mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
12-01-2007
etymon: agnosticus
Er zijn altijd al mensen geweest die een probleem hadden met religie, met de kerk en met God. Ik schreef hier al eens, onder de titel Homo sapiens, over de naam die men geeft aan on-gelovigen. Ik vermeldde daarbij ook de agnost of agnosticus. Op die term wil ik hier nog even terugkeren.
Het is een van die zeldzame termen waarvan we weten wie hem heeft gemaakt en wanneer. De dader is de Brit Thomas Huxley (1825-1895), vader van de schrijver Leonard Huxley en de grootvader van de schrijver Aldous Huxley, de fysioloog Andrew Huxley en de UNESCO-directeur Julian Huxley. Hij was arts van opleiding en combineerde zijn werk met wetenschappelijk onderzoek. Toen Darwin in 1859 eindelijk zijn beroemde Origin of Species publiceerde, vond Huxley daarin de wetenschappelijke gronden voor wat hij zelf in zijn opzoekingswerk had vastgesteld. Hij werd de belangrijkste verdediger van de opvattingen van Darwin, hij kreeg daarvoor zelfs de bijnaam van Darwins bulldog, Darwin zelf was een zeer timide man. Vandaag draagt de Amerikaanse wetenschapper en auteur Richard Dawkins, van wie ik onlangs nog The God Delusion vermeldde, de analoge eretitel van Darwins pit bull. Waarom het Nederlands van die eerste Engelse hond een buldog gemaakt heeft met één l, en van de tweede een pitbull, aaneen geschreven en met tweemaal l, dat is zo een van de raadsels van de Taalcommissie.
Terug naar onze agnosten.
Op een bijeenkomst van de Metaphysical Society in London in 1869 stelde Huxley vast dat de wetenschappers die daar vergaderden zich allemaal een of ander soort ist noemden: deïst, theïst, atheïst, pantheïst Ze waren ook allemaal heel zeker van zichzelf, ze wisten hoe de vork in de steel zat. Huxley had de oude zekerheden al in zijn jonge jaren achter zich gelaten onder invloed van zijn werk, maar had er geen nieuwe gevonden: hij wist niet hoe de vork in de steel zat, en of er wel een vork was, en een steel. Hij was onzeker. Een beetje als een grap noemde hij zich agnostic, letterlijk iemand die niet weet, met een geamuseerde verwijzing naar de Gnosis en het gnosticisme, een naam die men geeft aan een stroming rond het begin van onze jaartelling, waarbij men kennis (Gnosis) kon krijgen van mysteries en het goddelijke via een esoterische geheime leer. Huxley vond dat men over God eigenlijk niets kon zeggen: als er iets bovennatuurlijks is, dan ligt dat zonder meer buiten ons bevattingsvermogen, wij kunnen alleen kennen wat binnen de natuur van de mens ligt. We kunnen niet eens zeggen of er een God is of niet, we kunnen daarover geen mening uitspreken, we hebben daarvoor geen gegevens. Dat was zijn agnosticisme, en het heeft sindsdien tal van bekende en belangrijke mensen aangesproken.
Ook ik was lang op zoek naar een term om mijn opvattingen over het bovennatuurlijke samen te vatten, ik wilde ook wel een naam voor mijn opvattingen. Agnosticisme leek me een passende omschrijving en dus was dat het woord dat ik in gesprekken gebruikte om over mezelf te spreken. Ik merkte trouwens dat ik niet de enige was.
Maar er is iets aan de hand met die term, dat heeft Huxley zelf nadien ook ingezien. Want als we over dat bovennatuurlijke niets kunnen zeggen, niet eens of het er is, als we er niets over weten, als het geen enkele rol speelt in de natuur of in ons leven, wat is dan het verschil met niets? Emeritus professor Etienne Vermeersch legt ook regelmatig de vinger op die wonde in gesprekken met collegas en opponenten: natuurlijk geloven de mensen niet meer in de God met de lange witte baard, natuurlijk zijn ze het niet eens met al wat de paus zegt, maar ze geloven nog, zonder goed te weten wat, ze geloven in iets, dat er iets is. Hij noemt dat vrolijk het ietsisme, en dat is eigenlijk wat het agnosticisme ook zegt: het is mogelijk dat er iets is buiten de mens en de wereld, maar meer dan dat kunnen we niet zeggen.
Stellen dat we de mogelijkheid moeten open houden voor het bestaan van iets waarmee we dan voor de rest absoluut geen rekening moeten houden, waarvoor kan dat wel goed zijn? Huxley heeft later duidelijk gesteld dat hij ervan overtuigd was dat alles wat de godsdiensten over God zeggen, niet aanvaardbaar is. Maar hij heeft zich nooit een atheïst genoemd.
Dat woord, atheïst, heeft altijd al een zeer negatieve bijklank gehad en dat is nog altijd zo en nog altijd even volkomen ten onrechte. Maar nog altijd aarzelen mensen om luidop te zeggen of op papier te zetten dat ze atheïst zijn, en dus gebruiken ze een eufemisme, en dat eufemisme is vaak: agnosticus, dat klinkt beter, dat aanvaardt men, dat stoort niemand, men weet niet heel goed wat het is, het laat ergens een achterpoortje open, het is niet echt anti of zo.
Maar het is een beetje oneerlijk, vind ik, een soort mentaal voorbehoud. Ik denk dan aan Clinton, die volhield dat hij geen seks had gehad met zijn medewerkster, het was maar een blow job; of aan priesters die wel misdienaars misbruikten, een verwerpelijk eufemisme voor verkrachten, maar geen seks hadden met vrouwen, want dat was tegen het celibaat. Vandaag vindt men dat seks mét condoom eigenlijk geen seks is: het is maar spel, tijdverdrijf, amusement.
Dat er dingen zijn die we niet kennen, akkoord. Misschien zullen we zelfs nooit alle dingen helemaal kennen en doorgronden, nog altijd akkoord. En dat overweldigend bewustzijn van de wereld maakt ook mij nederig, maar ook extatisch; zeggen dat er evenwel dingen bestáán die we nooit kúnnen kennen, dat gaat te ver voor mij, tenzij dat men erbij zegt: en die dingen hebben ook geen enkel belang; dan gaat het om een vrij steriel 'filosofisch' onderscheid en als dat iemand gelukkig maakt, vooruit dan maar.
De godsdienst daarentegen zegt iets helemaal anders: er is wel degelijk iets bovennatuurlijks, en hoe raar het ook mag klinken, wij kunnen dat bovennatuurlijke ook kennen, want het spreekt tot ons! Zoals de Leuvense filosoof-psycholoog-theoloog-priester en emeritus professor Antoon Vergote zeer duidelijk stelt: het christendom is een openbaringsgodsdienst, God spreekt tot de mens. Het bovennatuurlijke is niet onbelangrijk, integendeel, het is het belangrijkste dat er is. Dat is theïsme, dat is geloof, dat is religie. En dat is ook de kritiek van Etienne Vermeersch op zijn gelovige gesprekspartners: zij zijn niet overweldigd door hun geloof, God is niet het belangrijkste in hun leven, het bovennatuurlijke neemt in hun leven niet de plaats in die het zou moeten krijgen als ze echt zouden geloven dat het bestaat. Geloven in ergens iets is iets anders dan geloven in God. Misschien is iets ook maar een eufemisme voor niets.
Laten we dus eerlijk zijn. Wie niet gelooft in God is geen agnosticus, maar een atheïst.
Overigens zal ik proberen om in het vervolg in mijn hoofdlettergebruik consequent te zijn. Ik zal God met een hoofdletter schrijven als ik de God van het christendom bedoel, en Allah voor die andere en zo verder. Maar ik zal god van zijn kapitaal beroven als ik het heb over datgene wat de mens zich als een bovennatuurlijk iets heeft ontworpen. Daarmee zal ik toch niemand tegen de haren in strijken, meen ik.
11-01-2007
zwart/wit
In discussies hoor je vaak het verwijt maken dat men de dingen teveel voorstelt in zwart en wit: men is niet genuanceerd genoeg, met heeft geen oog voor andere, minder extreme standpunten, voor compromis. En vaak is dat verwijt zeer terecht.
Neem nu de discussie over de fraude bij de marine. Lang nadat de uitspraak zal gevallen zijn, zal men blijven praten over wat er nu precies gebeurd is, waar fouten gemaakt zijn, waar de schuld ligt. Het gebeurt maar zelden dat er één booswicht is, die willens en wetens en helemaal op zijn eentje een misdaad begaat. Er zijn altijd wel omstandigheden, soms verzachtend, soms verzwarend. Maar de media en de mensen die de media volgen houden niet van genuanceerde standpunten. Zij willen sensatie, sterke verhalen, verontwaardiging, schuldigen. Zwart-wit dus. Aan de ene kant de slechten (zij), aan de andere kant de goeden (wij).
Die manier van denken zit bij ons ingebakken. Wij denken in tegenstellingen. Zwart wordt pas duidelijk als we er wit tegenover plaatsen. Een film als The Third Man haalt zijn hele kracht uit de zwart-wit-beelden en uit de scherpe tegenstelling tussen goed en kwaad. De schuldige moet veroordeeld worden, de onschuldige gaat vrijuit. En als dat niet gebeurt, dan is het hommeles. Zola schreef zijn Jaccuse! om de onschuldig vervolgde Dreyfus te verdedigen. En de honderdduizend misdaadromans en films die elk jaar verschijnen zijn precies met die vraag bezig. Goed en kwaad.
Maar er is ook mooi en lelijk. Kunst of geen kunst. Waardevol of banaal, en ga zo maar door. En vaak worden die categorieën met elkaar verbonden. Wit is mooi, zwart lelijk. Blanken en zwarten. Gelovigen en anders- of niet-gelovigen. Of man en vrouw
Wij denken in tegenstellingen, ook waar er geen zijn, dan vinden we ze wel uit. De eigenheid wordt benadrukt ten koste van de eigenheid van de andere. De verschillen worden benadrukt, overdreven, mensen vechten totterdood over die verschillen, die bij nader toezien of achteraf zo ongelooflijk onbelangrijk blijken te zijn. Wij zeggen voortdurend: tis teen of tander, hé! terwijl het meestal teen én tander is, letterlijk en figuurlijk.
Het kwaad zit soms waar je het minst verwacht: bij priesters, bijvoorbeeld, bij dokters en bij hulpverleners. Het goede is nooit helemaal afwezig, zelfs Stalin en Hitler konden ontroerd worden door muziek.
Wij leren leven met oplossingen die niet zwart of wit zijn. Man of vrouw, maar ook hetero of homo. Presidenten en koningen die een relatie hebben buiten het huwelijk. Atheïsten aan het hoofd van het land. De kerk in verval, zonder dat de wereld er slechter op wordt. Samenleven met andersdenkenden, anderssprekenden, andersgekleurden, andersvrijenden
Geen zwart of wit, maar de regenboog.
10-01-2007
Sint
Sinterklaas is terug naar Spanje, de Kerstman naar Lapland, pakjestijd is voorbij en al de misplaatste geschenken bieden we voor een prikje aan op eBay. Tijd om even stil te staan bij dat vreemde gebruik om onze kinderen niet zelf geschenken te geven, maar dat toe te vertrouwen aan sprookjesachtige figuren. Dat er ooit een echte Sinterklaas is geweest is daarbij van niet veel belang: enkel in sprookjes wordt er s nacht met paarden over de daken gereden en komen geschenken onbeschadigd via de schouw naar binnen.
Wellicht is het precies dat sprookjeselement dat een emotionele meerwaarde biedt voor jonge kinderen. Het ongewone, mysterieuze, ongelooflijke maakt van die jaarlijkse gelegenheid iets heel speciaals. Maar het blijft toch vreemd, al bij al, dat we hen zo bewust en fanatiek iets wijsmaken, want voor het overige zijn we nogal zakelijk in onze omgang met onze kinderen. Voor een goed rapport is er een beloning, voor een slecht daarentegen Het blijft ook beperkt tot het allerjongste volkje, want eens ze op school van stoere vriendjes de bevestiging gekregen hebben van wat ze toch wel al vermoedden, dan is de pret eraf en begin het gesjacher met de ouders over dit of dat geschenk en wat het mag kosten.
Ik denk dat dit een van de meest hardnekkige overblijfsels is uit vroegere tijden, toen het magische nog een heel belangrijke rol speelde in het dagelijks leven. En dat is niet zo heel lang geleden. Men was tot voor kort in brede lagen van de katholieke bevolking overtuigd dat men door gebed, vasten, bedevaarten, offers en vroomheid de gebeurtenissen en zijn eigen lot kon beïnvloeden. Er werden eieren naar de Arme Klaren gedragen, men deed bedevaarten voor genezing en bad voor de goeie uitslag van zijn kinderen. De kerk deed daar vlot aan mee: giften werden vlot aanvaard, bijvoorbeeld onder de vorm van misintenties. Zelfs wonderen gebeurden echt, ook nu nog, in Lourdes bijvoorbeeld. God kon wel degelijk ingrijpen in deze wereld, hij was niet gebonden aan de natuurwetten en hij luisterde wel degelijk naar wat de gelovigen hem vroegen. Nog langer geleden, in de Middeleeuwen, was het wereldbeeld van zowat iedereen, behalve enkele meteen verdachte uitzonderingen, ronduit magisch, wat onder meer tot uiting kwam in de infame heksenprocessen in de zestiende en zeventiende eeuw. De wetenschap heeft dat over een periode van eeuwen uitgeklaard, vandaag gelooft niemand hier nog in wonderen.
En toch doen zelfs de meest rabiate atheïsten en sceptici mee aan die al bij al wat dwaze bedoening rond de Sint en Zwarte Piet en/of de Kerstman. De burgemeester van Antwerpen doet voor een derderangsacteur met mijter en baard zelfs een wit hemd en das aan, dat doet hij niet eens voor een echte koning. Elk jaar neemt de hele toestand nog uitbreiding, het budget ervan is niet meer te schatten, zeker ook in Amerika niet. Iedereen houdt vast aan die traditie, daarover vragen stellen is totaal ongepast. Je mag wel beweren dat je niet in God gelooft, je mag de kruisen uit openbare gebouwen verwijderen, maar aan de Sint wordt niet geraakt, je moet al een regelrechte Scrooge zijn, hét schoolvoorbeeld van de misantroop.
Vreemd, eigenlijk, of toch niet?
09-01-2007
Alphonse Mucha
Tijdens de kerstvakantie trokken we naar Luik; Lut had ergens gelezen dat er een tentoonstelling was over Mucha (1860-1939), de Jugendstil of Art Nouveau-kunstenaar die we vooral kennen van zijn affiches. De NMBS bood een weekeindticket aan voor een zeer zacht prijsje en op een half uur rijdt de trein van Leuven naar Luik. Het was ons eerste bezoek aan die stad. Meteen zag je het verschil met wat we hier in Vlaanderen gewoon geworden zijn: Luik ziet eruit zoals Leuven en tal van andere Vlaamse steden dertig jaar geleden: een beetje verwaarloosd, een beetje sjofel, wat getekend door de tijd en niemand die er wat aan doet. Zo ook het museum: verouderd, povere voorzieningen, zeer beperkte permanente collectie, primitieve cafetaria, slecht voorzien winkeltje, vestiaire in het borstelkot, slaperig personeel.
Maar de tentoonstelling was prima! De hele zaal was eraan gewijd, in een goede opstelling en vooral: een groot aantal uitstekende werken in verscheidene media. Wat een meesterlijk artiest, zo kunnen tekenen en schilderen Ongetwijfeld heeft hij zichzelf herhaald, zeker in zijn commercieel werk zoals de affiches voor LU-koekjes, Moët-champagne, JOB-sigarettenvloeitjes en zo, met beelden van jonge vrouwen in zachte tinten en vloeiende lijnen, die ons in het geheugen gegrift staan. Maar ook zijn schilderijen zijn verbluffend mooi en wat hij met een simpel potlood kan, grenst aan het ongelooflijke, zo fijn, zo zeker: een natuurtalent en een geniaal ambachtsman. Er waren ook interessante fotos van de artiest in zijn studio.
We vonden een Italiaans restaurantje, goedkoop en goed, nog heel origineel en met een eentalig Italiaans menu; we namen dan maar een van de suggesties en dat viel goed mee, net zoals de huiswijn. Kleine koffie na, dan naar het station. Op de trein vonden twee jonge vrouwen, op de rand van de twintig of zo, dat ze de coupé moesten vergasten op luide hiphop uit een van die toestelletjes, was het nu een uitgebouwde GSM of een iPod, ik weet het niet, maar iedereen begon toch te protesteren, met succes, doch tijdelijk: toen de kaartjesknipper langskwam vroegen de jongedames of ze hun muziek mochten spelen en ja hoor! Het mocht. Op onze opmerkingen reageerde de jonge beambte dat hij het niet mocht verbieden, zolang het geen zware bassen waren. Ach, de jeugd, laten we maar blij zijn dat ze wat rebels zijn. Spijtig dat althans die twee zon slechte muzikale smaak hadden.
De tentoonstelling en het restaurantje aan het station kunnen we wel van harte aanbevelen.
07-01-2007
Vake, waarom...
Mijn twee zonen lezen mijn blog, noblesse oblige ofwel is het wat de Romeinen pietas noemden. Een mooi woord, dat, maar moeilijk te vertalen. Het is het gevoel dat men koestert voor zijn geliefden: ouders, kinderen, vrienden, weldoeners, maar ook het vaderland en de goden. In de katholieke godsdienst is het alleen dat laatste geworden en dan noemt men dat vroomheid, een begrip dat vandaag niet meer aan bod komt, vraag het eens aan jongeren onder de 20? Het heeft ook de betekenis van medelijden: men doet beroep op de pietas van iemand, op zijn of haar welwillendheid of medelijden. In het Frans heeft het alleen die betekenis: pitié! spaar me! In het Italiaans is het pietà, een woord dat we onmiddellijk associëren met dé Pietà van Michelangelo, het barokke, maar eigenlijk eerder klassieke beeld van Maria met het lijk van haar zoon op schoot. Toen kwade tongen beweerden dat Michelangelo niet zelf het beeld had gekapt, ging hij op een nacht zijn naam beitelen in het lint dat over Marias borst loopt. Zo was het meteen duidelijk.
Maar we dwalen af. Dirk, de oudste, durft al eens vragen stellen bij een of ander onderwerp dat ik hier aansnijd. Doet me terugdenken aan toen ze klein waren en vol vragen zaten: Vake, waarom al kregen ze dikwijls niet eens de tijd om te vragen, ik was voortdurend en ongevraagd uitleg aan het geven over van alles. Toen al
Laatst, bij het stukje over de winterwende, vroeg hij zich af waarom de dagen op zon rare manier beginnen te lengen: na 21 december blijft de zon nog een hele tijd elke dag wat later opgaan, de winst die we maken komt helemaal van het feit dat ze later ondergaat. Ik opperde toen dat het te maken had met de omloopsnelheid van de aarde om de zon, die niet constant is. De baan van de aarde is een ellips, geen cirkel. De wetten van Keppler bewijzen dat hoe dichter de aarde bij de zon is, hoe rapper ze beweegt. Zo komt het dat in november de zon een beetje vóór loopt op onze klokken, die natuurlijk altijd even rap lopen. En dan is er ook nog het effect van de scheve as van de aarde. En ten slotte is er ook de tijdsvereffening: de aarde draait om haar as in 23:56 uur; maar ze draait ook om de zon, en dus ziet ze de zon pas 24 uur later terug. Maar dat zij gemiddelden, omdat de aarde niet altijd even rap vliegt; in december, als we het dichtst bij de zon zijn, duurt een zonnedag wat langer.
Om het anders te zeggen: als de aarde een perfecte bol was met een as die loodrecht stond, en als ze in een perfecte cirkel rond de zon zou draaien, dan zou een zonnewijzer altijd gelijk lopen met een (goede) klok. Nu niet, dus. Het is niet altijd gemakkelijk om zich die complexe bewegingen van de planeten tegenover elkaar voor te stellen. Vroeger bouwden ze van die prachtige planetaria met koperen bollen en dan kon je het mooi zien gebeuren.
Een ietwat gewaagd afsluitertje?
Dirk ontmoette in een Engels boek het wat vreemde woord steatopygous. Hij houdt niet van auteurs die halve woordenboeken in hun verhalen proppen en ik ook niet, maar ik ben wel altijd blij als ik een nieuw woord ontdek. Zonder te pochen mag ik zeggen dat ik wel ongeveer wist wat er bedoeld werd. In het Vlaams zeggen we, een beetje seksistisch misschien, een schoon poepeke, in Eeklo zeiden ze: poepken boovn deirde, een uit-stekend achterwerk dus. De etymologie, Dirk, moet je bij je Grieks zoeken. Stear vinden we in stearine en betekent: vet; pygè is bil, in het meervoud dus: achterwerk, kont. Ik ontdekte ooit in de overigens perfect brave theologische bibliotheek in Leuven een (geschonken) boekje over callipygie, een eufemisme voor een vrij onschuldige seksuele afwijking die erin bestaat dat men van (afbeeldingen van) welgevormde kontjes houdt. Overigens is callipyge een naam voor een schapenras met dat kenmerk. Dikbil, zeggen ze over ossen en vaarzen. Steatopygous zeg je dus van iemand die goed in het vlees zit van achter. Op het gevaar af van naast seksistisch ook nog racistisch te worden, citeer ik het woordenboek: vooral bij de Hottentotten en in het algemeen het negroïde type zou dit verschijnsel prevalent zijn. En het is waar, zwarte mannen vinden dat blanken vrouwen op dat punt vaak te bescheiden gebouwd zijn en blanke mannen kijken vaak hun ogen uit op steatopygous zwarte vrouwen.
03-01-2007
eBay
Het moest ervan komen.
Sinds vele jaren kijk ik uit naar postuurtjes, zoals trouwe lezers ondertussen wel weten. Aanvankelijk waren dat huisjes. Dat was in de periode dat wij net gebouwd hadden, vandaar wellicht. We reisden toen vaak naar het zuiden van Engeland en Cambridge en Oxford, op zoek naar boeken, ook tweedehands en toen we de mooie miniatuurhuisjes daar vonden was ik er meteen weg van. Na wat omzwervingen na de scheiding staan de meeste nu weer bij mij.
Op een dag zag ik in een uitstalraam een beeldje van een jongentje in pyjama, lezend in een boek bij een kaars. Dat werd het tweede thema, later uitgebreid met lezende dieren, die vind je wel meer. Enkele jaren geleden was het een muzikantje dat ik niet kon laten staan en zo waren we weer vertrokken. Rond Kerstmis durf ik wel eens een engeltje kopen om in de boom te hangen, zeker als ze zingen of een muziekinstrumentje bespelen. En ja, ik heb ook een paar kabouters, maar die koop ik alleen als ze heel mooi zijn. En voor alles geldt dat het niet veel mag kosten, meestal blijf dat beneden de 10.
Maar als je al van alles hebt, en ik durf ze niet te tellen, eerlijk gezegd, dan wordt het moeilijker om nog wat te vinden. Op rommelmarkten en in brocanteries is de kwaliteit vaak bedenkelijk: gelijmd, recente made in China namaak, veel (sl)echte kitsch, alhoewel die soms aandoenlijk is. Hoe dan ook, toen ik onlangs op zoek was naar een mooie uitgave van Gibbons Decline and Fall of the Roman Empire (1776-), een klassieker die ik toch eens wil ter hand nemen, kwam ik op eBay terecht. Ik was daar af en toe nog wel eens gaan snuffelen, maar voelde me nooit geroepen om ook te gaan bieden. Het boek heb ik er wel gevonden, maar (nog) niet gekocht. Maar in de wat lege dagen rond Nieuwjaar zag ik enkele heel leuke beeldjes op eBay. Het begon met een ballerinaatje voor geen geld en er bleek niemand anders te bieden, dus het werd van mij voor minder dan 5, en ik weet al aan wie ik het cadeau zal doen.
Van het een kwam het ander. Ik ben nu lid van eBay en deze morgen bracht de postbode het eerste pakje, Lut en ik blij als kinderen en dat op onze gezamenlijke leeftijd van straks 125 jaar
Gisterenavond zaten we samen voor de PC te bieden. Misschien weet je hoe het werkt: er is een vraagprijs en dan kan je daarop bieden gedurende een vastgelegde periode; als er een hoger bod komt, krijg je daarvan een bericht. Je kan ook een maximumbod instellen en dan verhoogt eBay telkens het concurrerende bod met een halve euro, tot aan je maximum en als de concurrent daarover gaat, krijg je weer een bericht. Meestal begint het bieden pas goed in het laatste uur of zo, maar dan kan het wel rap gaan en spannend worden. Nog tien minuten zal de andere afhaken? moet ik mijn maximum niet verhogen? nog 5, 4 Oei, ik ben niet meer de hoogste bieder, doe ik nog mee? ik zit al 10 boven mijn eerste bod, maar het zou stom zijn als ik nu afhaak, toch nog maar één euro derbij, twee minuten geen reactie meer, nee ik heb het!
Ik heb ook in het buitenland enkele beeldjes gekocht op die manier. De verzendingskosten hier in België vallen best mee: ongeveer 4 voor een niet te zware zending met Taxipost. Vanuit Amerika is het wat duurder, maar als je geen air mail kiest en je wat geduld hebt, is het vaak niet duurder dan hier, wat toch verrassend is. We genieten van de hoge koers van de euro tegenover de dollar.
Kopen via eBay is dus een interessante bezigheid, die wel wat tijd vraagt, maar dat is voor een gepensioneerde geen probleem; zoals mijn Moeder placht te zeggen: binst dache dat doet, doede geen ander kwoad. Ik hoop dat de volgende beeldjes even goed aankomen als het eerste, dat was zo aandoenlijk en goed verpakt dat alleen iemand met liefde voor het postuurtje van amper 4 dat kan gedaan hebben, dank u, Reiner! Ook de financiële transacties lopen gesmeerd, rechtstreeks met overschrijving naar de bankrekening van de verkoper of via je betaalkaart en Paypal, de bemiddelaar van eBay zelf.
Lut vroeg zich wel af waar we dat allemaal moeten blijven zetten. Ik ben niet van plan om alle dagen beeldjes te kopen, zoals de laatste dagen; in het begin wil je het eens proberen, zien hoe het werkt en of het lukt, daarna wordt het wel weer rustiger, beloofd.
Maar eBay is echt meegevallen. Ook eens proberen?
31-12-2006
Thalassa, thalassa
Zo enkele keren per jaar gaan we een dagje naar zee. Meestal is dat in de winter, bijvoorbeeld op 16 januari, mijn verjaardag. Of als er een flinke herfststorm is. Nu was de aanleiding een vraag van een van de kinderen om samen de kerstvakantie wat op te vullen. Maar ondertussen had Muziekje andere plannen gemaakt, een reisje naar Madrid! Gisteren was de dag van de terugreis en de aanslag op de luchthaven aldaar zorgde voor wat alteratie bij Lut. Op een vertraging tot in de vroege uurtjes van deze morgen na is alles goed afgelopen.
We hadden dus een uitstap naar zee gepland en dus moest die ook maar doorgaan. We rijden dan van Werchter met de wagen naar Leuven, parkeren onder het station en gaan dan met de trein naar Oostende. Dit jaar was er een speciale aanbieding: een shoppingticket, 7 heen en terug, of 10 in eerste klas! De trein zat dan ook goed vol, ook in 1ste. Een aantal jongeren met net iets minder burgerzin dan de meesten hadden zich daar met een 2de-klasticket gewaagd, maar werden door een correcte maar gedecideerde beambte teruggewezen, er was nog plaats genoeg vooraan. We lezen wat, in dit geval ik het recente boek van Patricia De Martelaere over het Taoïsme, waarover later meer; Lut over de Holocaust, wat dacht je. Soms laat ik mij verleiden tot een spelletje scrabble, maar altijd verliezen van Lut is wel goed voor haar ego, iets minder voor het mijne.
In Oostende hebben we ook al een vast ritueel. We stappen van het station naar de haven, langs het klein strand, over de dijk langs het casino, dat eindelijk uit de steigers is, langs de venetiaanse galerijen en het protserige ruiterstandbeeld van de tweede Leopold en het braveburgerbeeld van de enige Boudewijn. Onderweg lezen we de zeegedichten in de bestrating en op de muren, genieten van de wind en de zee en de lucht, de enkele dappere en meestal erg handige vliegeraars en overleggen keuvelend waar we gaan eten. Een echt goed restaurantje hebben we nog maar één keer gevonden maar we vinden het niet terug We eten dan vis, liefst een gebakken zeetong voor mij, zo simpel, zo lekker en blijkbaar zo moeilijk om perfect te bereiden. Na de koffie gaat het naar het PMMK, het obligate letterwoord voor het provinciaal museum voor moderne kunst. Ze hadden het ook promuvomoku kunnen noemen, dus peeëmmekâ, zoals ze dat daar zeggen, valt nog mee. Er was weer een uitgebreide, heel verzorgde en interessante tentoonstelling: Ensor en de avant-garde, die dan ook veel volk trok in een mengelmoes van taalflarden. Het is een mooie presentatie van oude bekenden die je graag terugziet en af en toe een verrassing, al dan niet aangenaam. Steeds valt me op dat ik tussen al het moderne geweld meestal met intens genoegen terugval op de rustige kracht en de subtiele maar indrukwekkende kleuren van Gust De Smet en zijn vrienden van Sint-Martens-Latem.
Er was geen tijd meer voor de traditionele pannekoek (ik weiger die bekakte tussen-n te schrijven), we hebben de trein van kwart voor vijf nog net gehaald. Tegen acht uur zaten we thuis naar het nieuws te kijken.
Zijn we nu typische gepensioneerden?
Een afsluitertje op deze laatste dag van het jaar. Toen we klein waren, zeiden onze ouders ons op die dag traditioneel dat we eens naar de markt moesten gaan kijken, daar stond namelijk een manneke, en die had zoveel neuzen als er dagen in het jaar waren Toen ik zelf kinderen had, heb ik die traditie voortgezet. En nu stuur ik die de elektronische wereld in, misschien dat iemand het verhaal herkent en zoals ik terugdenkt aan zijn of haar jeugd.
De wetenschap zegt ons dat er op onze leeftijd geen molecule in ons lichaam meer is die nog dezelfde is als toen. En toch zijn we nog dezelfden, toch zijn we nog onszelf, omdat we ons herinneren.
Haec olim meminisse juvabit zei Horatius. Zijn typische doordenkende manier om te zeggen dat hij nu gelukkig was, bestond erin te bedenken dat hij later ooit (olim) met plezier (juvabit) zou terugdenken (meminisse) aan dat moment (haec).
Voorwaar.
29-12-2006
200 : Lincoln
Uit Houtekiet van Gerard Walschap herinner ik me dat de hoofdfiguur s zondags niet naar de mis ging. Althans, niet in de eigen parochie! Zo dwingend was de sociale druk toen, blijkbaar, dat zelfs de plaatselijke ongelovige het nodig vond om tersluiks toch aan de zondagsplicht te voldoen. Om zijn imago van ongelovige te behouden, deed hij alsof hij niet meer naar de mis ging, maar om zijn zieleheil veilig te stellen, wandelde hij elke zondag enkele kilometers naar een naburige parochie. Zo hypocriet was Vlaanderen toen, dat heeft Walschap goed gezien.
Ondertussen is er veel veranderd. Voor de sterk christelijk gekleurde en liturgisch ingeklede feestelijkheden van het jaar zijn er nu burgerlijke alternatieven. Iedereen viert Kerstmis en ook Pasen, al was het maar omdat er dan vakantie is. Ook zo voor Allerheiligen, dan is er herfstvakantie. Er zijn er ook wat weggevallen, precies omdat er geen vakantiedagen aan verbonden zijn: 15 augustus, de dag waarop men het feit vierde dat Maria mét haar lichaam opgenomen is in de hemel; Pinksteren, de nederdaling van de Heilige Geest over de Apostelen.
Maar al bij al is er niet zoveel in de plaats gekomen, er is vooral veel weggevallen. Als ik bedenk hoeveel tijd men vroeger in de kerk doorbracht en hoeveel we met godsdienst bezig waren op school
Blijkbaar is er een behoefte weggevallen, anders hadden we wel alternatieven gezocht.
Maar het is niet overal zo. In Mekka draaien drie miljoen bedevaarders in witte gewaden rond een meteoriet. Drie miljoen! De ramadan wordt vrij goed opgevolgd door de moslims, de feesten vrij uitbundig gevierd. Het moslimgeloof spreekt nog sterk aan. Er is daar nog godsdienstig fanatisme, iets dat hier zelfs de kardinaal niet over zijn hart kan krijgen. Zelfs de meest achterhaalde uitspraken van de paus zijn van een zachtaardigheid die je bij ayatollahs alleen maar kan wensen.
Ik las onlangs grote delen van Ludwig Feuerbach, The Essence of Christianity (1841), een vertaling van George Eliot, de Victoriaanse vrouwelijke auteur van onder meer Middlemarch. Het is geen eenvoudige lectuur, Duitse filosofie is nu eenmaal doorwrocht, om het nog vriendelijk te zeggen. De Engelse vertaling lijkt me eerder een hulpmiddel voor het verstaan. De basisopvatting van Feuerbach is dat de mens zich een God geschapen heeft en aan die God allerlei menselijke kenmerken heeft gegeven zodat hij perfect beantwoordt aan de noden en verzuchtingen van de mens. Dat wordt tot in de kleinste details uitvoerig toegelicht. Natuurlijk impliceert Feuerbach dat het dus zinloos is om het bestaan van een God te erkennen of zo een God te aanbidden, maar hij gaat enigszins voorbij aan de realiteit van die God die door mensen is gecreëerd. Als de mens behoefte had aan een God, aan die God, en bevrediging vond in zijn creatie, wat is er dan verkeerd? Misschien is dat beter dan bijvoorbeeld alcoholisme, een kwaal die vooral de arbeiders vroeger veel sterker teisterde dan nu. Godsdienst, de opium van het volk, is misschien te verkiezen boven opium zelf? En als de behoefte aan de illusie van God en aan godsdienst wegvalt, dan vallen misschien ook God en godsdienst weg, zoals we hier bij ons zien?
Godsdienst, zoals die toen beleefd werd, moet voor een intellectueel van het kaliber van Feuerbach -en voor zovele anderen, overal ter wereld- een ongelooflijke belediging geweest zijn, net zoals het moslimfanatisme nu voor ons, onkerkelijke westerlingen, totaal onbegrijpelijk en zelfs verfoeilijk is. Hij moet geloofd hebben dat zijn scherpe analyses al zijn lezers overtuigd zouden hebben van zijn gelijk. Niet dus. De tijden waren er nog niet rijp voor, het heeft weinig zin mensen te willen overtuigen dat hun behoeften emotioneel of irrationeel en dus verwerpelijk zijn. Je moet wachten tot de behoefte aan de illusie wegvalt.
Wat zal er van de kerk in Vlaanderen overschieten binnen honderd jaar? Hoe zal de islamwereld evolueren als de welvaart daar gaat stijgen?
Ik althans geloof dat we de goede weg opgaan, ik kan niet aanvaarden dat we terug kunnen naar hoe het vroeger was, onder de tsaren, de Nazis of Stalin of de koude oorlog, bijvoorbeeld. Ik geloof ook niet in een globale islamisering of de overwinning van het christelijk fundamentalisme in het westen. Want Abraham Lincoln, Amerikaans president 1861-65, zei het al:
It is true you may fool all the people some of the time; you can even fool some of the people all the time; but you cant fool all of the people all the time.
Op 15 april 1865 werd hij vermoord door een politiek tegenstander. Hij was de eerste Amerikaans president die dat overkwam, maar niet de laatste, zoals we weten. Laten we dus toch maar voorzichtig blijven.
Dit was mijn 200ste bericht.
25-12-2006
Kerstdag
Kerstdag, vandaag. Zoals iedereen hebben we gisteren met (een deel van) de familie goed gegeten en een glas gedronken. Het is wat prozaïscher dan in onze kindertijd, maar dat is misschien maar een gedacht, we zouden het de kinderen van nu moeten vragen, maar die kunnen dan weer niet vergelijken, en wij wel.
De christelijke versie van het feest van het terugkerend licht is eigenlijk goed gevonden: wat kan er beter het keerpunt van het jaar verbeelden dan een geboorte? Alleen is het spijtig om te zien hoe men daarvan dan het kind Jezus gemaakt heeft, het licht der wereld, de Christus koning. Het is nadien uitgegroeid tot een personencultus zoals er in de geschiedenis geen andere of gekkere is geweest. Hoeveel afbeeldingen van het kind in de kribbe zouden er gemaakt zijn? De verafgoding van Christus en van de heiligen werd al door de protestanten aangeklaagd. De boodschap van het evangelie is inderdaad moeilijk in overeenstemming te brengen met de pracht en praal en met de macht van de kerk. Dat is nu ook nog zo: wat je in Rome en in andere kathedralen opgevoerd krijgt, spreekt niet meer aan, in tegendeel. In Turkmenistan is de dictator begraven, met dezelfde pracht en praal.
Wij hier in Vlaanderen kunnen ons dat niet voorstellen, wij zijn veel bescheidener. Het is moeilijk om in onze geschiedenis echte helden aan te wijzen: Breydel en De Coninck, een slachter en een wever, sluiten meer aan bij onze aard. Ook in de kerstverhalen valt dat op: Suskewiet, Pietje Veugel en Schrobberbeek in En waar de sterre bleef stille staan... van Timmermans zijn haveloze marginalen en geven hun magere opbrengst van het sterrezingen af aan een gezinnetje van zwervers of zigeuners; er zijn andere voorbeelden van hedendaagse bewerkingen, met een kind dat geboren wordt in een ambulance onderweg naar het ziekenhuis.
Wij kennen ook zo geen personencultus. De massale opkomst bij de dood van Boudewijn was een uitzondering, na een paar dagen was alles weer gewoon. Als hier iemand zijn nek uitsteekt, zeggen we al gauw: pas maar op, hoogmoed komt voor de val. Of volkser: zijne kak stinkt zo hard als die van u en mij. Wij kijken meewarig naar overdreven luxe. We sparen liever dan dat we het geld laten rollen. We herinneren ons uitspraken van onze ouders als: ghebt genen oorlog meegemaakt
En ondertussen genieten we toch maar van al wat goed is in deze wereld, en dat is voor zowat iedereen heel veel, meer dan we ooit voor mogelijk gehouden hebben.
Bij Aldi heb ik enkele jaren geleden een elektronisch weerstationnetje gekocht; ik zie in de reclamefolders dat het weer te koop is. Je krijgt de binnen- en buitentemperatuur, met minima en maxima; de vochtigheidsgraad binnen en buiten; de datum en het uur, radiogestuurd, dus altijd juist op de seconde en aangepast aan zomer- en wintertijd; de luchtdrukevolutie en de weersvoorspelling; de opkomst en ondergangstijd van de zon en de lengte van de dag; de maanfazen. Na de langste nacht is er een symbooltje verschenen: een smiley.
De dagen zijn aan het lengen!
22-12-2006
homo sapiens
Mensen verzetten zich nog al eens tegen het opgeplakt krijgen van een etiket. Als de Vlaamse minister-president (wat een zielig woord: geen eerste minster, geen president) pleit voor meer Vlaamse autonomie, haast hij zich om erbij te zeggen dat hij geen separatist is. En niemand, zelfs niet zij die roepen eigen volk eerst, wil racist genoemd worden (in hun geval enkel omdat ze dan hun toelage verliezen). Homos en lesbische vrouwen aarzelen om zich zo te (laten) noemen en gelijk hebben ze: het zijn gewoon mensen, hun seksuele voorkeur is niet relevant voor de meeste van hun contacten met hun medemensen.
En toch voelen wij mensen af en toe de behoefte om voor een of andere overtuiging uit te komen, zich te outen, zeggen we in het Vlengels. Dat kan door een symbool te dragen: een geknoopt rood aids-lintje, een Palestijnse sjaal, een reggae-kapsel, een A met sterretjes, een vakbondspet en -kazuifel, er zijn er zo veel.
Het kan ook met woorden: ik ben een groene jongen; ik ben een motard; is speel viool; ik ben een wandelaar; ik ben gelovig. Of negatief: ik ben tegen Europa, of tegen Israël, of de Islam; ik ben tegen kernenergie, ik ben een anti. Tijdens het studentenprotest in Leuven in 1964 droegen we een paars en een zwart lintje: we waren tegen de bisschoppen, en wat later was het een kernraket met een streep erdoor. Nu zie je wel eens een doorgehaalde sigaret.
Het kan ook zijn dat we een neutrale positie willen duidelijk maken: ik ben a-politiek, ik doe niet aan politiek. Iemand die niet gelovig is, heeft te kiezen uit een ruime waaier van etiketten.
Gelovigen zelf noemen zo iemand een ongelovige, maar dat is louter negatief en het wordt ook nog altijd zo aangevoeld, het is geen naam die je met trots draagt. In de Islam is het zelfs het zwaarste scheldwoord dat je iemand kan toeslingeren: hem of haar wacht de doodstraf. Dus liever niet
Een atheïst dan? Theos is Grieks voor God. Een atheïst is dan iemand die niet in God gelooft; dat noemt men het zwakke atheïsme. Iemand die het bestaan van God nadrukkelijk ontkent behoort tot het sterke atheïsme. Een agnost (letterlijk: niet-kennende) beweert dat wij over God geen zinvolle uitspraken kunnen doen, in positieve of negatieve zin. Je hoort ook wel eens spreken over vrijdenkers: zij stellen dat de mens in zijn denken niet mag gehinderd worden en enkel geleid door de logica en de wetenschappelijke methode, dus wars van alle dogmas, gezagsargumenten of vooringenomenheid. Anderen noemen zich humanist (humaan= menselijk), of secularist (saeculum= eeuw; men gelooft enkel in de tijd, het hier en nu, niet in een persoonlijk eeuwig leven na de dood). Aanhangers van lekenfilosofie en -moraal (leek komt van laicus, laikos en betekent oorspronkelijk: volks, maar in de kerk: niet tot de priesterlijke stand behorend) aanvaarden evenmin het bestaan van God en zijn ook niet religieus, soms zelfs anti-godsdienstig. Sceptici (van het Grieks voor kijken, onderzoeken) aanvaarden ook enkel het wetenschappelijk onderzoek als methode en geloven niet in bovennatuurlijke dingen.
Deïsten aanvaarden wel een God, maar enkel als een soort demiurg, een schepper van de wereld, maar die daarna niet meer actief in die wereld ingrijpt; de wereld moet uit zichzelf begrepen worden, volgens de regels van de wetenschap.
Uit deze opsomming en uit verdere studie over het ontstaan van al deze benamingen in de loop van de geschiedenis, blijkt dat er steeds mensen geweest zijn die afstand namen van religie en die het bestaan van God in vraag stelden. Daarmee plaatsten zij zich meestal meteen buiten de gemeenschap, want die was hier in het Westen in zeer belangrijke mate religieus, wat dat in de praktijk ook moge betekend hebben. Deze ongelovigen hebben zich ook nooit echt verenigd onder één vlag, er is nooit een niet-gelovige massabeweging tot stand gekomen. Zelfs in landen waar het geloof verboden werd, zoals de Sovjet-Unie en de satellietstaten, bleef het toch latent aanwezig en was er geen specifieke, algemeen aanvaarde en herkenbare moraal of ideologie.
Het lijkt erop dat het alternatief voor God en godsdienst gewoon de afwezigheid van God en godsdienst is, en niet iets dat ervoor in de plaats komt. Bevrijd van extern gezag wordt de mens gewoon zichzelf, geen kind meer van God de Vader, maar een autonoom wezen dat op eigen benen staat in de wereld en verantwoordelijkheid opneemt voor zijn eigen doen en laten.
Alle negatieve benamingen lijken dan ongepast. Een vrij mens noemt men niet een niet-slaaf (al heeft men dat eeuwen lang wel gedaan). Dus geen atheïst, geen agnosticus, geen ongelovige. Ook termen als secularist of leek, die enkel aanduiden wat men niet is, voldoen niet, net zomin als humanist en scepticus, want een humaan mens is een tautologie en iedereen die kan zien moet ook kijken, en een onvrij denker is een contradictio in terminis.
Maar dan zitten we op een weer (dat is Vlaams voor een kwast of een knoest, een harde, donkere plek in het hout waar een tak vastzat op de stam; als je met een (hand-) zaag op een weer zit, dan zit je vast). Een goddeloze mens is gewoon een mens. Homo sum, humani nil alienum a me puto, zei Terentius al 150 jaar voor onze tijdrekening. Ik ben een mens en niets menselijks is me vreemd. Homo sapiens, het dier dat denkt.Maar dan heb ik geen etiket, geen benaming die me van andere mensen onderscheidt. En dat is goed zo. Want elk onderscheid dat we maken, vervreemdt ons van anderen, zorgt voor tweedracht, twist en haat en broederstrijd. Friedriech Schiller maakte in 1803 deze aanpassing in zijn Ode an die Freude (1785): Alle Menschen werden Brüder.
Maar dan begint het weer. Bij de bespreking van de Grondwet voor de Europese Unie kon men het niet eens worden over (onder meer) de verwijzing naar God of het christendom. Wellicht moet ook het einde van de Europese hymne aangepast worden, met haar lieve Vader en de Schepper die hoog in de sterrenhemel woont.
Mensen zijn we, broeders en zusters nog lang niet.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
21-12-2006
ex libris: The God Delusion
Het verschijnen van het nieuwe boek van Richard Dawkins, The God Delusion, heeft in de media al heel wat belangstelling gekregen. Ik heb het dan maar gekocht en heb het nu sinds een paar dagen uit. Ik weet niet goed wat ik ervan moet denken. Ik vond er heel wat bevestiging van mijn eigen opvattingen en argumenten, zoals je die in mijn blog vindt, en dat is natuurlijk best leuk. Daarnaast staat het boek ook bol van soms hilarische anekdotes, trivia, citaten, verwijzingen etc., die het boek wel opfleuren, maar het ook een meer journalistiek karakter geven. Het is tussen die twee formats, die niet echt compatibele stijlen dat de auteur wat heen en weer zwalpt. Dat is zijn goed recht, maar voor mij is dat toch het (enige) zwakke punt. Voor mij mag het een of het ander zijn: levendige journalistiek of liefst even levendige!- wetenschap, maar liever niet de twee dooreen.
Toch heb ik veel plezier beleefd aan dit boek en ik kan het iedereen ten zeerste aanbevelen. Ik denk dat het zeer moeilijk is voor een eerlijke lezer om er niet door beïnvloed te worden. Het probleem is: zullen alle lezers wel eerlijk zijn? Dawkins richt zich vaak rechtstreeks tot twee groepen: Amerikaanse christelijke fundamentalisten en de Islam (-fundamentalisten, of is dat een tautologie? Voor hem duidelijk wel). Die zullen het boek alvast niet uitlezen, vrees ik, en dat is al een pak lezers dat hij niet bereikt. Ik vermoed dat de ideale lezer iemand is zoals ik (zonder pretentie): iemand met een vrij goede algemene vorming en een ruime belangstelling, die zich toch al ernstige vragen stelt over het verschijnsel religie. Maar ons hoeft hij niet te bekeren en echt nieuwe argumenten heb ik in dit boek ook niet gevonden. De vraag is dan of ook overtuigde, maar niet-fanatieke gelovigen het boek zullen lezen en de consequenties trekken die Dawkins evident vindt. Dat hij zelf ernstig twijfelt aan het bestaan van dat soort mensen: niet-fanatieke gelovigen, is een veeg teken.
Nog een woord over de titel. Een delusion is een waanide, een bedrieglijke voorstelling, een begoocheling. Als God en godsdienst niet meer was dan dat, dan was het een koud kunstje om die hersenschim uit de wereld te helpen. Dat Dawkins het nodig achtte om er een boek over te schrijven, toont aan dat er meer aan de hand is. Zoals ik eerder al schreef: God bestaat niet, maar godsdienst zeer zeker wel. God is een delusion, actief of passief, maar godsdienst is big business en for real.
winterwende
Het is een bijzondere dag vandaag, 21 december, de kortste dag en dus de langste nacht. Dat noemen we de zonnewende, en omdat we ook in de zomer een zonnewende hebben, rond 21 juni, noemen we die in de winter de winterwende of midwinter, en die in de zomer de zomerwende of midzomer; dan is de dag het langst en de nacht het kortst.
Zomer en winter zijn het gevolg van de schuine as van onze wereldbol. Denk eens aan een globe, aan wereldbol in plastiek; die zit boven- en onderaan vast, maar niet helemaal boven en onder, maar een beetje uit het centrum, un peu skief, zeggen ze in Brussel. Stel u dan voor dat die bol in die vaste schuine stand rond de zon tolt: de ene keer is een groter deel van het noordelijk halfrond meer belicht, de andere keer het zuidelijke.
De zonnewende heet wetenschappelijk solstitium, letterlijk zonnestilstand; het is het moment van schijnbare stilstand tussen het korter en langer worden van de dagen. Op of rond 21 maart en 23 september zijn de dagen en de nachten even lang, dat noemt men de equinox (van aequus, gelijk en nox, nacht).
Om heel precies te zijn beginnen de dagen dit jaar terug te lengen op 22 december om 0.20 uur, elk jaar wisselt dat inderdaad een paar uren.
Komt de zon dan vanaf de 22ste vroeger op? Nee, dat gebeurt pas op 4 januari, dan gaat ze op om 8.44 uur, de dag daarvoor was dat een minuutje later. Gaat ze dan later onder vanaf de 22ste? Eh, nee dat begon al op de 18de december om 16.38 uur, een minuutje later dan de dag daarvoor. Maar op de 20ste is de tijd tussen zonsopgang en zonsondergang het kleinst, namelijk maar 7 uur en 56 minuten en dus is de nacht daarop de langste. Daarna komt er elke dag een halve minuut of zo bij, maar eind januari is dat al meer dan drie minuten per dag.
Dit jaar is er nieuwe maan, dus geen maan te zien, op 20 december. En het is ook erg mistig en betrokken, dus echt wel de donkerste tijd van het jaar. Gelukkig hebben we gisteren lichtjes gekocht en die aan het raam vooraan opgehangen. Werchter is nog geen Hakendover of Wezemaal, maar heel wat buren hebben toch een of ander lichtornament aangebracht aan de straatkant. Dit jaar doen we dus ook mee.
Op 21 december begint de winter officieel, maar blijkbaar hebben ze dat hier dit jaar vergeten, het lijkt buiten meer op het begin van de herfst. Maar we krijgen nog enkele koude maanden voor het weer warmer gaat worden, zoveel is althans nog zeker.
doeners
Er zijn van die mensen die niet stilzitten, echte doeners. Ze hebben altijd een hele hoop projecten en ze veranderen de wereld om zich heen. Het zijn managers, architecten, ondernemers, zelfstandigen, maar ook arbeiders en vaklui: vloerders, dakwerkers, de mannen van den travo, zoals dat vroeger heette. En je hebt ook het meer timide soort, dat met een lichte paniek toekijkt op al dat gedoe en maar content is als het stil en rustig is om hen heen. Het is een kwestie van temperament, denk ik, maar ook van zelfvertrouwen. Ik weet ook wel hoe je een lamp doet branden, met een beetje moeite kan ik zelfs de bedrading voor een dubbele directie achterhalen, maar ik mag er niet aan denken dat ik in een nieuwbouw alle elektrische leidingen zou gaan leggen.
Een paar jaar geleden hebben we ons huis wat verbouwd. Dat heeft een jaar geduurd, met allerlei complicaties die elke bouwheer wel kent. Laatst hebben we wat ook nog wat herstellingen laten uitvoeren aan ons dak.
Al die ingrepen had ik jaren uitgesteld en al die tijd geprakkezeerd of ik het zelf zou doen of laten doen, en door wie, en hoe Als ik niet in slaap geraakte, lag ik daaraan te denken. Gelukkig dat Lut eerder het andere type is en me aanmoedigt om de stap toch maar te zetten, anders was er misschien niets van gekomen. Nu alles voorbij is, geeft het een goed gevoel, ik had me jaren kopzorgen kunnen besparen als ik niet zon twijfelaar was.
Maar zo ben ik nu eenmaal. Ik merk in mijn omgeving dat ik ook niet de enige ben. Als ik naar de overkant van de straat kijk, dan zie ik weer die lekkende goot bij mijn buurman, die de hoek van zijn huis bij elke regenbui kletsnat maakt, en dat al vele jaren. Iedereen heeft wel iets dat hij voor zich uit schuift, uitstelgedrag noemt men dat. Als ik vergelijk, dan ben ik niet eens een hopeloos geval, uiteindelijk neem ik toch de nodige beslissingen, pak ik toch zelf die klus aan. En zo zal het wel met iedereen zijn, zeker? Ook de doeners laten die brief liggen die ze moeten schrijven naar de verzekeringsmaatschappij, ook pietje-precies moet al eens zoeken naar een handleiding of een stuk gereedschap.
Ik ben al enige tijd aan het uitkijken naar een nieuwe cardigan, een gebreide vest, een gilet, een golf, zeggen we ook wel eens. Ik draag zoiets graag, zeker thuis, op het werk was het altijd een blauwe blazer of een tweed vest, een jasje zeggen de Noorderburen. De oude - alle vier beschaafd donkerblauw - zijn tot op de draad versleten, maar ik kan nu eenmaal erg moeilijk afscheid nemen van vertrouwde dingen. (Ik doe jaren met schoenen en hemden; de trui die mijn tante Mie voor mij gebreid heeft toen ik zestien was, dus 45 jaar geleden, draag ik nog steeds. Een jas is bij mij voor het leven, een vulpen voor de eeuwigheid.) Bovendien vind je het oude model van zon vest met knopen niet gemakkelijk: de mode is nu een blitse rits, maar dat laat ik aan de jeugd over. Waarschijnlijk duurt het nog enige tijd voor ik in het nieuw steek. Het is ook een belangrijke beslissing: het is wellicht de laatste die ik koop
20-12-2006
omgedicht: Jacob Böhme
Jakob Böhme 1574-1624
Wem Zeit ist wie Ewigkeit Und Ewigkeit wie die Zeit; Der ist befreit Von allem Streit.
Neem de tijd voor eeuwigheid en de eeuwigheid voor tijd; van alle strijd ben je bevrijd.
Zonder de schaduw van Zijn wraak is alle streven uitgeklaard en sterven wijs aanvaard een nieuwe wereld in de maak
zonder dreiging van de eeuwigheid tot vuur en vlam verdoemd of even onverdiend gedoemd tot banale gelukzaligheid
eeuwigheid is niet ons gegeven dit leven een korte vlam, nietig hiaat dat flakkert en in de avondzon vergaat de tijd is dit slechts dit broze even
in sterrennevel en in zonnewind naar Aldebaran genadeloos gedreven een naam in water slechts geschreven een blad gedragen door de zomerwind.
vertaald en bijgedicht door Karel D'huyvetters, 20 december 2006
19-12-2006
massaproductie
Onze economie draait op massaproductie. Je kan maar weinig gebruiksvoorwerpen bedenken of ze zijn in enorme aantallen gemaakt en aan spotprijzen verkocht. Dat geldt ook voor voedingswaren, in de eerste plaats de basisproducten zoals graan en rijst. De schaalvergroting en de industriële landbouwmethodes maken het mogelijk dat we genoeg voedsel voortbrengen om iedereen te eten te geven. Natuurlijk is er nog honger en zelfs hongersnood, maar niet omdat er niet genoeg voedsel zou zijn, integendeel, er zijn enorme voedseloverschotten die we moeten vernietigen. Het probleem ligt bij de ongelijke verdeling van de welvaart en bij plaatselijke conflicten die zelfs de verdeling van gratis hulppakketten verhinderen. Denk ook eens aan al de elektronica in onze huizen, bedrijven, winkels en straten. Een PC kost minder dan een maandloon en kan veel meer dan de mastodonten die vroeger enkel in researchlabos van universiteiten stonden. Dat is enkel mogelijk door de met zevenmijlslaarzen vooruitsnellende techniek en de massaproductie in lage-loonlanden.
Ook de mens is eigenlijk een massaproduct. Wij zijn nu op onze planeet met ongeveer zes en half miljard mensen. We kunnen ons dat niet eens voorstellen: 6.500.000.000 medemensen! En toch ervaren we dat niet zo. Elke mens ziet zichzelf als een uniek wezen, een individu dat totaal verschilt van alle andere. Ga eens op een terrasje zitten en bekijk de voorbijgangers in hun bonte verscheidenheid van lichaamsbouw, houding, kleding: er zijn geen twee dezelfde bij. Rashonden kweekt men om ze zo goed mogelijk op een ideaal model te doen lijken. Mensen kweken ook, maar worden niet gekweekt, op de onmenselijke experimenten van de Nazis na. Elk pasgeboren kind is een nieuwe wereld die ontstaat, een nieuwe ster aan de hemel.
Elk leven is belangrijk. Op de Tv-journaals bestaat het nieuws hoofdzakelijk uit berichten over leven en dood. Voor moord is één slachtoffer al voldoende voor vermelding. Voor verkeersslachtoffers neemt men die van een weekeinde of een mistige dag bijeen, enkel een kind of een oude vrouw op de fiets krijgt nog een afzonderlijk bericht. Voor de doden in oorlogssituaties ligt de drempel helaas hoger, het moeten er al vijftig of honderd in een keer zijn. En de doden door honger of ontbering telt men alleen nog in statistieken.
De medische wereld is alomtegenwoordig, de bedragen die we daaraan uitgeven, zowel individueel als gezamenlijk in de begroting van het land, zijn onvoorstelbaar groot. We koesteren het leven, we willen zo oud mogelijk worden, zonder ziekte of aftakelingsverschijnselen, we willen onbeperkt genieten van alles wat deze aarde te bieden heeft.
Zoals bij elke massaproductie zijn er ook bij de mens kneusjes, rejects, miskleunen. Personen met een handicap, fysiek of mentaal of beide, aangeboren of na ongeval of gewoon door ouder te worden. De beschavingsgraad van een maatschappij kan men meten aan de wijze waarop zij met deze medemensen omgaat. Hier bij ons valt dat wel mee, ook al moeten sommigen te lang wachten op een optimale begeleiding of verzorging.
Er zijn ook mensen die dit leven niet aankunnen. Tussen twintig en veertig is zelfdoding de belangrijkste doodsoorzaak. Vaak is dat totaal onverwacht: succesvolle mensen in bloei van hun leven, zonder enige merkbare aanleiding of aanwijsbare oorzaak, zomaar. Soms ook komt het abrupte einde na een jarenlange tragische lijdensweg van onbegrepen zijn, een ongelukkige liefde, verslaving aan drugs of drank, marginaliteit, leven aan de zelfkant of in psychiatrische instellingen. Sommige personen zijn zo uniek dat ze niet meer normaal zijn, ze beantwoorden niet meer aan de norm, kunnen zich niet neerleggen bij de normen die de maatschappij oplegt. Onze wereld komt hen vreemd en bedreigend voor, zij vinden er geen plaats in. En dan op een dag hebben ze geen verweer meer tegen het wenken van het water, tegen de zuigende afgrond van een brug of torengebouw, tegen de overdosis medicijnen of drugs, tegen het touw of de aanstormende trein. Zij zien het probleem niet meer, alleen de bevrijdende oplossing.
Ook zij worden in het nieuws enkel vermeld als statistieken, hoewel er elke dag meer zelfdodingen zijn dan moorden of verkeersdoden. De nieuwslezers vertrekken hun gezicht dan in een gepijnigde grimas die elke zweem van glimlach angstvallig vermijdt. Snel wordt er bij vermeld dat er een studie is gewijd aan het fenomeen en dat de overheid middelen vrijmaakt om iets aan die statistieken te doen.
Misschien helpt het, misschien ook niet: als iemand zo ver is, is het einde meestal onvermijdelijk nabij. Misschien moeten we onze aandacht niet zozeer richten op allerlei mogelijke doelgroepen, op mensen die statistisch gezien het meest in aanmerking komen voor zelfdoding, want dan is het al te laat. Misschien moeten we iets doen aan onze maatschappij en aan de succesnormen die ze onverbiddelijk oplegt. Misschien leggen we de lat te hoog en gaan de verwachtingen de krachten te boven; misschien zijn de lasten te zwaar voor de schouders die ze moeten dragen, zijn de wonden te diep die wij ongewild slaan in al te kwetsbare harten.
Misschien haalt al wat we doen ook niets uit en moeten we ons erbij neerleggen, uiteindelijk, dat niet iedereen dit leven tot het einde gaat.
17-12-2006
Kerst
Wat doe je als je ongelovige met Kerstmis? Als ik om me heen kijk, dan is een gebrek aan geloof geen reden om Kerstmis niet uitbundig te vieren. We geven massaal uit aan cadeautjes, feestverlichting alom, muziek, stemming. Het is voor mij ook heel moeilijk om een aantal diepe herinneringen aan zalige kerstdagen uit mijn kinderjaren te vergeten. En dat moet ook niet, ik hoef me niet te schamen over het plezier dat ik toen beleefd heb. De mensen om me heen hebben in die tijd veel moeite gedaan om er een feest van te maken en het religieuze was ook toen zeker niet het belangrijkste.
Toen al waren er vage verwijzingen naar heidense feesten aan de oorsprong van het christelijke kerstfeest. Zeker is dat men de datum van 25 december pas vrij laat als geboortedag van Christus vastgelegd heeft, het is niet dat men zijn verjaardag is blijven vieren na zijn dood. Natuurlijk heeft het te maken met de zonnewende op 21 december, de langste nacht, als de dagen terug beginnen te lengen. Die zonnewende viert men bij ons niet echt, maar al de feestverlichting is een duidelijke verwijzing. De mens in deze streken houdt niet van die lange nachten, in het putteke van de winter verlangt hij naar het licht van de lente. En ook de mythe van de geboorte van God zelf heeft daarmee van doen. Wat is er mooier en menselijker dan beeld van de terugkeer van het licht en het leven dan een pasgeboren kind?
We zullen dit jaar dus ook weer de kerstboom zetten, als is het er een van plastiek, en hem versieren, zelfs met zingende engeltjes, geloof het of niet. En dit jaar willen we ook voor het eerst wat buitenverlichting aanbrengen, hopelijk niet te kitscherig. Maar een kerststal ik aarzel nog wat. Vroeger, in mijn eerste huwelijk, hadden we er een vrij mooie, het was ook een beetje een symbool voor dat gezin. Nu zijn we met zijn tweeën. We hebben samen geen kinderen, daarvoor waren we te oud toen we elkaar leerden kennen. Een kerststal Misschien als we er een heel mooie zouden vinden, in het Spit of de rommelmarkt: waarom ook niet? Als symbool van elk nieuw begin, dan. Goed?
kritisch atheïst
Er is iets fundamenteel verkeerd met veel kritiek op godsdienst.
Men doet de godsdiensten teveel eer aan: niet al wat gebeurt in naam van de godsdienst gebeurt ook omwille van de godsdienst. Het beste bewijs daarvoor is dat de meeste mensen die zich op godsdienst beroepen, geen flauw idee hebben van zelfs de eerste beginselen van die godsdienst. Er moet dus iets anders zijn dat hen samenhoudt en dat hen drijft tot de daden die ze stellen.
Het is ook vreemd dat critici enerzijds heldhaftig bewijzen dat er geen God is, maar tezelfdertijd die God verantwoordelijk stellen voor al wat er verkeerd is met godsdienst. De ene spreekt van een rotgodje, de andere van godsdienst als de grootste boosdoener op aarde. Ze hebben allebei gelijk, maar ze vergissen zich van vijand. Niet God en godsdienst moeten ze dat alles verwijten, maar hun medemens die God en godsdienst heeft uitgevonden. Enkel de mens is verantwoordelijk voor alle onzin, irrationaliteit, wreedheid die in de heilige boeken staat en voor alles wat hij uitgespookt heeft in naam van een of andere God of godsdienst.
Zeggen dat de Bijbel onmogelijk het woord van God kan zijn omdat vele van de verhalen erin geen steek houden, is een zinloze cirkelredenering: er is namelijk helemaal geen God om de volmaakte leer te schrijven. De Bijbel is door mensen geschreven, niet door God, dus verwacht niets volmaakts. Atheïsten mogen niet dezelfde simpele vergissing begaan die ze hun (goed)gelovige medemensen zo verwijten.
Dat maakt het meteen mogelijk om de heilige boeken selectief te lezen, zoals we dat doen met de rest van de wereldliteratuur. Ontdaan van hun exclusiviteit, hun goddelijke oorsprong, hun onvoorwaardelijk gelijk en hun afdwingbaar gezag, zijn het vaak merkwaardige getuigenissen van de hoogste menselijke ambities en de meest tragische voorbeelden van menselijke grootheid en jammerlijk falen.
Zelfde redenering met alle dogmas en elke officiële leer van welke kerk dan ook: allemaal mensenwerk, dus allemaal povere pogingen om de waarheid te benaderen, allemaal tijdsgebonden uitspraken en bedenksels van zeer concrete mensen, niet het onfeilbare woord van God. Ook hier zien we geïnspireerde teksten naast klinkklare nonsens, onverteerbare prietpraat en schandelijke beledigingen van de menselijke waardigheid. Dus laten we het daarover eens zijn, onder atheïsten: er is geen God, Hij heeft de Bijbel niet geschreven, Hij heeft de godsdienst niet ingesteld, Hij dwingt ons tot niets want Hij bestaat niet. God is niet dood, hij heeft nooit bestaan.
Maar godsdienst wel. Die is er steeds geweest en wat we vandaag om ons heen zien, doet ons twijfelen aan de mogelijkheid van een wereld zonder godsdienst. Vele mensen hebben blijkbaar behoefte aan godsdienst. Er zijn allerlei perfect aanvaardbare redenen die men daarvoor kan bedenken: de behoefte aan het behoren tot een dominante of herkenbare gemeenschap, de vraag naar algemene principes die het samenleven regelen zonder dat elk individu ze telkens opnieuw moet uitvinden of ongestraft kan overtreden, de drang naar aangrijpende artistieke ervaringen en naar emotionele beleving. Die en wellicht nog een aantal andere diep menselijke gevoelens hebben godsdienst doen ontstaan en houden godsdienstigheid in leven, met of zonder God.
Maar zoals bij al wat menselijk is, zijn er ook ontsporingen. Atheïsten hebben niet meer redenen om daarvan lijstjes op te stellen dan gelovigen, en gelovigen minder excuses om dat niet te doen dan atheïsten, die er zich met een schouderophalen zouden kunnen van af maken om zich dan ijverig te wijden aan alternatieven voor de godsdienst die ze zo verfoeien.
Ondertussen zijn er alternatieven genoeg, zou je zeggen. Voor de ene is dat fan-dom (zoals in christen-dom en mens-dom): verbazingwekkend hoe fans van bijvoorbeeld een voetbalclub of een veldrijder op religieuze fan-atici lijken en hoe de organisatoren van sportmanifestaties, zoals de Olympische spelen, in de leer zijn gegaan bij de gevestigde godsdiensten. Een andere zal zich laten inspireren door de Universele verklaring van de rechten van de mens, hoewel het moet gezegd zijn dat de Verenigde Naties, het bestuur van de wereld, zeg maar, op heel wat minder enthousiasme kan rekenen bij zijn ongetwijfeld verdienstelijke humanitaire inspanningen, dan de Champions League of de Grand Slam toernooien. Misschien daarom dat de UN-ambassadeurs precies onder voetballers en tennissers gekozen worden en niet onder gepensioneerde atheïstische blogschrijvers.
Er lijken ten minste twee belangrijke (naast vele kleinere, maar hardnekkige en vaak gevaarlijkere) uitzondering te zijn op de algemene regel dat godsdiensten naar de achtergrond verdwijnen bij de vooruitgang van wetenschap en welvaart.
De ene is de Islam. In talrijke landen slaagt die erin om stand te houden en zelfs radicaler te worden, bijvoorbeeld in Irak, dat toch een belangrijke intellectuele elite heeft, of in Saoedi-Arabië, het rijkste land ter wereld.
De andere uitzondering is de Verenigde Staten van Amerika, waar een belangrijke minderheid van fundamentalistische christenen een in verhouding ongemeen grote invloed heeft in de samenleving. Daar is het mogelijk dat prominente wetenschappers hun onweerlegbare kennis betreffende het ontstaan van de wereld ondergeschikt maken aan de letterlijke teksten van de Bijbel: de wereld is zesduizend jaar oud omdat de Bijbel dat zegt, punt.
In beide gevallen komt het mij voor dat bepaalde mensen of groepen misbruik maken van die algemeen menselijke verlangens die we vernoemden om hun eigen materiële situatie en hun macht over anderen veilig te stellen. Hoelang zouden de ayatollahs nog een gehoor vinden als men het volledige staatsapparaat niet zou inzetten voor het agressief en totaal onkritisch verspreiden van een bepaalde versie van de Koran, maar voor een democratisch, objectief en wetenschappelijk onderwijssysteem? Hoeveel geld en invloed zouden Amerikaanse preachers hebben als zij zouden gedwongen worden hun inkomsten en uitgaven bekend te maken en hun verklaringen over genezingen en de kracht van het gebed en geldschenkingen objectief te laten onderzoeken? Hoe rijk zouden kerken en religieuze verenigingen zijn indien ze niet meer konden rekenen op de belastingvrijstellingen die ze nu overal genieten?
Wij zien dat allemaal hier in Vlaanderen, God zij dank. Wij hebben hier bijna geen priesters meer en de weinige die we hebben blijven uit de media en laten zich zeker niet verleiden tot uitspraken zoals je die elke dag hoort en ziet in de Islamwereld en de USA. De kloosters zijn gesloten en verkocht, de kerken lijkt hetzelfde lot te wachten. De invloed van de kerk is minimaal, zelfs bij de politieke partij die traditioneel die naam draagt. Religieus fanatisme en irrationele belevingen zoals in het pentecostalisme hebben hier alleen bij enkele zeldzame licht beïnvloedbare geesten (een eufemisme dat helaas naast een kardinaal ook een koningspaar insluit) enig succes gehad. Religie is in Vlaanderen nu een marginaal verschijnsel, zoals blijkt uit alle opiniepeilingen en uit onze eigen ervaringen van elke dag.
Maar dat mag en kan onze ogen niet sluiten voor de hedendaagse religieuze ontsporingen, ook een eufemisme, dat helaas ook de moordbrigades in Darfour en de explosieve Palestijnse zelfmoordenaars omvat, om maar die te noemen. Er spelen zeker ook andere dan religieuze motieven mee in de strijd tussen het noorden en het zuiden van Soedan en die tussen de Palestijnen en Israël, maar de lijnen zijn getrokken in het bloed van religieuze moordenaars, martelaars en onschuldige omstanders, tussen Soen- en Sji-ieten, tussen Moslims en Joden en Christenen, tussen Katholieken en Protestanten, tussen gelovigen en ongelovigen.
Hier in Vlaanderen kan je zelfs op de Grote Markt of in elk theater of kerk openlijk verklaren dat je niet in God gelooft, er zal geen haan naar kraaien, om die erg Bijbelse uitdrukking eens te gebruiken. In de Islamwereld riskeer je letterlijk de doodstraf, echt. En in Amerika is het totaal uitgesloten dat een presidentskandidaat zou verklaren dat hij niet in God gelooft: hij of zij zou meteen elke kans op verkiezing verspelen.
Laten we dus maar gelukkig zijn dat we hier en nu leven, nog even.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst, atheïsme
15-12-2006
etymon: bizar
Als een woord wat vreemd klinkt, bizar zelfs, dan is er veel kans dat het aan een andere taal ontleend is. Met bizar is het niet anders. Maar blijkbaar wil geen enkele taal de verantwoordelijkheid opnemen
Onze Van Dale houdt het erop dat wij het van de Fransen hebben geleend, die het op hun beurt van de Italianen zouden hebben. Het Franse woordenboek bevestigt de Italiaanse afkomst. Maar het Italiaanse woordenboek heeft het over Spaanse of zelfs Portugese voorgaanden en verwijst zelfs naar het Baskisch woord voor baard: bizar. Ook de Engelse etymologie verwijst daarnaar: de Fransen zouden de lange baarden van de Spaanse huurlingen ongewoon gevonden hebben, bizar dus. Als je de afbeelding van Pizarro hiernaast bekijkt...
Maar het Franse woordenboek, dat meestal uitstekend gedocumenteerd is, vermeldt deze baarden helemaal niet, maar wijst erop dat het Spaanse bizarro veel later opduikt dan het Italiaanse, dat al bij Dante voorkomt, dus rond 1300 al. En er zou een verband zijn met bigarré, dat veelkleurig betekent.
Het is een oud woord dat in zowat alle Europese talen opduikt en ook vandaag nog vaak voorkomt, maar waarvan de oorsprong onduidelijk is. We weten dus wel wat het betekent, maar niet waarom; je kan de betekenis niet afleiden uit het woord, zoals bij voorafgaan of achternalopen. Dat maakt het moeilijk om zon woord door te geven. Als je het moet uitleggen aan een kind, bijvoorbeeld, sta je met je mond vol tanden: ja, waar komt het vandaan En een Baskische baard voor Spaanse huurlingen helpt ook niet echt. Vandaar het gevaar dat dergelijke wat eigenaardige woorden op den duur in de vergeethoek geraken en dat zou toch wel een verarming zijn van onze taal.
Een bizar verhaal dus, al bij al: vreemd, eigenaardig, ongewoon, zelfs een beetje bedenkelijk.
14-12-2006
etymon: macaber
In mijn jeugd was er een bekende basketbalploeg uit Antwerpen met de mooie naam Maccabi. Nooit bij stilgestaan wat dat betekende, er zijn zo veel rare namen van sportclubs: Everbeur (vulgo voor Averbode), Frituur Rita, Tubantia, Olse, wie zal het zeggen? Maar de naam kwam terug: ook in Tel Aviv was er zon ploeg en in Brussel Toen begon het te dagen: er moest een Joodse connectie zijn, en die is er inderdaad. In de Bijbel zijn er vier boeken met de naam Makkabeeën. De eerste twee verhalen over de succesvolle opstand van de Joden tegen de Hellenistische vorsten en hoe ze over Israel heersten van 165 tot 63 voor onze tijdrekening. De meest bekende rebel en de eerste die de bijnaam kreeg, was Judas de Maccabeeër (Macchabeus in het Latijn), Haendel heeft er een opera aan gewijd.
Maar wat is een Maccabeeër? Daar begint het onduidelijk te worden. De Bijbelboeken worden niet door iedereen als helemaal koosjer aanvaard, zelfs I en II zijn niet opgenomen in de canon. Bovendien is de oorspronkelijke Hebreeuwse tekst verdwenen, we kennen enkel Griekse en Latijnse vertalingen en die geven de Hebreeuwse namen eerder onnauwkeurig weer. We weten het dus niet, maar dat heeft geleerden en anderen er niet van weerhouden om talloze gissingen te doen. De meest bekende is die dat maccabee hamer betekent en dat die bijnaam gegeven was aan Judas omdat hij zo dapper en ook zo succesvol was in zijn strijd tegen de vreemde overheerser. Joodse sportclubs hebben zich zeker door die Judas Macchabeus laten inspireren, wat ook de etymologie van die naam moge zijn.
In onze Gewijde geschiedenisboekjes stond destijds een gruwelijk verhaal uit Makk. II, 7. Een moeder met zeven zonen wordt door de bezetter voor de keuze gesteld: het geloof afzweren of een gruwelijke dood sterven. En zomaar afzweren was natuurlijk niet genoeg: om te bewijzen dat ze het meenden moesten ze varkensvlees eten, wat de Joodse wet verbiedt. Een na een worden de zoons op de meest gruwelijke wijze, ik bespaar u de details, doodgemarteld, maar geen van hen geeft toe, zelfs niet als de moeder zelf de jongste aanspoort om toch maar toe te geven. Uiteindelijk sterft ook zij.
Dat verhaal, dat de kracht van het geloof overtuigend illustreert, heeft ook op de latere christenen grote indruk gemaakt. Men vindt het terug in de Middeleeuwen in de schilderkunst en ook in de literatuur, als een religieus theaterspel: de chorea Macchabaeorum, de Makkabeusdans. Een van de vroegste verwijzingen is die in het Frans (1376), maar eigenaardig genoeg wordt het daar la danse (de) Macabré, dus met een r en met een é. Niet iedereen is het erover eens dat macabré teruggaat op onze Makkabeeën, maar de alternatieven zouden ons te ver leiden. Interessant is wel dat de é later is veranderd in een gewone doffe e, en zo krijgen we het bekende danse macabre.
Dat thema is van in de vroege Middeleeuwen bekend. Het gaat om een dans waartoe iedereen, jong en oud, rijk en arm, paus en laat, genodigd is door de Dood, voorgesteld als een of meer dansende en muziekspelende geraamten. Er zijn talloze afbeeldingen, onder meer op de muren van kerken, maar het thema komt in alle kunstvormen voor, ook in de muziek, zoals de bekende Danse macabre van Saint-Saens.
Wellicht zijn de twee themas, dat van de marteldood van de zeven broers uit het boek der Makkabeeën en dat van de danse macabre, met elkaar verweven geraakt in de vroege geschiedenis van het christendom.
Ons Nederlands woord macaber: verwijzend naar de dood, morbide, gaat ongetwijfeld terug op het Franse macabre en ook het Engels en het Duits zijn daar gaan lenen. Maar over de etymologie van Makkabeeën en van macabre zelf is het laatste woord nog niet gezegd of geschreven.
12-12-2006
Icarus
Ik blijf er blijkbaar mee bezig en dat is niet echt verwonderlijk, het is een vraag die de mens zich steeds heeft gesteld. In de filosofie noemt men dat de metafysica: de vragen over ons bestaan zelf, over vergankelijkheid en eeuwigheid. In de middeleeuwse theologie en nog lang daarna sprak men van de vier uitersten: de dood, het oordeel, de hemel en de hel. Denk aan de vier uitersten, zo luidde de vermaning, en gij zult in eeuwigheid niet zondigen. Dat sjacheren met God is er nu wat uit, niemand weet nog wat een aflaat is. Alleen van de dood zijn we zeker, over de rest weten we zo goed als niets en het speelt ook geen beslissende rol in ons leven. Voor onze beslissingen laten we ons leiden door algemeen menselijke principes en door de realiteit van ons leven hier op aarde.
En toch merk ik dat veel mensen blijven vasthouden aan de mogelijkheid van een leven na de dood, op een of andere manier. Het is meer aanvoelen dan zekerheid, meer hopen en vertrouwen dan weten. Maar het is een geloof dat men niet gemakkelijk prijsgeeft.
Het valt me op dat het vaak mensen zijn die in hun leven met persoonlijk lijden geconfronteerd zijn die vasthouden aan dat verlangen naar een voortbestaan. Zonder een hiernamaals is dat schokkende lijden voor hen totaal zinloos. Een te vroeg afgebroken leven, langdurige ziekte, onhoudbare levensomstandigheden, het kan niet aanvaard of verwerkt worden als de dood zonder meer het einde is.
En zo is, paradoxaal genoeg, het lijden zowel de constante voedingsbodem van het geloof als het ultieme tegenargument voor het bestaan van God. Geen enkele theologie is erin geslaagd om het kwaad, zoals men het sinds de dageraad van de mens noemt, te verzoenen met een almachtige en liefdevolle God, terwijl datzelfde kwaad alleen in God en het hiernamaals zin en betekenis kan krijgen.
Als ik terugkijk in mijn eigen leven, nog los van de mensen om mij heen, dan vind ik daarin evengoed tekortkomingen, desillusies, fysieke pijn, afwijzing, mislukking, afscheid, ziekte en dood. Vanzelfsprekend heeft mij dat beroerd, getekend ook, voor niemand gaan de jaren ongemerkt voorbij. Maar hoe scherp ik ook het verlies aanvoelde, het heeft me nooit tot wanhoop gebracht. Ik heb steeds, zij het vaak na enige tijd, de rug kunnen rechten en het leven en mijn medemens weer in de ogen kunnen kijken.
Als ik zoek waarvandaan dat optimisme zou kunnen komen, dan is dat niet dat vertrouwen in een leven na dit leven, maar een grote verbondenheid met de natuur. Ik voel me meer verbonden met de planten en de dieren, met het weer en het water en de wind, met de zon, de maan en de sterren, met bacteriën en atomen, dan met engelen, duivels, oordeel, hemel of hel. De cyclus van geboorte, leven en dood is mij genoeg, de machtige vloed van monumentale verandering zingt voor mij een overweldigende symfonie waarin ik mijn nietige plaats weet. En verre van tot wanhoop of depressie te leiden, geeft dat diepe aanvoelen van solidariteit met de rest van het universum mij hoop en vertrouwen en geloof in de zinvolheid van ons korte bestaan.
Ik zie geen kwaad in de wereld, maar mislukking; geen boosaardigheid maar tegenslag, geen haat maar gebrek aan inzicht, geen beproeving maar ongeluk, geen zonde maar menselijk, al te menselijk falen, geen baarlijke duivels maar kwetsbare mensen.
Het lijden is onlosmakelijk verbonden met ons mens-zijn, mens zijn is lijden. Het heeft geen zin, het is er gewoon, onvermijdelijk en als je denkt dat het er even niet is, dan wacht het net om de hoek. Het is onze natuurlijke gesteldheid, onze condition humaine.
Voor de mens is oneindigheid te hoog gegrepen, is volmaaktheid een te broze droom, zijn wassen vleugels smelten onverbiddelijk in de zon.