mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
19-03-2007
ex libris: Jeffery Deaver
Een detectiveverhaal heeft het grote voordeel dat het vlot leest, althans als het goed geschreven is. Dat mag zeker gezegd worden van The Vanished Man van Jeffery Deaver, 2003. De hoofdfiguren kennen we al uit een ander boek van hem, the Bone Collector (1997), dat verfilmd werd met Denzel Washington als de quasi volledig verlamde 'criminalist' Lincoln Rhyme en Angelina Jolie als zijn assistente. Zeker, ook The Vanished Man is een klassiek misdaadverhaal en de personages zijn ietwat stereotiep, maar wanneer heeft dat ooit een lezer of een schrijver van krimi's gestoord? Het is wat je doet met het materiaal dat het succes uitmaakt. Speciaal aan dit boek is dat het zich afspeelt in de wereld van kleine en grote goochelaars en de nieuwe circussen van vandaag, de grote shows in zalen, tenten en vooral ook op Tv, zoals David Copperfield en het Canadese Cirque du Soleil. Vooral de blikken achter de schermen zijn best interessant. Daarnaast wordt ook het dagelijkse leven in New York met veel liefde voor detail getekend. Je kan de koffie zo ruiken...
De auteur slaagt erin om een spannende mengeling te maken van juiste en verkeerde sporen; enerzijds schiet het onderzoek op en worden de identiteit, de methode en de drijfveren van de dader gaandeweg duidelijk gemaakt, maar anderzijds word je voortdurend op het verkeerde been gezet en zijn verrassende wendingen niet uit de lucht. Het thema is 'illusie', in al zijn aspecten, dus niet alleen het afleiden van het oog, maar ook het misleiden van het verstand. Af en toe heb je het gevoel dat de auteur daarin iets te ver gaat, zeker als het om zeer ingrijpende gebeurtenissen gaat, leven en dood: daarmee is het gevaarlijk spelen, daarmee wordt niet gelachen, want als je ook het leven en de dood trivialiseert, wat moet je dan nog ernstig nemen? Hoe goed we ook weten dat het 'maar' een boek is en dat we straks weer het werkelijke leven in het aangezicht moeten kijken, we houden er niet van om tijdens het lezen de zweem van waarschijnlijkheid te verliezen die essentieel is voor de geloofwaardigheid van de personages en uiteindelijk ook die van de auteur. Anders kan je net zo goed een Suske en Wiske lezen.
Op verzoek van enkele blog-lezers vermeld ik hier graag dat zowat alles van Jeffery Deaver ook in het Nederlands verschenen is, The Bone Collector onder zijn Engelse titel, als tie-in met de film, maar ook als Tot op het bot; The Vanished Man is vertaald als De Illusionist. Nieuw kosten ze ongeveer 9, maar je vindt ze ook wel tweedehands voor nog minder. Spanning gegarandeerd tot op de laatste bladzijde.
18-03-2007
etymon: trawant
Op 4 november 2006 had ik het hier over de etymologie van satelliet:
De verre oorsprong is het Latijn, zoals wel vaker het geval is met wetenschappelijke termen en met woorden die er in verscheidene talen ongeveer eender uitzien. Satelles betekent in het klassiek Latijn: een begeleider van een belangrijke persoon, een erewacht; later kwam er de meer algemene betekenis: iemand die met een andere persoon meegaat, een begeleider, maar ook een meeloper, iemand die zich gemakkelijk laat beïnvloeden. Soms is er ook een pejoratieve, negatieve bijklank: een trawant, een mededader, een medeplichtige.
Dat Nederlandse trawant vinden we terug in het Tsjechisch, het Deens, het IJslands, het Noors, het Sloveens, het Zweeds en het Duits, waar het de vorm trabant of drabant aanneemt. De oorspronkelijke betekenis is letterlijk dezelfde als die van satelles, de gewapende begeleider van een belangrijk persoon, maar ook de afgeleide betekenissen van satelliet, zoals een hemellichaam dat om een ander draait (een term door Keppler bedacht) of een satellietstaat of satellietstad, hebben ze in die talen aan trawant gegeven.
Wij kennen Trabant als merknaam van de notoire DDR-autootjes die meer rook en lawaai verspreidden dan hun schaduw groot was
In het Russisch is een satelliet een sputnik, wat dacht je. Toen de Amerikanen hun eigen kunstmaan probeerden te lanceren en dat behoorlijk mislukte omdat de draagraket explodeerde, sprak men van een kaputnik,flopnik,puffnik of een stayputnik.
opera: Don Pasquale
In mijn bijdrage van 20 oktober 2006, onder de titel Oude bokken, groene blaadjes, trok ik een historische lijn over dit tijdloze thema van het blijspel Casina van Plautus, over Mozarts Figaro en Rossinis Barbier van Sevilla, naar Donizettis Don Pasquale en Richard Strauss Die Schweigsame Frau, et jen passe.
Gisteren was het zaterdag en dus opera op Mezzo rond kwart voor negen. Tussen haakjes, vorige week was een beetje een tegenvaller, toen kregen we een uitvoering van het weinig opgevoerde oratorio/muziekdrama Hercules van G. F. Händel door het ongelooflijke Les Arts Florissants onder William Christie, maar in een regie die me na het tweede bedrijf deed afhaken, ondanks alles Regisseurs kunnen een werk maken of kraken. Vaak is het een overdreven actualisering die wrevel opwekt, zoals ook onlangs nog hier bij ons met Wagner, maar ik heb daarvan enkel een paar fragmenten gezien, dus ik zal er niet op ingaan.
Terug naar gisteren, ook figuurlijk, want de Don Pasquale die we te zien en te horen kregen was een klassieke voorstelling in de beste traditie vanuit het Opernhaus Zürich, dat ons al zoveel heerlijks op Dvd aanbood. Als de jeune premier Ernesto kregen we Juan-Diego Florez (foto) in topform, als de veelgeplaagde Don Pasquale was er Ruggero Raimondi, die nu ook al de 65 voorbij is (1941), maar de rol is hem op het lijf geschreven, bij momenten was hij het model van de peetvader uit de bekende films met Marlon Brando. Dirigent Nello Santi werd gevierd voor zijn 75ste verjaardag, maar leidde het orkest en de zangers als een jonge snaak, ondanks de vele kilos die hij naast het gewicht der jaren moest meeslepen
Opera als muziek-theater, gezongen toneel, het kan best leuk zijn. Het hoeft niet altijd een loodzwaar drama te zijn: de klassieke farce heeft nog altijd succes, zeker als er goed gezongen en geacteerd wordt en dat was in deze opvoering uit 2006 zeker het geval. Ondertussen is de Dvd al uit, dus je kan er nog volop van genieten.
15-03-2007
ex libris²
In mijn jeugd las ik enkele boeken van Cor Bruijn, onder meer Sil, de strandjutter. Veel herinner ik mij er niet van, behalve dat het verhaal zich afspeelde op de Waddeneilanden. Het beeld van de strandjutter is ons allen wel in de geest geprent: de min of meer stoere, oudere man, wat mysterieus, met een niet-nader bepaald woelig verleden, zwijgzaam, lopend langs de vloedlijn, en levend van wat de zee prijsgeeft. Een zeer romantisch en dus waarschijnlijk onrealistisch beeld, want of je van het strandjutten kan leven? Er spoelen niet elke dag nagelnieuwe BMW. motoren aan, of zelfs flessen slaolie.
Soms voel ik me strandjutter van onze consumptiemaatschappij: altijd op zoek naar koopjes, wachten tot de solden om noodzakelijke kledingstukken te kopen, altijd snuisterend op rommelmarkten en in brocante-zaken en tweedehandse winkels, kringloopwinkels
Soms kan je toch echt wel een hazard doen, zoals wij dat noemen (van het Frans un hasard, een gelukkig toeval; de oorsprong van hasard is Arabisch en verwijst naar dobbelstenen of het dobbelspel). Onder meer in Leuven is er een winkel met boeken en papierwaren, Dvds, videos en dies meer onder de naam Voordeelboek. Daar kocht Lut laatst een nieuw boek, verpakt in krimpfolie, gebonden, vol linnen band, groot formaat, 755 pp. mooi papier, goed gezet uit een zeer leesbare letter: Het menselijk genie. Streven naar het ultieme in kunst en wetenschap door de eeuwen heen, van Charles Murray, in zeer behoorlijk Nederlands vertaald en uitgegeven bij Het Spectrum/Standaard Uitgeverij in 2004, het origineel verscheen in 2003. Ik laat u raden hoeveel het boek ons gekost heeft: 2,45 en er is niets maar dan ook niet verkeerds mee! Zelfs niet met de inhoud.
Dit is de opzet: aan de hand van objectieve criteria zoeken naar de belangrijkste personen en feiten in onze beschaving. De gegevens waarop de studie zich baseert zijn de vermeldingen die een persoon of een feit krijgt in standaard referentiewerken en de verwerking gebeurt streng statistisch-wetenschappelijk. Het resultaat is op zijn minst interessant, al is het vaak verrassend en soms controversieel. Natuurlijk volgen de resultaten noodzakelijkerwijze uit de methode. In naslagwerken worden heel wat mensen vermeld die voor elk van ons totaal onbekend zijn. Na een aantal bewerkingen op het ruwe materiaal komt de auteur tot 4002 personen in vijf grote groepen: wetenschap 1442 wijsbegeerte 239 beeldende kunst 671 letterkunde 1128 westerse muziek 522.
Dit is op zichzelf al een merkwaardig resultaat, want als je zelf een lijstje zou maken van wie je een belangrijk persoon vindt in onze beschaving, dan vermoed ik dat daarbij wel wat minder wetenschappers en bijvoorbeeld wijsgeren zouden zijn. Maar goed, de auteur legt zeer zorgvuldig uit hoe hij te werk gegaan is: alle 4002 personen komen voor in ten minste de helft van de geraadpleegde naslagwerken. Andere referentiewerken zouden misschien lichtjes andere resultaten geven, maar slechts nauwelijks.
In de oorspronkelijke Amerikaanse titel staat expliciet vermeld dat de bestudeerde periode loopt van -800 tot 1950. Een paar meer recente namen zullen daarom wel ontbreken en enkele zeer oude krijgen wel erg nadrukkelijk belang.
De proef op de som is natuurlijk wie er in de top 20 staat voor elke subcategorie en daar zijn behoorlijk wat verrassingen bij. Ik vermeld er een paar.
Voor mij was de grootste verrassing de naam van Aristoteles. Hij prijkt op nr. 2 bij de biologen, vlak na Darwin maar voor elke bioloog die je je kan indenken (Lamarck? Linnaeus? Mendel?) en ook op nr. 1 bij de westerse wijsgeren. Bij de letterkunde is hij met opgezet weggelaten omdat je niet in beide categorieën mag voorkomen, anders was hij zeker nog eens zeer hoog geëindigd. Ik heb nooit één letter van Aristoteles gelezen, moet ik tot mijn schande bekennen, op wat citaten links en rechts na; ik vrees echter dat ik niet alleen ben, want Aristoteles komt niet in de leerprogrammas voor en zelfs aan de universiteiten leest men hem niet, zelfs amper in de opleiding wijsbegeerte. En toch is dit veruit de meest invloedrijke wetenschapper en filosoof van heel onze beschaving, de eindkandidaat voor de titel van grootste genie aller tijden. Ziedaar voorwaar een zeer frappante contradictie.
Eerder verrassend was ook de volgorde van de sterrenkundigen: Galilei, Kepler, Herschel, Laplace, Copernicus. Wat ik over Galilei gelezen heb, is zeker niet voldoende voor die eerste plaats, daar zou ik toch eerder Copernicus en Kepler plaatsen. Maar in de wetenschap kan je een belangrijk man zijn omdat je bijvoorbeeld per ongeluk als eerste iets opgemerkt hebt.
Er zijn categorieën waar je ongeveer niemand kent, zowel in de wetenschappen als bijvoorbeeld in de Chinese en de Indische wijsbegeerte, de Japanse kunst, de Chinese schilderkunst, de Arabische, Chinese, Indische en Japanse letterkunde. Daar kan je de vraag stellen naar de relevantie van deze onderzoeksresultaten, maar je kan ook de gelegenheid aangrijpen om eens iets meer te weten te komen over een persoon die volgens het algemeen oordeel behoort tot de 4002 belangrijkste personen die ooit geleefd hebben, daarmee kan je nooit verkeerd doen.
Bij de Westerse muziek verwachtte ik Bach op nr. 1. Niet dus, wel Beethoven, Mozart en pas dan Bach, gevolgd door Wagner! en dan pas Haydn, Haendel Verdi prijkt op nr. 17, ver na Debussy, Liszt, Schumann en Schoenberg. Shostakovich, Richard Strauss, Bartok, Chopin, Lassus, Josquin, Mahler, Mendelssohn, Scarlatti komen nog veel verder in de rij. Een zeer merkwaardige volgorde, wat mij betreft. Dat doet je dan vragen stellen bij de methode, natuurlijk en als het bij de muziek zon vreemd resultaat geeft, wat is dan de waarde van de volgorde van de andere categorieën?
Ik vermeldde gisteren of zo al de top vijf in de westerse letterkunde: Shakespeare, Goethe, Dante, Vergilius, Homerus. Daarna volgen: Rousseau, Voltaire, Molière, Byron; daarna pas Tolstoi en Dostoievski, Petrarca, Hugo, Schiller, Boccaccio, Horatius, Euripides, Racine, Scott en Ibsen. In deze categorie bestond het ruwe materiaal uit bijna 4.000 vermeldingen in een gebruikt naslagwerk; dat leverde 1918 verschillende namen op, en 835 zijn significante personen, zij staan vermeld in ten minste de helft van de naslagwerken; slechts 236 zijn voorname personen, maar het is me niet meteen duidelijk hoe dat bepaald wordt, allicht zijn het de hoogste 236 scores. Je zal vergeefs zoeken naar Tolkien of Updike, te recent? Waarom dan wel Nabokov, hoewel ik daartegen natuurlijk geen bezwaren heb?! In het lijstje vind je alle grote namen, maar nog veel meer totaal onbekenden, die enkel in het eigen taalgebied bekend zijn.
Dat is een beetje de grondtwijfel waarmee ik achterblijf: als al die grote namen zo belangrijk zijn voor onze beschaving, waarom ken ik ze dan niet? En als ik ze niet ken, dan zullen er nog wel een paar andere mensen zijn, vermoed ik zo En als wij die allemaal geen van allen kennen, hoe kunnen ze dan bepalend zijn voor onze cultuur, onze beschaving?
Wellicht heeft de auteur gelijk als hij zegt dat onze beschaving gebouwd is op een zeer gering aantal echt geniale mensen: Darwin, Aristoteles, Pasteur, Lyell, Newton, Einstein, Lavoisier, Copernicus en Kepler, Edison, Watt, Euler, Confucius, Sankara, Michelangelo, Basho, Shakespeare, Bach en Beethoven. Dat is het hooggebergte, waar de lucht te ijl is voor gewone stervelingen. Dat zijn de verten die ons wenken.
Als je het boek ziet: niet aarzelen!
13-03-2007
Vergilius?
Gisteren nog gehoord: ons onderwijssysteem is goed, zeer goed, maar niet volmaakt. Wat mankeert eraan? Wat er al altijd aan mankeerde. We geven de jonge mensen wel een hoop bagage mee, informatie, kennis, wetenschap of hoe je het ook wil noemen. Maar we leren hen niet denken. We hopen dat ze door de confrontatie met al die gegevens plots vanzelf verbanden zullen gaan leggen en dat is ook wel zo, soms is dat zoiets zelfs vrij spectaculair: een knap opstel, een vlekkeloos examen van wiskunde, een lyrische vertaling van een Latijnse tekst Maar meestal blijft het bij papegaaienwerk, tot aan de universiteit toe. Een deel van het probleem zit bij het testen, want men blokt op wat men test. Testen op intelligentie mag niet, want dan zijn de meest begaafden bevoordeeld en dat zijn ze toch al. Dus test men op blokken: hebt ge uw les goed geleerd?
We bouwen op de kennis van hen die ons voorafgingen. Newton begreep zijn eigen wetten van de zwaartekracht niet helemaal, Copernicus durfde niet geloven wat hij zag, Einstein zocht zijn hele leven naar de conclusies van zijn relativiteitstheorie. In elke opleiding heeft men de neiging om er een geschiedenisles van te maken. De filosofie begint met de pre-socratici, de meetkunde met Euclides, de natuurkunde met Archimedes, de beeldhouwkunst met de kouros, de astronomie met Ptolemaeus &c. Dat is niet dom, natuurlijk, maar er schuilt ook een gevaar in die methode. Meestal geraakt men namelijk niet aan het einde. In de geschiedenislessen bleven we steken ergens voor de Franse revolutie.
In vrijwel alle takken van de wetenschap staan we nu oneindig veel verder dan ooit iemand stond, we hebben een gecumuleerde kennis van duizenden jaren en miljarden mensen en we hebben fantastische middelen om die vergaarde kennis ook te communiceren, met machtige media zoals de computer. Wij kunnen veel sneller tot conclusies komen dan vroeger, wij kunnen met zevenmijlslaarzen stappen, omdat wij heel wat mogen aannemen als gekend, supposé connu, taken for granted. We moeten allerlei elektronische hulpmiddelen niet uitleggen aan de gebruikers, we moeten alleen tonen hoe ze die moeten gebruiken. We weten nu hoe ons planetenstelsel ineen steekt (niet: in elkaar, weet je nog?) en dat maakt het ons mogelijk om naar de maan te vliegen en nog veel verder. Zo meen ik dat het ook voor andere wetenschappen moet zijn. Laten we de huidige stand van de wetenschap op een efficiënte manier doorgeven aan de jongeren en hen zo op weg zetten naar de sterren.
Let wel, we moeten in de eerste zeg maar vijftien jaar van die jonge levens vooral ook die krachtige open verstanden ontwikkelen en ik ben de eerste om te benadrukken dat bijvoorbeeld de studie van het Grieks en het Latijn, naast moderne talen, een uitstekende manier is om dat te doen, intensief omgaan met taal is nu eenmaal de beste manier om je verstand te gebruiken. Ook de positieve wetenschappen zijn natuurlijk zeer belangrijk. Het is een evenwichtsoefening en er is geen tijd voor alles, maar dat hoeft ook niet. Mij dunkt dat men veel tijd verliest met historische overzichten en met herhalingen. Ik herinner me dat ik voortdurend zat te wachten tot we konden verder gaan, ik verlangde mateloos naar de verten die wenkten
Ik moet zeggen dat ik ook wat teleurgesteld was bij het lezen van de oude Latijnse en Griekse teksten, veel te weinig, overigens, om een idee te krijgen van de inhoud. Als ik nu lees dat Vergilius wordt gerekend tot de top vijf van de wereldliteratuur, na Shakespeare, Goethe en Dante maar voor Homeros, dan frons ik even de wenkbrauwen en denk met spijt terug aan de tamme uren die we in de klas verdaan hebben met het lezen in de Aeneis, de Bucolica Hoewel Latijn en Grieks mijn beste vakken waren en ik daarvoor ettelijke prijzen en loftuitingen heb gekregen, heb ik aan de meeste teksten zo goed als niets over gehouden, behalve het oefenen van mijn verstand. Als ik nu nog eens probeer, in vertaling of met de teksten parallel, dan valt zelfs Horatius tegen en ook Tacitus, die ik vroeger nog de beste twee vond.
Ook aan de universiteit heb ik veel tijd verloren, we hielden ons bezig met futiliteiten, vond ik, de verten bleven wenken. Elke universitair afgestudeerde moest een wetenschapper zijn, in staat om zelfstandig die of gene wetenschap grensverleggend te beoefenen. Zoiets is maar enkelen gegeven, wat dacht je, en als je dat weet, waarom dan de anderen niet een ander, minder gespecialiseerd en meer gediversifieerd curriculum geven?
Ik moet me dringend gaan bezinnen over dat rijtje van de grote vijf. Van Shakespeare heb ik wel een en ander gelezen, ook de sonnetten, enkele vertaald en ook een aantal stukken theater gezien. Wat daar met taal gedaan wordt, is fenomenaal. Goethe? Een of twee gedichtjes? Dante? De aanhef van de Divina Commedia? Homeros las ik graag, er zijn prachtige stukken, maar het is een wereldbeeld dat me nu doet gruwen met al het geweld en ook met die mensen die door het lot en de goden hulpeloos op zwalpende zeeën gestuurd worden tot het einde van hun dagen Wie heeft ooit de hele Ilias of Odyssee gelezen, laat staan de hele Aeneis?
The Lord of the Rings, daarentegen, lees ik sinds 1964 zo ongeveer elk jaar zonder enige moeite helemaal uit.
11-03-2007
etymon: @
Toen de CVP een nieuwe naam en een nieuwe afkorting voor die naam zocht, heeft een reclamejongen de ampersand, het &-teken, nieuw leven ingeblazen en zo was de CD&V geboren. De ampersand. Ampersand?!? Zelfs Google reageert niet op de zoekopdracht @.
We moeten teruggaan naar ver voor de tijd van de boekdrukkunst om de oorsprong van dit teken te achterhalen.
In Rome zochten schrijvers en kopiisten middeltjes om rapper te schrijven, bijvoorbeeld door bepaalde groepen van letters samen te voegen, zoals wij ook nog doen als we bijvoorbeeld tt schrijven, met de hand wel te verstaan: we trekken dan met één trek de beide horizontale streepjes. Ook later, in de Middeleeuwen, toen boeken maken nog boeken overschrijven met de hand betekende, leefden dergelijke gebruiken en gewoontes voort bij de monniken die het vervelende overschrijfwerk deden, met slecht materiaal, in donkere kamertjes, in winterse kou of zuiderse hitte.
Zij deden dat bijvoorbeeld ook voor de dubbele ff, ffi en nog vele andere combinaties of ligaturen. Vaak voorkomende woordjes, zoals het Latijn voor en: et werden ingekort tot één teken, in dit geval door de beide letters aan mekaar te plakken, wat na enige tijd het mooie & opleverde, met wat moeite zie je er nog de e en de t in. De naam ampersand komt van het Engels: men noemde het teken voor et of en of and: and per se and, of: en op zichzelf en, een teken dus dat op zichzelf en wil zeggen. Andpersand, ampersand, we zijn er.
In de drukkunst werden die ligaturen als lettergroepen of logotypes uit een stuk overgenomen. Er is echter nog een dergelijk logotype, dat op je toetsenbord op de toets naast de & staat, maar dat je samen met de Alt Gr-toets moet indrukken; het is het @-teken, dat je al ontelbare keren gebruikt hebt maar waarvan de naam een beetje onwennig in de mond ligt: de apenstaart, het apenstaartje. Waarom noemen we dat zo en waar komt het teken vandaan?
Laten we beginnen met het teken zelf. De meeste verwijzingen blijven vaag over de oorsprong, maar mij lijkt het vrij duidelijk, namelijk uit het voorgaande: de ligaturen. Zoals & ontstaan is uit het samenvoegen van e+t, is @ gevormd door a+t en zelfs à in één keer te gaan schrijven. Die beide woordjes, het Engelse at en het Franse à worden in de handel voortdurend en sinds eeuwen gebruikt om de prijs aan te duiden: twee bloemkolen à 1 is 2 ; twee rode kolen at 2 is 4 . Door het veelvuldig gebruik ging men dat sneller schrijven en een beetje stileren en zo werd het een a met een staartje, een krulletje of een cirkeltje errond. Meteen weten we waar het a(pe)-staartje vandaan komt en de a-krol, een andere benaming die je soms hoort. In het Engels en het Frans sprak men bij de drukkers vroeger over de commercial at, maar nu zegt iedereen in het Engels en ook ver daarbuiten gewoon at. Of dat dacht je maar!
In het Frans zegt men arobase en de woordenboeken weten er geen blijf mee, maar mij lijkt het duidelijk als je naar het Spaans en het Portugees luistert, want daar is het arroba en dat is de naam voor een gewichtseenheid, een vierde van de quintal, die zelf honderd pond is of ongeveer 50 kg, dus is de arroba 25 pond of ongeveer 12 kg. In het Arabisch is ar-rub een kwart. Hoe de aanduiding van een gewicht de betekenis gekregen heeft van at laat zich raden uit de commerciële context. Het teken voor de arroba was natuurlijk een gestileerde a of @. Dat arroba ook etymologisch iets met een amfoor zou te maken hebben lijkt me weinig waarschijnlijk, al was er wel een verband tussen de vaste maat van een amfoor wijn of olie en de arroba.
In andere talen heeft men na het moderne gebruik op het internet zijn verbeelding laten spreken, zoals in ons apenstaartje, dat ook in het Zuid-Afrikaans bestaat en in het Duits en af en toe zelfs in het Engels. Daarnaast noemt men het een oortje, een apeklootje, een slinger-aatje of slingeraapje, een slakje of slakkenhuisje, een varkensstaart, een kattenstaart, een brioche of een strudel of een ander lokaal gedraaid gebakje, een muisje, een hond, een slurfje, een krulletje, een rolmops, een eendje, een rammetje
De revival van de @ is begonnen toen het Internet ontstond en een programmeur op zoek ging naar een weinig gebruikt typografisch teken om in het internetadres de naam van een individu te scheiden van de naam van de organisatie waartoe hij behoort, zoals in karel.d.huyvetters@telenet.be
Vandaag vind je het apenstaartje overal terug, l@@k!
D@@g!
10-03-2007
Carl Spitzweg
Carl Spitzweg, zeg je? Nooit van gehoord
Carl Spitzweg werd geboren in een Beiers dorp in 1808 en overleed in 1885 in München. Zijn beide ouders kwamen uit begoede burgerfamilies, die hun fortuin opgebouwd hadden als groothandelaars. Vader Spitzweg zette de traditie verder; in München behoorde de familie tot de meest vooraanstaande, ook op politiek gebied. Er waren drie broers in het gezin. De oudste zou, zoals gebruikelijk, de zaak overnemen; Carl, de middelste, moest apotheker worden en de jongste, dokter. De jeugd van de drie broers verliep in een typisch beschermd milieu, dat hen alle kansen gaf om zich te ontplooien. In 1819, toen Carl elf was, overleed echter zijn moeder.
Carl doorliep de Latijnse school zonder veel moeite en studeerde af aan het Gymnasium in 1825 en ging dan in de leer aan de hofapotheek van het Beierse koningshuis in München. In 1828 stierf zijn vader. Na zijn apotheekstage schreef hij zich in aan de universiteit en verwierf in 1832 ook het diploma van apotheker, met onderscheiding. Na een ziekte en een herstelperiode in een kuuroord brak hij met het beroep en wijdde zich nog uitsluitend aan het schilderen.
Hij was al van jongs af aan een zeer begaafd tekenaar. Een academische opleiding kreeg hij nooit, hij was gewoon een begenadigd autodidact. Hij werd lid van kunstenaarsverenigingen en bestudeerde het werk van de grote meesters, vooral tijdens reizen naar de belangrijkste kunststeden zoals Venetië, Londen, Parijs en zelfs Antwerpen. Hij stierf in 1885, zevenenzeventig jaar oud.
Tijdens zijn leven maakte hij meer dan 1500 werken, waarvan hij er meer dan 400 ook verkocht, vooral in de rijke burgermiddens waarin hij zich bewoog. Vandaag is Spitzweg zo gezocht dat hij onbetaalbaar is. Die populariteit is vooral na de tweede Wereldoorlog goed op gang gekomen. Spitzweg behoort tot de laat-romantiek. Hij begon in de wat zoeterige en zeer conventionele Biedermeierstijl, maar gaandeweg zuiverde hij zijn kunst uit tot hij heel dicht in de buurt van het impressionisme kwam. Hij was een uitstekend en onvermoeibaar tekenaar, die met snelle trekken de koppen van de bezoekers van de apotheek vastlegde, evenals de zo typische Duitse kleinsteedse straatjes, geveltjes en pleintjes. Zijn schilderijen tonen de kleinburgerlijke stadsmensen mensen in hun eigen biotoop, met hun karakteristieke kleine kantjes, altijd met behoorlijk wat ironie en zelfs spot, maar steeds vriendelijk, vertederd, met liefde bijna, zonder een zweem van minachting. Enkele van zijn bekende typeringen zijn de arme dichter, de boekenworm, de cactusliefhebber, de antiquair, de boekhandelaar, de sterrenwichelaar, de alchimist, de eeuwige verliefde, de bedelmuzikant, de vlindervanger, de zondagsjager, de hypochonder, de postbode, de ingeslapen nachtwacht, de kunstenaar en de wetenschapper. Ook in zijn landschappen vertelt hij altijd ook een verhaal, zoals bij de uitbeelding van de veldwandeling van een groep schoolkinderen.
Spitzweg doet me vaak denken aan Norman Rockwell, die zo raak de USA. van de eerste helft van de 20ste eeuw geschilderd heeft, met die zelfde ironische welwillendheid, op het randje van de karikatuur en met een verbluffend artistiek meesterschap.
Ik bezocht ooit Oberammergau, een Beiers stadje dat we vooral kennen van de passiespelen, die destijds ook hier in Vlaanderen navolging kenden. Het ligt in de buurt van Garmisch-Partenkirchen, dat we dan weer kennen van het schansspringen en als verblijfsplaats van Richard Strauss, in de villa die hij bouwde na en met het succes van Salome. Oberammergau is een toeristische trekpleister, onder meer ook voor de talrijke winkels en winkeltjes met houtsnijwerk. Ik kocht er toen een lezertje, een beeldje van een 19de-eeuws mannetje dat op een bibliotheektrapje staat, met open boeken in zijn beide handen, een boek onder de arm en een tussen de knieën gekneld en nog een paar aan zijn voeten. Dat was mijn eerste kennismaking met het werk van Carl Spitzweg, maar dat besef ik nu pas Het lezertje is na de scheiding bij mijn eerste echtgenote gebleven; bij een bezoek aan haar woonst toonde ze me ook een schilderijtje met het lezertje erop. Op eBay kocht ik onlangs een vervanger en daarbij viel me de verwijzing op naar een zekere Spitzweg en dat zelfde schilderij, met de titel Der Bücherwurm. De beeldjes zijn dus gemaakt nach Spitzweg. Ik liet het schilderij van de boekenworm al eens zien bij mijn gedicht van de rijmloze rijmelaar. Hierbij nog een ander staaltje van zijn kunnen. Het is niet eenieders smaak, maar ik althans hou er wel heel veel van. Geen grote kunst misschien, maar zo menselijk, zo herkenbaar dat de ontroering bijna pijn doet.
Carl Spitzweg? Aangename kennismaking!
09-03-2007
omgedicht: Christian Morgenstern
Zwei Trichter wandeln durch die Nacht.
Durch ihres Rumpfs verengten Schacht
fliesst weisses Mondlicht
still und heiter
auf ihren
Waldweg
u.s.
w.
Twee trechters wandelen door de nacht
door hun lichaams versmalde schacht
vliedt wit het maanlicht
stil en gloort
op hun
weg
en
z.
Christian Morgenstern 1871-1914
Karel Dhuyvetters 2007
08-03-2007
jongens en wetenschap
Soms hoeven dingen niet duur te zijn om ook nuttig te wezen. We hebben allemaal in ons huis talloze apparaten die voorzien zijn van een batterij: de afstandsbediening van Tv, radio, digicorder, MP3, Cd of Dvd-speler &c., de starter van de gaskachel, de elektronische klok en het weerstation, de wekkerradio, eventueel zelfs de thermostaat van de verwarming en de thermostaten van de radiatoren, als die afzonderlijk geregeld zijn, de weegschaal, de deurbel, de zaklamp, de tandenborstel, het scheerapparaat ik vergeet er ongetwijfeld.
Die batterijtjes zijn er in allerlei formaten, meestal uitgedrukt in lettercodes, bij de ronde zijn de meest gangbare kleinste AAA 800 mAh, en de iets grotere AA 2500 mAh; ook de samenstelling verschilt: Ni-Cd staat voor nikkel-cadmium, NiMh voor nikkel-metaalhydride. Je kan ook herlaadbare kopen, dat is vooral interessant als je toestel een groot verbruik heeft, bijvoorbeeld een draagbare Cd-speler; voor een back-up batterijtje voor een klokradio kan je net zo goed een wegwerpbatterijtje nemen, en voor het milieu moet je dat niet laten want batterijen worden 100% gerecycleerd, althans als we ze correct inzamelen
Batterijen lopen leeg bij gebruik, soms vrij snel, soms gaan ze jaren mee. Op sommige modellen zijn er drukpunten, zodat je kan aflezen of ze nog geladen zijn, maar de meeste batterijtjes laten je raden naar de voorraad energie die nog ter beschikking staat en dat is best vervelend: je zit maar te duwen op die afstandsbediening en er gebeurt niets; je zoekt een half uur naar de oorzaak, tot het eindelijk tot je doordringt: misschien de batterijtjes? Juist en dan kannibaliseer je een ander toestel, je haalt daar de batterijtjes uit, als ze al het zelfde formaat hebben En je vergeet daarbij dat als je de stroom onderbreekt in die andere afstandsbediening, een aantal opgeslagen gegevens foetsie zijn, maar dat merk je pas een volgende keer, na nog een half uur zoeken.
Vandaar dat de aanschaf van een simpele batterijtester echt aangewezen is. Zon dingetje kost amper een paar euro en geeft je daarvoor zoveel nuttige informatie dat het merkwaardig is dat niet iedereen er een of meer in huis heeft. Het laat je bijvoorbeeld ook toe om te zien dat als een toestel met drie batterijen stil valt, niet noodzakelijk alle drie de batterijen plat zijn (figuurlijk dan, want AA en AAA zijn en blijven ook rond, natuurlijk). Je kan dan heel eenvoudig te weten komen welke aan vervanging of opladen toe is, zo hoef je geen volle batterijen weg te gooien of nodeloos op te laden.
Dus als je nog eens in een elektro-zaak komt of in een grootwarenhuis, koop jezelf een batterijtester. Meestal is er niet eens een gebruiksaanwijzing bij, maar let toch op een zaak: aan een batterij zijn twee polen, een positieve (+) bovenaan en een negatieve (-) onderaan, bij AA en AAA. Zoals je ook in je toestellen de batterijen op de juiste manier, dus in de juiste richting en volgorde moet aanbrengen, meestal met + en - aangeduid in het vakje waar ze thuishoren, zo moet het ook in de tester, anders zegt die dat ze leeg zijn, ook als dat niet het geval is.
De batterijtester: eens je hem in huis hebt, kan je hem niet meer missen. En er hoeft geen batterijtje in, behalve om te testen, juist.
07-03-2007
3ll3r
Gisterennamiddag had ik zin om mij eens onder te dompelen in een thriller, een spannend misdaadverhaal. Dat is natuurlijke een vorm van escapisme, wegvluchten uit de dagelijkse werkelijkheid, bijvoorbeeld de naweeën van een faliekant familiebezoek, en helemaal opgaan in de fictieve wereld die de auteur je voortovert. In de luttele uren dat je aan zon boek besteedt, gebeurt vaak meer dan in je hele eigen leven, gelukkig maar! Eigenaardig is dat men vaak meent dat enkel misdaadverhalen spannend zouden zijn. Niets is minder waar, natuurlijk, het spannendste boek dat ik ooit las was ongetwijfeld The Lord of the Rings: de nacht doorgelezen aan deel een en s morgens staan wachten tot de boekenwinkel openging om deel twee en drie te kopen en die meteen uit te lezen, een echte marathon. Ook SF is heerlijk escapisme en vaak razend boeiend, net zoals reisverhalen, humor en ook gewone mainstream verhalen, denk maar aan Terrorist van John Updike laatst nog.
Maar ik heb nog een stapel krimis liggen, gekregen of tweedehands opgepikt; even de blurbs lezen, de uittreksels uit uiteraard lovende recensies die op de flap, de achterkant of de eerste bladzijden van een boek staan. Als je ook nog even kijkt wie die schreef en waar ze verschenen, kan je vaak al een idee krijgen van de kwaliteit. Een positieve recensie in TLS (The Times Literary Supplement), NYRB (The New York Review of Books) &c. van een gerenommeerd recensent of auteur is nu eenmaal een meer betrouwbare aanduiding dan een vermelding in Elle door de jongste medewerker. Dat vreemde woord blurb heeft ook al een onduidelijke oorsprong, maar wellicht is het ontstaan bij broodschrijvers die dergelijke dingen moesten maken, rond 1900, in Amerika, waar nu eenmaal reclame de verkoop regelt.
Mijn keuze viel toevallig op een boek van Ted Dekker, of DEKkER, zoals op de omslag prijkt met dezelfde overigens zinloze typografische eigenzinnigheid waarmee ook de titel wordt opgelicht: Thr3e, lees: Three, Drie dus. Die drie is een van de gadgets (waarschijnlijk van gâchette, de veer in een slot of een ontstekingsmechanisme van een vuurwapen en vandaar elk mechaniekje en later aardigheidje) die onze auteur gebruikt om ons bezig te houden. We zagen het al in de horrorfilm se7en, dus niet erg origineel. En dat geldt voor het hele verhaal. We hebben dergelijke personages wel al eens eerder gezien of gelezen en ook de gebeurtenissen, de misdaden komen ons bekend voor. Stereotiep, noemt men dat dan en dat komt dan weer van stéréotype, een drukprocedé uit de 19de eeuw, waarbij men werkte met vaste platen om afbeeldingen af te drukken (stereos in het Grieks betekent stevig, hard, maar ook levendig, zoals in stereofonie); later werd het een negatieve term om een gebrek aan originaliteit aan de kaak te stellen, aan de schandpaal dus, want deze kaak is niet het lichaamsdeel dat zo karakteristiek was voor de Habsburgers en dat ze in Leuven een zjieebakkes noemen: een nadrukkelijk vooruitstekende onderkaak en kin, waarbij de ondertanden (ver) voor de boventanden komen te staan.
Lang gaan we bij de 352 paginas van het boek niet blijven stilstaan, je weet nu al dat ik het niet de moeite vond, de laatste honderd bladzijden heb ik cursorisch gelezen, op een loopje dus, van currere lopen, in het Latijn; wat een cursor is weet nu iedereen, maar toen ik het woord voor het eerst hoorde vermelden in de lessen computergebruik, sprak mijn collega dat op zijn Brits uit en dat klonk een beetje als kuiser en dat vond ik zon prachtige Nederlandse benaming voor dat vlekje waarmee je op een tekstverwerker je fouten kon opkuisen. Helaas, het heeft niet mogen zijn, geen kuiser maar een cursor, een loper. Je kan die nu ook allerlei vormen en kleuren geven. Als je hem rood maakt heb je een juist. Zelf vind ik het handje met de wijsvinger nogal leuk, met een lopend polshorloge in plaats van de klassieke zandloper en trommelende vingers als je even moet wachten. Het oog wil ook wat en een kinderhandje is rap gevuld.
06-03-2007
maansverduistering
In de nacht van zaterdag op zondag was er een maansverduistering. Heel uitzonderlijk is dat niet, het gebeurt elk jaar wel eens en dit jaar zelfs twee keer, al zullen we die van 28 augustus hier bij ons niet te zien krijgen, want dan gebeurt de verduistering overdag.
Wat gebeurt er bij een maansverduistering? Het is volle maan, de maan staat dan op één lijn in de volgorde zon-aarde-maan en komt terecht in de schaduwkegel die de aarde afwerpt. Zaterdag was de hemel zeer helder, met slechts enkele wolkensliertjes, dus alles was perfect te volgen met het blote oog maar natuurlijk nog beter met een verre- of sterrenkijker. De maan stond ook hoog aan de hemel op dat moment dat het bet begon, om half elf, met een klein randje onder aan de maan, dat donkerder werd. Dat ging zo stilaan verder, bijna onmerkbaar, tot kwart voor twaalf, wanneer de schaduw de hele maan bedekte. Het leek wel alsof de maan van binnen uit verlicht was, een oranjerode gloed, heel vreemd. Ik ben speciaal opgebleven en ben met tussenpozen in de tuin gaan kijken, voor het eerst in mijn leven, eigenlijk. Wij staan niet echt stil bij de hemelverschijnselen, enkel mensen die er hun hobby van maken, trekken er tijd voor uit en vaak ook veel geld voor dure kijkers. Het lijkt vrijwel onmogelijk dat wij als mens een verschijnsel van die omvang zouden kunnen organiseren; denk eens aan de afstanden en de afmetingen van de schaduw. De maan staat 384.000 km van ons af en heeft een middellijn van bijna 3500 km! Dat maakt het ook zo spectaculair, en ook het feit dat het verschijnsel vrij snel gaat, de meeste andere bewegingen van de hemellichamen gaan veel trager, zodat ze bijna onmerkbaar zijn.
Bij deze gelegenheid kan ik u twee publicaties aanraden van Govert Schilling: het Handboek Sterrenkunde, 256 pp. en het Jaarboek Sterrenkunde 2007, 64 pp., beide verschenen bij Fontaine uitgevers en te krijgen bij elke goede boekhandel of via Proxis.be. In zeer toegankelijke taal en voor een bescheiden bedrag krijg je daar uitstekende informatie.
05-03-2007
Geweldig
Het overkomt ons allemaal wel: een familiebezoek dat wat uit de hand loopt. De gemoederen raken verhit, met het alcoholpercentage in het bloed gaan ook de decibels naar omhoog en voor je het weet zit je in een caféruzie, een stuk van Claus, de Zevende dag met een paar backbenchers en een partijloze ex-judoka; ieder schreeuwt zijn gelijk uit, heeft van niemand lessen te leren, behoudt zich het recht voor om zijn mening te debiteren, zijn standpunt te verduidelijken, ouwe koeien uit de gracht te halen, vooroordelen, valse statistieken en verdraaide informatie in het midden te gooien, zijn tegenstrevers te onderbreken, zelf vijf keer hetzelfde te zeggen, het woord niet af te geven met trucjes als: daarover wil ik drie dingen zeggen,terwijl je er nauwelijks één hebt dat de moeite is om te vermelden, of: mag ik daarop antwoorden? Mag ik mijn zin afmaken? Ik heb u daarnet laten spreken, nu moet jij mij ook laten zeggen wat ik te zegen heb &c.
Geen fraaie vertoning, ik moet je geen tekeningetje maken.
Met de verkiezingen in het vooruitzicht vrees ik dat de open debatcultuur, die van de VLD overgewaaid is naar alle partijen en die de VRT in de plaats heeft gesteld van ernstige journalistiek, ons nog menig uur zal bezig houden. Althans, dat zullen ze proberen, maar voor mezelf heb ik al uitgemaakt dat ik niet één van die debatten zal volgen, zoals ik ook nooit naar de Zevende dag kijk of andere debatten, als ik het enigszins kan vermijden. En dat doe ik ook met Terzake, want ik gun het meesmuilende journaille de voldoening niet die zij zichtbaar smaken als ze weer eens publiekelijk iemand het bloed van onder de nagels gehaald hebben. Of ze daarbij belangrijke maatschappelijke themas bespeeld hebben, is een vraag die niet wordt gesteld. Wat telt is het drama, de platte sensatie. Baas Gansendonck Bracke is de meester in dat soort innuendo, hij beheerst de kunst van het ironische toontje als geen ander, maar zeker hier geldt: een betere zaak waardig.
Dergelijke debatten zijn trouwens de slechtste manier om iets te weten te komen over de inhoud van de partijprogrammas. Niemand leest die dingen - terecht ook, lees liever een goed boek - maar iedereen heeft wel zijn zeg over het programma, of het ontbreken daarvan, van de andere. We verdoen onze tijd op een groteske manier. Niemand wordt er beter van, echt niet. Maar de staatsomroep heeft beslist dat het zo moet, met alles erop en eraan, multimedia, dag in en dag uit, tot in den treure.
En waar gaat het in de grond allemaal om, zowel bij familiebezoek als op Tv als bij de verkiezingen? Macht. Meer zijn dan de andere. Gelijk hebben. Om onverdraagzaamheid gaat het, om het niet respecteren van de mening van de andere. Machtswéllust is het in de grond allemaal.
De gevaarlijkste vorm van machtswellust, dat zouden we nu ondertussen toch wel al mogen weten, is die waarbij mensen gemobiliseerd worden om louter door hun getalsterkte de macht te grijpen of te houden. Het is het terrein bij uitstek van de politiek, want daar draait alles om de zetels, coalities, kartels en om een meerderheid die beslist en een oppositie die niets te zeggen heeft.
Dat leidt tot situaties als die met het Blok, dat wel massaal veel stemmen krijgt, keer op keer en in dat democratisch systeem meer mensen vertegenwoordigt dan andere gevestigde partijen, maar uitgesloten wordt van... de macht. En niets is frustrerender dan dat: macht willen en ze niet krijgen.
Dat mensen zo met elkaar willen omgaan is misschien wel onvermijdelijk, maar het is ook ronduit beschamend. Een documentaire over een kolonie apen of meerkatten zou aan een bezoekende delegatie marsmannetjes de indruk geven dat het eerder de dieren zijn die het hoogste beschavingsniveau bereikt hebben.
Machtswellust heeft een vaste buur, en die heet geweld. Dat kan verbaal zijn, ik bedoel inhoudelijk verbaal: je haalt argumenten aan om je gelijk te bewijzen. Het geweld komt op de proppen als we het spel niet eerlijk spelen, als we de feiten verdraaien en de cijfers vervalsen. Verbaal geweld is vaak ook gewoon fysiek: hij die het hardst schreeuwt en die niet afgeeft, is uiteindelijk het meest aan het woord en wordt het meest gehoord. Wie niet schreeuwt, niet onderbreekt, komt niet aan het woord. Maar dat heeft een keerzijde. Mensen zijn geen uilskuikens, zoiets hebben ze al gauw door en dan kan de schreeuwlelijk van dienst nog uren doorgaan voor een lege zaal of een amorf publiek dat wacht op het einde van de uitzending, de meeting, de vergadering of het familiebezoek.
Ik houd mijn hart vast voor mensen die anderen willen overtuigen van hun gelijk, voor missionarissen en zeloten. Want het gelijk van de ene gaat ten koste van het gelijk van de andere, er kan maar één de dikste hebben. Als men mensen overtuigt, zet men ze in het gelid, ze geven dan hun eigen overtuigingen op om min of meer blindelings die van de andere te volgen. De partijlijn is heilig, wie daarvan afwijkt, moet kiezen of delen, of wordt verwijderd, uitgestoten of erger.
Ik ben bang voor mensen die het wij-gevoel prediken als oplossing voor al de kwalen van onze maatschappij. We mogen geen individualisten zijn, want dat zijn egoïsten. We moeten allemaal samen hetzelfde willen, want eendracht maakt macht, nietwaar. We moeten onze schouders onder een gemeenschappelijk project zetten, want het project van de vijand is erop gericht om alles wat ons dierbaar is te vernietigen. Wat al onzin. Dat wij-gevoel, die massabewegingen hebben in de loop van de geschiedenis keer op keer de vooruitgang die individuen gerealiseerd hadden, vakkundig om zeep geholpen. Wanneer heeft een massabeweging het laatst nog iets goeds verricht? Massa's zijn zelden subtiel, bij massabewegingen heeft men geen oog meer voor de details, voor de slachtoffers die er nu eenmaal vallen of voor het resultaat op langere termijn.
Toen ik een jaar of vijftien was kregen we op school als onderwerp voor een 'verhandeling' deze mooie spreuk: Verbeter de wereld, begin met jezelf. Ik heb er een heel weekeind aan geschreven, tientallen bladzijden gevuld. Met jeugdige overmoed en niet gehinderd door veel dossierkennis analyseerde ik ijverig de verschillende methoden die mensen gebruiken om dingen gedaan te krijgen: dictatuur, democratie, religie, socialisme, kapitalisme, massabewegingen, individuele beïnvloeding &c., telkens met voorbeelden uit de actualiteit en de geschiedenis. En ik kwam tot de slotsom van de opgegeven spreuk: enkel als het individu zelf probeert om er het beste van te maken, is er enige kans op succes, ook en vooral op maatschappelijk gebied.
Als ik de socialisten nu hoor zeggen dat we alleenstaande ouders gratis kinderopvang moeten aanbieden zodat ze kunnen gaan werken, dan zie ik het spook van Big Brother om het hoekje loeren: de maakbare mens, en de overheid maakt die mens. Als ik de uitkoopsommen verneem die vakbondsafgevaardigden voor zichzelf (en anderen, natuurlijk, dat zou er nog maar aan mankeren) uit bedrijfssluitingen en herstructureringen slepen, dan schud ik met u ongelovig het hoofd. Als ik de christendemocraten hoor zeggen dat abortus en euthanasie opnieuw op tafel moeten komen, dan denk ik: leren we het dan nooit?
Niemand heeft de waarheid in pacht. Er is geen Waarheid, er zijn er vele: elk zijn waarheid. Elke stap naar het bijeenbrengen van mensen onder één vlag is een stap naar fanatisme, dat zo graag achter vlaggen optrekt. Elk fanatisme is het ontkennen van om te beginnen de waardigheid van de andere, maar meestal ook het verdraaien van de waarheid door het negeren van die aspecten die niet passen in de wij-waarheid. Dat is precies wat de Kerk steeds gedaan heeft: in naam van de Waarheid elke dissidentie uitroeien, desnoods te vuur en te zwaard. Socialisten en groenen en christendemocraten hebben dezelfde trekjes: zij weten hoe het moet, zij zullen ons het heil brengen, als we maar afstand doen van ons egoïsme, als we maar een andere houding aannemen, als we maar luisteren naar wat ze ons zeggen, als we maar gehoorzamen...
Moeten we dan het fanatisme met de meeste hardnekkigheid, fanatiek dus en met alle geweld bestrijden? Moeten we de machtswellustelingen met alle macht van de macht houden? Neen, want dan zijn we in het zelfde bedje ziek. Wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan, zei ik hier eerder al. Geweld is nooit goed, ook niet als het minste van twee kwaden, ook niet als tijdelijke oplossing, ook niet om bestwil. Geweld en machtswellust zijn niet menselijk, maar onmenselijk, ze bouwen niets op, ze maken kapot.
Ik bezweer u: luister niet naar praatjes. Volg je eigen hart. Gebruik je verstand. Wees jezelf. En niet zoals Eddy Wally zegt: gewelllldig, maar geweldloos.
04-03-2007
gedicht: Dichterliebe und Leid
De dichter was eens wreed van slag toen hij plotsklaps problemen krag zijn falen was hem zonneklaar zijn muze verschoot zowaar van klaar hij zag nog steeds de beelden die vervoerden en vond nog altijd de juiste woerden de emoties gierden in zijn keel zijn verzen gloeiden van pathos en geveel inspiratie had hij meer dan genoeg geen oog bleef bij zijn verzen droeg zijn dichterleed bleef hem maar kwellen hij liet zich menige zucht en traan ontvellen door wanhoop was hij dra verteerd door de muze zelf werd hij niet opgebeerd het werd hem spoedig droef te moede hij luisterde naar raad noch roede hij vond zijn heil in drank, ja ontucht daar waar menig dichter soelaas zucht niets of niemand kon hem nog redden geen goden of mensen die meelij hedden hij zat kortom in zak en as hij leed onder een groot gemas zijn gaven leken opgebruikt zijn dichtwerk totaal onopgesmuikt verweesd bleef hij achter geen dag nog was hij nachter vertwijfeld sloeg hij in het rond hij sneefde, beet danig in het zond hij zou het dichten moeten laten hij snikte, weende tranen met taten wat was die kwelling, zijn gebrek wat was het dat hem zo ontbrek? hij kon nog spellen zonder fouten van stijlfiguren en versvouten wist hij nog feilloos alle namen
helaas, hij kon niet meer ramen.
03-03-2007
omgedicht: If, Rudyard Kipling
Rudyard Kipling (1865-1935)
IF (1910)
If you can keep your head when all about you Are losing theirs and blaming it on you; If you can trust yourself when all men doubt you, But make allowance for their doubting too; If you can wait and not be tired by waiting, Or, being lied about, don't deal in lies, Or, being hated, don't give way to hating, And yet don't look too good, nor talk too wise;
If you can dream - and not make dreams your master; If you can think - and not make thoughts your aim; If you can meet with triumph and disaster And treat those two imposters just the same; If you can bear to hear the truth you've spoken Twisted by knaves to make a trap for fools, Or watch the things you gave your life to broken, And stoop and build 'em up with wornout tools;
If you can make one heap of all your winnings And risk it on one turn of pitch-and-toss, And lose, and start again at your beginnings And never breath a word about your loss; If you can force your heart and nerve and sinew To serve your turn long after they are gone, And so hold on when there is nothing in you Except the Will which says to them: "Hold on";
If you can talk with crowds and keep your virtue, Or walk with kings - nor lose the common touch; If neither foes nor loving friends can hurt you; If all men count with you, but none too much; If you can fill the unforgiving minute With sixty seconds' worth of distance run - Yours is the Earth and everything that's in it, And - which is more - you'll be a Man my son!
Als
Als je het hoofd koel kan houden als al de anderen de kop verliezen en jij de schuld nog krijgt; als je op jezelf vertrouwt als alle anderen wankelen maar ook hun twijfel toch zijn recht nog krijgt; als je kan wachten en het wachten je niet verlamt; of als men je beliegt, je zelf steeds de leugen versmaadt of als men je haat, je niet jezelf tot haat verlaagt, jezelf niet beter toont of mooier praat dan je wel bent;
als je droomt, maar droom niet tot je meester maakt; als je nadenkt, maar om gedachten het einddoel niet verzaakt; als je triomf en onheil dapper tegemoet kan gaan en de bedriegers elk te woord kan staan; als je lijden kan dat ware woorden die je spreekt door schelmen worden verdraaid om dwazen te vangen; of als men het werk van heel een leven zomaar breekt en je dan bukt en de brokken weer opbouwt met beide handen;
als je heel je levens winst zomaar op een hoop kan keren en alles voor het rollen van de teerling durft riskeren en bij verlies opnieuw kan starten waar je ooit begon en aan je verlies geen woord verspilt en ziet niet om; als je hart en moed en kracht kan dwingen om je beurt te doen als je hart al lang is uitgeblust en volhoudt als kracht en moed je al ontgingen en enkel de wil nog spreekt en zegt: er is geen rust!
Als je kan omgaan met het grauw en toch deugd bewaart of met koningen verkeert en op gezond verstand vertrouwt; als vijand noch dierbare vriend je hart bezwaart; als eenieder voor jou van tel is maar toch zijn plaats behoudt; als elke minuut onverbiddelijk voorbij mag snellen met weg genoeg gegaan voor elk der zestig tellen dan behoort de Aarde jou toe en alle werelds loon en wat meer nog is, dan ben je een man, mijn zoon.
vertaald door Karel Dhuyvetters, 3 maart 2007
etymon: de pil vergulden
In SF-verhalen, die ik destijds verslond waren normale menselijke bezigheden, zoals eten en drinken, werken, zich verplaatsen, wonen, zich voortplanten, vaak totaal anders voorgesteld dan wij gewoon waren en zijn. Men zou kunnen denken dat dit de essentie van SF is: een gewoon verhaal, waarin men het decor verandert, door het naar een zeer verschillende toekomst te verplaatsen. SF is dan literatuur met een what if-twist: wat zou er gebeuren als we ons konden verplaatsen zonder energie te verbruiken? Als we gedachten konden lezen, in de tijd konden reizen &c.
Ik heb al eerder gezegd dat veel SF inderdaad niet veel meer is dan dat, maar dat goede SF, als een facet van goede literatuur, die middelen aangrijpt om iets essentieels te zeggen over de mens en de wereld, om zo aspecten bloot te leggen die anders zouden verborgen blijven, om evoluties aan te duiden die anderen nog niet opgevallen zijn.
Maar laten we even terugkeren naar onze eerste gedachte. Eten is in SF-verhalen heel vaak een zeer bijkomstige zaak geworden, in schril contrast met de tijd en de moeite en het geld dat wij er nu aan besteden. Men slikt gauw een pilletje en dan is men weer goed voor een maand of zo. En waarom niet? Als de wetenschap eenmaal weet wat ons lichaam nodig heeft, dan is het vrij simpel om die essentiële stoffen te condenseren en ze toe te dienen op de meest efficiënte manier, een pil of een injectie of een bestraling, laat je verbeelding maar gaan. De rantsoenen voor soldaten en ruimtereizigers hebben daar al wat van weg, net als het speciale voedsel dat men in ziekenhuizen en klinieken aan eetgestoorden en comateuze en andere patiënten geeft die men niet op normale wijze kan voeden.
Schriller contrast kan er inderdaad niet bestaan met de voedingsindustrie in al haar vormen. Fast food, junk food, slow food, haute cuisine, nouvelle cuisine, streekgerechten, schoolmaaltijden, weg- en sterrenrestaurants, de frituur, het wafelkraam, de pensenkermis, de internationale keuken, ik kan nog een tijdje doorgaan. Hoeveel tijd besteed jij per dag aan voedsel en drank kopen, klaarmaken en verorberen? En dat allemaal voor iets dat met een pilletje ook kan, hapklaar.
Die eetcultuur vult meer dan onze buik, ze vervult ook een behoefte. Als het moet nemen we onze boterhammen mee naar het werk en eten ze op aan onze werktafel terwijl we de mail lezen of een spelletje spelen. Maar als het effe kan gaan we eens goed eten en kraken we een goeie fles wijn, liefst in nog goed gezelschap, uit of thuis.
We willen, met andere woorden, de pil vergulden. Goede wijn behoeft geen krans, maar dat is niet letterlijk te nemen: het klaarmaken van het voedsel en de verzorging tot in de details om alle zintuigen te bevredigen wijst erop dat eten en drinken meer is dan een natuurlijke behoefte, het aanvullen van de voorraden, bunkeren, zoals schepen doen. De gastronomische eet- en drinkcultuur heeft waarlijk astronomische prijzen. Boeken en tijdschriften worden volgeschreven over tafelgeneugten, over die zeldzame chateau, die ultieme single malt, sushi, witte truffels en balsamico van honderd jaar oud. Of gewoon over konijn met pruimen, bloedworst of hoofdkaas en streekbier of jenever.
De primitieve mens at wat hij kon krijgen, net als een dier, gewoon om te overleven. Hij kleedde zich met wat hij vond. En hij was zijn hele leven bezig met weinig anders dan daarvoor zorgen, voor zichzelf en voor zijn familie. Bij ons, hier en nu, zijn alle basisbehoeften niet alleen vervuld, ze worden zelfs niet meer vermeld, ze zijn verdwenen in de cultuur die errond ontstaan is, kijk maar naar al het flessenwater, dat bij onderzoek niet beter of lekkerder is dan kraantjeswater. Wij besteden onze tijd en energie aan cultuur, niet aan basisbehoeften.
Het is niet heel duidelijk waar de uitdrukking vandaan komt, de pil vergulden, maar ze gaat al lang mee, zeker van in de jaren 1550! Dorer la pilule, die Pille vergolden, to gild the pill, ook onze buren kennen het verschijnsel. Soms doen ze het ook met suiker: a little bit of sugar makes the medicine go down, zongen ze in My Fair Lady; sucrer la moutarde, sugar the pill, die Pille versüssen: het heeft allemaal dezelfde figuurlijke betekenis. In de Gilbert & Sullivan opera "The Yeomen of the Guard" zingt men: For he who'd make his fellow creatures wise / Should always gild the philosophic pill.
Zijn er ook letterlijke vergulde pillen geweest, om het oog te beïnvloeden, zoals de meeste pillen voor de smaak wel degelijk nog altijd en gelukkig maar een laagje suiker meekrijgen, anders is dat een bittere pil om slikken? Was het gouden laagje bedoeld om het vrijkomen van de actieve stof uit te stellen tot het op de juiste plaats was, in de maag of de darmen? Of was het een commercieel trucje om pillen duurder te verkopen? Of om dure of straffe pillen ook visueel te onderscheiden van goedkope, die alleen maar een laagje suiker kregen?
In het Engels is er naast gilding the pill ook een uitdrukking: to gild the lily, zoiets als: uilen naar Athene dragen, iets overbodigs doen, maar de correcte, oorspronkelijke uitdrukking is van Shakespeare en niet in die vorm, maar zo: to gild refined gold, to paint the lily and to throw a perfume on the violet.
01-03-2007
etymon: blauw
In de klassieke vragenlijstjes en onlangs ook hier nog op Seniorennet, waar je trouwens elke dag een vraag voorgeschoteld krijgt waarop je dan de percentages van de antwoorden kan nakijken, soms best leuk of leerrijk, staat steevast een vraag naar je lievelingskleur. Wat mijn kleding betreft, zal niemand die me kent of ooit gezien heeft eraan twijfelen: blauw is mijn kleur. Blue, bleu, blau, bloy allemaal hetzelfde.
Italianen zijn arurri, natuurlijk en de Spanjaarden zeggen azul, zoals wij azuur en dat komt allemaal van azuursteen of lazuursteen, een soort edelsteen, diep blauw, waaruit men vroeger op natuurlijke wijze de kleur ultramarijn maakte; we kennen dat ook als blauwsteen, kobaltsteen of lapis lazuli. Niet verwarren met blauwe steen, want dat is maar arduin. Ook in de heraldiek is blauw lazuur.
Heb je een blauwtje gelopen? Dan ben je letterlijk of figuurlijk tegen je schenen gestampt of ergens tegen aan gelopen. Pijnlijk, zelfs figuurlijk, bij een huwelijksaanzoek of een verleidingspoging bijvoorbeeld.
Blauwe bonen zijn niet om op te eten, maar dodelijke loden en dus blauwige kogels, loden bonen, huzarenbonen of blauwe erwten. De Fransen spreken van een prune, de Engelsen van een blue plum of blue pill, in Duitsland houden ze het bij de blaue Bohne.
Zullen we dat maar blauw blauw laten? Vroeger zei men: laten we blauw blauw laten, laten we het maar laten (blauw bijvoorbeeld) zoals het is (blauw dus). Je zou ook kunnen zeggen: laten we rood rood laten, maar het is nu eenmaal blauw geworden; de herhaling blauw blauw is blijven hangen en zo werd de uitdrukking: iéts blauw blauw laten.
Een blauwkous ze zijn er niet meer, sinds de vrouwenemancipatie hier gelukt is, precies dank zij die blauwkousen. Rond 1750 was er in Londen een groep welgestelde dames die, naar Parijs voorbeeld, salons hielden waar ze aan hun eigen algemene ontwikkeling werkten met voordrachten, lectuur en discussie, al dan niet bij de thee of koffie. Het verhaal gaat dat ze op een keer een geleerde botanist uitnodigden, ene Benjamin Stillingfleet en toen die probeerde eronderuit te komen met de uitvlucht dat hij geen goeie kleren had om daar te verschijnen, zei de lady of the house dat hij maar moest komen in zijn blue stockings, de stevige lange werkmanskousen, eigenlijk meer een broek, die hij en ander gewoon volk gewoonlijk droeg. En zo gebeurde, waarop admiraal Boscawen, de echtgenoot van een van de dames, spottend het clubje de Bluestocking Society noemde. Dat de dames zelf zon kousen zouden gedragen hebben is onwaarschijnlijk, maar ook toen al niet te controleren, want je kous laten zien was toen totaal uit den boze. Het Frans en het Duits hebben de term netjes vertaald, met dezelfde negatieve bijbetekenis van (pseudo-) geleerde, onaantrekkelijke vrouw die zich liever niet met haar keuken bezig houdt.
In mijn bericht over de maan (12.04.2006, klik op die maand hiernaast) schreef ik het volgende over de blue moon:
Omdat de maanmaand langer is dan februari met zijn 28 dagen, kan het gebeuren dat er een februari is zonder volle maan, dat gebeurt zo vier of vijf keer op honderd jaar. In die jaren heeft een jaar twee maanden met twee keer volle maan. De langste maanden, die van 31 dagen, maken het meest kans om twee keer volle maan kennen. Zon tweede volle maan in een maand noemen ze in het Engels een blue moon. Het komt één keer voor op twee of drie jaar.
De uitdrukking once in a blue moon betekent dan ook: zelden of nooit. En dat is ook de betekenis van onze uitdrukking: op een blauwe maandag. Heeft die dan de zelfde oorsprong: op een dag dat er een blauwe maan is? Of heeft blauw de bijbetekenis van zeldzaam, speciaal, waardevol, zoals in blauw bloed? Een andere bron zegt dat een blauwe maandag er een is waarop niet gewerkt wordt, een feestdag voor de werknemers, maar een verloren maandag voor de bazen, een koppermaandag (van koppelen, verkopen) zei men vroeger, vooral bij de drukkers en uitgevers, voor de maandag na Driekoningen.
Ik hoop dat ik u geen blauwe bloempjes op de mouw gespeld heb, dat ik u niets heb wijsgemaakt; of blauwe boodschappen verzonnen, uitvluchten dus.
En weet je wat een blauwe begijn is? Ik zet je even op weg: het is zeker geen blauwkous
28-02-2007
10.000
Op een mooie dag, maanden geleden, heb ik de teller van mijn blog, die bijhoudt hoe vaak iemand een bericht bekijkt, verbannen naar de onderkant van de kolom hiernaast. In het begin ga je voortdurend kijken hoeveel volk er al geweest is en dan is het handig als het aantal bovenaan staat. Maar de aantallen van de kijkers gaan op en neer, waarom, ik weet het niet en je kan er toch niets aan veranderen. Dus weg ermee, wie het wil zien moet maar onderaan gaan kijken. We moeten geen kijkcijfers halen om te mogen blijven verder doen, zodus.
Maar vandaag staan we er toch even bij stil, want we hebben een drempel overschreden, een die ik een jaar geleden echt niet voor mogelijk achtte. Op 22 februari 2006 had ik welgeteld één bezoeker en één bekeken bladzijde (pageview). Vandaag hebben we de tienduizend overschreden en we lijken af te stevenen op een nieuw dagrecord in de buurt van honderd unieke bezoekers!
Ik kan dat toch niet laten voorbijgaan alsof het mij niets doet, zo blasé ben ik nu ook weer niet.
Vanzelfsprekend ben ik gelukkig met die belangstelling, dag na dag, nu al meer dan een jaar lang. Ik ben jullie dankbaar voor de impliciete aanmoediging, want al zou ik wellicht ook schrijven als er minder lezers waren, het is echt toch wel een stuk aangenamer als er wat volk op af komt.
Ik ben ook Lut dankbaar, steeds mijn eerste lezer in een vast ritueel als er weer iets af is. Ze is kritisch, steeds opbouwend en altijd oprecht nieuwsgierig naar de volgende aflevering.
Af en toe stuurt een lezer een berichtje en van sommige word ik zelf ook een beetje stil.
Ik wil hier ook een hartelijke groet richten aan de bekende en vooral ook de anonieme mensen van Seniorennet die met dit initiatief begonnen zijn en die de mastodont die SN ondertussen geworden is, vrijwel moeiteloos in toom houden. Jullie werk wordt heel erg gewaardeerd. We staan er niet vaak bij stil, maar de site werkt zo goed als vlekkeloos en dat bovendien gratis en met nauwelijks reclameboodschappen.
Deze blog is voor mij een echte zegen.
op de foto: het orgel in de Sint-Vincentiuskerk van Eeklo, waarop Nandor Neichel, de Hongaarse vluchteling-koster, vijftig jaar geleden mijn liefde voorde muziek wakker maakte.
etymon: kaffers
Er is Kunst en kunst, of grote kunst en kleinkunst. Zo zijn er Kaffers en kaffers en zelfs nog andere kaffers, blijkbaar.
De scheidingslijn tussen de Kaffers en de kaffers loopt tussen de twee partijen die ook nu nog lijnrecht tegenover elkaar staan in bloedige broedertwist, namelijk de Arabieren en de Joden.
Laten we beginnen met Kaffer, met hoofdletter dus.
Van Dale situeert het eerste gebruik van Kaffer al in 1596 en wel in het Afrikaans. Die vroege datum lijkt onwaarschijnlijk, zoals we later zullen zien.
Het is een vrij lange omweg. De oorsprong is Arabisch: quafir en dat was en is de naam in de Islam voor de ongelovigen, de afvalligen, de niet-moslims. Er is een verwant werkwoord kafara: verbergen, ontkennen. In het Ottomaanse rijk (1299-1922!) werd het de vaste (scheld)naam voor de christenen. En dan is er een rare sprong gebeurd, eigenlijk een omkering van de rollen: de overal, ook in het Westen bekende Moslim scheldnaam voor de christenhonden werd de christelijke scheldnaam voor de niet-christelijken, de ongelovigen vanuit het christelijke standpunt. Het had evenwel geen zin om die term te gebruiken voor de Moslims, want dan noemde men elkaar bij dezelfde naam en dan is men alle twee kaffer, zoals kinderen zeggen: al wat ge zegt zijt ge zelf. Christen missionarissen, zowel katholieke als Protestantse, gingen de kaffer-naam gebruiken voor de oorspronkelijke zwarte bevolking van Afrika, de negers. In 1652 stichtte de Nederlandse Oost-Indische Compagnie Kaapstad en dat was het begin van de kolonisatie van zuidelijke Afrika, die tot laat in de twintigste eeuw heeft geduurd, denk maar aan Nelson Mandela. Met die datum in gedachten, namelijk het midden van de zeventiende eeuw als het begin van de vrij gewelddadige en onderling competitieve kolonisatie van Afrika door Engeland, Frankrijk en Nederland, lijkt het onwaarschijnlijk dat onze term al in 1596 in het Nederlands uit het Afrikaans zou overgekomen zijn, er was toen namelijk nog geen Afrikaans. Meer waarschijnlijk is onze Engelse etymologische bron, die spreekt van 1790 als datum waarop de vroege Engelse missionarissen de term Kaffir begonnen te gebruiken voor de zwarte Kaapse bevolking. Aangezien de Nederlanders er eerst waren, de Britten kwamen er pas op het einde van de oorlog met Napoleon, hebben de Britten die benaming wellicht overgenomen van de Nederlanders. Die inherent racistische naam was in Zuid-Afrika de officiële benaming voor al wat zwart was, vandaar de hoofdletter. Dat belet niet dat het zowel in het Nederlands en het Afrikaans als het Engels ook een gewone scheldnaam geworden is. Een vrouwelijke Kaffer was een Kafferse.
Wie zijn dan de kaffers, met kleine k? Dat moet dan een Joodse etymologie hebben en dat is ook zo. Het Jiddisch-Hebreeuwse woord voor boer of dorpsbewoner is kaphri en met het Jiddisch is die naam al vrij vroeg, Van Dale zegt 1724, overal via het Bargoens, de verzamelnaam voor allerlei dieven- en geheimtalen, in Nederlands terechtgekomen, met de bijbetekenis die boer ook nu nog heeft, althans op de tribunes van den Aantwaarp: boere booite! Een boer is, of was, een lompe, onbehouwen persoon en elke tegenstander van den Aantwaarp, of elke niet-Antwerpenaar is dat voor de Sinjoren ook.
Een kaffer, oorspronkelijk gewoon een boer, werd dus ook een lomperik in het Nederlands. In het Bargoens is de oorspronkelijke betekenis behouden, namelijk gewoon een boer en een kafferin is gewoon een boerin.
Ten slotte is er nog een andere kaffer, uit een ander idioom, namelijk de soldatentaal: iemand die bij de cavalerie was, het paardenvolk zoals mijn grootmoeder zei, was een caver en zo dus een kaffer.
Words, words, words
27-02-2007
Je sens mon coeur qui bat, qui bat
Ik moet het af en toe op de radio gehoord hebben, hier of daar, in de loop van de zowat vijftig jaren dat ik naar opera luister: een korte aria, meer een lied, in het Frans gezongen, en dat in een Russische opera, namelijk Tchaikovskys Schoppenvrouw (1890). De aria zingt de mezzo steeds in het Frans, de rest in het Russisch. Vreemd, eigenlijk Het bleef dan ook in mijn koppeke spelen, tot vandaag.
Dit is de Franse tekst:
Je crains de lui parler la nuit, J'écoute trop tout ce qu'il dit, Il me dit: je vous aime, Et je sens, malgré moi, Je sens mon coeur qui bat, qui bat, Je ne sais pas pourquoi.
Puis il prend ma main, Il la presse, avec tant de tendresse Que je ne sais plus où j'en suis. Je veux le fuir, mais je ne puis ...
Ah! la nuit, pourquoi lui parler la nuit, J'écoute trop tout ce qu'il dit. Il me dit je vous aime, Et je sens, malgré moi, Je sens mon coeur qui bat, qui bat, Je ne sais pas pourquoi.
En dit is mijn vertaling:
waarom luister ik naar hem toch s nachts ik geloof al wat hij me dan vertelt hij zegt me dan ik heb je lief en ik voel hoewel ik beter weet ik voel mijn hart dat bonst en bonst en weet niet eens waarom
en dan neemt hij me bij de hand en streelt die dan zo zacht zo zacht wat er dan met mij gebeurt ik weet het niet weg wil ik van hem maar ik kan het niet
ach, waarom luister ik naar hem toch s nachts ik geloof al wat hij me dan vertelt hij zegt me dan ik heb je lief en ik voel hoewel ik beter weet ik voel mijn hart dat bonst en bonst en weet niet eens waarom.
Het is een niet onaardige melodie, al is het niet echt grote literatuur. Maar waarom in het Frans? Van wie is de tekst, trouwens? Niet van de librettist, Modest, de broer van Peter Ilyich, noch van de auteur van de novelle die de basis was van het libretto, namelijk Aleksander Pushkin, maar van een Frans dichter, namelijk Michel-Jean Sedaine (1719-1797). En dat brengt ons bij de oplossing van het raadsel, want dat is de auteur van het libretto van een andere opera, van André Ernest Modeste Grétry (1741-1813): Richard Coeur de Lion (1785). Tchaikovsky heeft in zijn opera inderdaad enkele pastiches verborgen, ontleningen van tekst en/of muziek van andere auteurs en componisten, en dit is er een van. Het is dus een aria uit een opera van Grétry, die als een chanson gezongen wordt door de oude gravin, die terugdenkt aan haar jeugd.
Richard Coeur de Lion was destijds de meest succesvolle opera van Grétry, maar er zijn nauwelijks recente opnames van, de laatste met Mesplé en het koor en orkest van onze Belgische radio en Tv, in 1978. In die opera draait de plot rond een muzikaal thema, dat negen keer herhaald wordt. Het verhaal is ons bekend, ook al uit het verhaal van Robin Hood: Richard zit na zijn terugkeer van de kruistocht opgesloten in een Duits kasteel, zijn geliefde zoekt hem overal, in de hoop hem te bevrijden. Een dienaar van Richard slaagt erin om zijn meester te identificeren aan de hand van een lied (het muzikaal thema!) dat hij ooit voor zijn geliefde schreef. Aan het einde van de opera wordt het kasteel bestormd en ingenomen en de gevangene bevrijd en de kasteelheer, Florestan, gearresteerd.
Doet ons dat niet denken aan die andere opera, Fidelio (1805) van Beethoven, waar ook een kasteel bestormd, een gevangenisbewaarder gearresteerd en een andere beroemde gevangene, die toevallig Florestan heet, door zijn geliefde bevrijd?
Wellicht was het niet toevallig dat Tchaikovsky precies uit deze opera van Grétry een stukje gelicht heeft; hij kende niet alleen Grétry, maar ook Beethoven, natuurlijk. Hij laat de oude gravin mijmerend een populair liedje uit haar jeugd zingen, een muzikaal thema dat in een opera als sleutel had gediend voor een speurtocht en dat hij ons nu als pastiche-raadseltje voorschotelt.
Ik hoop dat hiermee ook voor jou deze kwestie opgelost is, al was je je wellicht niet bewust dat er een probleempje was. Voor mij was het in alle geval een boeiende zoektocht op een regenachtige dag, met een happy end zoals in de opera, zij het na maar liefst vijftig jaar onzekerheid.
25-02-2007
omgedicht: Jacques Prévert
Pater noster
Notre Père qui êtes aux cieux
Restez-y
Et nous nous resterons sur la terre
Qui est quelquefois si jolie
Avec ses mystères de New York
Et puis ses mystères de Paris
Qui valent bien celui de la Trinité
Avec son petit canal de l'0urcq
Sa grande muraille de Chine
Sa rivière de Morlaix
Ses bêtises de Cambrai
Avec son océan Pacifique
Et ses deux bassins aux Tuileries
Avec ses bons enfants et ses mauvais sujets
Avec toutes les merveilles du monde
Qui sont là
Simplement sur la terre
Offertes à tout le monde
Éparpillées
Émerveillées elles-mêmes d'être de telles merveilles
Et qui nosent se l'avouer
Comme une jolie fille nue qui n'ose se montrer
Avec les épouvantables malheurs du monde
Qui sont légion
Avec leurs légionnaires
Avec leurs tortionnaires
Avec les maîtres de ce monde
Les maîtres avec leurs prêtres leurs traîtres et leurs
reîtres.
Avec les saisons
Avec les années
Avec les jolies filles et avec les vieux cons
Avec la paille de la misère pourrissant dans lacier des
canons.
Jacques Prévert, Paroles
Pater noster
Onze Vader die in de hemelen zijt
blijf maar daar
wij blijven wel hier op de aarde
die soms toch zo mooi kan zijn
met de mysteries van New York
en ook nog de mysteries van Parijs
zeker zo goed als dat van de Triniteit
met het kanaaltje van de Ourcq
en de grote Chinese Muur
met de rivier Morlaix
en de snoepjes van Cambrai
met de Stille Oceaan
en de twee poelen aan de Tuileries
met de brave kinderen en de vieze venten
met al de wonderen van de wereld
die er zijn
zo maar hier op aarde
aan eenieder gegeven
rondgestrooid
zelf verwonderd dat ze zo wonderlijk zijn
en het zelf niet durven geloven
zoals een mooie naakte jonge vrouw zich niet durft tonen
met al het ontstellende onheil van deze wereld
dat er legio is
met de legionairs
en de folteraars
met de heersers van deze wereld
de patsers en de pasters en de verraders
en de ruwe huursoldaten
met de seizoenen
met de jaren
met de mooie meiden en de ouwe zakken
met het stro van de armoede rottend in het staal
van de kanonnen.
vertaald door Karel Dhuyvetters op 25 februari 2007