ik tussendoor nog maar eens op
zoek trok naar een exemplaar om te kopen. Ik had dat vroeger ook al gedaan,
maar de prijzen schrokken me toen serieus af: tussen 180 en 300 dollar voor een
tweedehands exemplaar! Na veel zoeken vond ik enkele aanbiedingen voor minder,
maar die bleken telkens niet beschikbaar. Met veel moeite slaagde ik er toch in
om een betaalbaar exemplaar te bestellen bij de internetwinkel van Waterstones,
de opvolger van W.H. Smith, maar na een telefoontje met de winkel in Brussel twijfel
ik er sterk aan dat ze het boek kunnen leveren.
Vertwijfeld vroeg ik dan
aan een van de verkopers bij Amazon in Amerika of hun prijs van $ 185
bespreekbaar was; ze reageerden positief, maar wezen erop dat hun prijs
vergelijkbaar was met andere aanbiedingen. Nou, dat was erom vragen. Dit is de
tekst van de geïrriteerde mail die ik hen stuurde:
Hello, thank you for your reply to my query. I
am of course aware of the other companies' and sellers' price settings, but
those are beside the point that I am making. Really, it is precisely this
pernicious but ubiquitous system of setting one's prices in accordance with
those of others that makes for such unrealistic prices. In so doing, you are
moving away from good competitive practice in a free market. Buyers are looking
for the better price, not for uniform prices.
This book sold originally for $ 60; not
many were ever printed, so it is rare, especially so after 20 years, when only
some second hand copies are available. It is also highly specialized and dense,
and in a language that is practically unknown in the country it is concerned
with, France, so there are not many interested readers, and that is a serious
understatement. I read it on loan from the Royal Albertina Library in Belgium,
the only copy in our country. I was most probably the first person to read it
in 20 years. I can't imagine anyone with enough time on his hands and who would
be interested at all in a 20 year old book about the arcane philosophical and
theological details of a 17th century controversy in France, except me, a
retired registrar of a Theological Faculty (Louvain, Belgium).
What I am trying to say is that your price is unrealistic;
chances that you will ever sell this book are practically zero, whatever the
price. At your present coordinated and thus prohibitive price, all of you
hopeful sellers will undoubtedly get stuck with the few remaining copies you
have acquired by sheer accident and most probably at a ridiculous price.
I happen to be one of those exceptional persons
who have found this rare book, have read it and appreciated it enough to want
to own it. I am that rare potential buyer, most probably the only one you will
ever encounter. I am even willing to pay up to $100 for it, surface postage
included. That is a far cry from your asking price, but still a lot of money
for a book that I have already read anyway, just for the dubious pleasure of
having it take up space on my already dangerously overburdened bookshelves.
If you rather keep the book advertised and
unsold, that is fine with me, I don't really need it. Just consider the real
profit you could make now and the chance of receiving an offer like mine ever
again. Time is not on your side.
I appreciate your willingness to discuss this
with me and I look forward to your reply, even if it would be blunt.
Je weet nooit hoe een koe
een haas vangt
Even later kreeg ik hun
antwoord: ze gingen in op mijn voorstel! Ik heb het boek onmiddellijk besteld
en wacht nu op de levering, hopelijk is het nog in goede staat. 100 dollar of
ongeveer 75 euro is nog altijd een niet onaanzienlijke som gelds voor een
relatief oud boek, maar boeken is zowat het enige waar ik geld aan uitgeef,
dus
Tijdens het lezen viel
het me op dat prof. Kors af en toe even uit zijn rol stapt en een gevatte
persoonlijke noot inlast. Dat deed hij ook in een voetnoot en dat ontlokte me
deze mail die ik na enig zoekwerk trots aan hem richtte:
Dear Professor Kors,
on p. 228 of your Atheism in France, note 20,
you refer to the work of Spener, Confessio Naturae
contra Atheistas and ask your readers if they have seen it.
I have found a reference to the fact that
Spener sent the short essay with that title to his friend Spizel(ius) with a
letter (nr. 19, 20, or 24?), in 1668, who published it together with his own De AtheismoEradicando in 1669. Spener
had mentioned in the letter that he had not been able to identify the author of
the essay; Spitzel took that as false modesty and attributed it to Spener, who
was thereby clearly embarrassed, since the author was none other than the young
Leibniz. Leibniz took no offence, but entered in a friendly correspondence with
Spener subsequently. See Udo Sträter, Zum Verhältnis der fruhen Pietismus zu
den Naturwissenschaften, in: Pietismus und Neuzeit, band 32, 2006, P; 85.
The Confessio
is to be found in the collected works of Leibniz.
I surmise that you have come to the same
conclusion a long time ago. In the event that you had not, this reference may
be helpful.
Ik heb nog geen antwoord gekregen, maar dat
geeft niet.
Zo, dat was het
voorlopig, de boekbespreking volgt.
Nederlandse vertaling: De Weg,
Arbeiderspers, 2007
Verfilmd in 2009, met Viggo Mortensen
Ik kocht dit boek kort na
verschijningsdatum, maar het bleef ongelezen op mijn boekenplank staan. Een van
de redenen daarvoor was dat ik nog een ander boek van McCarthy staan had en dat
dus eerst moest lezen. Dat is ondertussen gebeurd, klik hier voor de
boekbespreking: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=565916.
Gisteren had ik net het laatste hoofdstuk
gelezen van Spinozas Ethica en ik
was klaar voor enige afwisseling. Veel groter kon de tegenstelling niet zijn,
zoals bleek.
McCarthy heeft een eigenzinnige taal en
stijl. Hij schrijft vanuit zijn buik, om zo te zeggen. Het lijkt wel alsof hij
zijn teksten in een soort trance dicteert, aan zichzelf of aan iemand anders. Zijn
taal staat ook zeer dicht bij het gesproken woord en dat niet alleen in de korte,
lapidaire dialogen, maar door heel het boek heen.
Anderzijds is het boek dan weer doorspekt
met allerlei Engelse woorden die je nog nergens bent tegengekomen. Ik mag
zonder overdrijven zeggen dat mijn kennis van het Engels heel behoorlijk is.
Het gebeurt me niet vaak meer dat ik nog een woordenboek moet raadplegen. Bij McCarthy
zou je dat om goed te zijn op elke bladzijde kunnen doen. Vaak zijn het echter
planten, bomen, dieren, voorwerpen, instrumenten, termen uit de landbouw of de
techniek. Na een tijd sla je die dan over: wat belang heeft het uiteindelijk
wat een harrow precies is: uit de
context weet je dat het een of ander landbouwgereedschap is; in dit geval een
eg.
De auteur heeft, zoals velen voor hem, het
woordenboek geplunderd, op zoek naar zeldzame, sonore, beeldrijke of gewoon
ongebruikelijke woorden. Het is een geliefkoosde bezigheid van dichters. Hij
gebruikt ook alle andere typisch poëtische procedés of dichterlijke vrijheden,
zoals het weglaten van werkwoorden en lidwoorden, het opeenstapelen van
adjectieven, opsommingen van zinsflarden, bevreemdende vergelijkingen,
alliteraties Vaak heb je inderdaad de indruk dat je poëzie aan het lezen bent.
Of filosofie; wat denk je hiervan: How
does the never to be differ from what never was? Vertaald: Wat is het
verschil tussen wat nooit zal zijn en wat nooit geweest is?
Het verhaal dan. Zonder te veel te willen
weggeven, kan ik wel zeggen dat het zich afspeelt in een postapocalyptische
wereld; dat is geleerde taal voor een klassiek thema uit de sciencefiction:
overleven na de wereldbrand. Een vader en zijn zoon trekken door een desolaat
landschap, vaag op weg naar de zee. Ze overleven op conserven die ze hier en
daar nog aantreffen in verlaten huizen. Af en toe worden ze gewelddadig
geconfronteerd met andere overlevenden.
En dat is het zowat. Als
actie-horror-thriller leunt het sterk aan bij Stephen King. Alleen het
bombaste, barokke, soms effenaf geforceerde taalgebruik maakt het verschil.
Er zijn ook een aantal pogingen tot
diepzinnigheid, maar die missen elke coherentie, zoals in het voorbeeld dat ik
hierboven al gaf. Het probleem is dat de auteur geen grond onder de voeten
heeft, geen eigen filosofie, levenshouding of overtuiging van waaruit hij vertrekt.
De wereld die hij ons voorstelt houdt geen steek: de hele beschaving is
vernietigd, alle planten en dieren, alle leven, alleen enkele mensen leven nog;
het klimaat is zo goed als onleefbaar. Er is dus geen enkele toekomst: wanneer
al de conserven op zijn en de laatste mens zijn medemens heeft opgegeten, is er
niets meer. Ja, veel bleker dan dat kan het natuurlijk niet en veel valt
daarover ook niet te filosoferen.
Voor mij was dat de grote teleurstelling van
dit boek. Ik heb destijds vele honderden sciencefictionverhalen verslonden
waarvan de meeste zich afspelen in een dergelijke wereld. Het is hetzelfde
thema als Robinson Crusoe: een eenzame overlevende in een vijandige wereld,
verstoken van alle vertrouwde beschavingselementen. De vraag is wat je met dat
thema doet. Sciencefiction is niet zomaar what
if? Het verhaal moet een functie hebben, moet ons iets leren over de mens.
De boodschap die we hier krijgen is: de wereld kan vernietigd worden (maar we
vernemen niet hoe of waarom dat is gebeurd); de mens kan niet overleven als al
het andere leven vernietigd is. Dat is zo evident dat het me niet de moeite
lijkt om daarover een boek te schrijven, zeker niet als er nergens een spoor is
van een oplossing: hoe kunnen we vermijden dat de wereld vernietigd wordt? Hoe
kunnen we overleven na de Apocalyps?
De gevaarlijke tocht van een vader met zijn
zoontje is een ontroerend thema, maar dat ouders van hun kinderen houden is
algemeen geweten, ook dat is geen verrassende boodschap. Het is dan ook een
verhaal zonder evolutie in de karakters, zonder zingeving, zonder opening naar
de toekomst. Het is gewoon een horrorverhaal, maar met literaire ambities.
Het ontbreekt dit boek aan echte menselijke
diepgang. De nadruk ligt op de gruwel, het geweld en de gedetailleerde beschrijving
van het kleurloze, levenloze decor, maar dat is al zo vaak en niet zelden beter
gedaan. Wat McCarthy met de taal doet is misschien wel spectaculair, maar taal
zonder inhoud is de slechtst denkbare poëzie. Woorden alleen kunnen ons niet
boeien, er moet ook iets verteld worden, als het kan iets belangrijks, iets dat
we nog niet wisten of iets waar we niet genoeg aandacht aan besteden.
Naar mijn aanvoelen is McCarthy daarin niet
geslaagd. Dat gebrek wordt niet goedgemaakt door gekunstelde zinnen als deze:
It
was snowing again, soft flakes drifting down out of the blackness. He dozed in
the wonderful warmth. The boys shadow crossed over him. Carrying an armload of
wood. He watched him stoke the flames. Gods own firedrake. The sparks rushed
upward and died in the starless dark. Not all dying words are true and this
blessing is no less real for being shorn of its ground.
Ik vermeld nog dat het boek zeer goed
onthaald is door omzeggens alle commentatoren en verscheidene prijzen heeft
gewonnen, waaronder de belangrijke Pulitzer Prize for Fiction in 2007. Verlaat
je dus maar niet al te zeer op mijn nogal afwijkende mening.
Categorie:ex libris Tags:ex libris
24-06-2010
Gratis boek!
Al een hele tijd ben ik aan het denken: wat
zou ik eens kunnen doen voor mijn lezers, om ze te danken voor hun voortdurende
belangstelling?
Eerst dacht ik aan een maandelijkse geschenkbon
voor boeken of Cds of Dvds. Maar hoe leg je dat aan boord? Het heeft geen zin
om iedereen te laten mailen, dat geeft jullie en mij allicht een hoop werk. Ik
wens ook de privacy van mijn lezers te respecteren, men hoeft zich niet bekend
te maken om mijn Kroniek te mogen lezen. Een ander probleem is de selectie: hoe
pik je iemand uit de kandidaten? De onschuldige kinderhand, of een
schiftingsvraag? Problemen, problemen
Na nog wat nadenken kwam ik tot dit
voorstel.
In principe elke maand bied ik een bepaald boek
gratis aan, verzendingskosten in België en Nederland inbegrepen. Zo beperk ik
meteen al het aantal geïnteresseerden: wie het boek niet wil, wacht een
volgende gelegenheid af. Je kan ook maar één keer een boek winnen, dat lijkt me fair.
Wie belangstelling heeft kan me mailen,
gedurende 14 dagen en antwoorden op een vraag waarop het antwoord (ook) ergens
in mijn Kroniek staat, in een van de recentere teksten. Na de afgesproken
periode van 14 dagen bekijk ik de antwoorden en indien er meer dan één goed
antwoord binnenkwam, steek ik de namen in een hoed en trek daaruit de winnaar
(M/V); die krijgt dan een mailtje met het verzoek om zijn of haar adres mee te
delen, zodat ik het boek kan opsturen. Wie dat liever doet, kan het ook altijd
komen halen, natuurlijk, dan krijg je nog een koffie toe.
Laten we beginnen met de pocketuitgave van Slow Man (2005) van J.M. Coetzee,
winnaar van de Nobelprijs voor literatuur. Het is een nieuw en ongelezen
exemplaar. Lezers die het Engels niet machtig zijn hoeven zich niet meteen benadeeld
te voelen, binnenkort bied ik zeker een Nederlandstalig boek aan.
De
vraag luidt: delen van Elizabeth Costello
(2003) van J.M. Coetzee verschenen al eerder onder een andere titel. Welke?
Antwoorden via mail graag binnen voor donderdag
8 juli 2010 aan
De Britse auteur Julian Barnes is mijn
tijdgenoot: hij is drie dagen na mij geboren in 1946. Ik las van hem Nothing To Be Frightened Of, klik hier
voor de bespreking en een verwijzing naar mijn bespreking van zijn roman Staring At the Sun: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=143316.
Ik kocht enkele jaren geleden in de ramsj
zijn boek Julian Barnes, Arthur and George, 360 pp., J. Cape,
2005, een mooie retro uitgegeven hardcover voor weinig geld. Om een of
andere reden heb ik die toen niet onmiddellijk gelezen. Enkele dagen geleden
wou ik eens wat anders dan filosofie en geschiedenis lezen en mijn oog viel op
Barnes boek.
Het duurt even voor je het door hebt, maar
de Arthur in de titel is de overbekende auteur Sir Arthur Conan Doyle
(1859-1930), de man die Sherlock Holmes en Watson creëerde maar nog veel andere
werken schreef. George Edalji is ook een figuur uit het reële leven: hij was
een solicitor, iets tussen een
advocaat en een notaris in Engeland, die in 1903 ten onrechte veroordeeld werd
voor een reeks vreemde aanslagen op vee in zijn geboortedorp. Conan Doyle nam
zijn verdediging op zich en slaagde erin om de veroordeling ongedaan te maken.
Julian Barnes heeft zich vastgebeten in dit
voorval. Hij zocht de historische bronnen op, de originele documenten van de
rechtszaak en de vele krantencommentaren. Op basis daarvan heeft hij deze roman
geschreven, die de gebeurtenissen getrouw volgt en vele documenten letterlijk
citeert. Maar het is in de eerste plaats een roman en het leest ook zo. Barnes
heeft zich helemaal in de stijl van de tijd ingewerkt. Soms leest het boek als
een Sherlock Holmes-verhaal, soms als een roman uit de Victoriaanse tijd, die
officieel eindigde met de dood van Queen Victoria in 1901, maar nog een hele
tijd nadien kenmerkend en zelfs bepalend was voor de Britse en West-Europese
levenshouding.
Het boek heeft dus iets van een pastiche,
een nabootsing van iets anders. Dat kan leuk zijn, als het goed gedaan is; je kan
dan de handigheid en vindingrijkheid van de auteur bewonderen in zijn imitatie
van iets dat je kent. Maar het blijft altijd een nabootsing. Op de zwakste
momenten, waarbij er meer sprake is van slaafs navolgen van het voorbeeld,
krijg je ook de nadelen van het Victoriaans origineel: de langdradigheid, de
(valse!) preutsheid, de fascinatie voor rang en stand, de uitgesponnen
karakterbeschrijving, de verdrongen seksualiteit
Julian Barnes is een uitstekend auteur. Dat
blijkt ook hier weer. Hij is in ongetwijfeld zijn opzet geslaagd, con brio
zelfs. Persoonlijk heb ik het echter niet zo voor dit procedé, het heeft iets
onechts, iets artificieels. Men is als auteur én als lezer teveel met de vorm
bezig. Je beoordeelt de auteur voortdurend op zijn succes als pasticheur. Dat
is overigens niet eenvoudig, want wie is er nu echt vertrouwd met de
Victoriaanse literatuur? Ik beken: ik heb nog nooit iets gelezen van Sir
Arthur, geen enkel Sherlock Holmes-verhaal.
Gelukkig is Barnes ook zichzelf gebleven.
Voor het grootste gedeelte is het boek gewoon een uitstekend verhaal, vlot
geschreven, met veel aandacht en sympathie voor de nevenfiguren. Slechts hier
en daar zijn die te schematisch en karikaturaal om levensgetrouw te zijn. Dat
dit gevaar voor bouffonnerie aanwezig is, blijkt uit de talrijke pastiches die
er op Sherlock Holmes gemaakt zijn, vooral in de film. Blijkbaar voelt men aan
dat de Victoriaanse samenleving enkel nog als een parodie met enig succes kan
gebracht worden in onze tijd. Barnes heeft met dit boek bewezen dat het ook
anders kan. Het is een literaire krachttoer, een tour de force, die slechts
zeer af en toe iets te geforceerd overkomt.
Zeker op rijpere leeftijd was Conan Doyle
heel sterk geïnteresseerd in het typisch Victoriaanse spiritisme. Dat blijkt
ook uit verscheidene van zijn werken. Voor mij was dit aspect, dat Barnes niet
uit de weg gaat, het minst boeiende. Het heeft me altijd verbaasd dat
verstandige, welopgeleide mensen zich ernstig met dergelijke onzin kunnen
bezighouden, terwijl er zoveel andere en meer boeiende en geloofwaardige
benaderingen zijn van de wereld. Onlangs ontmoette ik een vooraanstaand fysicus
die me toevertrouwde dat hij, samen met enkele collegas, bezig was met een
onderzoek naar de invloed van de hemellichamen op ons leven; dat noemt men gemeenzaam
horoscopen.
Nu ben ik de laatste om te ontkennen dat bijvoorbeeld de
zwaartekracht van de ons omringende planeten en vooral van de maan een invloed
heeft op de aarde. De zon bepaalt zelfs ál het leven. Maar ik sta wel perplex
als bona fide wetenschappers de constellatie van de hemellichamen in concreto willen
toepassen op de levensloop van individuele mensen. Er zijn, meen ik, zoveel
andere factoren waarvan we weten dat ze echt belangrijk zijn en waarvan we nog
lang het fijne niet weten. Persoonlijk vind ik dan dat we ons ten minste
voorlopig beter volop daarop kunnen concentreren.
Categorie:ex libris Tags:ex libris
11-05-2010
niet te pruimen: psilosofie van John Searle
John Searle (°1932) is een bekend Amerikaans
filosoof, verbonden aan de University of California, Berkeley. Ik las van hem
onlangs Mind. A Brief Introduction,
224 pp., Oxford UP, 2004. Het was een ervaring die gemengde gevoelens heeft
opgeleverd. Het boek is gebaseerd op een cursus die de auteur herhaaldelijk
heeft gegeven aan de universiteit en waarin hij zijn basisopvattingen
uiteenzet. Het eerste gedeelte handelt hoofdzakelijk over het bewustzijn en dat
viel best mee. Maar vanaf pagina 112 begint hij een uiteenzetting over
intentionaliteit en dat is, om het nog zacht uit te drukken, niet te pruimen.
Ik heb in Leuven lang geleden ook dergelijke cursussen gekregen en ik had toen
ook de grootste moeite om mijn aandacht bij de les te houden.
Searle bezondigt zich aan een systeem dat
typisch is voor een bepaald slag van filosofen. Dat gaat als volgt. Hij
vertrekt van de realiteit, onze dagelijkse omgang met elkaar en de dingen. Vervolgens
brengt hij die onder in een systeem en geeft hij aan elk aspect dat hij onderscheidt
een geleerde naam. En dan is hij vertrokken voor een bespreking, niet van de
realiteit, maar van de namen die hij heeft gegeven aan die aspecten van de
realiteit, de abstracte concepten en begrippen die hij net heeft ontdekt en de
wijze waarop ze met elkaar verbonden zijn en van elkaar verschillen. Na enkele
paragrafen heb je geen idee meer waarover hij het heeft.
Ik noemde dat destijds als student psilosofie,
van het Grieks psilos, leeg, brak,
onvruchtbaar. Een lezer zoals ik en ongetwijfeld ook generaties van studenten
hebben daar absoluut niets aan. Ze leren het in het beste (of slechtste) geval
van buiten en debiteren het voor de prof en vergeten het dan zo vlug mogelijk,
wat hen overigens nauwelijks enige moeite kan kosten. Een goed geheugen is een
weldaad, maar ook kunnen vergeten heeft zo zijn positieve kanten.
Ik weet het: wie ben ik om een oordeel te
vellen over een beroemde filosoof? Wel: ik mag denken en zeggen en zelfs
schrijven wat ik wil, zolang ik eerlijk ben met mezelf. Je kan voor mijn part
ook altijd de proef op de som nemen en zelf het boek lezen, het is niet eens
erg dik.
Ik had in mijn onschuldige overmoed nog een
tweede, meer recent boek van hem meegebracht uit de bibliotheek van het Hoger
Instituut Wijsbegeerte in Leuven: Making
the Social World. The Structure of Human Civilization, 207 pp., Oxford UP,
2010. Ook hier was ik aangetrokken door de titel en de inleiding, die een
uiteenzetting beloofde van wat onze beschaving is, hoe ze zich verhoudt tot de
fysieke wereld en tot ons bewustzijn. Maar hier begonnen de moeilijkheden al
vanaf het eerste hoofdstuk. Weer vertaalt de auteur de realiteit in geleerde woorden
(wat dacht u van een bladzijden lange analyse van het verschil tussen
intentionaliteit en intensionaliteit?) en systemen, die hij dan omstandig
analyseert, synthetiseert enzovoort, tot je zinnen te lezen krijgt die zo vol
staan met abstracte begrippen dat je om den drommel niet meer kunt bevroeden
wat de auteur nu aan het zeggen is en waarover. Ik ben er dan ook maar mee
gestopt na een dertigtal bladzijden. Ik moet een beetje aan mijn hart denken,
weet je wel. Een bijkomende reden voor mijn opgave was de lettergrootte waarin
deze hardcover gezet is, of liever het totale gebrek daaraan. Het is
onbegrijpelijk dat een instelling als OUP een tekst van deze bescheiden omvang nog
meent te moeten samendrukken op overvolle bladzijden en in letters die je met
een vergrootglas moet lezen.
Ik vraag me eerlijk af voor wie deze boeken
geschreven zijn. Ofwel ben je zelf professioneel filosoof en gespecialiseerd in
deze materie en in dat geval heb je aan deze elementaire teksten niets, neem ik
aan: je weet het al of je weet het beter. Ofwel ben je een leek en dan is dit
onverteerbaar, onleesbaar, zonder meer. Niet zomaar moeilijk, maar pure,
onversneden nonsens en kletskoek. Het maakt me niet zozeer moedeloos als wel echt
boos. Dit is een gevierd filosoof, ongetwijfeld een heel verstandig man, die
echt wel veel weet, die zelfs originele gedachten heeft. En hij bestaat het om
die deskundig de nek om te wringen door ze te verbergen achter kinderachtig
jargon en onnozele pseudowetenschappelijkheid. Het moest verboden worden.
Neem het van mij aan, lieve lezer: bespaar
u de aggravatie en lees John Searle niet.
In het Nederlands vond ik enkel een vroeg
werkje van hem vertaald: Taalhandelingen: een taalfilosofisch essay. Spectrum,
1977. (Aula-boeken 592). Misschien vind je het nog ergens tweedehands: mocht
dat zo zijn, koop het dan, als het niet meer kost dan enkele euros en vernietig
het grondig, ik betaal alle kosten graag terug. Als je er de wereld geen dienst
mee bewijst, dan doe je mij er in alle geval een groot plezier mee en dat is toch
ook wat waard, niet?
Categorie:ex libris Tags:filosofie
23-04-2010
Boekendag 2010
23 april is een speciale dag voor boekenliefhebbers.
Ons verhaal begint in Catalonië. Daar was het sinds de middeleeuwen de gewoonte dat de mannen op die dag rode rozen schonken aan hun geliefde (vrouw). 23 april is het feest van Sint-Joris, die van de draak. Er is weinig reden om aan te nemen dat hij of de draak werkelijk bestaan hebben, maar dat belet niet dat hij sinds de zesde eeuw een van de meest populaire heiligen in heel christelijk Europa is geweest. Ontelbaar zijn de verhalen en legenden, maar ook de gilden en religieuze of folkloristische verenigingen die naar hem werden genoemd, de kerken en steden die hem als patroon hadden. Vooral in Engeland was zijn feest een van de sociale hoogdagen van het jaar, zelfs na de reformatie, toen heiligenverering op een laag pitje werd gezet.
Hoe dan ook, in Catalonië bedachten de boekhandelaars in 1925 een handige commerciële campagne: in ruil voor de rozen zouden de dames aan hun geliefde (man) een boek geven: 23 april 1616 was immers de sterfdatum van Cervantes, de auteur van Don Quixote, natuurlijk. En zo geschiedde. Sindsdien verkoopt men in Catalonië op die dag alleen zon 400.000 boeken (naast 4 miljoen rozen ), ongeveer de helft van de jaarlijkse boekenverkoop in de streek.
Toen de Unesco op zoek was naar een datum voor een dag gewijd aan het boek, viel hun keuze wegens die bestaande traditie en de wereldwijde bekendheid van Cervantes Don Quixote, bijna vanzelfsprekend op die dag. Sinds 1995 is 23 april derhalve Wereld boeken- en copyrightdag. Toevallig zijn er nog wat andere literaire connotaties voor die dag: (waarschijnlijk) de geboortedag én (zeker) de sterfdag van William Shakespeare, de sterfdag van Inca Garcilaso de la Vega en Josep Pla, de geboortedag van Maurice Druon, Vladimir Nabokov, Manuel Mejía Vallejo en Halldór Laxness.
Voor Shakespeare moeten we nog vermelden dat hij wel op 23 april geboren is in 1564 en gestorven in 1616, maar in de praktijk was zijn laatste uur toch niet op dezelfde dag als Cervantes: de kalenderhervorming van Gregorius (1582) werd in Engeland veel later ingevoerd dan in Spanje (lees hierover meer en klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=360) en zo komt het dat Shakespeare tien dagen voor Cervantes overleed, maar wel op dezelfde datum, volg je nog?
Er is niet alleen een wereldboekendag, maar ook een wereldboekenstad: sinds 2001 duidt de Unesco elk jaar een stad aan die een jaar lang, van 23 april natuurlijk, die titel mag dragen; het begon (natuurlijk) in Spanje: Madrid (2001), dan Alexandria (2002), New Delhi (2003), Antwerpen (2004), Montréal (2005), Turijn (2006), Bogotá (2007), Amsterdam (2008), Beiroet (2009), Ljubljana (2010).
Doe eens iets met een boek vandaag: lees er een, koop er een, ontleen er een, geef er een cadeau...
Tijd dus voor een nieuw jaaroverzicht. De volgorde is grotendeels die waarin ik de boeken gelezen heb. Als
een titel je interesseert, gebruik dan de zoekfunctie om de bespreking te vinden.
Het zijn ongeveer evenveel boeken als
vorige keer, zowat één per week en dat verbaast me een beetje, want er zitten
enkele zeer dikke pillen bij, andere hebben mijn verstandelijke vermogens
deerlijk op de proef gesteld, sommige hebben me weken lang intens bezig
gehouden. Veel romans zal je niet vinden, zeker geen recente Nederlandse. De onderwerpen
zullen mijn lezers niet verbazen, het is een weerspiegeling van de themas die
me boeien, fascineren of tormenteren.
Toen ik voor dit overzicht door mijn
teksten van het voorbije jaar struinde, was ik zowaar zelf onder de indruk,
zowel van het aantal teksten als van de lengte en de ernst van de meeste
bijdragen. Als ik zie wat ik allemaal gelezen en geschreven heb, dan ben ik
best tevreden over mezelf, ik heb mijn dagen niet in ledigheid gesleten en me
evenmin opgehouden met beuzelarijen. Een mens kan veel slechter of minder doen
dan dat. Als lezer kan je allicht beter vinden, maar er is ook veel dat je
nergens anders zal aantreffen en al zeg ik het zelf, ik meen dat mijn teksten
de vergelijking met andere publicaties gerust kunnen doorstaan. Onlangs was er
nog een lezer die vond dat ik meer inhoud had dan sommige kranten; mijn
spontane reactie was toen: dat is precies wat ik probeer te brengen: een ernstige
culturele kwaliteitskrant zoals ik die zelf zou willen lezen, zonder intellectuele
toegevingen; geen reclame, sensatie, sport, geen frivole of banale
berichtgeving over mediafiguren. Ik moet natuurlijk alles zelf doen, alle
teksten zijn origineel. Dat brengt met zich mee dat het een zeer persoonlijke
selectie is, ik kan nu eenmaal niet alles lezen, weten, kennen of begrijpen, er
is nog zoveel interessants of zelfs essentieels dat ik nog niet weet
Quod
scripsi, scripsi en dat is al heel wat.
M. De
Tollenaere S.J., Een Philosophie van de Tijd. De functie van het subject in
de tijdsstructuur volgens het hedendaags Thomisme, xxi + 218 blz., Leuvense
Bibliotheek voor Philosophie 5, 1952.
Jaap KruithofHet Humanisme, 279 blz., EPO, 2001
Christian Van
Kerckhove (ed.),Grondslagen Vrijzinnig Humanisme, 275
blz., met bijdragen van Leo Apostel, Dirk Batens, Hubert Dethier, Jean Paul Van
Bendeghem, Rudolph Boehm, Eddy Borms, Willy Coolsaet en Koen Raes
Thomas S. Kuhn, The
Structure of Scientific Revolutions, xiv + 212 pp., University of Chicago
Press, 1962, 1996³.
J. M. Coetzee,Elizabeth Costello, 233 pp., Viking, 2003
Rik Pinxten, De strepen van de zebra. Voor een strijdend
vrijzinnig humanisme, 220 blz., Houtekiet, 2007
Spinoza als
gids voor een vrije wereld. Libertas philosophandi,
Cis van Heertum red., Amsterdam, 2008, 336 blz., geïllustreerd.
Steven Nadler,
Spinozas Ethics. An Introduction, Cambridge UP, 2006, xviii + 281 pp.
William
Trevor,The News from Ireland & other
stories, 285 pp., 1986
Paul Hazard,La pensée européenne au XVIIIe
siècle. De Montesquieu à Lessing,469 pp., Fayard, (1946) 1963.
Gerard
Walschap, Celibaat, 1963
Herman
Philipse (°1951), Atheïstisch manifest,
193 blz., 1995, 2005
Marianne Joëls, Een zeepaardje in je hoofd. Over de rol van de hersenen van de
conceptie tot de dood, 187 blz., Uitgeverij Bert Bakker, 2009³, ISBN 978 90
351 3360 0, 17,95
Andrew C. Fix, Prophecy and Reason. The Dutch Collegiants in the Early Enlightenment,
xiii + 277 pp., PUP, Princeton, 1991
Paul Hazard, La crise de la conscience
Européenne, 1680-1715, x + 474 pp.,
Paris, 1935
Leen Huet, Oud Papier, Atlas,
Antwerpen-Amsterdam, 1998, 169 blz., ISBN 9025421563
Ruth Rendell, End in Tears, A
Wexford Novel, Crown, New York, 2005, 327 pp., hardcover
Eugen Drewermann, God zonder
omwegen. Gesprekken met Gwendoline Jarczyk, 184 blz.,
Averbode/Meinema, 1995, 96.
Maarten Prak, Gouden Eeuw, Het raadsel van de republiek, uitg.
SUN, 2002², 341 blz., gebonden, enkele zwart-wit afbeeldingen,
literatuuropgave, noten, register; ISBN 90 5875 0485
Jonathan
Israel,Enlightenment
Contested. Philosophy, Modernity and the Emancipation of Man 1670-1752, OUP, 2006, 2008 paperback, xxiv + 983
pp
Ken Wilber, De Integratie van Wetenschap en Religie, 332 blz., Servire, 1998
Catechismus van de Katholieke Kerk, 733 blz., 1993, 1995
Patricia De Martelaere
(red.), Het Dubieuze Denken. Geschiedenis
en vormen van wijsgerig scepticisme. Met bijdragen van Tim Heysse, Dieter
Lesage, Patricia De Martelaere, A.A. Derksen, Paul van Tongeren, Arjo
Vanderjagt, Theo Verbeek, 230 blz., Kok Agora/Pelckmans, 1996.
David Couzens
Hoy, The Time of Our Lives. A
Critical History of Temporality, xxi + 288 pp., MIT Press, 2009.
Kai Nielsen, Philosophy
& Atheism. In Defense of Atheism, 231 pp., Prometheus Books, 1985.
Louise M. Antony
(ed.), Philosophers without Gods.
Meditations on Atheism and the Secular Life, xiii + 315 pp., Oxford UP,
2007.
Jürgen Habermas & Joseph Ratzinger, Dialectiek van de secularisering. Over rede en
religie, 86 blz., 2009, 14,95
J. L. Mackie, The Miracle of Theism. Arguments for and
against the existence of God, Clarendon Press-Oxford, 1982, 268 pp.
Leszek Kołakowski, The Two Eyes of Spinoza and Other Essays on
Philosophers, vii + 311 pp., 2004.
Id., Religion.
If there is no God On God, the Devil, Sin and other Worries of the
so-called Philosophy of Religion, 237 pp., OUP, 1982.
Richard Dawkins,The
Greatest Show on Earth. The Evidence for Evolution,ix + 470 pp., London, 2009, £ 10
amazon.uk
J. L.
Mackie,Ethics. InventingRightandWrong,
1977, 1990², Penguin Books, 249 pp., 8, Amazon.UK
Axel Liégeois, Waardenin dialoog. Ethiek in de zorg,
2009, 192 blz., LannooCampus, 19,95
William Trevor, Love and Summer, 212 pp., Viking, 2009,
ong. 17 (hardcover)
Philosophersand God. At the Frontiers of
Faith and Reason, J. Cornwell & M. McGhee ed., xxvii + 258 pp.,
2009.
Antony Flew
(1923-), God, Freedom and Immortality. A Critical Analysis,183 pp., Prometheus Books, 1984;
vroeger gepubliceerd alsThe Presumption of Atheism,1976
Herman De Dijn, Spinoza. De doornen
en de roos, 195 blz., Pelckmans-Klement, 2009. ong. 20
Michael Hunter & David Wootton
(ed.), Atheism from the Reformation to the Enlightenment, viii
+ 307 pp., index of names, Clarendon Press, Oxford, 1992. £ 66.
R.
Popkin, Scepticism in the Enlightenment, xiii + 192 pp., Kluwer, 1997
David Sloan Wilson, DarwinsCathedral, 268
pp., Univ. Chicago Press, 2002, $ 14
Jennifer
Michael Hecht,Doubt.
A History. The Great Doubters and Their Legacy of Innovation from Socrates and
Jesus to Thomas Jefferson and Emily Dickinson, xxi + 551 pp., notes, bibliography,
index, HarperOne, 2003, 2004 (paperback), $ 16,99, ongeveer 16 (Proxis).
Daniel C. Dennett,Freedom Evolves, 347 pp., bibliography,
index, Penguin Books, 2003, £ 9,9
Daniel
Dennett,Consciousness
Explained, xiii + 511
pp., appendices, bibliography, index, Little, Brown, 1991, nieuw $ 28.
Susan Blackmore, The
Meme Machine, xxi + 264 pp., with a forword by Richard Dawkins, references,
index, Oxford UP, 1999
Cormac
McCarthy (1933-),No Country for Old Men (2005)
Harm Visser,Leven zonder God. Elf interviews over ongeloof,
192 blz., uitg. Veen, Amsterdam/Antwerpen, 2003 15,50
Floris van den Berg, Hoe komen we
van religie af? Een ongemakkelijke liberale paradox, 156 blz.,
bibliografie, noten, Houtekiet/Atlas, 2009, 16,50
Matthew Cobb, Generation. The Seventeenth-century Scientists Who
Unraveled the Secrets of Sex, Life and Growth, xv + 333 pp., notes,
bibliography, index, Bloomsbury, 2006. Eerder uitgegeven in het U.K als The Egg
and Sperm Race. $ 24,95