mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
27-03-2007
omgedicht: Goethe
Wandrers Nachtlied
Johan Wolfgang von Goethe 1749-1832
Über allen Gipfeln Ist Ruh, In allen Wipfeln Spürest du Kaum einen Hauch; Die Vögelein schweigen im Walde. Warte nur, balde Ruhest du auch.
Zwervers nachtlied
Over de bergen heerst rust in de boomkruinen bespeur je amper een zuchtje wind in het woud zwijgen de vogeltjes wacht maar straks rust jij ook.
vertaald door Karel Dhuyvetters, 27 maart 2007
26-03-2007
Leegte?
Het katholicisme heeft nog altijd zijn verdedigers, ook bij perfect normale en intelligente mensen. Neem nu Gerard Bodifee. Niemand twijfelt echt aan 's mans wetenschappelijke competentie of zijn intellectuele eerlijkheid. Ik heb net een korte publicatie van hem gelezen, die verscheen in 2005 onder de titel: Weg uit de leegte. Althans, ik heb mij door de grote eerste helft geworsteld. Dan dacht ik: waarom zou ik daarmee mijn schone tijd verdoen? Mensenlief toch!
Na een vlijmscherpe en volledig geloofwaardige analyse van onze moderne maatschappij vindt Bodifee het nodig die samenleving als een totale mislukking te kwalificeren. Zijn duiding van wat er verkeerd gaat in de maatschappij is bovendien zeer bedenkelijk. Hij spreekt bijvoorbeeld over massale zelfmoorden. Zelfdoding is een probleem, vooral in bepaalde leeftijdsgroepen, maar massaal? Hij citeert de statistieken, waaruit onder meer blijkt dat in de leeftijdsgroep 30-40 jaar bij de mannen zelfdoding de eerste doodsoorzaak is. Dat zal dan zo wel zijn, maar dat kan evengoed uitgelegd worden door de afwezigheid van andere doodsoorzaken in die gezonde groep Maar nee: het is allemaal een uiting van de zinloosheid van ons bestaan. Persoonlijk vind ik de eerste doodsoorzaak bij de twintigers, het verkeer, een veel sprekender argument voor zinloosheid. Zo beoordeelt of veroordeelt hij ook de kunst: alles wat in de 20ste eeuw gemaakt is, is in de ogen van Bodifee gewoon slecht, walgelijk zelfs. En een derde teken aan de wand is het feit dat onze maatschappij de jeugd verheerlijkt. Tja
Op zoek naar oplossingen richt de auteur zijn blik op oneindig en ziet daar God. Het is een bekend verschijnsel, dat Feuerbach zo goed analyseerde. God is op volmaakte manier alles wat wij onvolmaakt zijn. Ons leven is eindig, dus God is oneindig en als wij in hem geloven zijn wij dat ook. Dat is al een even aberrante redenering als die van de oneigenlijke koppels, die ik al een paar keer aangehaald heb, de bekende zwart-wit redenering, waarbij we mordicus een tegengestelde moeten hebben voor alles wat we maar kunnen bedenken: engelen? dan zeker ook duivels! De hemel? dus ook de hel &c Hetzelfde met God: wij zijn onmachtig? God almachtig; sterfelijk? onsterfelijk! onderhevig aan het kwaad? oneindig goed!
Ach, waarom toch? Wat is er zo verkeerd met het onvolmaakte? Kunstenaars maken gebruik van precies die onvolmaaktheid om de hoogste toppen van het menselijk kunnen te bereiken. Denk aan de dove Beethoven, de gestoorde Schumann, de zieke en vroeg gestorven Schubert en Mozart. Denk aan de feestelijke en aangrijpende uitvoering van de 5de van Beethoven door de Berliner Philharmoniker met Simon Rattle als het betrachten van de volkomenheid... Het streven naar het volmaakte zal altijd en noodzakelijkerwijze te kort schieten, maar dat mag of kan ons er niet van weerhouden om te blijven proberen. We blijven de grenzen van onze inherente begrensdheid aftasten, we proberen de onuitputtelijke mogelijkheden uit, maar we weten dat de volmaaktheid niet van de ze wereld is. En er is geen andere wereld dan deze onvolmaakte, er is geen alternatieve wereld, waar het volmaakte wel degelijk gerealiseerd is. Zelfs Plato, die men steeds dergelijke uitspraken in de mond legt, was ervan overtuigd dat die Ideeënwereld alleen zin had als een ideaal voor ons hier op deze wereld. Wat voor saaie boel zou dat trouwens zijn in zon hemel, met allemaal volmaakte mensen die daar samen hangen volmaakt gelukkig te zijn in het aanschijn van God, in eeuwigheid, amen
Gelukkig loopt men er niet meer in. In Rome mogen een aantal irreële figuren nog denken dat alleen zij het bij het rechte eind hebben, de mensen weten wel beter, ook bijvoorbeeld de politici in Berlijn, die zeer spontaan geen enkele reden zien om God nog te vermelden in hun toekomstplan voor Europa.
Met verdedigers als Ratzinger en Bodifee heeft het katholicisme, het christendom of zelfs religie geen vijanden nodig om zijn definitieve ondergang te bewerkstelligen.
25-03-2007
de maakbare mens
Men stelt het wel eens voor als zou de primitieve mens zich louter door zijn driften laten leiden, zoals de dieren, eigenlijk: eten, drinken, seks en dat alles op een gewelddadige, ja wrede wijze. Een ander gedrag zou de beschaving hem bijbrengen, of veeleer opleggen, via het burgerlijk of religieus gezag. Enkel het vooruitzicht van straf, hier en nu of later, in het hiernamaals, weerhoudt de mens ervan om die dierlijke driften ongebreideld te volgen zonder na te denken over de gevolgen, voor zichzelf of voor anderen. De mens moet dus als het ware afgericht worden, zoals huis- of lastdieren, met straf en beloning, al naar gelang.
Als we vandaag om ons heen kijken, dan lopen er nog wel een paar primitieven rond, maar in de meeste gevallen gebruiken de mensen hun verstand, zoals dat heet, ook zonder het directe vooruitzicht van straf. Men heeft zich de opgelegde regels eigen gemaakt.
Heeft het gezag dan zijn doel bereikt? Vertegenwoordigers van de kerk zullen natuurlijk sterk de nadruk leggen op het belang van hun missioneringswerk, op het verzachten van de zeden, op hun invloed in de algemene mentaliteitswijziging. Ook staatslieden en rechters, pedagogen en filosofen beroemen zich erop dat zij de maatschappij ten goede veranderd hebben.
Ik heb het wat moeilijk met die opvatting, omdat ze zon negatief beeld van de mens tekent. Ik weet wel, dat andere, romantische beeld van de nobele wilde is evenmin overtuigend, hoewel ook daarin een kern van waarheid schuilt.
De mens is geen beest dat onder dwang moet afgericht worden. In elk van ons is een duidelijk verlangen en een onweerlegbaar streven aanwezig naar een leven dat niet beheerst wordt door geweld. Dat sommigen dat meer of beter aanvoelen dan anderen is normaal en wellicht te wijten aan niet meer dan toevallige omstandigheden; het geeft aan die bevoorrechten ook niet het recht om zich boven hun medemensen te verheffen en hen onder dwang te beschaven, zoals al te vaak is gebeurd in onze geschiedenis door allerlei verlichte despoten. Menselijkheid vindt men niet vooral bij de meest geprivilegieerden, maar evengoed in Darfoer, in Palestijnse vluchtelingenkampen of in Siberië. Beschaving is niet het laagje vernis, het westers pak, de letters die men gegeten heeft. Als we naar de grond van de zaak gaan, is beschaving het afzweren van geweld. Alle geweld.
Beschaving is een proces dat in de loop van de geschiedenis hoogte- en dieptepunten heeft gekend, maar waarin we ook een constante vooruitgang mogen vaststellen. Beschavingsniveaus worden doorgegeven als het vertrekpunt voor verdere vooruitgang en dat is de laatste eeuwen steeds meer het geval, in de wetenschap en de kunst maar ook op moreel vlak. Toch moet elke mens op zijn beurt tijdens zijn leven een weg afleggen die naar meer menselijkheid en minder geweld leidt en ook dat gebeurt met vallen en opstaan. Als jonge heethoofden over de straat razen in hun opgefokte wagens, beseffen ze ongetwijfeld onvoldoende de bedreiging die daarvan uitgaat, noch het gevaar voor henzelf en voor de anderen. Zij leven als in een roes, meestal ongestraft, gelukkig, maar helaas vaak ook tot het bitter ontwaken. Wij ouderen schudden daarbij meewarig het hoofd of woedend de vuist, maar wij kunnen er vrijwel niets aan doen en ook het gezag slaagt daarin niet, want zelfs in de meest repressieve maatschappij, of misschien vooral daar, is er nog altijd plaats voor afwijkend en agressief gedrag, om nog te zwijgen van de meer dan marginale inherente nevenverschijnselen van dergelijke staatsvorm. Als men geweld tot het principe zelf van de maatschappijordening verheft, is geweld zonder meer ook de dagelijkse algemene praktijk.
Voorlopig besluit, alweer: laten we de strijdbijl begraven. Voor het roken van de vredespijp moeten we nog een gezond alternatief vinden. Onlangs was er in de straten van Leuven een actie om meer te kussen en elkaar meer te omhelzen, zo maar. Het heeft wel wat, vind je ook niet?
24-03-2007
etymon: albatros
Goed nieuws! Na enig geprakkezeer en na een bezoek aan de ruime maar niet erg knusse leeszaal van de Leuvense stadbibliotheek Tweebronnen, waar het nieuwe Etymologische woordenboek van het Nederlands in de rekken prijkt, althans de eerste twee delen, A-E en E-Ka, heb ik maar de grote stap gezet: ik heb ze zelf ook maar gekocht In Fnac krijg je op de ledendag 10% korting en bovendien was mijn exemplaar van A-E wat beschadigd en toen ik het inruilde bleek ook dat exemplaar onfris, zodat ik het uiteindelijk voor de helft van de prijs kreeg. Enfin, ze prijken nu op mijn bureau, binnen handbereik. Als er lezers zouden zijn die een of ander woord willen opgezocht zien: u vraagt, wij draaien, mijn commentaar moet je maar voor lief nemen.
Bij het doorbladeren viel mijn oog op het lemma, of trefwoord, albatros.
Dat is een serieus grote vogel die vooral in het zuidelijk halfrond voorkomt en de naam duikt dus ook eerst op als de Europeanen hun ontdekkingsreizen in die richting beginnen, zoals Cook in 1769, die meldde dat de albatrossen zeer lekker waren
Voor de naam van die nieuwe vogel deed men een beroep op wat men reeds kende aan grote witte vogels, met name de pelikaan, die volop aanwezig was en is rond de Middellandse Zee. Aristoteles vermeldde die vogels al; pelekys is een bijl, pelekao is met de bijl werken: wellicht deed de manier van vissen van de pelikaan, die met zijn onderbek vissen schept, denken aan een bijl. Maar hoe komen we dan bij onze albatros?
Geduld, geduld
Die andere grote mediterrane beschaving, de Arabische, kende de pelikaan ook en noemde hem saqqa (heb je ook al gemerkt dat alle arab-ische woorden uit twee lettergrepen bestaan en enkel as als klinker hebben? Allah akhbar ) en dat betekent water-drager, om bij de dubbele as te blijven. In het Grieks is kados een kruik of urne, vooral de kruiken aan een noria, een jakobsladder, een toestel om water naar een hoger gelegen niveau te brengen, met kruiken die aan een rad bevestigd zijn. De Arabieren noemden dat al-qaddus. De Portugezen noemden de pelikaan met zijn schepbek dan maar alcatruz en de Spanjaarden alcatraz, ook nu nog. En ja, het beruchte gevangeniseiland in de baai van San Francisco heet zo omdat er een belangrijke kolonie pelikanen aanwezig was. Van alcatraz was het maar een kleine stap naar algatros, dat in verscheidene Europese talen voorkomt als voorloper van albatros; de b hebben we waarschijnlijk te danken aan het feit dat de (beide) vogels hoofdzakelijk wit zijn, albus in het Latijn, denk aan het witte priestergewaad, de albe, en aan albino.
Toen men de albatros ontdekte, dacht men dat het een soort pelikaan was en men noemde hem dan maar alcatraz, algatros, albatros. Later, toen men het overigens vrij duidelijke onderscheid zag tussen de beide soorten, noemde men de ene soort de pelikaan en de andere de albatros, zodat je nu bijvoorbeeld in het Spaans naast alcatraz voor pelikaan albatross voor albatros krijgt, terwijl het ene duidelijk van het andere is afgeleid. Het kan soms vreemd gaan met woorden.
Dat de pelikaan met zijn bek zijn borst open prikt om zijn jongeren te voederen, zoals vaak op christelijke prenten getoond wordt, als een symbool voor Christus die zijn bloed gaf voor de mensheid, is een mythe. Biologen wijzen erop dat het niet de pelikaan is die dat doet, maar een Egyptische ibis en dat ook die vogel overigens niet zijn borst open prikt maar zoals wel meer vogels het halfverteerde voedsel uit zijn krop wurgt ten behoeve van de hongerige jongen, waarbij bloedresten op zijn pluimen terechtkomen, die hij dan proper maakt, wat de indruk geeft dat &c.
21-03-2007
Lied van de Dood
Gisteren zagen we hoe een componist als Berlioz erin slaagde om een romantisch prullenversje van Théophile Gautier te verheffen tot een ontroerend tijdloos meesterwerk: Le spectre de la rose uit zijn Nuits dété. Vandaag stel ik u mijn vertaling voor van een gedicht van Arseny Arkad'yevich Golenishchev-Kutuzov (1848-1913), dat door Modest Petrovich Musorgsky (1839-1881) in 1875-77 op muziek werd gezet als het vierde van zijn Liederen en dansen van de Dood. Ik was ooit diep aangegrepen door een waarlijk gewelddadige vertolking door de schitterende bariton Dmitri Hvorostovsky in het heropeningsgala van een van de enkele jaren geleden afgebrande operahuizen, was het nu La Fenice in Venetië, (de tweede keer al, wellicht om zijn naam eer aan te doen en ondanks al het water aan zijn voeten) of het Liceu in Barcelona, ik weet het niet meer, maar zijn kort maar dramatisch optreden sloeg toen iedereen met verstomming.
In dit geval zijn er twee gelijkwaardige partners. De componist heeft aan het oorspronkelijke hoogstaande werk van de dichter zijn even kwaliteitsvolle inspiratie en arbeid toegevoegd en daarmee een prachtig gedicht, dat anders nooit een internationaal publiek zou bereikt hebben, van de vergetelheid gered door het universele genie van zijn muziek. Haast u dus naar uw Cd-rek, naar de mediatheek of naar de platenwinkel, of zoek eens op het web naar een goede opname, die van mij is met Anatoly Kotcherga en Abbado en de Berliner Philharmoniker op Sony. Misschien dat ik ooit eens muzikale weblinks toevoeg, maar voorlopig vind ik dat je dat evengoed zelf kan zoeken...
Russisch ken ik niet, ik heb me dus gesteund op een Duitse, een Franse en twee Engelse vertalingen. Ik geef hierbij ook een van die twee Engelse vertalingen, van een ten onrechte anonieme kenner, omdat ze zo goed is, veel vrijer dan mijn eerder letterlijke, maar als zelfstandig dichtwerk zoveel beter
De veldheer
De veldslag raast, de harnassen schitteren de bronzen kanonnen donderen de regimenten stormen aan, de paarden in galop en rode beken stromen.
De middagzon brandt, de mannen vechten! De zon gaat onder, de strijd verhevigt nog! De deemstering verbleekt, maar immer beuken de vijanden op elkaar in steeds grimmiger, steeds heftiger!
De nacht is gevallen over het slagveld. In de duisternis zijn de legers uiteen geweken Alles is verstomd en in de nachtelijke nevel stijgt een gekreun op ten hemel.
En dan, verlicht door de maan, gezeten op zijn strijdros met witfonkelend geraamte verschijnt de Dood.
Zwijgend, luisterend naar het geweeklaag en gesmeek, vervuld van trotse zelfgenoegzaamheid, een veldheer gelijk rijdt hij over het slagveld rond.
Van op een heuvel kijkt hij om zich heen, houdt halt en glimlacht en over het veld waar de slag heeft gewoed weerklinkt zijn onheilspellende stem:
De strijd is voorbij! Iedereen heb ik verslagen! Aan mij hebt gij allen u overgegeven, strijders! Het leven heeft u tegen elkaar opgezet, ik heb u weer verzoend! Staat nu allen samen op voor mijn inspectie, mijn lijken!
Defileer nu voor mij in een triomfmars, ik wil mijn troepen tellen! En leg dan uw gebeente neer op de grond en vindt voor dit leven zoete rust in de aarde.
Ongemerkt zullen de jaren voorbijgaan de mensheid ontgaat elke herinnering aan u. Maar ik vergeet niet! En luidkeels vier ik feest over u keer op keer om middernacht!
In een loodzware dans vertrappel ik deze vochtige aarde, zodat uw beenderen in eeuwen de kerker van uw graven niet verlaten en gij nooit meer uit de aarde opstaat, nooit!
vertaald door Karel D'huyvetters, 21 maart 2007
The Field Marshal
The battle rages, swords are flashing, Like hungry beasts the cannons roar; The horses neigh, the squadrons gallop, The stream runs crimson, dyed with gore.
The burning noon-day sees the slaughter, And still at sunset the fight endures. The last gleams vanish, still unyielding, The foe maintains a stubborn front.
Now falls the night upon the carnage, And in the gloaming all disperse. Silence reigns; only the darkness hears The wounded crying unto Heaven.
See, there, where fall the livid moon-rays, Astride upon a charger pale, Rides a warrior wan and grisly, whose name is Death. There, in the dusk,
He hears their pitiful complaining; Surveys the ghastly field with pride: Moves like a leader triumphant, Over the scene of glory and pain.
Then climbs a hillock, Gazes round him on dead and dying, grimly smiling... Now over the seething field of slaughter Rings out stern and clear his voice:
"Cease now the fight! The victory is mine! You warriors all, it is to Death you have yielded! Foes in your lifetime, I come to make you friends! Rise up, reply to the roll-call of Death!
Fall into my rank! You must march past your leader! Before the day dawns I must muster my men. Soldiers, your bones shall repose in the earth's bosom, Sweet is the slumber that follows the fight!
Years shall pass over you unreckoned, unheeded, Men shall forget what you fought for today. I, Death alone, will remember your valor, Honor your memory when midnight is struck!
Over these furrows I'll dance in the moonlight Tread down the earth where your limbs lie at rest, Tread it so closely, your bones shall never move, Never more shall you come back to earth."
(anonymous translation)
Gautier - Berlioz
Hector Berlioz (1813-1869) schreef in 1841 een liederencyclus op gedichten van zijn leeftijdgenoot Théophile Gautier (1811-1872), onder de titel Les nuits dété, voor zangstem en orkest. Ook vandaag nog krijgen we die liederen vaak te horen.
Voor mij is het telkens weer Le spectre de la rose dat me het meest ontroert, met zijn fascinerend volgehouden uiterst langzame tempo, zijn fluisterende aanvang, geladen opbouw en gracieus berustend neergezet einde. Maar of het nu een sopraan, alt, tenor of bariton zingt, veel meer dan de eerste strofe versta je niet, daarna luister je nog slechts verrukt naar de muziek en vergeet je de tekst, die ik hieronder afdruk. Daaruit en eventueel geholpen door mijn werkvertaling kan je dan voor goed bevrijd van alle schuldgevoel besluiten dat je al die jaren al groot gelijk hebt: van een romantisch niemendalletje heeft Berlioz een monumentaal meesterwerk gemaakt, zoals Bach lang voor hem hemelse muziek schreef op piëteitsvolle karamellenverzen, of zijn Musicalisches Opfer op een ordinair thema als een uitdaging aangereikt door dilettant Frederick de Grote van Pruisen. Niets kan adelaars weerhouden uit te stijgen boven barre laagvlakten en onbevreesd de eenzame hoogten op te zoeken in het hooggebergte, waar ze vrij hun wieken spreiden in machtige majestueuze vlucht.
LE SPECTRE DE LA ROSE
Soulève la paupière close Qu'effleure un songe virginal, Je suis le spectre d'une rose Que tu portais hier au bal.
Tu me pris encore emperlée Des pleurs d'argent de l'arrosoir, Et parmi la fête étoilée Tu me promenas tout le soir.
O toi, qui de ma mort fut cause, Sans que tu puisses le chasser, Toutes les nuits mon spectre rose A ton chevet viendra danser.
Mais ne crains rien , je ne réclame Ni messe ni De Profundis ; Ce léger parfum est mon âme, Et j'arrive du Paradis.
Mon destin fut digne d'envie, Et pour avoir un sort si beau Plus d'un aurait donné sa vie, Car sur ton sein j'ai mon tombeau,
Et sur l'albâtre où je repose Un poète avec un baiser Ecrivit : Ci-gît une rose Que tous les rois vont jalouser.
De avond en de roos
Licht je sluimerend ooglid op dat een ongerepte droom beroerde ik ben de geest van de rozenknop die je gisteren op het bal ontroerde
je plukte me waar je me bepareld vond met zilveren tranen nog besproeid en op het feest van sterren doorgloeid wandelde je met mij de hele avond rond
jou, de oorzaak van mijn dood en zonder dat je me kan verjagen komt elke nacht mijn geest rozerood aan het hoofdeinde van je bed nog plagen
wees maar niet bevreesd, het is geen mis die ik vraag geen de profundis mijn ziel is een licht parfum en het is uit de hemel dat ik kom
een lot als het mijne dat afgunst gaf en voor een zo prachtig sneven zou menigeen het leven geven want op jouw boezem ligt mijn graf
en op het albast waarop ik rust heeft een dichter met een kus geschreven: hier rust een roos die koningen benijden, mateloos.
vertaling Karel Dhuyvetters 20 maart 2007
20-03-2007
ijdelheid
Wat komen we hier op aarde doen?
De meeste mensen stellen zich die vraag niet. Velen zijn wanhopig en hardnekkig bezig met proberen om te overleven in een omgeving die ronduit vijandig is. Anderen, die dat probleem net niet hebben, zijn even hardnekkig en wellicht even hopeloos op zoek naar het bevredigen van hun meest vergezochte en totaal nutteloze verlangens. De gewone mens, die per definitie ergens tussen die twee uitersten verkeert, moet een goed deel van zijn tijd opofferen aan werken, vaak hard werken voor zijn boterham, maar houdt toch nog genoeg tijd over om te genieten van het leven: goed eten en drinken, een aangename en gerieflijke woning, liefst met een tuin, een zwembad als het kan, een degelijke en mooie wagen, kledij die in de mode is, vakantie in het buitenland en uitstapjes in eigen land, wat sport of toch beweging, redelijk veel Tv-kijken, een tijdschrift, af en toe een (ont)spannend boek, theater, film, een concert, muziek in de wagen of thuis, op de radio of Cd of Dvd, activiteiten in het verenigingsleven of in het gezin of de ruimere familie
Wat we nastreven, is geluk en dat streven neemt vele vormen aan. Voor sommigen is dat vrij obsessief, zoals het beklimmen van de Mont Ventoux of erger, of een Porsche Cayenne voor de deur, of een verzameling antiek porselein. Moet het altijd nog meer zijn, nog verder, nog duurder, nog gekker? Is er geen einde aan de menselijke dwaasheid? Voor de meeste mensen wel, omdat ze wel moeten, maar vaak ook omdat we zo niet opgevoed zijn, mijnheer.
Voor de meeste mensen is het een beetje van alles wat, zonder te overdrijven. De gouden middenweg, dat is voor velen de weg naar het geluk.
Als je ons zo bezig ziet, dan zijn er een paar elementen die steeds terugkomen: we willen een huis en we willen ook een thuis: mensen met wie we samenleven, bij voorkeur ook een seksuele partner; we willen materieel en emotioneel bevredigd zijn, niets tekort komen, het liefst met nog een beetje overschot: luxe, heet dat.
En toch blijft een mens, blijft dé mens zoeken naar de zin van het leven. Het bevredigen van die behoeften houdt ons de hele dag bezig en ook grote stukken van de nacht. Het vijfentwintigste uur vragen we ons af waarmee we toch bezig zijn. Dan lezen we de Bijbel, Prediker: ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid; of we luisteren naar Bob Dylan: the answer, my friend, is blowin in the wind; of we Zen-mediteren of gaan op beevaart naar Compostella of naar de Dalai Lama. Of we vragen ons af, op onze ouwe dag, waarvoor het allemaal goed is geweest, al dat gewroet en gejaag en mekaar de duvel aandoen.
We rekenen niet echt meer op de beloning in het hiernamaals, dat is een groot vraagteken, dus moet het leven hier zin hebben en die zin, dat geluk, moet dat echt nog veel meer zijn dan een dak boven ons hoofd en op tijd ons natje en droogje en wat seks die we niet te ver moeten gaan zoeken? Is al de rest niet meer dan het verdrijven of vermijden van de verveling?
Mensen die geen doel meer hebben in het leven, die geen verlangens meer hebben, gaan daaraan kapot. Motivering is alles, het steunpunt dat we nodig hebben om de wereld te bewegen. Gelovigen en ongelovigen zijn het erover eens dat het goed is om zich in te zetten voor de medemens, voor de gemeenschap, voor de wereld waarin we leven. Voor velen is dat al de motivering die ze nodig hebben. Anderen hebben behoefte aan een eigen taak in die wereld, een verantwoordelijkheid, die naast erkenning en respect ook materieel voordeel oplevert. Maar het geluk ligt voor iedereen binnen deze wereld, wat we nastreven hopen we hier te realiseren voor we doodgaan. We proberen er het beste van te maken.
En toch blijft er een vaag gevoel van onbevredigdheid, een wrevelig gemis, een navrante leegte, een onbestemd verlangen naar iets anders: is dit echt alles? Godsdiensten willen ons al eeuwen doen geloven dat deze wereld inderdaad maar een tranendal is. Het volmaakte is niet van deze wereld, I never promised you a rosegarden. Ik weet niet of die boodschap vroeger echt ooit aangeslagen heeft, of de mensen echt geloofden dat ze naar de hemel gingen. Ik heb er in alle geval nog niet veel zien lachen op een begrafenis. Vandaag denken we aan deze wereld, met het bovennatuurlijke houden we niet meer ernstig rekening, de twijfel is omgeslagen in onverschilligheid en afwijzing. Wat we vandaag uit Rome horen, sterkt ons in onze nieuwe overtuiging: wat al onzin! Wat de vertegenwoordigers van Allah hun gelovigen opleggen lijkt al even waanzinnig. Tradities uit het Verre Oosten komen in de belangstelling, precies omdat het bovennatuurlijke daar ten hoogste een symbolische, poëtische rol toebedeeld krijgt.
Feuerbach toonde ons al aan dat godsdienst alleen maar projectie is: het gemis omzetten in een bovennatuurlijke overvloed, de dood in eeuwig leven. Maar het systeem werkt niet meer, de woorden troosten niet meer, de mens staat er nu alleen voor. Eindelijk. Over duizend jaar zien we wat hij er zonder god van gemaakt heeft.
Een anekdote om af te sluiten. Op een mooie dag was ik in de tuin aan het werken toen een groep van Jehovas getuigen passeerde. Een jonge vrouw wees me erop dat ik toch gelukkig moest zijn dat ik in zon mooie omgeving kon wonen, in een verzorgde tuin met bomen en planten en bloemen en zelfs wat kruiden en groenten. Ik moest God toch maar dankbaar zijn voor alles wat Hij voor mij gedaan had! Ik dacht even aan de brakke grond die we gekocht hadden, aan de bouw van ons huis, aan de dagen en weken ploeteren in onwillige grond. Ik heb haar geantwoord: mens, je had het hier moeten zien toen hij hier nog alleen bezig was
19-03-2007
ex libris: Jeffery Deaver
Een detectiveverhaal heeft het grote voordeel dat het vlot leest, althans als het goed geschreven is. Dat mag zeker gezegd worden van The Vanished Man van Jeffery Deaver, 2003. De hoofdfiguren kennen we al uit een ander boek van hem, the Bone Collector (1997), dat verfilmd werd met Denzel Washington als de quasi volledig verlamde 'criminalist' Lincoln Rhyme en Angelina Jolie als zijn assistente. Zeker, ook The Vanished Man is een klassiek misdaadverhaal en de personages zijn ietwat stereotiep, maar wanneer heeft dat ooit een lezer of een schrijver van krimi's gestoord? Het is wat je doet met het materiaal dat het succes uitmaakt. Speciaal aan dit boek is dat het zich afspeelt in de wereld van kleine en grote goochelaars en de nieuwe circussen van vandaag, de grote shows in zalen, tenten en vooral ook op Tv, zoals David Copperfield en het Canadese Cirque du Soleil. Vooral de blikken achter de schermen zijn best interessant. Daarnaast wordt ook het dagelijkse leven in New York met veel liefde voor detail getekend. Je kan de koffie zo ruiken...
De auteur slaagt erin om een spannende mengeling te maken van juiste en verkeerde sporen; enerzijds schiet het onderzoek op en worden de identiteit, de methode en de drijfveren van de dader gaandeweg duidelijk gemaakt, maar anderzijds word je voortdurend op het verkeerde been gezet en zijn verrassende wendingen niet uit de lucht. Het thema is 'illusie', in al zijn aspecten, dus niet alleen het afleiden van het oog, maar ook het misleiden van het verstand. Af en toe heb je het gevoel dat de auteur daarin iets te ver gaat, zeker als het om zeer ingrijpende gebeurtenissen gaat, leven en dood: daarmee is het gevaarlijk spelen, daarmee wordt niet gelachen, want als je ook het leven en de dood trivialiseert, wat moet je dan nog ernstig nemen? Hoe goed we ook weten dat het 'maar' een boek is en dat we straks weer het werkelijke leven in het aangezicht moeten kijken, we houden er niet van om tijdens het lezen de zweem van waarschijnlijkheid te verliezen die essentieel is voor de geloofwaardigheid van de personages en uiteindelijk ook die van de auteur. Anders kan je net zo goed een Suske en Wiske lezen.
Op verzoek van enkele blog-lezers vermeld ik hier graag dat zowat alles van Jeffery Deaver ook in het Nederlands verschenen is, The Bone Collector onder zijn Engelse titel, als tie-in met de film, maar ook als Tot op het bot; The Vanished Man is vertaald als De Illusionist. Nieuw kosten ze ongeveer 9, maar je vindt ze ook wel tweedehands voor nog minder. Spanning gegarandeerd tot op de laatste bladzijde.
18-03-2007
etymon: trawant
Op 4 november 2006 had ik het hier over de etymologie van satelliet:
De verre oorsprong is het Latijn, zoals wel vaker het geval is met wetenschappelijke termen en met woorden die er in verscheidene talen ongeveer eender uitzien. Satelles betekent in het klassiek Latijn: een begeleider van een belangrijke persoon, een erewacht; later kwam er de meer algemene betekenis: iemand die met een andere persoon meegaat, een begeleider, maar ook een meeloper, iemand die zich gemakkelijk laat beïnvloeden. Soms is er ook een pejoratieve, negatieve bijklank: een trawant, een mededader, een medeplichtige.
Dat Nederlandse trawant vinden we terug in het Tsjechisch, het Deens, het IJslands, het Noors, het Sloveens, het Zweeds en het Duits, waar het de vorm trabant of drabant aanneemt. De oorspronkelijke betekenis is letterlijk dezelfde als die van satelles, de gewapende begeleider van een belangrijk persoon, maar ook de afgeleide betekenissen van satelliet, zoals een hemellichaam dat om een ander draait (een term door Keppler bedacht) of een satellietstaat of satellietstad, hebben ze in die talen aan trawant gegeven.
Wij kennen Trabant als merknaam van de notoire DDR-autootjes die meer rook en lawaai verspreidden dan hun schaduw groot was
In het Russisch is een satelliet een sputnik, wat dacht je. Toen de Amerikanen hun eigen kunstmaan probeerden te lanceren en dat behoorlijk mislukte omdat de draagraket explodeerde, sprak men van een kaputnik,flopnik,puffnik of een stayputnik.
opera: Don Pasquale
In mijn bijdrage van 20 oktober 2006, onder de titel Oude bokken, groene blaadjes, trok ik een historische lijn over dit tijdloze thema van het blijspel Casina van Plautus, over Mozarts Figaro en Rossinis Barbier van Sevilla, naar Donizettis Don Pasquale en Richard Strauss Die Schweigsame Frau, et jen passe.
Gisteren was het zaterdag en dus opera op Mezzo rond kwart voor negen. Tussen haakjes, vorige week was een beetje een tegenvaller, toen kregen we een uitvoering van het weinig opgevoerde oratorio/muziekdrama Hercules van G. F. Händel door het ongelooflijke Les Arts Florissants onder William Christie, maar in een regie die me na het tweede bedrijf deed afhaken, ondanks alles Regisseurs kunnen een werk maken of kraken. Vaak is het een overdreven actualisering die wrevel opwekt, zoals ook onlangs nog hier bij ons met Wagner, maar ik heb daarvan enkel een paar fragmenten gezien, dus ik zal er niet op ingaan.
Terug naar gisteren, ook figuurlijk, want de Don Pasquale die we te zien en te horen kregen was een klassieke voorstelling in de beste traditie vanuit het Opernhaus Zürich, dat ons al zoveel heerlijks op Dvd aanbood. Als de jeune premier Ernesto kregen we Juan-Diego Florez (foto) in topform, als de veelgeplaagde Don Pasquale was er Ruggero Raimondi, die nu ook al de 65 voorbij is (1941), maar de rol is hem op het lijf geschreven, bij momenten was hij het model van de peetvader uit de bekende films met Marlon Brando. Dirigent Nello Santi werd gevierd voor zijn 75ste verjaardag, maar leidde het orkest en de zangers als een jonge snaak, ondanks de vele kilos die hij naast het gewicht der jaren moest meeslepen
Opera als muziek-theater, gezongen toneel, het kan best leuk zijn. Het hoeft niet altijd een loodzwaar drama te zijn: de klassieke farce heeft nog altijd succes, zeker als er goed gezongen en geacteerd wordt en dat was in deze opvoering uit 2006 zeker het geval. Ondertussen is de Dvd al uit, dus je kan er nog volop van genieten.
15-03-2007
ex libris²
In mijn jeugd las ik enkele boeken van Cor Bruijn, onder meer Sil, de strandjutter. Veel herinner ik mij er niet van, behalve dat het verhaal zich afspeelde op de Waddeneilanden. Het beeld van de strandjutter is ons allen wel in de geest geprent: de min of meer stoere, oudere man, wat mysterieus, met een niet-nader bepaald woelig verleden, zwijgzaam, lopend langs de vloedlijn, en levend van wat de zee prijsgeeft. Een zeer romantisch en dus waarschijnlijk onrealistisch beeld, want of je van het strandjutten kan leven? Er spoelen niet elke dag nagelnieuwe BMW. motoren aan, of zelfs flessen slaolie.
Soms voel ik me strandjutter van onze consumptiemaatschappij: altijd op zoek naar koopjes, wachten tot de solden om noodzakelijke kledingstukken te kopen, altijd snuisterend op rommelmarkten en in brocante-zaken en tweedehandse winkels, kringloopwinkels
Soms kan je toch echt wel een hazard doen, zoals wij dat noemen (van het Frans un hasard, een gelukkig toeval; de oorsprong van hasard is Arabisch en verwijst naar dobbelstenen of het dobbelspel). Onder meer in Leuven is er een winkel met boeken en papierwaren, Dvds, videos en dies meer onder de naam Voordeelboek. Daar kocht Lut laatst een nieuw boek, verpakt in krimpfolie, gebonden, vol linnen band, groot formaat, 755 pp. mooi papier, goed gezet uit een zeer leesbare letter: Het menselijk genie. Streven naar het ultieme in kunst en wetenschap door de eeuwen heen, van Charles Murray, in zeer behoorlijk Nederlands vertaald en uitgegeven bij Het Spectrum/Standaard Uitgeverij in 2004, het origineel verscheen in 2003. Ik laat u raden hoeveel het boek ons gekost heeft: 2,45 en er is niets maar dan ook niet verkeerds mee! Zelfs niet met de inhoud.
Dit is de opzet: aan de hand van objectieve criteria zoeken naar de belangrijkste personen en feiten in onze beschaving. De gegevens waarop de studie zich baseert zijn de vermeldingen die een persoon of een feit krijgt in standaard referentiewerken en de verwerking gebeurt streng statistisch-wetenschappelijk. Het resultaat is op zijn minst interessant, al is het vaak verrassend en soms controversieel. Natuurlijk volgen de resultaten noodzakelijkerwijze uit de methode. In naslagwerken worden heel wat mensen vermeld die voor elk van ons totaal onbekend zijn. Na een aantal bewerkingen op het ruwe materiaal komt de auteur tot 4002 personen in vijf grote groepen: wetenschap 1442 wijsbegeerte 239 beeldende kunst 671 letterkunde 1128 westerse muziek 522.
Dit is op zichzelf al een merkwaardig resultaat, want als je zelf een lijstje zou maken van wie je een belangrijk persoon vindt in onze beschaving, dan vermoed ik dat daarbij wel wat minder wetenschappers en bijvoorbeeld wijsgeren zouden zijn. Maar goed, de auteur legt zeer zorgvuldig uit hoe hij te werk gegaan is: alle 4002 personen komen voor in ten minste de helft van de geraadpleegde naslagwerken. Andere referentiewerken zouden misschien lichtjes andere resultaten geven, maar slechts nauwelijks.
In de oorspronkelijke Amerikaanse titel staat expliciet vermeld dat de bestudeerde periode loopt van -800 tot 1950. Een paar meer recente namen zullen daarom wel ontbreken en enkele zeer oude krijgen wel erg nadrukkelijk belang.
De proef op de som is natuurlijk wie er in de top 20 staat voor elke subcategorie en daar zijn behoorlijk wat verrassingen bij. Ik vermeld er een paar.
Voor mij was de grootste verrassing de naam van Aristoteles. Hij prijkt op nr. 2 bij de biologen, vlak na Darwin maar voor elke bioloog die je je kan indenken (Lamarck? Linnaeus? Mendel?) en ook op nr. 1 bij de westerse wijsgeren. Bij de letterkunde is hij met opgezet weggelaten omdat je niet in beide categorieën mag voorkomen, anders was hij zeker nog eens zeer hoog geëindigd. Ik heb nooit één letter van Aristoteles gelezen, moet ik tot mijn schande bekennen, op wat citaten links en rechts na; ik vrees echter dat ik niet alleen ben, want Aristoteles komt niet in de leerprogrammas voor en zelfs aan de universiteiten leest men hem niet, zelfs amper in de opleiding wijsbegeerte. En toch is dit veruit de meest invloedrijke wetenschapper en filosoof van heel onze beschaving, de eindkandidaat voor de titel van grootste genie aller tijden. Ziedaar voorwaar een zeer frappante contradictie.
Eerder verrassend was ook de volgorde van de sterrenkundigen: Galilei, Kepler, Herschel, Laplace, Copernicus. Wat ik over Galilei gelezen heb, is zeker niet voldoende voor die eerste plaats, daar zou ik toch eerder Copernicus en Kepler plaatsen. Maar in de wetenschap kan je een belangrijk man zijn omdat je bijvoorbeeld per ongeluk als eerste iets opgemerkt hebt.
Er zijn categorieën waar je ongeveer niemand kent, zowel in de wetenschappen als bijvoorbeeld in de Chinese en de Indische wijsbegeerte, de Japanse kunst, de Chinese schilderkunst, de Arabische, Chinese, Indische en Japanse letterkunde. Daar kan je de vraag stellen naar de relevantie van deze onderzoeksresultaten, maar je kan ook de gelegenheid aangrijpen om eens iets meer te weten te komen over een persoon die volgens het algemeen oordeel behoort tot de 4002 belangrijkste personen die ooit geleefd hebben, daarmee kan je nooit verkeerd doen.
Bij de Westerse muziek verwachtte ik Bach op nr. 1. Niet dus, wel Beethoven, Mozart en pas dan Bach, gevolgd door Wagner! en dan pas Haydn, Haendel Verdi prijkt op nr. 17, ver na Debussy, Liszt, Schumann en Schoenberg. Shostakovich, Richard Strauss, Bartok, Chopin, Lassus, Josquin, Mahler, Mendelssohn, Scarlatti komen nog veel verder in de rij. Een zeer merkwaardige volgorde, wat mij betreft. Dat doet je dan vragen stellen bij de methode, natuurlijk en als het bij de muziek zon vreemd resultaat geeft, wat is dan de waarde van de volgorde van de andere categorieën?
Ik vermeldde gisteren of zo al de top vijf in de westerse letterkunde: Shakespeare, Goethe, Dante, Vergilius, Homerus. Daarna volgen: Rousseau, Voltaire, Molière, Byron; daarna pas Tolstoi en Dostoievski, Petrarca, Hugo, Schiller, Boccaccio, Horatius, Euripides, Racine, Scott en Ibsen. In deze categorie bestond het ruwe materiaal uit bijna 4.000 vermeldingen in een gebruikt naslagwerk; dat leverde 1918 verschillende namen op, en 835 zijn significante personen, zij staan vermeld in ten minste de helft van de naslagwerken; slechts 236 zijn voorname personen, maar het is me niet meteen duidelijk hoe dat bepaald wordt, allicht zijn het de hoogste 236 scores. Je zal vergeefs zoeken naar Tolkien of Updike, te recent? Waarom dan wel Nabokov, hoewel ik daartegen natuurlijk geen bezwaren heb?! In het lijstje vind je alle grote namen, maar nog veel meer totaal onbekenden, die enkel in het eigen taalgebied bekend zijn.
Dat is een beetje de grondtwijfel waarmee ik achterblijf: als al die grote namen zo belangrijk zijn voor onze beschaving, waarom ken ik ze dan niet? En als ik ze niet ken, dan zullen er nog wel een paar andere mensen zijn, vermoed ik zo En als wij die allemaal geen van allen kennen, hoe kunnen ze dan bepalend zijn voor onze cultuur, onze beschaving?
Wellicht heeft de auteur gelijk als hij zegt dat onze beschaving gebouwd is op een zeer gering aantal echt geniale mensen: Darwin, Aristoteles, Pasteur, Lyell, Newton, Einstein, Lavoisier, Copernicus en Kepler, Edison, Watt, Euler, Confucius, Sankara, Michelangelo, Basho, Shakespeare, Bach en Beethoven. Dat is het hooggebergte, waar de lucht te ijl is voor gewone stervelingen. Dat zijn de verten die ons wenken.
Als je het boek ziet: niet aarzelen!
13-03-2007
Vergilius?
Gisteren nog gehoord: ons onderwijssysteem is goed, zeer goed, maar niet volmaakt. Wat mankeert eraan? Wat er al altijd aan mankeerde. We geven de jonge mensen wel een hoop bagage mee, informatie, kennis, wetenschap of hoe je het ook wil noemen. Maar we leren hen niet denken. We hopen dat ze door de confrontatie met al die gegevens plots vanzelf verbanden zullen gaan leggen en dat is ook wel zo, soms is dat zoiets zelfs vrij spectaculair: een knap opstel, een vlekkeloos examen van wiskunde, een lyrische vertaling van een Latijnse tekst Maar meestal blijft het bij papegaaienwerk, tot aan de universiteit toe. Een deel van het probleem zit bij het testen, want men blokt op wat men test. Testen op intelligentie mag niet, want dan zijn de meest begaafden bevoordeeld en dat zijn ze toch al. Dus test men op blokken: hebt ge uw les goed geleerd?
We bouwen op de kennis van hen die ons voorafgingen. Newton begreep zijn eigen wetten van de zwaartekracht niet helemaal, Copernicus durfde niet geloven wat hij zag, Einstein zocht zijn hele leven naar de conclusies van zijn relativiteitstheorie. In elke opleiding heeft men de neiging om er een geschiedenisles van te maken. De filosofie begint met de pre-socratici, de meetkunde met Euclides, de natuurkunde met Archimedes, de beeldhouwkunst met de kouros, de astronomie met Ptolemaeus &c. Dat is niet dom, natuurlijk, maar er schuilt ook een gevaar in die methode. Meestal geraakt men namelijk niet aan het einde. In de geschiedenislessen bleven we steken ergens voor de Franse revolutie.
In vrijwel alle takken van de wetenschap staan we nu oneindig veel verder dan ooit iemand stond, we hebben een gecumuleerde kennis van duizenden jaren en miljarden mensen en we hebben fantastische middelen om die vergaarde kennis ook te communiceren, met machtige media zoals de computer. Wij kunnen veel sneller tot conclusies komen dan vroeger, wij kunnen met zevenmijlslaarzen stappen, omdat wij heel wat mogen aannemen als gekend, supposé connu, taken for granted. We moeten allerlei elektronische hulpmiddelen niet uitleggen aan de gebruikers, we moeten alleen tonen hoe ze die moeten gebruiken. We weten nu hoe ons planetenstelsel ineen steekt (niet: in elkaar, weet je nog?) en dat maakt het ons mogelijk om naar de maan te vliegen en nog veel verder. Zo meen ik dat het ook voor andere wetenschappen moet zijn. Laten we de huidige stand van de wetenschap op een efficiënte manier doorgeven aan de jongeren en hen zo op weg zetten naar de sterren.
Let wel, we moeten in de eerste zeg maar vijftien jaar van die jonge levens vooral ook die krachtige open verstanden ontwikkelen en ik ben de eerste om te benadrukken dat bijvoorbeeld de studie van het Grieks en het Latijn, naast moderne talen, een uitstekende manier is om dat te doen, intensief omgaan met taal is nu eenmaal de beste manier om je verstand te gebruiken. Ook de positieve wetenschappen zijn natuurlijk zeer belangrijk. Het is een evenwichtsoefening en er is geen tijd voor alles, maar dat hoeft ook niet. Mij dunkt dat men veel tijd verliest met historische overzichten en met herhalingen. Ik herinner me dat ik voortdurend zat te wachten tot we konden verder gaan, ik verlangde mateloos naar de verten die wenkten
Ik moet zeggen dat ik ook wat teleurgesteld was bij het lezen van de oude Latijnse en Griekse teksten, veel te weinig, overigens, om een idee te krijgen van de inhoud. Als ik nu lees dat Vergilius wordt gerekend tot de top vijf van de wereldliteratuur, na Shakespeare, Goethe en Dante maar voor Homeros, dan frons ik even de wenkbrauwen en denk met spijt terug aan de tamme uren die we in de klas verdaan hebben met het lezen in de Aeneis, de Bucolica Hoewel Latijn en Grieks mijn beste vakken waren en ik daarvoor ettelijke prijzen en loftuitingen heb gekregen, heb ik aan de meeste teksten zo goed als niets over gehouden, behalve het oefenen van mijn verstand. Als ik nu nog eens probeer, in vertaling of met de teksten parallel, dan valt zelfs Horatius tegen en ook Tacitus, die ik vroeger nog de beste twee vond.
Ook aan de universiteit heb ik veel tijd verloren, we hielden ons bezig met futiliteiten, vond ik, de verten bleven wenken. Elke universitair afgestudeerde moest een wetenschapper zijn, in staat om zelfstandig die of gene wetenschap grensverleggend te beoefenen. Zoiets is maar enkelen gegeven, wat dacht je, en als je dat weet, waarom dan de anderen niet een ander, minder gespecialiseerd en meer gediversifieerd curriculum geven?
Ik moet me dringend gaan bezinnen over dat rijtje van de grote vijf. Van Shakespeare heb ik wel een en ander gelezen, ook de sonnetten, enkele vertaald en ook een aantal stukken theater gezien. Wat daar met taal gedaan wordt, is fenomenaal. Goethe? Een of twee gedichtjes? Dante? De aanhef van de Divina Commedia? Homeros las ik graag, er zijn prachtige stukken, maar het is een wereldbeeld dat me nu doet gruwen met al het geweld en ook met die mensen die door het lot en de goden hulpeloos op zwalpende zeeën gestuurd worden tot het einde van hun dagen Wie heeft ooit de hele Ilias of Odyssee gelezen, laat staan de hele Aeneis?
The Lord of the Rings, daarentegen, lees ik sinds 1964 zo ongeveer elk jaar zonder enige moeite helemaal uit.
11-03-2007
etymon: @
Toen de CVP een nieuwe naam en een nieuwe afkorting voor die naam zocht, heeft een reclamejongen de ampersand, het &-teken, nieuw leven ingeblazen en zo was de CD&V geboren. De ampersand. Ampersand?!? Zelfs Google reageert niet op de zoekopdracht @.
We moeten teruggaan naar ver voor de tijd van de boekdrukkunst om de oorsprong van dit teken te achterhalen.
In Rome zochten schrijvers en kopiisten middeltjes om rapper te schrijven, bijvoorbeeld door bepaalde groepen van letters samen te voegen, zoals wij ook nog doen als we bijvoorbeeld tt schrijven, met de hand wel te verstaan: we trekken dan met één trek de beide horizontale streepjes. Ook later, in de Middeleeuwen, toen boeken maken nog boeken overschrijven met de hand betekende, leefden dergelijke gebruiken en gewoontes voort bij de monniken die het vervelende overschrijfwerk deden, met slecht materiaal, in donkere kamertjes, in winterse kou of zuiderse hitte.
Zij deden dat bijvoorbeeld ook voor de dubbele ff, ffi en nog vele andere combinaties of ligaturen. Vaak voorkomende woordjes, zoals het Latijn voor en: et werden ingekort tot één teken, in dit geval door de beide letters aan mekaar te plakken, wat na enige tijd het mooie & opleverde, met wat moeite zie je er nog de e en de t in. De naam ampersand komt van het Engels: men noemde het teken voor et of en of and: and per se and, of: en op zichzelf en, een teken dus dat op zichzelf en wil zeggen. Andpersand, ampersand, we zijn er.
In de drukkunst werden die ligaturen als lettergroepen of logotypes uit een stuk overgenomen. Er is echter nog een dergelijk logotype, dat op je toetsenbord op de toets naast de & staat, maar dat je samen met de Alt Gr-toets moet indrukken; het is het @-teken, dat je al ontelbare keren gebruikt hebt maar waarvan de naam een beetje onwennig in de mond ligt: de apenstaart, het apenstaartje. Waarom noemen we dat zo en waar komt het teken vandaan?
Laten we beginnen met het teken zelf. De meeste verwijzingen blijven vaag over de oorsprong, maar mij lijkt het vrij duidelijk, namelijk uit het voorgaande: de ligaturen. Zoals & ontstaan is uit het samenvoegen van e+t, is @ gevormd door a+t en zelfs à in één keer te gaan schrijven. Die beide woordjes, het Engelse at en het Franse à worden in de handel voortdurend en sinds eeuwen gebruikt om de prijs aan te duiden: twee bloemkolen à 1 is 2 ; twee rode kolen at 2 is 4 . Door het veelvuldig gebruik ging men dat sneller schrijven en een beetje stileren en zo werd het een a met een staartje, een krulletje of een cirkeltje errond. Meteen weten we waar het a(pe)-staartje vandaan komt en de a-krol, een andere benaming die je soms hoort. In het Engels en het Frans sprak men bij de drukkers vroeger over de commercial at, maar nu zegt iedereen in het Engels en ook ver daarbuiten gewoon at. Of dat dacht je maar!
In het Frans zegt men arobase en de woordenboeken weten er geen blijf mee, maar mij lijkt het duidelijk als je naar het Spaans en het Portugees luistert, want daar is het arroba en dat is de naam voor een gewichtseenheid, een vierde van de quintal, die zelf honderd pond is of ongeveer 50 kg, dus is de arroba 25 pond of ongeveer 12 kg. In het Arabisch is ar-rub een kwart. Hoe de aanduiding van een gewicht de betekenis gekregen heeft van at laat zich raden uit de commerciële context. Het teken voor de arroba was natuurlijk een gestileerde a of @. Dat arroba ook etymologisch iets met een amfoor zou te maken hebben lijkt me weinig waarschijnlijk, al was er wel een verband tussen de vaste maat van een amfoor wijn of olie en de arroba.
In andere talen heeft men na het moderne gebruik op het internet zijn verbeelding laten spreken, zoals in ons apenstaartje, dat ook in het Zuid-Afrikaans bestaat en in het Duits en af en toe zelfs in het Engels. Daarnaast noemt men het een oortje, een apeklootje, een slinger-aatje of slingeraapje, een slakje of slakkenhuisje, een varkensstaart, een kattenstaart, een brioche of een strudel of een ander lokaal gedraaid gebakje, een muisje, een hond, een slurfje, een krulletje, een rolmops, een eendje, een rammetje
De revival van de @ is begonnen toen het Internet ontstond en een programmeur op zoek ging naar een weinig gebruikt typografisch teken om in het internetadres de naam van een individu te scheiden van de naam van de organisatie waartoe hij behoort, zoals in karel.d.huyvetters@telenet.be
Vandaag vind je het apenstaartje overal terug, l@@k!
D@@g!
10-03-2007
Carl Spitzweg
Carl Spitzweg, zeg je? Nooit van gehoord
Carl Spitzweg werd geboren in een Beiers dorp in 1808 en overleed in 1885 in München. Zijn beide ouders kwamen uit begoede burgerfamilies, die hun fortuin opgebouwd hadden als groothandelaars. Vader Spitzweg zette de traditie verder; in München behoorde de familie tot de meest vooraanstaande, ook op politiek gebied. Er waren drie broers in het gezin. De oudste zou, zoals gebruikelijk, de zaak overnemen; Carl, de middelste, moest apotheker worden en de jongste, dokter. De jeugd van de drie broers verliep in een typisch beschermd milieu, dat hen alle kansen gaf om zich te ontplooien. In 1819, toen Carl elf was, overleed echter zijn moeder.
Carl doorliep de Latijnse school zonder veel moeite en studeerde af aan het Gymnasium in 1825 en ging dan in de leer aan de hofapotheek van het Beierse koningshuis in München. In 1828 stierf zijn vader. Na zijn apotheekstage schreef hij zich in aan de universiteit en verwierf in 1832 ook het diploma van apotheker, met onderscheiding. Na een ziekte en een herstelperiode in een kuuroord brak hij met het beroep en wijdde zich nog uitsluitend aan het schilderen.
Hij was al van jongs af aan een zeer begaafd tekenaar. Een academische opleiding kreeg hij nooit, hij was gewoon een begenadigd autodidact. Hij werd lid van kunstenaarsverenigingen en bestudeerde het werk van de grote meesters, vooral tijdens reizen naar de belangrijkste kunststeden zoals Venetië, Londen, Parijs en zelfs Antwerpen. Hij stierf in 1885, zevenenzeventig jaar oud.
Tijdens zijn leven maakte hij meer dan 1500 werken, waarvan hij er meer dan 400 ook verkocht, vooral in de rijke burgermiddens waarin hij zich bewoog. Vandaag is Spitzweg zo gezocht dat hij onbetaalbaar is. Die populariteit is vooral na de tweede Wereldoorlog goed op gang gekomen. Spitzweg behoort tot de laat-romantiek. Hij begon in de wat zoeterige en zeer conventionele Biedermeierstijl, maar gaandeweg zuiverde hij zijn kunst uit tot hij heel dicht in de buurt van het impressionisme kwam. Hij was een uitstekend en onvermoeibaar tekenaar, die met snelle trekken de koppen van de bezoekers van de apotheek vastlegde, evenals de zo typische Duitse kleinsteedse straatjes, geveltjes en pleintjes. Zijn schilderijen tonen de kleinburgerlijke stadsmensen mensen in hun eigen biotoop, met hun karakteristieke kleine kantjes, altijd met behoorlijk wat ironie en zelfs spot, maar steeds vriendelijk, vertederd, met liefde bijna, zonder een zweem van minachting. Enkele van zijn bekende typeringen zijn de arme dichter, de boekenworm, de cactusliefhebber, de antiquair, de boekhandelaar, de sterrenwichelaar, de alchimist, de eeuwige verliefde, de bedelmuzikant, de vlindervanger, de zondagsjager, de hypochonder, de postbode, de ingeslapen nachtwacht, de kunstenaar en de wetenschapper. Ook in zijn landschappen vertelt hij altijd ook een verhaal, zoals bij de uitbeelding van de veldwandeling van een groep schoolkinderen.
Spitzweg doet me vaak denken aan Norman Rockwell, die zo raak de USA. van de eerste helft van de 20ste eeuw geschilderd heeft, met die zelfde ironische welwillendheid, op het randje van de karikatuur en met een verbluffend artistiek meesterschap.
Ik bezocht ooit Oberammergau, een Beiers stadje dat we vooral kennen van de passiespelen, die destijds ook hier in Vlaanderen navolging kenden. Het ligt in de buurt van Garmisch-Partenkirchen, dat we dan weer kennen van het schansspringen en als verblijfsplaats van Richard Strauss, in de villa die hij bouwde na en met het succes van Salome. Oberammergau is een toeristische trekpleister, onder meer ook voor de talrijke winkels en winkeltjes met houtsnijwerk. Ik kocht er toen een lezertje, een beeldje van een 19de-eeuws mannetje dat op een bibliotheektrapje staat, met open boeken in zijn beide handen, een boek onder de arm en een tussen de knieën gekneld en nog een paar aan zijn voeten. Dat was mijn eerste kennismaking met het werk van Carl Spitzweg, maar dat besef ik nu pas Het lezertje is na de scheiding bij mijn eerste echtgenote gebleven; bij een bezoek aan haar woonst toonde ze me ook een schilderijtje met het lezertje erop. Op eBay kocht ik onlangs een vervanger en daarbij viel me de verwijzing op naar een zekere Spitzweg en dat zelfde schilderij, met de titel Der Bücherwurm. De beeldjes zijn dus gemaakt nach Spitzweg. Ik liet het schilderij van de boekenworm al eens zien bij mijn gedicht van de rijmloze rijmelaar. Hierbij nog een ander staaltje van zijn kunnen. Het is niet eenieders smaak, maar ik althans hou er wel heel veel van. Geen grote kunst misschien, maar zo menselijk, zo herkenbaar dat de ontroering bijna pijn doet.
Carl Spitzweg? Aangename kennismaking!
09-03-2007
omgedicht: Christian Morgenstern
Zwei Trichter wandeln durch die Nacht.
Durch ihres Rumpfs verengten Schacht
fliesst weisses Mondlicht
still und heiter
auf ihren
Waldweg
u.s.
w.
Twee trechters wandelen door de nacht
door hun lichaams versmalde schacht
vliedt wit het maanlicht
stil en gloort
op hun
weg
en
z.
Christian Morgenstern 1871-1914
Karel Dhuyvetters 2007
08-03-2007
jongens en wetenschap
Soms hoeven dingen niet duur te zijn om ook nuttig te wezen. We hebben allemaal in ons huis talloze apparaten die voorzien zijn van een batterij: de afstandsbediening van Tv, radio, digicorder, MP3, Cd of Dvd-speler &c., de starter van de gaskachel, de elektronische klok en het weerstation, de wekkerradio, eventueel zelfs de thermostaat van de verwarming en de thermostaten van de radiatoren, als die afzonderlijk geregeld zijn, de weegschaal, de deurbel, de zaklamp, de tandenborstel, het scheerapparaat ik vergeet er ongetwijfeld.
Die batterijtjes zijn er in allerlei formaten, meestal uitgedrukt in lettercodes, bij de ronde zijn de meest gangbare kleinste AAA 800 mAh, en de iets grotere AA 2500 mAh; ook de samenstelling verschilt: Ni-Cd staat voor nikkel-cadmium, NiMh voor nikkel-metaalhydride. Je kan ook herlaadbare kopen, dat is vooral interessant als je toestel een groot verbruik heeft, bijvoorbeeld een draagbare Cd-speler; voor een back-up batterijtje voor een klokradio kan je net zo goed een wegwerpbatterijtje nemen, en voor het milieu moet je dat niet laten want batterijen worden 100% gerecycleerd, althans als we ze correct inzamelen
Batterijen lopen leeg bij gebruik, soms vrij snel, soms gaan ze jaren mee. Op sommige modellen zijn er drukpunten, zodat je kan aflezen of ze nog geladen zijn, maar de meeste batterijtjes laten je raden naar de voorraad energie die nog ter beschikking staat en dat is best vervelend: je zit maar te duwen op die afstandsbediening en er gebeurt niets; je zoekt een half uur naar de oorzaak, tot het eindelijk tot je doordringt: misschien de batterijtjes? Juist en dan kannibaliseer je een ander toestel, je haalt daar de batterijtjes uit, als ze al het zelfde formaat hebben En je vergeet daarbij dat als je de stroom onderbreekt in die andere afstandsbediening, een aantal opgeslagen gegevens foetsie zijn, maar dat merk je pas een volgende keer, na nog een half uur zoeken.
Vandaar dat de aanschaf van een simpele batterijtester echt aangewezen is. Zon dingetje kost amper een paar euro en geeft je daarvoor zoveel nuttige informatie dat het merkwaardig is dat niet iedereen er een of meer in huis heeft. Het laat je bijvoorbeeld ook toe om te zien dat als een toestel met drie batterijen stil valt, niet noodzakelijk alle drie de batterijen plat zijn (figuurlijk dan, want AA en AAA zijn en blijven ook rond, natuurlijk). Je kan dan heel eenvoudig te weten komen welke aan vervanging of opladen toe is, zo hoef je geen volle batterijen weg te gooien of nodeloos op te laden.
Dus als je nog eens in een elektro-zaak komt of in een grootwarenhuis, koop jezelf een batterijtester. Meestal is er niet eens een gebruiksaanwijzing bij, maar let toch op een zaak: aan een batterij zijn twee polen, een positieve (+) bovenaan en een negatieve (-) onderaan, bij AA en AAA. Zoals je ook in je toestellen de batterijen op de juiste manier, dus in de juiste richting en volgorde moet aanbrengen, meestal met + en - aangeduid in het vakje waar ze thuishoren, zo moet het ook in de tester, anders zegt die dat ze leeg zijn, ook als dat niet het geval is.
De batterijtester: eens je hem in huis hebt, kan je hem niet meer missen. En er hoeft geen batterijtje in, behalve om te testen, juist.
07-03-2007
3ll3r
Gisterennamiddag had ik zin om mij eens onder te dompelen in een thriller, een spannend misdaadverhaal. Dat is natuurlijke een vorm van escapisme, wegvluchten uit de dagelijkse werkelijkheid, bijvoorbeeld de naweeën van een faliekant familiebezoek, en helemaal opgaan in de fictieve wereld die de auteur je voortovert. In de luttele uren dat je aan zon boek besteedt, gebeurt vaak meer dan in je hele eigen leven, gelukkig maar! Eigenaardig is dat men vaak meent dat enkel misdaadverhalen spannend zouden zijn. Niets is minder waar, natuurlijk, het spannendste boek dat ik ooit las was ongetwijfeld The Lord of the Rings: de nacht doorgelezen aan deel een en s morgens staan wachten tot de boekenwinkel openging om deel twee en drie te kopen en die meteen uit te lezen, een echte marathon. Ook SF is heerlijk escapisme en vaak razend boeiend, net zoals reisverhalen, humor en ook gewone mainstream verhalen, denk maar aan Terrorist van John Updike laatst nog.
Maar ik heb nog een stapel krimis liggen, gekregen of tweedehands opgepikt; even de blurbs lezen, de uittreksels uit uiteraard lovende recensies die op de flap, de achterkant of de eerste bladzijden van een boek staan. Als je ook nog even kijkt wie die schreef en waar ze verschenen, kan je vaak al een idee krijgen van de kwaliteit. Een positieve recensie in TLS (The Times Literary Supplement), NYRB (The New York Review of Books) &c. van een gerenommeerd recensent of auteur is nu eenmaal een meer betrouwbare aanduiding dan een vermelding in Elle door de jongste medewerker. Dat vreemde woord blurb heeft ook al een onduidelijke oorsprong, maar wellicht is het ontstaan bij broodschrijvers die dergelijke dingen moesten maken, rond 1900, in Amerika, waar nu eenmaal reclame de verkoop regelt.
Mijn keuze viel toevallig op een boek van Ted Dekker, of DEKkER, zoals op de omslag prijkt met dezelfde overigens zinloze typografische eigenzinnigheid waarmee ook de titel wordt opgelicht: Thr3e, lees: Three, Drie dus. Die drie is een van de gadgets (waarschijnlijk van gâchette, de veer in een slot of een ontstekingsmechanisme van een vuurwapen en vandaar elk mechaniekje en later aardigheidje) die onze auteur gebruikt om ons bezig te houden. We zagen het al in de horrorfilm se7en, dus niet erg origineel. En dat geldt voor het hele verhaal. We hebben dergelijke personages wel al eens eerder gezien of gelezen en ook de gebeurtenissen, de misdaden komen ons bekend voor. Stereotiep, noemt men dat dan en dat komt dan weer van stéréotype, een drukprocedé uit de 19de eeuw, waarbij men werkte met vaste platen om afbeeldingen af te drukken (stereos in het Grieks betekent stevig, hard, maar ook levendig, zoals in stereofonie); later werd het een negatieve term om een gebrek aan originaliteit aan de kaak te stellen, aan de schandpaal dus, want deze kaak is niet het lichaamsdeel dat zo karakteristiek was voor de Habsburgers en dat ze in Leuven een zjieebakkes noemen: een nadrukkelijk vooruitstekende onderkaak en kin, waarbij de ondertanden (ver) voor de boventanden komen te staan.
Lang gaan we bij de 352 paginas van het boek niet blijven stilstaan, je weet nu al dat ik het niet de moeite vond, de laatste honderd bladzijden heb ik cursorisch gelezen, op een loopje dus, van currere lopen, in het Latijn; wat een cursor is weet nu iedereen, maar toen ik het woord voor het eerst hoorde vermelden in de lessen computergebruik, sprak mijn collega dat op zijn Brits uit en dat klonk een beetje als kuiser en dat vond ik zon prachtige Nederlandse benaming voor dat vlekje waarmee je op een tekstverwerker je fouten kon opkuisen. Helaas, het heeft niet mogen zijn, geen kuiser maar een cursor, een loper. Je kan die nu ook allerlei vormen en kleuren geven. Als je hem rood maakt heb je een juist. Zelf vind ik het handje met de wijsvinger nogal leuk, met een lopend polshorloge in plaats van de klassieke zandloper en trommelende vingers als je even moet wachten. Het oog wil ook wat en een kinderhandje is rap gevuld.
06-03-2007
maansverduistering
In de nacht van zaterdag op zondag was er een maansverduistering. Heel uitzonderlijk is dat niet, het gebeurt elk jaar wel eens en dit jaar zelfs twee keer, al zullen we die van 28 augustus hier bij ons niet te zien krijgen, want dan gebeurt de verduistering overdag.
Wat gebeurt er bij een maansverduistering? Het is volle maan, de maan staat dan op één lijn in de volgorde zon-aarde-maan en komt terecht in de schaduwkegel die de aarde afwerpt. Zaterdag was de hemel zeer helder, met slechts enkele wolkensliertjes, dus alles was perfect te volgen met het blote oog maar natuurlijk nog beter met een verre- of sterrenkijker. De maan stond ook hoog aan de hemel op dat moment dat het bet begon, om half elf, met een klein randje onder aan de maan, dat donkerder werd. Dat ging zo stilaan verder, bijna onmerkbaar, tot kwart voor twaalf, wanneer de schaduw de hele maan bedekte. Het leek wel alsof de maan van binnen uit verlicht was, een oranjerode gloed, heel vreemd. Ik ben speciaal opgebleven en ben met tussenpozen in de tuin gaan kijken, voor het eerst in mijn leven, eigenlijk. Wij staan niet echt stil bij de hemelverschijnselen, enkel mensen die er hun hobby van maken, trekken er tijd voor uit en vaak ook veel geld voor dure kijkers. Het lijkt vrijwel onmogelijk dat wij als mens een verschijnsel van die omvang zouden kunnen organiseren; denk eens aan de afstanden en de afmetingen van de schaduw. De maan staat 384.000 km van ons af en heeft een middellijn van bijna 3500 km! Dat maakt het ook zo spectaculair, en ook het feit dat het verschijnsel vrij snel gaat, de meeste andere bewegingen van de hemellichamen gaan veel trager, zodat ze bijna onmerkbaar zijn.
Bij deze gelegenheid kan ik u twee publicaties aanraden van Govert Schilling: het Handboek Sterrenkunde, 256 pp. en het Jaarboek Sterrenkunde 2007, 64 pp., beide verschenen bij Fontaine uitgevers en te krijgen bij elke goede boekhandel of via Proxis.be. In zeer toegankelijke taal en voor een bescheiden bedrag krijg je daar uitstekende informatie.
05-03-2007
Geweldig
Het overkomt ons allemaal wel: een familiebezoek dat wat uit de hand loopt. De gemoederen raken verhit, met het alcoholpercentage in het bloed gaan ook de decibels naar omhoog en voor je het weet zit je in een caféruzie, een stuk van Claus, de Zevende dag met een paar backbenchers en een partijloze ex-judoka; ieder schreeuwt zijn gelijk uit, heeft van niemand lessen te leren, behoudt zich het recht voor om zijn mening te debiteren, zijn standpunt te verduidelijken, ouwe koeien uit de gracht te halen, vooroordelen, valse statistieken en verdraaide informatie in het midden te gooien, zijn tegenstrevers te onderbreken, zelf vijf keer hetzelfde te zeggen, het woord niet af te geven met trucjes als: daarover wil ik drie dingen zeggen,terwijl je er nauwelijks één hebt dat de moeite is om te vermelden, of: mag ik daarop antwoorden? Mag ik mijn zin afmaken? Ik heb u daarnet laten spreken, nu moet jij mij ook laten zeggen wat ik te zegen heb &c.
Geen fraaie vertoning, ik moet je geen tekeningetje maken.
Met de verkiezingen in het vooruitzicht vrees ik dat de open debatcultuur, die van de VLD overgewaaid is naar alle partijen en die de VRT in de plaats heeft gesteld van ernstige journalistiek, ons nog menig uur zal bezig houden. Althans, dat zullen ze proberen, maar voor mezelf heb ik al uitgemaakt dat ik niet één van die debatten zal volgen, zoals ik ook nooit naar de Zevende dag kijk of andere debatten, als ik het enigszins kan vermijden. En dat doe ik ook met Terzake, want ik gun het meesmuilende journaille de voldoening niet die zij zichtbaar smaken als ze weer eens publiekelijk iemand het bloed van onder de nagels gehaald hebben. Of ze daarbij belangrijke maatschappelijke themas bespeeld hebben, is een vraag die niet wordt gesteld. Wat telt is het drama, de platte sensatie. Baas Gansendonck Bracke is de meester in dat soort innuendo, hij beheerst de kunst van het ironische toontje als geen ander, maar zeker hier geldt: een betere zaak waardig.
Dergelijke debatten zijn trouwens de slechtste manier om iets te weten te komen over de inhoud van de partijprogrammas. Niemand leest die dingen - terecht ook, lees liever een goed boek - maar iedereen heeft wel zijn zeg over het programma, of het ontbreken daarvan, van de andere. We verdoen onze tijd op een groteske manier. Niemand wordt er beter van, echt niet. Maar de staatsomroep heeft beslist dat het zo moet, met alles erop en eraan, multimedia, dag in en dag uit, tot in den treure.
En waar gaat het in de grond allemaal om, zowel bij familiebezoek als op Tv als bij de verkiezingen? Macht. Meer zijn dan de andere. Gelijk hebben. Om onverdraagzaamheid gaat het, om het niet respecteren van de mening van de andere. Machtswéllust is het in de grond allemaal.
De gevaarlijkste vorm van machtswellust, dat zouden we nu ondertussen toch wel al mogen weten, is die waarbij mensen gemobiliseerd worden om louter door hun getalsterkte de macht te grijpen of te houden. Het is het terrein bij uitstek van de politiek, want daar draait alles om de zetels, coalities, kartels en om een meerderheid die beslist en een oppositie die niets te zeggen heeft.
Dat leidt tot situaties als die met het Blok, dat wel massaal veel stemmen krijgt, keer op keer en in dat democratisch systeem meer mensen vertegenwoordigt dan andere gevestigde partijen, maar uitgesloten wordt van... de macht. En niets is frustrerender dan dat: macht willen en ze niet krijgen.
Dat mensen zo met elkaar willen omgaan is misschien wel onvermijdelijk, maar het is ook ronduit beschamend. Een documentaire over een kolonie apen of meerkatten zou aan een bezoekende delegatie marsmannetjes de indruk geven dat het eerder de dieren zijn die het hoogste beschavingsniveau bereikt hebben.
Machtswellust heeft een vaste buur, en die heet geweld. Dat kan verbaal zijn, ik bedoel inhoudelijk verbaal: je haalt argumenten aan om je gelijk te bewijzen. Het geweld komt op de proppen als we het spel niet eerlijk spelen, als we de feiten verdraaien en de cijfers vervalsen. Verbaal geweld is vaak ook gewoon fysiek: hij die het hardst schreeuwt en die niet afgeeft, is uiteindelijk het meest aan het woord en wordt het meest gehoord. Wie niet schreeuwt, niet onderbreekt, komt niet aan het woord. Maar dat heeft een keerzijde. Mensen zijn geen uilskuikens, zoiets hebben ze al gauw door en dan kan de schreeuwlelijk van dienst nog uren doorgaan voor een lege zaal of een amorf publiek dat wacht op het einde van de uitzending, de meeting, de vergadering of het familiebezoek.
Ik houd mijn hart vast voor mensen die anderen willen overtuigen van hun gelijk, voor missionarissen en zeloten. Want het gelijk van de ene gaat ten koste van het gelijk van de andere, er kan maar één de dikste hebben. Als men mensen overtuigt, zet men ze in het gelid, ze geven dan hun eigen overtuigingen op om min of meer blindelings die van de andere te volgen. De partijlijn is heilig, wie daarvan afwijkt, moet kiezen of delen, of wordt verwijderd, uitgestoten of erger.
Ik ben bang voor mensen die het wij-gevoel prediken als oplossing voor al de kwalen van onze maatschappij. We mogen geen individualisten zijn, want dat zijn egoïsten. We moeten allemaal samen hetzelfde willen, want eendracht maakt macht, nietwaar. We moeten onze schouders onder een gemeenschappelijk project zetten, want het project van de vijand is erop gericht om alles wat ons dierbaar is te vernietigen. Wat al onzin. Dat wij-gevoel, die massabewegingen hebben in de loop van de geschiedenis keer op keer de vooruitgang die individuen gerealiseerd hadden, vakkundig om zeep geholpen. Wanneer heeft een massabeweging het laatst nog iets goeds verricht? Massa's zijn zelden subtiel, bij massabewegingen heeft men geen oog meer voor de details, voor de slachtoffers die er nu eenmaal vallen of voor het resultaat op langere termijn.
Toen ik een jaar of vijftien was kregen we op school als onderwerp voor een 'verhandeling' deze mooie spreuk: Verbeter de wereld, begin met jezelf. Ik heb er een heel weekeind aan geschreven, tientallen bladzijden gevuld. Met jeugdige overmoed en niet gehinderd door veel dossierkennis analyseerde ik ijverig de verschillende methoden die mensen gebruiken om dingen gedaan te krijgen: dictatuur, democratie, religie, socialisme, kapitalisme, massabewegingen, individuele beïnvloeding &c., telkens met voorbeelden uit de actualiteit en de geschiedenis. En ik kwam tot de slotsom van de opgegeven spreuk: enkel als het individu zelf probeert om er het beste van te maken, is er enige kans op succes, ook en vooral op maatschappelijk gebied.
Als ik de socialisten nu hoor zeggen dat we alleenstaande ouders gratis kinderopvang moeten aanbieden zodat ze kunnen gaan werken, dan zie ik het spook van Big Brother om het hoekje loeren: de maakbare mens, en de overheid maakt die mens. Als ik de uitkoopsommen verneem die vakbondsafgevaardigden voor zichzelf (en anderen, natuurlijk, dat zou er nog maar aan mankeren) uit bedrijfssluitingen en herstructureringen slepen, dan schud ik met u ongelovig het hoofd. Als ik de christendemocraten hoor zeggen dat abortus en euthanasie opnieuw op tafel moeten komen, dan denk ik: leren we het dan nooit?
Niemand heeft de waarheid in pacht. Er is geen Waarheid, er zijn er vele: elk zijn waarheid. Elke stap naar het bijeenbrengen van mensen onder één vlag is een stap naar fanatisme, dat zo graag achter vlaggen optrekt. Elk fanatisme is het ontkennen van om te beginnen de waardigheid van de andere, maar meestal ook het verdraaien van de waarheid door het negeren van die aspecten die niet passen in de wij-waarheid. Dat is precies wat de Kerk steeds gedaan heeft: in naam van de Waarheid elke dissidentie uitroeien, desnoods te vuur en te zwaard. Socialisten en groenen en christendemocraten hebben dezelfde trekjes: zij weten hoe het moet, zij zullen ons het heil brengen, als we maar afstand doen van ons egoïsme, als we maar een andere houding aannemen, als we maar luisteren naar wat ze ons zeggen, als we maar gehoorzamen...
Moeten we dan het fanatisme met de meeste hardnekkigheid, fanatiek dus en met alle geweld bestrijden? Moeten we de machtswellustelingen met alle macht van de macht houden? Neen, want dan zijn we in het zelfde bedje ziek. Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan, zei ik hier eerder al. Geweld is nooit goed, ook niet als het minste van twee kwaden, ook niet als tijdelijke oplossing, ook niet om bestwil. Geweld en machtswellust zijn niet menselijk, maar onmenselijk, ze bouwen niets op, ze maken kapot.
Ik bezweer u: luister niet naar praatjes. Volg je eigen hart. Gebruik je verstand. Wees jezelf. En niet zoals Eddy Wally zegt: gewelllldig, maar geweldloos.
04-03-2007
gedicht: Dichterliebe und Leid
De dichter was eens wreed van slag toen hij plotsklaps problemen krag zijn falen was hem zonneklaar zijn muze verschoot zowaar van klaar hij zag nog steeds de beelden die vervoerden en vond nog altijd de juiste woerden de emoties gierden in zijn keel zijn verzen gloeiden van pathos en geveel inspiratie had hij meer dan genoeg geen oog bleef bij zijn verzen droeg zijn dichterleed bleef hem maar kwellen hij liet zich menige zucht en traan ontvellen door wanhoop was hij dra verteerd door de muze zelf werd hij niet opgebeerd het werd hem spoedig droef te moede hij luisterde naar raad noch roede hij vond zijn heil in drank, ja ontucht daar waar menig dichter soelaas zucht niets of niemand kon hem nog redden geen goden of mensen die meelij hedden hij zat kortom in zak en as hij leed onder een groot gemas zijn gaven leken opgebruikt zijn dichtwerk totaal onopgesmuikt verweesd bleef hij achter geen dag nog was hij nachter vertwijfeld sloeg hij in het rond hij sneefde, beet danig in het zond hij zou het dichten moeten laten hij snikte, weende tranen met taten wat was die kwelling, zijn gebrek wat was het dat hem zo ontbrek? hij kon nog spellen zonder fouten van stijlfiguren en versvouten wist hij nog feilloos alle namen