Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (187)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (239)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 09-2025
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    29-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wagner en Beaufort03: arte povera of arme Kunst?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Aan onze Vlaamse kust – ik kan het niet over mijn hart krijgen om ze de Belgische te noemen, met al de connotaties van Franskiljonse bourgeois die minachtend neerkijken op frigoboxtoeristen - organiseert men voor de derde keer een zomerse kunsttentoonstelling onder de gepaste titel Beaufort03. Via de media kregen we al enkele staaltjes te zien van wat de organisatoren ervan gemaakt hebben en dat ontlokte mij en vele anderen toch al enig commentaar. De aandacht ging daarbij onder meer naar een kopie van de gevel van een Poolse krotwoning, herbouwd in een straat van een kuststad, recht tegenover enkele fraaie belle epoquehuizen. Zonder een ondertussen aangebracht bordje met uitleg was er geen mens die zich zelfs maar enigszins bewust was dat het om een kunstwerk ging, er zijn helaas nog genoeg echte krotten in onze steden, we hoeven ze niet zo nodig zoals goedkope poetsvrouwen in te voeren. Mét de uitleg is de zaak nog niet rond, dan begint de controverse, met de schepen van cultuur op kop. Is Dit Nog Kunst? is de vraag.

    Ook bij de vorige edities is men nogal uitdagend te werk gegaan en waarschijnlijk hebben de organisatoren en de betrokken kunstenaars zich in de handen gewreven telkens ze om die reden in het nieuws kwamen: beter wat ophef dan dodelijke stilte, als de mensen niet komen kijken omdat het Kunst is, dan doen ze dat misschien omdat het in het Nieuws en in de krant (en dan niet enkel in de kunstkatern) en de boekskes gekomen is, alle baten helpen, zei de mug en ze piste in (aan?) zee. Op mij heeft dergelijke ophef een omgekeerde reactie: ik keer mij af, ontwijk de werken in kwestie, negeer ze zoveel als mogelijk, al kan je er bij sommige helaas gewoon niet naast kijken).

    In de moderne kunst zijn er namen bedacht voor bijna evenveel stromingen en strekkingen als er recensenten en theoretici zijn, en dat zijn er, lijkt het wel, beduidend meer dan kunstenaars. Het is opvallend dat de meer extravagante en controversiële uitdrukkingen van de aller-individueelste emoties steeds te vinden zijn op grootschalig georganiseerde kunstforums of –kermissen, bi- en triënnales, Dokumenta-achtige kunstsupermarkten en inderdaad: zomertentoonstellingen in badsteden. Dat gebeurt met een massale inbreng van middelen, slechts gedeeltelijk gecompenseerd door betalende bezoekers. Ik ken de boekhouding van Beaufort niet, maar aangezien de meest opvallende monumentale kunstwerken evident in open lucht staan, neem ik aan dat er daarvoor helemaal geen betalende bezoekers zijn. Dat is positief, zou je kunnen zeggen, maar het is zoals met het gratis Hasseltse openbaar vervoer: als de gebruiker niet betaalt, betalen wij belastingbetalers allemaal. Zo ook met de nepkrotgevel, of is het krotnepgevel? Zoiets maak je niet met een klein budget en dus is het vrijwel onmogelijk om zoiets te realiseren buiten het circuit van toeristische kunstroutes, waar men als kunstenaar en organisator kan rekenen op ruime steun van de toeristische dienst van de stad, de provincie, de Gemeenschap, het gewest, de staat… naast die van bedrijven en instellingen die zo een schaamlapje verwerven onder de vorm van de vermelding van hun naam, waarbij de corpsgrootte rechtstreeks evenredig is met de omvang van het gespendeerde (maar via de belastingen grotendeels gerecupereerde) bedrag, maar zelden voldoende groot voor de plaatvervangende schaamte van althans deze bezoeker. Als banale burger zouden we er nooit ofte nimmer aan denken om ons te laten vangen door het soort manifestaties dat we tijdens onze vakanties of uitstappen in min of meer dichte drommen bezoeken als een soort van artistieke penitentie voor onze doordeweekse cultuurbarbarie. Het is op dat cultuurschuldgevoel dat Beaufort en Dokumenta en Venetië rekenen, met enig succes overigens.

    Het gebruik van niet-artistieke materialen en technieken bij de creatie van kunstwerken, zoals de neppe krotgevel, noemt men arte povera, naar de tentoonstellingen, in 1967 en ’68 (!) en het boek daarover van de kunstcriticus en -theoreticus Germano Celant. Het was aanvankelijk een uitdrukking van protest tegen al wat commercieel en academisch was, maar al gauw werden de rommelkunstwerken gerecupereerd door inderdaad mensen als Celant en vervolgens door galerijen, musea, organisatoren van kunstmarkten &c en betaalde men fabuleuze prijzen voor wat in se rommel was, afval, vuilnis, materiaal dat zonder een verduidelijkend bordje of een geprivilegieerde locatie tegenwoordig meteen een boete zou opleveren wegens milieuvervuiling. Als dusdanig is arte povera een vorm van conceptuele kunst, waarbij het artistieke zich beperkt tot het concept, het idee, de inval, de bedoeling. Denk daarbij aan Picasso, die met enkel een fietszadel en –stuur een zeer gestileerde en expressieve stierenkop wrocht: je moet er alleen aan denken, het maken zelf van het kunstwerk neemt slechts enkele seconden in beslag. Dat kan je dan weer niet zeggen van de krotte nepgevel, maar ook daar is enkel de gedachte artistiek, de arbeid kan je overlaten aan decorbouwers, of geschoolde arbeiders, of een sociaal woon-bouwproject, of gewoon aan de tijd. De kunstenaar hoeft enkel te denken en toe te zien. En zijn zakken te vullen, natuurlijk, als vergoeding voor al dat denken.

    Ik moest daaraan denken tijdens de ruim vijftien uren die ik, gespreid over de jongste vier zaterdagavonden, voor het televisiescherm heb doorgebracht, kijkend en luisterend, op mijn digitaal 46 inch LCD-scherm en mijn kwalitatief behoorlijke hifi-stereo muziekinstallatie, naar Der Ring des Nibelungen van Richard Wagner, in een uitvoering door het Staatsorchester Stuttgart onder leiding van Lothar Zagrosek, met vier verschillende regisseurs en casts, opgenomen in 2002-03, ook beschikbaar op DVD.

    Vooreerst moeten we altijd onze blijde verrassing bekennen als we weer eens de Ring aangeboden krijgen op tv, het gebeurt niet elke dag, zelfs niet elk jaar. Bedenken we daarbij dat we voor dat voorrecht destijds helemaal naar Bayreuth moesten trekken, want Wagner verzette zich tegen opvoeringen in een ander theater dan datgene dat hij, met steun van een minder dan helemaal bij zijn verstand zijnde koning Ludwig II speciaal had laten oprichten voor de opvoering van de Ring. Ook na zijn dood bleef zijn weduwe die politiek voortzetten, maar ze kon uiteindelijk niet op tegen de druk van andere operahuizen. In onze tijd brengt elk operahuis dat zich respecteert (en ook een paar die dat ten onrechte doen) een eigen ‘versie’ van de Ring, dat hebben we hier ook in Vlaanderen mogen/moeten meemaken. Als je kaartjes wil voor Bayreuth, dan moet je er vroeg bij zijn, want alles is jaren op voorhand uitverkocht; je moet er ook veel geld voor over hebben, de kaartjes zijn peperduur en de hotels en restaurants net zo. Om maar te zeggen dat een uitvoering van de Ring toch nog altijd een gebeurtenis is.

    Ik vind het ook steeds een muzikaal feest, een onmiskenbaar hoogtepunt in de muziekgeschiedenis en zelfs in onze hele beschaving. Ik leg daarbij bewust de nadruk op het muzikale aspect. Indien men ooit de Ring zou brengen als een theatervoorstelling, gewoon toneel dus zonder de muziek (er zijn al gekkere dingen mee uitgehaald, zelfs een filmversie), dan vermoed ik dat geen mens het einde zou halen. Wagner ‘schreef’ zelf het libretto, waarin hij allerlei materiaal verwerkte, hoofdzakelijk uit de Noorse mythologie en de oud-Germaanse Nibelungensaga en hoewel ook dat een niet te onderschatten literaire prestatie is, berust de roem van Wagner en de Ring toch vooral op het muzikale aspect, zowel vocaal als orkestraal. Wagner zelf zou me voor zo’n uitspraak wellicht in de zelfde bewoordingen beschrijven waarmee hij de Joden aanpakte en dat is, ik verzeker het je, niet bijzonder fraai, lees daarover deze bijdrage: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=121.

    Als we derhalve bij de muziek blijven, dan zitten we ook met deze uitvoering best goed, ik kan werkelijk niet anders dan met veel lof schrijven over dirigent, zangers, orkest en koor en ook de technische weergave is buitengewoon, vooral de diepe koperblazers zijn indrukwekkend en zag ik daar voorwaar vijf (!) harpen? Merkwaardig, dat, voor een componist die weigerde het orkest te laten fungeren als een loutere ‘harp’ voor de zangers en daarin ook verbluffend slaagde; er zijn ook Ring-bewerkingen uitsluitend voor orkest, dus zonder het vocale element en ook dat is meer dan indrukwekkend.

    Blijft dan de regie, de scenische voorstelling, de dramaturgie, de kostumering. Het is vrijwel onmogelijk om nog een opvoering mee te maken zoals Wagner ze op die punten zelf voorschreef. Je ziet nog wel eens een Verdi of een Donizetti, een Gounod of een Massenet en zelfs een Monteverdi in de oorspronkelijke vorm, maar een Wagner? toe maar… Dat moet nu een existentiële ervaring zijn, schokkend, liefst zelfs choquerend, grensverleggend, een Nietzscheaanse herwaardering aller waarden, irreverent, regie met de Mjöllnir, de sloophamer van Thor/Donar.

    In deze uitvoering kan je gerust spreken van arte povera. De kostuums zijn in het beste geval C&A pakken en ensembles, maar meestal afgedragen sport- en vrijetijdskledij, tot regelrechte bag ladies’ en bedelaarsplunjes. Het decor is meer van het zelfde. Het lijkt wel alsof er na de gages voor het orkest en de zangers geen middelen meer ter beschikking waren voor de enscenering. Toegegeven, men doet met die middelen wat men kan, men haalt er het maximum uit en soms lukt dat: de aankleding is dan zo banaal dat je ze kan vergeten, dat je er gewoon niet meer op let. Maar meestal stoort de slechte smaak net zo zeer op de bühne als in het werkelijke leven. Van mij mag iedereen zich kleden en gedragen zoals hij en zij wil, maar ik hoef niet alles ook leuk te vinden. Theater, ook muziektheater is bovendien niet de realiteit, je verwacht toch altijd iets anders, beter. In dit geval is het wel anders, maar minder: arte povera, poverissima zelfs. Het zwaard van Siegfried valt nog mee: eerst een lichteffect, dan een heus metalen voorwerp; maar het paard van Brünnhilde, dat ze later uitleent aan Siegfried, is niet alleen een letterlijk stokpaard, het is zelfs een kartonnen exemplaar uit de kringloop, met nog maar enkele sliertjes haar voor manen. Als Siegfried ermee rond host, ‘gekleed’ in dierenvellen, kan je nauwelijks je tranen inhouden, van het lachen of het wenen, kies maar. En zo zijn er talloze voorbeelden. Elk van de vier regisseurs, een per onderdeel van de Tetralogie (een geleerd woord voor iets dat uit vier delen bestaat), bezondigt zich aan dit ‘concept’, dit idee of de afwezigheid ervan. De aankleding van een opera moet helpen om de het geheel geloofwaardig te maken, om de illusie waar te maken, om ons te doen vergeten dat we niet met de werkelijkheid te doen hebben. Hier heeft men er werkelijk alles aan gedaan om precies dat niet te doen. Dat blijkt ook in de slotscène van Götterdämmerung, de laatste opera van de reeks, wanneer alle licht op de zaal gericht wordt en het publiek zo de plaats inneemt van de bühne, met op de scène enkel Brünnhilde. Daarop volgt, in plaats van een voorstelling van Wagners regieaanduidingen voor de ineenstorting van het Walhalla, een projectie van die regieaanwijzingen op het gesloten doek. Je moet het maar durven.

    Mijn eerste volledige Wagner beluisterde ik op vier zondagnamiddagen, 35 jaar geleden, alleen thuis, op cd in een uitvoering van Karl Böhm, opgenomen in 1967 tijdens de Bayreuther Festspiele, het Duitse libretto op de schoot. Het was een intense belevenis, die ik je nog altijd kan aanraden en indien je de uitvoering met Zagrosek zou kiezen, een keuze die ik zeker niet zal afraden, dan is een beluistering zonder beeld wellicht beter dan die op dvd, dan word je tenminste niet afgeleid én gestoord door de povere artistieke inzichten van een misplaatst armtierige regie.

    Ik zou niet weten welke uitvoering mét beeld ik je zou kunnen aanraden, behalve misschien die van Levine in de Met, die naar verluidt nog het meest rekening houdt met Wagners eigen regieaanduidingen.

    Enkele jaren geleden sprak ik op de bus (een vreemde plaats daarvoor, maar het kan, zo zie je maar) met een toevallige medereiziger over opera; hij was ook een liefhebber, maar bekende dat Wagner voor hem ‘te zwaar’ was. Ik heb hem toen ten stelligste aangeraden om toch nog maar eens te proberen, ik vind Wagner immers helemaal niet zwaar, overdadig, moeilijk, ingewikkeld of langdradig. Laat je niet afschrikken door de verhalen, haal eens een Wagner in huis - nu hij al zo lang dood is, is daaraan nog nauwelijks enig moreel risico verbonden - op cd of zelfs dvd (maar dan in een rustige regie), maak er voldoende tijd voor vrij en ik verzeker je dat je je nooit meer laatdunkend zal uitlaten over Wagners totaalkunstwerk, zijn arte opulentissima.

     

     


    Categorie:muziek
    Tags:Wagner, kunst
    16-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Michel Petrucciani 1962-1999
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Michel Petrucciani (1962-1999) heeft ons tien jaar geleden verlaten.

    Voor jazzliefhebbers is hij een begrip, voor vele anderen een totale onbekende. Tien jaar na zijn overlijden besteedt men weer wat aandacht aan deze uitzonderlijke muzikant. Zo was er onlangs een indringend avondvullend programma op Mezzo, met interviews, opnames van repetities en concerten. Vooral de vroege opnames waren ontwapenend verrassend; ze toonden een jonge snaak, een echte puber.

    Wie Michel Petrucciani nooit heeft gezien, live, op foto of tv of dvd, zal verrast zijn door zijn verschijning. Hij werd geboren met een genetisch defect, waardoor zijn beenderen onvoldoende ontwikkelden. Daardoor werd zijn groei geremd: hij kwam met zijn neus nauwelijks tot aan de toetsen van de piano. Zijn benen waren vrijwel onbruikbaar, zeker om te stappen; pas op latere leeftijd, en hij is amper 36 geworden, was hij in staat om zich met krukken zelfstandig voort te bewegen. Hij liet zich ‘graag’ dragen. Zijn handen waren normaal van afmetingen.

    Hij kwam uit een muzikale familie: zijn vader en ooms waren professionele artiesten en muziekleraars. Zijn belangstelling ging al heel vroeg naar de piano. Toen hij na lang zagen een soort speelgoedpianootje kreeg, vroeg hij om een hamer en sloeg prompt het ding aan diggelen. Zijn ouders begrepen toen dat ze dat kleine mismaakte mormel au sérieux moesten nemen… Hij studeerde jarenlang klassieke piano, maar jazz en vooral Duke Ellington hadden zijn voorkeur. Zijn eerste concert gaf hij toen hij dertien was. Op zijn achttiende week hij uit naar de V.S.

    Het liefst trad hij op met kleine ensembles, in trio’s met wisselende samenstelling, vaak met andere grootheden van de jazz: Charles Lloyd (die hij weer aan het spelen kreeg), Wayne Shorter, Jim Hall, Dizzy Gillespie, Joe Lovano, Stéphane Grappelli. In zijn eigen composities komen vaak Braziliaanse thema’s aan bod; men ziet er ook invloeden in van Bill Evans en Keith Jarrett.

    In 1994 kreeg hij een Légion d’honneur.

    Hij was getrouwd en gescheiden en had daarna nog twee relaties. Hij liet twee kinderen en een stiefzoon na, een van zijn kinderen heeft zijn aandoening geërfd.

    Hij stierf aan longcomplicaties, een gevolg van zijn genetische afwijking.

    Door de Koningin Elizabethwedstrijden en andere concerten op tv zijn velen onder ons vertrouwd met pianomuziek, ook visueel. We verbazen ons over de virtuositeit van de artiesten (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=239296). Als die solist bovendien een zeer ernstige fysieke handicap heeft zoals Michel Petrucciani, dan is onze verbazing en verwondering terecht nog dieper. De aantrekkingskracht en het succes van de hoogste artistieke prestaties ligt ongetwijfeld voor een groot deel aan het uitzonderlijk technisch niveau, aan het meesterschap. Wanneer die uiterste virtuositeit met een misleidende vanzelfsprekendheid bereikt wordt door een artiest die niet kan beschikken over al zijn fysieke vermogens, dan staan we versteld. Bovendien was Petrucciani zo’n gedreven maar ook opgewekte figuur, iemand die zijn handicap perfect kon relativeren en de eerste om er grapjes over te maken (in zijn jeugd liet hij zich wel eens in een valies binnensmokkelen in hotels, om te besparen op de kamerkosten), een echte sympathieke kerel, dat je niet anders kan dan gegrepen te worden door zijn verschijning en zijn prestaties. Je wordt voortdurend heen en weer geslingerd tussen de gevoelens van vertedering en ontroering die zijn uiterlijke verschijning nu eenmaal oproept, en het diepe respect voor de ‘normale’ mens die in dat mismaakte lichaam schuilt. Ik had hem het eerst leren kennen van zijn opnames op cd, ik wist dus aanvankelijk niet van zijn handicap en toen ik hem dan eens bezig zag op tv, viel ik van de ene verbazing in de andere.

    Michel Petrucciani is niet alleen een technisch volmaakte pianist, hij is ook een zeer gevoelig artiest, een exuberant muziekbeest, een enthousiast performer. Hij speelde liever niet solo: hij wou geen kunstjesmaker zijn, maar een partner, in gesprek met zijn collega’s, hij wou dat er iets gebeurde op het podium.

    Een van zijn uitspraken uit een interview zal me lang bijblijven: Je suis un mec qui n’a pas de temps à perdre… Wij zijn dankbaar om de vele opnames die hij ons heeft nagelaten. Je vindt er zeker in je plaatselijke mediatheek.

    Dit zijn enkele links waar je meer informatie vindt:

    http://www.michel-petrucciani.de/

    http://www.dreyfusrecords.com/discs_ns.php?&a=16&l=0

    http://video.google.com/videoplay?docid=-1172784483135614308

     

     


    Categorie:muziek
    Tags:Petrucciani, jazz, piano
    08-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Romantisch ballet 1830-1900
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In een vorige aflevering hadden we het over ballet en balletmuziek: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=153442. We zagen hoe het ballet ontstaan is uit enerzijds primitieve volksdansen en anderzijds uit de vertoningen aan de adellijke hoven, waar de edellieden zich vermaakten met het opvoeren van spektakels waarin theater, muziek, zang, dans en mime gecombineerd werden rond verhalen uit de literatuur. Daarin kwam verandering toen gaandeweg niet alleen de muziek maar ook het dansen meer en meer werd toevertrouwd aan professionele artiesten. In de ballets d’action verdween rond 1700 het gesproken en gezongen woord helemaal en kregen we een zuivere combinatie van mime en dans: het ballet was geboren. Daarin verscheen ook voor het eerst de prima ballerina die in virtuositeit niet moest onderdoen voor de fysieke prestaties van de mannelijke dansers. Daarvoor trok ze gepaste, losse kledij aan, die ook het benen- en voetenwerk liet zien. Stilaan lieten ook ‘serieuze’ componisten zich verleiden tot het schrijven van werken voor deze nieuwe kunstvorm: Campra, Rameau, Lully, Gluck, Beethoven, Hérold, Halévy.

    Rond 1830 begon een nieuwe evolutie, die tot rond 1900 zou duren en die men de periode van het het Romantisch ballet noemt. Dit nieuwe ideaal werd het eerst belichaamd in de slanke, tengere ballerina Marie Taglioni (1804-1884), die een stijl ontwikkelde waarin de bewegingen zo licht mogelijk waren, uiterst gracieus en met een lieflijke bescheidenheid. De kleding werd daaraan aangepast, met een halflange doorschijnende klokvormige rok en een aansluitende corsage; pointes versterkten nog het lichtvoetige van haar figuur. Het ballet werd een kunst van illusies, een uitdrukking van het romantisch gevoel dat zo gevoelig tot uiting kwam in de muziek van die tijd: Berlioz, Chopin, en in de literatuur van Walter Scott en Victor Hugo.

    Ballet werd nu ook opgenomen in de opera, waar dat paste in het verhaal, bijvoorbeeld in verleidingsscènes of om verschijningen en geesten uit te beelden, die nu overal opdoken.

    Met Carlotta Grisi (1819-1899), een nichtje van de operazangeressen Giuditta en Giulia Grisi, brak ook in Parijs het romantisch ballet door, met als hoogtepunt de opvoeringen van Gisèle in 1841, in een samenwerking tussen de dichter Théophile Gautier en de componist Adolphe Adam; dit ballet wordt vandaag nog steeds opgevoerd met veel succes. Later ging Grisi ook in Londen dansen in gelijksoortige opvoeringen, maar de muziek was vaak minderwaardig en weinig meer dan het aangeven van het ritme en het bijhouden van het tempo.

    In Kopenhagen ontstond in die tijd de belangrijke Deense ballettraditie. Voor ons is Herman Lövenskjold een onbekende, maar hij componeerde wel aantrekkelijke muziek, bijvoorbeeld voor La Sylphide, die we vandaag nog af en toe op de radio horen en die nog steeds gebruikt wordt voor het ballet. Die sylfides waren bos- maar vooral luchtgeesten uit de Romeinse mythologie maar speciaal ook uit de Germaanse en Keltische mythologie, die zo veel aandacht kregen in de Romantiek. Carl Maria von Weber componeerde zijn opera Silvana (1810) rond een dergelijke mysterieus zwijgzame dansende figuur; ook in zijn Preciosa, Euryanthe en Oberon zijn er verscheidene dansscènes, een traditie die in de opera gedurende de hele 19de eeuw zou voortleven. Glinka maakte er gebruik van in zijn opera’s Ivan Suzanin en Ruslan en Ludmilla, waarvan we vooral de heel bekende snelle ouverture kennen. Rossini laste twee balletten in in zijn Willem Tell (1829), eveneens bekend van de expressieve ouverture met het lange crescendo. In Meyerbeers Robert le diable (1831) is de dansscène een gepast middel om de held van het rechte pad af te leiden.

    Maar voor het Parijse publiek was het ballet stilaan een vast element geworden in de opera, iets dat er nu eenmaal bij hoorde, in zoverre dat een opera zonder ballet zelfs niet meer kon. Grote componisten zoals Verdi en Wagner konden hun opera’s daar maar opgevoerd krijgen als ze erin toestemden om een ballet toe te voegen, ook al moesten ze dat speciaal voor de gelegenheid componeren en al paste het niet echt in de rest van de opera. En alleen iemand met de faam van een Verdi kon zich af en toe verzetten tegen deze modevereiste. Wagner nam een loopje met de traditie door zijn toegevoegd ballet voor Tannhäuser (1861) helemaal aan het begin van de eerste acte te plaatsen; het Parijse publiek, dat gewoon was om heel laat toe te komen, na de ouverture en zelfs later, merkte misnoegd dat ze het ballet hadden gemist en onderbrak de opvoering met de eis om het ballet nog eens op te voeren, buiten alle zinvolle context van de opera… de tijden zijn wel veranderd, ondertussen!

    Vanaf 1850 was het artistieke peil van het romantisch ballet in verval. Men beperkte zich tot spectaculair vertoon van individuele ‘kunstjes’, maar meestal was het ballet van een zeer middelmatig niveau. Grote componisten beperkten zich tot het behoud van balletscènes in hun opera’s: Berlioz, Gounod, Massenet. Anderen schreven naast opera’s ook echte balletten: Adam, Auber, Delibes; van deze laatste kennen we nu nog zijn Copélia (1870) en Sylvia (1876).

    Enkel in Rusland was in die periode het ballet nog echt geliefd en kwalitatief hoogstaand. De grote choreografen, dansers en ballerina’s trokken vaak voor lange periodes naar Sint-Petersburg en Moskou en vormden er de basis voor een traditie die tot op vandaag voortleeft. Vooral de naam van Marius Petipa is daarmee onlosmakelijk verbonden. Hij maakte de overgang van het romantisch naar het klassiek ballet; aanvankelijk gebruikte hij nog de gebruikelijke muziek, maar stilaan liet hij aangepaste muziek schrijven, eerst door Minkus, voor klassiekers zoals De schone slaapster (1890), Don Quixote (1896), La Bayadère (1877), Paquita (1881), Le corsaire (1899), maar uiteindelijk deed hij ook een beroep op Tchaikovsky, die instond voor het nog steeds beroemde ‘Zwanenmeer’ (1880), en ‘De notenkraker’ (1892). Later werkten Petipa en zijn medewerker Ivanov nog samen met Borodin (van de Polovtsiaanse dansen, het ballet uit de opera Prins Igor) en Glazunov (Raymonda, 1898).

    Vermelden we nog dat de tradities van het Russische ballet voortleven, op technisch vlak niet in het minst dank zij de zogenaamde ‘Stepanov-notering’ van de choreografie, die het mogelijk maakte om die ook in het Westen uit te voeren toen de Russische school hier bekend werd in de twintigste eeuw. Maar daarover later meer.


    Categorie:muziek
    Tags:ballet, dans, muziek
    30-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Virtuoos
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Virtuositeit is indrukwekkend.

    We bedoelen met dat woord dat iemand de hoogste toppen scheert in zijn domein van specialisatie. Meestal gaat het dan over muziek of een andere kunstvorm, maar het kan ook een meer algemene kunde of vaardigheid zijn; naast virtuozen op een muziekinstrument kan je bijvoorbeeld ook een chirurg of een psychiater of zelfs een sportman of –vrouw met die eretitel bekleden. Enkel heel overmoedige sprekers zullen dit gebruik uitbreiden tot minder veeleisende doch even achtenswaardige bezigheden zoals kasseien leggen, afvoeren ontstoppen of huisvuil ophalen. De gedachte is dat men niet alleen uitzonderlijk goed is in zijn vak, maar ook dat het vak uitzonderlijk moeilijk is.

    Reken niet op Van Dale voor etymologieën, je komt bedrogen uit of ten minste teleurgesteld: het Franse virtuosité is net zo afgeleid van een ander woord als ons Nederlandse en kan dus niet als een rechtmatige of ook maar enigszins zinvolle etymologie gelden.

    Het Latijnse woord vir is de stam en dat betekent ‘man, mannelijke mens’. Virtus kan dan niets anders zijn dan al de goede kenmerken van een (mannelijke) mens: kracht, sterkte, dapperheid, moed, geschiktheid, bekwaamheid, waarde, excellentie, deugd. Virtuosus is het adjectief dat zo iemand omschrijft. In onze moderne talen heeft het, meer dan waarschijnlijk van uit het Italiaans, de betekenis gekregen van iemand die uitblinkt in de kunsten.

    Ik ben ’s avonds wel eens geboeid door Mezzo, de muziekzender op tv. Je hebt daar een uitstekend aanbod aan klassieke muziek; later op de avond komt ook jazz aan bod. Er zijn wat oudere opnamen, maar ook gloednieuwe; qua genre en bezetting is er de grootste verscheidenheid. Zeker de recente opnames zijn van een schitterende kwaliteit, zowel van beeld als van klank, zeker als je digitaal kijkt op een wat groter LCD-scherm en luistert via je stereo-installatie. Je zit met je neus op de uitvoerende kunstenaars, je ziet de kleinste details in haarscherpe close-ups en je hoort het resultaat in al zijn akoestische pracht. De muziek krijgt daardoor een extra dimensie. Doordat je ziet dat de triangel aangetikt wordt, hoor je hem ook beter. Je bent dus nog meer geboeid, je ontdekt aspecten, klankkleuren en instrumentale combinaties die je nooit eerder had vermoed en je ziet hoe ze tot stand komen. Zo neemt je ontzag voor de fysieke en technische vaardigheid van de muzikanten hand over hand toe. Wat sommige virtuozen uit hun instrument toveren is gewoon verbluffend, je houdt het niet voor mogelijk.

    Laatst zag ik de pianist Abdul Rahman El Bacha, ooit eerste laureaat van de Koningin Elizabethwedstrijd, in een of andere solosonate van Prokofiev en in sommige passages bewogen zijn handen zo snel, dat zelfs de digitale beelden niet konden volgen en je nog enkel een wirwar van handen boven en op de toetsen zag.

    Dat deed me nadenken over het metier van de kunstenaar, over de eindeloze uren die zelfs het meest begaafde natuurtalent moet doorbrengen met intensieve studie, van jongs af aan, om zich de vaak onnatuurlijke bewegingen en de snelheid van uitvoering feilloos eigen te maken. Laatst was er op tv de film La tourneuse de pages, waarin de gespannen wereld van de uitvoerende kunstenaars raak geschilderd werd.

    Als je zomaar op de radio een muziekstuk hoort, dan sta je er zo niet bij stil, maar op tv kan je er gewoon niet naast kijken. Dit is de hoogste virtuositeit, dit is het hoogste wat menselijk mogelijk is en het slaat je met verstomming.

    Maar heel even sluipt ook de twijfel naar binnen: is dit nog wel menselijk? Ook vroeger al deden verhalen de ronde over duivelskunstenaars en hun heksentoeren: Paganini en Liszt zijn de meest voor de hand liggende namen; ongetwijfeld hebben ze dat om commerciële redenen zelf sterk aangemoedigd. Wij weten dat het niet meer is dan de combinatie van uiterst uitzonderlijk natuurtalent met eindeloos oefenen. Precies met dat laatste heb ik het soms wat moeilijk: is het leven van een virtuoos nog wel menselijk? Is de verenging tot alleen maar ‘pianist’ niet tegelijk een bekroning van de menselijke mogelijkheden én een ontluistering, een herleiding tot ‘slechts’ één volmaakte technische vaardigheid? Hoeveel mensen kunnen dat soort leven aan?

    Zeer bekend is de uitspraak van Thomas Alva Edison dat succes gegrond is op tien procent inspiratie en negentig procent transpiratie. Maar het is ook zo dat hoe minder genie, hoe meer er moet gezweet worden; uitzonderlijke kunstenaars op hun hoogtepunt slagen er (soms…) in om fantastisch te presteren met een minimum aan oefenen, terwijl bescheiden amateurs zelfs met eindeloze inspanningen nog niet aan hun enkels reiken. Het hoeft ons niet te verbazen dat zoveel liefhebbers, zelfs na jarenlange gestage inspanningen, vooral in hun jeugd, het niet meer aankunnen en gefrustreerd opgeven.

    Bij de beelden van de oogverblindende pianistieke vaardigheid van El Bacha dacht ik spontaan aan de experimenten van de Amerikaanse experimentele componist Conlon Nancarrow (lees hierover meer en klik op deze link: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=155).

    Het is een uitdaging voor een mens om bepaalde aartsmoeilijke stukken met de opgelegde snelheid (of nog rapper, helaas) te spelen, maar voor een mechanische piano, zeker de meest recente exemplaren van de grote firma’s is dat kinderspel. En maak je geen zorgen over de subtiliteit van de menselijke touch of toucher: ook daarin is voorzien, alles is programmeerbaar. Ook Glenn Gould werkte uiteindelijk en feitelijk zo, zij het dan op een andere manier, namelijk in de montagekamer. De meeste klassieke muziekopnames zijn niet live opgenomen, in één ruk, maar tot in de perfectie bewerkt.

    Als menselijke performance moeten we natuurlijk de voorkeur geven aan een ‘echte’ pianist. Men heeft daartoe zelfs de muziek van Nancarrow uitgeschreven in het klassieke notenschrift en moderne pianisten hebben zich met succes gewaagd aan (sommige van) die onmogelijke stukken, in directe competitie met de mechanische monsters.

    Maar we mogen ons evengoed afvragen of er geen toekomst is voor geprogrammeerde, automatisch uitgevoerde muziek, niet alleen op puur elektronische apparaten, dus via luidsprekers, maar ook op klassieke instrumenten die zich lenen tot mechanisch aansturen, zoals de piano, het orgel, slagwerk, misschien zelfs blaasinstrumenten en wie weet, ook strijkers? We hebben dat al honderden jaren gedaan, denk aan de Kaporgels, maar onze technologische hulpmiddelen zijn nu zo gesofisticeerd dat de resultaten echt wel de moeite zijn en bij blindtesten zelfs specialisten om de tuin leiden. Ik huiver een beetje als ik eraan denk, maar de reacties van grote uitvoerders op bijvoorbeeld een computergestuurde Bösendorfer waren uiterst lovend. Als je dan denkt aan de menselijke inspanning die voorafgaat aan zelfs een bescheiden recitalletje van een amateur of een concert van een dure professional… Bovendien luisteren we misschien wel duizend keer meer naar opgenomen muziek dan naar live uitvoeringen.

    Maar de mensen zouden niet eens komen opdagen voor een piano die op het podium staat te spelen, zonder pianist, net zo min als voor een concert via cd. Men wil kunst zien gemaakt worden, met alle risico’s van het vak, dat is een groot deel van de fascinatie, van de bewondering, de extase: weten dat het hopeloos fout kan gaan en meemaken dat het daarentegen allemaal lukt, dat de meest veeleisende klus met grote virtuositeit wordt geklaard, live, zonder de mogelijkheid om te hernemen, zonder elektronische trucjes.

    We weten niet wat de toekomst zal brengen. Ongetwijfeld zullen publieke uitvoeringen door menselijke uitvoerders altijd blijven bestaan en zullen die muzikanten zich moeten blijven bekwamen tot echte virtuozen, topspecialisten, meesters in hun vak. Maar de elektronica is aan een opmars bezig, in de populaire muziek maar ook al in de ‘ernstige’ genres, voorlopig in een ondersteunende rol en met het oog op reproductie, maar er zijn hoopvolle perspectieven voor een verdere evolutie. Zo mogen we ons hopelijk verwachten aan het naast elkaar bestaan van de uitersten, bijvoorbeeld oude muziek uitgevoerd op originele instrumenten, naast zuivere elektronisch muziek, met daartussen wellicht vele mogelijke gelukkige combinaties van de twee.

    Menselijke virtuositeit kan zich op allerlei manieren uiten.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek, etymologie
    09-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Haydn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het overkomt me niet vaak en we gaan er ook geen gewoonte van maken, maar ik zou jullie willen attenderen op een uitzonderlijke aanbieding bij Kruidvat. Het gaat om hun Haydn-editie, het verzameld werk van Joseph Haydn (1732-1809) op 150 schijfjes, voor € 99! Ik ben de gelukkige bezitter van verscheidene onderdelen van deze uitgave, zoals de 104 symfonieën, de pianotrio's en de pianosonates en die zijn zonder enige uitzondering uitstekend. Nu krijg je de kans om werkelijk alles van Haydn in huis te halen in één keer, voor 0,66 euro per CD. En ik kan je verzekeren dat Papa Haydn in zijn hele leven geen enkele valse noot heeft geschreven. Je zal genieten van alles wat je hier aangeboden krijgt.

    Ik weet het, 99 euro is nog altijd een aanzienlijk bedrag en er zijn andere prioriteiten. Maar de feestdagen komen eraan...

    Voor mij stelt zich het netelige probleem: ik heb al bijna de helft van dit aanbod in de kast staan; dat dubbel kopen is zinloos. Maar de verleiding is groot om ook de rest in huis te halen: ik zoek al lang naar een goede uitvoering van alle kwartetten, de opera's en oratoria, de baritontrio's, de liederen...

     

    Misschien kan dit argument beslissend zijn: wat heb je nu aan € 99 op de bank? In deze tijden? Juist!


    Categorie:muziek
    Tags:Haydn, muziek
    30-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klassiek ballet 1500-1830
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor iemand die danst is niets meer voor de hand liggend dan... dansen. Maar waarom dansen mensen? Dieren dansen niet, al zijn er wel die gedragingen vertonen die we als zodanig zouden omschrijven indien ze bij de mens voorkwamen. We hebben het dan over baltsgedrag, stereotiepe bewegingen die eigen zijn aan een diersoort en die uitgevoerd worden in het kader van de voortplanting.

    Waarom danst de mens? Wellicht ligt de oorsprong bij de gemeenschapsvorming: samen dingen doen bevordert het samenhorigheidsgevoel en naast samen eten, drinken, voedsel verzamelen, op jacht gaan, samen slapen en wonen zijn het waarschijnlijk de eigenaardige gedragingen van het zingen en dansen die de primitieve mensen dichter bij elkaar gebracht hebben. Voor zover men kan nagaan heeft de mens altijd al gedanst en we vinden sommige zeer oude vormen nog terug in de volksdansen die in gesloten gemeenschappen werden overgeleverd.

    Ballet is iets anders. Het verschil met de rituele en volksdansen ligt vooral hierin, dat er bij ballet aan de ene kant uitvoerders zijn en aan de andere kant toeschouwers. De uitvoerders hebben zich door studie en oefening voorbereid op de opvoeringen voor de toeschouwers. En dat is iets dat in feite vrij laat in de geschiedenis is ontstaan.

    Een eerste aanzet vinden we rond het jaar 1500, bij de aanvang van de Renaissance. In Italië wedijverden de adellijke hoven met elkaar in pracht en praal, onder meer in het vermaak dat zij aanboden bij feestelijke gelegenheden. Toch waren het toen de edellieden zelf die dansten, zongen en muziek speelden: je was maar echt een edelman als je bedreven was in deze kunsten. Maar de concurrentiestrijd om de beste opvoeringen te brengen, zorgde ervoor men stilaan ook professionele kunstenaars inzette voor de muziek en de zang. Zo ontstonden vooral in Frankrijk de zogenaamde ballets de cour, hofballetten waarin plaats was voor mime en dans, met toelichting in gesproken of gezongen verzen; er waren ook liederen, solo of in koor en ook zuiver instrumentale nummers. De dansers in de balletten waren nog steeds de edelen zelf; de Franse koning Louis Quatorze kreeg zijn bijnaam Le Roi Soleil of Zonnekoning naar de rol die hij speelde in Le ballet de la Nuit in 1653. De dansen hadden een eigen naam die we nu nog terugvinden in klassieke muziekstukken: menuet, gavotte, rigaudon, bourrée, passepied, loure. Ze waren gebaseerd op volksdansen uit die tijd en hadden een eigen ritme en tempo. Lully is de bekendste componist van dergelijke balletmuziek, een goed voorbeeld is Molière's Le bourgeois gentilhomme van 1670.

    De eerste productie waarin enkel dans voorkwam, dus zonder gesproken of gezongen tekst, was Le triomphe de l'amour van 1681, op muziek van Lully in een choreografie van Pierre Beauchamp en helemaal uitgevoerd door professionele dansers in plaats van de edelen. Er was voor het eerst ook een professionele prima ballerina, een Mademoiselle Lafontaine. Dit was het gevolg van de oprichting door de Zonnekoning in 1669 van de Académie Royale de musique, die later zou uitgroeien tot de Parijse opera. In die Académie werden dansers opgeleid voor optredens in de opera-balletten in de Parijse theaters, met Campra en vooral Rameau als de belangrijkste componisten. Ballet is dus ontstaan in 1672, met de oprichting van de dansschool in de Parijse Academie. Ze werd in 1713 definitief opgenomen in de Opéra.

    Rond die tijd ontwikkelde zich een nieuw genre, dat zich losmaakte van de opera en dat uitsluitend bestond uit muziek, mime en dans, zonder tekst. Men noemde dit ballet d'action, omdat het verhaal gebracht werd door de actie, niet door het woord.

    Nog een belangrijke vernieuwing deed zich voor in 1726, toen de danseres Marie-Anne Camargo voor het eerst een kleed droeg dat niet tot op de grond reikte, maar tot juist boven de enkel, zodat haar snel voetwerk in de levendigste passages van de muziek beter zichtbaar was voor de toeschouwers; daarvoor waren het enkel mannelijke dansers die zich daarop toelegden. Haar rivale, Marie Sallé, die zowel in Londen als Parijs optrad, deed helemaal afstand van de traditionele kleding en verscheen in een losse rok en met een natuurlijk kapsel, dus voor het eerst zonder monumentale pruik! Zo trad zij op in Pygmalion op muziek van Haendel in 1734.

    Jean-Georges Noverre (1727-1810) was een van de merkwaardigste vernieuwers van het ballet. Hij wou weg van de dans als louter tussenspel in de opera; hij nam ook geen vrede met inhoudsloos vertoon van technische vaardigheid en conventionele vormelijkheid. Zijn choreografieën waren gericht op dramatische expressie, op basis van muziek die geschreven was om elke nuance van het verhaal en de gevoelens van de dansers te illustreren. Zijn invloed reikte tot in Wenen, waar zelfs de grote Gluck voor het ballet componeerde, maar dan voor die andere grote vernieuwer, Gasparo Angiolini (1731-1803). Rond 1800 waren het leerlingen van Noverre, zoals Didelot en Dauberval, die voor het eerst pointes in hun balletten gebruikten. Rond 1750 bereikte het klassieke ballet ook her Russisch hof, met een hoogtepunt in de gerenommeerde school van Sint-Petersburg.

    Salvatore Viganò (1769-1821) was de volgende internationale top-choreograaf; hij was een neef van Boccherini en werkte ook samen met Beethoven. Diens Prometheus was uitzonderlijk speciaal geschreven voor het ballet; tot dan maakte men voor de balletmuziek meestal gebruik van bestaand materiaal, dat door medewerkers van de theaters werd aangepast aan de choreografie. Het is dus pas van in die periode dat men aan componisten vroeg om speciaal voor het ballet muziek te schrijven. De balletten van Viganò maakten voor hun inspiratie vaak gebruik van de grote drama's, zoals die van Shakespeare. Zijn opvolger Carlo Blassis (1795-1878) was de grondlegger van het klassieke dansonderricht zoals het ook vandaag nog gegeven wordt.

     


    Categorie:muziek
    Tags:muziek, ballet
    04-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verdi: La sforza del destino op Canvas+
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er is weer nieuws in het Vlaamse medialandschap. Ik heb het niet over Donna, we zijn tenslotte senioren, maar over Canvas+. Het begon een tijdje geleden met wat wij in Vlaanderen met een affreus gallicisme een ontdubbeling (dédoublement) noemen: een splitsing van Canvas in twee gelijktijdig uitgezonden programma’s, met Canvas+ als ‘dubbel’; het is dus eigenlijk een verdubbeling, een doublering. Dat gebeurde voor het eerst op een systematische manier en met veel succes ter gelegenheid van de Koningin Elizabethwedstrijd, dit jaar voor zang; klik even hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=477 .

    Ik vertaalde toen ook het Petrarca-sonnet van het verplichte stuk, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=8845 .

    Nu is er elke dag na Terzake een extra aanbod. Ik citeer even wat ze er zelf over zeggen:

    Het programmaschema van Canvas+ is opgebouwd rond vaste afspraken met de kijker die op zoek is naar een meerwaarde en diepgang bij de Canvas-programmering. Op maandag- en donderdagavond zijn er documentaires met maatschappelijke inslag: maatschappelijke trends, fenomenen of problemen, human interest, portretten en persoonlijke verhalen, enz. die een verrijking bieden bij het Canvas-aanbod.

    Op dinsdag en vrijdag brengt Canvas cultuurprogramma’s. De moderne/populaire muziek komt op dinsdag aan bod. Het kan daarbij gaan om performance, podiumkunsten, moderne muziek (pop, rock, enz.). Op vrijdag komt de klassieke cultuur aan bod, met captaties van concerten, opera, ballet, jazz, enz., soms rechtstreeks en desgewenst omkaderd. Daarnaast is er op vrijdag ook een herneming van een cultuurprogramma uit het zondagse slot van het moedernet Canvas.

    Op woensdag en zaterdag is er sport. Op woensdag is dat evenwel alleen zo indien er op het moedernet Canvas zelf geen sport is. Als dat wel het geval is, dan programmeert Canvas+ als alternatief een film. De zaterdagavond van Canvas+ is voorbehouden aan de binnenlandse zaalsporten in Sporza (afwisselend volleybal, basketbal en handbal).

    Op zondag zijn er documentaires over (natuur)wetenschappen en geschiedenis, eventueel aangevuld met portretten, films of kortfilms die in het verlengde liggen van het Canvas-aanbod.

    Gisteren vrijdag was het dus cultuur, en niet een klein beetje: Verdi’s La forza del destino vanuit De Munt, dit jaar opgenomen. Het was het afscheid van de dirigent Kazushi Ono die we ook al in goeden doen zagen in de Elizabethwedstrijd. Van de zangers kende ik alleen de zeer expressieve Eva-Maria Westbroek en natuurlijk José Van Dam, hier in een komische bijrol, maar de andere solisten waren ook meer dan behoorlijk. De regie en enscenering waren voor een keer niet postmodern maar sober en smaakvol, oef. Het is een lange opera, vier bedrijven, samen meer dan drie uur. Het verhaal is in feite flinterdun, maar het wordt in het lang en het breed uitgesmeerd over een aantal scènes waarin de sterke gevoelens van de protagonisten worden uitgespeeld, om niet te zeggen: uitgemolken; bovendien zijn er een aantal elementen die het verhaal onderbreken: religieuze momenten, herbergtonelen, komische intermezzo’s, een stukje oorlog… Het noodlot uit de titel verwijst naar een aantal onvoorspelbare gebeurtenissen, maar voor moderne ogen zijn het eerder onvoorstelbaar ongeloofwaardige misbaksels en drakerig, tranerig melodrama van het lachwekkende soort. Laten we dus niet te lang bij het verhaaltje stilstaan. De muziek is echte Verdi, uit zijn latere periode: het is voor het eerst opgevoerd in een oerversie in Sint-Petersburg, waarvoor het in opdracht geschreven was, in 1862. Het volgt in de tijd op Un ballo in Maschera (1859), klik hier voor mijn bespreking http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=182 en wordt gevolgd door Don Carlo(s) (1867), klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=286 , twee meer gespeelde en dus beter bekende opera’s. Er zijn minder aria’s die elke liefhebber kent, op Pace, pace na, hier voorbeeldig gebracht door een zeer overtuigende, beheerste Eva-Maria Westbroek; ook de ouverture kennen we allemaal, met de voorstelling van de thema’s of leit­motiven van de aria’s. Verdi maakte in die periode overvloedig en handig gebruik van zijn klassieke succesformules: zo is het duet van de twee mannelijke hoofdrollen een voorafspiegeling van het meer bekende dergelijk duet uit Don Carlos.

    Ik had het meest last van de tekst van het libretto, dat van de hand is van Francesco Maria Piave, vriend en medewerker van Verdi, die ook tekende voor de libretto’s voor Verdi's opera’s Ernani (1844), I due Foscari (1844), Attila (1846), Macbeth (1847), Il corsaro (1848), Stiffelio (1850), Rigoletto (1851), La Traviata (1853), Simone Boccanegra (1857). Piave bezweek aan een beroerte voor hij ook dat van Aida op zich kon nemen. Maar Forza is niet gebaseerd op Shakespeare of Schiller of Victor Hugo, maar op dat van een onbekende Spaanse Hugo-imitator en dat merk je. Ware het niet van de muziek, dan zou de hele zaal waarschijnlijk herhaaldelijk in schaterlachen uitgebarsten zijn. Dergelijke teksten kunnen nu echt niet meer, zelfs niet met de beste wil van de wereld en met alle zin voor historiciteit. Opera vandaag kan geen heropvoering zijn van voorstellingen van 150 jaar geleden, het moet de liefhebber van vandaag direct aanspreken, niet als een historiserende vertoning in een soort operamuseum, zoals je naar oude films gaat kijken in het filmmuseum. La forza del destino heeft zijn tekst en het verhaal tegen om een echt hoogtepunt te zijn in het oeuvre van Verdi. Toch heb ik tot het late einde zitten kijken en genieten van deze geslaagde verruiming van het aanbod van Canvas.

    Terwijl ik dit schrijf kijkt Lut naar de rechtstreekse uitzending op Canvas+ van de basketbalmatch tussen Leuven en Aalstar, opgeluisterd door de cheer leading meiden van Danscentrum Aike Raes, de dochter van Lut. Het is een kleine wereld.



    Categorie:muziek
    14-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Last Night of the Proms 2008
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toevallig, vreemd genoeg, stemde ik gisteren af op BBC2 voor een aangekondigd prom-concert en wat bleek: het was Last night of the Proms! Promenadeconcerten waren oorspronkelijk, zoals het woord zelf zegt: wandelconcerten, waarbij niet de muziekanten maar het publiek rondwandelt of dat toch kan doen, een concert in open lucht dus meestal, zonder zitplaatsen. In Londen is het een acht weken durend festival in de Royal Albert Hall, een rotonde met plaats voor zes duizend toehoorders. De/het parterre, gelijkvloers heeft ongeveer duizend staanplaatsen en is steeds uitverkocht, net zoals de andere plaatsen, voor alle tachtig concerten. Van het laatste concert, de seizoensafsluiter, maken ze er altijd een feest van. Het orkest is feestelijk uitgedost, de dirigent, altijd een bekende, meestal Britse, dit jaar Sir Roger Norrington, ook; hij mag een korte speech houden. De artiesten zijn ook de allerbeste, vorig jaar Netrebko en Hrostovski, dit jaar Hélène Grimaud en Bryn Terfel.

    Het programma is niet bepaald licht, gedurfd zelfs, maar wel altijd heel boeiend. Dit jaar was er een eerbetoon aan Ralph Vaughan Williams, die vijftig jaar geleden overleed. Het tweede deel, na de pauze, was vroeger op en top British, met onder meer jarenlang de onvermijdelijke Fantasia on British Sea Songs, met de ‘spontane’ reacties van het publiek. Enkele jaren geleden vond men dat dan toch té voorspelbaar en sindsdien zijn er andere, vergelijkbare muziekstukken, maar ook zeer verrassende, zoals dit jaar een opdracht aan een dertigjarige onbekende Schotse componiste, zeer modern, met satellietverbinding naar steden in Wales, Schotland, Ierland en naar Hyde Park, waar er een eigen Last Night is voor veertig duizend luisteraars!
    Op geen enkel moment doet men toegevingen aan de populaire smaak, kitsch ondenkbaar, cross-over ook. De meezingers zijn nog altijd Land of Hope and Glory, de hymne Jerusalem, op een gedicht van William Blake, het God save the Queen en dan als afsluiter, a capella, Auld Lang Syne.

    Tussendoor zijn er korte, vriendelijke interviews en wat snelle commentaar en aan- en afkondigingen, maar alles up-tempo in een opgewekte, wervelende presentatie. Een muzikaal feest zonder weerga, meeslepend, begeesterend! Wie zich stoort aan de onvermijdelijke patriottische trekjes is een kniesoor.

    Ik hoop dat ik er nog veel mag meemaken.

    Dat brengt me bij het Klara-festival. Af en toe hoor ik daarover iets op Klara, aankondigingen en af en toe een heruitzending, maar op een avond vertelde mijn Tv-toestel me dat als ik op de rode knop drukte, ik rechtstreeks naar het Klara-festival kon zappen. Ik heb met veel aandacht zitten kijken en luisteren naar het tweede deel van het concert, met een symfonie van Silvestrov, een hedendaags Russisch componist, met Gergiev als dirigent: een ervaring. Waarom wist ik van niets? De aankondigingen van Canvas+ laten zeer te wensen over, ik vermoed dat ik niet de enige ben die dit bijzonder concert (bijna helemaal) gemist heeft. Als we dan al eens iets goed doen, dan verstoppen we het nog. Jammer.



    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    08-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kim Gevaert: con te partiro
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


     

    Op een morgen was Lut opgestaan met een melodie hardnekkig in haar hoofd gevangen, je weet hoe dat gaat; gelukkig kon ze enkele woorden, enkele noten en bij benadering de naam van de zanger suggereren. Voor mij was het net voldoende om de vage herinnering op te roepen aan het eerste wereldsucces van de blinde tenorzanger van opera en cross-over, Andrea Bocelli, op het festival van San Remo, in 1994: Con te partirò. Voor de aardigheid vind je hieronder de Italiaanse tekst, met daarna mijn werkvertaling. Het is voorwaar geen grote poëzie, de enkele verwijzingen naar zijn eigen blindheid en afhankelijkheid maken er samen met de algemene amoureuze thematiek net geen ‘levenslied’ van. Het succes is dus helemaal toe te schrijven aan de meeslepende muziek en de begeesterende vertolking van Bocelli. Wie er nog eens wil naar luisteren kan hier terecht: http://dilx.wrzuta.pl/audio/8dIr8aKsYO/andrea_bocceli_-_con_te_partir_11

    Wie naar het afscheid van Kim Gevaert gekeken heeft, heeft misschien gemerkt dat deze muziek te horen was toen ze het stadion werd binnengereden in de rode old-timer sportwagen.

    Het thema van de verre reis met je geliefde vind je wel meer in de literatuur. Uit onze schooltijd herinneren we ons L’invitation au voyage uit Les Fleurs du mal van Charles Baudelaire (1821-1867). Ook die tekst, zo oneindig veel beter dan het Italiaanse afgietsel, kan je hieronder lezen in het originele Frans, met daarna weer mijn vertaling, die probeert de sfeer weer te geven en desgewenst kan helpen bij het Frans, als dat nodig zou zijn, maar die helaas de rijke melodie van de Franse klankschoonheid niet kan benaderen, daarvoor herlees je nog maar eens het origineel. Dit gedicht is verscheidene keren op muziek gezet, onder meer door H. Andriessen, E. Chabrier, G. Charpentier, A. Diepenbrock, H. Duparc, B. Godard, A. Gretchaninov, L. Hillemacher, G. Hüe, J. Cressonois.

    Quando sono solo
    sogno all'orizzonte
    e mancan le parole
    si lo so che non c'è luce
    in una stanza quando manca il sole
    se non ci sei tu con me, con me
    Su le finestre
    mostra a tutti il mio cuore
    che hai acceso
    chiudi dentro me
    la luce che
    hai incontrato per strada

    Con te partirò
    paesi che non ho mai
    veduto e vissuto con te
    adesso si li vivrò
    con te partirò
    su navi per mari
    che io lo so
    no no non esistono più
    con te io li vivrò

    Quando sei lontana
    sogna all'orizzonte
    e mancan le parole
    e io si lo so
    che sei con me con me
    tu mia luna tu sei qui con me
    mio sole tu sei qui con me con me
    con me con me

    Con te partirò
    paesi che non ho mai
    veduto e vissuto con te
    adesso sì le vivrò
    con te partirò
    su navi per mari
    che io lo so
    no no non esistono più
    con te io li rivivrò

    Con te partirò
    su navi per mari
    che io lo so
    no no non esistono più
    con te io li rivivrò
    con te partirò
    Io con te

    Als ik eenzaam ben
    denk ik aan de horizont
    en dan schieten woorden tekort
    ik weet er is geen licht
    in een kamer waar de zon niet schijnt
    als jij daar niet bij me, bij me bent
    toon door alle ramen
    aan iedereen mijn hart
    dat jij in lichterlaaie hebt gezet
    verzegel diep in mij
    het licht
    dat je op je weg hebt ontmoet

    Met jou zal ik gaan
    naar landen die ik nog nooit
    zag of bezocht met jou
    nu zal ik ze echt beleven
    met jou zal ik gaan
    op schepen over zeeën
    waarvan ik wel weet
    dat ze niet meer bestaan
    met jou mag ik ze beleven

    Als jij ver weg bent
    denk dan aan de horizont
    dan schieten woorden tekort
    dan weet ik zo goed
    dat jij bij me bent, bij mij
    jij mijn maan, jij bent hier bij mij
    mijn zon, jij bent hier bij mij, bij mij
    bij mij, bij mij

    Met jou zal ik gaan
    naar landen die ik nog nooit
    zag of bezocht met jou
    nu zal ik ze echt beleven
    met jou zal ik gaan
    op schepen over zeeën
    waarvan ik wel weet
    dat ze niet meer bestaan
    met jou mag ik ze weer beleven

    met jou zal ik gaan
    op schepen over zeeën
    waarvan ik wel weet
    dat ze niet meer bestaan
    met jou mag ik ze weer beleven

    Met jou zal ik gaan
    jij en ik.



    L'invitation au voyage

    Mon enfant, ma soeur,
    Songe à la douceur
    D'aller là-bas
    vivre ensemble!
    Aimer à loisir,
    Aimer et mourir
    Au pays qui te ressemble!
    Les soleils mouillés
    De ces ciels brouillés
    Pour mon esprit ont les charmes
    Si mystérieux
    De tes traîtres yeux,
    Brillant à travers leurs larmes.

    Là, tout n'est qu'ordre et beauté,
    Luxe, calme et volupté.

    Des meubles luisants,
    Polis par les ans,
    Décoreraient notre chambre;
    Les plus rares fleurs
    Mêlant leurs odeurs
    Aux vagues senteurs de l'ambre,
    Les riches plafonds,
    Les miroirs profonds,
    La splendeur orientale
    Tout y parlerait
    A l'âme en secret
    Sa douce langue natale.

    Là, tout n'est qu'ordre et beauté
    Luxe, calme et volupté.

    Vois sur ces canaux
    Dormir ces vaisseaux
    Dont l'humeur est vagabonde;
    C'est pour assouvir
    Ton moindre désir
    Qu'ils viennent du bout du monde.
    Les soleils couchants
    Revêtent les champs,
    Les canaux, la ville entière,
    D'hyacinthe et d'or;
    Le monde s'endort
    Dans une chaude lumière.

    Là, tout n'est qu'ordre et beauté,
    Luxe, calme et volupté.


    Kindje, mijn zuster
    bedenk eens hoe heerlijk
    het moet zijn
    ginds samen te gaan leven
    ongehaast beminnen
    minnen en dan sterven
    in het land dat je zo gelijkt
    De vochtverzadigde zon
    aan de mistbeladen hemel
    lijkt mijn geest als vervuld
    met de geheimenisvolle gratie
    van je ogen die de glinstering
    verraden achter hun tranen

    Ginds is alles ordelijk schoon
    weelde, rust en wellust.

    Glanzende meubels
    gepolijst door de jaren
    zouden er onze kamer sieren
    de zeldzaamste bloemen
    er hun geuren mengen
    met het subtiele parfum van amber
    Rijkversierde zolderingen
    diepe weerspiegeling
    oriëntaalse schittering
    alles spreekt er tot de ziel
    zijn geheime moedertaal

    Ginds is alles ordelijk schoon
    weelde, rust en wellust.

    Zie hoe op de kanalen
    de kano’s dromen
    in hun zwervend gemoed
    om de minste van je verlangens
    te vervullen zijn ze gekomen
    van het andere eind van de wereld
    De neergaande zon
    bekleedt velden
    kanalen en de hele stad
    met hyacint en goud
    De wereld vindt de slaap
    in warmte en licht

    Ginds is alles ordelijk schoon
    weelde, rust en wellust.

    (vertalingen Karel D'huyvetters 2007)


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    25-06-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Diva Edita Gruberova
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    Mijn liefde tot de opera is me met de moedermelk ingegeven en in onze familie gaat het verhaal dat mijn moeder me twee jaar lang de borst gegeven heeft, wat misschien nog andere van mijn voorliefdes verklaart…

    Iedereen die een beetje van opera houdt, was gisteren present op Nederland 2 voor het slotconcert van het Holland Festival, een avond met Edita Gruberova. Ik heb hier al eerder over haar geschreven, op 6 december 2006, naar aanleiding van Bellini’s Beatrice di Tenda, kijk het eventueel eens na in het lijstje hiernaast.  Ik was toen behoorlijk onheus, althans over de verschijning en het acteertalent van deze diva en wil dat bij dezen goedmaken, want gisteren was toch wel echt een hoogdag in operaland. Ik ben waarlijk blij dat ik, zelfs al was het maar op Tv, dit nog heb mogen meemaken.

    Gruberova is van december 1946 (en ik van januari van dat jaar) en ze zingt als de besten. Gisteren was haar repertoire Donizetti en Bellini, waarbij weer eens bleek hoe zwaar Donizetti onderschat is, zeker in vergelijking met Bellini; met name de muziek die het orkest van hem krijgt toebedeeld is zoveel beter dan de uiterst simpele begeleiding die Bellini debiteert.

    Wat zal ik over de prestatie van Gruberova zeggen? Ze was veel beter dan toen, in Beatrice, waaruit ze ook nu weer een grote aria zong. Ze was levendiger, veel expressiever, menselijker, acteerde stukken beter in deze concertomgeving dan toen op toneel. Ze zág er zelfs beter uit, meer grande dame dan huismuis of overjaarse onderwijzeres, zoals ik haar vorig jaar beschreef.

    Haar stem is intact en dat wil wat zeggen, want zoals de hare zijn er niet veel. Ze is meesterlijk in haar beheersing van de ingehouden hoge noten, van de feilloze aanzet. Tegenover de opname van 2001 vond ik haar timbre zelfs aantrekkelijker, wat overtuigender in het laag, wat voller, minder metaalachtig tot in het hoogste register, dat nog steeds rillingen bezorgt en een krop in de keel. Gisteren demonstreerde ze dat met spectaculair gemak en uiterste bravoure voor een publiek dat nu eens hoorbaar stil was, dan weer overdonderend enthousiast.

    Het is me wat! Je luistert niet naar een fenomenale stem die wat kunstjes uithaalt, je ontmoet een vrouw van vlees en bloed op het toppunt van haar kunnen, die feilloos demonstreert waartoe een mens in staat is als die begiftigd is met een goddelijk instrument en dat een leven lang gecultiveerd heeft; je bewondert de durf en het gemak waarmee ze de moeilijkste passages aandurft, de meest speelse coloratuurnoten doet sprankelen, de meest veeleisende hoge eindnoten vlekkeloos en met volle overgave uitzingt. Dit is zoveel meer dan spektakel, zoals van een acrobaat, want dat is, ondanks de even veeleisende techniek en de even noodzakelijke begaafdheid, uiteindelijk enkel spektakel, enkel verbluffend. Dit, dit is kunst, grote Kunst, dit is de mens in zijn glorieuze briljante grootsheid.

    Wij, ordinaire stervelingen, kunnen enkel dankbaar zijn dat we zoiets bewonderend mogen aanschouwen en ontroerd aanhoren.

    Dank u voor een memorabele avond, Holland Festival en vooral U, Edita Gruberova, ik zal nooit nog iets denigrerend over U zeggen of schrijven.



     


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    16-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dmitri Sjostakovitsj, strijkkwartet nr. 1



    Wunderkind in 1925Na de voltooiing van de vijfde symfonie heb ik een heel jaar niets gedaan. Ik heb alleen een kwartet gecomponeerd dat uit vier kleine delen bestaat. Ik begon er zonder bijzondere gedachten of gevoelens aan te schrijven en ging ervan uit dat het niets zou worden. Een kwartet is namelijk een van de moeilijkste muzikale genres. Ik schreef de eerste bladzijde als een soort oefening en dacht er helemaal niet aan het te voltooien of te publiceren. Het werk is mij echter zo gaan boeien, dat ik de rest ongelooflijk snel af had. In dit eerste strijkkwartet van mij moet men niet naar diepzinnigheid zoeken. Het is vrolijk, opgewekt en lyrisch. Ik zou het lenteachtig willen noemen.

    Dit schreef Sjostakovitsj in de Izvestia in 1938 over zijn pas afgewerkte eerste strijkkwartet, opus 49 in C groot. Het was geschreven tijdens de zomer en werd op 10 oktober in Leningrad voor het eerst uitgevoerd door het Glazoenov-kwartet. Op 16 november volgde een uitvoering in Moskou door het Beethoven-kwartet, dat later ook alle andere kwartetten in première zou brengen. Aan zijn vriend Ivan Sollertinski schreef hij wat laatdunkend over dit werkje van amper 16 minuten: “Ik heb deel 1 en 4 van plaats verwisseld. Het resultaat is niet bepaald schokkend. Het is erg moeilijk om (een kwartet) goed te componeren, je moet het kunnen.”

    Het is goed er altijd aan te denken dat om het even wat er over deze componist geschreven is, door hem zelf of door anderen, altijd cum grano salis moet gelezen worden. Hij was steeds beducht voor Big Brother Stalin en de apparatsjiks en wie over hem schrijft zal altijd moeten gissen naar de werkelijke bedoelingen van de steeds enigmatische en ironische componist; bovendien hadden en hebben heel wat commentaren een eigen agenda, politiek of door andere vooroordelen bepaald.

    Met zijn vijfde symfonie van 1937 had Sjostakovitsj zich enigermate weten te rehabiliteren bij de officiële instanties, na de bijna letterlijk moordende kritiek in 1935 op zijn opera ‘Lady Macbeth van Mstensk’ en de terugtrekking van zijn vierde symfonie. Zijn Vijfde was inderdaad een overdonderend publiek succes en de partijkritiek was, misschien juist daarom, wel bar slecht maar niet rechtstreeks bedreigend. In de pers werd de nieuwe symfonie onder meer onthaald als ‘het antwoord van een sovjetartiest op terechte kritiek’, een epitheton amper ornans dat zeker niet van de componist zelf afkomstig is. Het is in die relatieve periode van rust, althans voor Sjostakovitsj zelf, want om hem heen woedde de Stalin-terreur, dat het eerste strijkkwartet tot stand kwam, onpretentieus, zonder veel drama, een inspiratie die opborrelde en niet verdrongen werd.

    Al zal er ook bij deze componist onvermijdelijk wel enige rechtmatige schroom aanwezig geweest zijn bij het besef dat hij in de voetsporen trad van geniale voorgangers in dit genre als Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert, om maar de allergrootste te noemen, die hij ongetwijfeld kende en zelfs bestudeerd had. In 1931 bewerkte hij al twee van zijn melodieën voor strijkkwartet (opus 30B): een elegie op een aria van Katerina uit ‘Lady Macbeth’, de opera waaraan hij toen werkte en een bewerking van een polka uit het ballet ‘De gouden eeuw’. Hoewel hij in 1938 amper 32 jaar oud was, is zijn eerste kwartet toch het werk van een volwassen meester met al een indrukwekkend oeuvre op zijn naam, de belangrijkste componist van de Sovjet-Unie, beroemd tot in Amerika. We kunnen dus echt niet van een probeersel spreken, een vingeroefening, zoals sommige moderne critici dit eerste kwartet afdoen.

    “Ik had scènes uit mijn kinderjaren voor ogen toen ik dit schreef, een ietwat naïeve en heldere lentestemming.” De kinderjaren waarvan sprake speelden zich af in de grauwste armoede tijdens de opstand tegen de tsaar, de eerste wereldoorlog en de Oktoberrevolutie. Idyllisch? Eerder een typisch Sjostakovitsj-grapje van de meer sarcastische soort. Men kan zich overigens ook meer in het algemeen de vraag stellen of het veel zin heeft om een compositie rechtstreeks te verklaren vanuit het leven of de toelichting van de componist. Muziek is abstract, heeft haar eigen universele taal en een vermogen om bij de luisteraar gevoelens op te wekken, in al de schakeringen van afkeer of voorliefde, of onverschilligheid. Natuurlijk is de hele persoonlijkheid van de componist betrokken in zijn creaties, maar zelden op de direct afleesbare manier die sommige critici voorstaan.

    Dit zijn de onderdelen van het eerste strijkkwartet, de duur is die van de Borodins:

    moderato 4’42”

    moderato 4’45”

    allegro molto 1’54”

    allegro 2’54”.

    Wat nu volgt is een poging om de muziek in woorden weer te geven, een onmogelijke opdracht. Ik probeer het eens, we zien wel waar we uitkomen.

    Het eerste deel, moderato, begint met een voorstelling van een muzikale gedachte door de vier strijkers samen. Meteen is duidelijk dat dit moderne muziek is: geen gemakkelijke, eenvoudige melodie die meteen herhaald wordt, zoals bij Haydn of Mozart. Het is een langer, minder evident thema, een moderne Bach, een wat valse Valse triste, met eerder ongewone samenklanken, zelfs dissonanten tussen de vier instrumenten. De eerste viool gaat verder op dit thema, begeleid door de cello, nadrukkelijk met een eigen verhaal, en dan de andere violen. De ondersteuning is af en toe zelfs wat boertige klinkende hoempapa of Verdi-dreun. Dan deint het samenspel vriendelijk uit met een tussenkomst van elk van de stemmen en wordt de melodie rustig en zachtaardig neergezet.

    Deel twee begint met een vrij lange zeer gedragen moderato voorstelling van een zeer Slavisch klinkende melodie door de altviool solo, dan herhaald met de cello in pizzicato ondersteuning. De violen nemen het thema over en dan gaan de vier instrumenten samen verder variëren en met elkaar converseren. De alt krijgt een tweede beurt, de violen springen bij, dan ook de cello. Een nieuwe, dansende melodie ontspringt uit het samenspel, vederlicht, en meandert verder. De altviool brengt een laatste keer de melodie, met ten slotte eerst de cello in pizzicato, dan ook de violen in tegentijd. Een gitaaraanslag op de cello en dan de violen duidt het einde aan.

    Het korte hevige derde deel, allegro molto, begint met de cello obstinaat op dezelfde noot, dan de violen met een eerder nerveuze, ingehouden versie van het thema, gespeeld en sourdine of met maar een halve strijkstok op de snaren. Het snelle samenspel met korte halen op de snaren lijkt wel een onderkoelde versie van Mendelssohn’s Midzomernachtdroom, met knorrende klanken als uit Vivaldi’s winter. Cello en alt hebben de bovenhand. Een innige, intense herhaling van de melodie, dan eindigt het samenspel mysterieus en iel in de vriesnacht.

    Het vierde, allegro slotdeel begint met de vier strijkers samen, versnelt onmiddellijk en gaat ook steeds luider klinken, met de alt en de cello die de melodie dragen. De violen zingen erdoor heen in de hoogte en krijgen ook even de volle aandacht. Met hevige unisono halen van de strijkstok en speelse glissandi gaan we afwisselend zacht en luider naar de coda, hevig en enthousiast, met meer traditioneel klinkende harmonieën in de aanloop naar de gezamenlijke trotse open eindakkoorden als van een halfdronken dorpsfanfare op de zomerse kermis.

    Zo, dat was het. Of iemand iets aan zo’n beschrijving heeft? Wie weet. Luisteren naar de muziek zelf is de boodschap. Er zijn talloze goede opnamen, op internet vond ik ongeveer 40 (!) versies beschikbaar op CD en er komen elk jaar wel een paar bij. Er is ook een bewerking voor kamerorkest van Rudolf Barshai, later meer daarover.

    Dit is een momentopname van Sjostakovitsj als componist. We horen nog iets te weten over zijn jeugd en zijn eerste, vroege successen. Later gaan we verder met het tweede strijkkwartet, maar dan zijn we al in 1944.



    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    15-11-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DSCH Lady Macbeth van Mtsensk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In 2006 bracht BBC4 een opvoering van Shostakovich’ opera Lady Macbeth van Mtsensk. De volgende avond was er op de VRT een aangekochte reportage over de gevangenissen in Rusland vandaag. De gelijkenis was treffend en daardoor ook schokkend. De opera (1934) is gebaseerd op een novelle van Nikolay Leskov uit 1865! Anderhalve eeuw voortschrijdende beschaving is blijkbaar niet in staat om op het Russische platteland veel te veranderen, in de desolate materiële omstandigheden noch in de mentaliteit van de mens aan beide kanten van de lijn die misdaad en straf scheiden.

    De Lady Macbeth uit de novelle wordt zo genoemd door de dorpelingen: ze heeft haar afwezige man bedrogen, haar schoonvader vergiftigd die haar betrapt had, vervolgens samen met haar minnaar haar teruggekeerde echtgenoot afgemaakt, en uiteindelijk een rivale meegesleurd in het ijzige water op weg naar Siberië.

    Wat heeft DSCH met dat gruwelijke materiaal gedaan? Laten we even samen door de vier bedrijven en de negen scènes van de opera lopen.

    Eerste bedrijf
    1. Katerina klaagt over haar verveling en frustratie. Haar schoonvader Boris verwijt haar dat ze haar man, Zinovy, een handelaar, nog geen zoon schonk. Zinovy vertrekt op reis voor zijn werk; hij stelt eerst nog een nieuwe werkman, Sergei voor aan zijn vader. Boris zal over Katerina waken. Aksinya, de kokkin, vertelt dat Sergei zijn vorige baan is kwijtgespeeld omdat hij de vrouw van zijn baas verleid had.
    2. Sergei en de andere werkers vallen Aksinya brutaal lastig. Katerina komt tussenbeide, maar Sergei daagt haar uit tot een ‘worstelwedstrijd’. Boris betrapt hen.
    3. Katerina in de slaapkamer. Boris komt haar controleren. Sergei sluipt naar binnen en verleidt Katerina.

    Tweede bedrijf
    4. Boris is opgewonden over de nabijheid van Katerina in de slaapkamer die hij bewaakt. Wanneer hij naar binnen wil gaan, betrapt hij Sergei die naar buiten komt. Hij roept de werkers erbij en ranselt Sergei af met een zweep. Dan beveelt hij Katerina hem wat te eten te geven; ze mengt rattenvergif onder de paddenstoelen en hij sterft. Een priester zingt het requiem.
    5.
    Katerina en Boris wonen samen in het huis van Zinovy. Sergei waarschuwt haar voor de terugkeer van haar man. Zij verzekert hem dat alles in orde komt. Als Zinovy dan thuiskomt, vermoorden ze hem en verbergen zijn lijk in een bergplaats.

    Derde bedrijf
    6. Het huwelijksfeest van Katerina en Sergei. Een van de boeren is op zoek naar drank en vindt het rottende lijk van Zinovy in de bergplaats. Hij rent naar het politiekantoor.
    7. Het politiekantoor; men is verbolgen dat men niet uitgenodigd is op het huwelijksfeest en zingt de lof van het corrupte leven. Als de boer arriveert met het nieuws over het lijk, begeven ze zich naar het feest.
    8. Het huwelijksfeest, er wordt zwaar gedronken; Katerina merkt dat er ingebroken is in de bergplaats. Als ze met Sergei tracht te vluchten, valt de politie binnen.

    Vierde bedrijf
    9. Een groep veroordeelde misdadigers rust uit bij een rivier op weg naar Siberië, mannen en vrouwen gescheiden. Katerina vindt Sergei, maar die verstoot haar, omdat ze hem niets dan ongeluk brengt. Hij probeert Sonyetka te verleiden, maar die eist dat hij haar Katerina’s warme kousen geeft. Sergei veinst dat zijn benen gewond zijn en Katerina schenkt hem haar kousen. De hele groep lacht haar uit. Katerina grijpt Sonyetka en springt met haar in het ijskoude water. Als ze verdronken zijn, trekt de troep verder.

    Dit scenario laat DSCH toe alle registers open te trekken. Naast Katerina en Sergei als de fatale geliefden is er nog een belangrijke bijrol voor Boris, de burleske schoonvader en enkele satirische tussenkomsten van de priester en de politiecommissaris. Er zijn solo’s, duetten, trio’s en het koor wordt herhaaldelijk ingeschakeld. Het geheel is zeer levendig, met brutale taferelen en exuberante muziek, onder meer door een fanfare op het toneel zelf. Er zijn ook verstilde momenten met ijzige klaagzang. Melodisch is het voor Westerse oren af en toe wat vreemd, het is geen welluidende Verdi of Puccini die je kan meeneuriën, natuurlijk, maar als je enigszins openstaat voor moderne Russische muziek kan je volop genieten, vooral ook van de opvallende intermezzi die de scènes verbinden.

    In Leskovs verhaal is Katerina een regelrechte feeks, een redeloos moorddadig beest. DSCH tekent van haar een veel genuanceerder beeld. Zij is een zeer zelfstandige vrouw, die haar geluk zonder compromissen zoekt en zelfs niet terugdeinst voor moord als dat geluk bedreigd wordt. Pas wanneer zij ziet dat Sergei haar verlaten heeft, ziet ze haar mislukking in.

    De opera werd in 1934 voor het eerst opgevoerd en had heel wat succes, tot in het buitenland. Ook Stalin woonde een vertoning bij in 1935 en dat liep niet goed af. Kort daarna verscheen in de Pravda een zeer scherpe kritiek op de muziek, op het onderwerp en op de voorstelling van al die brutaliteit en seksuele losbandigheid. Men verweet DSCH dat hij inspeelde op de perverse bourgeois-mentaliteit en ver van de Russische volksaard was afgedwaald. De opera werd niet meer opgevoerd en ook de vierde symfonie, die op dat ogenblik volop werd ingestudeerd door het orkest, werd afgevoerd. Veel later, in 1962, bracht DSCH een herwerkte versie onder de titel Katerina Ismailova. Alle seksueel getinte scènes en de erbij horende wel erg suggestieve muziek zijn verdwenen, het geheel is duchtig herwerkt en hoewel sommigen menen dat de opera daardoor alleen maar beter is, zijn vele anderen ervan overtuigd dat de originele versie ons DSCH op zijn best toont, met al zijn realisme, humor, sarcasme en een ongetemd muzikaal circus dat je recht naar je keel grijpt. Een echt melodrama, maar dan zonder de bijklank van tranerigheid die dat woord vooral in de 19de eeuw had.

    De opvoering in Royal Opera House London (september-oktober 2006) was uitstekend, met Antonio Pappano als dirigent en met voortreffelijke solisten: John Tomlinson als Boris, de Nederlandse sopraan Eva Maria Westbroek als Katerina en Christopher Ventris als Sergei. De regie plaatste het verhaal in een armelijk 1958 interieur; alles stond evenwel in dienst van de muziek en het drama en niet, zoals helaas wel vaker gebeurd, in dienst van de regisseur.

    Aan het einde van de opera stappen de veroordeelde mannen en vrouwen elk in hun eigen vrachtwagen en zetten de reis naar hun gevangenis in Siberië verder. De ontnuchterende, rauwe beelden van de reportage in 2006 toonden ons identiek dezelfde scène.

    Plus ça change, plus ça revient au même.




    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    29-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laatste vier liederen, Richard Strauss
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Laatste vier liederen


    originele vertaling door Karel D'huyvetters, graag vermelden bij overname!




    Lente

     

    In deemsterende krochten

    droomde ik lang

    van jouw bomen en blauwe lucht

    van je geuren en ‘t zingen van de vogels.

    Nu lig je als ontsloten

    met glans en sier

    van licht overspoeld

    als een wonder voor mij.

    Je kent me weer

    je wenkt me teer

    het siddert door al mijn leden

    van jouw zalige aanwezendheid.

     

     

    September

     

    De tuin treurt

    koel zijgt in de bloemen de regen

    de zomer huivert in stilte

    zijn einde tegemoet.

    Als goud druppelt blad na blad

    uit de hoge acacia neer.

    De zomer glimlacht verbaasd en mat

    in de stervende droomtuin.

    Lang nog bij de rozen

    blijft hij staan en smacht naar rust.

    Langzaam doet hij zijn grote

    moegekeken ogen toe.

     

     

    Bij het slapengaan

     

    Nu de dag mij heeft moe gemaakt

    wens ik smachtend

    mijn vriend de sterrennacht

    als een dommelend kind te ontvangen.

    Mijn handen, ik laat ze niets meer doen

    mijn kop mag alle denken laten

    al mijn zinnen willen nu

    zich sluimerend laten wegzinken.

    En onbewaakt wil mijn hart

    in vrije vlucht gaan zweven

    om in de toverkring der nacht

    diep en duizendvoud te leven.

     

     

    In het avondrood

     

    Wij zijn door nood en vreugden

    hand in hand gegaan

    en rusten na het dwalen samen

    hier in de stilte van het land.

    Rondom ons neigen de dalen

    het donkert al in de lucht

    nog stijgen er twee leeuwerken

    nachtdromend in de schemering.

    Kom, laat ze maar fladderend zingen

    dra is het slapenstijd;

    hier mogen we niet verdwalen

    in deze eenzaamheid.

    Die weidse zwijgende vreedzaamheid

    gedompeld in het avondrood…

    Hoe zeer zijn we ’t wandelen nu moe:

    is het ten dode toe?

     

     

     

     

     

     


    Categorie:muziek
    18-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aimez-vous Brahms?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Teen en tander

    Over Darjeeling, Google, Homeros, Martine, Bavo, Françoise, Johannes, Robert en Clara, Radu Lupu en Neuhauss.

    Toen het weer tijd werd om iets te schrijven over muziek liet ik mijn gedachten wegdrijven auf Flügeln des Gesanges, zoals in het lied van Schubert, of zelfs sul’alli dorate, op gouden vleugels, zoals in Va, pensiero, het slavenkoor uit Nabucco van Verdi. Dat wil zeggen, ik ging aan mijn PC zitten, startte Internet op via Telenet (nog steeds bliksemsnel en betaalbaar) en koos uit mijn favorieten www.Klara.be. Daar klikte ik Klara Continuo aan, en na een paar seconden stroomde de muziek uit mijn twee simpele speakertjes, maar met uitstekende kwaliteit. Nog een hartige tas thee – zoals je weet heb ik een voorkeur voor Darjeeling, die streek in het noorden van India waar ze volgens vele liefhebbers de beste thee ter wereld plukken. Het epitheton ornans (nee dit is geen theesoort, maar jargon voor een omschrijving die vaak aan een woord gekoppeld wordt. Homeros, je weet wel, van de Ilias en de Odyssee, geldt als de uitvinder: de zee is steeds wijnrood, de dageraad rozevingerig, Athena heeft grijze ogen en Achilles heeft helm met een bos wuivende pluimen), het vaste sierwoord voor Darjeeling thee is dus ‘de champagne van de thees’, wellicht omdat hij ongeveer dezelfde kleur heeft, en misschien ook wel omdat hij lekker is en niet altijd goedkoop. Anderzijds…ik koop hem vaak in Delhaize, in een leuk houten doosje, in zakjes en liever nog in bulk, en dat is aanzienlijk minder duur dan ordinaire koffie. Die tas thee is ondertussen uit, en dat voel je net zo goed als een krachtige espresso. Waarover zullen we het nu eens hebben?

    De muziekrubriek is een vast onderdeel van mijn kroniek. Hoe kan het anders als muziek sinds mijn prille jeugd een essentieel element in mijn leven is?

    In mijn favorieten staat ook www.componistennet.be en dat is een aantrekkelijke Nederlandstalige site. Geen reden om webstek te schrijven, overigens, site is een mooi Nederlands woord, zeg maar siete, als je niet graag saait hoort. Toevallig of niet kwam meteen Brahms op de proppen, met zijn vaste sierbaard. Wat uitleg over zijn leven en wat minder over zijn werk. Er is ook een verwijzing naar afbeeldingen, via Google, zomaar meteen 8.360 in 0,15 seconden. Nog via Google krijg je in 0,03 seconden nog 77 links naar andere sites over Brahms, de ene al meer relevant dan de andere. Eentje zegt bijvoorbeeld dat hij net zomin als Napoleon van katten hield…

    Waarom zou ik hier dan nog moeite doen?

    Wel, zoals elke VRT-reporter tegenwoordig zijn antwoord begint op een vraag van het nieuwsanker (Sigrid of Martine, Wim of destijds Bavo), wel, dus, omdat de informatie op componisten.net net iets te vrijblijvend is om je naar de muziek te lokken. En dat is nu net mijn bedoeling met deze rubriek. In de laatste regels word je aangepord om naar de bibliotheek te hollen om een CD of DVD te ontlenen. Of je naar je cd-rack of -tower jaagt om nog eens die Chopin te zoeken die je voor je verjaardag gekregen hebt van een goedbedoelend kleinkind of vleiende zakenrelatie.

    Aimez-vous Brahms? vroeg Françoise Sagan al, maar dat is lang geleden, en wie heeft er zelfs toen het boekje gelezen? Wie kent haar nu nog?

    Brahms kennen we beter, denk ik. We hebben zeker allemaal al iets van hem gehoord. Meer dan waarschijnlijk was dat zijn academische feestouverture, die gebaseerd is op studentenliederen zoals Gaudeamus igitur. Zeker de ouderen onder ons kunnen die zo meeneuriën. Ook zijn Hongaarse dansen zijn vrij populair, op piano of omgezet voor orkest. Wat mij steeds het meest plezier geeft bij het beluisteren van zijn muziek is zijn gulheid. Zijn muziek voor orkest is altijd ruim bemeten, geen nouvelle cuisine voor hem. Dat blijkt ook uit zijn figuur. Die leent zich uitstekend tot karikaturen. Hij hield van de klassieke keuken. Daarin vind je genoeg room en boter in de saus om je cholesterol voor enkele weken in de stratosfeer te doen belanden. Brahms is niet zuinig met de instrumenten, er spelen er altijd een heleboel tegelijk, of met zijn melodieën die steeds verrassen en charmeren. Kortom, zijn muziek is aangenaam. Op een dag, lang geleden was ik samen met mijn oudere broer aan het schilderen op een zolder die hij had ingericht als kinderkamer. Op de radio hoorden we een stuk kamermuziek dat ik niet kon thuiswijzen. Bij de afkondiging bleek het om een sextet van Brahms te gaan. Ik herinner me mijn reactie van toen nog: het lijkt wel Beethoven, maar het is er geen. En dat is nog steeds zo: Brahms heeft goed naar Beethoven geluisterd, maar hij is daarbij niet blijven stilstaan, hij is verder gegaan op de weg die Beethoven had ingeslagen. Jarenlang heb ik Brahms wat links laten liggen. Waarom naar een epigoon (en dat is een geleerd woord voor een navolger) luisteren als je het origineel bij de hand hebt? Later is dat veranderd, en heb ik echt zin gekregen in Brahms, zodat ik nu zelfs bevestigend kan antwoorden op Françoises vraag: oui, je l’aime bien, Brahms.

    Johannes Brahms werd geboren in Hamburg in 1833. Zijn vader was daar stadsmuzikant, die allerlei officiële gelegenheden op alle mogelijke instrumenten luister moest bijzetten. Daarnaast speelde hij om den brode in restaurantjes en zelfs havencafés. Maar zijn begaafdheid en zijn ambitie brachten hem hogerop, en uiteindelijk werd hij contrabasspeler in het stedelijk orkest, dat ook in de opera speelde. Zoon Brahms kreeg een goede opvoeding, ook muzikaal, maar moest met vader mee in de cafés en de schouwburgen. Zijn talent werd al heel vroeg duidelijk. Op zijn tiende was hij al bekend als wonderkind aan de piano. Toen hij 21 was trok hij samen met een violist te voet door Duitsland en speelde overal waar hij kon; dat was dan Bach, Beethoven, populaire stukken, maar ook zijn eigen muziek, alles uit het hoofd, natuurlijk. Hij ontmoette tijdens de reis Josef Joachim, violist en concertmeester, die hem bewonderde en hielp. Hij ontmoette ook Liszt, maar tussen die twee en ook met Wagner heeft het nooit geklikt. Het werd er niet beter op na een controverse over muziek, die in de pers enorm opgeschroefd werd. Kunst, en zeker klassieke muziek was toen een belangrijk onderwerp van gesprek en ook in de ‘media’.

    Brahms werd door Joachim ook geïntroduceerd in de kringen van het echtpaar Robert Schumann en Clara Wieck. Ook dat was een zeer gelukkige ontmoeting van muzikanten die elkaar uitstekend aanvoelden en heerlijk konden samenspelen. Schumann was in de wolken over de composities van Brahms en schreef er lovend over in muziektijdschriften. Maar Schumanns geestelijke gezondheid was toen al bedenkelijk. Datzelfde jaar nog trachtte hij een eind te maken aan zijn leven door in de Rijn te springen. Hij werd opgenomen in een instelling en overleed in 1856.

    Uit die tijd dateert de hechte vriendschap tussen Brahms en Clara Wieck-Schumann. Zij was zijn muze, maar zelf ook een uiterst begaafde pianiste en meer dan verdienstelijke componiste. Van haar echtgenoot had ze verbod gekregen om na hun huwelijk nog te componeren. Het zou nu niet meer lukken. Ook na het overlijden van Schumann bleef het tussen die twee bij een zeer nauwe vriendschap, die gedurende meer dan veertig jaar een zeer grote plaats in hun leven heeft ingenomen. Brahms is nooit getrouwd, al waren er natuurlijk wel vrouwen in zijn leven, even zelfs de dochter van Clara…

    Vanaf 1862 verbleef Brahms in Wenen, de hoofdstad van de wereld in die tijd. Hij was er een belangrijke figuur in het muziekleven en daar schreef hij zijn bekende werken, vaak na vakanties in het gebergte. In Ein Deutsches Requiem vinden koor en groot orkest elkaar in ontroerende, ruisende zeeën van klank. Hij schreef ook nog vier symfonieën, twee pianoconcerten, een vioolconcert, een concert voor viool en cello, de Hongaarse dansen, een groot aantal werken voor koor, vaak met orkestbegeleiding en met solo’s voor alt of bariton, honderden liederen, sonates en kortere stukken voor piano, en voor viool en piano, trio’s, strijkkwartetten, kwintetten en sextetten. Hij kreeg eredoctoraten van twee universiteiten. Voor dat van Breslau schreef hij als dank de Academische Festouverture.

    Brahms is ongetwijfeld een van de groten van de romantiek, en zelfs van de hele klassieke muziekgeschiedenis. Hij was misschien niet de grote vernieuwer die Beethoven was. Als je de muziek van voor Beethoven vergelijkt met die erna, valt meteen op hoe verschillend die twee zijn; dat is met Brahms niet zo; hij bleef trouw aan wat hij geleerd had van zijn voorgangers, en bleef zijn leven lang muziek schrijven op die prachtige basis. Wie de moeite doet om naar zijn muziek te luisteren, komt niet bedrogen uit. Tijdens een pianorecital in de Grote Aula van het Maria Theresiacollege in Leuven begon Radu Lupu met enkele betoverende Franse stukken, Ravel, Debussy. Toen hij daarna een sonate van Brahms bracht, kon je het verschil overduidelijk horen. Eerst het lichtvoetige maar wat oppervlakkige Franse aquarelwerk en dan het machtige olie-op-doek landschap van Brahms, substantieel, feilloos opgebouwd, meeslepend, begeesterend, zoals de Duitsers zeggen.

    Brahms was een vakman tot en met, in alle genres. Maar hij was ook steeds geïnspireerd, leverde nooit levenloos maakwerk af. Daarbij getuigt zijn werk steeds van uitzonderlijk goede smaak: hij vindt een perfect evenwicht tussen ernst en luim, tussen mannelijke en vrouwelijke benaderingen, tussen orde en vrijheid, tussen engagement en bespiegeling.

    Het is moeilijk om niet van Brahms te houden, Françoise, eens dat je hem wat beter hebt leren kennen. Dat is wel vaker zo met de mensen, maar bij Brahms is de moeite die je moet doen niet erg groot: als je in de bibliotheek komt, ga naar de cd-afdeling, kies een strijkkwartet, een symfonie of een pianosonate, en als je thuiskomt, maak jezelf een echte Darjeeling klaar, misschien met een chocolaatje van Neuhauss, zet je stereo op, plof neer in je luie zetel en geniet zoals ik.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    19-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Franz Schubert
    Klik op de afbeelding om de link te volgen









    “Hij heeft het van de goede God zelf meegekregen…”

    Je hebt van die natuurtalenten. Ze duiken overal op: in de turnles is er wel altijd eentje dat zijn voeten in zijn nek kan leggen, los over de bok springt en in een twee drie boven aan het touw bengelt, terwijl wij ons kreunend omhoog hijsen onder het vernietigend commentaar van de leraar. Even onverwacht blijkt de ‘nerd’ van de klas een begenadigd schrijver van opstellen te zijn, en heeft het dikkerdje een fluwelen stem. En met die gaven blijken ze geboren, ze hoeven er niets voor te doen, althans, zo komt het ons voor.

    Zo was het ook met Fransje Schubert. Hij werd in 1797 geboren in een voorstad van Wenen, toen de hoofdstad van Europa, in een gezin waar veertien kinderen geboren werden, en slechts vijf in leven bleven, zo ging dat toen. Vader was een van die enorm talentvolle onderwijzers, die kunnen tekenen, zingen, verscheidene muziekinstrumenten bespelen, vertellen, en zo boeiend lesgeven dat zelfs de ergste belhamels geïnteresseerd luisteren.

    Franzl (Fransje) leerde al heel vroeg van zijn vader en zijn oudere broer viool spelen en kreeg de gemakkelijkste partij, de altviool, in het strijkkwartet van het gezin. Zijn uitzonderlijk muzikaal talent moet dan al opgevallen zijn, want hij werd naar de koster-organist van de parochiekerk gestuurd voor muzieklessen, al getuigde de verbaasde brave man later dat hij Fransje niets meer kon leren, hij wist alles al. In de kerk was Franz de eerste sopraan van het koor en speelde ook vioolsolo’s. Toen hij elf jaar was, kreeg hij een studiebeurs voor het Konvikt in Wenen, een soort internaat voor begaafde burgermanskinderen, dat ook het koor leverde voor de keizerlijke hofkapel, een soort Wiener Sängerknaben dus.

    Ook daar viel Schubert onmiddellijk op: hij speelde de eerste viool in het studentenorkest en dirigeerde als de leraar afwezig was. De ernst en de fijngevoeligheid waarmee hij dat deed viel iedereen op, ook Antonio Salieri, toen de muzikale ster van het Weense hof. Je zou kunnen denken dat Franz een haantje de voorste was, een verwaand kereltje dat overal probeerde op te vallen. Niets is minder waar: hij was pijnlijk verlegen en enkel onder de bewonderende druk van zijn vrienden kwam zijn talent voor de buitenwereld te voorschijn, zeker zijn eigen composities.

    Hij was toen inderdaad al eigen muziek aan het schrijven, zijn eerste werk in de chronologische catalogus die O.E. Deutsch in 1951 publiceerde, dateert van 1810, hij was toen dus 13. Drie jaar later brak zijn kinderstem. Hij moest dus het Konvikt verlaten, maar bleef les volgen bij Salieri. Ondertussen studeerde hij voor onderwijzer, zoals zijn vader, en gaf les in dezelfde school. Voor militaire dienst bleek hij te kort van gestalte.

    In die jaren tussen zijn zestiende en zijn achttiende schreef hij enorm veel, zowel kamermuziek als symfonieën, missen, zelfs een hele opera. Verbazingwekkend is het aantal liederen dat hij schreef: letterlijk honderden per jaar! Sommige daarvan waren echte meestersukjes en worden nu nog steeds gezongen: Greetje aan het spinnewiel, Stille zee, Heideroosje, om ze in het Nederlands te noemen, maar vooral Erlkönig, telkens op gedichten van Goethe.

    Met die liederen komen we bij een van de meest typische kenmerken van Schubert. Hij hield vooral van het ingekeerde, intieme, gevoelige werk, niet van geschetter en lawaai en bombastisch gedoe. Hij was een echte romanticus. Maar wat bedoelen we daarmee?

    De Romantiek begon laat in de 18de eeuw, dus even voor de geboorte van Schubert in 1797 en duurde tot een eind in de 20ste eeuw, zeg maar tot de eerste wereldoorlog in 1914, al zijn er uitlopers tot op onze dagen… Het begon als een voorkeur voor het ongewone, het niet-alledaagse, het eigenaardige. Zeer veralgemenend kan men zeggen dat in de Romantiek de emoties belangrijker zijn dan het verstand, de rede; het aanvoelen van de dingen en toegeven aan ingevingen belangrijker dan de vaste vorm en orde. Niet dat men zo maar in het wilde weg te werk ging: geen kunst zonder methode en discipline. Maar men gebruikte de technieken om nieuwe vormen te vinden, origineel te zijn, veeleer dan het oude na te bootsen. De natuur vormde een voortdurend veranderende inspiratie, een vrij en onbevangen milieu, wars van menselijke conventies en burgerlijkheid. Ook het verleden, bij voorkeur de ridderlijke en hoofse middeleeuwen, werd als een ideaal voorgesteld, net als verre landen en onbereikbare idealen. Ten slotte was ook het nationalisme een typisch kenmerk: men zocht bevrijding van de dwingelandij van buitenlandse overheersers, desnoods met wapengeweld, denk maar aan onze eigen Brabantse omwenteling en de onafhankelijkheid van België in 1830.

    Soms wordt Schubert nog afgeschilderd als een typische salonfiguur uit die kleinburgerlijke periode tussen 1810 en 1850: braaf, sentimenteel, zoeterig, verwijfd zelfs. Zijn meest bekende portret toont een veeleer papperig ventje, met krulletjes en een brilletje en een overdadig pak. De werkelijkheid is anders. Zowel in zijn muziek als in zijn privé-leven was hij veeleer een beeldenstormer, die zich verwoed afzette tegen de bestaande orde en die ook met zijn muziek grenzen verlegde die door bijvoorbeeld Mozart en Beethoven waren getrokken.

    Toen een rol als onderwijzer uiteindelijk niet lukte, werd Schubert een wat marginale figuur, zonder eigen inkomen, steeds te gast bij vrienden of weldoeners, niet in staat een gezin te stichten omdat hij geen vrouw en kinderen kon onderhouden. Hij speelde hier en daar bij families en bij allerlei gelegenheden, trok op met zangers, muzikanten, dichters, schilders, filosofen, schrijvers, politici, zat dan graag aan de piano om te begeleiden of solo te spelen, nam deel aan verhitte debatten over de problemen van die dagen, trok naar de buiten op uitstap of vakantie als hij een goed aanbod kreeg, en componeerde ondertussen van ´s morgens tot diep in de nacht.

    Zijn succes voor het grote publiek was beperkt. Slechts een heel klein stukje van zijn enorme productie bereikte de buitenwereld, en ook dat sloeg slechts af en toe echt aan. Al zijn pogingen om zijn muziek gedrukt te krijgen, en dus verkocht, mislukten. Pas in 1821 kon “Erlkönig” door toedoen van enkele vrienden te koop aangeboden worden, met succes, trouwens, en van dan af werden zijn meest bekende stukken ook gedrukt. Zoals het wel meer gaat, werd zijn muziek een echte rage in de betere kringen van Wenen, met huisconcerten bij rijkelui met alleen maar muziek van Schubert, de befaamde Schubertiades. De grote concertzalen bleven voor hem gesloten, al had hij dan bijvoorbeeld al zeven symfonieën geschreven. Hij bleef ook proberen om het publiek te veroveren met een opera, een ontspanningsvorm die toen zeer populair was. Tevergeefs.

    Aan het einde van 1822 werd Schubert ziek: syfilis, de AIDS van die tijd. Hij trok zich terug uit het uitgangsleven maar componeerde onafgebroken. Hij verbleef een tijd in een hospitaal, probeerde nogmaals een opera opgevoerd te krijgen, maar weer zonder succes. Aan het begin van 1824 zat Schubert echt aan de grond: hij bezat geen cent, was ziek en depressief door het uitblijven van succes en erkenning. Toch bleef hij muziek schrijven die we nu tot zijn meesterwerken rekenen, onder meer het strijkkwartet “Der Tod und das Mädchen”, enkele jaren geleden nog de soundtrack van een boeiende film over een Zuid-amerikaanse folteraar en zijn vrouwelijk slachtoffer.

    Stilaan begonnen zijn inkomsten te stijgen door de verkoop van zijn muziek en door opvoeringen in beperkte kring. Schubert moet al die tijd zelf wel overtuigd geweest zijn van zijn kwaliteiten, ook al omdat hij bij vrienden, kennissen en mecenassen zoveel steun en bewondering ondervond. Maar in Wenen was je pas iemand als je ook in de grote theaters en concertzalen gespeeld werd, en als je een belangrijke benoeming kreeg aan het hof. Voor dat laatste was Schubert misschien niet ‘gepolijst’ genoeg, te eigenzinnig, te weinig burgerlijk, een vrijbuiter die met artiesten omging en een zeer vrij leven leidde.

    In 1827 overleed Beethoven. Schubert was daardoor fel geschokt, en in zijn laatste werken zien we duidelijk dat hij probeerde in de voetsporen te treden van deze componist die hem steeds geïnspireerd had, zonder dat men van slaafse volgzaamheid kan spreken.

    In 1828 schreef hij opnieuw een reeks meesterwerken, en op 26 maart van dat jaar gaf hij het enige openbare concert van zijn hele leven. Het was zowel financieel als artistiek een geslaagd optreden, zodat hij zich voor het eerste een eigen piano kon aanschaffen!

    Maar Schubert was ondertussen zwaar ziek, en zijn onafgebroken intense arbeid als componist en uitvoerder had hem fel verzwakt. In oktober liep hij een infectie op door het drinken van onfris water. Hij stierf in Wenen op 19 november 1828, omringd door zijn broers en zijn vrienden. Hij was amper 31. Op zijn zerk stond dit vers te lezen: De Muziek heeft hier een rijke schat begraven, maar een nog rijkere hoop.

    Schubert staat op de grens tussen de ‘klassieke’ periode van Haydn, Mozart en Beethoven en de volle romantiek, met Schumann, Chopin en Wagner. Zijn zeer oorspronkelijke, gevoelige muziek gebruikt nog hoofdzakelijk de klassieke vormtaal, maar dan in een vernieuwende en zeer eigen benadering.

    Zoals gewoonlijk stel ik dan de vraag: kennen we iets van Schubert? En ja, ook nu is het: ja hoor! Misschien kennen de jongsten onder ons het populaire lied Heidenröslein niet, of het macabere Erlkönig. Maar wie kent de Forel niet? Er is een lied met die naam, en ook een kwartet, waarvan de trage beweging het lied herneemt. En dan is er die ongelooflijk mooie liederenkrans De mooie molenaarsdochter, Die schöne Müllerin, waaruit we zeker allemaal al eens een lied gehoord hebben.

    Schubert was een muzikaal natuurtalent, een nooit opdrogende bron van melodieën, een zanger die steeds weer nieuwe taferelen voor ons schildert, nieuwe emoties suggereert. In zijn korte leven schreef hij meer dan 1500 composities, waaronder 600 liederen, 500 pianowerken, waarvan sommige ruim drie kwartier duren, 100 vocale werken, met onder meer 17 opera’s en zeven missen, 80 werken voor kamerensembles en 10 symfonieën. Het is een onuitputtelijke bron van vreugde en verfijnd muzikaal genot, ook voor mensen van de 21ste eeuw, jong en oud. Waag de sprong, haal een CD uit je rekken of uit die van de bibliotheek, je zal niet teleurgesteld zijn. Of je nu een symfonie kiest, een pianosonate, een fantasie, een lied, een kwartet of kwintet, ik verzeker je dat je ervan zal genieten. Dat wens ik je alvast toe.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Bidden
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!