Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (242)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    09-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Studentendoop, of moord.

    Een doop is een initiatierite. Men wordt geïnitieerd, dat wil zeggen ingewijd in een groep. Die opname wordt uiterlijke vormgegeven in handelingen en formules, zodat de gebeurtenis voor de nieuw ingewijde en voor de gemeenschap bevestigd wordt. Het lijkt een gebruik te zijn van alle tijden. Blijkbaar zijn er mensen die behoefte hebben aan het deel uitmaken van een groep, en anderzijds mensen die zich geroepen voelen om een groep op te richten en te leiden. Men wordt dus lid vanuit twee verschillende noden: enerzijds het opgaan in een grotere groep om niet alleen te zijn, anderzijds het leiderschap. Veel levende wezens, en ook de mensen, vertonen de neiging om samenwerkingsverbanden aan te gaan met hun soortgenoten. De voordelen daarvan zijn duidelijk. Men kan taken gemakkelijker gezamenlijk uitvoeren, taakverdeling leidt tot nuttige specialisatie, een groep is meer beveiligd tegen aanvallen van buiten uit enzovoort. Zo ontstaan niet alleen gemeenschappen, maar ook beschaving.

    Maar samenleven is enkel mogelijk als er bepaalde afspraken gemaakt worden, anders is het gewoon het recht van de sterkste dat geldt, en dat is geen samenleving. Er moet dus een zekere organisatie zijn. Sommige mensen zijn ‘sterker’ dan anderen, op een of ander gebied: fysiek, intellectueel, emotioneel… Op dergelijke mensen doet men vaak een beroep om leidende functies op te nemen in de samenleving, omdat hun bijzondere eigenschappen dan de hele gemeenschap ten goede kunnen komen. In ruil kent men aan deze mensen bepaalde voordelen toe, om hen te belonen voor de meerwaarde die ze betekenen. Zo ontstaan er bepaalde leidende functies en ambten, en die oefenen een aantrekkingskracht uit op ambitieuze mensen, enerzijds om de materiële voordelen die ze meebrengen, maar anderzijds ook omdat het leiding geven, macht hebben over anderen, door sommigen blijkbaar als begeerlijk ervaren wordt. Dat noemt men met een beladen woord machtswellust. En die ambitie leeft niet alleen bij uitzonderlijk begaafde mensen, ze komt voor bij om het even wie. Wanneer de ambitie groter is dan de mogelijkheden waarover men beschikt, geeft dat aanleiding tot problemen: sommige mensen nemen dan posities in die ze in feite niet aankunnen.

    Groeperingen zijn er op alle niveaus. De Verenigde Naties zal wel de grootste organisatie zijn, het gezin allicht de kleinste. Daartussen is er een onoverzienbaar aantal grotere en kleinere elkaar overlappende groepen. Mensen maken daarvan deel uit, soms door hun eigen keuzes, soms door de omstandigheden: men wordt geboren in een gezin, een ruimere familie, een stad of gemeente, een land, een taalgroep, een cultuur, een godsdienst… Al deze groepen hebben een bepaalde structuur of organisatie, al dan niet geformaliseerd. Tradities, al dan niet op grond van reële waarden, spelen daarbij een grote rol. De essentie van een groep is een zekere eenstemmigheid onder de leden, een bereidheid om de groep in stand te houden voor een bepaald doel. Die eensgezindheid heeft altijd een inhoud en een vorm. Men behoort tot een groep omdat men bepaalde ideeën en/of kenmerken deelt. Zo zijn uiterlijke ‘raciale’ verschillen eeuwenlang bepalend geweest onder de mensen, en dat is nog altijd zo. Ook godsdiensten zijn sterke groepen, die zich tegen elkaar afzetten. Typisch voor een groep is inderdaad dat men zich van anderen onderscheidt, bijna steeds door uiterlijk vertoon: klederdracht, versieringen, taalgebruik, muziek, voedsel, en rituelen. Rituelen zijn handelingen die op een bepaalde manier verricht worden, zowel functionele handelingen zoals eten en drinken, vergaderen, elkaar begroeten enzovoort, als specifieke handelingen die geen andere functie hebben dan het creëren van een identiteit. Denk bijvoorbeeld aan de mannelijke besnijdenis bij bepaalde volkeren of groepen; dat is niet functioneel (behalve in heel beperkte medische situaties), maar wordt door de groep beschouwd als een essentieel kenmerk. Ook allerlei soorten van uniformen behoren daartoe, evenals vlaggen en andere symbolen.

    Groepen hebben een organisatie nodig om te overleven. Er blijken slechts een gering aantal manieren te zijn om een groep samen te houden, zo leert ons de geschiedenis. De oudste vorm lijkt de monarchie te zijn, waarbij een enkele persoon alle macht in handen heeft; men kan dat ook een dictatuur noemen. De theocratie of hiërocratie, zoals het jodendom, het christendom en de islam, zijn in feite vormen van dictatuur. Wanneer de groep echter talrijker wordt, is het vrijwel onmogelijk voor één persoon om alles zelf te doen en te beslissen. De leider omringt zich dan met getrouwen; eerder zijn dat trawanten die gekozen worden omdat ze fysiek sterker zijn: een knokploeg die de bevelen van de leider doet naleven. Dat is echter een gevaarlijke situatie: krachtige leden van die pretorianen komen gemakkelijk in de verleiding om hun keizer af te zetten en zijn rol over te nemen. Om dat gevaar te vermijden, kan een monarch ook een beroep doen op burgers die zich onderscheiden hebben door hun succes in de samenleving, en hun een functie te geven in het bestuur. Dan spreekt men van een aristocratisch bestel. De macht van de vorst is dan al enigszins beperkt, of wordt louter ceremonieel. Maar naarmate de samenleving groeit en de leden welstellender en mondiger worden, willen die meer inspraak. Wanneer zoveel mogelijk burgers actief deelnemen in het beslissingsproces, spreken we van een democratie. In onze moderne samenleving, met zeven miljard mensen, kan niet elke persoon zelf rechtstreeks helpen beslissen. Daarom werkt men met verkozen vertegenwoordigers.

    Deze lange algemene inleiding vond ik nodig om zinvol te kunnen spreken over een randverschijnsel in onze samenleving, namelijk de initiatieriten die ik in het begin vermeldde en die inderdaad nog steeds bestaan, en deel uitmaken van een zeer lange traditie. Christenen denken dan aan doopsel, vormsel en eucharistie. De huidige kinderdoop is een zwakke afspiegeling van een meer ingrijpend ritueel dat aanvankelijk met volwassenen gebeurde. Maar vrijwel elke groep heeft een dergelijk initiatieritueel. Dat van de vrijmetselaars, de loge, is wellicht met opzet berucht, allicht echter ten onrechte. Recentelijk kwam, nogmaals, het doopritueel bij bepaalde studentenclubs aan de universiteit in het nieuws, en wel op een schokkende manier, door de moord – anders kan ik het niet noemen – op een ‘schacht’, zo noemt men een eerstejaars, in de Leuvense club Reuzegom. Er loopt een gerechtelijk onderzoek, en de universiteit zelf reageerde eerst krachtig, maar kwam dan op haar beslissing terug om nog slechts een symbolische ‘straf’ op te leggen. Nu de gruwelijke details van de marteling en de moord aan het licht en in het nieuws komen, reageert ook een (al bij al zeer beperkt) aantal leden van de universiteit geschokt, en het academisch bestuur wil nu de studentendopen ‘hervormen’.

    Het is goed om de feiten te kaderen in wat ik hierboven uitlegde. Een studentenclub was oorspronkelijk allicht een manier waarop jongeren die voor het eerst uit hun gezinssituatie gerukt waren en min of meer zelfstandig gingen leven in een vreemde stad, zich verenigden tegen hun eenzaamheid en kwetsbaarheid, vaak op regionale basis. Nieuwe leden konden zo leren uit de ervaring van oudere. Maar in de loop van de tijd verwerden sommige clubs tot uiterst bedenkelijke instellingen. Het ging niet meer om een samenwerkingsverband van studenten, maar louter nog om het organiseren van allerlei feestelijke activiteiten, waarbij overdadig alcoholverbruik de regel was: boemelen, noemde men dat. De leden van de groep moesten ingewijd worden, ontgroend, in die context, voor ze het uniform mochten dragen, de studentenpet. Die ontgroening bestaat ook sinds lange tijd in anderen groepen, zoals het leger, en lijkt typisch voor de overgang naar de volwassenheid. De kenmerkende gewelddadigheid is niet alleen verontrustend, maar ook vrijwel onbegrijpelijk, zeker in onze moderne samenleving. Waarom moet iemand beledigd, onteerd, vernederd, mentaal en fysiek mishandeld worden om lid te mogen worden van de groep? Het is geen test, want iedereen slaagt. Er wordt ook niet getest op kwaliteiten die de groep bepalen, tenzij misschien het drinkvermogen. Het is een leeg ritueel, een onzalige traditie. Typisch is dat niet de leiding de doop uitvoert, maar een schachtenmeester, een soort beul, die daartoe gekozen wordt wegens diens geschiktheid voor dat soort werk. Een voormalig slachtoffer wordt dan dader, en zo wordt de schandelijke traditie voortgezet, onnadenkend, niemand die nog weet waarom men dergelijke zaken nog doet, en niemand die het eigenlijk nog echt wil, maar het blijft wel gebeuren. Het is een uitwas, een aberratie, een perverse voortzetting van een volledig uit de hand gelopen initiatierite, die niets meer te maken heeft met het studentenleven. Dergelijke studentenclubs zijn geen democratische instellingen, en horen niet thuis aan een universiteit die naam waardig. Het zijn geen functionele groeperingen of organisaties, want niet gericht op enig maatschappelijk doel. Het zijn in feite parodieën van groepen, waarvan ze de structuren na-apen en sommige voorbijgestreefde gebruiken en tradities fanatiek in ere houden, zonder enige inhoudelijke relevantie.

    De houding van de Leuvense universiteit tegenover studentendopen is gekenmerkt door haar typische angst om de studentenaantallen. Men weet dat een jaar aan de ‘unief’ voor veel jongeren een gedroomde bekroning is van de middelbare school, vooral dan voor het uitgangsleven en de ontmoeting met anderen, ook seksueel, weg van huis. En dus legt men de studenten zo weinig mogelijk in de weg. Men heeft ze immers nodig voor de subsidiëring en voor de faam. Voor de aantrekkingskracht van een universiteit is het aanwezige uitgangsleven van zeer groot belang. Zo wordt de eerste dag van het academiejaar al feestelijk ingezet, dat wil zeggen met luide muziek en veel drank, tot laat in de nacht, en zo gaat het door, tot aan de examens, en niemand die daaraan iets wil veranderen. Als een grote universiteit plots een ‘nuchtere’ academische instelling zou worden, zou ze ongetwijfeld haar eigen doodsvonnis tekenen.

    Er zijn in de loop der eeuwen en ook recentelijk af en toe stemmen opgegaan tegen studentendopen, cantussen, karnaval, presesverkiezingen en andere traditionele festiviteiten onder studenten, maar zonder enig resultaat. Meer nog, typische boemelaars en clubleiders hebben het ver geschopt aan de universiteit, tot de hoogste posities toe, en houden de tradities actief in stand, ook lang nadat ze er zelf bij betrokken waren. Het was verbijsterend dat de Leuvense universiteit heel snel zwichtte voor ik weet niet welke argumentering van Reuzegom en vrede nam met een lachwekkende taakstraf en een ‘opstel’ als straf voor de moord op een medestudent. Nu wil men (eindelijk) dat de dopen anders verlopen. Maar de bevoegdheid van de universiteit in dezen is veeleer beperkt. Er staat niets in de reglementen, behalve dat van de studenten verwacht wordt dat ze blijk geven van eerbied van de menselijke persoon. Dat is zolang ik weet, en ik heb bijna veertig jaar aan de K.U. Leuven gewerkt, nooit een reden geweest om tegen wie dan ook op te treden, en het zou me sterk verbazen indien dat plots zou veranderen. Wat men nu wil, is tot vrijwillige afspraken komen met de studentenclubs. Dat is al eerder gebeurd, en het resultaat kennen we nu. Men zal ook nu de clubs niet willen of kunnen verplichten om de overeenkomst te ondertekenen of na te leven, en er zullen in de reglementen geen specifieke sancties opgenomen worden, de zeer vage en algemene bepalingen zullen zogezegd volstaan om te bestraffen in extreme gevallen. We hebben gezien waartoe dat in het verleden en ook nu weer geleid heeft.

    De universiteit bestaat grotendeels uit zeer vreesachtige mensen. Professoren zijn feitelijk overgeleverd aan de welwillendheid van de studenten: men heeft hen nodig, en men is bang hen ontevreden te stellen en hen uiteindelijk te verliezen: zelfs een geringe afname van de studentenaantallen wordt binnen de universiteit als een drama beschouwd, niet alleen wegens de financiële weerslag, maar vooral omwille van het imago. De universiteit moet in de eerste plaats studentvriendelijk zijn. De rest is bijzaak, want geen studenten, geen geld, en dus geen universiteit.

    Zo komt het dat men zelfs niet optreedt tegen wat nog altijd als de grootste misdaad beschouwd wordt: moord. Corruptio optimi pessima. Als men zelfs aan de universiteit, waar onze intellectuele elite en onze toekomstige leiders gevormd worden, zo lichtvaardig oordeelt over een zo zware misdaad, is het einde zoek.

     


    Categorie:samenleving
    05-07-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.orendul

    We beleven hectische tijden. Als we dachten dat het met de problemen rond energie, water, klimaat, migratie, vergrijzing, verrechtsing, populisme en racisme al meer dan wel was, dan heeft de Corona-epidemie wel snel duidelijk gemaakt dat het nog veel erger kon worden. Voeg daaraan toe dat alles vandaag de dag dik in de verf wordt gezet in de oude en de nieuwe media. Iedereen heeft een mening, en die ventileren lijkt wel een burgerplicht geworden in plaats van een mensenrecht. Ik ben een koele minnaar van Facebook, maar zelfs als ik nog maar weinig vrienden volg, krijg ik dagelijks ongevraagd een stortvloed van gegevens over me heen – het lijkt overdreven hier het woord ‘informatie te gebruiken. Soms is dat leuk: een haiku over alledaagse zaken, een tip over een CD, een foto van een vriend of kennis. Maar het wordt me wat veel, té veel. Zoveel hoofden, zoveel meningen, en we zijn voor de vrije mening en de vrije uiting daarvan, maar wat moet je met zoveel meningen? Als je het ermee eens bent, of toch in grote lijnen, dan geef je een duim omhoog, zoals de Romeinen (pollice verso, al is het niet zeker of zij met thumbs up het sein gaven voor de dood of het leven van de gladiator). Er zijn nog meer icoontjes die je kan gebruiken, onlangs kwam er nog die bij voor het medeleven, een zinvolle aanvulling. Maar vaak krijg je een mening voorgeschoteld waarmee je het grondig oneens bent. Wat dan? Met een icoon kan je dan zeggen dat je boos bent, of droevig, meer niet. Vaak is dat ruimschoots onvoldoende. Je wil de stelling betwisten, de argumenten weerleggen, op vergissingen wijzen, je eigen overtuiging naar voren brengen en verdedigen. Je kan dan een opmerking plaatsen, lang of kort. Gegarandeerd krijg je daarop een of meer reacties, en dan zit het spel op de wagen. Voor je het weet ben je in een controverse verzeild geraakt die niet zelden niets meer te maken heeft met de oorspronkelijke kwestie. En de gemoederen raken verhit…

    Ik heb het gevoel dat het zo niet verder kan. Je kan natuurlijk al je FB-vrienden niet meer volgen, maar waarom heb je dan nog die vrienden, behalve om ze een gelukkige verjaardag te wensen? Je kan FB afzweren, maar dat lijkt me drastisch, dan mis je de leuke of interessante berichten.

    Meer algemeen gaat het over het probleem van communicatie en de communicatiemiddelen, de media. Communicatie tussen mensen is noodzakelijk en onvermijdelijk, we doen de hele dag niets anders. Maar dankzij de technologie hebben de media hebben een zo overweldigende rol in de samenleving en in ons eigen leven gekregen, dat er sprake is van oververzadiging. We krijgen meer ‘informatie’ binnen dan we zelf kunnen verwerken. Bovendien is die informatie rauw, onverwerkt, al dan niet gemanipuleerd, niet gecontroleerd, tendentieus, vooringenomen, ongezouten, onbetrouwbaar, zelfs gewoon fake, of is ze correct, maar wordt ze als fake afgeschilderd en afgedaan. Betrouwbare ernstige informatie is schaars. Zelfs over de meest belangrijke zaken raken we het niet meer eens, zelfs niet onder ernstige wetenschappers.

    Hoe moet het dan verder? Ik heb geen idee. We hebben het niet meer in de hand. De media hebben het overgenomen en hebben het nu voor het zeggen, net zoals vroeger de Kerk, of de Staat, of een combinatie van de twee. En de nieuwe media geven iedereen een publieke stem, wat leidt tot een oorverdovende kakofonie. Of het nu gaat over het nieuws, ontspanning, sport, cultuur, wetenschap, godsdienst, politiek en noem maar op, het is allemaal zo complex en zo onduidelijk dat een mens er ‘orendul’ (hoorndol) van wordt, en voor wie dat Vlaamse woord niet begrijpt: knetter- of stapelgek, zoiets. De meningen raken meer en meer verdeeld, we zijn het grondig en luidruchtig met elkaar oneens, en iedereen is geneigd zich te profileren ten nadele van of tegen de anderen. Het gemeenschapsgevoel is verdwenen, en ook de verdraagzaamheid tegenover het onvermijdelijke anders-zijn.

    Ik ben al enige tijd op zoek naar remedies, naar een houvast, een ‘gids voor verdwaalden’, a guide for the perplexed. Ik probeer de instroom te beperken, maar dat is blijkbaar niet genoeg. Ik zou in feite liever geen TV meer kijken en stoppen met Facebook, maar ik vrees dat mijn leven dan nog meer zal vereenzamen en verengen dan nu al het geval is, mensen die me kennen vinden dat ik nu al een kluizenaar ben: ik kom nog zelden buiten, behalve voor de dagelijkse wandeling met Tobeke; geen café, restaurant, theater, concert, bibliotheek, geen vakantie- of andere reizen, zelfs geen bezoek aan vrienden of familie, ik verplaats me enkel te voet. Wat ik wel doe? Het grootste deel van de dag wijd ik aan mijn interesses: filosofie, vooral Spinoza, de Verlichting, atheïsme en godsdienst; het vertalen van filosofische teksten uit het Latijn, Engels en Frans; muziek beluisteren, vooral klassiek; het uitgeven, in beperkte mate, van wetenschappelijke en literaire werken; huiselijke taken. ’s Avonds lukt het meestal niet meer om nog intens bezig te zijn, en dan kijk ik soms wat TV, maar steeds minder, en telkens heb ik achteraf spijt dat ik daarmee mijn tijd verdaan heb. En mijn tijd loopt ten einde: de laatste weken stierven enkele collegae en leeftijdgenoten die met Spinoza bezig waren. Memento mori.


    Categorie:levensbeschouwing
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.orendul

    We beleven hectische tijden. Als we dachten dat het met de problemen rond energie, water, klimaat, migratie, vergrijzing, verrechtsing, populisme en racisme al meer dan wel was, dan heeft de Corona-epidemie wel snel duidelijk gemaakt dat het nog veel erger kon worden. Voeg daaraan toe dat alles vandaag de dag dik in de verf wordt gezet in de oude en de nieuwe media. Iedereen heeft een mening, en die ventileren lijkt wel een burgerplicht geworden in plaats van een mensenrecht. Ik ben een koele minnaar van Facebook, maar zelfs als ik nog maar weinig vrienden volg, krijg ik dagelijks ongevraagd een stortvloed van gegevens over me heen – het lijkt overdreven hier het woord ‘informatie te gebruiken. Soms is dat leuk: een haiku over alledaagse zaken, een tip over een CD, een foto van een vriend of kennis. Maar het wordt me wat veel, té veel. Zoveel hoofden, zoveel meningen, en we zijn voor de vrije mening en de vrije uiting daarvan, maar wat moet je met zoveel meningen? Als je het ermee eens bent, of toch in grote lijnen, dan geef je een duim omhoog, zoals de Romeinen (pollice verso, al is het niet zeker of zij met thumbs up het sein gaven voor de dood of het leven van de gladiator). Er zijn nog meer icoontjes die je kan gebruiken, onlangs kwam er nog die bij voor het medeleven, een zinvolle aanvulling. Maar vaak krijg je een mening voorgeschoteld waarmee je het grondig oneens bent. Wat dan? Met een icoon kan je dan zeggen dat je boos bent, of droevig, meer niet. Vaak is dat ruimschoots onvoldoende. Je wil de stelling betwisten, de argumenten weerleggen, op vergissingen wijzen, je eigen overtuiging naar voren brengen en verdedigen. Je kan dan een opmerking plaatsen, lang of kort. Gegarandeerd krijg je daarop een of meer reacties, en dan zit het spel op de wagen. Voor je het weet ben je in een controverse verzeild geraakt die niet zelden niets meer te maken heeft met de oorspronkelijke kwestie. En de gemoederen raken verhit…

    Ik heb het gevoel dat het zo niet verder kan. Je kan natuurlijk al je FB-vrienden niet meer volgen, maar waarom heb je dan nog die vrienden, behalve om ze een gelukkige verjaardag te wensen? Je kan FB afzweren, maar dat lijkt me drastisch, dan mis je de leuke of interessante berichten.

    Meer algemeen gaat het over het probleem van communicatie en de communicatiemiddelen, de media. Communicatie tussen mensen is noodzakelijk en onvermijdelijk, we doen de hele dag niets anders. Maar dankzij de technologie hebben de media hebben een zo overweldigende rol in de samenleving en in ons eigen leven gekregen, dat er sprake is van oververzadiging. We krijgen meer ‘informatie’ binnen dan we zelf kunnen verwerken. Bovendien is die informatie rauw, onverwerkt, al dan niet gemanipuleerd, niet gecontroleerd, tendentieus, vooringenomen, ongezouten, onbetrouwbaar, zelfs gewoon fake, of is ze correct, maar wordt ze als fake afgeschilderd en afgedaan. Betrouwbare ernstige informatie is schaars. Zelfs over de meest belangrijke zaken raken we het niet meer eens, zelfs niet onder ernstige wetenschappers.

    Hoe moet het dan verder? Ik heb geen idee. We hebben het niet meer in de hand. De media hebben het overgenomen en hebben het nu voor het zeggen, net zoals vroeger de Kerk, of de Staat, of een combinatie van de twee. En de nieuwe media geven iedereen een publieke stem, wat leidt tot een oorverdovende kakofonie. Of het nu gaat over het nieuws, ontspanning, sport, cultuur, wetenschap, godsdienst, politiek en noem maar op, het is allemaal zo complex en zo onduidelijk dat een mens er ‘orendul’ (hoorndol) van wordt, en voor wie dat Vlaamse woord niet begrijpt: knetter- of stapelgek, zoiets. De meningen raken meer en meer verdeeld, we zijn het grondig en luidruchtig met elkaar oneens, en iedereen is geneigd zich te profileren ten nadele van of tegen de anderen. Het gemeenschapsgevoel is verdwenen, en ook de verdraagzaamheid tegenover het onvermijdelijke anders-zijn.

    Ik ben al enige tijd op zoek naar remedies, naar een houvast, een ‘gids voor verdwaalden’, a guide for the perplexed. Ik probeer de instroom te beperken, maar dat is blijkbaar niet genoeg. Ik zou in feite liever geen TV meer kijken en stoppen met Facebook, maar ik vrees dat mijn leven dan nog meer zal vereenzamen en verengen dan nu al het geval is, mensen die me kennen vinden dat ik nu al een kluizenaar ben: ik kom nog zelden buiten, behalve voor de dagelijkse wandeling met Tobeke; geen café, restaurant, theater, concert, bibliotheek, geen vakantie- of andere reizen, zelfs geen bezoek aan vrienden of familie, ik verplaats me enkel te voet. Wat ik wel doe? Het grootste deel van de dag wijd ik aan mijn interesses: filosofie, vooral Spinoza, de Verlichting, atheïsme en godsdienst; het vertalen van filosofische teksten uit het Latijn, Engels en Frans; muziek beluisteren, vooral klassiek; het uitgeven, in beperkte mate, van wetenschappelijke en literaire werken; huiselijke taken. ’s Avonds lukt het meestal niet meer om nog intens bezig te zijn, en dan kijk ik soms wat TV, maar steeds minder, en telkens heb ik achteraf spijt dat ik daarmee mijn tijd verdaan heb. En mijn tijd loopt ten einde: de laatste weken stierven enkele collegae en leeftijdgenoten die met Spinoza bezig waren. Memento mori.


    Categorie:levensbeschouwing
    23-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergif uitademen

    Lang geleden vertelde iemand me een grapje dat zelfs toen al waarschijnlijk enkel in katholieke middens kon gesmaakt worden: de engelen zijn ontstaan uit de gemeenschap van de heiligen, de duivels uit de handelingen van de apostelen. Het is een dubbele woordspeling: de gemeenschap van de heiligen is een term uit de apostolische geloofsbelijdenis, het Credo; reeds in de 4de eeuw werd dat element erin opgenomen, maar de gedachte is al aanwezig in het Nieuwe Testament: de gelovigen vormen een heilsgemeenschap; daarvan maken niet alleen de levende gelovigen deel uit, maar ook alle vroom gestorven gelovigen, ook degenen die nog enige tijd in het vagevuur moeten worden gelouterd. Maar ‘gemeenschap hebben’ betekent natuurlijk geslachtelijke gemeenschap, seks en voortplanting. Dan zouden de heiligen in de hemel samen engeltjes voortgebracht hebben… Engeltjesmakers dus. Dat had vroeger wel een andere betekenis.  Door de handelingen van de apostelen zijn de duivels ontstaan; die ‘handelingen’ zijn dan allicht een allusie op alle vormen van verboden seks: masturbatie, overspel, omgang met publieke vrouwen, homoseksualiteit, pedofilie… De apostelen, of priesters, mogen namelijk geen gemeenschap hebben en zijn dus aangewezen op niet-reproductieve vormen van seks. De ‘Handelingen van de Apostelen’ zijn anderzijds een onderdeel van het Nieuwe Testament, waarin het wedervaren van de eerste Kerk wordt verhaald.

    Tot zover het grapje dat nu vanzelfsprekend niet meer aanspreekt, omdat men de allusies niet meer begrijpt en men zelfs de gebruikte termen niet meer kent.

    In die Handelingen staat ook de bekende passage over die eerste christengemeenschap, waarin gezegd wordt dat zij, toen ze zich hadden afgescheiden van hun Joodse medemensen, ‘alles in gemeenschap hadden’: ‘De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel, zij bezaten alles gemeenschappelijk.’ (Hand. 4, 32) ‘Er was geen enkele noodlijdende onder hen, omdat allen die landerijen of huizen bezaten, deze verkochten en de opbrengst ervan meebrachten om aan de voeten van de apostelen neer te leggen. Aan ieder werd daarvan uitgedeeld naar zijn behoefte.’ (4, 34-35) Daarin zien we al het begin van wat later het christelijke ideaal zou worden: de hele wereld onder kerkelijk gezag, de theocratie of beter: de hiërocratie.

    Maar reeds van meet af aan waren er moeilijkheden. ‘Nu was er een man, Ananias genaamd, die in overleg met zijn vrouw Saffira een stuk grond verkocht. Met haar medeweten hield hij echter iets van die opbrengst achter en bracht slechts een gedeelte mee om het aan de voeten van de apostelen neer te leggen.’ (Hand. 5, 1-2) De reactie van Petrus was ontstellend. ‘”Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.” Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf. Een grote vrees maakte zich meester van allen die dat vernamen. De jonge mannen stonden op en wikkelden hem in doeken. Ze droegen hem naar buiten en begroeven hem. Een uur of drie later kwam zijn vrouw binnen, zonder iets van het gebeurde te weten. Petrus richtte zich tot haar met de vraag: “zeg me of ge het land voor zoveel verkocht hebt?” Zij antwoordde: “Ja, voor zoveel.” Toen sprak Petrus tot haar: “(…) Ik hoor de voetstappen van hen die uw man begraven hebben al bij de deur en nu zullen zij ook u wegdragen.” Terstond viel zij aan zijn voeten neer en stierf. (…) Een grote vrees maakte zich van de hele Kerk meester en van allen die het vernamen.’ (Hand. 5, 4-11)

    Uit de tekst en de context blijkt duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een objectief relaas over een historische gebeurtenis – al is een dergelijk voorval niet echt ongerijmd – maar met een ‘stichtelijk verhaal’, een al dan niet op feiten gebaseerde tekst, opgesteld om de lezers ervan te imponeren en hen zo aan te zetten om bepaalde zaken te doen en andere niet te doen. Het was de bedoeling van de auteur(s) om de christenen te dwingen hun wereldlijke bezittingen af te staan aan de Kerk, en die eis werd kracht bijgezet met een afschuwwekkend voorbeeld: wie zelfs maar een gedeelte achterhield, zou door de kerkelijke overheid, die alles weet, ter verantwoording worden geroepen en vreselijk gestraft. Een dergelijk verhaal was blijkbaar nodig om iedereen te overtuigen.

    Er waren ongetwijfeld toen al hier en daar stemmen die opgingen, zowel tegen de inhaligheid en de machtswellust van de Kerk, als tegen dergelijke fantastische verhalen. Men begon zich vragen te stellen over al de wonderbaarlijke tussenkomsten van de apostelen, en zelfs van Christus. Dergelijke verhalen kende men immers als sinds de oudheid, zowel in de Griekse, Romeinse als de Oosterse middens. Sommigen gingen zo ver dat ze meenden dat al die wonderen en mirakelen in feite natuurlijke oorzaken hadden. Zo zou de bekende doortocht door de Rietzee na de uittocht uit Egypte mogelijk zijn gemaakt door de kracht van de wind, zoals inderdaad blijkt uit Exodus 14, 21. Van Petrus wordt gezegd dat men de zieken op straat legde, in de hoop dat als hij voorbijkwam, tenminste zijn schaduw op hen zou vallen. (Hand 5, 15). Men leidde daaruit af dat er ook daar een natuurlijke oorzaak was. Schaduw heeft immers gevolgen: een plant in de schaduw gedijt niet, maar als men uit de felle zon kan blijven is schaduw weldadig. En zo heeft men ook een natuurlijke oorzaak gezocht voor de dood van Ananias en Saffira. P. Pomponazzi schrijft in zijn De incantationibus (1520-1556) dat Petrus’ schaduw inderdaad een natuurlijke oorzaak is, en ook de dood van Ananias en Saffira is geen mirakel. Hij vergelijkt het uitspreken van de vervloeking eerst met het gesis van slangen, dat voldoende is om dieren (van angst) te doen sterven; vervolgens zegt hij dat mensen die een vervloeking uitspreken vanuit een heftige inbeelding, vergif uitademen (venenum expirant), een idee dat blijkbaar destijds enige geloofwaardigheid had. Ananias en Saffira stierven dus ofwel door de angst die Petrus’ woorden hun inboezemden, of door het vergif dat hij uitademde in zijn razende woede.

    Daaraan moest ik denken nu blijkt dat het erg gevaarlijke corona-virus bijna uitsluitend overgedragen wordt door onze uitademing: ook wij ademen nu letterlijk vergif uit, als het virus ons te pakken heeft. De wetenschap heeft de virussen pas eind 19de eeuw ontdekt, en pas in het midden van de 20ste eeuw werden er vaccins gemaakt om ze te bestrijden. Dat is geen eenvoudige opgave, zelfs niet voor de uiterst geavanceerde medisch wetenschap van vandaag. Maar we weten nu snel dat een ziekte, zoals die ontstaan in Wuhan in China, van virologische oorsprong is, en zo moet bestreden worden. Er is niets geheimzinnigs aan een virologische infectie. Alleen blijkt het moeilijk om ze te bestrijden, om allerlei redenen die eveneens volledig verklaarbaar (zullen blijken te) zijn. Tweeduizend jaar geleden was dat niet zo: men had toen die wetenschappelijke kennis nog niet, en dus werden ziekten, en ook de genezing, toegeschreven aan allerlei zaken, tot de meest onwaarschijnlijke. Maar ook vandaag nog zoeken mensen naar andere verklaringen dan de voor de hand liggende. Denk maar aan al de complottheorieën over het ontstaan van het COVID-19 virus, en over de alternatieve manieren om het te bestrijden. Typisch dat een wetenschap-ontkenner als Trump publiekelijk verklaart dat hij pillen slikt die door de medische wereld op basis van uitvoerige testen als niet-werkzaam beoordeeld zijn, en dat Bolsonaro nog altijd het virus zelf ontkent. In Zuid-Afrika ontkende president Mbeki jarenlang dat AIDS veroorzaakt wordt door HIV. Ten minste een deel van de Getuigen van Jehova weigeren bloedtransfusies.

    Het is dus al een stap vooruit als mensen op zoek gaan naar een redelijke verklaring voor een ziekte of het plotse overlijden van iemand, naar een natuurlijke oorzaak in plaats van ‘een straf van God’, of boze geesten, of vervloekingen van priesters of heksen. Maar telkens weer zien we dat de wetenschap niet iedereen kan overtuigen. Men weet nu, na tientallen jaren ervaring, dat de vaccins tegen de jaarlijkse griepepidemieën uitstekend werken en talloze ziekten en overlijdens voorkomen. Maar toch weigeren veel mensen, ook in de medische wereld, zich te laten vaccineren. Het staat vast dat men geen griep kan krijgen door het vaccin, en ook dat de bijwerkingen vrij uitzonderlijk en steeds mild zijn. Wel kan men nog griep krijgen als men gevaccineerd is, het vaccin garandeert geen 100 % succes. Toch beweert iedereen die het vaccin weigert dat ze ooit doodziek geweest zijn door een vaccinatie, of toch iemand kennen die dat heeft voorgehad. Het is dus waarschijnlijk dat er ook nu weer mensen zullen zijn die weigeren zich te laten vaccineren tegen COVID-19, als en wanneer dat vaccin beschikbaar wordt.

    COVID-19 is een ramp voor onze hoogtechnologische beschaving omdat er geen medicijn is, en er nog geen vaccin is. Dan is de enige manier om een pandemie nog enigszins in te perken de verspreiding, die via de luchtwegen gaat, te verhinderen of toch te beperken. Anderzijds moeten we de symptomen met alle mogelijke middelen bestrijden, in de ergste gevallen door intensieve medische zorgen. Maar omdat we in feite geen verweer hebben, komen we emotioneel weer in de situatie van de mens in vroegere beschavingen. Onze rationaliteit moet dan plaats ruimen voor meer primitieve afweerreacties, zoals totale ontkenning en zelfs agressiviteit en uitdagend risicogedrag: als we er toch niets kunnen aan doen, dan doen we alsof het er niet is, wat er verder ook moge gebeuren. Of men gaat de informatie selectief benaderen, met een voorkeur voor zelfbevestigende gegevens: er vallen niet meer doden dan bij de jaarlijkse griep, in rust- en verzorgingsinstellingen sterven er uiteraard meer mensen, er sterven meer mensen van honger, of in het verkeer, het zijn alleen zieke ouderlingen die eraan sterven, en die gingen toch al dood, het aantal doden valt eigenlijk nog mee…

    In tijden als deze is er ook een sluipend gevaar op politiek en maatschappelijk vlak. Om een dergelijke crisis aan te pakken is een sterke leider nodig, een centraal gezag, uitzonderlijke maatregelen, met strenge hand toegepast. Met andere woorden: een dictatuur. Dat is een zware vergissing. Wanneer men immers alle macht in één persoon centraliseert, loopt men evident het gevaar dat die persoon niet de juiste maatregelen neemt. Een democratisch proces, gebaseerd op wetenschappelijk advies, is allicht omslachtiger, maar de kans dat men zo tot een optimale aanpak komt, is oneindig veel groter, al was het maar omdat meer mensen nu eenmaal meer weten dan één. En ja, wetenschappers zijn het vaak onderling oneens en kunnen weleens tegengestelde adviezen geven, maar over de grond van de zaak zijn ze het altijd eens, namelijk dat de wetenschappelijke methode meer garanties biedt dan een onwetenschappelijke aanpak.

    Dat deze gezondheidscrisis onze maatschappelijk leven grondig verstoord heeft, is overduidelijk. Dat we de lockdown-maatregelen niet eindeloos kunnen volhouden, zelfs niet tot er een vaccin is, wordt elke dag duidelijker. Bij elke versoepeling verhoogt het risico op nieuwe slachtoffers. Maar zoals bij alle andere risico’s, zoals die van het verkeer, het klimaat en de energie, zijn we blijkbaar bereid om die te lopen. Een leven zonder risico’s is niet leefbaar, zelfs niet denkbaar. Zo zal het allicht ook nu weer verlopen. De stranden en andere zomerse vakantieoorden wenken al, we denken alweer aan skiën, straks. We zijn een vermetele soort, zoveel is zeker.


    Categorie:samenleving
    19-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Si dolce e'l tormento

    Velen onder ons zullen ongetwijfeld ooit ontroerd geweest zijn door een van de talrijke uitvoeringen, bijvoorbeeld van de onvergetelijke Montserrat Figueras, van Marco Beasley of Philippe Jaroussky, van de uitzonderlijk aangrijpende aria Si dolce è il tormento.

    Ze werd voor het eerst gepubliceerd in een verzameling van Carlo Milanuzzi (c. 1590- c. 1647) Quarto scherzo delle ariose vaghezze… con un cantata, & altre arie del Signor Monteverde, e del Sig. Franceso suo figlio (Venetië: Alessandro Vincenti, 1624). Volgens sommigen is ze van de hand van Francesco, de oudste zoon van Claudio Monteverdi (1567-1643), maar de meeste bronnen wijzen ze toe aan Monteverdi père zelf, van wiens meesterlijke hand de eenvoudige maar zo overtuigende melodie overigens alle tekenen vertoont.

    De term scherzo in de titel van Milanuzzi’s publicatie betekent letterlijk een grap, iets luchtigs, en dat betekent het ook in de muziek, waar het scherzo een vaste plaats verworven heeft. Hier bedoelt men echter waarschijnlijk zoiets als ‘een prettige verzameling’; de verzamelingen van Milanuzzi krijgen vanaf de zesde de meer algemene titel libro delle ariose vaghezze, en dat laatste woord betekent ‘aangenaam’.

    De aria komt al eerder voor in Francesco Petratti, Il primo libro d’arie a una et due voci con un dialogo in fine (Venetië: Alessandro Vincenti, 1620), dat gedrukt werd voor en opgedragen aan Paolo Giordano Orsini, de hertog van Bracciano, in wiens dienst Petratti was,  en waarbij Monteverdi optrad namens de hertog, zoals blijkt uit Monteverdi’s brieven aan de hertog. Petratti’s werk bestaat ongetwijfeld uit composities, dus met tekst én muziek. Waarschijnlijk heeft Monteverdi een van de teksten zo aantrekkelijk gevonden dat hij daarop ook zelf muziek heeft op gecomponeerd, die dan later een plaats gevonden heeft in de verzameling van Milanuzzi en zo bewaard is gebleven. Het is me niet duidelijk geworden van wie de teksten zijn van de arie van Petratti, en over deze componist en muzikant uit Cremona is verder niet veel te vinden.

    Si dolce è'l tormento

    Ch'in seno mi sta,

    Ch'io vivo contento

    Per cruda beltà.

    Nel ciel di bellezza

    S'accreschi fierezza

    Et manchi pietà:

    Che sempre qual scoglio

    All'onda d'orgoglio

    Mia fede sarà.

     

    La speme fallace

    Rivolgam' il piè.

    Diletto ne pace

    Non scendano a me.

    E l'empia ch'adoro

    Mi nieghi ristoro

    Di buona mercè:

    Tra doglia infinita,

    Tra speme tradita

    Vivrà la mia fè.

     

    Per foco e per gelo

    riposo non ho

    nel porto del Cielo

    riposo haverò...

    se colpo mortale

    con rigido strale

    il cor m'impiagò

    cangiando mia sorte

    col dardo di morte

    il cor sanerò...

     

    Se fiamma d'amore

    Già mai non sentì

    Quel rigido core

    Ch'il cor mi rapì,

    Se nega pietate

    La cruda beltate

    Che l'alma invaghì:

    Ben fia che dolente,

    Pentita e languente

    Sospirimi un dì.

     

    ‘Zo zoet is de kwelling in mijn gemoed, dat ik tevreden leef met wrede schoonheid. In de hemel van de schoonheid neemt de trots toe en ontbreekt het medelijden: moge mijn trouw altijd als een rots in de golf van de hoogmoed zijn. De valse hoop wend ik af. Genot noch vrede daalt in me neer. En de meedogenloze die ik aanbid, gunt me de vertroosting niet van haar goede genade: in eindeloze pijn, in bedrogen hoop zal mijn hoop leven. Ik word niet gespaard van vuur en ijs, aan de hemelpoort zal ik rust vinden. Als de doodsteek van de starre pijl mijn hart verwondt en mijn lot doet keren, zal met de pijl van de dood het hart genezen. Als dat starre hart dat mijn hart stal de vlam van de liefde nog niet voelt, weigert de wrede schoonheid die het hart betoverde me medelijden: moge ze op een dag gepijnigd, met spijt en kwijnend naar mij verzuchten.‘


    Categorie:muziek
    04-04-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pasen?

    Ik weet dat het de Paastijd is, maar ik heb geen idee wanneer Pasen valt dit jaar. Kerstmis is op een vaste datum, maar de datum van Pasen moet je elk jaar berekenen: de eerste zondag na de eerste vollemaan na de lente-evening. Maar ook die lente-equinox, dus het moment in de lente dat de dagen en de nachten even lang zijn, is lichtjes veranderlijk. In 2019 was dat 20 maart, en over honderd jaar is het 19 maart. Maar de datum waarvan men uitgaat voor de berekening is traditioneel 21 maart. Volgens de vermelde definitie kan Pasen dus ten vroegste vallen op 22 maart, dat is namelijk de eerst mogelijke zondag na 21 maart, en dan was er op 21 maart ook vollemaan. Als er vollemaan is op 20 maart is de volgende vollemaan pas 29 dagen later, dat wordt dan 18 april. Als dat een zondag is, is de eerste zondag na de vollemaan van 18 april dus 25 april, en dat is de laatst mogelijke datum voor Pasen. De datum van Pasen kan dus meer dan een maand verschillen. Waarom we nog altijd aan dat mythische systeem blijven vasthouden, weet geen mens. Pasen is een zeer christelijke traditie, maar het is vreemd dat men wel de geboortedag van de figuur Jezus vastgelegd heeft op 25 december, maar de gedenkdag van zijn wederopstanding, en dus ook van zijn kruisdood, laat afhangen van de stand van de zon en de maan. Let wel, ook 25 december heeft te maken met stand van de zon: 21 december is immers de dag van de winterevening.

    Jonge mensen kunnen zich amper voorstellen hoe christelijk mensen zoals ik opgevoed zijn. Pasen was zowat het godsdienstige hoogtepunt van het jaar. Er ging een periode aan vooraf van veertig dag vasten, en de laatste, Goede Week was gekenmerkt door zeer aangrijpende vieringen, te beginnen met Palmzondag, dan Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Paaszaterdag en dan het Paasfeest zelf op zondag. In de vieringen kwam het passieverhaal uitvoerig aan bod, voorgelezen, gezongen en zelfs als een soort musical of oratorium. De meest befaamde vormen daarvan zijn de Passies van Bach en andere grootmeesters, en natuurlijk de Messiah van Haendel. Nog altijd worden uitvoeringen daarvan jaarlijks rond deze tijd bijgewoond door grote aantallen liefhebbers, ongelovigen zowel als gelovigen.

    Enkele dagen geleden heb ik ook nog eens geluisterd naar de hele Messiah, in een mooie uitvoering onder leiding van Jordi Savall. Ik had het moeilijk om me helemaal in te leven. Ik ken de muziek en de woorden grotendeels van buiten, ik luister er al naar sinds mijn prilste jeugd, ik moet alles zeker al meer dan honderd keer gehoord hebben. Maar doordat ik met de jaren meer en meer uitgesproken atheïst geworden ben, erger ik me ook meer aan de teksten, en dan wordt het moeilijk om nog van de muziek te genieten, natuurlijk. Wat me vooral stoort, is dat het een verhaal is over een mens die echter ook God is. Als het een louter menselijk verhaal was, zou je kunnen meeleven met wat een goed mens, een prediker, overkomen is. Maar dat is het niet: Jezus is ook de Zoon van God en zelf ook God, die hier dertig jaar geleefd heeft als mens. En dat merk je voortdurend in de teksten en in de muziek die daarop gecomponeerd is. Als een onschuldige mens de marteldood sterft is dat een schrijnend verhaal, maar als dat Gods Zoon zelf is? Het is heel verwarrend. En als atheïst heb je natuurlijk niets aan al de theologie en de piëteit die je meekrijgt. Kortom, mijn ervaring was veel minder aangrijpend dan lang geleden, en het genieten was vooral van de muziek, waarbij ik probeerde de teksten te verdringen, zonder veel succes overigens, want bij de beste componisten vertolkt de muziek ook de tekst.

    Het passieverhaal is het hoogtepunt van het verhaal van deze Godmens. God kan moeilijk meer menselijk voorgesteld worden dan op deze manier. Dit is wat men antropomorfisme noemt: God krijgt alle kenmerken van de mens, vooral de goede, en dan in de hoogste mate. En dat is precies wat het minst op God van toepassing is, als je er ernstig over nadenkt. Ook moderne theologen zijn het daarmee eens. Maar dat is wel wat je te horen krijgt in de passies en de Messiah, en dat is ook waarmee wij opgevoed zijn: een zeer persoonlijke, menselijke God en een zeer menselijke Christus. De kerk put zich uit in het affirmeren van de historische figuur van Jezus, met de wonderbaarlijke geboorte, al de parabelen, mirakelen, het lijdensverhaal en de opstanding en de hemelvaart. Als kind ga je daarin mee, je wordt onweerstaanbaar meegesleurd, want alles en iedereen doet mee aan de voorstelling, elke dag, elk jaar opnieuw.

    Godsdienst is gebaseerd op verhalen. Maar niet zomaar verhalen: het zijn ware verhalen, waaraan niet mag getwijfeld worden. Het zijn géén parabels, geen metaforen. Het is allemaal werkelijk zo gebeurd, het hele Oude Testament en het hele Nieuwe. De schepping, Mozes en de profeten en al de rechters en koningen, Jezus van Nazareth, de apostelen, de evangelisten, en vooral ook Paulus, de ware stichter van het christendom. Maar als puntje bij paaltje komt (dus als de puntjes op de i gezet worden), gaat het om verhalen die mensen geschreven hebben, zoals ze zoveel andere verhalen hebben geschreven. Er is in feite geen enkele reden waarom precies deze verhalen, van het Oude en het Nieuwe Testament, wel waar zouden zijn, en dan nog letterlijk ook. Er zitten zoveel mythische elementen in, zoveel interne tegenspraken, zoveel ongerijmdheden, dat een moderne mens ze echt niet ernstig kan nemen. Het gaat ook niet om objectieve geschiedkundige werken, maar veeleer om verzinsels om een bestaande toestand een fictieve historische of bovennatuurlijke achtergrond te geven: etiologische sagen, noemt men dat. Men besteedt veel te weinig, of zo goed als geen aandacht aan de ontstaansgeschiedenis van deze teksten en aan hun auteurs. Het waren gewone mensen die ze eerst vertelden, en later, soms veel later opschreven en herschreven, meestal met bepaalde bedoelingen, en in opdracht van de machthebbers, die daarmee hun macht wilden bekrachtigen. Het is literatuur, geen Godsspraak. Het is verbijsterend dat men dat tweeduizend jaar lang ontkend en verdrongen heeft, en dat nog altijd doet. Mozes, Christus en Paulus, om slechts die te noemen, zijn geen historische personen, maar literaire personages zoals Frodo en Harry Potter. De teksten zijn niet door God geschreven of ingegeven, maar door mensen zoals jij en ik. Als men ze zo leest, dan krijgen ze een heel andere betekenis, en verliezen ze hun sacraal karakter helemaal. Men kan er dan nog uithalen wat eruit te halen valt, maar veel heeft dat niet te betekenen, en in alle geval niet meer dan men in andere teksten, in andere talen en tijden, kan aantreffen.

    Bij het beluisteren van de Messiah en van Bachs Passies voel ik me dus vooral bedrogen. Zo is het niet, dit zijn verzinsels. Haendel en Bach hebben optimaal ingespeeld op de vrome gebruiken van hun tijd en hebben al hun vaardigheden aangewend om aan godsdienstige teksten de best mogelijke vorm te geven. Het zijn ongetwijfeld muzikale meesterwerken, maar ze worden ten gronde ontsierd door teksten die men niet (meer) ernstig kan nemen, hoe vertrouwd ze ons ook in de oren klinken. En daardoor kunnen ze ons niet meer overtuigen of ontroeren, tenzij op sommige momenten, wanneer de muziek het meest aangrijpend en de teksten algemeen-menselijk genoeg zijn om ons niet meer af te stoten door hun godsdienstige ongerijmdheid en hun ontmenselijkende piëteit.


    Categorie:God of geen god?
    23-03-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Melomaan, nogmaals

    Melomaan, nogmaals

    Enkele maanden geleden berichtte ik hier over mijn nieuwe muziekinstallatie, en mijn abonnement op Qobuz en Roon. Qobuz biedt muziek online aan (‘streaming’): je kan tienduizenden cd’s gewoon aanklikken en meteen beluisteren, of ze aanvinken voor latere beluistering. De kwaliteit is uitzonderlijk goed, de keuze verbazingwekkend ruim. Roon organiseert het aanbod en de afspeelapparatuur. Het is een compleet nieuwe ervaring.

    Ik heb sinds de opkomst van de cd wellicht een duizendtal cd’s aangekocht. Sommige zijn zo oud dat ze zelfs al versleten zijn, niet door het veelvuldig gebruik, maar door verouderingsprocessen. Muziek beluisteren via cd is echter bewerkelijk: je moet voortdurend opstaan voor de volgende. En dus ben je geneigd om een luiere bron te zoeken. Dat was dan een klassieke-muziekzender, de laatste jaren Klara Continuo, de enige (ter wereld!) die bij mijn weten 24/7 klassieke muziek uitzendt zonder reclameboodschappen of andere onderbrekingen. Na een tijd merk je dat heel wat muziekstukken voortdurend terugkomen, zelfs in dezelfde volgorde. Er is dus variatie, maar beperkt. De selectie is ‘braaf’: meestal populaire stukken uit de klassieke periode en de romantiek, niet veel vroeger, niet veel later. En bijna nooit volledige muziekstukken: een beweging uit een symfonie of een stuk kamermuziek, dan weer een ander. Een ‘licht’ programma dus, bedoeld als achtergrondmuziek. En geen wereldmuziek, jazz of avant-garde. Als melomaan blijf je onbevredigd, en stilaan meer en meer gefrustreerd. Komt daar nog bij dat de technische kwaliteit van de uitzendingen erg bescheiden is: 128 Kbps. Ter vergelijking: MP3 is 320 Kbps, cd is 1411 Kbps. Je krijgt dus echt geen cd-kwaliteit binnen via Klara Continuo of Klara.

    Dat is nu allemaal verleden tijd. Ik luister nu uitsluitend naar cd’s via Qobuz. Topkwaliteit en complete composities. Je kan zelf je muziek kiezen of dat door Qobuz of Roon laten doen. De bediening is via PC, laptop, tablet of smartphone, inclusief professionele equalizing. Als ik de huisgenote niet wil storen, schakel ik via een klein zendertje dat bij mijn hoorapparaten hoort de muziek draadloos naar die hoorapparaten, wat een heel gedetailleerde, ruimtelijke en intieme luisterervaring geeft.

    Dagenlang het aanbod van Qobuz verkennen levert telkens weer nieuwe ontdekkingen op, zowel van vertrouwde muziek en muzikanten als van compleet nieuwe componisten en composities. Waar ik vroeger af en toe een cd kocht, en de laatste jaren zelfs helemaal niets meer, kan ik nu zonder meer elke cd die me interessant lijkt gewoon aanvinken, en me die zo virtueel maar zeer reëel toe-eigenen. Ik moet dus niet meer window-shoppen, of verlanglijstjes aanleggen, of schouderophalend de gelegenheid laten voorbijgaan; ik hoef niet meer te aarzelen of het wel de moeite is, of het zijn geld waard is: alles is gratis eenmaal het abonnement betaald is, en voor ongeveer € 20 per maand, de prijs van één cd, kan je niet sukkelen, toch?

    Ik verken nu het muziekaanbod als nooit tevoren. Zo leg ik een – uiteraard virtuele – verzameling aan van alle composities voor strijkkwartet, sinds jaren mijn geliefkoosd ensemble. Ik neem weer de indrukwekkende publicaties ter hand van Bernard Fournier over Le quatuor à cordes, en grasduin in de cd’s van bekende en minder bekende strijkkwartet-ensembles. Als ik me wil laten ontroeren door Callas, Sutherland, Gruberova, Pavarotti of Fritz Wunderlich, vind ik alle opnamen die ze ooit gemaakt hebben: la mer à boire. De hele klassieke muziek, in de ruimste zin van het woord, is aanwezig, van de vroegste werken tot de meest recente. Of ik zoek oude bekenden op, zoals Roy Orbison, The Everly Brothers, The Platters, Connie Francis, José Feliciano, Frank Sinatra, Nat ‘King’ Cole, Brel, Piaf, Barbara, Greco, Michel Petrucciani, Billy Holliday, Ella Fitzgerald, Lester Young… Ik kan uren gefascineerd luisteren naar de klassieke muziek uit India, of de wonderlijke klanken van de Mongoolse keelzang uit Ulaanbaatar, sufi-muziek uit Iran… Wat je ook zoekt, het is er allemaal, en in meer versies en uitvoeringen dan je voor mogelijk houdt. Ik vermeld hier de genres niet die me niet zo boeien, zoals popmuziek, maar die is er ook, with a vengeance!

    Ik hoef zelfs mijn eigen cd’s niet meer af te spelen: al wat ik heb, vind ik ook bij Qobuz. Als ik er ooit toch een vind, kan ik die moeiteloos rippen en dan komt die meteen in de verzameling die Roon beheert: aanklikken en beluisteren, betere kwaliteit dan op mijn cd-speler.

    Kortom, in plaats van ingeblikte repetitieve achtergrondmuziek weerklinkt er nu de hele dag een brede waaier van volledige werken, in de best mogelijke kwaliteit, een onuitputtelijke bron van muzikaal genot, met voortdurend nieuwe ontdekkingen en het blij weerzien van geliefde muziekstukken of vertolkers. De muziek krijgt nu de aandacht en de kwaliteit die ze verdient. Zoals Horatius dichtte: hoc erat in votis, dit is wat ik altijd al gewenst heb. Ik hoop er nog lang te kunnen van genieten.

    P.S. Wat ik nog niet gevonden heb is de cd Homage to Ria Bollen; In Flanders’ Fields vol. 91. Als ik die van iemand zou kunnen lenen of kopen, graag een seintje: karel.d.huyvetters@telenet.be


    Categorie:muziek
    04-03-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Socialisme, toen en nu

    We hebben nu, begin maart 2020, wel al een Vlaamse regering, maar nog geen Belgische, en het ziet er niet naar uit dat die er gemakkelijk zal komen. Los van de vraag of het federale België nog bestuurbaar is nu de ideologische en politieke verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel zo verschillend zijn, rijst meer en meer ook de vraag naar de ideologische verschillen tussen de partijen onderling. De traditionele partijen zijn naar de achtergrond verdreven en hebben het moeilijk, ze halen nog amper tien procent van de stemmen. Is hun gedachtengoed niet meer aantrekkelijk? Bij een ‘christelijke’ partij is dat niet verwonderlijk: ook de christenen vormen een kleine minderheid. Maar wat dan met de socialisten? Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw was het socialisme een belangrijke maatschappelijke en politieke beweging en bleef dat meer dan een eeuw lang. Is er in onze moderne maatschappij geen plaats meer voor het socialisme, of geen behoefte?

    Als je je afvraagt waar het socialisme voor staat, dan is het niet gemakkelijk om dat te weten te komen. Op de website van de Spa, de Vlaamse socialisten, is het even zoeken naar een politiek manifest. Eens je dat gevonden hebt, moet je een weg banen door een lang betoog, het resultaat van een partijcongres, waarin allerlei uiteenlopende zaken een plaats moesten krijgen. De harde kern van het socialisme is daarin nog moeilijk terug te vinden, en wellicht was dat ook de bedoeling.

    Laten we toch eens proberen. Het uitgangspunt moet wel geweest zijn dat sommige lieden in het Europa van rond 1850 getroffen waren door de grote maatschappelijke verschillen tussen de burgers. Die verschillen waren er vanzelfsprekend altijd wel al, en ook daarvoor waren er mensen die zich daartegen verzetten, maar pas vanaf 1850 werd dat ook een politiek probleem: men wou via de politiek verandering brengen in de bestaande toestand, en meer bepaald de welvaart verbeteren van het grootste gedeelte van de burgers, die nu in vaak erbarmelijke omstandigheden moesten leven en werken. Een moeilijkheid daarbij was dat toen zelfs in democratische regimes het stemrecht, de basis van de politieke macht, zeer beperkt was. En zelfs wanneer daarin geleidelijk verandering kwam, zorgde het tweekamersysteem er nog voor dat de rijken in de senaat de voorstellen van de volksvertegenwoordigers konden tegenhouden.

    De fundamentele vraag blijft echter hoe en in hoever de politiek ingrijpt in het maatschappelijke leven. Het zijn dan de politici en de ambtenaren van het overheidsapparaat die beslissen over wat er gebeurt en hoe het gebeurt. En daar ligt het kalf gebonden, natuurlijk. Waarom zouden politici en ambtenaren het best weten wat goed is? Die beslissingen worden getroffen vanuit een bepaalde ideologie. De vraag is echter of de beslissingen van de overheid daarom ook beter zijn voor de gemeenschap. De experimenten van socialisme en communisme in de twintigste eeuw waren bepaald niet positief. Miljoenen mensen hebben er het leven bij gelaten, en de levensstandaard van de geringsten is er niet bijzonder op vooruit gegaan.

    Vandaag zegt de Vlaamse socialistische partij dat de ondernemers noodzakelijk zijn. Maar tegelijk zegt ze dat de overheid erop moet toezien dat de rijken niet te rijk worden ten koste van de werkende klasse, of zoiets.

    De toestand is echter sinds 1850 grondig veranderd. De macht berustte toen nog bijna uitsluitend bij de monarchie, de landadel en de Kerk. Door de industrialisering kwam daarin verandering. Meer ondernemers konden vrij snel welstellend en zelfs zeer rijk worden, en wensten die situatie ook politiek te gebruiken om hun belangen te verdedigen. Daartegen kwam dan verzet van politici die zich inzetten voor de arbeiders. Door het invoeren van het algemeen stemrecht zijn alle burgers vertegenwoordigd in een democratisch parlement. Ondertussen is de monarchie in een democratie een anachronisme, met een nog louter ceremoniële maar duurbetaalde functie. Er is geen echte landadel meer. De Kerk heeft afgedaan als machtsinstrument.

    Iedereen krijgt nu een behoorlijke opleiding en ook vele andere voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk. Iedereen kan proberen zich waar te maken in de wereld. Ontegensprekelijk slagen sommigen daar beter in dan anderen, maar bijna steeds lijkt dat vooral hun eigen verdienste te zijn. De vraag is dan of de overheid nog het recht heeft om op grote schaal in te grijpen in het leven van de burgers. De vrees blijkt nog steeds te bestaan dat indien men de burgers volledig vrijlaat, zij daarvan misbruik zullen maken om zich buitensporig te verrijken en daarbij geen rekening te houden met de anderen en met het algemeen welzijn. Dat getuigt van een erg pessimistische visie op de mens. Overigens, indien het al zo zou zijn dat de burgers niet te vertrouwen zijn als men hun de vrije hand laat, waarom zou dat dan niet het geval zijn voor de politici en de ambtenaren, dus de overheid? Dat is immers precies wat we zien in dictaturen en totalitaire staten.

    Wij kunnen ons in Vlaanderen niet voorstellen dat de burger volkomen vrij zou zijn. Er zijn zoveel wetten en reglementen op alle niveaus, regionaal, nationaal, Europees, ja zelfs universeel, dat absolute vrijheid zelfs niet meer denkbaar is. Wat wel gebeurt, is dat handige mensen ondanks de opgelegde regels toch erin slagen zich op te werken, niet zelden door de vele verboden en geboden te omzeilen.

    Men kan het nut niet ontkennen van een zekere regelgeving in een complexe maatschappij. Zo spreken we af om in sommige landen rechts te rijden, in enkele andere links, om chaos te vermijden. Maar de regelgeving gaat veel verder dan dat. Het volstaat het verkeersreglement erop na te slaan. Niemand is in staat om dat helemaal te kennen en toe te passen. En dat is zo voor alle domeinen van het maatschappelijk leven. Alles wordt geregeld, alles moet worden gerapporteerd, alles wordt gecontroleerd. Veel ondernemende mensen klagen aan dat ze meer tijd moeten besteden aan administratie dan aan hun echte werk. En zelfs hoogopgeleiden hebben het vaak moeilijk om hun weg te vinden in de doolhof van reglementen. Zwakkere burgers beginnen er zelfs niet aan en missen zo niet zelden waar ze recht op hebben.

    Het overheidsbeslag is zeer groot. Dat wil zeggen dat de overheid veel belastingen heft op de burgers. Met dat geld zorgt ze dan voor het openbaar domein, voor het publieke nut: wegen en openbaar vervoer, onderwijs, ziekenhuizen, sociale zekerheid, justitie, noem maar op. Het idee is veraf dat deze zaken ook door privaat initiatief zouden kunnen verzorgd worden. En je kan geen enkele ambtenaar ervan overtuigen dat dit ook goed zou kunnen gebeuren zonder de voorschriften en het toezicht van de overheid. Anderzijds lijkt niemand echt tevreden over de manier waarop de overheid de zaken aanpakt, en klaagt iedereen over de hoge kosten van een vaak vierkant draaiende overheidsadministratie.

    Het socialisme verdedigt nochtans de ingrijpende rol van de politiek en de ambtenarij in ons leven. Ze gaan ervan uit dat de overheid zal handelen ten gunste van het algemeen belang, in tegenstelling met de individuele burgers, die enkel aan zichzelf denken. En het algemeen belang is in hun ogen een maatschappij waarin de ongelijkheid minimaal is. Dat wil men dan bereiken door enerzijds de personen die actief zijn op de arbeidsmarkt een behoorlijk loon te laten verdienen en hen te laten werken onder menswaardige omstandigheden, en anderzijds door de herverdeling van de inkomsten: met de belastingen worden sociale voordelen toegekend aan alle burgers, ook de niet actieven. De rijken, die uiteraard hoger belast worden, betalen dus mee voor de minder begoeden. Zo wordt het echter minder aantrekkelijk om te proberen rijk te worden: op een bepaald ogenblik gaat het grootste gedeelte van je winst naar de staat, terwijl je zelf minder gebruikt maakt van alle sociale en andere voordelen die de staat aanbiedt aan iedereen, zoals openbaar vervoer enzovoort.

    Het is duidelijk dat een systeem waarbij de staat voor alles zorgt veeleer aanzet tot een houding waarbij men passief alle heil van de staat verwacht, en een systeem waarbij men zelf moet instaan voor wat men verwerft veeleer aanzet tot initiatief en activiteit. In dat laatste systeem gaat een land of regio erop vooruit. In het andere systeem is een zekere lethargie onvermijdelijk. Dat is menselijk, al te menselijk.

    In Wallonië kiezen de politici voor een socialistisch model. Dat heeft ongetwijfeld historische redenen, maar het blijkt ook deel uit te maken van de politieke zeden. Men lijkt ervan overtuigd dat met een sterke overheid de burger, en dan vooral de kleine man, het beter zal hebben. De werkelijkheid is echter anders. Het is veeleer in Vlaanderen, waar men huiverachtig staat tegenover staatsinmenging en overheidsbeslag, en waar men de vrijheid en het persoonlijk initiatief van de burger belangrijker acht, dat het op alle gebied beter gaat, ook voor de minst begoede en de meest kansarme medeburgers. Dat zou tot nadenken moeten stemmen in Wallonië, maar dat zien we niet gebeuren. Men houdt vast aan een subsidiërende overheid, maar de financiering daarvan moet wel komen van de solidariteit van het rijkere Vlaanderen. Dat zorgt dan weer voor wrevel aan Vlaamse kant.

    Het is deze fundamentele tegenstelling die ervoor zorgt dat het vormen van een federale regering aartsmoeilijk of zelfs onmogelijk wordt. Vlaanderen wil niet langer opdraaien voor de keuzes die men in Wallonië maakt, en dringt aan op een verdere staatshervorming en grotere autonomie voor de gewesten en gemeenschappen. Wallonië beseft dat het zijn huidige levensstandaard niet kan behouden wanneer het daar zelf moet instaan, en weigert krampachtig maar pertinent elke verdere stap in de staatshervorming. De toestand is uitzichtloos. Iedereen ziet in dat het zo niet kan doorgaan, maar de Waalse politici proberen zo lang mogelijk de splitsing die er uiteindelijk toch moet komen uit te stellen, en weigeren een andere ideologie en andere economische principes te overwegen, of het Vlaamse voorbeeld te volgen. Ondertussen groeit het ongenoegen en krijgen populistische zweeppartijen een omvang waarvan de vroegere traditionele partijen alleen maar kunnen van dromen. Ondertussen verliezen we allen samen onze tijd en onze energie in onderlinge twisten, terwijl het hoognodig is dat we onze belangen in een snel veranderende wereld veiligstellen.

    Er is niemand die een absolute vrijheid predikt, op geen enkel gebied, behalve de vrijheid om te denken wat men wil en te zeggen wat men denkt. Het is duidelijk dat men in een complexe samenleving over heel wat zaken afspraken moet maken, en het ligt voor de hand dat de overheid daarin een rol kan spelen. We moeten er echter op toezien dat die rol niet groter is dan noodzakelijk. Dat is het voortreffelijke subsidiariteitsbeginsel: wat perfect op een lager niveau kan geregeld worden, moet je niet aan een hoger niveau toevertrouwen.

    En om af te sluiten: het doel van de staat is de vrijheid van de burgers (finis ergo Reipublicae revera libertas est, Spinoza, Tractatus theologico-politicus, XX).


    Categorie:samenleving
    25-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le prisonnier de la tour

    Le Prisonnier De La Tour

    S'est tué ce matin,

    Grand-mère.

    Nous n'irons pas à la messe demain.

    Il s'est jeté de la Tour

    En me tendant les mains,

    Grand-mère.

    Il m'a semblé que j'avais du chagrin.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour

    Était mon seul ami,

    Grand-mère.

    Nous n'irons pas à la messe aujourd'hui.

    Il était mon seul amour,

    La raison de ma vie,

    Grand-mère

    Et ma jeunesse est éteinte avec lui.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour,

    Chaque jour, m'attendait,

    Grand-mère.

    Nous n'irons plus à la messe, jamais.

    C'est un péché que l'amour

    Et le monde est mal fait,

    Grand-mère.

    On a tué mon amant que j'aimais.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour

    N'aura pas de linceul

    Et rien

    Rien qu'un trou noir où s'engouffrent les feuilles,

    Mais moi, j'irai chaque jour

    Pleurer sous les tilleuls

    Et rien,

    Pas même le roi, n'empêchera mon deuil.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Il ne pourrait que pleurer avec toi

    Car il aimait une belle

    Qui n'était pas pour un roi

    Et la belle, Isabelle, c'était moi...

     

    De gevangene van de toren heeft zichzelf gedood, grootmoeder. We gaan niet naar de mis, morgen. Hij heeft zich van de toren geworpen terwijl hij me de handen reikte, grootmoeder. Ik voelde dat ik verdriet had.

    refrein: Als de koning dat wist, Isabel, Isabel als de koning dat wist, dan had je nooit meer recht op het kanten kleed, Isabel, als de koning dat wist.

    De gevangene van de toren was mijn enige vriend, grootmoeder. We gaan niet naar de mis vandaag. Hij was mijn enige liefde, de reden van mijn leven, grootmoeder, en mijn jeugd is met hem gedoofd.

    (refrein)

    De gevangene van de toren wachtte elke dag op mij, grootmoeder. We gaan niet meer naar de mis, nooit meer. De liefde is een zonde en de wereld is slecht gemaakt, grootmoeder. Men heeft mijn geliefde gedood die ik liefhad.

    (refrein)

    De gevangene van de toren zal geen lijkwade hebben en niets, niets dan een zwart gat waarin de blaren verdwijnen; maar ik, ik zal elke dag gaan wenen onder de linden en niets, zelfs de koning niet, zal mijn rouw verhinderen.

    Als de koning dat wist, Isabel, kon hij slechts wenen samen met jou, want hij hield van een schone, die niet voor een koning was, en die schone, Isabel, dat was ik.

     

    Deze tekst van de uiterst veelzijdige en destijds heel populaire Francis Blanche dateert van rond 1948, toen Édith Piaf die voor het eerst zong op muziek van Gérard Calvi. Het is een romantisch chanson, in de stijl van een middeleeuwse ballade. Er zijn twee personages aan het woord in de dialoog: Isabelle en haar grootmoeder; de tekst van de grootmoeder komt in de vorm van een refrein, dat (bijna) letterlijk herhaald wordt. Ook in de tekst van Isabelle zijn er talrijke herhalingen en variaties.

    Isabelle was de geliefde van de gevangene in de toren, die zich van de toren gestort heeft om bij haar te zijn. Isabelle klaagt haar nood bij haar grootmoeder. De grootmoeder waarschuwt haar kleindochter dat als de koning zou te weten komen dat zij de geliefde was van de gevangene, zijn vijand, zij geen recht meer zou hebben op het kanten kleed; daarmee is blijkbaar een bruidsjurk bedoeld.

    Was de gevangene opgesloten omdat hij de liefdesrivaal was van de koning? Dat wordt niet duidelijk gemaakt, maar het is mogelijk: Isabelle zegt dat men haar geliefde gedood heeft, dat hun liefde verboden was, een zonde. Het is ook mogelijk dat ze als het ware toevallig verliefd werd op de gevangene in de toren, een of andere vijand van de koning.

    Was Isabelle de aanstaande bruid van de koning? Het kanten bruidskleed wijst daarop. Indien de koning zou vernemen dat zij de geliefde was van zijn vijand en rouwde om zijn dood, zou hij haar verstoten en zou ze nooit het kanten bruidskleed dragen. In de laatste strofe blijkt dat de koning inderdaad van Isabelle hield, en nog enkel kan wenen om zijn hopeloze liefde en het verlies van zijn geliefde, net zoals Isabelle treurt om de dood van haar geliefde. Isabelle zegt dat ze ‘morgen’ niet naar de mis zal gaan, en later dat ze nooit meer naar de mis zal gaan; was dat de geplande huwelijksmis met de koning? Heeft haar geliefde zich misschien daarom van de toren gestort?

    Het laatste zinnetje houdt een verrassing in: de grootmoeder zegt plots dat zijzelf de onmogelijke geliefde van de koning was (une belle qui n’était pas pour un roi… c’était moi). Was de grootmoeder ooit verleid door de koning, en was Isabelle dus zijn kleindochter?

    De auteur speelt met verschillende klassieke thema’s: de gevangene in de toren, een verwijzing naar Dumas’ Man met het ijzeren masker, en een omkering van het opgesloten meisje met de lange haren, Repelsteeltje; de bedrogen koning Arthur, Lancelot en Guinevere; de oude vrouw of de grootmoeder uit onder meer Roodkapje, de witte kanten bruidsjurk, de jonge vrouw die haar geliefde trouw blijft na zijn dood, de bruid die niet komt opdagen op haar huwelijksmis… Hij speelt ook met het rijm, en laat het verhaal ontwikkelen aan de hand van rijmwoorden die spontaan opkomen in zijn gemoed: matin, demain, main, chagrin; Isabelle, belle, dentelle; droit, roi, toi, moi; ami, aujourd’hui, vie, lui; attendait, jamais, fait, aimais; linceul, feuilles, tilleuls, deuil.

    Al bij al is de kunstmatig ouderwetse tekst veeleer suggestief dan expliciet. Allerlei gebeurtenissen, verhoudingen, verschillen en gelijkenissen worden slechts omfloerst, louter impliciet vermeld, en in de vrij korte alluderende tekst krijgt de lezer, maar zeker ook de luisteraar niet echt de gelegenheid om precies te weten wat er allemaal aan de hand is of ooit was. Wellicht is dat een deel van de subtiele aantrekkingskracht die ervan uitgaat. Het is in feite een pastiche, een nabootsing van een oude ballade, een compilatie van allerlei elementen eigen aan het genre. Dat wordt mooi bevestigd door de muziek van de hoofdmelodie, die ook helemaal in die stijl gecomponeerd is. Daarom leek het de moeite om dit chanson vanonder het stof te halen. Je vindt de uitvoering van Piaf op Spotify, Google Play Music, Deezer, YouTube, Qobuz…


    Categorie:poëzie
    17-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Sonetto XL

     Qui venne Nietzsche, sono oltre cent’anni,

    qui cercò solitudine e silenzio

    e gli fu dato in dono Zarathustra,

    il superuomo che dirompe il tempo.

     

    Qui vengo anch’io, e da più d’un’estate,

    qui sto con il silenzio e con me stesso,

    scrivo dei versi e nei miei versi cerco

    di congiungere il nuovo con l’antico.

     

    Nietzsche voleva il mutamento estremo,

    accendere una fiamma del passato

    e così dare inizio al nuovo mondo.

     

    Io voglio invece che il passato viva

    in uno col presente e col futuro

    e che ritorni l’armonia dei tempi.

     

    Remo Fasani, Sonetti morali (1995) 

     

    SONNET 40

     

    Meer dan een eeuw geleden kwam hier Nietzsche,*

    die naar de eenzaamheid en stilte zocht

    en Zarathustra ten geschenke kreeg,

    de übermensch die met de tijd zelf breekt.

     

    Al langer dan één zomer kom ook ik hier,

    die met de stilte en mezelf verkeer,

    die verzen schrijf en in mijn verzen tracht

    het nieuwe met het oude te verzoenen.

     

    Nietzsche wou de ultieme ommekeer:

    een vlam die het verleden op laat laaien

    om zo een nieuwe wereld te beginnen.

     

    Ik wil integendeel dat het verleden

    blijft leven met het heden en de toekomst

    en dat de harmonie der tijden weerkeert.

     

    Vertaling © 2019 Paul Claes

    * Hotel Waldhaus in Sils-Maria.

     


    Categorie:poëzie
    05-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nachtwandeling

    Nächtlicher Gang

    Reiner Maria Rilke, Nicht Gesammelte Gedichte, 1908

     

    Nichts ist vergleichbar. Denn was ist nicht ganz

    Mit sich allein und was je auszusagen;

    Wir nennen nichts, wir dürfen nur ertragen

    Und uns verständigen, daß da ein Glanz

    Und dort ein Blick vielleicht uns so gestreift

    Als wäre grade das darin gelebt

    Was unser Leben ist. Wer widerstrebt

    Dem wird nicht Welt. Und wer zuviel begreift

    Dem geht das Ewige vorbei. Zuweilen

    In solchen großen Nächten sind wir wie

    Außer Gefahr, in gleichen leichten Teilen

    Den Sternen ausgeteilt. Wie drängen sie.

     

    Nachtwandeling

    Niets is vergelijkbaar. Wat is immers niet helemaal op zichzelf alleen en wat valt er nog uit te spreken? We noemen niets, we mogen slechts ondergaan en tot het inzicht komen dat hier een glans en daar een aanblik ons wellicht even zo beroerde alsof werkelijk daarin leefde wat ons leven is. Wie zich verzet gewordt geen wereld. En wie te veel begrijpt, gaat het eeuwige voorbij. Bijwijlen in dergelijke grootse nachten lijken we wel als buiten gevaar, in gelijke lichte delen onder de sterren uitgedeeld. Zie hoe ze dringen. (Karel D’huyvetters)

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    02-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.'Rassengelijkheid' en intelligentie

    ‘Rassengelijkheid’ en intelligentie

    In de academische wereld is er recentelijk enige ophef ontstaan over een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift, waarin de auteur pleit voor ernstig wetenschappelijk onderzoek naar de mogelijkheid dat onze genen medeverantwoordelijk zijn voor onze intelligentie, en meer bepaald dat de genetische verschillen tussen groepen, bijvoorbeeld ‘rassen’ of geografisch onderscheiden groepen, ook op het vlak van de intelligentie een rol spelen.

    De tegenstanders van dergelijk onderzoek, en dat zijn zowat alle gevestigde academici, noemen dergelijk onderzoek racistisch, of vrezen voor de gevolgen die de resultaten van dergelijk onderzoek kunnen meebrengen, met name in het geval dat men inderdaad dergelijke genetische invloed op het niveau van de intelligentie zou vaststellen.

    Uit onderzoek is al afdoende gebleken dat ons genetisch materiaal ten minste gedeeltelijk bepalend is voor wie we zijn. Dat is evident voor de fysieke uiterlijke verschillen tussen personen, maar ook voor meer essentiële onderscheiden, bijvoorbeeld tussen man en vrouw. Dat is ook zo voor de zichtbare verschillen tussen wat men vroeger ‘rassen’ noemde. Alle mensen verschillen genetisch, er zijn geen twee mensen die genetisch identiek zijn. Maar er zijn wel groepen die bepaalde genetische kenmerken gemeen hebben. Nochtans gaat het steeds over dezelfde biologische ‘soort’, namelijk homo sapiens.

    Onze geschiedenis leert ons dat men daarover de meest vreemde gedachten heeft gehad, en dat die gedachten nog steeds leven onder de mensen. Zelfs hoogopgeleide en overigens verstandige mensen blijven ervan overtuigd dat sommige rassen op bepaalde punten verder geëvolueerd zijn dan andere, die dan minder ver geëvolueerd zijn in de goede richting, en dus minderwaardig zijn. Dat is een heel gebruikelijke soort van redenering. Wij zijn geneigd om mensen in te delen in groepen op grond van onze ervaring, zonder ons daarbij veel vragen te stellen. Een man is een man, en vrouw een vrouw. Een Chinees is een Chinees, en een Arabier een Arabier, enzovoort. Zolang we daaraan geen onverantwoorde consequenties verbinden, is daarmee niets aan de hand. Wanneer men echter bijvoorbeeld gaat stellen dat vrouwen intellectueel minderbegaafd zijn dan mannen, moet men dat heden ten dage met goede argumenten kunnen staven, wat in de praktijk onmogelijk blijkt. Er zijn dus duidelijke verschillen tussen groepen van mensen, en die hebben een genetische oorsprong. De vraag is nu of er daarbij ook genetische verschillen zijn inzake intelligentie.

    Hoe meten we intelligentie? Met de IQ-test. Geen enkele test is volmaakt, maar niemand betwijfelt de waarde van de IQ-test als ten minste een algemene aanduiding van de intellectuele capaciteiten van een mens. Toch moeten we ermee rekening houden dat wat ‘gemeten’ wordt weliswaar betrekking heeft op een niet onbelangrijk, maar desondanks toch specifiek en beperkt gedeelte van onze persoonlijkheid. En toch: voor de rechtbank geldt een heel lage score als een verzachtende omstandigheid. Welnu, men stelt niet alleen evidente verschillen vast binnen een bepaalde groep, bijvoorbeeld blanke mannen van 45 in Frankrijk, maar ook verschillen tussen allerlei groepen. In het verleden heeft men die groepsverschillen qua intelligentie bijna steeds gekoppeld aan fysiologische verschillen: het uiterlijk verraadt de relatieve graad van intelligentie. Toen Darwin op zijn legendarische reis de woeste inboorlingen van Vuurland zag, had hij de grootste moeite om daarin mensen te zien, terwijl hij daaraan overigens geen ogenblik twijfelde. Recentelijk heeft men grote vooruitgang gemaakt op het vlak van de erkenning van de gelijk(waardig)heid van alle mensen, zoals in de Universele verklaring van de rechten van de mens. De verschillen, ook inzake intelligentie, zijn irrelevant als het over de essentie van het mens-zijn gaat. Dat is een uiterst belangrijk recht, op grond van een ongemeen belangrijk beginsel, dat we nooit uit het oog mogen verliezen.

    Maar onvermijdelijk komt de discussie op gang. Zijn er genetische verschillen tussen verschillende ‘rassen’ of geografische groepen? Evident wel op fysiologisch gebied. Maar ook inzake intelligentie? Bepaalde onderzoeken die toch gebeurd zijn, wijzen in die richting. In feite zou het verwonderlijk zijn als dat niet het geval was: ons genetisch materiaal is nu eenmaal de basis voor wie en hoe we zijn. Waarom zou de intelligentie daarop een uitzondering maken? Waarom zou het onmogelijk zijn dat in een bepaald deel van de wereld tijdens de lange evolutie de intelligentie sneller of trager geëvolueerd is dan in andere streken? Waarom lijken we ervan uit te gaan dat intelligentie niets met ons genetisch materiaal te maken heeft, en alles met de omgeving, of de individuele inspanningen van de betrokken personen?

    Terwijl men in het verleden net het omgekeerde dacht: het blanke ras is intellectueel superieur, is het zeker na de Tweede Wereldoorlog niet meer mogelijk zoiets nog openlijk te verdedigen, tenzij in marginale groepjes. En dus mag men ook niet meer stellen, of zelfs veronderstellen, dat er verschillen zouden zijn tussen ‘rassen’ of geografische groepen inzake intelligentie. Individuele verschillen binnen elke groep, en voor de hele mensheid, dat wel, maar geen statistische verschillen tussen groepen. Dat zou er immers op wijzen dat sommige groepen intrinsiek meer, en andere dan noodzakelijkerwijs minder intelligent zijn, en dus minderwaardig. Nochtans zijn we het erover eens dat alle mensen gelijk zijn, ondanks de evidente verschillen in intelligentie. En dat niemand zelf verantwoordelijk is voor het eigen genetisch materiaal, en dus niemand schuld treft voor een lagere intelligentie die (mede) daarvan het gevolg zou zijn.

    Men lijkt er daarbij van uit te gaan dat enkel het genetisch materiaal verantwoordelijk is voor de intelligentie, dat dit als het ware een drempel zou vastleggen waarboven men niet kan uitstijgen. Met bepaalde genen kan je maar IQ 60 halen, met andere IQ 140. Misschien, wellicht is dat wel zo op individueel vlak, maar zou het kunnen dat een groep gekenmerkt is door genetisch materiaal dat hen beperkt tot een lager IQ dan anderen? Dat lijkt althans niet onmogelijk, theoretisch, en dus is het zeer de moeite om het te onderzoeken, al was het maar om de hypothese desgevallend te weerleggen.

    Maar zelfs als dat zo zou zijn, en tot nog toe is het een onbewezen stelling, een open theoretische veronderstelling, dan nog gaat het enkel om een statistische vaststelling over een hele groep, niet over de individuen die er deel van uitmaken. Binnen een groep zijn de verschillen inzake IQ immers even groot als in een andere groep. Het is dus niet zo dat men in dat geval, dat nog steeds onbewezen is, als individu gedoemd zou zijn om hoe dan ook minder intelligent te zijn dan bijvoorbeeld het gemiddelde van een andere groep. Bovendien moeten we er rekening mee houden dat het genetisch materiaal slechts gedeeltelijk verantwoordelijk is voor het individu. Zeker op het vlak van intelligentie spelen allerlei omgevingsfactoren een uitzonderlijk grote rol, bijvoorbeeld opvoeding en cultuur.

    Een deel van de reden van het verzet tegen de veronderstelling dat de intelligentie (mede) ‘bepaald’ wordt door het genetisch materiaal ligt waarschijnlijk ook in het feit dat men traditioneel intelligentie ziet als iets dat immaterieel is, geestelijk, spiritueel, abstract, of hoe men het ook wil noemen, iets van een hogere orde dan het materiële. En dus kan het niet afhankelijk zijn van iets zo prozaïsch als genen, of hersenen. Dat is echter een vreemde redenering. Niemand is er ooit in geslaagd om aan te tonen dat er iets dergelijks zou bestaan. Ons intellect is de activiteit van ons lichaam, waarbij onze hersenen het grootste aandeel hebben. Neem dat lichaam weg, of de hersenen, of de activiteit van de hersenen, en wat blijft er over van onze intelligentie, of van een persoon?

    Als we aanvaarden dat onze intelligentie gebeurt met ons lichaam, en onze lichamen individuele genetische verschillen vertonen, lijkt het niet zo onwaarschijnlijk dat groepen die andere duidelijk vaststelbare kenmerken vertonen ook in zekere zin en in enige mate verschillen op intellectueel vlak. Als men dat echter zo stelt, wordt men onmiddellijk als een racist bestempeld. Men aanvaardt zonder meer secundaire lichamelijke groepsverschillen zoals huidskleur, en eveneens de aanzienlijke individuele verschillen in intellectuele mogelijkheden op genetische gronden, en zelfs groepsverschillen in intelligentie op grond van omgevingsfactoren, maar niet dat een groep ook maar enigermate genetisch minder goed bedeeld zou zijn inzake intelligentie. Dat lijkt echter sterk op een vooroordeel dat men onderhoudt precies omwille van het odium van racisme dat op de veronderstelling rust. Racisme is echter niet het maken van deze veronderstelling en ze ernstig onderzoeken, maar wel ze zonder enig bewijs tot een waarheid verheffen en er allerlei onmenselijke consequenties aan verbinden. En in feite is het ook racistisch te weigeren deze hypothese te onderzoeken uit vrees dat het antwoord een bevestiging zou inhouden van de hypothese. Dan geeft men immers impliciet toe dan men in feite die ‘racistische’ opvatting deelt, maar dat men haar hypocriet ontkent.

    Wat zouden de gevolgen zijn van een eventuele algemeen aanvaarde wetenschappelijke vaststelling van genetische groepsverschillen qua intelligentie? In eerste instantie geen: er zijn immers algemeen aanvaarde groepsverschillen inzake intelligentie op grond van omgevingsfactoren in de ruimste zin. Het komt er dan op aan deze omgevingsfactoren in gunstige zin te veranderen zodat bepaalde groepen hun volledig intellectueel potentieel kunnen bereiken. Maar wat indien de groepsverschillen genetisch bepaald zijn? Zelfs indien zoals we weten het genetisch materiaal slechts een gedeeltelijke invloed heeft, en deze invloed op het gebied van de intelligentie misschien, waarschijnlijk zelfs nog geringer is dan op andere gebieden, en de vastgestelde verschillen niet aanzienlijk of decisief zijn, en intelligentie slechts een deel is van de hele persoonlijkheid en geen enkele garantie voor superioriteit, lijkt dat toch een intellectuele hypotheek te leggen op de leden een dergelijke groep. Dat is echter veeleer een emotionele reactie, en hoe begrijpelijk die ook is, ze is ongepast en onnodig. Wij moeten immers steeds ervan uitgaan dat alle mensen werkelijk gelijk zijn, en dat de verschillen, op welk gebied ook, en hoe aanzienlijk ook, geen afbreuk doen aan de menselijke waardigheid. Dat moet ons allen ertoe aansporen om iedereen ook als dusdanig te behandelen, zowel individueel als in groep, en om alles in het werk te stellen opdat iedereen de eigen mogelijkheden onder de beste omstandigheden optimaal zou kunnen ontwikkelen. En op dat punt is er ongetwijfeld nog voor eeuwen werk voor de boeg.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    01-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verantwoordelijkheid

    Verantwoordelijkheid

    Toegegeven, het is een complex begrip. Daarom is het goed er even bij stil te staan. En zoals in elk gesprek en bij elk overleg is het noodzakelijk de termen goed te definiëren, te zeggen wat men precies bedoelt, zodat men het gemakkelijker eens kan worden, of net niet, maar dan ook weet waarom men van mening verschilt.

    In het gewone taalgebruik bedoelt men met ‘verantwoordelijk’ dat iemand of iets de oorzaak is van iets, ervoor aansprakelijk is, de dader is, degene is die iets gedaan of nagelaten heeft, die ergens over gaat, die voor iets aangesteld is enzovoort. Er wordt iemand geïdentificeerd, met uitsluiting van anderen. Die persoon is daarvoor verantwoordelijk, en moet zijn verantwoordelijkheid daarvoor erkennen en opnemen. Als men kan aantonen dat men iets niet gedaan heeft, is men niet de verantwoordelijke, het is iemand anders. Daarover kan natuurlijk betwisting ontstaan, en het leidt niet zelden tot rechtszaken. Als er iemand vermoord is, gaat men op zoek naar de dader. Men zoekt en vindt een of meer verdachten, en men probeert aan te tonen dat iemand verantwoordelijk is voor de feiten, men tracht de dader te identificeren, steeds met uitsluiting van anderen, die dan niet verantwoordelijk zijn voor de gepleegde feiten. De verdachten, en ook de dader, ontkennen dan in de regel de feiten, behalve wanneer er sprake is van op heterdaad betrapt zijn (in flagrante delicto), en tenzij er bekentenissen afgelegd worden, en proberen aan te tonen dat zij er niet voor verantwoordelijk (kunnen) zijn. Maar men wordt geacht niet verantwoordelijk te zijn voor iets tot kan bewezen worden, of overtuigend aangetoond, dat men het wel degelijk gedaan heeft. Wanneer het om een misdrijf gaat, wordt men dan schuldig verklaard aan de ten laste gelegde feiten.

    In die zin kunnen we stellen dat iedere persoon verantwoordelijk is voor de daden die men stelt. Dat is een filosofisch axioma, een vast beginsel waarvan men vertrekt, iets dat niet moet bewezen worden, iets dat onbetwistbaar vaststaat, al was het maar omdat het tegenovergestelde ondenkbaar is en tot tegenspraken leidt. Elke persoon is uiteindelijk aansprakelijk voor alles wat men doet, omdat men degene is die het doet, en niemand anders. Met dat principe bevestigen we de autonomie en de fysieke integriteit van elke persoon. Indien iemand niet verantwoordelijk is voor de eigen daden, is het einde immers zoek. Dan zou men erkennen dat iemand anders die daden gesteld heeft, wat een fysieke onmogelijkheid is. Men kan dan wel idiote gedachtenexperimenten bedenken: stel dat men iemand in coma een pistool in de hand stopt en daarmee een moord pleegt… Het is evident dat niet de persoon in coma het pistool ter hand genomen heeft, gemikt heeft en de trekker heeft overgehaald. Ons algemeen en fundamenteel cultureel aanvoelen is dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor wat ze doen.

    Dat betekent echter niet dat mensen niet kunnen beïnvloed worden en aangezet tot een bepaald gedrag of tot bepaalde daden, zelfs misdaden. Wij weten maar al te goed dat dit het geval is, ook dat is immers een fundamenteel kenmerk van ons menszijn. Maar steeds gaan wij ervan uit dat men ook in dat geval nog steeds verantwoordelijk blijft voor de eigen daden. Men kan daarnaast ook anderen mede en onrechtstreeks verantwoordelijk stellen: opdrachtgevers, raadgevers, opstokers, aanstootgevers, uitlokkers, misleiders, goedpraters enzovoort. Mensen zijn beïnvloedbaar, en daarvan wordt overvloedig gebruik en misbruik gemaakt. Men kan dan spreken van gedeelde of gedeeltelijke verantwoordelijkheid, maar in principe, volgens ons axioma, kan de eigen verantwoordelijkheid nooit helemaal en dus helemaal niet wegvallen.

    En zo komen we tot grensgevallen. De beïnvloeding van buitenaf kan zo groot zijn, dat men op den duur eraan gaat twijfelen of iemand nog wel in staat is om zich daartegen te verzetten. Dergelijke twijfels zijn gerechtvaardigd. We hebben in de loop van de geschiedenis dergelijke beïnvloedingen aan het werk gezien, en ook vandaag moeten we daarvoor niet ver gaan zoeken. Het is dan belangrijk dat we ons aan onze principes houden, zo niet vervallen we in gevaarlijke casuïstiek, dat wil zeggen dat we onze principes aanpassen aan de omstandigheden, en dat is uiteindelijk nefast. Er is dus een verschil tussen het verlaten van de principes, namelijk de individuele verantwoordelijkheid van de mens, en het rekening houden met de omstandigheden bij de beoordeling daarvan.

    Bij onze moreel oordelen over gedragingen houden we wel degelijk rekening met externe beïnvloeding, en niet minder met de individuele persoonskenmerken van de daders. We oordelen anders over kinderen dan over volwassenen, zelfs anders over vrouwen dan over mannen, en we houden ook rekening met wat men heel in het algemeen de psychologie van een persoon kan noemen. Maar steeds gaat het daarbij over omstandigheden, niet over de feiten. Als een kind per ongeluk iemand kwetst of zelfs doodt, zeggen we niet dat dit kind, een mens in wording, niet de dader is, of niet verantwoordelijk is, maar dat die persoon niet of minder verantwoordelijk gesteld en gehouden kan worden. Principieel is dat kind verantwoordelijk, het is de dader, de feiten zijn gepleegd, en niet door iemand anders, maar de gevolgen die we daaraan verbinden, zullen verschillend zijn naargelang de omstandigheden. Dat geldt ook voor personen die bijvoorbeeld over aanzienlijke minder intellectuele vermogens beschikken. Het afwegen van psychologische afwijkingen is een delicate zaak, zoals telkens weer blijkt tijdens rechtspraken wanneer experts elkaar radicaal tegenspreken. De psychologische toestand of kenmerken van iemand kunnen wel in acht genomen worden bij de beoordeling, maar vanzelfsprekend niet bij de vaststelling van de feiten.

    Het is een fundamenteel recht van elke mens om als een persoon beschouwd en beoordeeld te worden. Daarvan mag niet afgeweken worden, indien men althans de intrinsieke waardigheid van elke mens niet in vraag wil stellen. Elke rechtspraak gaat uit van dat principe, ook de internationale, zoals de universele verklaring van de rechten van de mens. Nergens wordt een uitzondering gemaakt voor sommige mensen, zoals vroeger wel het geval was, met alle kwalijke gevolgen van dien, zoals het afschuwelijke racistische kolonialisme en de slavernij, of het Nazisme en andere dictatoriale regimes en godsdiensten. Elke mens is verschillend, from the ridiculous to the sublime, maar elke mens is toch absoluut gelijk omdat het een mens is. Niemand zal het ooit in het hoofd halen om te beweren dat mensen met het syndroom van Down geen mensen zijn. En ook psychopaten zijn mensen. En dus zijn alle mensen steeds verantwoordelijk voor al hun daden.

    Die zeer algemene maar noodzakelijke uitspraak moeten we echter nuanceren, precies vanuit het respect voor de mens in het algemeen en het individu in het bijzonder. ‘De mens’ bestaat alleen als principe, in de praktijk zijn er alleen concrete mensen. We moeten onze wetten dus zorgvuldig opstellen en ze even zorgvuldig toepassen. Er zijn (enkele) principes waarvan we niet mogen afwijken, maar ze blindelings toepassen getuigt van een gebrek aan inzicht in de onaantastbare waardigheid van de mens.

    Laten we dat even toetsen aan de werkelijkheid. In de rechtspraak geldt sinds lang het principe van de toerekeningsvatbaarheid. Dat betekent dat een rechtbank tot de conclusie kan komen dat iemand wel degelijk een misdrijf gepleegd heeft, maar dat men dat die persoon niet kan toe- of aanrekenen, omwille van de omstandigheden en/of de psychologische toestand van de betrokken persoon op het ogenblik van de feiten of gedurende langere tijd, eventueel zelfs permanent. Men ontkent dan de feiten niet, noch wie de dader is, en men bevestigt dat er inderdaad een misdrijf gebeurd is, maar men be- en veroordeelt de persoon op een andere manier. Zo kan er sprake zijn van een (al dan niet sterk) verminderde toerekeningsvatbaarheid, of men kan zelfs stellen dat iemand helemaal niet toerekeningsvatbaar was of is. Maar zelfs in dat laatste geval ontkent men het misdrijf niet, bijvoorbeeld een moord, of zware zedenfeiten, noch het daderschap en dus de verantwoordelijkheid van de betrokkene, en dus de schuld, maar men oordeelt dat er een aangepaste straf kan gegeven worden. Dat kan gaan tot een (al dan niet substantiële) vermindering van de normaal voorziene straf, of tot een voorwaardelijke of opgeschorste straf. In sommige gevallen stelt men vast, op grond van ernstige misdaden, dat een persoon een (onmiddellijk, blijvend of toch langdurig) gevaar is voor zichzelf en voor anderen. Dan beslist men tot internering: men haalt die persoon uit de maatschappij weg, maar behandelt die (in het beste geval) nog altijd zo goed mogelijk als een mens. Daaruit blijkt de onaantastbare fundamentele waardigheid van elke mens, zelfs van degenen die zich hebben schuldig gemaakt aan de ergste misdaden tegen de mensheid of de menselijkheid. Vandaar ook dat in de beschaafde wereld de doodstraf niet meer uitgesproken of uitgevoerd wordt: het leven van elke mens is onaantastbaar voor anderen.

    Zo zien we dat het principe van de verantwoordelijkheid van elke mens voor de eigen daden in alle omstandigheden te verkiezen valt boven elke inbreuk daarop, zowel vanuit filosofisch oogpunt als in de praktijk en op juridisch gebied, precies omdat het gesteund is op de onaantastbaarheid van de waardigheid en de fysieke integriteit van ‘de mens’, dat wil zeggen elke mens. De geschiedenis, zowel als de geschiedenis van de individuele misdaad leert ons dat men deze principes niet ongestraft kan verlaten, en dat de mensheid zelf in het gedrang komt wanneer men daaraan tornt. Anderzijds moeten we eveneens steeds voor ogen houden dat het vasthouden aan deze principes een menselijke toepassing ervan geenszins in de weg staat, integendeel: precies door het respect voor de eigenheid van elke individuele mens bevestigen we het respect voor de waardigheid van de hele mensheid.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    19-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.al te vroeg gestorven

    Al te vroeg gestorven

    Hoewel we zeker weten dat we ooit zullen sterven, wordt de dood door vrijwel iedereen gevreesd als het ergste, ultieme onheil. Men lijkt zich echter gemakkelijker te verzoenen met de onvermijdelijkheid van de dood wanneer die iemand wegneemt na een voldragen en zeker na een heel succesvol leven. Wanneer de dood heel vroeg komt in een mensenleven, voelt men dat aan als een tragedie, niet het minst wanneer het veelbelovende jongeren betreft, die al heel vroeg blijk gaven van uitzonderlijke talenten. Sinds de oudheid heeft men aan de hevige emoties die een dergelijke vroege dood oproepen op een heel bijzondere manier uitdrukking gegeven: wie de goden liefhebben, sterft jong. De goden, of God, roept het eerst tot zich wie door hen of Hem het meest bemind wordt. Dat is enerzijds een eerbetoon aan de jonge overledene, een lieveling van de goden, door hen begunstigd met uitzonderlijke kwaliteiten; anderzijds is het een poging om het verdriet te leningen van hen die zo vroeg een geliefde moeten verliezen: de overledene is immers door de goden zo vroeg tot hen geroepen, als het ware als een nog grotere gunst dan wanneer die een lang leven zou vergund zijn. Het is omdat ze iemand het meest liefhebben dat ze die persoon vroeger uit dit leven wegnemen.

    Een van de eerste gezegden die dat illustreren vinden we bij de Griekse toneeldichter Menander (ca. 342-290): Ὅν οἱ θεοὶ φιλοῦσιν, ἀποθνήσϰει νέος (uit Δὶς Ἐξαπατῶν - Dis Exapatōn, De dubbele bedrieger, fragment 4): Wie de goden liefhebben, sterft jong. Menander kende veel navolgers, onder wie ook Plautus (251-184), die Menander citeert: Bacchides 1. 817 quem di diligunt, Adolescens moritur. Wellicht was het al lang een staande uitdrukking, maar we hebben enkel de vroegste literaire fragmenten om daarvan te getuigen. Sindsdien is het een gevleugeld woord gebleven, overgenomen in zowat alle talen als gemeenschappelijk erfgoed. In de Nederlandse literatuur vinden we het bijvoorbeeld al bij Willem Kloos over de jong gestorven dichter Jacques Perk in zijn inleiding tot diens gedichten, naar E.J. Potgieter en Bakhuizen van den Brink over de jonggestorven Aarnout Drost.

    Ook in een christelijk perspectief past deze als troostend bedoelde gedachte. Alle vrome christenen wacht een beter leven in het hiernamaals, zo verzekert men hen bij elke uitvaartdienst. Hoe vroeger men de hemelse zaligheid bereikt, hoe beter dus in feite, al is niemand geneigd dat letterlijk te nemen, en zich te verheugen, ondanks de expliciete en uitdagende liturgische aansporingen daartoe, over een al dan niet vroegtijdig overlijden. Hoewel men het zo voorstelt, gaat het hier eigenlijk niet om het nadrukkelijk verkondigen van het belangrijkste dogma van het christendom, namelijk het leven na de dood, maar om het formuleren van een vrome gedachte die de terecht bedroefde nabestaanden toch enige troost zou moeten bieden. De god van het christendom is een liefhebbende vader, van wie men niet kan aannemen dat hij zijn kinderen ombrengt, en dan zeker niet de mooiste en meestbegaafde, die daarom als zijn meest geliefde beschouwd worden. De mens, ook de christenmens, stuit hier op de onoverkomelijke moeilijkheid om het reële leed van leven en dood te verzoenen met het idee van een liefhebbende god, en om de natuurlijke drang om zichzelf in stand te houden te verlaten voor een vermetel geloof in een beter leven in het hiernamaals.

    De goden van de antieken zijn niet meer, wat Raymond Jean De Kremer, (ooit…) beter bekend als Jean Ray, verbeeldt in zijn roman Malpertuis (1955, vertaald door – natuurlijk – Hubert Lampo en verfilmd in 1972 door Harry Kümel, met niemand minder dan Orson Welles, Susan Hampshire, Michel Bouquet, Sylvie Vartan). Het zijn dus niet meer de goden die hun meest geliefden het eerst tot zich roepen, noch de christelijke God, tenzij misschien voor de meest vrome of fundamentalistische gelovigen, en dan nog alleen bij manier van spreken, als een al dan niet overtuigend woord bij een smartelijk overlijden.

    Atheïsten houden niet minder (en allicht ook niet meer) van het leven dan anderen. Ook zij ervaren de dood als negatief, een einde en in hun overtuiging zelfs een definitief einde. Toch is dat daarom voor hen geen reden tot grotere droefheid, veroorzaakt door het ontbreken van elk vooruitzicht op een hemelse zaligheid. Het vermetele vrome geloof heeft bij hen plaats gemaakt voor een veel realistischer besef van de onvermijdelijkheid van de dood voor alle levende wezens, de vergankelijkheid van al wat bestaat. Weten dat men deel uitmaakt van een groter geheel en onderworpen is aan de noodzakelijke natuurwetten is voor hen een grotere, en in alle geval een meer gefundeerde troost bij het afscheid, ook als dat door omstandigheden vroeger komt dan verwacht, of mensen treft die zich onderscheiden hebben door hun lichamelijke of mentale kwaliteiten. Ook atheïsten hebben behoefte aan rituelen, maar nemen geen vrede met ongeloofwaardige verhalen over een persoonlijke God en hemel of hel als beloning of straf. Rouwenden wensen niet tijdens een kerkelijke plechtigheid in het beste geval tijdelijk getroost te worden met lege woorden en rituelen die hun betekenis verloren hebben. Ze hebben nood aan de volle erkenning van de complexe, eerlijke en ware gevoelens die ze ervaren bij het overlijden van hun medemens. Ze willen leven en dood tevens kunnen zien in een ruimer kader dat strookt met hun ervaring van elke dag en met de inzichten van de wetenschap over de wereld waarin ze leven, en niet gedwongen worden een wereldbeeld aan te kleven dat daarmee fundamenteel in strijd is.

    Er zijn geen liefhebbende goden, en ook de christelijke God is geen liefhebbende vader. De regen valt gelijkelijk op de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen, dat wil zeggen dat de natuurwetten voor iedereen gelden, dat alles noodzakelijkerwijs gebeurt als oorzaak en gevolg, en niet omdat een bovennatuurlijk opperwezen het zo wil en daarbij zijn voorkeuren laat gelden. De natuur, of al wat is, is het enige dat er is. Als men dat wil, mag men dat God noemen, maar elke gelijkenis met antieke of christelijke goden is dan ongepast.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    02-01-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Melomaan

    Ik ben een melomaan: ik hou van muziek. Wie mij een beetje gevolgd heeft op mijn website hier, zal dat beamen, want ik heb hier heel wat over muziek allerhande geschreven in de loop der jaren. Met het ouder worden bleek dat ik gehoorschade had opgelopen, met een aanzienlijke vermindering van mijn gehoor tot gevolg. Ik verstond nog nauwelijks wat men me zei, en ook het muziek-beluisteren werd problematisch, vooral omdat de hoge tonen voor mij niet meer hoorbaar waren. Op een gegeven ogenblik ontdekte ik dat je dat kan compenseren, althans voor muziek via luidsprekers of koptelefoon, door via een equalizer de tonen die je nog wel goed hoort, en dat zijn de midden-tonen, te dempen; daardoor blijken de hoge en de lage tonen plots veel beter hoorbaar te worden. Dat was voor mij een wonderbaarlijke ontdekking: ik kon weer de muziek horen, bijna zoals vroeger. Daarnaast draag ik ook hoorapparaten, wat de communicatie aanzienlijk heeft verbeterd.

    In de loop van 2019 ‘stierf’ de versterker van mijn stereo-set, na meer dan veertig jaar uitstekende dienst. Herstelling bleek vrijwel onmogelijk, dus was het uitkijken naar een nieuw toestel. Zoals ik destijds gedaan heb, rond 1970 moet dat geweest zijn, begon ik de markt te verkennen, nu gelukkig via internet. Eerst dacht ik gewoon een nieuwe versterker te kopen en die aan te sluiten op de oude, nog uitstekende luidsprekers. Maar stilaan werd het me duidelijk dat de wereld van de opgenomen muziek en van de geluidsinstallaties grondig veranderd was. Zoals ik destijds de revolutie van de stereo en van FM had meegemaakt, en later die van de cd, was er nu een heel nieuw aanbod: muziek via internet. Dat zijn dan internetradio’s, zowel de bestaande zenders die ook via internet uitzenden, ook via de kabelmaatschappijen, als zenders die exclusief via internet uitzenden. Vervolgens kwamen er de zogenaamde streaming-diensten, waarbij je (volkomen legaal, in tegenstelling met eerdere ‘piraten’) cd’s kan beluisteren door een abonnement te nemen. Dat betekent het einde van de noodzaak om een fysieke drager aan te kopen; je kan op elk moment zowat elke cd beluisteren die ooit opgenomen is.

    Niet alleen komt er zo een onvoorstelbaar groot aanbod van muziek beschikbaar, ook de kwaliteit ervan is uitstekend. Ik zal niet te ver gaan in de details, maar als we de cd als standaard nemen, dan gaat de muzikale kwaliteit wat je via internet kan beluisteren van wat minder dan een doordeweekse cd tot het beste wat je aan opgenomen muziek kan hebben.

    Aangezien ik ‘nogal’ veeleisend ben, wou ik dus degelijk en hoogstaand materiaal. Na maanden opzoekingswerk, daarin uitstekend (be)geleid door mijn jongste zoon, leek de beste oplossing enerzijds een degelijke versterker met een DAC (die het digitale signaal omzet naar analoog, zodat het naar de luidsprekers kan), en anderzijds een streamer, die de muziek van het internet haalt en naar de DAC en de versterker stuurt; die streamer heeft in mijn geval een harde schijf van 2 TB om mijn eigen cd’s op te nemen.

    Het beste aanbod qua streaming voor klassieke muziek is dit ogenblik Qobuz. Een abonnement voor de betere kwaliteit kost € 249 per jaar, en daarvoor kan je onbeperkt muziek beluisteren, met een keuze uit meer cd’s dan je voor mogelijk acht. Om dat alles in goede banen te leiden, heb ik ook een abonnement genomen op Roon. Dat is een soort ‘brein’ dat al je muziekbronnen (de door Qobuz aangeboden cd’s, internetradio’s, je eigen cd’s die opslaat op een harde schijf) en al je afspeelapparatuur (een of meer stereo-sets, maar ook Pc’s, tablets, smartphones, en luidsprekers met eigen versterking) draadloos met elkaar verbindt, en toelaat dat aan te sturen met een app op je PC, tablet of smartphone, inclusief equalizing. Bovendien krijg je uitvoerige bijkomende informatie over de aangeboden muziek, een ware encyclopedie. Een jaarabonnement kost $ 119, een levenslang abonnement $ 699 (waarschijnlijk evenveel in €, helaas).

    Het resultaat is dat ik nu eindeloos veel muziek kan beluisteren onder de beste omstandigheden en met het grootste gebruiksgemak. Het heeft een goed half jaar zoeken gekost, en veel ergernis en frustratie, maar ik ben heel tevreden over de nieuwe toestand. Niet alleen is al mijn vertrouwde muziek nu gemakkelijk en kwalitatief werkelijk uitmuntend beschikbaar, ik ontdek ook voortdurend nieuwe muziek, zowel composities en artiesten die ik wel kende, maar die ik niet in huis had op cd, maar ook totaal onbekende muziek van allerlei aard. Ik ben een heel tevreden melomaan.

    Er is ook een heel praktisch voordeel: de muziek neemt geen plaats in in ons bescheiden huis dat al uitpuilt van boeken, cd’s, dvd’s en oude vinyl platen, kunstwerken, postuurtjes, klokken… Stilaan wordt duidelijk hoe een moderne huiskamer er binnenkort vanzelfsprekend zal uitzien, zonder boeken of cd’s en dvd’s, maar met goede en gemakkelijk te bedienen apparatuur om oneindig veel te lezen en te beluisteren en te bekijken. Ik weet het, er zijn mensen die het liever op de ouwe manier doen. Maar ik heb resoluut gekozen voor de technologische aanpak, en ik heb geen heimwee naar vroeger, integendeel, ik voel me de koning te rijk. Ik hoop er nog enige tijd van te genieten.


    Categorie:muziek
    27-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.digitale revolutie: weerstations

     Zowat twintig jaar geleden moet het geweest zijn dat ik me voor het eerst een weerstation aanschafte. Het was een eenvoudig toestelletje, met een LCD, een groengrijs scherm met zwarte stencil-letters. Datum en uur waren radio-gestuurd vanaf een centrum in Duitsland. De binnen- en buitentemperatuur werden fysiek gemeten, de buitentemperatuur middels een apart toestelletje. Er was ook een symbool dat het weer aangaf: een zon of wolken, en een vooruitzicht als het zou gaan regenen, onweren of sneeuwen. Beide toestellen werkten op niet-oplaadbare batterijen die vrij lang meegaan. Ik was daar zo opgetogen over, dat ik in de loop der jaren nog twee dergelijke apparaten aanschafte, wanneer die ergens goedkoop aangeboden werden. De nieuwe toestellen bieden nog meer informatie aan, zoals de luchtdruk en de luchtvochtigheidsgraad binnen en buiten, zons- en maansopgang en ondergang, de maanfase, de voorbije minimum- en maximumtemperatuur.  Die toestellen moeten ingesteld worden op de plaats waar je ze gebruikt. Er staat er nu een bij mijn leesplek voor overdag, een bij mijn leesplek voor de avond, en een op mijn schrijftafel.

    Toen de eerste tablets uitkwamen, kocht ik er ook een, een Sony Android, omdat die een heel goed scherm had volgens de recensies, en die gebruik ik nog altijd elke dag, onder meer voor de buienradar, om mijn dagelijkse wandeling met Toby, onze harrier beagle, te plannen.

    De voorbije nacht zijn we overgegaan naar het winteruur, misschien voor het laatst? De radio-gestuurde klokken en alle computers, tablets en smartphones in huis hebben zich automatisch aangepast aan het nieuwe uur, zij het met wat vertraging voor de oudere toestellen. Luts fitbit moest even gepord worden met de app op de smartphone. Andere elektrische klokken werden met de hand bijgesteld. En ook de analoge, mechanische klokken, door ze een uur stil te leggen. Met dat alles ben je toch al gauw een uurtje bezig.

    Toen bedacht ik plots dat er waarschijnlijk wel een app moet zijn voor een weerstation, en ja hoor, even klikken en downloaden naar de tablet, en klaar. Mooi in kleur, heel duidelijk en overzichtelijk.

    In feite worden mijn oude weerstations nu overbodig. Dat bespaart me toch een aantal batterijtjes. Bovendien is de informatie accurater: de luchtdruk en de luchtvochtigheid verschillen soms aanzienlijk op de drie toestellen, en ook de buitentemperatuur. De binnentemperatuur ontbreekt op de app, en dat is iets dat me al lang verbaast: waarom heeft een tablet en een smartphone geen ingebouwde thermometer? Dat kan geen geld kosten. Maar wacht even… misschien kan een smartphone dat toch? Even googelen, en inderdaad: in een smartphone zit altijd een thermometer, namelijk om de interne temperatuur in het oog te houden, vooral van de batterij, om ongelukken te voorkomen. En via die thermometer kan men ook de temperatuur in de kamer berekenen. Downloaden, en ziezo: 21,8 °, met wat onopvallende reclame erbij. Nu nog een weerstation vinden dat ook de kamertemperatuur aangeeft?

    Als je erover nadenkt – wat we meestal niet doen – is er wel een verschil tussen een fysieke meting van de buitentemperatuur middels een apart, lokaal apparaat en de gegevens daarover die je via een app krijgt. Bij de app gebeurt dat op basis van algemene waarnemingen door het KMI of andere instellingen, en het is het resultaat van een berekening op basis van steekproeven. Dat is geen bezwaar: een dergelijke berekening is wellicht accurater dan het eenvoudige toestelletje dat je zelf koopt en ergens zomaar buiten installeert. Ik weet niet hoe mijn oudere weerstations de luchtdruk en luchtvochtigheid berekenen: zitten er hygrometers en barometers in, of krijgen ze die informatie met de datum en uur via radiogolven? Maar ook daarvoor ben ik geneigd veeleer de informatie van de weerdienst te vertrouwen dan de eigen apparatuur. Er is dus een fundamentele verschuiving gebeurd: we meten niet meer zelf alle gegevens; men doet dat ergens centraal, en stelt die informatie dan gratis (met reclame) beschikbaar op toestellen die een onoverzienbaar aantal mogelijkheden hebben, zoals een smartphone of tablet of smartwatch. Binnenkort heeft iedereen zo’n smartwatch die alles kan, inclusief telefoneren, via een extra scherm met toetsenbord, of helemaal spraak-gestuurd. Dat betekent het einde van alle telefoons, mechanische en elektronische klokken en uurwerken, weerstations, thermometers, hygrometers en barometers, bloeddrukmeters en hartmonitors, chronometers, wekkers, timers, draagbare radio’s en ga zo maar door. Met één toestel heb je alle informatie aan je vingertippen, of gewoon voor je ogen met een smartbril. De ontwikkelingen gaan razendsnel, omdat digitaal veel meer mogelijk is dan analoog en mechanisch. Sommige bankverrichtingen zijn nu al ogenblikkelijk: vergelijk dat eens met pakweg twintig jaar geleden? Of honderd?

    Ook op het gebied van het muziek beluisteren is er een dergelijke revolutie bezig, maar dat is voor een volgende keer.


    Categorie:samenleving
    24-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lof: Tantum ergo

    Het lof

    Ontelbaar is het aantal keren dat ik in mijn jeugd het lof heb bijgewoond. Als je uit een katholiek gezin kwam, ging je naar een katholieke school en naar een katholieke jeugdbeweging. In beide gevallen was het lof een van de rituelen die bij de verplichte praktijken hoorden. Als ik het me goed herinner was het lof, in tegenstelling met de eucharistieviering, geen dagelijks ritueel, maar voorbehouden voor de zondag en voor feestdagen, maar die waren er in overvloed. De zon- of feestdag begon met een vroegmis, waarvoor je nuchter bleef. Dan om tien uur een plechtige hoogmis, en na de middag, om drie uur dan het lof. De naam is afkomstig van de laudes, maar dat was eigenlijk het ochtendgebed, en dus was het lof de laudes vespertinae of het avondlijke lof. Het was een vrij korte dienst die hoofdzakelijk bestond in de uitstalling van een gewijde hostie in een prachtig versierde houder, de monstrans (om te ‘tonen’), een stille aanbidding door de priester, gekleed met een koorkap, en de gelovigen, gevolgd door een zegening, een weids kruisteken met de monstrans, en afgesloten met het gezamenlijk aangeheven Tantum ergo. Dat gezang spookt nu al dagen in mijn kop, en ik probeer de tekst en de melodie in mijn geheugen te reconstrueren, maar het zijn flarden. Daarom hier de Latijnse tekst.

    Tantum ergo Sacramentum

    Veneremur cernui,

    Et antiquum documentum

    Novo cedat ritui:

    Præstet fides supplementum

    Sensuum defectui.

    Genitori, Genitoque

    Laus et jubilatio,

    Salus, honor, virtus quoque

    Sit et benedictio:

    Procedenti ab utroque

    Compar sit laudatio.

    Amen (Alleluia).

    Het valt me nu op dat hoewel ik zes jaar Latijn kreeg op de humaniora, ik slechts een heel flauw vermoeden had van de betekenis van deze nochtans eenvoudige woorden, maar dat was geen bezwaar: de meeste mensen kenden geen Latijn, en het is in de Kerk nooit belangrijk geweest dat je verstond wat je beleed. Ik geef hier dan maar mijn prozaïsche vertaling, aangezien tijdens mijn jeugd niemand het ooit nodig gevonden heeft daarbij stil te staan.

    ‘Laten we daarom voorovergebogen dat zo grote sacrament aanbidden, en het Oude Testament make plaats voor een nieuwe rite: moge het geloof een steun verschaffen aan het tekortschieten van de zintuigen. Lof en gejubel, heil, eer en ook wonder, en zegen zij de Vader en de Zoon: en aan hem die voortkomt uit elk van beiden zij gelijke lof.’

    De inhoud komt volmaakt overeen met het ritueel: het aanbidden van het resultaat van sacrament van de eucharistie, het nieuwe christelijke ritueel met het Lichaam van Christus in plaats van de joodse gebruiken, de verheerlijking van het bovennatuurlijke geloof en de minachting voor de zintuigelijke en redelijke kennis, de herhaling van het woord ‘lof’, en van het plechtig aanheffen van lofgezangen voor de drie personen van de Heilige Drievuldigheid.

    In feite is het Tantum ergo een deel, namelijk de laatste twee strofen van een langere hymne, toegeschreven aan Thomas van Aquino (1225-1274), het Pange lingua. De aanhef herneemt die van de gelijknamige kruishymne van Venantius Fortunatus (c. 540- c. 605). Ze maakt deel uit van de liturgie van Sacramentsdag, het feest van Corpus Christi, ingesteld op instigatie van Thomas door Urbanus IV in 1264. De datum waarop Sacramentsdag gevierd wordt, is afhankelijk van de veranderlijke datum van Pasen en Pinksteren. De eerste zondag na Pinksteren is het feest van de Drievuldigheid, en de donderdag nadien, dus zestig dagen na Pasen, is het Sacramentsdag, een van de belangrijkere feesten van het kerkelijk jaar.

    Dat is nu allemaal verleden tijd. Dat wil zeggen dat je wellicht al ver moet gaan zoeken om nog ergens een lof bij te wonen en het Tantum ergo mee te zingen. Het is dus verdwenen uit het dagelijkse leven. Maar door de intense gewenning gedurende onze tendres années, onze zo ontvankelijke jeugd, blijft het diep in ons geheugen gegrift, ook al hadden we toen geen idee wat we zongen, of waarom. Ook nu nog zijn er katholieke filosofen (eigenlijk theologen, dus) die voorhouden dat het geloof veeleer een gelovige praktijk is, het uitvoeren, desnoods zonder het te verstaan of te begrijpen of er zelfs maar aandacht aan te besteden, van rituele praktijken, en het belijden, eveneens zonder er een woord van te verstaan, te begrijpen of te geloven, van gewijde teksten zoals het Credo. Het is voor elke persoon met enig gezond verstand onbegrijpelijk dat dit gedurende tweeduizend jaar de regel was in het Westen, en dat diezelfde Kerk vandaag nog op dezelfde manier kan bestaan.


    Categorie:God of geen god?
    20-07-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes

    WAT ZIJN DE ‘GNOSSIENNES’ VAN SATIE ?

    Paul Claes

    ‘Le temps “gnossien”, c’est le temps immobile, stoppé dans l’ ostinato d’une choréographie et d’un rythme exclusifs de tout développement. La gaucherie et la raideur “gnossiennes”, apparentées en cela au primitivisme archaïsant du Sacre.’

                    Vladimir Jankélévitch, La musique et les heures, Paris: Seuil 1988.

    De Franse componist Erik Satie schreef omstreeks 1890 een aantal korte muziekstukjes voor piano die hij de titel Gnossiennes gaf. De betekenis van de naam is omstreden. Sommige commentatoren denken dat het woord een neologisme is en verbinden het, zonder de dubbele s uit te leggen, met ‘gnosis’ (esoterische leer).

    Maar de term ‘gnossien’ staat wel degelijk in Franse woordenboeken uit de negentiende eeuw (bijvoorbeeld de Dictionnaire de l’Académie française, 1845, en Bescherelle, Nouveau dictionnaire national, 1887). Het adjectief is afgeleid van het Latijn ‘Gnossius’, dat als variant van ‘Cnossius’ onder meer voorkomt in manuscripten van Catullus (Carmina, 64.172),  Horatius (Oden 1.15.17) en Vergilius (Aeneis, 3. 115). De betekenis is: ‘Knossisch’ (van Knossos, de stad op Kreta) en bij uitbreiding ‘Kretenzisch’.

    Buiten context kan ‘Gnossiennes’ betekenen: ‘vrouwen of meisjes van Knossos’. Maar het lijkt beter de titel in verband te brengen met Satie-titels als Gymnopédies, Sarabandes, Danses gothiques en Danse cuirrassée, die allemaal betrekking hebben op min of meer primitieve dansen. In dat geval is ‘Gnossiennes’ een afkorting van ‘Danses Gnossiennes’ (Knossische dansen).

    Die hypothese wordt bevestigd door de Grand dictionnaire universel du XIXe siècle van Pierre Larousse (1867), die onder het lemma ‘chœur’ de oorsprong van het Griekse koor situeert op Kreta. De Atheense held Theseus zou nadat hij de Minotaurus in het labyrint van Knossos had gedood een ‘danse gnossienne’ hebben uitgevonden. De Griekse veelschrijver Plutarchus beschrijft het ontstaan van deze reidans (geranos) in zijn biografie van Theseus (21).   

    De Knossische reidans vinden we terug in de bekende beschrijving van het schild van Achilleus in Homeros’ Ilias. Leconte de Lisle (1866) vertaalt verzen XVIII, 590-594 als volgt: ‘Puis, l’illustre Boiteux des deux pieds représenta un chœur de danses, semblable à celui que, dans la grande Gnôssos, Daidalos fit autrefois pour Ariadnè aux beaux cheveux ; et les adolescents et les belles vierges dansaient avec ardeur en se tenant par la main’. De vertaler geeft het Griekse Knossos pseudo-archaïserend weer als Gnôssos.

    Ook de Griekse tragicus Sophocles spreekt in een koorlied van zijn Ajax (v. 698) over de dansen van Knossos. In een Franse schooluitgave van de tragedie (Sophocle, Ajax, expliqué et annoté par M. Benloew et traduit par Bellaguet, Paris: Hachette 1845) worden de woorden Knossi’ orchèmat’ autodaè vertaald als: ‘les danses naïves de Gnosse’. Besluit: de titel Gnossiennes connoteert bij Satie primitivisme.

      

     


    Categorie:etymologie
    21-06-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God is groter. Het testament van Spinoza.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius heeft het genoegen de publicatie aan te kondigen van

    God is groter

     Het testament van Spinoza

    Karel D’huyvetters

    De filosoof Baruch of Benedictus de Spinoza (1632-1677) heeft ons geen ander testament nagelaten dan zijn filosofische geschriften, waarvan het grootste gedeelte pas na zijn dood gepubliceerd werd door zijn vrienden. Karel D’huyvetters vertaalde eerder de belangrijkste werken van Spinoza en voorzag ze van een uitvoerige toelichting. Op basis van die grondige vertrouwdheid met het gedachtegoed van deze uitzonderlijk radicale profane denker heeft hij nu een ‘testament’ van Spinoza geschreven, waarin hij zich inleeft in het laatste levensjaar van Spinoza.

    In zijn fictief testament formuleert Spinoza hier terugkijkend op zijn korte leven de diepste kerngedachten van zijn bevrijdende levenswijsheid zoals hij dat zelf tijdens zijn leven nooit gedaan heeft. Voor de lezer is het een bondige, heldere samenvatting van de hoopvolle blijde boodschap die Spinoza zijn tijdgenoten voorhield, een boodschap die na meer dan drie eeuwen niets van haar scherpe klaarheid of haar indrukwekkende overtuigingskracht verloren heeft.

    Spinoza was zijn tijd ver vooruit. Zijn diepdoorleefde gedachten behoren tot het onvergankelijke gemeenschappelijke erfgoed van de hele mensheid.

     

    Karel D’huyvetters, God is groter. Het testament van Spinoza, Werchter: Uitgeverij Coriarius, 2019, isbn 9789082602197, 36 blz., paperback € 9 – voor Nederland € 10 (verzendkosten inbegrepen).

    Te bestellen via mail: uitgeverij@coriarius.be


    Categorie:ex libris
    07-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius is verheugd de publicatie aan te kondigen van de gedichtenbundel van Mia Loots,

    wie ik ben

    Al heel jong is Mia Loots met poëzie begonnen, en haar fijngevoelige, intens doorleefde verzen rond diepmenselijke ervaringen en emoties hebben haar lezers steeds geraakt. Aangespoord door hun aanmoedigingen komt ze met deze dichtbundel voor het eerst naar buiten. Het centrale thema in haar werk is de liefde in haar talrijke facetten en vormen, met haar vervoering en pijn. Liefde voor de natuur en voor de mens, en ook liefde voor wat alles overstijgt en alles en allen in zich verenigt, voor de Ene die Liefde is. Zo wordt deze bloemlezing uit een leven lang dichten een zielenportret, geschetst met diep doorvoelde woordkunst. Maar elk schrijven is een cirkelen rond het mysterie.

    In het aanvangs-gedicht klinkt al door dat geen enkel antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’ afdoende zal zijn:

    ik weet niet wat ik ben

    ben ik een mistgordijn

    een donkere nacht

    een rampgebied?

    of zou ik een leeuwerik zijn

    een fluwelen vacht

    een liefdeslied?

     

    Mia Loots (°1947) heeft voor haar vorming een curriculum doorlopen dat getuigt van een grote belangstelling voor filosofie, oude talen en religie, waarbij ook het Bijbels Hebreeuws een belangrijke plaats inneemt. Na een loopbaan in het onderwijs heeft ze nu de gelegenheid om haar interesses op te volgen en actief te beleven.

    Mia Loots, Wie ik ben. Gedichten, 50 blz., Uitgeverij Coriarius, Werchter, 2019.

    Te bestellen bij uitgeverij@coriarius.be  –   € 12,50 (verzendkosten inbegrepen)

     


    Categorie:poëzie


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!