Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (72)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (242)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    16-11-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienst of cultuur?

    Godsdienst of cultuur?

    Dat er verschillende culturen zijn, hoeft geen betoog. Evenmin dat er verschillende godsdiensten zijn. Soms vallen beide grotendeels samen: christenen zijn typisch westers, moslims zijn typisch mediterraan, joden zijn typisch voor de diaspora en in Israël, in India zijn er verschillende godsdiensten en bijhorende culturen, shintoïsme is typisch voor Japan enzovoort. Maar dat gaat niet altijd op. Het christendom is wijd verbreid en heeft de westerse cultuur mee ingevoerd met de kolonisatie, maar lokale culturen zijn vaak ten minste gedeeltelijk blijven bestaan. In onze moderne wereld kan men alleen nog zeer algemene uitspraken doen over godsdienst en cultuur van een persoon of een groep. In elke maatschappij zijn er talloze individuen die zich afzetten tegen de overheersende cultuur en/of godsdienst en een andere godsdienst aankleven en zich de bijhorende cultuur eigen maken, of die wel de cultuur van de groep behouden, maar de daarbij horende godsdienst afzweren.

    Toch stellen we vast dat er een grote verwevenheid is tussen cultuur en godsdienst, met dien verstande dat godsdiensten steeds een culturele gedaante hebben, maar culturen niet noodzakelijk religieus hoeven te zijn. Het culturele aspect van godsdiensten is overduidelijk, zowel bij het jodendom, het christendom als de islam, en ook bij oosterse en primitieve godsdiensten. Godsdiensten worden beleefd door mensen, en die doen dat op een eigen manier, de ene al fanatieker dan de andere, en met minder of meer kennis van de theologische of ideologische grondslagen van de eigen godsdienst. Vaak is godsdienst niet meer dan rituelen die men individueel of gezamenlijk uitvoert, vooral omdat dit bijdraagt tot het gemeenschapsgevoel, maar ook omdat het gebeurt in omstandigheden die esthetisch aantrekkelijk zijn, in mooie en zelfs indrukwekkende gebouwen, met prachtige muziek en fraaie vestimentaire omkadering, zelfs met wierook om ook de reukzin te behagen. Het onderscheid tussen godsdienst en cultuur blijft voor de meeste gelovigen heel vaag. De meeste christenen hebben geen idee van wat er in de catechismus staat, laat staan in de codex iuris canonici, of de pauselijke encyclieken en andere kerkelijke documenten. Allicht is dat ook zo voor de andere godsdiensten, soms kent men zelfs de taal niet waarin men de heilige boeken reciteert of de rituelen uitvoert. Godsdienst wordt zo grotendeels een cultureel verschijnsel. Het zijn slechts de Kerken die blijven hameren op het godsdienstige aspect van de cultuur en op de onderliggende dogmatische veronderstellingen.

    In de westerse cultuur is er altijd een tegenbeweging geweest tegen het christendom, dat aanvankelijk zelf nog zeer uiteenlopende strekkingen kende. Dat waren enerzijds individuen en groepen die de Kerk van binnenin min of meer radicaal wilden veranderen, maar ook individuen die zich afzetten tegen elke vorm van godsdienst en daarom de naam van atheïsten en antiklerikalen kregen en verdienen. Deze laatste ongelovigen gingen uit van de rede als leidend principe, met uitsluiting van alles wat bovennatuurlijk is. In gezamenlijk overleg beslissen de individuen zelf welke waarden ze aanvaarden voor het persoonlijk gedrag en in de samenleving. Vooral vanaf het midden van de 18de eeuw kreeg deze opvatting een ruimere verspreiding, inzonderheid in allerlei geschriften, zij het vaak, maar verre van altijd, clandestien. Deze beweging, die men de Verlichting noemt, heeft een uiterst belangrijke invloed gehad op het maatschappelijke leven, niet het minst door de Amerikaanse vrijheidsstrijd tegen het moederland Groot-Brittannië, en door de Franse Revolutie en haar uitlopers. Vrijdenkende intellectuelen hebben een beslissende rol gespeeld in de totstandkoming van radicaal nieuwe grondwetten, die gestoeld waren op de erkenning van de universele rechten van de mens. Idealen als vrijheid, gelijkheid en solidariteit werden ingeschreven in de wetten, de democratie werd de nieuwe staatsvorm, Kerk en staat werden radicaal gescheiden.

    Vooral dat laatste interesseert ons hier. Men kwam tot het inzicht dat een cultuur niet noodzakelijk moet bepaald worden door de godsdienst, en dat dit niet alleen niet wenselijk is, maar zelfs nefast en dus onaanvaardbaar. De mens moet bevrijd worden van de kluisters van de oude hiërarchie van een met de godsdienst verweven cultuur. Cultuur is niet alleen mogelijk zonder godsdienst, een niet-godsdienstige cultuur, gebaseerd op de universele rechten en waarden die de rede aanreikt, is zonder meer bevorderlijker voor het individu en voor de gemeenschap.

    Een dergelijke niet-religieuze cultuur, gesteund op universele mensenrechten en waarden, kan zeer verschillende vormen aannemen, zolang die niet strijdig zijn met de die rechten en waarden. Het maakt dan niet uit hoe men gekleed gaat, of wat men al dan niet eet en drinkt, welke rituelen men wenst te onderhouden enzovoort: een grote verscheidenheid is vanzelfsprekend mogelijk. Dat betekent dat de meeste bestaande godsdienstige rituelen en gebruiken behouden kunnen blijven, naast eventuele compleet nieuwe die ontstaan uit de nieuwe omstandigheden, of die in de plaats komen van de bestaande. Godsdiensten die de universele mensenrechten en waarden erkennen, kunnen zo een plaats krijgen in de tolerante samenleving. Maar daarin is nu juist de grote moeilijkheid gelegen: godsdiensten en Kerken zijn in wezen niet rationeel. Hun grondslag is het bestaan en de primauteit van het bovennatuurlijke. Hun rituelen zijn gebaseerd op en bevestigingen van ideeën die niet rationeel te verantwoorden zijn. Zij erkennen evenmin de absolute gelijkwaardigheid van elke persoon, omdat zij gevestigd zijn op een kerkelijke hiërarchie, en een absolute theocratie voorstaan. Om hetzelfde universum en dezelfde menselijke samenleving te beschrijven, gebruiken zij compleet verzonnen en totaal ongeloofwaardige voorstellingen en krachten, zoals een almachtige schepper en opperste rechter, die zal oordelen over een eeuwig leven na de dood in opperste gelukzaligheid of verschrikkelijke martelingen, en ook tijdens het leven hier op aarde alles in handen heeft, en de goeden beloont en de kwaden straft.

    Zoals we al zeiden, gelovigen zijn niet altijd fanatiek, en de meeste gelovigen weten zo goed als niets af van de absolute aanspraken van hun Kerk, en beperken zich tot zeer algemene rituelen, die ze op een typisch menselijke manier beleven, dat wil zeggen in de meeste gevallen met gezond verstand. Gelovigen kunnen in de praktijk heel redelijk zijn ondanks hun irrationeel geloof. Er is geen enkele reden om hen te veroordelen, te bestrijden of te bestraffen, zolang ze zich aan de wet en de redelijkheid houden. De tolerantie van de staat en van de maatschappij mag zeer ver gaan, precies omdat de radicale irrationaliteit van de Kerken en de priesterkaste slechts in geringe mate weerspiegeld wordt in het denken en handelen van de gelovigen.

    Dat betekent echter niet dat men zich niet krachtdadig mag en moet verzetten tegen alles wat ingaat tegen de universele mensenrechten en waarden. Men moet die inbreuken steeds aan het licht brengen en aan de kaak stellen, en desnoods gerechtelijke stappen ondernemen om ze te verbieden en overtredingen te bestraffen. En men moet in flagrante gevallen zelfs verhinderen dat dergelijke inbreuken verdedigd of zelfs aangeprezen en opgedrongen worden door Kerken en godsdiensten. De vrijheid van mening en van het verkondigen daarvan wordt wel degelijk beperkt wanneer dat aanleiding geeft tot strafbare feiten door misleide, onnadenkende, verwarde of mentaal gestoorde gelovigen.

    Vandaag is onze samenleving wereldwijd volop in beweging. De nieuwe technologieën, vooral inzake communicatiemedia en verkeer, zorgen voor het globaal doorbreken van bestaande ideeën, bezigheden en gedragingen. De bestaande culturen en godsdiensten staan onder druk van de nieuwe wereld die door de technologische revoluties stormachtig tot stand komt. Het is nu meer dan ooit belangrijk dat wij de universele mensenrechten en waarden daarbij niet uit het oog verliezen, noch wanneer die ontkend en belaagd worden door godsdiensten, noch wanneer de cultuur en de beschaving zelf dreigt ten onder te gaan aan de banaliteit van het argeloos over-consumeren van de media, aan de verslaving aan al dan niet funeste genotsmiddelen allerhande, en aan de verleidingen van weelde die althans voor een decadente toplaag voor het grijpen ligt.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    29-06-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.

    Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid. De mens op zoek naar zijn plaats in de kosmos, 288 blz., Sterck & De Vreese, Gorredijk, 2021, € 25,95.

    In de loop van de evolutie is de mens ontwikkeld tot een wezen dat in staat is om na te denken over zichzelf en zijn omgeving, als een middel om te overleven en te floreren. Voor de meeste mensen betekende dat, zoals nog steeds het geval is, dat men zich enerzijds aanpast aan de omgeving, en anderzijds dat men de omgeving aanpast aan zichzelf. Het is de primitieve mens meteen opgevallen dat de wereld allesbehalve chaotisch is. Er zijn talloze regelmatig terugkerende verschijnselen die niemand ontgaan, zoals dag en nacht en de wisseling van de seizoenen, de schijnbare bewegingen van de hemellichamen, eb en vloed, regen en droogte enzovoort. Ook het biologische leven is gekenmerkt door vaste patronen van geboorte en dood, ontstaan en vergaan, seksualiteit, migratie, eten en drinken en honger en dorst, enzovoort. Vanuit de natuurlijke drang naar zelfbehoud probeert de mens zich te beschermen tegen gevaren en zich profijt te doen met de geboden mogelijkheden. Zich herinneren wat vroeger gebeurd is en het onderkennen van patronen en die situeren in de tijd, laat toe te anticiperen op wat komen gaat. Hoe beter men de toekomst kan voorspellen, hoe minder men gevaar loopt door de gebeurtenissen verrast te worden, en hoe meer men gebruik na maken van gunstige omstandigheden.

    Als de wereld dan niet chaotisch is, is er een systeem dat men kan onderkennen. Dat dag en nacht elkaar afwisselen is een elementair verschijnsel, waaraan wakker zijn en slapen intrinsiek verbonden zijn, zeker zolang men niet in staat is om zelf licht te maken. Veel conclusies hoeft men daaruit niet te trekken. Maar het is niet zo eenvoudig als het lijkt. De dagen worden langer in de zomer en weer korter naargelang het kouder wordt. En deze cyclus herhaalt zich. Men kan het houden bij deze eenvoudige vaststellingen, die in een agrarische gemeenschap de basis vormen van het bestaan. Maar de mens is nieuwsgierig. Op zeker moment gaat men nauwkeuriger observeren en tellen en noteren, en wat men vaststelt is zo verrassend dat men zich stilaan ook gaat afvragen waarom er een voorspelbare regelmaat is. Deze verwondering, ontstaan uit grotendeels praktische overwegingen van zelfbehoud, leidt tot vragen die verder gaan dan dat. De mens is niet tevreden met het vaststellen van regelmaat en wetmatigheden, de mens wil weten waarom dat zo is. De mens wil niet alleen weten, maar ook begrijpen. Kennis blijkt bovendien macht in te houden. Wie beschikt over kennis, is beter gewapend tegen onheil en beter in staat om zaken in eigen voordeel aan te wenden. Wie kennis heeft, staat tevens hoog in aanzien. Aanzien is macht en verantwoordelijkheid. Macht is lucratief. Dat stimuleert het verwerven van kennis, maar ook het privilegiëren van kennis: als iedereen over dezelfde kennis beschikt, vormt kennis geen onderscheid meer tussen de mensen. Wie over kennis beschikt, zal die zo goed mogelijk te gelde maken, en ze beschermen als een kostbaar goed, veeleer dan ze zonder meer met anderen te delen. Het verwerven van kennis wordt een doel op zich, voorbehouden voor enkelingen of een intellectuele of sectaire elite.

    Twee tradities ontwikkelen zich. Enerzijds zijn er sluwe lieden die beweren over kennis te beschikken die hun door de goden medegedeeld is. Het zijn deze goden die de wereldorde beheersen en die naar eigen goeddunken beslissen over wat er te gebeuren staat, hetzij volgens een regelmaat en wetmatigheden, hetzij volkomen willekeurig. De bedoeling van deze priesterkaste is het verwerven van macht en rijkdom. Anderzijds zijn er mensen die gegrepen zijn door de verwondering en op zoek gaan naar aannemelijke verklaringen. De complexiteit van de verschijnselen noopt hen tot steeds verdere verklaringen, die geen vrede nemen met de mythische verhalen en de religieuze contexten van de priesters. Zij leggen de grondslagen van de wetenschap.

    In zijn boek gaat Hans Plets op zoek naar het verhaal van deze wetenschap in onze westerse wereld. Hij behandelt achtereenvolgens de antieke Griekse-Romeinse beschaving, de periode van de Middeleeuwen tot de Moderne tijd, de wetenschap in de Moderne tijd, en ten slotte de hedendaagse wetenschap. Zijn ‘denken spitst zich toe op drie vragen: de vraag naar de kern: wat zijn de bouwstenen van de werkelijkheid en, daarbij aansluitend, hoe komt verandering tot stand? De vraag naar de kosmos: wat is de structuur van de kosmos, hoe is ze (sic) ontstaan en hoe evolueert ze? De vraag naar de kennis: hoe bereik je zekere kennis?’ (blz. 24)

    Aanvankelijk zijn deze vragen verweven: natuurfilosofie is zowel natuurkunde als filosofie, er wordt geen onderscheid gemaakt tussen beide. Men kan geen filosoof zijn zonder kennis van de fysica en de wiskunde. Het is pas veel later dat men filosofische domeinen zal betreden die slechts van ver te maken hebben met de werkelijkheid en zich vooral toespitsen op de kennis en haar draagwijdte, en dat de wiskunde en de fysica een graad van abstractie en autonomie zullen bereiken die hen onbereikbaar zullen maken voor niet-specialisten, filosofen en gewone stervelingen.

    In zijn betoog betrekt de auteur nagenoeg alle belangrijke aspecten, figuren, scholen en tradities van onze westerse beschaving, en dat is op zichzelf al een niet geringe verdienste. Wie zich daarin nog niet heeft verdiept, vindt hier een uitstekende inleiding, maar ook wie al vertrouwd is met de grondslagen van onze beschaving zal hier talrijke nieuwe inzichten verwerven, en belangrijke verduidelijkingen van begrippen en redeneringen die vaag of wazig gebleven waren. Het zou wenselijk zijn dat een dergelijk inzichtelijk overzicht de grondslag zou vormen van het onderwijs in onze scholen en universiteiten, het is elementaire, onmisbare basiskennis.

    Bovendien is het niet alleen geschreven in een vlot leesbare taal en doorspekt met talrijke sprekende voorbeelden en geestige anekdotes, citaten en gezegden, het is ook voorbeeldig gestructureerd tot een sterk samenhangend geheel, verbonden door vele zinvolle rode draden.

    Zelfs in de laatste twee delen, respectievelijk over de moderne en de hedendaagse wetenschap, blijft het betoog begrijpelijk, ook al zijn de behandelde onderwerpen dat vaak niet. Een auteur die erin slaagt om de niet-gespecialiseerde lezer tot het laatst geboeid te houden in een vertoog over kwantumfysica geeft blijk van wel uitzonderlijke educatieve gaven.

    Het boek is opgelucht met talrijke verhelderende illustraties. De keuzes bij de opmaak zijn geslaagd, de tekst is goed leesbaar, de lay-out aantrekkelijk modern.

    Vergeleken met al deze kwaliteiten van het boek lijken de geringe gebreken ervan welhaast verwaarloosbaar. Nederlandse lezers zullen misschien geamuseerd of juist gecharmeerd zijn over bepaalde Vlamismen, zoals het weglaten van de buigings-e. Vlaamse lezers zullen misschien verbaasd zijn over het geslacht van sommige woorden (tijd, kosmos, school). De gebruikelijke verwarring over wat nauwelijks te overschatten en niet te onderschatten is, slaat ook hier enkele keren toe. Typefouten zijn uiterst zeldzaam (morgen, blz. 273), versprekingen bijna onvindbaar (13,8 miljard jaar, blz. 234).

    Niet alleen de auteur, maar ook de Uitgeverij Sterck en De Vreese heeft, met het bestellen en tot stand brengen van dit boek, de Nederlandstalige wereld een grote dienst bewezen. Wij hopen en wensen dat het zijn weg zal vinden naar talrijke lezers van alle leeftijden en gezindten.


    Categorie:ex libris
    03-05-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrijheid van mening genuanceerd?

    Absolute vrijheid van mening?

    Spinoza (1632-1677) stelde al dat men in de staat vrij moet zijn om te denken wat men wil en om te zeggen wat men denkt. Dat kan toegelaten worden zonder gevaar voor de staat, en het verbieden ervan betekent de ondergang van de staat.

    Toch zijn er belangrijke nuanceringen. Wanneer woorden daden worden, en gevaarlijke daden, zoals het oproepen tot geweld, of mensen valselijk betichten, is dat nog steeds het uiten van een mening, maar kan en moet dat toch verboden worden. Voor het overige zijn er weinig meningen die door de staat moeten verboden of veroordeeld worden. Zo hebben verstandige lieden ernstige twijfels en bezwaren gehad tegen het vervolgen van het Vlaams Blok wegens racisme. Niet dat ze het eens waren met die mening, verre van, maar ze meenden dat ook dat onder de vrijheid van mening valt, zolang men niet oproept tot geweld.

    Recentelijk gaan er evenwel luide stemmen op die verder gaan, veel verder zelfs. Allerlei mensen klagen allerlei misstanden aan, en wie hen daarin niet volgt, wordt scherp veroordeeld en uitgesloten of gecanceld. Dan stelt zich een probleem: wat met de vrijheid van mening, als die verschilt van die van de aanklagers? Zelfs indien het om terechte aanklachten gaat, moet iedereen toch vrij blijven om die bij te treden, al dan niet belangrijk te vinden, en zelfs te ontkennen of tegen te spreken? Het is toch niet omdat men niet achter Black lives matter staat, dat men een racist is in de opvattingen die men heeft, en nog minder dat men zich schuldig maakt aan daden die getuigen van racisme? Het is toch niet omdat men zich niet geroepen voelt om Me Too te beamen dat men verkrachting zou goedkeuren, laat staan dat men een verkrachter zou zijn? Het onderscheid tussen gedachten en woorden enerzijds, en daden anderzijds is hier essentieel.

    Vrijheid van mening moet dus zeer ruim geïnterpreteerd worden. Dat brengt mee dat men niet alleen zeer tolerant moet zijn tegenover andere opvattingen, het impliceert eveneens dat elke opvatting aan bod moet kunnen komen in een open maatschappij, en in het gesprek tussen burgers. Het betekent evenwel vanzelfsprekend niet dat iedereen gelijk heeft, en het is geen legitimering van ongelijk. Dat is een misverstand dat dezer dagen opmerkelijk vaak de kop opsteekt. Vanuit een verkeerd begrepen tolerantiebegrip verkondigt men dat als iedereen recht heeft op een eigen mening, alle meningen evenwaardig zijn.

    En dat gaat zeer ver. Dat is bijvoorbeeld gebleken in de discussies over het corona-vaccin. Van hoog tot laag, van de platste discussie onder onnadenkende personen tot in de academische controverses, worden uiterst tegenstrijdige meningen verkondigd. Vooral dat laatste wordt als een argument ingeroepen om te beweren dat er geen één waarheid is, maar vele waarheden, en dat iedereen inderdaad mag denken wat men wil en zeggen wat men denkt. Deze algemene regel heeft evenwel niets te maken met de waarheid op zich. Dan gaat het erom of het vaccin werkzaam is of niet, en of het beter is het te gebruiken, zelfs wanneer het niet altijd, volledig en zonder bijwerkingen is; en of dat zo is, is niet afhankelijk van de mening die men daarover heeft.

    Wanneer men op rationele gronden kan aantonen dat iets waar is, kan en mag men daarover nog altijd van mening verschillen, maar dat betekent niet dat het tegenovergestelde ook waar is. De waarheid heeft haar rechten, zegt men. Maar dan begint de discussie! Wat zijn die rationele gronden, en wat is de waarde van een rationeel argument? En zijn er geen rationele gronden voor tegengestelde opvattingen? Vooral met dat laatste is er inderdaad een probleem. Wanneer is een bewijs afdoende en uitsluitend? En is het niet juist een bewijs van intelligentie dat men elke uitspraak en elk onderzoeksresultaat steeds weer in vraag stelt?

    Ja en neen. Men kan ook het licht van de zon ontkennen, natuurlijk. We mogen niet vervallen in een absoluut relativisme, wat neerkomt op nihilisme: er zijn geen waarheden meer. Een gezond scepticisme houdt niet in dat men geen enkele vaste waarheid meer aanvaardt.

    We zien echter vaak dat precies mensen die er een bepaalde afwijkende mening op na houden op grond van bedenkelijke argumenten, zich verontwaardigd beroepen op hun vrijheid van mening, en niet zelden dat absoluut scepticisme aankleven, en de anderen beschuldigen van machtsmisbruik en het ontkennen van de rechten van de verdrukte minderheid. Toegegeven, de meerderheid heeft niet altijd gelijk en de stem van enkelingen en minderheden is noodzakelijk in elk debat. Maar er zijn grenzen.

    Welke grenzen, dan? In de eerste plaats is er de objectiviteit. Over heel veel zaken kan men het eens zijn wanneer men over de juiste informatie beschikt, en op onze dagen is dat enerzijds veel gemakkelijker dan ooit, omdat er nog nooit zoveel informatie ter beschikking is geweest, maar anderzijds ook steeds moeilijker, omdat steeds meer informatie en meningen worden aangeboden. Toch kan men vaak door een eenvoudige controle nakijken of de informatie berust op objectieve gegevens, of de cijfers kloppen: fact checking. Van sommige personen weet men na een tijdje of ze enige geloofwaardigheid hebben, of gewoon om het even wat zeggen en herhalen, als dat in hun kraam past.

    Vervolgens is er de rationaliteit. Er bestaat zoiets als zindelijk nadenken, soms zegt men logisch nadenken, maar dat heeft een kwalijke reputatie, als zou de logica elke waardering voor het gevoel missen. Twee plus twee is vier, er is oorzaak en gevolg, de aarde draait om de zon, je kan een euro geen twee keer uitgeven. Van heel wat zaken kan men met absolute zekerheid aantonen dat ze onjuist zijn. Dat betekent niet dat de verdedigers daarvan hun stem niet meer mogen verheffen, maar het plaatst hen natuurlijk wel in een moeilijk te verdedigen positie. Wie zich uitdrukkelijk afzet tegen wat evident waar is, of met klem verdedigt wat evident onwaar is, en wie beweert dat er geen waarheden meer zijn, heeft nog steeds het recht op vrije meningsuiting, maar moet er rekening mee houden dat men dan niet meer serieus genomen wordt. En het baat niet om dan verontwaardigd te gaan doen en de anderen te beschuldigen van onverdraagzaamheid, dat maakt het immers  alleen maar erger. Het roept namelijk nog meer terechte afkeuring op, en het maakt de betrokkene zelf blind voor wat op goede gronden als waar mag worden aangenomen.

    Ten slotte is er nog de waarschijnlijkheid. Het is bijvoorbeeld inderdaad in principe mogelijk dat die flamboyante dokter of die ene dierenarts gelijk hebben wanneer ze het bestaan van het virus of de gevaren ervan ontkennen, maar het is onwaarschijnlijk dat al de andere artsen en alle onderzoekers en alle controlerende instanties zich vergissen wanneer ze beweren dat het vaccin werkzaam en veilig is, en het niet vaccineren tot massale sterfte zou leiden. En dat men dan niet naar Copernicus of Galilei verwijze, die als enigen stelden dat de zon niet om de aarde draait: hun stelling was net de meer waarschijnlijke, en die van de theologen totaal onwaarschijnlijk, ongegrond en onwetenschappelijk.

    Het is voor ons niet altijd gemakkelijk, zelfs onmogelijk om van alles de ware toedracht te kennen. We moeten ons echter hoeden voor een overdreven scepticisme tegenover elke opvatting, alsof er helemaal geen zekerheden meer zijn. We moeten ernstig zelf proberen om die ware toedracht te achterhalen. Veelal zullen we dat niet zelf helemaal kunnen naspeuren, en zullen we te rade moeten gaan bij betrouwbare en gezaghebbende bronnen. Ook dan nog kan er soms twijfel blijven bestaan en dat is gezond. Maar gelukkig is ook nog zoiets als gezond verstand.

     


    Categorie:samenleving
    10-04-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het placebo-effect

    ‘Placebo’ is een Latijns woord en het betekent: ik zal behagen. In de geneeskunde is het de naam die men geeft aan een schijngeneesmiddel, een nepmedicijn dat er net zo uitziet als een echt geneesmiddel en dat men bij sommige geneeskundige experimenten toedient aan proefpatiënten. Zo kan men zien of een ‘echt’ geneesmiddel beter werkt dan eentje dat geen enkel geneeskrachtig bestanddeel bevat.

    Merkwaardigerwijs bleek rond 1950 dat in een niet onaanzienlijk aantal van de gevallen het nepgeneesmiddel hetzelfde effect bleek te hebben als het echte… Stel je de verrassing voor van de onderzoekers! Na jarenlang peperduur onderzoek menen ze een middel gevonden te hebben tegen een of andere vreselijke ziekte. In een proefproject geven ze aan 100 patiënten hun nieuw medicijn en ter controle dienen ze aan honderd andere een identiek uitziend pilletje toe, echter zonder de werkzame stof. Normaal zou je denken dat in de ene groep het medicijn effect zal hebben op tussen 1 en 100 patiënten en in de andere groep op niemand. Maar dat is niet zo. Ook in de tweede groep blijken er een aantal gevallen een gunstig effect te ondervinden van het toegediende pilletje, waarin helemaal geen medicatie verwerkt is.

    Het wordt nog ingewikkelder. In het experiment dat ik hierboven schetste, weten de patiënten niet dat ze een nepmiddel hebben gekregen en die in de eerste groep weten niet dat er aan een andere groep een placebo gegeven is. Als men nu aan de beide groepen vooraf vertelt dat sommigen een placebo krijgen, zonder te zeggen wie, dan blijkt het effect van de medicatie globaal kleiner te zijn dan in een proef zonder placebo’s. De patiënten ervaren het medicijn dus als minder geneeskrachtig als ze weten dat er placebo’s in het spel zijn.

    Nog merkwaardiger is het dat als men aan een patiënt een placebo geeft, zonder te zeggen dat het nep is, maar met de boodschap dat het de ziekte kan bestrijden, de patiënten ook een gunstige evolutie rapporteren.

    De geneeskunde staat zelf terecht uiterst kritisch tegenover dit placebo-effect. De verbetering van de gezondheidstoestand is immers zeer moeilijk objectief te meten. Voel je je beter? Hoeveel beter? Is de verbetering blijvend? Hoe meet je pijn en ongemak? Zijn het de symptomen of de nevenverschijnselen die verdwenen zijn, of is er echt sprake van genezing? Bij sommige ziekten, zoals psychische aandoeningen, is het meten van succes bij de behandeling op korte termijn vrijwel onmogelijk en zelfs op langere termijn zeer twijfelachtig. Bij andere zal het effect snel en spectaculair zijn. Maar precies in die laatste gevallen is het placebo-effect het kleinst of zelfs totaal afwezig. Toen ik enige tijd geleden last had van hartritmestoornissen (VKF of voorkamerfibrillatie) kreeg ik een inspuiting die binnen de dertig seconden het ritme normaliseerde. Een inspuiting met water zou ongetwijfeld dat effect niet hebben. Niks placebo hier.

    Het placebo-effect werkt dus niet altijd. Het lijkt het meest te werken in gevallen waarbij de beoordeling van het effect veeleer subjectief is. Als men ook aan de onderzoekers niet zegt wie een placebo gekregen heeft, is het placebo-effect kleiner dan als men het wel bekend maakt. Het placebo-effect werkt dus zelfs op de waarnemers… Anders gezegd: het is fictief.

    Vandaar dat werken met placebo’s als ethisch verwerpelijk wordt beschouwd, ook in medische testen. Als je tien zieken een medicijn toedient dat werkt en tien dat medicijn onthoudt, dan behandel je die laatste groep niet ethisch, je ontzegt hun hulp en dat is verkeerd, misdadig en strafbaar, zelfs als dat gebeurt bij het testen van nieuwe producten. Er zijn andere, minder controversiële en meer ethische en even efficiënte methoden om medicijnen te testen voor ze vrijgegeven worden voor algemeen gebruik.

    Het verkopen van placebo’s in plaats van medicijn is evident verboden. Wie een product op de markt brengt dat geen geneeskrachtige werking heeft, mag daaraan ook geen helende waarde toeschrijven. Zelfs als we zouden aannemen dat placebo’s (soms) werken, dan nog ga je niet naar de apotheker om placebo’s te kopen. De dokter zal je ook niet vragen of je een echt geneesmiddel verkiest of een placebo, of je een placebo geven in plaats van een echt geneesmiddel.

    Toch zijn er gevallen waar dat het geval lijkt te zijn. Homeopathische middelen hebben geen enkele bewezen medicinale kracht. Toch zijn velen ervan overtuigd dat ze werken. Die werking kan dan alleen het gevolg zijn van het placebo-effect: ze werken omdat men erin gelooft. Het is niet het middel dat werkt, maar het geloof in de werking ervan. Het zit niet in het middel, maar in ons hoofd.

    Wat men verder over placebo’s ook mag zeggen, het is zeker zo dat de gemoedsgesteltenis van de patiënt een belangrijke factor is in elk ziekte- of genezingsproces. Daarover bestaat niet de minste twijfel. Het ligt ook voor de hand: de mens bestaat uit materiële elementen, chemische producten, maar is ook een levend wezen, met allerlei biologische kenmerken en is als homo sapiens bovendien een bewust en emotioneel denkend wezen. Wat wij ziekte noemen, speelt zich af op elk van die domeinen samen. Soms kan het een eenvoudig chemisch tekort zijn, zoals ijzer en dan is dat snel verholpen. Het kan een biologisch probleem zijn, bijvoorbeeld onvruchtbaarheid en dan kan men proberen om op dat niveau in te grijpen. Maar in alle gevallen is er ook een ervaring van de ziekte en dat speelt zeer sterk mee, vanzelfsprekend ook in de genezing. Het chemische en het biologische heeft een invloed op ons denken en onze emoties, maar het emotionele en het rationele denken heeft op zijn beurt een invloed op het chemische en het biologische. Het lichaam van de mens is een eenheid, dat vergeten we soms weleens.

    Mensen hebben de merkwaardige neiging om zich aan placebo’s toe te vertrouwen. Men kan nog duizendmaal bewijzen dat er in een homeopathisch middel helemaal niets aanwezig is, tot op het moleculair niveau toe, er zijn nog altijd mensen die erin geloven. De ziekteverzekering betaalt zelfs een aantal dergelijke middelen terug, de dokters schrijven ze voor, de apothekers verkopen ze!

    Er zijn nog andere voorbeelden van hetzelfde fenomeen. Men verkoopt ook koperen armbanden, stenen en wat nog meer waaraan men bepaalde krachten toeschrijft. Dat is altijd zo geweest, we hebben daarvan sporen die zeer ver teruggaan in de tijd, bijvoorbeeld in de grafresten van de eerste mensen. De vroegste beschavingen waren grotendeels gebouwd op veronderstellingen die wij nu niet meer onderschrijven, maar die we nog wel aantreffen bij primitieve volkeren en ook bij de minst ontwikkelde bevolkingslagen van de beschaafde wereld. Magie, alchemie, astrologie en allerlei andere pseudowetenschappelijke denkwijzen waren alom aanwezig in vroegere tijden en zijn ook vandaag nog verre van helemaal verdwenen.

    Wat steeds weer opvalt, is dat dergelijke bedenkelijke praktijken steeds verbonden zijn met mensen die ze aanbieden of opdringen aan anderen. Er zijn maar weinig mensen die uit zichzelf aan astrologie deden of nu nog doen. Men heeft het steeds geleerd van iemand anders. En men doet geen astrologie voor zichzelf, men doet dat voor anderen en men laat zich daarvoor betalen. Dat is ook zo voor magie en niet minder voor homeopathie. Er is altijd iemand die het te koop aanbiedt en iemand die bereid is ervoor te betalen. En dat terwijl zowel de enen als de anderen goed (kunnen) weten dat het om iets fictiefs gaat, iets zonder enige wetenschappelijke grond of ernstig bewijs. Een placebo, een zoethoudertje. Het lijkt wel alsof we ons graag iets laten wijsmaken. Mundus vult decipi. De wereld wil bedrogen zijn…

    Dat blijkt ook als we kijken naar het verschijnsel godsdienst.

    Ook hier gaat het om iets dat enkelen, priesters genaamd, opdringen of opleggen aan anderen, die hen daarvoor betalen, zodat de priesters en hun instelling, de Kerk, er royaal kan van leven. En het is iets dat geen ernstige mens au sérieux zal nemen, bijvoorbeeld dat er in de hemel een almachtig wezen is, dat bestaat uit drie personen, van wie één mens geworden is, geleden heeft, gestorven is en begraven en de derde dag verrezen uit de doden, die nedergedaald is ter helle en dan na veertig dagen opgestegen is ten hemel, waar hij zit aan de rechterhand van de Vader (maar waar is dan de Geest?); dat dit Wezen de hele wereld in zijn hand heeft, hem continu bestuurt in al zijn wijsheid; dat het met ons een verbond heeft gesloten zodat wij, als we zijn bevelen en verboden opvolgen, na onze dood eeuwig gelukzalig zullen leven in zijn aanschijn. Dat ons gebed, onze verstervingen, onze goede daden bij machte zijn om dat wezen te beïnvloeden, zoals onze tekortkomingen een voldoende reden zijn om ons voor de rest van de eeuwigheid te laten branden in de hel. Dat het wezen wonderen heeft verricht en dat nog steeds doet. Dat het rechtstreeks communiceert met zijn vertegenwoordigers hier op aarde.

    Als je er even bij stilstaat en er dieper op ingaat, dan hoort godsdienst helemaal thuis bij de magie van onze verre voorouders. Het syncretisme van het hellenisme en van de Romeinse staat en het ontstaan van het christendom, de vreemde middeleeuwse praktijken, de astrologie van de renaissance, de nieuwe godsdiensten van de Reformatie en het even fanatieke katholicisme van de Contrareformatie, het zijn allemaal vormen van dat ene principe: een beperkte groep van mensen maakt de anderen iets wijs dat totaal ongeloofwaardig is en van alle redelijke grond ontbloot, maar slaagt er toch in om daarvan behoorlijk te leven, ja zelfs schatrijk te worden.

    Antropologisch onderzoek bij primitieve stammen heeft aangetoond dat het beroep van tovenaar daar levensgevaarlijk is. De stamleden zijn graag bereid om een beroep te doen op de kunstjes van de tovenaar, maar hij moet wel succes hebben. Als men hem tot tien keer toe heeft betaald om het te doen regenen maar zijn dansjes blijken geen gevolg te hebben, dan stuurt men hem de laan uit, of men slaat hem de kop in. Magie is allemaal wel en goed, maar als het niet werkt, dan is dat het einde van het verhaal. En werken kon het niet, dat wist iedereen, je kan dansen tot je erbij neervalt: het is nog nooit beginnen regenen omdat een of andere idioot daar beneden staat rond te huppelen, gehuld in een vreemdsoortig gewaad en allerlei onzin uitkramend. En als het toevallig toch begint te regenen, dan heeft ie geluk gehad. Maar je kan niet blijven geluk hebben.

    Dat is in feite ook zo geweest voor het christendom. Men heeft altijd enig geloof gehecht aan de verhalen die men opdiste, maar men behield een gezonde kritische houding. Zolang de inspanning niet te groot was, zolang men zich niet te veel moest ontzeggen, zolang men in de praktijk toch kon doen wat men wou, was men bereid om allerlei uiterlijk vertoon te tolereren. Maar het mocht niet te ver gaan! Toen Rome nog maar eens op strooptocht ging in Europa om een nieuwe basiliek te bouwen, vond men het in Duitsland meer dan welletjes. Toen de Paus de hele Engelse Kerk in de ban sloeg omdat men geen kerkelijke belastingen meer wou betalen aan Rome, begon men prompt een eigen Kerk, los van Rome.

    Stilaan verloor de Kerk haar greep op het volk en ontstond er een burgerlijke maatschappij, waarin godsdienst steeds meer een marginaal verschijnsel werd, precies om dezelfde reden als in de primitieve stammen: godsdienst werkt niet, het kan niet werken want het heeft geen vaste grond onder de voeten. Als het dan toch een keertje lijkt te werken, dan is dat te wijten aan het placebo-effect: niet God is efficiënt, maar ons geloof in God.

    Arbeid adelt, maar de adel arbeidt niet en de priester evenmin. Dat heeft men altijd goed begrepen, je hoeft geen geleerde te zijn om dat door te hebben. Men is maar bereid om niet-arbeidende clowns, bedriegers en charlatans te tolereren als ze het niet te bont maken. Zo is het ook gegaan met de magie, ook die van het christendom en met de astrologie: men is bereid om wat kleingeld te geven aan een wichelaar om een plaats aan te duiden om naar water te graven, of aan een astroloog om de toekomst te voorspellen, maar als het over ernstige zaken ging, dan gebruikte een verstandig mens zijn gezond verstand.

    De katholieke Kerk heeft het langst standgehouden. Dat is vooral omdat ze de grootste wereldlijke macht had en op vele plaatsen nog steeds heeft. De Anglicaanse Kerk is een staatskerk en de katholieke Kerk is dat ook in Italië, Spanje, Polen, zelfs in België. Die Kerken hebben grote belangen in de opvoeding en in de zorgsector. In Noord-Amerika hebben de Kerken machtige lobby’s die hun wereldlijke belangen behartigen met enorme bedragen die ze de gelovigen ontfutselen.

    Steeds weer herhaalt men dat de Kerken een gunstige invloed hebben op de mens, dat zij hem helpen om gelukkig te zijn en goed te leven. Maar zelfs als dat zo is, dan is dat op valse gronden, door ons iets wijs te maken, door ons de dingen anders voor te stellen dan ze zijn en daar nog voor betaald te worden ook. Het is een placebo, zo simpel is het. Het kan werken, maar enkel omdat wij geloven dat het werkt, niet omdat er echt een God is die straft en beloont.

    Als wij ziek zijn, dan vragen we aan de dokter wat er werkelijk aan de hand is met ons. Wij stellen ons niet tevreden met een of andere magische verklaring, bijvoorbeeld dat we bezeten zijn door een boze geest. Nee, we willen precies weten wat er met ons aan de hand is, een zakelijke, concrete, materiële verklaring. En we willen geen placebo, we eisen een echt medicijn, dat goedgekeurd is en dat terugbetaald wordt. Bij de apotheker evenzo: geen lapmiddelen, maar iets dat werkt. Geen talisman of een amulet met de beeltenis van Apollonia tegen de tandpijn. We lezen wel eens een horoscoop, maar enkel als amusement. Geen mens die er nog aan denkt om zijn spaargeld te beleggen op grond van de onzin die sterrenwichelaars of zieners bedenken: als je het ernstig wil doen vraag je raad aan je bankier of word je lid van een beleggingsclub.

    Waarom zouden we dan nog een godsdienst in stand houden? Omdat de Kerken, ondanks het feit dat hun uitleg verzonnen is, er toch in slagen om de mens op het goede pad te houden en hem gelukkig maken? Ik heb grote twijfels bij die beide stellingen. De mensen doen het goede of laten het kwade niet omwille van hun godsdienstige overtuigingen en hun geluk hangt niet af van het feit of ze godsdienstig zijn of niet. Maar ik heb ook zeer principiële bezwaren: uit het kwade is nog nooit iets goeds voortgekomen. Men kan met bedrog geen resultaat bereiken dat men te gronde goed kan noemen en men kan hetzelfde resultaat evengoed of nog gemakkelijker bereiken zonder bedrog. Dat is mijn fundamenteel verwijt aan het christendom en aan elke godsdienst: het zijn menselijke verzinsels en wanneer men ontdekt dat het verzinsels zijn, is de betovering verbroken en stort het hele kaartenhuisje ineen. Het risico dat men het bedrog ontdekt is steeds zeer reëel aanwezig, one cannot fool all of the people all of the time. Dat godsdiensten eventueel sommige verdiensten zouden hebben, is nog geen reden om ze in stand te houden of te tolereren. Placebo’s hebben ook effect, maar wij verbieden het gebruik ervan ten strengste. Wat niet ernstig is, kunnen we niet ernstig nemen. Indien de doelstellingen van een godsdienst al lovenswaardig zijn, dan nog zijn de oneerlijke middelen die daartoe aangewend worden ongeoorloofd, onwerkzaam en onaanvaardbaar.

    De godsdiensten lijken stand te houden, voorlopig toch. Ze gaan erop achteruit, overal ter wereld waar de beschaving doordringt. Eerst gaan ze tot de folklore behoren, maar na enkele generaties is ook dat verdwenen. Vraag eens aan uw kinderen of kleinkinderen van zeven tot veertien wat ze van de godsdienst weten, wat godsdienst voor hen betekent.

    Je zal me zeggen: daar is ie weer, de atheïst! Het komt altijd op hetzelfde neer!

    Dat is ook zo. Ik probeer je langs verscheidene wegen tot dezelfde conclusie te brengen, namelijk dat het beter is dat je zelf nadenkt over de dingen en je afvraagt of de uitleg die men je voorhoudt ook klopt, of er iets van aan is, of er een grond van waarheid in zit, of men eerlijk is, dan wel of men probeert je iets wijs te maken om geld uit je zakken te halen of om macht over jou te verwerven.

    Er is zeker één onfeilbare test voor elke godsdienst die men je aanprijst: moet je ervoor betalen, vroeg of laat? Als het antwoord negatief is, doe dan gerust mee, er kan je niets gebeuren, je bent in goede handen. Als het antwoord echter positief is, dan weet je meteen dat het om je geld gaat, niet om je zielenheil of je persoonlijk geluk, wat men ook beweert.


    Categorie:God of geen god?
    06-03-2021
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Maagdenburgse halve bollen

    De Maagdenburgse halve bollen

    Van alle natuurkundige proeven staan de Maagdenburgse halve bollen wel het diepst in ons collectieve geheugen geprent. Wie herinnert zich niet een of andere afbeelding van de samengevoegde halve bollen die men met twee paardengespannen van acht paarden niet uit elkaar kon trekken, hoewel ze slechts met luchtdruk bijeengehouden werden?

    Ik ben geen natuurkundige, maar hoe meer ik erover nadenk, hoe minder ik vrede kan nemen met de uitleg die je van dat verschijnsel gewoonlijk vindt, bijvoorbeeld op Wikipedia. Men stelt dan dat de twee halve bollen zo krachtig bijeengehouden worden door de enorme luchtdruk buiten de bol, wanneer de lucht binnen de bol door middel van een krachtige pomp weggezogen is.

    Het is echter duidelijk dat er aan de luchtdruk buiten de bol niets gewijzigd is. Die is niet groter na het wegzuigen van de lucht uit de bol dan tevoren. En toen was die luchtdruk evident helemaal niet in staat om de twee helften bij elkaar te houden. Om het gewenste resultaat te bereiken en de proef te doen slagen, was het nodig de lucht uit de bol te verwijderen. In de bol ontstaat dan onderdruk, een lagere druk dan die buiten de bol. Het is dus veeleer de onderdruk in de bol die de twee delen samenhoudt. Dat blijkt ook uit het feit dat hoe groter de onderdruk, dus hoe meer lucht er verwijderd is, hoe meer kracht er nodig is om de twee helften van elkaar te scheiden. De kracht, of de grootte van de onderdruk is evenredig aan de kracht die aangewend is om de lucht te verwijderen.

    De Maagdenburgse halve bollen worden dus niet zozeer samengehouden door de externe luchtdruk, maar door het verschil tussen die constante externe luchtdruk en de druk binnen de bol. Het experiment bewijst dus niet zozeer de enorme kracht van de externe luchtdruk. Die is immers niet spectaculair groot: wij voelen die niet eens, we voelen de lucht enkel als het waait. De proef bewijst integendeel de enorme kracht van de onderdruk, dus van een geringere hoeveelheid lucht in een gesloten ruimte dan in de buitenlucht, in het extreme geval een volkomen luchtledige ruimte of een vacuüm.

    Ook het omgekeerde is het geval. Als men de luchtdruk in een gesloten ruimte vergroot, door er lucht in te pompen of door die lucht te verwarmen (waardoor hij uitzet), komt er een evenredige druk op de wanden van die gesloten ruimte. Bij onderdruk wordt die druk inwaarts uitgeoefend op de wand, waardoor die in de richting van het virtuele middelpunt van de ruimte wordt getrokken; bij overdruk gaat de kracht uitwaarts vanaf het virtuele middelpunt van de ruimte en duwt de wanden uitwaarts. In beide gevallen begeven wanden uiteindelijk op de zwakste plaats.

    Het gaat in dat experiment dus eigenlijk niet om de atmosferische luchtdruk, maar om een algemene eigenschap van gassen, namelijk dat ze samendrukbaar zijn, bijvoorbeeld door de hoeveelheid te verhogen in een gesloten ruimte, en dat ze ijler kunnen gemaakt worden, bijvoorbeeld door een deel ervan weg te nemen uit een gesloten ruimte. Dat kan alleen door energie te verbruiken, bijvoorbeeld door met een pomp lucht toe te voegen of weg te zuigen. Die energie wordt omgezet in een kracht die het gas, in dit geval de lucht, uitoefent op de ruimte waarin het zich bevindt: een uitwaartse kracht bij overdruk, een inwaartse kracht bij onderdruk.

    Men zou kunnen zeggen dat het wel degelijk de atmosferische druk is die de enorme druk uitoefent op de wanden van de luchtledige bol, wegens de eigenschap van gassen om zich gelijkmatig te verspreiden in een ruimte. De lucht zou als het ware het vacuüm willen innemen. Dat lijkt echter onwaarschijnlijk. Gassen vertonen die eigenschap enkel in eenzelfde ruimte. Er is geen enkele reden waarom de buitenlucht het de luchtledige in de bol zou willen innemen, aangezien die ervan gescheiden is door een stevige wand. Overigens is de atmosferische druk veel te gering om een dergelijke enorme druk uit te oefenen.

    Toch moet er uiteindelijk een verklaring zijn voor de enorme kracht van onderdruk en overdruk.

    Bij onderdruk, het woord zegt het zelf, is de luchtdruk in de bol geringer dan de die in de buitenlucht. De gewone uitwaartse druk van de aanwezige lucht op de wanden neemt daardoor af. Indien het verschil in luchtdruk tussen beide aanzienlijk wordt, met name door de zeer sterke afname van de druk in de bol, in het extreme geval tot nul, is zelfs de geringe atmosferische druk hier op aarde in staat om een enorme kracht uit te oefenen op de wanden van de bol. Onderdruk is dus geen kracht, zoals we eerder veronderstelden, maar een vermindering van kracht. IJlere lucht heeft minder luchtdruk, en dus minder kracht. De energie die gebruikt wordt om de lucht ijler te maken en dus te verwijderen, wordt aangewend om de kracht van de luchtdruk kunstmatig te verminderen.

    Bij overdruk wordt de druk in een gesloten ruimte zo groot dat de atmosferische druk buiten die ruimte niet meer volstaat om te verhinderen dat de wanden het begeven. Overdruk is dan een toename van de kracht van de lucht.

    In het experiment wordt dus weliswaar aangetoond dat de atmosferische druk een enorme kracht heeft, maar enkel in het uitzonderlijke geval dat die tegenover een druk komt te staan die veel geringer is. Dat principe is overigens ook wat we zien bij de indrukwekkende weersverschijnselen zoals orkanen, valwinden, straalstromen enzovoort. Wanneer er geen grote verschillen zijn in de druk van de ons omringende lucht, merken wij de aanwezigheid van de lucht(druk) niet eens.

    Het gaat dus in feite over de kracht van drukverschillen, die steeds veroorzaakt worden door een toevoeging van energie, hetzij om de normale kracht van de druk groter te maken, hetzij om die te verkleinen. Zonder verbruik van energie is het ene noch het andere mogelijk.

    Ten slotte moeten we er steeds aan denken dat de luchtdruk op aarde het gevolg is van de zwaartekracht. De luchtlaag van onze atmosfeer en de aarde trekken elkaar wederzijds aan, geheel volgens de wet van de zwaartekracht van Newton, waarbij die kracht wordt bepaald door de massa van beide voorwerpen en de afstand waarop ze zich van elkaar bevinden.


    Categorie:wetenschap
    01-12-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienst en secularisme

    De onvermijdelijke spanning tussen godsdienst en secularisme

     In een eerdere tekst over antiklerikalisme wees ik op de feitelijke onverenigbaarheid van de klerikale ambities van de islam met de democratische principes van onze samenleving, en op de ernstige gevaren van elke klerikale invloed op de burgerlijke besluitvorming. Er zijn echter nog andere redenen om ten minste wantrouwig te staan tegenover godsdiensten, en zeker tegenover de islam. Godsdiensten berusten op geloof. Van de ‘gelovigen’ wordt verwacht dat zij geloven wat de godsdienst voorhoudt en dat zij gehoorzamen aan de voorschriften van de leiders van de godsdienst. Er is weinig of geen ruimte voor een eigen interpretatie van het geloof of van de religieuze wetten. Beide ontlenen hun gezag immers aan een bovennatuurlijk Opperwezen, dat de geloofsinhoud en de ethische en rituele voorschriften openbaarde. Daaraan valt niet te tornen. Men moet alles letterlijk nemen, omdat het nu eenmaal zo geopenbaard is. En indien er toch enige twijfel of onduidelijkheid zou blijken te bestaan, dan is alleen het kerkelijk oppergezag gemachtigd om daarover uitspraak te doen, en deze uitspraken zijn meteen bindend.

    Daarmee wordt de mens echter herleid tot een onmondige slaaf, of zelfs een redeloos dier. Zo veronachtzaamt men de essentie van het mens-zijn, namelijk ons bewustzijn, ons vermogen om na te denken, om een eigen mening te vormen en die ook te uiten, en zelf vrij te bepalen wat men doet. Onvermijdelijk zijn er altijd mensen die zich verzetten tegen de aanmatigingen van de godsdiensten. Die zijn er altijd geweest. Het is immers veel aannemelijker dat een opperwezen niet bestaat, en alles wijst erop dat de openbaring niets anders is dan wat bepaalde mensen hebben bedacht en uitgeschreven. Van Dale omschrijft de Bijbel als ‘de Heilige Schrift, de gezamenlijke boeken van het Oude en het Nieuwe Testament, op het Concilie van Nicea in 325 vastgesteld; bevat volgens de christenen de ware heilsgeschiedenis’; de Koran wordt daar evenwel omschreven als: ‘het boek dat alle door God, via de aartsengel Gabriël, aan de profeet Mohammed geopenbaarde teksten bevat, het heilige boek der moslims’. Het opvallende verschil in de formulering is niet toevallig. Zelfs jaren geleden al was zelfs Van Dale voorzichtiger in zijn definitie van de islam dan in die van het christendom. De Koran is de verzameling van de door God geopenbaarde teksten, de Bijbelteksten daarentegen werd vastgelegd door mensen.

    Boeken zoals de Bijbel, zowel die van de joden als van de christenen, en de Koran hebben echter geen enkel hoger gezag dan andere geschriften. Men moet ze louter op hun eigen waarde beoordelen. Als daarin zaken voorkomen die onmogelijk zijn, bijvoorbeeld mirakelen, dan moeten die als verzinsels beschouwd worden, of als literaire fictie. Het staat iedereen, gelovigen en ongelovigen, vrij om zelf over deze boeken uitspraken te doen. Hetzelfde geldt voor de verordeningen en besluiten van de kerkelijke overheden: dat zijn meningen van mensen, zonder enige bovennatuurlijke inspiratie of reikwijdte. Ze hebben dus niet meer gezag dan andere uitspraken van andere mensen, en kunnen dus gecontesteerd of genegeerd worden. Gezagsargumenten gelden enkel voor wie dat gezag erkent, en dat gezag kan en mag niet afgedwongen worden, zeker niet met fysiek of mentaal, psychologisch geweld, of met dictatoriale staatswetten.

    De lichtzinnigheid van het begrip 'islamofobie'

    In de loop van de geschiedenis speelden godsdiensten een belangrijke rol in de samenleving. Wereldlijke heersers hebben vaak en graag gebruik gemaakt van de Kerken om hun eigen gezag te staven en te versterken: gelovigen zijn onderdanige mensen, en vorsten en organisaties allerhande verkiezen onderdanige mensen, die ze gemakkelijker hun wil kunnen opleggen. Zeker, ook onder de gelovigen werd er wel gemord, maar openlijk verzet was veeleer zeldzaam, en werd meestal in de kiem gesmoord. De geschiedenis van het vrije denken is dan ook een verborgen geschiedenis, die slechts met veel moeite te achterhalen is. Ook vandaag nog is het hier bij ons niet echt behoorlijk om zich openlijk en ongegeneerd af te zetten tegen Kerk en godsdienst, ook al is het aantal christengelovigen sterk afgenomen. Met de komst van de islam, geïmporteerd met de goedkope werkkrachten en andere immigranten, is de situatie grondig veranderd. De islam bekleedt nu nog de positie die het christendom tot kort na de Tweede Wereldoorlog innam. Elke tegenspraak, en zeker fundamentele kritiek die de grondslagen van de islam ontkent, is blasfemie, en de islam zet zijn gelovigen aan om de doodstraf, die daarop staat, zelf uit te voeren, indien dat al niet door de staat gebeurt.

    Bovendien doet de islam er alles aan om de blasfemie en andere voorschriften van de sharia ook door de burgerlijke overheden in niet-islamitische staten te doen erkennen en dus strafbaar te maken. Zo is het beruchte verwijt van islamofobie ontstaan, dat te pas en vooral te onpas gemaakt wordt. Er zijn websites hier bij ons waar je ‘islamofobe incidenten’ kan melden. Het is al voldoende dat men stelt dat bepaalde verzen in de Koran niet authentiek zijn, om het slachtoffer te worden van een fatwa en voor de rest van zijn leven te moeten onderduiken. Men krijgt al reacties als men islam met kleine letter schrijft, terwijl dat gewoon een afspraak is die geldt voor alle godsdiensten, ook het christendom en het jodendom. We weten wat er gebeurt als men de spot drijft met de god van de islam of zijn profeet, of als men hun bestaan zou durven ontkennen. Afvalligheid wordt niet geduld.

    Een fobie voor vrijheid van mening en democratie

    Godsdiensten staan lijnrecht tegenover seculiere levensvisies en samenlevingen. Het doel van de staat is de vrijheid van de burgers, zei Spinoza. Durf zelf na te denken, zei Kant. De godsdiensten, die niets anders zijn dan menselijke organisaties, eisen blind geloof en blinde gehoorzaamheid van hun onderdanen, en doen daarmee afbreuk aan de menselijke waardigheid zelf. Wij moeten ons terdege bewust zijn van de uiteindelijke onverenigbaarheid van deze beide mens- en maatschappijbeelden. Ik bedoel daarmee niet dat men godsdiensten moet verbieden en zeker niet dat men gelovigen moet onderdrukken, wel dat men moet onderkennen waar ze voor staan. Ik wil hier echter vooral aantonen en benadrukken dat de godsdiensten, en de islam niet het minst, zelf deze absolute onverenigbaarheid prediken. Waar men in een democratie nog ruimte kan laten voor velerlei opinies en rituele gedragingen, zolang die niet in strijd zijn met de geldende wetgevingen, is voor een godsdienst als de islam het vrije denken en de vrije meningsuiting, zowel als de democratie, een duivels idee dat met alle krachten uitgeroeid moet worden. Een democratisch bewind is iets dat moet worden omvergeworpen en vervangen door een alleenheerschappij van de godsdienst. In die zin is er in feite niet zozeer sprake van islamofobie, maar van een fobie, ja een diepgewortelde, fundamentele en rabiate haat, tegenover de vrijheid van denken en van meningsuiting en tegenover de democratie, vanuit elke godsdienst, en dezer dagen vooral vanuit de islam, die in deze principes terecht zijn grootste vijand erkent.


    Categorie:levensbeschouwing
    26-10-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme

    Antiklerikalisme

    De woorden die we gebruiken hebben hun belang. Het is met onze woorden dat we iets duidelijk maken, onze mening te kennen geven. Wanneer we woorden niet correct gebruiken, of niet de juiste woorden gebruiken, lopen we gevaar verkeerd begrepen worden. En ik heb het nu niet over banale woorden, zoals duimspijker of punaise, maar om woorden die ertoe doen.

    Terrorisme is altijd al aanwezig geweest in onze samenleving, het behoort tot de geschiedenis van het mensdom. Ontegensprekelijk is het ook in onze recente geschiedenis nadrukkelijk aanwezig. Van Dale omschrijft het als ‘(het plegen van) gewelddaden (individuele of collectieve aanslagen, gijzelingen, verwoestingen) ter demoralisering van de bevolking om een politiek doel te bereiken’. Met dergelijk terrorisme hebben ook wij tijdens ons leven al te maken gehad. Vaak was het echter niet duidelijk welk politiek doel de terroristen beoogden. Het was evident dat het aanslagen waren op de gevestigde macht en orde. Maar welke verandering wenste men teweeg te brengen? Onvermijdelijk komen we dan terecht bij de islam. Het valt immers niet te ontkennen dat de daders vaak met deze godsdienst in verband te brengen zijn, of zelf dat verband opeisen. De vraag is dan evenwel of het gaat om politieke doeleinden. Een godsdienst is immers in principe geen politiek systeem. Maar daar wringt het schoentje. Een bepaald politiek systeem maakt namelijk dat onderscheid niet tussen Kerk en Staat: de theocratie. En dus kan men terrorisme gebruiken als een middel om een theocratie te vestigen, en zijn dergelijke misdaden ‘terrorisme’.

    Ik meen dat het belangrijk is dat wij althans dat onderscheid tussen Kerk en Staat wel blijven maken. Onze beschaving is moeizaam en langzaam geëvolueerd in die richting, en vandaag is die scheiding goed merkbaar in de meest moderne staten. Niet toevallig zijn dat ook de staten waarin de godsdienst gemarginaliseerd is, en nog slechts een heel beperkt aantal mensen actief godsdienstig zijn. Die strijd tegen de invloed van de Kerk in de samenleving noemt men antiklerikalisme; klerikalisme is het opeisen door de geestelijkheid van meer macht dan haar rechtens toekomt. In een theocratisch bestel heeft de geestelijkheid alle macht, of eist die althans op, en ze beroept zich daarbij op een Opperwezen of God, en op diens openbaringen. De Joodse staat (die van het Oude Testament) was een theocratie, en ook de opvolgers ervan, het christendom en de islam, zijn theocratieën. Er is echter altijd al een tegenbeweging geweest die zich verzette tegen elk theocratisch bestel. Het alternatief was dan aanvankelijk een monarchie of een aristocratie, maar stilaan won het aloude idee van de democratie aan belang en invloed, en vandaag is die democratie, met strikte scheiding van Kerk en Staat, de norm in talrijke staten.

    Theocratie is in feite een misleidende benaming. Het is immers niet ‘god’ (theos) die heerst, maar de bedienaars van de eredienst, de priesters, de clerici. Vandaar dat men veeleer moet spreken van een hiërocratie (van hiereus, priester), of van een klerikaal bewind. Net zoals in alle andere staatsvormen gaat het om gewone mensen die zich de macht toe-eigenen, of verkozen worden om de macht uit te oefenen. Het enige verschil is dat men zich in een theocratie beroept op een Opperwezen en een Openbaring. In werkelijkheid is er echter geen opperwezen, en dus ook geen openbaring, het zijn gewoon verzinsels en waanideeën van machtsgeile mensen. Een theocratie is dus niets anders dan volksmisleiding, en als dusdanig verwerpelijk: het volk verdient beter. Bovendien hebben de theocratieën allemaal een bijzonder kwalijke reputatie, vooral op het gebied van het respect voor de mensenrechten. Er is dus geen enkele reden om voor een theocratie te kiezen, en talloze redenen om ons ertegen te verzetten. Dat hebben we gedaan met het jodendom (helaas vaak op een al te wrede manier) en met het christendom (op democratische wijze); waarom zouden we hetzelfde niet doen met de islam? Het is onze intellectuele en morele plicht om dat te doen.

    Dat betekent echter niet dat men de moslims (M/V/&c) moet veroordelen of hen verhinderen hun godsdienst te beoefenen, tenzij zij erop uit zijn om een theocratie te vestigen, als allesoverheersende staat, of als een staat in de staat. Wij moeten de scheiding van Kerk en Staat te allen prijze verdedigen. De godsdiensten mogen bestaan als een organisatie van mensen, maar zij mogen zich, net zoals alle andere organisaties, geen rechten toe-eigenen die hun niet toekomen, zoals het strafrecht, het huwelijksrecht, het onderwijs, de gezondheidszorg, de economie, de wetenschap &c. Godsdienst is een private kwestie, die men individueel of collectief beoefent, maar gescheiden van het staatsbestel. Antiklerikalisme is derhalve de enige verantwoorde houding tegenover de godsdiensten.

    In het licht van deze redeneringen kan men zich dan een opinie vormen over allerlei vormen van geweld, zoals onlangs nog de gruwelijke moord op een Franse leraar. Men heeft dat een daad van terreur genoemd, een terroristische aanslag. In feite beantwoordt dat niet aan de definitie van terrorisme, noch van aanslag. Het gaat om een moord op religieuze gronden, en dat noemt men een rituele moord. De dader had immers geen politieke bedoelingen, en wou ook geen angstpsychose veroorzaken. Hij voerde gewoon de straf uit die door de islam-geestelijken uitgesproken wordt voor het beledigen van hun god of zijn profeet. Dat is een vorm van klerikalisme: de islam eigent zich het recht toe om te oordelen over daden van anderen, daders te veroordelen en de straf uit te voeren, of te laten of doen uitvoeren. Deze rechten komen echter enkel de staat toe, en zolang we niet in een theocratie leven, heeft de geestelijkheid deze rechten niet. Daarom moeten we deze daad veroordelen, niet als een terroristische aanslag, maar als een overtreding van de staatswetten, in dit geval op louter religieuze gronden. Moord is onder alle omstandigheden een uiterst zware overtreding, en een rituele moord is dat niet minder, de godsdienstige redenen vormen geen verzachtende omstandigheid. Men kan de vraag stellen of het een verzwarende omstandigheid is, maar het antwoord daarop is niet meteen duidelijk. Waarom zou de religieuze motivering een verzwarende omstandigheid zijn? Misschien omdat het niet alleen een aanslag is op het leven van één persoon, maar een klerikale daad, en dus een aanslag op ons staatsbestel en ons rechtssysteem. Door deze rituele moord vecht de dader en de islam-geestelijkheid het alleenrecht aan van het burgerlijke bewind om overtredingen te bestraffen, en betwist men de scheiding van Kerk en Staat, een van de belangrijkste pijlers van onze democratie. Reden genoeg om aan deze daad meer aandacht te besteden dan aan een van de vele andere moorden die elke dag begaan worden om allerlei redenen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het slachtoffer te eren. Het kan ook door ons te bezinnen over de fundamentele principes van onze samenleving.

    Antiklerikalisme is niet zomaar ‘tegen de pastoors zijn’. Het is opkomen voor de strikte scheiding van Kerk en Staat, ter beveiliging van zowel de Staat als de Kerken. De Staat kan niet dulden dat een Kerk zich rechten toe-eigent die haar rechtens niet toekomen en moet daartegen streng en krachtdadig optreden. Anderzijds moet de Staat het recht erkennen en respecteren van Kerken om zich te organiseren en de eredienst te beoefenen, zolang die Kerken de strikte scheiding van Kerk en Staat erkennen en respecteren. Godsdiensten kunnen door hun vieringen een meerwaarde betekenen en een niet te verwaarlozen bijdrage leveren tot gemeenschapsvorming. Allerlei strikte geboden en verboden, die geen enkele intrinsieke betekenis of zaligmakende waarde hebben, zoals rituele verminking, voedselwetten, kledingvoorschriften, pelgrimages, dagelijkse riten en rituelen, zijn daarentegen uitsluitend bedoeld voor sektarische groepsvorming, of het tegen elkaar opzetten van mensen.

    Het (willen) vestigen van een theocratisch regime of van een autonome theocratie binnen het staatsbestel is een fundamentele bedreiging voor de democratie die op geen enkele manier geduld of goedgepraat kan of mag worden. De islam heeft ontegensprekelijk deze bedoeling. De conclusie ligt dan ook voor de hand. Zolang wij niet bereid zijn dat onder ogen te zien en de nodige maatregelen te nemen, zullen wij het gewillig slachtoffer blijven van rituele moorden en aanslagen vanuit religieuze overtuigingen. Pas wanneer de islam zich openlijk en ondubbelzinnig uitspreekt tegen elke vorm van theocratie, kan deze godsdienst aanvaard worden in een democratische samenleving. Men beweert dat er tekenen zijn in die richting. De tekenen in de tegengestelde richting zijn evenwel zo gruwelijk overtuigend, dat enig scepticisme redelijker lijkt dan het al te haastig en ondoordacht optimisme en het gedoogbeleid dat in bepaalde kringen van de intelligentsia en de media bon ton is. Het gaat om het fundament zelf van onze beschaving, dat mag men nooit uit het oog verliezen, en elke luchthartigheid of argeloosheid is dan totaal ongepast.

     


    Categorie:samenleving
    12-10-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Gele gevaar

    Het gele gevaar.

    Heel lang geleden, toen racisme nog moest uitgevonden worden als een misdaad, sprak men van het gele gevaar. Nooit goed geweten wat men daarmee precies bedoelde. Dan kwam Mao en het Rode boekje van de Culturele revolutie. En nu is er weer een ander China. Ik moest daaraan denken toen ik onlangs op zoek ging naar lijmklemmen, die ik wou gebruiken om een boek open te houden op mijn leesstandaard bij mijn vertaalwerk aan de PC. Het aanbod bij enkele doe-het-zelfzaken in de buurt was beperkt en de prijzen niet echt overtuigend; dan maar gaan kijken bij Amazon en daar is het la mer à boire, l’embarras du choix, die Qual der Wahl, spoilt for choice. Ik liet me verleiden door een aanbod voor zes klemmen voor € 6,69, verzendkosten inbegrepen. Ik aarzelde wel even, maar dan viel ik terug op de elementaire gedragsregel die ik van jongs af aan geleerd heb: als het maar zes euro kost, kunt ge maar voor zes euro gekloot zijn. Het enige nadeel leek dat de levering enkele weken zou uitblijven. Een dag of zo later kwam er echter al een bevestiging: de verzending was gebeurd. Ik ging dus af en toe eens kijken of er geen pakje aan de voordeur lag, maar nee, niets. Dan maar eens nakijken op Amazon, en daar bleek dat ik die lijmklemmen in China had besteld.

    Het doet je toch even nadenken. Plots stel je vast dat je aan het meewerken bent aan een economisch verschijnsel dat wellicht meer gevolgen heeft dan je vermoedt. Moeten we niet veeleer lokaal kopen? De lokale industrie en handel steunen? Maar zo eenvoudig is het niet. Als ik lijmklemmen ga kopen in een doe-het-zelfzaak, zijn ze daar twee keer zo duur, en deskundig advies is daar schaars, en de keuze is gering. Bovendien komen ook die ook uit China, wat maakt het dan nog uit?

    Zo ver is het dus gekomen. Het kost mij minder geld en moeite om lijmklemmen of wat dan ook in China te laten maken en naar hier bij mij thuis te laten vervoeren dan voor elke andere oplossing. Ik heb geen zinvolle andere keus, dit is de wereld waarin we terechtgekomen zijn. Ik troost me met de gedachte dat ik de leesstandaard zelf ineen getimmerd heb met enkele plankjes die ik nog liggen had; ik heb de verleiding weerstaan om er een te kopen in China; het zag er nochtans heel mooi uit, met klemmen en al, en voor geen geld thuis geleverd.


    Categorie:samenleving
    09-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Studentendoop, of moord.

    Een doop is een initiatierite. Men wordt geïnitieerd, dat wil zeggen ingewijd in een groep. Die opname wordt uiterlijke vormgegeven in handelingen en formules, zodat de gebeurtenis voor de nieuw ingewijde en voor de gemeenschap bevestigd wordt. Het lijkt een gebruik te zijn van alle tijden. Blijkbaar zijn er mensen die behoefte hebben aan het deel uitmaken van een groep, en anderzijds mensen die zich geroepen voelen om een groep op te richten en te leiden. Men wordt dus lid vanuit twee verschillende noden: enerzijds het opgaan in een grotere groep om niet alleen te zijn, anderzijds het leiderschap. Veel levende wezens, en ook de mensen, vertonen de neiging om samenwerkingsverbanden aan te gaan met hun soortgenoten. De voordelen daarvan zijn duidelijk. Men kan taken gemakkelijker gezamenlijk uitvoeren, taakverdeling leidt tot nuttige specialisatie, een groep is meer beveiligd tegen aanvallen van buiten uit enzovoort. Zo ontstaan niet alleen gemeenschappen, maar ook beschaving.

    Maar samenleven is enkel mogelijk als er bepaalde afspraken gemaakt worden, anders is het gewoon het recht van de sterkste dat geldt, en dat is geen samenleving. Er moet dus een zekere organisatie zijn. Sommige mensen zijn ‘sterker’ dan anderen, op een of ander gebied: fysiek, intellectueel, emotioneel… Op dergelijke mensen doet men vaak een beroep om leidende functies op te nemen in de samenleving, omdat hun bijzondere eigenschappen dan de hele gemeenschap ten goede kunnen komen. In ruil kent men aan deze mensen bepaalde voordelen toe, om hen te belonen voor de meerwaarde die ze betekenen. Zo ontstaan er bepaalde leidende functies en ambten, en die oefenen een aantrekkingskracht uit op ambitieuze mensen, enerzijds om de materiële voordelen die ze meebrengen, maar anderzijds ook omdat het leiding geven, macht hebben over anderen, door sommigen blijkbaar als begeerlijk ervaren wordt. Dat noemt men met een beladen woord machtswellust. En die ambitie leeft niet alleen bij uitzonderlijk begaafde mensen, ze komt voor bij om het even wie. Wanneer de ambitie groter is dan de mogelijkheden waarover men beschikt, geeft dat aanleiding tot problemen: sommige mensen nemen dan posities in die ze in feite niet aankunnen.

    Groeperingen zijn er op alle niveaus. De Verenigde Naties zal wel de grootste organisatie zijn, het gezin allicht de kleinste. Daartussen is er een onoverzienbaar aantal grotere en kleinere elkaar overlappende groepen. Mensen maken daarvan deel uit, soms door hun eigen keuzes, soms door de omstandigheden: men wordt geboren in een gezin, een ruimere familie, een stad of gemeente, een land, een taalgroep, een cultuur, een godsdienst… Al deze groepen hebben een bepaalde structuur of organisatie, al dan niet geformaliseerd. Tradities, al dan niet op grond van reële waarden, spelen daarbij een grote rol. De essentie van een groep is een zekere eenstemmigheid onder de leden, een bereidheid om de groep in stand te houden voor een bepaald doel. Die eensgezindheid heeft altijd een inhoud en een vorm. Men behoort tot een groep omdat men bepaalde ideeën en/of kenmerken deelt. Zo zijn uiterlijke ‘raciale’ verschillen eeuwenlang bepalend geweest onder de mensen, en dat is nog altijd zo. Ook godsdiensten zijn sterke groepen, die zich tegen elkaar afzetten. Typisch voor een groep is inderdaad dat men zich van anderen onderscheidt, bijna steeds door uiterlijk vertoon: klederdracht, versieringen, taalgebruik, muziek, voedsel, en rituelen. Rituelen zijn handelingen die op een bepaalde manier verricht worden, zowel functionele handelingen zoals eten en drinken, vergaderen, elkaar begroeten enzovoort, als specifieke handelingen die geen andere functie hebben dan het creëren van een identiteit. Denk bijvoorbeeld aan de mannelijke besnijdenis bij bepaalde volkeren of groepen; dat is niet functioneel (behalve in heel beperkte medische situaties), maar wordt door de groep beschouwd als een essentieel kenmerk. Ook allerlei soorten van uniformen behoren daartoe, evenals vlaggen en andere symbolen.

    Groepen hebben een organisatie nodig om te overleven. Er blijken slechts een gering aantal manieren te zijn om een groep samen te houden, zo leert ons de geschiedenis. De oudste vorm lijkt de monarchie te zijn, waarbij een enkele persoon alle macht in handen heeft; men kan dat ook een dictatuur noemen. De theocratie of hiërocratie, zoals het jodendom, het christendom en de islam, zijn in feite vormen van dictatuur. Wanneer de groep echter talrijker wordt, is het vrijwel onmogelijk voor één persoon om alles zelf te doen en te beslissen. De leider omringt zich dan met getrouwen; eerder zijn dat trawanten die gekozen worden omdat ze fysiek sterker zijn: een knokploeg die de bevelen van de leider doet naleven. Dat is echter een gevaarlijke situatie: krachtige leden van die pretorianen komen gemakkelijk in de verleiding om hun keizer af te zetten en zijn rol over te nemen. Om dat gevaar te vermijden, kan een monarch ook een beroep doen op burgers die zich onderscheiden hebben door hun succes in de samenleving, en hun een functie te geven in het bestuur. Dan spreekt men van een aristocratisch bestel. De macht van de vorst is dan al enigszins beperkt, of wordt louter ceremonieel. Maar naarmate de samenleving groeit en de leden welstellender en mondiger worden, willen die meer inspraak. Wanneer zoveel mogelijk burgers actief deelnemen in het beslissingsproces, spreken we van een democratie. In onze moderne samenleving, met zeven miljard mensen, kan niet elke persoon zelf rechtstreeks helpen beslissen. Daarom werkt men met verkozen vertegenwoordigers.

    Deze lange algemene inleiding vond ik nodig om zinvol te kunnen spreken over een randverschijnsel in onze samenleving, namelijk de initiatieriten die ik in het begin vermeldde en die inderdaad nog steeds bestaan, en deel uitmaken van een zeer lange traditie. Christenen denken dan aan doopsel, vormsel en eucharistie. De huidige kinderdoop is een zwakke afspiegeling van een meer ingrijpend ritueel dat aanvankelijk met volwassenen gebeurde. Maar vrijwel elke groep heeft een dergelijk initiatieritueel. Dat van de vrijmetselaars, de loge, is wellicht met opzet berucht, allicht echter ten onrechte. Recentelijk kwam, nogmaals, het doopritueel bij bepaalde studentenclubs aan de universiteit in het nieuws, en wel op een schokkende manier, door de moord – anders kan ik het niet noemen – op een ‘schacht’, zo noemt men een eerstejaars, in de Leuvense club Reuzegom. Er loopt een gerechtelijk onderzoek, en de universiteit zelf reageerde eerst krachtig, maar kwam dan op haar beslissing terug om nog slechts een symbolische ‘straf’ op te leggen. Nu de gruwelijke details van de marteling en de moord aan het licht en in het nieuws komen, reageert ook een (al bij al zeer beperkt) aantal leden van de universiteit geschokt, en het academisch bestuur wil nu de studentendopen ‘hervormen’.

    Het is goed om de feiten te kaderen in wat ik hierboven uitlegde. Een studentenclub was oorspronkelijk allicht een manier waarop jongeren die voor het eerst uit hun gezinssituatie gerukt waren en min of meer zelfstandig gingen leven in een vreemde stad, zich verenigden tegen hun eenzaamheid en kwetsbaarheid, vaak op regionale basis. Nieuwe leden konden zo leren uit de ervaring van oudere. Maar in de loop van de tijd verwerden sommige clubs tot uiterst bedenkelijke instellingen. Het ging niet meer om een samenwerkingsverband van studenten, maar louter nog om het organiseren van allerlei feestelijke activiteiten, waarbij overdadig alcoholverbruik de regel was: boemelen, noemde men dat. De leden van de groep moesten ingewijd worden, ontgroend, in die context, voor ze het uniform mochten dragen, de studentenpet. Die ontgroening bestaat ook sinds lange tijd in anderen groepen, zoals het leger, en lijkt typisch voor de overgang naar de volwassenheid. De kenmerkende gewelddadigheid is niet alleen verontrustend, maar ook vrijwel onbegrijpelijk, zeker in onze moderne samenleving. Waarom moet iemand beledigd, onteerd, vernederd, mentaal en fysiek mishandeld worden om lid te mogen worden van de groep? Het is geen test, want iedereen slaagt. Er wordt ook niet getest op kwaliteiten die de groep bepalen, tenzij misschien het drinkvermogen. Het is een leeg ritueel, een onzalige traditie. Typisch is dat niet de leiding de doop uitvoert, maar een schachtenmeester, een soort beul, die daartoe gekozen wordt wegens diens geschiktheid voor dat soort werk. Een voormalig slachtoffer wordt dan dader, en zo wordt de schandelijke traditie voortgezet, onnadenkend, niemand die nog weet waarom men dergelijke zaken nog doet, en niemand die het eigenlijk nog echt wil, maar het blijft wel gebeuren. Het is een uitwas, een aberratie, een perverse voortzetting van een volledig uit de hand gelopen initiatierite, die niets meer te maken heeft met het studentenleven. Dergelijke studentenclubs zijn geen democratische instellingen, en horen niet thuis aan een universiteit die naam waardig. Het zijn geen functionele groeperingen of organisaties, want niet gericht op enig maatschappelijk doel. Het zijn in feite parodieën van groepen, waarvan ze de structuren na-apen en sommige voorbijgestreefde gebruiken en tradities fanatiek in ere houden, zonder enige inhoudelijke relevantie.

    De houding van de Leuvense universiteit tegenover studentendopen is gekenmerkt door haar typische angst om de studentenaantallen. Men weet dat een jaar aan de ‘unief’ voor veel jongeren een gedroomde bekroning is van de middelbare school, vooral dan voor het uitgangsleven en de ontmoeting met anderen, ook seksueel, weg van huis. En dus legt men de studenten zo weinig mogelijk in de weg. Men heeft ze immers nodig voor de subsidiëring en voor de faam. Voor de aantrekkingskracht van een universiteit is het aanwezige uitgangsleven van zeer groot belang. Zo wordt de eerste dag van het academiejaar al feestelijk ingezet, dat wil zeggen met luide muziek en veel drank, tot laat in de nacht, en zo gaat het door, tot aan de examens, en niemand die daaraan iets wil veranderen. Als een grote universiteit plots een ‘nuchtere’ academische instelling zou worden, zou ze ongetwijfeld haar eigen doodsvonnis tekenen.

    Er zijn in de loop der eeuwen en ook recentelijk af en toe stemmen opgegaan tegen studentendopen, cantussen, karnaval, presesverkiezingen en andere traditionele festiviteiten onder studenten, maar zonder enig resultaat. Meer nog, typische boemelaars en clubleiders hebben het ver geschopt aan de universiteit, tot de hoogste posities toe, en houden de tradities actief in stand, ook lang nadat ze er zelf bij betrokken waren. Het was verbijsterend dat de Leuvense universiteit heel snel zwichtte voor ik weet niet welke argumentering van Reuzegom en vrede nam met een lachwekkende taakstraf en een ‘opstel’ als straf voor de moord op een medestudent. Nu wil men (eindelijk) dat de dopen anders verlopen. Maar de bevoegdheid van de universiteit in dezen is veeleer beperkt. Er staat niets in de reglementen, behalve dat van de studenten verwacht wordt dat ze blijk geven van eerbied van de menselijke persoon. Dat is zolang ik weet, en ik heb bijna veertig jaar aan de K.U. Leuven gewerkt, nooit een reden geweest om tegen wie dan ook op te treden, en het zou me sterk verbazen indien dat plots zou veranderen. Wat men nu wil, is tot vrijwillige afspraken komen met de studentenclubs. Dat is al eerder gebeurd, en het resultaat kennen we nu. Men zal ook nu de clubs niet willen of kunnen verplichten om de overeenkomst te ondertekenen of na te leven, en er zullen in de reglementen geen specifieke sancties opgenomen worden, de zeer vage en algemene bepalingen zullen zogezegd volstaan om te bestraffen in extreme gevallen. We hebben gezien waartoe dat in het verleden en ook nu weer geleid heeft.

    De universiteit bestaat grotendeels uit zeer vreesachtige mensen. Professoren zijn feitelijk overgeleverd aan de welwillendheid van de studenten: men heeft hen nodig, en men is bang hen ontevreden te stellen en hen uiteindelijk te verliezen: zelfs een geringe afname van de studentenaantallen wordt binnen de universiteit als een drama beschouwd, niet alleen wegens de financiële weerslag, maar vooral omwille van het imago. De universiteit moet in de eerste plaats studentvriendelijk zijn. De rest is bijzaak, want geen studenten, geen geld, en dus geen universiteit.

    Zo komt het dat men zelfs niet optreedt tegen wat nog altijd als de grootste misdaad beschouwd wordt: moord. Corruptio optimi pessima. Als men zelfs aan de universiteit, waar onze intellectuele elite en onze toekomstige leiders gevormd worden, zo lichtvaardig oordeelt over een zo zware misdaad, is het einde zoek.

     


    Categorie:samenleving
    05-07-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.orendul

    We beleven hectische tijden. Als we dachten dat het met de problemen rond energie, water, klimaat, migratie, vergrijzing, verrechtsing, populisme en racisme al meer dan wel was, dan heeft de Corona-epidemie wel snel duidelijk gemaakt dat het nog veel erger kon worden. Voeg daaraan toe dat alles vandaag de dag dik in de verf wordt gezet in de oude en de nieuwe media. Iedereen heeft een mening, en die ventileren lijkt wel een burgerplicht geworden in plaats van een mensenrecht. Ik ben een koele minnaar van Facebook, maar zelfs als ik nog maar weinig vrienden volg, krijg ik dagelijks ongevraagd een stortvloed van gegevens over me heen – het lijkt overdreven hier het woord ‘informatie te gebruiken. Soms is dat leuk: een haiku over alledaagse zaken, een tip over een CD, een foto van een vriend of kennis. Maar het wordt me wat veel, té veel. Zoveel hoofden, zoveel meningen, en we zijn voor de vrije mening en de vrije uiting daarvan, maar wat moet je met zoveel meningen? Als je het ermee eens bent, of toch in grote lijnen, dan geef je een duim omhoog, zoals de Romeinen (pollice verso, al is het niet zeker of zij met thumbs up het sein gaven voor de dood of het leven van de gladiator). Er zijn nog meer icoontjes die je kan gebruiken, onlangs kwam er nog die bij voor het medeleven, een zinvolle aanvulling. Maar vaak krijg je een mening voorgeschoteld waarmee je het grondig oneens bent. Wat dan? Met een icoon kan je dan zeggen dat je boos bent, of droevig, meer niet. Vaak is dat ruimschoots onvoldoende. Je wil de stelling betwisten, de argumenten weerleggen, op vergissingen wijzen, je eigen overtuiging naar voren brengen en verdedigen. Je kan dan een opmerking plaatsen, lang of kort. Gegarandeerd krijg je daarop een of meer reacties, en dan zit het spel op de wagen. Voor je het weet ben je in een controverse verzeild geraakt die niet zelden niets meer te maken heeft met de oorspronkelijke kwestie. En de gemoederen raken verhit…

    Ik heb het gevoel dat het zo niet verder kan. Je kan natuurlijk al je FB-vrienden niet meer volgen, maar waarom heb je dan nog die vrienden, behalve om ze een gelukkige verjaardag te wensen? Je kan FB afzweren, maar dat lijkt me drastisch, dan mis je de leuke of interessante berichten.

    Meer algemeen gaat het over het probleem van communicatie en de communicatiemiddelen, de media. Communicatie tussen mensen is noodzakelijk en onvermijdelijk, we doen de hele dag niets anders. Maar dankzij de technologie hebben de media hebben een zo overweldigende rol in de samenleving en in ons eigen leven gekregen, dat er sprake is van oververzadiging. We krijgen meer ‘informatie’ binnen dan we zelf kunnen verwerken. Bovendien is die informatie rauw, onverwerkt, al dan niet gemanipuleerd, niet gecontroleerd, tendentieus, vooringenomen, ongezouten, onbetrouwbaar, zelfs gewoon fake, of is ze correct, maar wordt ze als fake afgeschilderd en afgedaan. Betrouwbare ernstige informatie is schaars. Zelfs over de meest belangrijke zaken raken we het niet meer eens, zelfs niet onder ernstige wetenschappers.

    Hoe moet het dan verder? Ik heb geen idee. We hebben het niet meer in de hand. De media hebben het overgenomen en hebben het nu voor het zeggen, net zoals vroeger de Kerk, of de Staat, of een combinatie van de twee. En de nieuwe media geven iedereen een publieke stem, wat leidt tot een oorverdovende kakofonie. Of het nu gaat over het nieuws, ontspanning, sport, cultuur, wetenschap, godsdienst, politiek en noem maar op, het is allemaal zo complex en zo onduidelijk dat een mens er ‘orendul’ (hoorndol) van wordt, en voor wie dat Vlaamse woord niet begrijpt: knetter- of stapelgek, zoiets. De meningen raken meer en meer verdeeld, we zijn het grondig en luidruchtig met elkaar oneens, en iedereen is geneigd zich te profileren ten nadele van of tegen de anderen. Het gemeenschapsgevoel is verdwenen, en ook de verdraagzaamheid tegenover het onvermijdelijke anders-zijn.

    Ik ben al enige tijd op zoek naar remedies, naar een houvast, een ‘gids voor verdwaalden’, a guide for the perplexed. Ik probeer de instroom te beperken, maar dat is blijkbaar niet genoeg. Ik zou in feite liever geen TV meer kijken en stoppen met Facebook, maar ik vrees dat mijn leven dan nog meer zal vereenzamen en verengen dan nu al het geval is, mensen die me kennen vinden dat ik nu al een kluizenaar ben: ik kom nog zelden buiten, behalve voor de dagelijkse wandeling met Tobeke; geen café, restaurant, theater, concert, bibliotheek, geen vakantie- of andere reizen, zelfs geen bezoek aan vrienden of familie, ik verplaats me enkel te voet. Wat ik wel doe? Het grootste deel van de dag wijd ik aan mijn interesses: filosofie, vooral Spinoza, de Verlichting, atheïsme en godsdienst; het vertalen van filosofische teksten uit het Latijn, Engels en Frans; muziek beluisteren, vooral klassiek; het uitgeven, in beperkte mate, van wetenschappelijke en literaire werken; huiselijke taken. ’s Avonds lukt het meestal niet meer om nog intens bezig te zijn, en dan kijk ik soms wat TV, maar steeds minder, en telkens heb ik achteraf spijt dat ik daarmee mijn tijd verdaan heb. En mijn tijd loopt ten einde: de laatste weken stierven enkele collegae en leeftijdgenoten die met Spinoza bezig waren. Memento mori.


    Categorie:levensbeschouwing
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.orendul

    We beleven hectische tijden. Als we dachten dat het met de problemen rond energie, water, klimaat, migratie, vergrijzing, verrechtsing, populisme en racisme al meer dan wel was, dan heeft de Corona-epidemie wel snel duidelijk gemaakt dat het nog veel erger kon worden. Voeg daaraan toe dat alles vandaag de dag dik in de verf wordt gezet in de oude en de nieuwe media. Iedereen heeft een mening, en die ventileren lijkt wel een burgerplicht geworden in plaats van een mensenrecht. Ik ben een koele minnaar van Facebook, maar zelfs als ik nog maar weinig vrienden volg, krijg ik dagelijks ongevraagd een stortvloed van gegevens over me heen – het lijkt overdreven hier het woord ‘informatie te gebruiken. Soms is dat leuk: een haiku over alledaagse zaken, een tip over een CD, een foto van een vriend of kennis. Maar het wordt me wat veel, té veel. Zoveel hoofden, zoveel meningen, en we zijn voor de vrije mening en de vrije uiting daarvan, maar wat moet je met zoveel meningen? Als je het ermee eens bent, of toch in grote lijnen, dan geef je een duim omhoog, zoals de Romeinen (pollice verso, al is het niet zeker of zij met thumbs up het sein gaven voor de dood of het leven van de gladiator). Er zijn nog meer icoontjes die je kan gebruiken, onlangs kwam er nog die bij voor het medeleven, een zinvolle aanvulling. Maar vaak krijg je een mening voorgeschoteld waarmee je het grondig oneens bent. Wat dan? Met een icoon kan je dan zeggen dat je boos bent, of droevig, meer niet. Vaak is dat ruimschoots onvoldoende. Je wil de stelling betwisten, de argumenten weerleggen, op vergissingen wijzen, je eigen overtuiging naar voren brengen en verdedigen. Je kan dan een opmerking plaatsen, lang of kort. Gegarandeerd krijg je daarop een of meer reacties, en dan zit het spel op de wagen. Voor je het weet ben je in een controverse verzeild geraakt die niet zelden niets meer te maken heeft met de oorspronkelijke kwestie. En de gemoederen raken verhit…

    Ik heb het gevoel dat het zo niet verder kan. Je kan natuurlijk al je FB-vrienden niet meer volgen, maar waarom heb je dan nog die vrienden, behalve om ze een gelukkige verjaardag te wensen? Je kan FB afzweren, maar dat lijkt me drastisch, dan mis je de leuke of interessante berichten.

    Meer algemeen gaat het over het probleem van communicatie en de communicatiemiddelen, de media. Communicatie tussen mensen is noodzakelijk en onvermijdelijk, we doen de hele dag niets anders. Maar dankzij de technologie hebben de media hebben een zo overweldigende rol in de samenleving en in ons eigen leven gekregen, dat er sprake is van oververzadiging. We krijgen meer ‘informatie’ binnen dan we zelf kunnen verwerken. Bovendien is die informatie rauw, onverwerkt, al dan niet gemanipuleerd, niet gecontroleerd, tendentieus, vooringenomen, ongezouten, onbetrouwbaar, zelfs gewoon fake, of is ze correct, maar wordt ze als fake afgeschilderd en afgedaan. Betrouwbare ernstige informatie is schaars. Zelfs over de meest belangrijke zaken raken we het niet meer eens, zelfs niet onder ernstige wetenschappers.

    Hoe moet het dan verder? Ik heb geen idee. We hebben het niet meer in de hand. De media hebben het overgenomen en hebben het nu voor het zeggen, net zoals vroeger de Kerk, of de Staat, of een combinatie van de twee. En de nieuwe media geven iedereen een publieke stem, wat leidt tot een oorverdovende kakofonie. Of het nu gaat over het nieuws, ontspanning, sport, cultuur, wetenschap, godsdienst, politiek en noem maar op, het is allemaal zo complex en zo onduidelijk dat een mens er ‘orendul’ (hoorndol) van wordt, en voor wie dat Vlaamse woord niet begrijpt: knetter- of stapelgek, zoiets. De meningen raken meer en meer verdeeld, we zijn het grondig en luidruchtig met elkaar oneens, en iedereen is geneigd zich te profileren ten nadele van of tegen de anderen. Het gemeenschapsgevoel is verdwenen, en ook de verdraagzaamheid tegenover het onvermijdelijke anders-zijn.

    Ik ben al enige tijd op zoek naar remedies, naar een houvast, een ‘gids voor verdwaalden’, a guide for the perplexed. Ik probeer de instroom te beperken, maar dat is blijkbaar niet genoeg. Ik zou in feite liever geen TV meer kijken en stoppen met Facebook, maar ik vrees dat mijn leven dan nog meer zal vereenzamen en verengen dan nu al het geval is, mensen die me kennen vinden dat ik nu al een kluizenaar ben: ik kom nog zelden buiten, behalve voor de dagelijkse wandeling met Tobeke; geen café, restaurant, theater, concert, bibliotheek, geen vakantie- of andere reizen, zelfs geen bezoek aan vrienden of familie, ik verplaats me enkel te voet. Wat ik wel doe? Het grootste deel van de dag wijd ik aan mijn interesses: filosofie, vooral Spinoza, de Verlichting, atheïsme en godsdienst; het vertalen van filosofische teksten uit het Latijn, Engels en Frans; muziek beluisteren, vooral klassiek; het uitgeven, in beperkte mate, van wetenschappelijke en literaire werken; huiselijke taken. ’s Avonds lukt het meestal niet meer om nog intens bezig te zijn, en dan kijk ik soms wat TV, maar steeds minder, en telkens heb ik achteraf spijt dat ik daarmee mijn tijd verdaan heb. En mijn tijd loopt ten einde: de laatste weken stierven enkele collegae en leeftijdgenoten die met Spinoza bezig waren. Memento mori.


    Categorie:levensbeschouwing
    23-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergif uitademen

    Lang geleden vertelde iemand me een grapje dat zelfs toen al waarschijnlijk enkel in katholieke middens kon gesmaakt worden: de engelen zijn ontstaan uit de gemeenschap van de heiligen, de duivels uit de handelingen van de apostelen. Het is een dubbele woordspeling: de gemeenschap van de heiligen is een term uit de apostolische geloofsbelijdenis, het Credo; reeds in de 4de eeuw werd dat element erin opgenomen, maar de gedachte is al aanwezig in het Nieuwe Testament: de gelovigen vormen een heilsgemeenschap; daarvan maken niet alleen de levende gelovigen deel uit, maar ook alle vroom gestorven gelovigen, ook degenen die nog enige tijd in het vagevuur moeten worden gelouterd. Maar ‘gemeenschap hebben’ betekent natuurlijk geslachtelijke gemeenschap, seks en voortplanting. Dan zouden de heiligen in de hemel samen engeltjes voortgebracht hebben… Engeltjesmakers dus. Dat had vroeger wel een andere betekenis.  Door de handelingen van de apostelen zijn de duivels ontstaan; die ‘handelingen’ zijn dan allicht een allusie op alle vormen van verboden seks: masturbatie, overspel, omgang met publieke vrouwen, homoseksualiteit, pedofilie… De apostelen, of priesters, mogen namelijk geen gemeenschap hebben en zijn dus aangewezen op niet-reproductieve vormen van seks. De ‘Handelingen van de Apostelen’ zijn anderzijds een onderdeel van het Nieuwe Testament, waarin het wedervaren van de eerste Kerk wordt verhaald.

    Tot zover het grapje dat nu vanzelfsprekend niet meer aanspreekt, omdat men de allusies niet meer begrijpt en men zelfs de gebruikte termen niet meer kent.

    In die Handelingen staat ook de bekende passage over die eerste christengemeenschap, waarin gezegd wordt dat zij, toen ze zich hadden afgescheiden van hun Joodse medemensen, ‘alles in gemeenschap hadden’: ‘De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel, zij bezaten alles gemeenschappelijk.’ (Hand. 4, 32) ‘Er was geen enkele noodlijdende onder hen, omdat allen die landerijen of huizen bezaten, deze verkochten en de opbrengst ervan meebrachten om aan de voeten van de apostelen neer te leggen. Aan ieder werd daarvan uitgedeeld naar zijn behoefte.’ (4, 34-35) Daarin zien we al het begin van wat later het christelijke ideaal zou worden: de hele wereld onder kerkelijk gezag, de theocratie of beter: de hiërocratie.

    Maar reeds van meet af aan waren er moeilijkheden. ‘Nu was er een man, Ananias genaamd, die in overleg met zijn vrouw Saffira een stuk grond verkocht. Met haar medeweten hield hij echter iets van die opbrengst achter en bracht slechts een gedeelte mee om het aan de voeten van de apostelen neer te leggen.’ (Hand. 5, 1-2) De reactie van Petrus was ontstellend. ‘”Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.” Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf. Een grote vrees maakte zich meester van allen die dat vernamen. De jonge mannen stonden op en wikkelden hem in doeken. Ze droegen hem naar buiten en begroeven hem. Een uur of drie later kwam zijn vrouw binnen, zonder iets van het gebeurde te weten. Petrus richtte zich tot haar met de vraag: “zeg me of ge het land voor zoveel verkocht hebt?” Zij antwoordde: “Ja, voor zoveel.” Toen sprak Petrus tot haar: “(…) Ik hoor de voetstappen van hen die uw man begraven hebben al bij de deur en nu zullen zij ook u wegdragen.” Terstond viel zij aan zijn voeten neer en stierf. (…) Een grote vrees maakte zich van de hele Kerk meester en van allen die het vernamen.’ (Hand. 5, 4-11)

    Uit de tekst en de context blijkt duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een objectief relaas over een historische gebeurtenis – al is een dergelijk voorval niet echt ongerijmd – maar met een ‘stichtelijk verhaal’, een al dan niet op feiten gebaseerde tekst, opgesteld om de lezers ervan te imponeren en hen zo aan te zetten om bepaalde zaken te doen en andere niet te doen. Het was de bedoeling van de auteur(s) om de christenen te dwingen hun wereldlijke bezittingen af te staan aan de Kerk, en die eis werd kracht bijgezet met een afschuwwekkend voorbeeld: wie zelfs maar een gedeelte achterhield, zou door de kerkelijke overheid, die alles weet, ter verantwoording worden geroepen en vreselijk gestraft. Een dergelijk verhaal was blijkbaar nodig om iedereen te overtuigen.

    Er waren ongetwijfeld toen al hier en daar stemmen die opgingen, zowel tegen de inhaligheid en de machtswellust van de Kerk, als tegen dergelijke fantastische verhalen. Men begon zich vragen te stellen over al de wonderbaarlijke tussenkomsten van de apostelen, en zelfs van Christus. Dergelijke verhalen kende men immers als sinds de oudheid, zowel in de Griekse, Romeinse als de Oosterse middens. Sommigen gingen zo ver dat ze meenden dat al die wonderen en mirakelen in feite natuurlijke oorzaken hadden. Zo zou de bekende doortocht door de Rietzee na de uittocht uit Egypte mogelijk zijn gemaakt door de kracht van de wind, zoals inderdaad blijkt uit Exodus 14, 21. Van Petrus wordt gezegd dat men de zieken op straat legde, in de hoop dat als hij voorbijkwam, tenminste zijn schaduw op hen zou vallen. (Hand 5, 15). Men leidde daaruit af dat er ook daar een natuurlijke oorzaak was. Schaduw heeft immers gevolgen: een plant in de schaduw gedijt niet, maar als men uit de felle zon kan blijven is schaduw weldadig. En zo heeft men ook een natuurlijke oorzaak gezocht voor de dood van Ananias en Saffira. P. Pomponazzi schrijft in zijn De incantationibus (1520-1556) dat Petrus’ schaduw inderdaad een natuurlijke oorzaak is, en ook de dood van Ananias en Saffira is geen mirakel. Hij vergelijkt het uitspreken van de vervloeking eerst met het gesis van slangen, dat voldoende is om dieren (van angst) te doen sterven; vervolgens zegt hij dat mensen die een vervloeking uitspreken vanuit een heftige inbeelding, vergif uitademen (venenum expirant), een idee dat blijkbaar destijds enige geloofwaardigheid had. Ananias en Saffira stierven dus ofwel door de angst die Petrus’ woorden hun inboezemden, of door het vergif dat hij uitademde in zijn razende woede.

    Daaraan moest ik denken nu blijkt dat het erg gevaarlijke corona-virus bijna uitsluitend overgedragen wordt door onze uitademing: ook wij ademen nu letterlijk vergif uit, als het virus ons te pakken heeft. De wetenschap heeft de virussen pas eind 19de eeuw ontdekt, en pas in het midden van de 20ste eeuw werden er vaccins gemaakt om ze te bestrijden. Dat is geen eenvoudige opgave, zelfs niet voor de uiterst geavanceerde medisch wetenschap van vandaag. Maar we weten nu snel dat een ziekte, zoals die ontstaan in Wuhan in China, van virologische oorsprong is, en zo moet bestreden worden. Er is niets geheimzinnigs aan een virologische infectie. Alleen blijkt het moeilijk om ze te bestrijden, om allerlei redenen die eveneens volledig verklaarbaar (zullen blijken te) zijn. Tweeduizend jaar geleden was dat niet zo: men had toen die wetenschappelijke kennis nog niet, en dus werden ziekten, en ook de genezing, toegeschreven aan allerlei zaken, tot de meest onwaarschijnlijke. Maar ook vandaag nog zoeken mensen naar andere verklaringen dan de voor de hand liggende. Denk maar aan al de complottheorieën over het ontstaan van het COVID-19 virus, en over de alternatieve manieren om het te bestrijden. Typisch dat een wetenschap-ontkenner als Trump publiekelijk verklaart dat hij pillen slikt die door de medische wereld op basis van uitvoerige testen als niet-werkzaam beoordeeld zijn, en dat Bolsonaro nog altijd het virus zelf ontkent. In Zuid-Afrika ontkende president Mbeki jarenlang dat AIDS veroorzaakt wordt door HIV. Ten minste een deel van de Getuigen van Jehova weigeren bloedtransfusies.

    Het is dus al een stap vooruit als mensen op zoek gaan naar een redelijke verklaring voor een ziekte of het plotse overlijden van iemand, naar een natuurlijke oorzaak in plaats van ‘een straf van God’, of boze geesten, of vervloekingen van priesters of heksen. Maar telkens weer zien we dat de wetenschap niet iedereen kan overtuigen. Men weet nu, na tientallen jaren ervaring, dat de vaccins tegen de jaarlijkse griepepidemieën uitstekend werken en talloze ziekten en overlijdens voorkomen. Maar toch weigeren veel mensen, ook in de medische wereld, zich te laten vaccineren. Het staat vast dat men geen griep kan krijgen door het vaccin, en ook dat de bijwerkingen vrij uitzonderlijk en steeds mild zijn. Wel kan men nog griep krijgen als men gevaccineerd is, het vaccin garandeert geen 100 % succes. Toch beweert iedereen die het vaccin weigert dat ze ooit doodziek geweest zijn door een vaccinatie, of toch iemand kennen die dat heeft voorgehad. Het is dus waarschijnlijk dat er ook nu weer mensen zullen zijn die weigeren zich te laten vaccineren tegen COVID-19, als en wanneer dat vaccin beschikbaar wordt.

    COVID-19 is een ramp voor onze hoogtechnologische beschaving omdat er geen medicijn is, en er nog geen vaccin is. Dan is de enige manier om een pandemie nog enigszins in te perken de verspreiding, die via de luchtwegen gaat, te verhinderen of toch te beperken. Anderzijds moeten we de symptomen met alle mogelijke middelen bestrijden, in de ergste gevallen door intensieve medische zorgen. Maar omdat we in feite geen verweer hebben, komen we emotioneel weer in de situatie van de mens in vroegere beschavingen. Onze rationaliteit moet dan plaats ruimen voor meer primitieve afweerreacties, zoals totale ontkenning en zelfs agressiviteit en uitdagend risicogedrag: als we er toch niets kunnen aan doen, dan doen we alsof het er niet is, wat er verder ook moge gebeuren. Of men gaat de informatie selectief benaderen, met een voorkeur voor zelfbevestigende gegevens: er vallen niet meer doden dan bij de jaarlijkse griep, in rust- en verzorgingsinstellingen sterven er uiteraard meer mensen, er sterven meer mensen van honger, of in het verkeer, het zijn alleen zieke ouderlingen die eraan sterven, en die gingen toch al dood, het aantal doden valt eigenlijk nog mee…

    In tijden als deze is er ook een sluipend gevaar op politiek en maatschappelijk vlak. Om een dergelijke crisis aan te pakken is een sterke leider nodig, een centraal gezag, uitzonderlijke maatregelen, met strenge hand toegepast. Met andere woorden: een dictatuur. Dat is een zware vergissing. Wanneer men immers alle macht in één persoon centraliseert, loopt men evident het gevaar dat die persoon niet de juiste maatregelen neemt. Een democratisch proces, gebaseerd op wetenschappelijk advies, is allicht omslachtiger, maar de kans dat men zo tot een optimale aanpak komt, is oneindig veel groter, al was het maar omdat meer mensen nu eenmaal meer weten dan één. En ja, wetenschappers zijn het vaak onderling oneens en kunnen weleens tegengestelde adviezen geven, maar over de grond van de zaak zijn ze het altijd eens, namelijk dat de wetenschappelijke methode meer garanties biedt dan een onwetenschappelijke aanpak.

    Dat deze gezondheidscrisis onze maatschappelijk leven grondig verstoord heeft, is overduidelijk. Dat we de lockdown-maatregelen niet eindeloos kunnen volhouden, zelfs niet tot er een vaccin is, wordt elke dag duidelijker. Bij elke versoepeling verhoogt het risico op nieuwe slachtoffers. Maar zoals bij alle andere risico’s, zoals die van het verkeer, het klimaat en de energie, zijn we blijkbaar bereid om die te lopen. Een leven zonder risico’s is niet leefbaar, zelfs niet denkbaar. Zo zal het allicht ook nu weer verlopen. De stranden en andere zomerse vakantieoorden wenken al, we denken alweer aan skiën, straks. We zijn een vermetele soort, zoveel is zeker.


    Categorie:samenleving
    19-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Si dolce e'l tormento

    Velen onder ons zullen ongetwijfeld ooit ontroerd geweest zijn door een van de talrijke uitvoeringen, bijvoorbeeld van de onvergetelijke Montserrat Figueras, van Marco Beasley of Philippe Jaroussky, van de uitzonderlijk aangrijpende aria Si dolce è il tormento.

    Ze werd voor het eerst gepubliceerd in een verzameling van Carlo Milanuzzi (c. 1590- c. 1647) Quarto scherzo delle ariose vaghezze… con un cantata, & altre arie del Signor Monteverde, e del Sig. Franceso suo figlio (Venetië: Alessandro Vincenti, 1624). Volgens sommigen is ze van de hand van Francesco, de oudste zoon van Claudio Monteverdi (1567-1643), maar de meeste bronnen wijzen ze toe aan Monteverdi père zelf, van wiens meesterlijke hand de eenvoudige maar zo overtuigende melodie overigens alle tekenen vertoont.

    De term scherzo in de titel van Milanuzzi’s publicatie betekent letterlijk een grap, iets luchtigs, en dat betekent het ook in de muziek, waar het scherzo een vaste plaats verworven heeft. Hier bedoelt men echter waarschijnlijk zoiets als ‘een prettige verzameling’; de verzamelingen van Milanuzzi krijgen vanaf de zesde de meer algemene titel libro delle ariose vaghezze, en dat laatste woord betekent ‘aangenaam’.

    De aria komt al eerder voor in Francesco Petratti, Il primo libro d’arie a una et due voci con un dialogo in fine (Venetië: Alessandro Vincenti, 1620), dat gedrukt werd voor en opgedragen aan Paolo Giordano Orsini, de hertog van Bracciano, in wiens dienst Petratti was,  en waarbij Monteverdi optrad namens de hertog, zoals blijkt uit Monteverdi’s brieven aan de hertog. Petratti’s werk bestaat ongetwijfeld uit composities, dus met tekst én muziek. Waarschijnlijk heeft Monteverdi een van de teksten zo aantrekkelijk gevonden dat hij daarop ook zelf muziek heeft op gecomponeerd, die dan later een plaats gevonden heeft in de verzameling van Milanuzzi en zo bewaard is gebleven. Het is me niet duidelijk geworden van wie de teksten zijn van de arie van Petratti, en over deze componist en muzikant uit Cremona is verder niet veel te vinden.

    Si dolce è'l tormento

    Ch'in seno mi sta,

    Ch'io vivo contento

    Per cruda beltà.

    Nel ciel di bellezza

    S'accreschi fierezza

    Et manchi pietà:

    Che sempre qual scoglio

    All'onda d'orgoglio

    Mia fede sarà.

     

    La speme fallace

    Rivolgam' il piè.

    Diletto ne pace

    Non scendano a me.

    E l'empia ch'adoro

    Mi nieghi ristoro

    Di buona mercè:

    Tra doglia infinita,

    Tra speme tradita

    Vivrà la mia fè.

     

    Per foco e per gelo

    riposo non ho

    nel porto del Cielo

    riposo haverò...

    se colpo mortale

    con rigido strale

    il cor m'impiagò

    cangiando mia sorte

    col dardo di morte

    il cor sanerò...

     

    Se fiamma d'amore

    Già mai non sentì

    Quel rigido core

    Ch'il cor mi rapì,

    Se nega pietate

    La cruda beltate

    Che l'alma invaghì:

    Ben fia che dolente,

    Pentita e languente

    Sospirimi un dì.

     

    ‘Zo zoet is de kwelling in mijn gemoed, dat ik tevreden leef met wrede schoonheid. In de hemel van de schoonheid neemt de trots toe en ontbreekt het medelijden: moge mijn trouw altijd als een rots in de golf van de hoogmoed zijn. De valse hoop wend ik af. Genot noch vrede daalt in me neer. En de meedogenloze die ik aanbid, gunt me de vertroosting niet van haar goede genade: in eindeloze pijn, in bedrogen hoop zal mijn hoop leven. Ik word niet gespaard van vuur en ijs, aan de hemelpoort zal ik rust vinden. Als de doodsteek van de starre pijl mijn hart verwondt en mijn lot doet keren, zal met de pijl van de dood het hart genezen. Als dat starre hart dat mijn hart stal de vlam van de liefde nog niet voelt, weigert de wrede schoonheid die het hart betoverde me medelijden: moge ze op een dag gepijnigd, met spijt en kwijnend naar mij verzuchten.‘


    Categorie:muziek
    04-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasen?

    Ik weet dat het de Paastijd is, maar ik heb geen idee wanneer Pasen valt dit jaar. Kerstmis is op een vaste datum, maar de datum van Pasen moet je elk jaar berekenen: de eerste zondag na de eerste vollemaan na de lente-evening. Maar ook die lente-equinox, dus het moment in de lente dat de dagen en de nachten even lang zijn, is lichtjes veranderlijk. In 2019 was dat 20 maart, en over honderd jaar is het 19 maart. Maar de datum waarvan men uitgaat voor de berekening is traditioneel 21 maart. Volgens de vermelde definitie kan Pasen dus ten vroegste vallen op 22 maart, dat is namelijk de eerst mogelijke zondag na 21 maart, en dan was er op 21 maart ook vollemaan. Als er vollemaan is op 20 maart is de volgende vollemaan pas 29 dagen later, dat wordt dan 18 april. Als dat een zondag is, is de eerste zondag na de vollemaan van 18 april dus 25 april, en dat is de laatst mogelijke datum voor Pasen. De datum van Pasen kan dus meer dan een maand verschillen. Waarom we nog altijd aan dat mythische systeem blijven vasthouden, weet geen mens. Pasen is een zeer christelijke traditie, maar het is vreemd dat men wel de geboortedag van de figuur Jezus vastgelegd heeft op 25 december, maar de gedenkdag van zijn wederopstanding, en dus ook van zijn kruisdood, laat afhangen van de stand van de zon en de maan. Let wel, ook 25 december heeft te maken met stand van de zon: 21 december is immers de dag van de winterevening.

    Jonge mensen kunnen zich amper voorstellen hoe christelijk mensen zoals ik opgevoed zijn. Pasen was zowat het godsdienstige hoogtepunt van het jaar. Er ging een periode aan vooraf van veertig dag vasten, en de laatste, Goede Week was gekenmerkt door zeer aangrijpende vieringen, te beginnen met Palmzondag, dan Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Paaszaterdag en dan het Paasfeest zelf op zondag. In de vieringen kwam het passieverhaal uitvoerig aan bod, voorgelezen, gezongen en zelfs als een soort musical of oratorium. De meest befaamde vormen daarvan zijn de Passies van Bach en andere grootmeesters, en natuurlijk de Messiah van Haendel. Nog altijd worden uitvoeringen daarvan jaarlijks rond deze tijd bijgewoond door grote aantallen liefhebbers, ongelovigen zowel als gelovigen.

    Enkele dagen geleden heb ik ook nog eens geluisterd naar de hele Messiah, in een mooie uitvoering onder leiding van Jordi Savall. Ik had het moeilijk om me helemaal in te leven. Ik ken de muziek en de woorden grotendeels van buiten, ik luister er al naar sinds mijn prilste jeugd, ik moet alles zeker al meer dan honderd keer gehoord hebben. Maar doordat ik met de jaren meer en meer uitgesproken atheïst geworden ben, erger ik me ook meer aan de teksten, en dan wordt het moeilijk om nog van de muziek te genieten, natuurlijk. Wat me vooral stoort, is dat het een verhaal is over een mens die echter ook God is. Als het een louter menselijk verhaal was, zou je kunnen meeleven met wat een goed mens, een prediker, overkomen is. Maar dat is het niet: Jezus is ook de Zoon van God en zelf ook God, die hier dertig jaar geleefd heeft als mens. En dat merk je voortdurend in de teksten en in de muziek die daarop gecomponeerd is. Als een onschuldige mens de marteldood sterft is dat een schrijnend verhaal, maar als dat Gods Zoon zelf is? Het is heel verwarrend. En als atheïst heb je natuurlijk niets aan al de theologie en de piëteit die je meekrijgt. Kortom, mijn ervaring was veel minder aangrijpend dan lang geleden, en het genieten was vooral van de muziek, waarbij ik probeerde de teksten te verdringen, zonder veel succes overigens, want bij de beste componisten vertolkt de muziek ook de tekst.

    Het passieverhaal is het hoogtepunt van het verhaal van deze Godmens. God kan moeilijk meer menselijk voorgesteld worden dan op deze manier. Dit is wat men antropomorfisme noemt: God krijgt alle kenmerken van de mens, vooral de goede, en dan in de hoogste mate. En dat is precies wat het minst op God van toepassing is, als je er ernstig over nadenkt. Ook moderne theologen zijn het daarmee eens. Maar dat is wel wat je te horen krijgt in de passies en de Messiah, en dat is ook waarmee wij opgevoed zijn: een zeer persoonlijke, menselijke God en een zeer menselijke Christus. De kerk put zich uit in het affirmeren van de historische figuur van Jezus, met de wonderbaarlijke geboorte, al de parabelen, mirakelen, het lijdensverhaal en de opstanding en de hemelvaart. Als kind ga je daarin mee, je wordt onweerstaanbaar meegesleurd, want alles en iedereen doet mee aan de voorstelling, elke dag, elk jaar opnieuw.

    Godsdienst is gebaseerd op verhalen. Maar niet zomaar verhalen: het zijn ware verhalen, waaraan niet mag getwijfeld worden. Het zijn géén parabels, geen metaforen. Het is allemaal werkelijk zo gebeurd, het hele Oude Testament en het hele Nieuwe. De schepping, Mozes en de profeten en al de rechters en koningen, Jezus van Nazareth, de apostelen, de evangelisten, en vooral ook Paulus, de ware stichter van het christendom. Maar als puntje bij paaltje komt (dus als de puntjes op de i gezet worden), gaat het om verhalen die mensen geschreven hebben, zoals ze zoveel andere verhalen hebben geschreven. Er is in feite geen enkele reden waarom precies deze verhalen, van het Oude en het Nieuwe Testament, wel waar zouden zijn, en dan nog letterlijk ook. Er zitten zoveel mythische elementen in, zoveel interne tegenspraken, zoveel ongerijmdheden, dat een moderne mens ze echt niet ernstig kan nemen. Het gaat ook niet om objectieve geschiedkundige werken, maar veeleer om verzinsels om een bestaande toestand een fictieve historische of bovennatuurlijke achtergrond te geven: etiologische sagen, noemt men dat. Men besteedt veel te weinig, of zo goed als geen aandacht aan de ontstaansgeschiedenis van deze teksten en aan hun auteurs. Het waren gewone mensen die ze eerst vertelden, en later, soms veel later opschreven en herschreven, meestal met bepaalde bedoelingen, en in opdracht van de machthebbers, die daarmee hun macht wilden bekrachtigen. Het is literatuur, geen Godsspraak. Het is verbijsterend dat men dat tweeduizend jaar lang ontkend en verdrongen heeft, en dat nog altijd doet. Mozes, Christus en Paulus, om slechts die te noemen, zijn geen historische personen, maar literaire personages zoals Frodo en Harry Potter. De teksten zijn niet door God geschreven of ingegeven, maar door mensen zoals jij en ik. Als men ze zo leest, dan krijgen ze een heel andere betekenis, en verliezen ze hun sacraal karakter helemaal. Men kan er dan nog uithalen wat eruit te halen valt, maar veel heeft dat niet te betekenen, en in alle geval niet meer dan men in andere teksten, in andere talen en tijden, kan aantreffen.

    Bij het beluisteren van de Messiah en van Bachs Passies voel ik me dus vooral bedrogen. Zo is het niet, dit zijn verzinsels. Haendel en Bach hebben optimaal ingespeeld op de vrome gebruiken van hun tijd en hebben al hun vaardigheden aangewend om aan godsdienstige teksten de best mogelijke vorm te geven. Het zijn ongetwijfeld muzikale meesterwerken, maar ze worden ten gronde ontsierd door teksten die men niet (meer) ernstig kan nemen, hoe vertrouwd ze ons ook in de oren klinken. En daardoor kunnen ze ons niet meer overtuigen of ontroeren, tenzij op sommige momenten, wanneer de muziek het meest aangrijpend en de teksten algemeen-menselijk genoeg zijn om ons niet meer af te stoten door hun godsdienstige ongerijmdheid en hun ontmenselijkende piëteit.


    Categorie:God of geen god?
    23-03-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Melomaan, nogmaals

    Melomaan, nogmaals

    Enkele maanden geleden berichtte ik hier over mijn nieuwe muziekinstallatie, en mijn abonnement op Qobuz en Roon. Qobuz biedt muziek online aan (‘streaming’): je kan tienduizenden cd’s gewoon aanklikken en meteen beluisteren, of ze aanvinken voor latere beluistering. De kwaliteit is uitzonderlijk goed, de keuze verbazingwekkend ruim. Roon organiseert het aanbod en de afspeelapparatuur. Het is een compleet nieuwe ervaring.

    Ik heb sinds de opkomst van de cd wellicht een duizendtal cd’s aangekocht. Sommige zijn zo oud dat ze zelfs al versleten zijn, niet door het veelvuldig gebruik, maar door verouderingsprocessen. Muziek beluisteren via cd is echter bewerkelijk: je moet voortdurend opstaan voor de volgende. En dus ben je geneigd om een luiere bron te zoeken. Dat was dan een klassieke-muziekzender, de laatste jaren Klara Continuo, de enige (ter wereld!) die bij mijn weten 24/7 klassieke muziek uitzendt zonder reclameboodschappen of andere onderbrekingen. Na een tijd merk je dat heel wat muziekstukken voortdurend terugkomen, zelfs in dezelfde volgorde. Er is dus variatie, maar beperkt. De selectie is ‘braaf’: meestal populaire stukken uit de klassieke periode en de romantiek, niet veel vroeger, niet veel later. En bijna nooit volledige muziekstukken: een beweging uit een symfonie of een stuk kamermuziek, dan weer een ander. Een ‘licht’ programma dus, bedoeld als achtergrondmuziek. En geen wereldmuziek, jazz of avant-garde. Als melomaan blijf je onbevredigd, en stilaan meer en meer gefrustreerd. Komt daar nog bij dat de technische kwaliteit van de uitzendingen erg bescheiden is: 128 Kbps. Ter vergelijking: MP3 is 320 Kbps, cd is 1411 Kbps. Je krijgt dus echt geen cd-kwaliteit binnen via Klara Continuo of Klara.

    Dat is nu allemaal verleden tijd. Ik luister nu uitsluitend naar cd’s via Qobuz. Topkwaliteit en complete composities. Je kan zelf je muziek kiezen of dat door Qobuz of Roon laten doen. De bediening is via PC, laptop, tablet of smartphone, inclusief professionele equalizing. Als ik de huisgenote niet wil storen, schakel ik via een klein zendertje dat bij mijn hoorapparaten hoort de muziek draadloos naar die hoorapparaten, wat een heel gedetailleerde, ruimtelijke en intieme luisterervaring geeft.

    Dagenlang het aanbod van Qobuz verkennen levert telkens weer nieuwe ontdekkingen op, zowel van vertrouwde muziek en muzikanten als van compleet nieuwe componisten en composities. Waar ik vroeger af en toe een cd kocht, en de laatste jaren zelfs helemaal niets meer, kan ik nu zonder meer elke cd die me interessant lijkt gewoon aanvinken, en me die zo virtueel maar zeer reëel toe-eigenen. Ik moet dus niet meer window-shoppen, of verlanglijstjes aanleggen, of schouderophalend de gelegenheid laten voorbijgaan; ik hoef niet meer te aarzelen of het wel de moeite is, of het zijn geld waard is: alles is gratis eenmaal het abonnement betaald is, en voor ongeveer € 20 per maand, de prijs van één cd, kan je niet sukkelen, toch?

    Ik verken nu het muziekaanbod als nooit tevoren. Zo leg ik een – uiteraard virtuele – verzameling aan van alle composities voor strijkkwartet, sinds jaren mijn geliefkoosd ensemble. Ik neem weer de indrukwekkende publicaties ter hand van Bernard Fournier over Le quatuor à cordes, en grasduin in de cd’s van bekende en minder bekende strijkkwartet-ensembles. Als ik me wil laten ontroeren door Callas, Sutherland, Gruberova, Pavarotti of Fritz Wunderlich, vind ik alle opnamen die ze ooit gemaakt hebben: la mer à boire. De hele klassieke muziek, in de ruimste zin van het woord, is aanwezig, van de vroegste werken tot de meest recente. Of ik zoek oude bekenden op, zoals Roy Orbison, The Everly Brothers, The Platters, Connie Francis, José Feliciano, Frank Sinatra, Nat ‘King’ Cole, Brel, Piaf, Barbara, Greco, Michel Petrucciani, Billy Holliday, Ella Fitzgerald, Lester Young… Ik kan uren gefascineerd luisteren naar de klassieke muziek uit India, of de wonderlijke klanken van de Mongoolse keelzang uit Ulaanbaatar, sufi-muziek uit Iran… Wat je ook zoekt, het is er allemaal, en in meer versies en uitvoeringen dan je voor mogelijk houdt. Ik vermeld hier de genres niet die me niet zo boeien, zoals popmuziek, maar die is er ook, with a vengeance!

    Ik hoef zelfs mijn eigen cd’s niet meer af te spelen: al wat ik heb, vind ik ook bij Qobuz. Als ik er ooit toch een vind, kan ik die moeiteloos rippen en dan komt die meteen in de verzameling die Roon beheert: aanklikken en beluisteren, betere kwaliteit dan op mijn cd-speler.

    Kortom, in plaats van ingeblikte repetitieve achtergrondmuziek weerklinkt er nu de hele dag een brede waaier van volledige werken, in de best mogelijke kwaliteit, een onuitputtelijke bron van muzikaal genot, met voortdurend nieuwe ontdekkingen en het blij weerzien van geliefde muziekstukken of vertolkers. De muziek krijgt nu de aandacht en de kwaliteit die ze verdient. Zoals Horatius dichtte: hoc erat in votis, dit is wat ik altijd al gewenst heb. Ik hoop er nog lang te kunnen van genieten.

    P.S. Wat ik nog niet gevonden heb is de cd Homage to Ria Bollen; In Flanders’ Fields vol. 91. Als ik die van iemand zou kunnen lenen of kopen, graag een seintje: karel.d.huyvetters@telenet.be


    Categorie:muziek
    04-03-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Socialisme, toen en nu

    We hebben nu, begin maart 2020, wel al een Vlaamse regering, maar nog geen Belgische, en het ziet er niet naar uit dat die er gemakkelijk zal komen. Los van de vraag of het federale België nog bestuurbaar is nu de ideologische en politieke verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel zo verschillend zijn, rijst meer en meer ook de vraag naar de ideologische verschillen tussen de partijen onderling. De traditionele partijen zijn naar de achtergrond verdreven en hebben het moeilijk, ze halen nog amper tien procent van de stemmen. Is hun gedachtengoed niet meer aantrekkelijk? Bij een ‘christelijke’ partij is dat niet verwonderlijk: ook de christenen vormen een kleine minderheid. Maar wat dan met de socialisten? Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw was het socialisme een belangrijke maatschappelijke en politieke beweging en bleef dat meer dan een eeuw lang. Is er in onze moderne maatschappij geen plaats meer voor het socialisme, of geen behoefte?

    Als je je afvraagt waar het socialisme voor staat, dan is het niet gemakkelijk om dat te weten te komen. Op de website van de Spa, de Vlaamse socialisten, is het even zoeken naar een politiek manifest. Eens je dat gevonden hebt, moet je een weg banen door een lang betoog, het resultaat van een partijcongres, waarin allerlei uiteenlopende zaken een plaats moesten krijgen. De harde kern van het socialisme is daarin nog moeilijk terug te vinden, en wellicht was dat ook de bedoeling.

    Laten we toch eens proberen. Het uitgangspunt moet wel geweest zijn dat sommige lieden in het Europa van rond 1850 getroffen waren door de grote maatschappelijke verschillen tussen de burgers. Die verschillen waren er vanzelfsprekend altijd wel al, en ook daarvoor waren er mensen die zich daartegen verzetten, maar pas vanaf 1850 werd dat ook een politiek probleem: men wou via de politiek verandering brengen in de bestaande toestand, en meer bepaald de welvaart verbeteren van het grootste gedeelte van de burgers, die nu in vaak erbarmelijke omstandigheden moesten leven en werken. Een moeilijkheid daarbij was dat toen zelfs in democratische regimes het stemrecht, de basis van de politieke macht, zeer beperkt was. En zelfs wanneer daarin geleidelijk verandering kwam, zorgde het tweekamersysteem er nog voor dat de rijken in de senaat de voorstellen van de volksvertegenwoordigers konden tegenhouden.

    De fundamentele vraag blijft echter hoe en in hoever de politiek ingrijpt in het maatschappelijke leven. Het zijn dan de politici en de ambtenaren van het overheidsapparaat die beslissen over wat er gebeurt en hoe het gebeurt. En daar ligt het kalf gebonden, natuurlijk. Waarom zouden politici en ambtenaren het best weten wat goed is? Die beslissingen worden getroffen vanuit een bepaalde ideologie. De vraag is echter of de beslissingen van de overheid daarom ook beter zijn voor de gemeenschap. De experimenten van socialisme en communisme in de twintigste eeuw waren bepaald niet positief. Miljoenen mensen hebben er het leven bij gelaten, en de levensstandaard van de geringsten is er niet bijzonder op vooruit gegaan.

    Vandaag zegt de Vlaamse socialistische partij dat de ondernemers noodzakelijk zijn. Maar tegelijk zegt ze dat de overheid erop moet toezien dat de rijken niet te rijk worden ten koste van de werkende klasse, of zoiets.

    De toestand is echter sinds 1850 grondig veranderd. De macht berustte toen nog bijna uitsluitend bij de monarchie, de landadel en de Kerk. Door de industrialisering kwam daarin verandering. Meer ondernemers konden vrij snel welstellend en zelfs zeer rijk worden, en wensten die situatie ook politiek te gebruiken om hun belangen te verdedigen. Daartegen kwam dan verzet van politici die zich inzetten voor de arbeiders. Door het invoeren van het algemeen stemrecht zijn alle burgers vertegenwoordigd in een democratisch parlement. Ondertussen is de monarchie in een democratie een anachronisme, met een nog louter ceremoniële maar duurbetaalde functie. Er is geen echte landadel meer. De Kerk heeft afgedaan als machtsinstrument.

    Iedereen krijgt nu een behoorlijke opleiding en ook vele andere voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk. Iedereen kan proberen zich waar te maken in de wereld. Ontegensprekelijk slagen sommigen daar beter in dan anderen, maar bijna steeds lijkt dat vooral hun eigen verdienste te zijn. De vraag is dan of de overheid nog het recht heeft om op grote schaal in te grijpen in het leven van de burgers. De vrees blijkt nog steeds te bestaan dat indien men de burgers volledig vrijlaat, zij daarvan misbruik zullen maken om zich buitensporig te verrijken en daarbij geen rekening te houden met de anderen en met het algemeen welzijn. Dat getuigt van een erg pessimistische visie op de mens. Overigens, indien het al zo zou zijn dat de burgers niet te vertrouwen zijn als men hun de vrije hand laat, waarom zou dat dan niet het geval zijn voor de politici en de ambtenaren, dus de overheid? Dat is immers precies wat we zien in dictaturen en totalitaire staten.

    Wij kunnen ons in Vlaanderen niet voorstellen dat de burger volkomen vrij zou zijn. Er zijn zoveel wetten en reglementen op alle niveaus, regionaal, nationaal, Europees, ja zelfs universeel, dat absolute vrijheid zelfs niet meer denkbaar is. Wat wel gebeurt, is dat handige mensen ondanks de opgelegde regels toch erin slagen zich op te werken, niet zelden door de vele verboden en geboden te omzeilen.

    Men kan het nut niet ontkennen van een zekere regelgeving in een complexe maatschappij. Zo spreken we af om in sommige landen rechts te rijden, in enkele andere links, om chaos te vermijden. Maar de regelgeving gaat veel verder dan dat. Het volstaat het verkeersreglement erop na te slaan. Niemand is in staat om dat helemaal te kennen en toe te passen. En dat is zo voor alle domeinen van het maatschappelijk leven. Alles wordt geregeld, alles moet worden gerapporteerd, alles wordt gecontroleerd. Veel ondernemende mensen klagen aan dat ze meer tijd moeten besteden aan administratie dan aan hun echte werk. En zelfs hoogopgeleiden hebben het vaak moeilijk om hun weg te vinden in de doolhof van reglementen. Zwakkere burgers beginnen er zelfs niet aan en missen zo niet zelden waar ze recht op hebben.

    Het overheidsbeslag is zeer groot. Dat wil zeggen dat de overheid veel belastingen heft op de burgers. Met dat geld zorgt ze dan voor het openbaar domein, voor het publieke nut: wegen en openbaar vervoer, onderwijs, ziekenhuizen, sociale zekerheid, justitie, noem maar op. Het idee is veraf dat deze zaken ook door privaat initiatief zouden kunnen verzorgd worden. En je kan geen enkele ambtenaar ervan overtuigen dat dit ook goed zou kunnen gebeuren zonder de voorschriften en het toezicht van de overheid. Anderzijds lijkt niemand echt tevreden over de manier waarop de overheid de zaken aanpakt, en klaagt iedereen over de hoge kosten van een vaak vierkant draaiende overheidsadministratie.

    Het socialisme verdedigt nochtans de ingrijpende rol van de politiek en de ambtenarij in ons leven. Ze gaan ervan uit dat de overheid zal handelen ten gunste van het algemeen belang, in tegenstelling met de individuele burgers, die enkel aan zichzelf denken. En het algemeen belang is in hun ogen een maatschappij waarin de ongelijkheid minimaal is. Dat wil men dan bereiken door enerzijds de personen die actief zijn op de arbeidsmarkt een behoorlijk loon te laten verdienen en hen te laten werken onder menswaardige omstandigheden, en anderzijds door de herverdeling van de inkomsten: met de belastingen worden sociale voordelen toegekend aan alle burgers, ook de niet actieven. De rijken, die uiteraard hoger belast worden, betalen dus mee voor de minder begoeden. Zo wordt het echter minder aantrekkelijk om te proberen rijk te worden: op een bepaald ogenblik gaat het grootste gedeelte van je winst naar de staat, terwijl je zelf minder gebruikt maakt van alle sociale en andere voordelen die de staat aanbiedt aan iedereen, zoals openbaar vervoer enzovoort.

    Het is duidelijk dat een systeem waarbij de staat voor alles zorgt veeleer aanzet tot een houding waarbij men passief alle heil van de staat verwacht, en een systeem waarbij men zelf moet instaan voor wat men verwerft veeleer aanzet tot initiatief en activiteit. In dat laatste systeem gaat een land of regio erop vooruit. In het andere systeem is een zekere lethargie onvermijdelijk. Dat is menselijk, al te menselijk.

    In Wallonië kiezen de politici voor een socialistisch model. Dat heeft ongetwijfeld historische redenen, maar het blijkt ook deel uit te maken van de politieke zeden. Men lijkt ervan overtuigd dat met een sterke overheid de burger, en dan vooral de kleine man, het beter zal hebben. De werkelijkheid is echter anders. Het is veeleer in Vlaanderen, waar men huiverachtig staat tegenover staatsinmenging en overheidsbeslag, en waar men de vrijheid en het persoonlijk initiatief van de burger belangrijker acht, dat het op alle gebied beter gaat, ook voor de minst begoede en de meest kansarme medeburgers. Dat zou tot nadenken moeten stemmen in Wallonië, maar dat zien we niet gebeuren. Men houdt vast aan een subsidiërende overheid, maar de financiering daarvan moet wel komen van de solidariteit van het rijkere Vlaanderen. Dat zorgt dan weer voor wrevel aan Vlaamse kant.

    Het is deze fundamentele tegenstelling die ervoor zorgt dat het vormen van een federale regering aartsmoeilijk of zelfs onmogelijk wordt. Vlaanderen wil niet langer opdraaien voor de keuzes die men in Wallonië maakt, en dringt aan op een verdere staatshervorming en grotere autonomie voor de gewesten en gemeenschappen. Wallonië beseft dat het zijn huidige levensstandaard niet kan behouden wanneer het daar zelf moet instaan, en weigert krampachtig maar pertinent elke verdere stap in de staatshervorming. De toestand is uitzichtloos. Iedereen ziet in dat het zo niet kan doorgaan, maar de Waalse politici proberen zo lang mogelijk de splitsing die er uiteindelijk toch moet komen uit te stellen, en weigeren een andere ideologie en andere economische principes te overwegen, of het Vlaamse voorbeeld te volgen. Ondertussen groeit het ongenoegen en krijgen populistische zweeppartijen een omvang waarvan de vroegere traditionele partijen alleen maar kunnen van dromen. Ondertussen verliezen we allen samen onze tijd en onze energie in onderlinge twisten, terwijl het hoognodig is dat we onze belangen in een snel veranderende wereld veiligstellen.

    Er is niemand die een absolute vrijheid predikt, op geen enkel gebied, behalve de vrijheid om te denken wat men wil en te zeggen wat men denkt. Het is duidelijk dat men in een complexe samenleving over heel wat zaken afspraken moet maken, en het ligt voor de hand dat de overheid daarin een rol kan spelen. We moeten er echter op toezien dat die rol niet groter is dan noodzakelijk. Dat is het voortreffelijke subsidiariteitsbeginsel: wat perfect op een lager niveau kan geregeld worden, moet je niet aan een hoger niveau toevertrouwen.

    En om af te sluiten: het doel van de staat is de vrijheid van de burgers (finis ergo Reipublicae revera libertas est, Spinoza, Tractatus theologico-politicus, XX).


    Categorie:samenleving
    25-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le prisonnier de la tour

    Le Prisonnier De La Tour

    S'est tué ce matin,

    Grand-mère.

    Nous n'irons pas à la messe demain.

    Il s'est jeté de la Tour

    En me tendant les mains,

    Grand-mère.

    Il m'a semblé que j'avais du chagrin.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour

    Était mon seul ami,

    Grand-mère.

    Nous n'irons pas à la messe aujourd'hui.

    Il était mon seul amour,

    La raison de ma vie,

    Grand-mère

    Et ma jeunesse est éteinte avec lui.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour,

    Chaque jour, m'attendait,

    Grand-mère.

    Nous n'irons plus à la messe, jamais.

    C'est un péché que l'amour

    Et le monde est mal fait,

    Grand-mère.

    On a tué mon amant que j'aimais.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour

    N'aura pas de linceul

    Et rien

    Rien qu'un trou noir où s'engouffrent les feuilles,

    Mais moi, j'irai chaque jour

    Pleurer sous les tilleuls

    Et rien,

    Pas même le roi, n'empêchera mon deuil.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Il ne pourrait que pleurer avec toi

    Car il aimait une belle

    Qui n'était pas pour un roi

    Et la belle, Isabelle, c'était moi...

     

    De gevangene van de toren heeft zichzelf gedood, grootmoeder. We gaan niet naar de mis, morgen. Hij heeft zich van de toren geworpen terwijl hij me de handen reikte, grootmoeder. Ik voelde dat ik verdriet had.

    refrein: Als de koning dat wist, Isabel, Isabel als de koning dat wist, dan had je nooit meer recht op het kanten kleed, Isabel, als de koning dat wist.

    De gevangene van de toren was mijn enige vriend, grootmoeder. We gaan niet naar de mis vandaag. Hij was mijn enige liefde, de reden van mijn leven, grootmoeder, en mijn jeugd is met hem gedoofd.

    (refrein)

    De gevangene van de toren wachtte elke dag op mij, grootmoeder. We gaan niet meer naar de mis, nooit meer. De liefde is een zonde en de wereld is slecht gemaakt, grootmoeder. Men heeft mijn geliefde gedood die ik liefhad.

    (refrein)

    De gevangene van de toren zal geen lijkwade hebben en niets, niets dan een zwart gat waarin de blaren verdwijnen; maar ik, ik zal elke dag gaan wenen onder de linden en niets, zelfs de koning niet, zal mijn rouw verhinderen.

    Als de koning dat wist, Isabel, kon hij slechts wenen samen met jou, want hij hield van een schone, die niet voor een koning was, en die schone, Isabel, dat was ik.

     

    Deze tekst van de uiterst veelzijdige en destijds heel populaire Francis Blanche dateert van rond 1948, toen Édith Piaf die voor het eerst zong op muziek van Gérard Calvi. Het is een romantisch chanson, in de stijl van een middeleeuwse ballade. Er zijn twee personages aan het woord in de dialoog: Isabelle en haar grootmoeder; de tekst van de grootmoeder komt in de vorm van een refrein, dat (bijna) letterlijk herhaald wordt. Ook in de tekst van Isabelle zijn er talrijke herhalingen en variaties.

    Isabelle was de geliefde van de gevangene in de toren, die zich van de toren gestort heeft om bij haar te zijn. Isabelle klaagt haar nood bij haar grootmoeder. De grootmoeder waarschuwt haar kleindochter dat als de koning zou te weten komen dat zij de geliefde was van de gevangene, zijn vijand, zij geen recht meer zou hebben op het kanten kleed; daarmee is blijkbaar een bruidsjurk bedoeld.

    Was de gevangene opgesloten omdat hij de liefdesrivaal was van de koning? Dat wordt niet duidelijk gemaakt, maar het is mogelijk: Isabelle zegt dat men haar geliefde gedood heeft, dat hun liefde verboden was, een zonde. Het is ook mogelijk dat ze als het ware toevallig verliefd werd op de gevangene in de toren, een of andere vijand van de koning.

    Was Isabelle de aanstaande bruid van de koning? Het kanten bruidskleed wijst daarop. Indien de koning zou vernemen dat zij de geliefde was van zijn vijand en rouwde om zijn dood, zou hij haar verstoten en zou ze nooit het kanten bruidskleed dragen. In de laatste strofe blijkt dat de koning inderdaad van Isabelle hield, en nog enkel kan wenen om zijn hopeloze liefde en het verlies van zijn geliefde, net zoals Isabelle treurt om de dood van haar geliefde. Isabelle zegt dat ze ‘morgen’ niet naar de mis zal gaan, en later dat ze nooit meer naar de mis zal gaan; was dat de geplande huwelijksmis met de koning? Heeft haar geliefde zich misschien daarom van de toren gestort?

    Het laatste zinnetje houdt een verrassing in: de grootmoeder zegt plots dat zijzelf de onmogelijke geliefde van de koning was (une belle qui n’était pas pour un roi… c’était moi). Was de grootmoeder ooit verleid door de koning, en was Isabelle dus zijn kleindochter?

    De auteur speelt met verschillende klassieke thema’s: de gevangene in de toren, een verwijzing naar Dumas’ Man met het ijzeren masker, en een omkering van het opgesloten meisje met de lange haren, Repelsteeltje; de bedrogen koning Arthur, Lancelot en Guinevere; de oude vrouw of de grootmoeder uit onder meer Roodkapje, de witte kanten bruidsjurk, de jonge vrouw die haar geliefde trouw blijft na zijn dood, de bruid die niet komt opdagen op haar huwelijksmis… Hij speelt ook met het rijm, en laat het verhaal ontwikkelen aan de hand van rijmwoorden die spontaan opkomen in zijn gemoed: matin, demain, main, chagrin; Isabelle, belle, dentelle; droit, roi, toi, moi; ami, aujourd’hui, vie, lui; attendait, jamais, fait, aimais; linceul, feuilles, tilleuls, deuil.

    Al bij al is de kunstmatig ouderwetse tekst veeleer suggestief dan expliciet. Allerlei gebeurtenissen, verhoudingen, verschillen en gelijkenissen worden slechts omfloerst, louter impliciet vermeld, en in de vrij korte alluderende tekst krijgt de lezer, maar zeker ook de luisteraar niet echt de gelegenheid om precies te weten wat er allemaal aan de hand is of ooit was. Wellicht is dat een deel van de subtiele aantrekkingskracht die ervan uitgaat. Het is in feite een pastiche, een nabootsing van een oude ballade, een compilatie van allerlei elementen eigen aan het genre. Dat wordt mooi bevestigd door de muziek van de hoofdmelodie, die ook helemaal in die stijl gecomponeerd is. Daarom leek het de moeite om dit chanson vanonder het stof te halen. Je vindt de uitvoering van Piaf op Spotify, Google Play Music, Deezer, YouTube, Qobuz…


    Categorie:poëzie
    17-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Sonetto XL

     Qui venne Nietzsche, sono oltre cent’anni,

    qui cercò solitudine e silenzio

    e gli fu dato in dono Zarathustra,

    il superuomo che dirompe il tempo.

     

    Qui vengo anch’io, e da più d’un’estate,

    qui sto con il silenzio e con me stesso,

    scrivo dei versi e nei miei versi cerco

    di congiungere il nuovo con l’antico.

     

    Nietzsche voleva il mutamento estremo,

    accendere una fiamma del passato

    e così dare inizio al nuovo mondo.

     

    Io voglio invece che il passato viva

    in uno col presente e col futuro

    e che ritorni l’armonia dei tempi.

     

    Remo Fasani, Sonetti morali (1995) 

     

    SONNET 40

     

    Meer dan een eeuw geleden kwam hier Nietzsche,*

    die naar de eenzaamheid en stilte zocht

    en Zarathustra ten geschenke kreeg,

    de übermensch die met de tijd zelf breekt.

     

    Al langer dan één zomer kom ook ik hier,

    die met de stilte en mezelf verkeer,

    die verzen schrijf en in mijn verzen tracht

    het nieuwe met het oude te verzoenen.

     

    Nietzsche wou de ultieme ommekeer:

    een vlam die het verleden op laat laaien

    om zo een nieuwe wereld te beginnen.

     

    Ik wil integendeel dat het verleden

    blijft leven met het heden en de toekomst

    en dat de harmonie der tijden weerkeert.

     

    Vertaling © 2019 Paul Claes

    * Hotel Waldhaus in Sils-Maria.

     


    Categorie:poëzie
    05-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nachtwandeling

    Nächtlicher Gang

    Reiner Maria Rilke, Nicht Gesammelte Gedichte, 1908

     

    Nichts ist vergleichbar. Denn was ist nicht ganz

    Mit sich allein und was je auszusagen;

    Wir nennen nichts, wir dürfen nur ertragen

    Und uns verständigen, daß da ein Glanz

    Und dort ein Blick vielleicht uns so gestreift

    Als wäre grade das darin gelebt

    Was unser Leben ist. Wer widerstrebt

    Dem wird nicht Welt. Und wer zuviel begreift

    Dem geht das Ewige vorbei. Zuweilen

    In solchen großen Nächten sind wir wie

    Außer Gefahr, in gleichen leichten Teilen

    Den Sternen ausgeteilt. Wie drängen sie.

     

    Nachtwandeling

    Niets is vergelijkbaar. Wat is immers niet helemaal op zichzelf alleen en wat valt er nog uit te spreken? We noemen niets, we mogen slechts ondergaan en tot het inzicht komen dat hier een glans en daar een aanblik ons wellicht even zo beroerde alsof werkelijk daarin leefde wat ons leven is. Wie zich verzet gewordt geen wereld. En wie te veel begrijpt, gaat het eeuwige voorbij. Bijwijlen in dergelijke grootse nachten lijken we wel als buiten gevaar, in gelijke lichte delen onder de sterren uitgedeeld. Zie hoe ze dringen. (Karel D’huyvetters)

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    02-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'Rassengelijkheid' en intelligentie

    ‘Rassengelijkheid’ en intelligentie

    In de academische wereld is er recentelijk enige ophef ontstaan over een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift, waarin de auteur pleit voor ernstig wetenschappelijk onderzoek naar de mogelijkheid dat onze genen medeverantwoordelijk zijn voor onze intelligentie, en meer bepaald dat de genetische verschillen tussen groepen, bijvoorbeeld ‘rassen’ of geografisch onderscheiden groepen, ook op het vlak van de intelligentie een rol spelen.

    De tegenstanders van dergelijk onderzoek, en dat zijn zowat alle gevestigde academici, noemen dergelijk onderzoek racistisch, of vrezen voor de gevolgen die de resultaten van dergelijk onderzoek kunnen meebrengen, met name in het geval dat men inderdaad dergelijke genetische invloed op het niveau van de intelligentie zou vaststellen.

    Uit onderzoek is al afdoende gebleken dat ons genetisch materiaal ten minste gedeeltelijk bepalend is voor wie we zijn. Dat is evident voor de fysieke uiterlijke verschillen tussen personen, maar ook voor meer essentiële onderscheiden, bijvoorbeeld tussen man en vrouw. Dat is ook zo voor de zichtbare verschillen tussen wat men vroeger ‘rassen’ noemde. Alle mensen verschillen genetisch, er zijn geen twee mensen die genetisch identiek zijn. Maar er zijn wel groepen die bepaalde genetische kenmerken gemeen hebben. Nochtans gaat het steeds over dezelfde biologische ‘soort’, namelijk homo sapiens.

    Onze geschiedenis leert ons dat men daarover de meest vreemde gedachten heeft gehad, en dat die gedachten nog steeds leven onder de mensen. Zelfs hoogopgeleide en overigens verstandige mensen blijven ervan overtuigd dat sommige rassen op bepaalde punten verder geëvolueerd zijn dan andere, die dan minder ver geëvolueerd zijn in de goede richting, en dus minderwaardig zijn. Dat is een heel gebruikelijke soort van redenering. Wij zijn geneigd om mensen in te delen in groepen op grond van onze ervaring, zonder ons daarbij veel vragen te stellen. Een man is een man, en vrouw een vrouw. Een Chinees is een Chinees, en een Arabier een Arabier, enzovoort. Zolang we daaraan geen onverantwoorde consequenties verbinden, is daarmee niets aan de hand. Wanneer men echter bijvoorbeeld gaat stellen dat vrouwen intellectueel minderbegaafd zijn dan mannen, moet men dat heden ten dage met goede argumenten kunnen staven, wat in de praktijk onmogelijk blijkt. Er zijn dus duidelijke verschillen tussen groepen van mensen, en die hebben een genetische oorsprong. De vraag is nu of er daarbij ook genetische verschillen zijn inzake intelligentie.

    Hoe meten we intelligentie? Met de IQ-test. Geen enkele test is volmaakt, maar niemand betwijfelt de waarde van de IQ-test als ten minste een algemene aanduiding van de intellectuele capaciteiten van een mens. Toch moeten we ermee rekening houden dat wat ‘gemeten’ wordt weliswaar betrekking heeft op een niet onbelangrijk, maar desondanks toch specifiek en beperkt gedeelte van onze persoonlijkheid. En toch: voor de rechtbank geldt een heel lage score als een verzachtende omstandigheid. Welnu, men stelt niet alleen evidente verschillen vast binnen een bepaalde groep, bijvoorbeeld blanke mannen van 45 in Frankrijk, maar ook verschillen tussen allerlei groepen. In het verleden heeft men die groepsverschillen qua intelligentie bijna steeds gekoppeld aan fysiologische verschillen: het uiterlijk verraadt de relatieve graad van intelligentie. Toen Darwin op zijn legendarische reis de woeste inboorlingen van Vuurland zag, had hij de grootste moeite om daarin mensen te zien, terwijl hij daaraan overigens geen ogenblik twijfelde. Recentelijk heeft men grote vooruitgang gemaakt op het vlak van de erkenning van de gelijk(waardig)heid van alle mensen, zoals in de Universele verklaring van de rechten van de mens. De verschillen, ook inzake intelligentie, zijn irrelevant als het over de essentie van het mens-zijn gaat. Dat is een uiterst belangrijk recht, op grond van een ongemeen belangrijk beginsel, dat we nooit uit het oog mogen verliezen.

    Maar onvermijdelijk komt de discussie op gang. Zijn er genetische verschillen tussen verschillende ‘rassen’ of geografische groepen? Evident wel op fysiologisch gebied. Maar ook inzake intelligentie? Bepaalde onderzoeken die toch gebeurd zijn, wijzen in die richting. In feite zou het verwonderlijk zijn als dat niet het geval was: ons genetisch materiaal is nu eenmaal de basis voor wie en hoe we zijn. Waarom zou de intelligentie daarop een uitzondering maken? Waarom zou het onmogelijk zijn dat in een bepaald deel van de wereld tijdens de lange evolutie de intelligentie sneller of trager geëvolueerd is dan in andere streken? Waarom lijken we ervan uit te gaan dat intelligentie niets met ons genetisch materiaal te maken heeft, en alles met de omgeving, of de individuele inspanningen van de betrokken personen?

    Terwijl men in het verleden net het omgekeerde dacht: het blanke ras is intellectueel superieur, is het zeker na de Tweede Wereldoorlog niet meer mogelijk zoiets nog openlijk te verdedigen, tenzij in marginale groepjes. En dus mag men ook niet meer stellen, of zelfs veronderstellen, dat er verschillen zouden zijn tussen ‘rassen’ of geografische groepen inzake intelligentie. Individuele verschillen binnen elke groep, en voor de hele mensheid, dat wel, maar geen statistische verschillen tussen groepen. Dat zou er immers op wijzen dat sommige groepen intrinsiek meer, en andere dan noodzakelijkerwijs minder intelligent zijn, en dus minderwaardig. Nochtans zijn we het erover eens dat alle mensen gelijk zijn, ondanks de evidente verschillen in intelligentie. En dat niemand zelf verantwoordelijk is voor het eigen genetisch materiaal, en dus niemand schuld treft voor een lagere intelligentie die (mede) daarvan het gevolg zou zijn.

    Men lijkt er daarbij van uit te gaan dat enkel het genetisch materiaal verantwoordelijk is voor de intelligentie, dat dit als het ware een drempel zou vastleggen waarboven men niet kan uitstijgen. Met bepaalde genen kan je maar IQ 60 halen, met andere IQ 140. Misschien, wellicht is dat wel zo op individueel vlak, maar zou het kunnen dat een groep gekenmerkt is door genetisch materiaal dat hen beperkt tot een lager IQ dan anderen? Dat lijkt althans niet onmogelijk, theoretisch, en dus is het zeer de moeite om het te onderzoeken, al was het maar om de hypothese desgevallend te weerleggen.

    Maar zelfs als dat zo zou zijn, en tot nog toe is het een onbewezen stelling, een open theoretische veronderstelling, dan nog gaat het enkel om een statistische vaststelling over een hele groep, niet over de individuen die er deel van uitmaken. Binnen een groep zijn de verschillen inzake IQ immers even groot als in een andere groep. Het is dus niet zo dat men in dat geval, dat nog steeds onbewezen is, als individu gedoemd zou zijn om hoe dan ook minder intelligent te zijn dan bijvoorbeeld het gemiddelde van een andere groep. Bovendien moeten we er rekening mee houden dat het genetisch materiaal slechts gedeeltelijk verantwoordelijk is voor het individu. Zeker op het vlak van intelligentie spelen allerlei omgevingsfactoren een uitzonderlijk grote rol, bijvoorbeeld opvoeding en cultuur.

    Een deel van de reden van het verzet tegen de veronderstelling dat de intelligentie (mede) ‘bepaald’ wordt door het genetisch materiaal ligt waarschijnlijk ook in het feit dat men traditioneel intelligentie ziet als iets dat immaterieel is, geestelijk, spiritueel, abstract, of hoe men het ook wil noemen, iets van een hogere orde dan het materiële. En dus kan het niet afhankelijk zijn van iets zo prozaïsch als genen, of hersenen. Dat is echter een vreemde redenering. Niemand is er ooit in geslaagd om aan te tonen dat er iets dergelijks zou bestaan. Ons intellect is de activiteit van ons lichaam, waarbij onze hersenen het grootste aandeel hebben. Neem dat lichaam weg, of de hersenen, of de activiteit van de hersenen, en wat blijft er over van onze intelligentie, of van een persoon?

    Als we aanvaarden dat onze intelligentie gebeurt met ons lichaam, en onze lichamen individuele genetische verschillen vertonen, lijkt het niet zo onwaarschijnlijk dat groepen die andere duidelijk vaststelbare kenmerken vertonen ook in zekere zin en in enige mate verschillen op intellectueel vlak. Als men dat echter zo stelt, wordt men onmiddellijk als een racist bestempeld. Men aanvaardt zonder meer secundaire lichamelijke groepsverschillen zoals huidskleur, en eveneens de aanzienlijke individuele verschillen in intellectuele mogelijkheden op genetische gronden, en zelfs groepsverschillen in intelligentie op grond van omgevingsfactoren, maar niet dat een groep ook maar enigermate genetisch minder goed bedeeld zou zijn inzake intelligentie. Dat lijkt echter sterk op een vooroordeel dat men onderhoudt precies omwille van het odium van racisme dat op de veronderstelling rust. Racisme is echter niet het maken van deze veronderstelling en ze ernstig onderzoeken, maar wel ze zonder enig bewijs tot een waarheid verheffen en er allerlei onmenselijke consequenties aan verbinden. En in feite is het ook racistisch te weigeren deze hypothese te onderzoeken uit vrees dat het antwoord een bevestiging zou inhouden van de hypothese. Dan geeft men immers impliciet toe dan men in feite die ‘racistische’ opvatting deelt, maar dat men haar hypocriet ontkent.

    Wat zouden de gevolgen zijn van een eventuele algemeen aanvaarde wetenschappelijke vaststelling van genetische groepsverschillen qua intelligentie? In eerste instantie geen: er zijn immers algemeen aanvaarde groepsverschillen inzake intelligentie op grond van omgevingsfactoren in de ruimste zin. Het komt er dan op aan deze omgevingsfactoren in gunstige zin te veranderen zodat bepaalde groepen hun volledig intellectueel potentieel kunnen bereiken. Maar wat indien de groepsverschillen genetisch bepaald zijn? Zelfs indien zoals we weten het genetisch materiaal slechts een gedeeltelijke invloed heeft, en deze invloed op het gebied van de intelligentie misschien, waarschijnlijk zelfs nog geringer is dan op andere gebieden, en de vastgestelde verschillen niet aanzienlijk of decisief zijn, en intelligentie slechts een deel is van de hele persoonlijkheid en geen enkele garantie voor superioriteit, lijkt dat toch een intellectuele hypotheek te leggen op de leden een dergelijke groep. Dat is echter veeleer een emotionele reactie, en hoe begrijpelijk die ook is, ze is ongepast en onnodig. Wij moeten immers steeds ervan uitgaan dat alle mensen werkelijk gelijk zijn, en dat de verschillen, op welk gebied ook, en hoe aanzienlijk ook, geen afbreuk doen aan de menselijke waardigheid. Dat moet ons allen ertoe aansporen om iedereen ook als dusdanig te behandelen, zowel individueel als in groep, en om alles in het werk te stellen opdat iedereen de eigen mogelijkheden onder de beste omstandigheden optimaal zou kunnen ontwikkelen. En op dat punt is er ongetwijfeld nog voor eeuwen werk voor de boeg.

     


    Categorie:levensbeschouwing


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!