Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (186)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (238)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    26-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een links complot?

    Toen onlangs het overlijden gemeld werd van de marxistische historicus Eric Hobsbawm, vond de Vlaamse VRT het nodig om dat te vermelden in het ochtendprogramma Espresso van Klara, de klassieke muziekzender. De journalist van dienst greep de gelegenheid maar al te graag aan om de verdiensten van Hobsbawm te prijzen, maar tevens om aan de hand van diens bizarre ideologie onverholen kritiek te spuien op de recente (democratische!) verkiezingsoverwinning van de N-VA. Vlaanderen zou, volgens het recept dat Hobsbawm herhaaldelijk verdedigde in zijn publicaties, zijn eigen verleden, taal, territorium en tradities uitgevonden hebben. Dat zou dan vooral gebeurd zijn door de rechtse conservatieve burgers als een substraat voor hun egoïstische kapitalistische doelstellingen van persoonlijke verrijking en onderdrukking van het proletariaat. Met stijgende verontwaardiging aanhoorde ik die onzinnige vertekening van eeuwen strijd voor een humane en democratische ontvoogding van het Vlaamse volk. Ik schreef daarover meteen de makers van het programma aan, in dezer voege:

    Ik ben geschokt door het verhaal dat ik daarnet hoorde over de marxistische interpretatie van het ‘Vlaams’ verhaal van de N-VA. Ik ben geen partijlid, begrijp me goed. Maar ik vind het grof dat men Hobsbawm flagrant misbruikt om uit te leggen dat men ‘Vlamingen’ en ‘Vlaanderen’ creëert, en die ‘men’ identificeert als rechtse ondernemers. Als er alleen dat was, zou de meerderheid van de Vlamingen niet stemmen zoals ze doet. Vlaanderen is een historische realiteit, we hoeven niets te verzinnen, geen taal, geen cultuur, geen verleden, geen grondgebied, geen economische realiteit. Gelieve uw reporter, die zelf blijkbaar een beetje verveeld zat met zijn verhaal, (en die door Vlaanderen betaald wordt), aan te raden even iets te lezen over de Vlaamse geschiedenis voor hij nogmaals dergelijke baarlijke nonsens uitkraamt, op onze Vlaamse radio, nota bene, waar we zo hard hebben moeten voor vechten!

    en kreeg tot mijn enigszins verbaasd genoegen snel een antwoord, dat nota bene mijn bezwaren bijtrad. Daarvoor heb ik de betrokkene bedankt en ik was weer even en enigszins verzoend met Espresso en met de VRT.

    Deze morgen was het weer prijs. Dezelfde journalist, ik vermoed Werner Trio, kwam op dramatische wijze aankondigen dat de Katholieke Universiteit Leuven, of zoals hij het zei de Ka U El (een afkorting die al in de tijd van Piet De Somer in onbruik werd gesteld, net zoals de ‘kul’), een eredoctoraat verleent aan Christine Lagarde. Daarop volgde een scherpe linkse analyse van het IMF, waarvan zij het hoofd is, en van haar optreden in verband met de crisis, en van haar loon en het feit dat zij daarop als diplomate geen belastingen betaalt in Frankrijk enzovoort.

    Kijk eens, iedereen mag zijn eigen opinie kwijt, daarvan profiteer ik ook, tenslotte, maar er is nog een verschil tussen de VRT, een officiële instelling die geacht wordt het algemeen belang te dienen en dus enige objectiviteit zou moeten betrachten, vooral in de algemene programma’s, en mijn privé website. Dat men in duidingprogramma’s voor en tegen van allerlei stellingen aan bod laat komen, vind ik uitstekend. Maar tussen de ochtendmuziek en het nieuws door elke dag een dosis marxistische indoctrinatie, dat gaat me te ver. Ik heb meteen Espresso en de VRT de mond gesnoerd en de Concertzender Klassieke Muziek laten weerklinken in de huiskamer. Ik programmeer meteen mijn internettuner zo dat ik ’s morgens niet meer meteen de VRT krijg, maar die klassieke muziek.

    Ik neem dus afscheid van het nieuws op acht uur, om half negen, om negen, tien elf enzovoort, van het persoverzicht, van de smakeloze, ergerlijke jingles en de opdringerige reclamespotjes voor eigen programma’s, voor dure culturele evenementen en voor bedrieglijke banken. Teveel is trop en trop is teveel. Ik heb de jarenlange beschuldigingen en verdachtmakingen over een linkse of rode infiltratie van de media en van de VRT in het bijzonder steeds weggelachen en –gewuifd als verzinsels en idiote complottheorieën. Vandaag stel ik zelf objectief en bij herhaling vast dat er wel degelijk aanduidingen in die richting zijn. De linkse ideologie vertegenwoordigt in Vlaanderen minder dan vijf procent van de bevolking. Ze bestaat nog altijd uit een kleine kern van intellectuele en artistieke salonsocialisten en –communisten, die met de dag nog volksvreemder en meer elitair worden en blijkbaar geen lessen trekken uit de geschiedenis. Ik wens me daarvan uitdrukkelijk te distantiëren, en honni soit qui mal y pense.

    Ik zal niet nalaten Espresso daarvan op de hoogte te brengen. Ze kunnen dan zelf beslissen of het verlies van een luisteraar na 66 jaar intense dagelijkse radiotrouw voor hen ook maar iets betekent.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    25-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.seks

    Onophoudelijk bereiken ons berichten in de media die te maken hebben met de menselijke seksualiteit. Misbruik is daarbij het grote woord: scoutsleiders in de Verenigde Staten, een kinderarts in Vlaanderen, een hoogaangeschreven psychiater, een Britse tv-ster, Ronald Janssen die zijn veroordeling voor verkrachting aanvecht, het zijn maar enkele voorbeelden. Telkens is de verontwaardiging groot en algemeen en eist men strenge straffen voor de daders en vooral ook dit: maatregelen die moeten verhinderen dat het nog gebeurt.

    Het is vooral bij dat laatste dat ik me vragen stel. Kunnen we ook maar iets doen om seksueel misbruik in te perken, laat staan het volledig te verhinderen? En hoe zou dat in zijn werk moeten gaan? Seksualiteit: we kunnen er niet eens over praten op een open en volwassen manier! We weten er zo goed als niets over en wat we weten is meestal totaal onjuist. Seksualiteit heeft met onze diepste emoties te maken en dat is ook de reden waarom het onderwerp zo onbespreekbaar is op een redelijke manier en in het openbaar. Over seksualiteit wordt geen publiek debat gevoerd. Men praat niet over de porno-industrie, over sekssites op het internet, over prostitutie, over vreemdgaan en dating sites en ook niet over onze alledaagse (nou ja…) seksuele gewoonten. Op tv bevat het vrije aanbod nu ook een erotiek-kanaal, waar twee schaars geklede jonge vrouwen allerlei speeltjes en seksuele hulpmiddelen aanprijzen. Tegen betaling kan je kijken naar porno in alle gradaties van verregaandheid, maar niemand die daarover een woord zegt, ook niet hoeveel mensen op die kanalen geabonneerd zijn. Niemand heeft erom gevraagd, niemand heeft zich kunnen uitspreken over het opnemen van die kanalen in het aanbod. Plots zijn ze er. Toen ik klant werd bij Telenet merkte ik al zappend dat de erotische kanalen gratis konden bekeken worden gedurende drie maanden; zo lokt men klanten. Maar alles gebeurt kwansuis, zonder dat erover gepraat wordt. Er zijn vooraf geen studies geweest naar de invloed van dergelijke uitzendingen. Er worden geen evaluaties gemaakt over de wenselijkheid ervan.

    Seksualiteit is alomtegenwoordig in de media en ook in de realiteit, maar blijft onbespreekbaar. Alles kan, er is geen reglementering en als die er is wordt ze handig omzeild. Wij blijken dus alles, maar dan ook werkelijk alles te aanvaarden en alles te gedogen en alles te verzwijgen, tot er ergens iemand zegt: ik ben misbruikt. Dan is het huis plots te klein en staan we klaar om witte marsen te houden, verdachten aan te wijzen en processen te beginnen die doodlopen in eindeloze procedureslagen en discussies over veel te late en afgedwongen ‘erkenning’ van slachtoffers en geldelijke vergoedingen.

    Er is wellicht geen ander aspect van onze menselijkheid waarmee we zo irrationeel omgaan. Er zijn geen algemene normen en de normen die sommigen voorhouden, worden weggelachen, met voeten getreden, genegeerd en elke dag massaal overtreden. Hypocrisie is troef. Iedereen weet wat er gebeurt, maar niemand spreekt erover en vooral: niemand doet er iets aan. Niemand laat zich immers de les spellen als het over seks gaat, het is een recht dat wij ons toe-eigenen, ook als we daarmee de rechten en de integriteit van anderen schenden, om nog te zwijgen van onze eigen morele integriteit.

    Ik weet niet hoe het komt dat het zo is. Ik weet wel dat mijn eigen seksualiteit grondig, maar dan ook uiterst grondig en voorgoed verknoeid is van in mijn prilste jeugd, door misbruik, gedogen, desinformatie, schrikbewind, banvloeken en de totale afwezigheid van seksuele opvoeding. Ik ben ook als ouder tekortgeschoten, ik heb met mijn kinderen nooit ernstig over seks gepraat; ik prijs me althans daarvoor gelukkig dat ik niet als een boeman tekeer ben gegaan over hun jeugdige seksualiteit. Ik weet niet of zij gekweld worden door de duivels die ik niet uit mijn eigen beleven en denken kan bannen, want ook nu nog praten we niet over seksualiteit, zij niet over die van mij en ik niet over die van hen. Ik weet dus niet of de opvoeding zo’n belangrijke rol speelt als ik ervaren heb, of er een gunstige evolutie is. Ik weet evenmin of er een maatschappelijke evolutie is en welke richting die uitgaat. Wat ik ervan merk in de media doet mij af en toe de haren ten berge rijzen: er zijn inderdaad geen grenzen meer. Seksualiteit is een commercie, een mega-industrie.

    Alles kan. Punt. Niemand die zegt: wacht eens even! Niemand die durft te spreken over waarden, grenzen, zingeving… Het is dezelfde houding die we vaststellen in verband met drugs, alcohol, en alle vormen van luxe. Niemand stelt zich vragen bij de verkoop van voetballers voor astronomische bedragen, bij de slavenhandel in de oliestaatjes van het Midden-Oosten, bij de militaire en religieuze dictaturen, bij de mateloze verschillen in rijkdom tussen personen, groepen, landen, continenten, bij de aberrante evoluties in de gezondheidszorg, de zorg voor ouderen… Ik kan nog even doorgaan en lieve lezer, jij ook. Wij maken ons af en toe zorgen, maar wij kunnen er geen weg mee, er is niemand die erom geeft.

    Ik denk dat er wel degelijk een probleem is met onze waarden, dat er wel degelijk grenzen zijn. Maar wat baat het dat ik er hier een aantal bladzijden aan wijd? Niemand zit erop te wachten, ik ben als een roepende in de woestijn.

    Sorry, geen plaatjes vandaag.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    15-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is er dan een probleem?

    ‘Is er dan een probleem?’

    Dat was wat er te lezen stond op de verbijsterde gezichten van de partijvoorzitters van de traditionele partijen in Vlaanderen tijdens hun televisiedebat. De grote verliezer is het VB, maar dat zat er aan te komen. De anderen, links, rechts en centrum, vonden merkwaardig genoeg dat ze het nog redelijk goed gedaan hadden. In vergelijking met de onheilspellende verwachtingen, dan. Ook dat noemen ze een overwinning: niet zoveel verliezen als men gevreesd had. Nou, laat ze dan nog maar vaak dergelijke overwinningen behalen.

    Als N-VA plots gemiddeld twintig procent van de stemmen haalt, meteen de hoogste score van alle partijen, terwijl ze zes jaar geleden vrijwel geen enkele zetel had, dan moeten die stemmen toch ergens anders vandaan komen. Als N-VA zo massaal gewonnen heeft, dan hebben de anderen massaal verloren. Maar neen, Karel, je vergist je: de overwinning van N-VA is een illusie, een voorbijgaand verschijnsel, zoals de fantastische score van het VB zes jaar geleden in ’t Stad. Voor mijn Nederlandse vrienden: ’t stad is Vlaams voor ‘het stadscentrum’, zoals in: ‘k moet nog efkes naar ’t stad. Als we het met een hoofdletter schrijven, bedoelen de Antwerpenaars daarmee: Antwerpen. Zij volgen daarmee de Romeinen, die Rome Urbs noemden, de Stad. Is er een andere?


     




    Het ongeloof op het gezicht van Bart De Wever sprak boekdelen. Voor hem stond een meute geslagen honden. Maar hadden ze het door? Niet één van hen. Ze vonden dat ze niet verloren hadden, maar ‘goed stand gehouden’. En aangezien ze niet verloren hadden, moesten ze ook niet op zoek naar de oorzaak daarvan. Er was dus niets aan de hand, er is niets aan de hand. Ze regeren rustig verder, in de Vlaamse regering en in de federale. Ze hebben helemaal niet het gevoel afgestraft te zijn voor wat ze daar doen of vooral: wat ze daar niet doen, namelijk een einde maken aan de ondraaglijke toestand waarin Vlaanderen zich bevindt in dit onzalig apenland dat men België noemt.

    De enige die inziet hoe ernstig, ja dramatisch de toestand is, blijkt verbazingwekkend genoeg de overwinnaar te zijn: de N-VA is de enige die zich ervan bewust is dat er wel degelijk een Belgisch probleem is. De anderen hebben immers een akkoordje gesloten met de Franstaligen in dit land om enkele ‘bevoegdheden over te dragen’. Alsof dat een oplossing zou zijn. Vooreerst zijn dat geen echte bevoegdheden, maar stukken en brokken van bevoegdheden, waarvan de eindverantwoordelijkheid nog altijd nationaal blijft. Bovendien krijgen we wel die gedeeltelijke bevoegdheden, maar het geld dat erbij hoort, krijgen we niet mee, we moeten nu plots zelf bekostigen wat vroeger nationaal werd betaald, terwijl de federale staat met minder bevoegdheden toch evenveel geld krijgt.

    We zijn dus nog heel ver verwijderd van Vlaamse autonomie. En zolang die er niet is, betalen wij met Vlaams geld voor de nationale staat, waarvan een onrechtmatig groot deel van de middelen naar Franstalig België gaat. Zolang wij niet zelfstandig zijn, zijn er Franstaligen die het voor het zeggen hebben over België, inclusief Vlaanderen. En zoals ik hier al herhaaldelijk benadrukte: dat is een democratisch deficit, of zelfs een democratisch failliet, want wij kunnen ons daarover niet eens uitspreken! Wij kunnen niet stemmen tegen (of voor…) de Franstalige coryfeeën, die worden uitsluitend door Franstaligen verkozen.

    Zolang wij niet onafhankelijk zijn, binnen België als het moet, binnen Europa als het kan, of in een federatie met andere staten of deelstaten, waar wel onze taal gesproken wordt, of een taal die nauwer aan de onze verwant is, is het een minderheid van Franstaligen die zich gedraagt als een meerderheid en die de pariteit in de grondwet heeft ingeschreven, met grendels zo groot als een huis en speciale meerderheden die vereist zijn om ook maar een komma te veranderen aan die grondwet, terwijl de belangrijkste artikelen van de grondwet, zoals nummer 1 en nummer 35, onuitgevoerd blijven.



     





    Vooral de zogenaamd christelijke partij en de socialisten roerden zich het hevigst en waren het meest blind voor de desastreuze situatie van Vlaanderen binnen België. Het waren ook die partijen die het voortouw namen om de huidige federale regering aan de macht te helpen, zonder dat daarvoor een parlementaire meerderheid bestaat op federaal niveau. België wordt niet alleen geregeerd door een regering met een meerderheid aan Franstalige ministers en een Nederlands onkundige clown als premier, maar de regeringspartijen hebben ook geen meerderheid in de Vlaamse volksvertegenwoordiging.

    Maar nee, volgens hen is er niets aan de hand. Er is zelfs nooit iets aan de hand geweest. De Vlamingen zijn nu eenmaal een minderwaardig volkje, dat niet eens een beschaafde taal spreekt en dat zich maar het best schikt naar het hoger belang: de Heilige Kerk, de unitaire Staat, de Internationale Arbeiderssolidariteit. De leiders daarvan zullen wel beslissen wat goed is voor Vlaanderen, in het Frans, of het Engels, maar toch niet in het Vlaams zeker! Dat is goed voor de lagere school, waar men toch maar het plaatselijk dialect spreekt. De humaniora, dat is voor de slimste en de rijkste leerlingen en dat is in het Frans, net zoals de universiteit. Vandaag is dat anders, maar aan de universiteit bekijkt men het Nederlands nog altijd met lede ogen en spreekt men graag een mondje Engels dat men heeft opgepikt van slechte soaps en dure internationale congressen.

    Bart De Wever was de enige staatsman rond de tafel. Hij domineerde het gesprek als de intellectuele zwaargewicht die hij is. De andere leken wel schooljochies, die niet eens begrepen waarover het ging en praatten zonder enige kennis van de geschiedenis, de economie, de sociologie, de politiek (groter dan die van de dorpen en de postjes), laat staan literatuur, kunst, filosofie… Wie de problemen niet eens opmerkt, zal ze nooit kunnen oplossen, maar ze alleen nog erger maken. Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd om blindweg steeds weer dezelfde historische fouten te maken. Vooral de voorzitters van de socialistische partij en van de christelijke partij gingen af als een gieter, maar waren zich daarvan op geen enkel ogenblik bewust. Zelfs de voorzitter van het VB werd er wanhopig bij en riep De Wever pathetisch toe: ‘Onderhandelen over de toekomst van het land… met deze partijen?!?’ Voor één keer had hij gelijk.

    Dat is de tragedie van de Vlaamse politiek: blijkbaar trekt die traditioneel een soort mensen aan dat in andere omstandigheden niet eens in aanmerking zou komen voor het middenkader in een klein of middengroot bedrijf, laat staan een opdracht aan zelfs een bescheiden hogeschool of universiteit. In het beste geval zijn het omhooggevallen cafébazen en platte stemmentrekkers, in het slechte geval laag bij de grondse opportunisten, postjesjagers zonder enige scrupule of morele integriteit.

    Bah!

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    13-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Morgen gaan we stemmen!

    Morgen gaan we stemmen, voor de gemeenteraden, de schepencolleges, de burgemeester en ook nog voor de provincieraadsleden en de bestendige deputaties. We hebben de laatste tijd allerlei dure en weinig milieuvriendelijke brochures en folders in de bus gekregen af en toe zelfs een geadresseerde envelop. Maar stel je eens de vraag: hoe vaak heb je een van deze mensen gehoord of gezien in de voorbije zes jaar? Waar waren zij al die tijd?

    Als ik kijk wie er hier zoal kandidaat is, dan krimpt mijn hart ineen. Een 18-jarige jongeman vraagt mijn steun: hij vindt dat men te weinig luistert naar de jongeren. Ik ben een oude man, ik woon in Werchter; ik luister ongeveer elk weekeind naar de jongeren als ze weer luidruchtig fuiven in een tent tot de vroege morgen; en de eerste dagen van juli luister ik naar hen als ze op de wei hun oren laten kapot maken; ik luister naar hen als ze op hun irritante brommertjes voorbij scheuren in het midden van de nacht, of met hun opgefokte en omgebouwde wagentjes vol boenkeboenke muziek de buurt wakker schudden. Ik luister, maar ik hoor niets dat ik ook wil onthouden.

    Een jonge vrouw werkt in een ziekenhuis aan de infobalie, ze wijst er de mensen de weg naar hun afspraak met de dokter. Dat contact met de mensen maakt haar geschikt, zo stelt ze, om haar werk als schepen voort te zetten. Akkoord dat haar werkervaring haar sociale vaardigheden heeft bijgebracht, of dat hoop ik althans, ik heb ook wel al eens baliepersoneel meegemaakt dat ik nog het liefst naar een onbewoond eiland zou transporteren. Maar of ze ook bekwaam is als schepen? Ik heb er geen idee van, en ik word ook niet wijzer van haar folder.

    Rood en groen gaan hier al jaren samen, in de oppositie. Samen betekenen ze nauwelijks iets, afzonderlijk… Het lijkt wel een verkeerslicht. Rood, dan weet je wat je te doen staat. Groen ook. Maar rood en groen tegelijk? Dat is zoals oranje. Stop je, geef je gas? Als je doorrijdt, word je misschien geflitst; als je stopt, knalt die bumperklever achter jou in je gat.

    Ik heb niet de indruk dat mijn gemeente bijzonder goed bestuurd is, zoals ‘mijn’ burgemeester me schrijft, via een persoonlijk geadresseerde maar niet gefrankeerde brief in de bus, een kleurenkopie van een handgeschreven brief vol gemeenplaatsen. Aan het einde van de brief wordt hij even persoonlijk: hij heeft een broer verloren en ook zijn echtgenote. Maar dat heeft hem nog sterker gemaakt, zegt hij. Ik wens het hem toe, maar ik had liever gehad dat hij over die aspecten van zijn privé leven had gezwegen, dit heeft veel weg van medelijden opwekken. Het is niet daarom dat we op iemand stemmen.

    Onvermijdelijk stelt zich bij dergelijke verkiezingen de vraag naar de zin van onze vorm van democratie. Wij verkiezen vertegenwoordigers om in onze plaats beslissingen te nemen over het algemeen belang, in dit geval de gemeente en de provincie. Zij beschikken over aanzienlijke middelen, afkomstig uit de belastingen, die zij aanwenden om onze leefomstandigheden te verbeteren. Hebben zij dat goed gedaan? Niet bepaald, vind ik. Als ik nakijk hoe vaak ik gebruik maak van de publieke diensten die zij aanbieden, en naar mijn tevredenheid daarover, dan valt dat nogal tegen. Ik vind dat ze mijn belastingsgeld niet erg goed besteed hebben. Ik zal dus niet voor hen stemmen.

    Maar voor wie dan wel?

    De traditionele partijen putten zich uit in het beklemtonen van het lokale karakter van deze verkiezingen. Dat deed ook Karel De Gucht gisteren in een verkiezingsshow (het moet wel een show zijn, nietwaar?), tot hij plots heel kwaad werd bij de suggestie dat zijn liberale partij zou samengaan met de N-VA: wat?!? De N-VA? Waarop een tirade volgde over de voorbije regeringsonderhandelingen. Maar het zijn wel lokale verkiezingen, hé?

    Kijk, ik denk dat het niet veel uitmaakt wie er in een gemeente of een provincie ‘aan de macht’ is; het resultaat zal nogal eender zijn. In Leuven is het al jaren een socialist, in Mechelen een liberaal, in Gent een socialist, in Mortsel zelfs een dappere groene dame. Zien we enig verschil? Ik niet.

    En dus ga ik stemmen zoals ik zou doen als het federale verkiezingen waren, dat wil zeggen verkiezingen voor de Vlaamse vertegenwoordigers in het nationale en voor die van het Vlaamse parlement. Want hoe het in onze gemeente gaat, hangt veel meer af van hoe het in België en in Vlaanderen gaat dan van de enkele beroepspolitici en de vele amateurs die de gemeenten en provincies ‘besturen’. Hoeveel geld de gemeenten hebben om uit te geven wordt niet door de gemeenten bepaald, maar door België.

    Er gaat meer Vlaams geld naar Brussel en Wallonië dan mij lief is. Ik wil dat daar een einde aan komt. Ik wil dat Vlaanderen autonoom wordt en zelf beslist wat het met de eigen zuur verdiende middelen doet, inclusief de eventuele transfers naar andere gebieden waarmee we een samenwerkingscontract afsluiten. Ik wens niet dat Brussel daarover beslist, of Wallonië.

    Ik zal dus van deze gelegenheid gebruik maken om duidelijk te maken dat ik er nu wel echt genoeg van heb, van de traditionele partijen die Vlaanderen al zo vaak verkocht en verraden hebben, God weet waarom of voor wat. De liberalen, sossen, de groenen en de tsjeven, ze kunnen allemaal de pot op: geen Vlaams, geen centen. Als ze het nu nog niet door hebben, dan weet ik het niet meer. Dan kan alleen nog een democratische revolte helpen. Helaas delen de zwaksten bij revolten vaak in de klappen. Dat moeten we vermijden zolang we kunnen.

    Ik heb ook genoeg van de arrogantie van de egoïstische Franstaligen die België willen behouden om zich te blijven laven aan de platte borsten van die afgeleefde deerne, of stiekem de vruchten komen plukken van het werk onzer handen.

    Laat mij toe een voorspelling te doen: de Franstaligen zullen blijven weigeren om een bescheidener plaats in te nemen in België, een die overeenstemt met hun aantal. Zij zullen elk eerlijk gesprek saboteren, zoals ze al altijd gedaan hebben, zelfs als al die gesprekken ééntalig in het Frans verlopen, zoals tot nu toe altijd al het geval is geweest, omdat ze onze taal verachten. Op die manier zullen zij ons blijven tergen door hun ondemocratisch gedrag en hun hooghartige en onverantwoorde eisen.

    Op een dag zal de gewone Vlaamse burger daar genoeg van hebben.

    Ik hoop dat ik het nog mag beleven.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    27-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijheid van mening

    Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst is er discussie over de vrijheid van meningsuiting. Politieke leiders van de hele wereld maken gebruik van de Algemene vergadering van de Verenigde naties om voor het voetlicht van de hele wereld enkele van hun stokpaardjes te berijden. Laten we die beeldspraak eens letterlijk nemen. Een stokpaardje is een speeltuig dat bestaat uit een stok met daaraan een paardenkop. Met de stok tussen de benen doet een kind alsof het een echt paard berijdt. Zo zie ik de groten daar aarde daar in New York rond hossen en ik kan mijn binnenpretjes nauwelijks onderdrukken.


     






    Misschien moeten we er dus niet te veel aandacht aan besteden. Die Algemene vergadering mag dan al een indrukwekkend mediavertoon zijn, ze heeft geen enkele juridische waarde. Het is niet meer dan dat: een kleurrijke, bijna folkloristische bijeenkomst van staatshoofden, een soort van snoepreisje dat voor hen georganiseerd wordt, zoals ook andere machthebbers dat voor zichzelf doen: CEO’s, wetenschappers, universiteitsrectoren en decanen enzovoort. Men laat zijn grieven eens horen en men droomt eens hardop van een betere wereld, maar veel verandert er niet. Ook daar heerst vrijheid van meningsuiting: men mag een andere staat of ‘volk’ of zijn leiders uitschelden, men mag de geschiedenis geweld aandoen, men mag zijn eigen misdaden tot heldendaden proclameren, het maakt allemaal niet uit, iedereen komt aan de beurt om te kastijden of geringeloord te worden, al dan niet voor een grotendeels lege zaal.

    Ook dit jaar speelt men in op de wereldactualiteit. Iemand heeft weer eens een onnozel filmpje gemaakt over de islam en de kerkleiders hebben dat alweer aangegrepen om hun duivels te ontbinden en de massa’s op te zwepen tot luidkeels en gewelddadig protest, met honderden doden als gevolg. Het is waar, als dat filmpje of die cartoons er niet zouden zijn, zou er (misschien!) dergelijk protest niet zijn en dus ook die doden niet. Maar het is ook zo dat als de kerkleiders het bestaan van die filmpjes niet onder de aandacht zouden brengen, de massa niet op de hoogte zou zijn van het bestaan ervan; ook in dat geval zouden er geen noemenswaardige protesten zijn en geen zo onnodige en vermijdbare doden. Het zijn dus niet zozeer de gewone moslims die zich beledigd voelen, want geen van hen heeft het filmpje gezien, dat is hen overigens streng verboden. Het zijn dus de kerkleiders die in hun gevoelens gekwetst zijn, terwijl ook zij het filmpje niet gezien hebben. Het gaat hen dus om het principe: niemand mag de profeet of de islam beledigen. Het gaat niet om het mogelijk gevolg van de (vermeende) misdaad, maar om de daad zelf, die zondig is in absolute termen en dus moet veroordeeld en bestraft worden.

    Wat daarbij opvalt, is dat de kerkleiders zelf beslissen wat zondig is. Ze overgieten hun oordeel wel met enige goddelijke autoriteit, maar dat klinkt erg geforceerd. De Profeet, ‘gezegend zij zijn Naam’, mag dan al rechtstreeks door God geïnspireerd zijn, maar over filmpjes wist hij niets en in de Koran zijn die niet verboden. Het zijn dus hedendaagse kerkleiders, theologen en schriftgeleerden die moeten uitmaken wat mag en wat niet. Er is geen goddelijk verbod op satire. Als we het nog iets ruimer stellen: er zijn geen goddelijke verboden, aangezien er geen goden zijn. Het gaat dus om het beledigen van gewone mensen zoals jij en ik.

    Nu is dat niet meteen iets dat we moeten aanmoedigen. We moeten een onderscheid maken tussen vrijheid van mening, die absoluut is, en vrijheid van de uiting van die mening, waarbij we toch wel enkele bedenkingen mogen formuleren. Stel dat jouw buurman een opvallend grote neus heeft, die bovendien nog purperrood van kleur is en, laten we het maar eens echt bont maken, ook nog helemaal scheef staat. De kans is groot dat hij in de volksmond bekend staat als ‘de Neus’ en dat er wel eens grapjes over hem gemaakt worden. Dat is allemaal heel menselijk en er is geen reden tot ongerustheid. Het is echter een ander verhaal wanneer die man gepest wordt en in het publiek uitgelachen als hij even een… frisse neus komt halen op zijn oprit; als men hem in het plaatselijke krantje te pas en te onpas afbeeldt in al zijn glorie, en als men de buurtkinderen ertoe aanzet om voor zijn deur kwetsende liedjes te gaan zingen of zijn bijnaam te scanderen. Dat is niet bepaald vriendelijk, niet echt menselijk. Dat is zelfs verwerpelijk gedrag, dat we terecht afkeuren.



     





    Wij mogen dus over alles onze mening hebben en hoewel het beter is om onze mening te onderbouwen met argumenten en feiten, kan het toch niet anders dan dat wij ons over een en ander wel eens vrolijk zullen maken. Als dat binnenpretjes zijn, dan is dat nog niet zo erg, al hoeft men er niet meteen trots op te zijn. Het is wat anders als wij die ‘grapjes’ gaan delen met anderen, bijvoorbeeld door ze via e-mail te verspreiden, of ze in een krant(je) te laten verschijnen, of ze op YouTube te zetten.

    Nu ben ik een grote voorstander van een zo ruim mogelijke vrijheid van meningsuiting, begrijp me niet verkeerd. Maar elk weldenkend mens zal zich ervoor hoeden om andere mensen nodeloos te kwetsen op een overdreven agressieve manier. Wij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de gevoelens van onze medemensen, ook als wij die niet delen. Zo voelde ik het bijna als lichamelijk kwetsend aan toen een kennis verwees naar moslims als ‘die met hun gat in de lucht’, verwijzend naar hun typische gebedshouding. Ik voelde dat plaatsvervangend aan als onnodig grof en beledigend, vooral omdat het ging over een onschuldige religieuze gewoonte, die niet verschilt van de vele buigingen en genuflexen die ook het christendom kent.


     






    Als men iets te zeggen heeft, dan doet men dat het best op die manier die het meest resultaat heeft. Het filmpje (dat ook ik niet gezien heb en niet wens te zien, voortgaand op enkele beelden in het journaal) zal mijns inziens weinig moslims overhalen om ernstig over hun godsdienst na te denken. Dat was ook niet de bedoeling, zoveel is duidelijk. Wat de werkelijke bedoeling dan wel was, dat weet ik niet. Maar ik weet ook niet waarom een regisseur tijdens een opvoering van een opera van Wagner zo nodig de Walkuren moet laten plassen op scène. Dat hoeft voor mij ook niet en eerlijk gezegd, als het mijn beslissing was, dan zou ik daar niet voor kiezen.

    Samenvattend zou ik zeggen dat alles moet kunnen gezegd en geschreven en vertoond worden, maar dat wij allen de plicht hebben om ons te beraden over de mogelijke gevolgen daarvan. Dat betekent niet dat er taboes zijn, maar wel dat men de keuze van de middelen die men gebruikt om een mening te uiten, moet laten afhangen van de boodschap die men wil brengen. Zo zal ik in een gesprek met een priester, imam of rabbi anders over (hun) godsdienst spreken dan met een eenvoudige gelovige. Dat deed ook Spinoza: toen de vrouw des huizes bij wie hij logeerde hem op een dag vroeg of zij misschien haar godsdienstige overtuigingen moest bijstellen of van godsdienst veranderen, verzekerde hij haar dat dit helemaal niet hoefde en dat ze rustig verder naar haar kerkdiensten mocht gaan. Voor de (fundamentalistische) predikanten had hij echter geen goed woord over.

    Ga dus niet voor een moskee na het vrijdagavondgebed luidkeels staan roepen dat Allah niet bestaat en dat zijn Profeet… Je moet niet vloeken in de kerk.

    Maar hier op mijn blog zeg ik wat ik wil. Als het over godsdienst gaat, is dat meestal over het christendom en meer bepaald het katholicisme; dat heb ik aan den lijve ondervonden, ik weet dus waarover ik spreek en ik heb redenen om niet te zwijgen. Wie mijn blog daarom niet wil lezen, en zo zijn er mensen, dat weet ik, die moeten dat dan maar laten. Hoezeer ik die mensen, die ik tot mijn vrienden zou willen rekenen ondanks onze meningsverschillen, ook respecteer, toch zal mij dat niet weerhouden van het ongekuist ventileren van mijn mening over God en Kerk. Ik spaar evenmin de georganiseerde vrijzinnigheid en mijn veroordeling van de godsdienst is algemeen en principieel en mijn afkeer van alle klerikalisme is grenzeloos en geldt dus voor de islam ten minste zo goed als voor welke andere godsdienst dan ook.

    Maar indien ik niet schreef voor het selecte publiek dat jullie, mijn lieve lezers zijn, maar bijvoorbeeld voor de NRC of Knack of Metro, dan zou ik anders schrijven, dat wel.

    Ik doe hier derhalve een - vrij nutteloze, omdat de mensen tot wie hij gericht is het niet zullen horen – maar desondanks toch dringende oproep tot eerbied voor eenieders mening, ook op religieus gebied; tot een bedachtzame terughoudendheid in het publieke discours, zowel bij wie de godsdienst aanvalt als bij wie die meent te moeten verdedigen. Wij zijn allen verantwoordelijk voor onze daden en er is niets, ook de vrije meningsuiting of een godsdienst niet, waarvoor ook maar één mens hoeft te sterven.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    13-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA racistisch?

    Is de N-VA een racistische partij? Toen ik gisteren de vraag probeerde te beantwoorden of de N-VA een extreemrechtse partij is, heb ik het niet expliciet over racisme gehad. Het lijkt me nuttig om dat alsnog te doen.

    Laten we ook voor deze kwestie eerst eens kijken wat we bedoelen met racisme. Het gaat duidelijk om een onderscheid dat men maakt tussen mensen van een verschillend ras, waarbij men uitgaat van een rangorde in die rassen.

    Maar wat is een ‘ras’? Op school leerden we vroeger dat er vier rassen zijn: het blanke, het gele, het rode en het zwarte. Meteen is het duidelijk dat men zich steunt op zeer oppervlakkige kenmerken, in dit geval enkel de huidskleur. Er zijn in de loop der tijden talrijke andere methoden ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de mensen op deze aarde. Met het voortschrijden van de wetenschap heeft men echter moeten vaststellen dat er geen essentieel verschil is, op geen enkel gebied, hoe men het ook bekijkt. Er zijn dus geen rassen. De Europese Unie formuleert het zo: The European Union rejects theories which attempt to determine the existence of separate human races. Council Directive 2000/43/EC

    Wie de mensen indeelt in rassen en daaraan ook nog allerlei negatieve oordelen verbindt, bijvoorbeeld dat het zwarte ras dommer is dan het blanke, of dat het blanke superieur is, vergist zich niet alleen, maar begaat ook een strafbaar feit. Racisme is bij wet verboden. Zo simpel is dat.

    Een racistische partij verdedigt dus een opvatting die wetenschappelijk onjuist is en ook bij wet verboden. Om die reden is het Vlaams Blok destijds veroordeeld. Sindsdien zijn ze wel van naam veranderd, maar niet echt van streken. Zij maken nog steeds een onderscheid tussen allochtonen en autochtonen, ook wanneer die hetzelfde juridisch statuut hebben, bijvoorbeeld dat van Belgisch staatsburger. Zij wensen terug te keren tot een raszuiver Vlaanderen, waaruit alle onzuiver bloed verwijderd is. Enkel wie kan aantonen dat zijn voorouders hier al in de Middeleeuwen woonden, bij manier van spreken, mag blijven, op voorwaarde natuurlijk dat die voorouders uitsluitend tot het blanke ras behoorden. Het Nazisme heeft destijds dergelijke raciale wetten opgesteld, die echter voor grote moeilijkheden zorgden, ook bij prominente Nazi’s: vrijwel niemand kan bewijzen dat er nooit een vreemde eend in de bijt is geslopen. Bedenk dat rassen niet bestaan; hoe kan je dan bewijzen dat je raszuiver bent?

    Racisme is het negatief beoordelen van iemand op zijn of haar uiterlijk, zonder te kijken naar wat die persoon denkt of doet. Zo is het dragen van een hoofddoek voldoende om door het Vlaams Belang (en heel wat personen uit alle andere partijen) bestempeld te worden als volksvreemd. En dat terwijl hun moeders allemaal, zonder één uitzondering, een hoofddoek gedragen hebben. Een getaande huid markeert iemand als ongewenst, kroeshaar eveneens. Je ziet hoe gek dat is.

    Het is zonder meer duidelijk dat de N-VA niet meedoet aan dat racisme. Als democraten beoordelen zij elke mens op zijn of haar eigen waarde en daarmee uit. Zij zijn echter niet blind voor de gevolgen van de immigratie, zeker wanneer die in strijd zouden zijn met onze wetgeving, of onze sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Zo verzet de N-VA zich, zoals alle andere partijen, tegen elke discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, iets wat in traditionalistische moslimgemeenschappen vaak voorkomt, maar ook bij de algemene bevolking nog sterk leeft en vijftig jaar geleden hier nog een evidentie was. Wanneer zou blijken dat immigranten onrechtmatig gebruik maken van onze sociale wetgeving, dan moet aan die wetgeving gesleuteld worden om alle misbruik, door wie dan ook, zoveel mogelijk te verhinderen. Die wetgeving is dan niet gericht tegen personen van een bepaald ras of een bepaalde geografische oorsprong, maar gelden voor iedereen. Wetten mogen niet discrimineren, mogen niet gemaakt worden om een bepaalde groep te treffen, ook niet onrechtstreeks.

    Is de N-VA dan niet racistisch tegenover de Franstaligen in dit land? Helemaal niet. Zoals de meeste Vlamingen heeft de N-VA niets tegen de Franssprekenden als dusdanig. Wanneer wij Vlaamse autonomie opeisen, nemen wij niets af van de Franstaligen. Wij gunnen hen dezelfde autonomie die wij voor onszelf vragen. Er is dus geen sprake van discriminatie of benadelen. De N-VA vertolkt enkel de mening van vrijwel alle Vlamingen, dat de Franssprekenden zich niet moeten bemoeien met hoe wij in Vlaanderen willen leven, en zeker hun wil niet aan ons moeten opdringen. Wij nemen diezelfde houding aan tegenover alle andere landen, ze is niet specifiek tegen de Franstaligen gericht en is dus niet discriminerend of racistisch. Alleen is het zo dat bijvoorbeeld de Russen niet de neiging hebben om ons te komen zeggen hoe het moet en de Franstalige Belgen helaas wel.

    Alle partijen, ook de N-VA, moeten rekening houden met de problemen die kunnen ontstaan wanneer personen van verschillende afkomst samenleven in een staatkundige eenheid. In België is er echter een zeer ingewikkelde staatsstructuur, waarbij bijvoorbeeld al het culturele autonoom beslist wordt door de gewesten en gemeenschappen. En in Brussel, het zogenaamd hoofdstedelijk gewest, loopt alles door elkaar en wonen mensen bij elkaar uit de hele wereld, maar allemaal met een verschillend statuut, naargelang ze officieel Belg zijn of niet, of beide, en Vlaming, Waal of Brusselaar.

    Een racistische partij zoals het Vlaams Blok verzet zich tegen elke vorm van culturele diversiteit: wie naar Vlaanderen komt moet Vlaming worden, zoals de Vlamingen die destijds naar Amerika trokken en na één generatie al niet meer te herkennen waren. De Italianen, Turken en Marokkanen die wij naar hier gehaald hebben, moeten zich dus zo snel als mogelijk aanpassen, of anders vertrekken. Geen hoofddoeken dus of andere exotische kleding, geen exotische restaurants, geen culturele verenigingen van mensen met gemeenschappelijke buitenlandse roots enzovoort. Je ziet het: gekheid en bovendien onmogelijk. (Echte) Vlamingen zijn net zo verschillend van elkaar als van de immigranten en de immigranten lijken veel meer op de autochtone bevolking dan ze ervan verschillen. En de verschillen die zo opvallend zijn, gaan niet dieper dan de kledij, de huidskleur, het krullen van het haar, de culturele gewoonten…

    Ik heb op geen enkel moment kunnen vaststellen dat de N-VA ooit een racistisch standpunt zou ingenomen hebben of gekant zou zijn tegen een multiculturele samenleving. Wel is zij terecht voorstander van een snelle en verregaande integratie van alle immigranten in alle domeinen van het openbaar leven, maar met behoud van hun eigenheid indien zij dat wensen en voor zover dat niet verboden is of strijdig met onze wetgeving.

    Ook op dat punt is de N-VA dus een strikt democratische partij.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    12-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA extreemrechts?

    Manon vroeg me: is de N-VA een extreemrechtse partij?

    Om daarop te kunnen antwoorden, moeten we ons afvragen: wat is een extreemrechtse partij? En zelfs: wat is links en wat is rechts?

    Laten we daarmee beginnen.

    Een linkse ideologie is gesteund op socialistische en zelfs communistische principes. Ze gaat ervan uit dat de politiek ervoor moet zorgen dat de rijkdom van een land zoveel als mogelijk verdeeld wordt over alle burgers. Dat betekent dat de staat in belangrijke mate aan herverdeling van de middelen zal doen en een grote invloed zal uitoefenen op het maatschappelijk leven. Er zullen hoge belastingen geheven worden, vooral op de rijkeren en aan de zwakkeren zal volop steun gegeven worden. De staat zal heel wat domeinen zelf beheren en vooral investeren in algemene voorzieningen, die gratis of aan gereduceerde prijzen binnen het bereik van iedereen moeten zijn. Een linkse politiek streeft naar zoveel mogelijk gelijkheid onder de burgers.

    Een rechtse ideologie zal in tegenstelling daarmee veel meer belang hechten aan het individu en zijn rechten op autonome ontplooiing volgens zijn eigen talenten. De staat moet er vooral voor zorgen dat het individu niet belemmerd wordt in zijn vrijheid en zijn initiatief. Dus minder herverdeling, minder belastingen, minder staatsinmenging, minder steun aan de zwakkeren, minder sociale en algemene voorzieningen. De staat moet er vooral voor zorgen dat iedereen kan werken; wie dat niet kan, heeft slechts recht op een karig levensloon. Een rechtse politiek laat een veel groter verschil toe tussen de burgers, ook financieel.

    Voor links ligt de drijfveer voor de mensen in de solidariteit en het gezamenlijk nastreven van een betere wereld. Voor rechts wordt de mens vooral gedreven door eigenbelang en de zorg voor zijn onmiddellijke naasten.

    Dat zijn de grote lijnen. In die zin is de N-VA ideologisch een centrumrechtse partij, dus veeleer rechts, maar niet overdreven, dus iets meer naar het centrum dan de traditionele liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Open VLD). Dat wil zeggen dat men stevige maar eerlijke sociale voorzieningen wil, meer dan de liberalen, maar niet zoveel als links, de SP-A, de Vlaamse socialistische partij. De N-VA richt zich duidelijk iets meer op de ondernemers en de werkende Vlaming, minder op de zwakste leden van de maatschappij. Dat blijkt uit hun houding tegenover de werklozen: een vangnet, ja, maar geen hangmat. Dus een uitkering die vrij snel afneemt in de tijd, zodat men zich niet knusjes gaat nestelen in een veilig statuut als steuntrekkende. Mensen moeten aangemoedigd worden om te werken, niet om te profiteren. Wie niet door eigen schuld uit de boot valt, kan rekenen op een waardig minimumloon, als en voor zolang dat echt nodig is en als dat kan bewezen worden.

    Wat is nu een extreemrechtse partij? De benaming is slecht gekozen. Men zou immers kunnen denken dat het gaat om radicale liberalen, die alle macht bij het individu leggen en de staat daaraan volledig ondergeschikt maken, een beetje zoals het in Amerika ging in het begin van de twintigste eeuw, of hier bij ons in de negentiende. Zorg voor de armen was dan helemaal afhankelijk van de paternalistische welwillendheid van de rijken, die de armen onbarmhartig uitbuitten.

    Maar dat bedoelen we vandaag niet met extreemrechts. In feite gaat het om een fascistische ideologie, waarbij de macht in handen is van een sterke leidersfiguur, die op niet-democratische manier regeert als een dictator, gesteund op het leger of paramilitaire groeperingen. Fascisme is meestal ook zeer strijdend nationalistisch en sluit allerlei ‘vreemde’ elementen uit, soms zelfs met geweld. Fascisme kan (in naam) socialistisch zijn, zoals het Stalinisme en het Nationaal-socialisme van Hitler en het fascisme van Mussolini, maar door zijn ondemocratisch karakter verglijdt het meestal in een oligarchie, waarbij de macht en het geld geconcentreerd is bij een strikte minderheid.

    De N-VA is geen fascistische partij, gezien haar sterke aanhankelijkheid aan de democratische principes. Zij is zelfs manifest antifascistisch en weigert elk contact of coalitie met fascistische partijen, personen of groepen. Haar uitgesproken nationalisme is niet exclusief, zoals bij de fascisten het geval is. Men is dus niet tegen de vreemdelingen en men wil ze ook niet verwijderen (of uitroeien); men weet dat men nu en in de toekomst nog meer een beroep zal moeten doen op buitenlandse werknemers.

    Het Vlaams-nationalisme is een typisch lokaal en historisch verschijnsel; het gaat terug op de kunstmatige samenvoeging van politiek, taalkundig, etnisch, economisch, cultureel zeer heterogene en bovendien geografisch gescheiden eenheden in een ondemocratische eenheidsstructuur die België heet. De N-VA wil een einde maken aan die historische vergissing, aan die onrechtvaardige staatkundige structuur die ons tegen onze wil opgelegd is en die ons steeds benadeeld heeft in al onze democratische rechten en ons verhindert om onze eigen weg te gaan. De N-VA wil de Vlaamse autonomie nastreven binnen een verenigd Europa, doch met louter democratische middelen.

    De N-VA is dus een democratische, centrumrechtse, Vlaams-nationalistische volkspartij. Zij weerspiegelt als dusdanig de mening van de overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking, ook al stemmen velen nog voor traditionele partijen zoals de Open VLD, de CD&V en zelfs de SP-A, die alle drie echter veel minder uitgesproken radicaal Vlaams-nationalistisch zijn.

    Dat Vlaams-nationalisme trekt nu veel Vlamingen aan, die de ondemocratische en inefficiënte Belgische structuren meer dan beu zijn. Ongetwijfeld verklaart dat het opvallend recent succes van de N-VA. Maar wanneer de N-VA ooit haar doel zou bereiken en Vlaanderen onafhankelijk zou worden binnen Europa, verliest de N-VA datgene wat haar onderscheidt van de traditionele partijen en haar nu aantrekkelijk maakt. Dan zal de N-VA in een crisis belanden; ideologisch zal zij immers nog nauwelijks te onderscheiden zijn van de CD&V en de Open VLD en haar specifiek bestaansrecht heeft ze dan verloren, precies door haar eigen succes. Een natuurlijke grote fusie van centrumrechts dringt zich dan op, waarin ook een groot deel van de huidige extreemrechtse stemmers zal opgaan.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    07-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olympisch goud

    De Olympische spelen zijn bijna voorbij en dat spijt me niet. Ik begrijp niet dat mensen daar ook maar enige aandacht aan besteden.





    Het is ten eerste pure commercie, op alle gebied. De Spelen zijn een grote en ondoorzichtige multinational, met enkel commerciële belangen, onder het mom van een nobele en humanitaire instelling.







    Bovendien blijven ze op een domme manier nationalistisch: de atleten worden verondersteld hun land te vertegenwoordigen, maar sommigen hebben al vijf nationaliteiten achter de rug, ze kiezen gewoon een land uit waar ze de beste zijn in hun discipline en laten zich daar nationaliseren, terwijl ze in hun eigen land geen kans maken. Met het systeem van nationale vertegenwoordigers krijg je niet de beste atleten aan de start, maar een zootje van allerlei slag, terwijl topatleten ondanks hun Olympisch minimum geen kans maken omdat er in hun land al iemand is voor die discipline.






    En dan is er de doping: voortdurend worden er atleten aangekondigd die net een dopingschorsing achter de rug hebben. Maar ook los van regelrechte doping zie je gewoon aan al die lijven dat de voorbereiding voor deze en andere spelen niet meer normaal is: diëten, krachtvoer, krachttraining, vochtafdrijvende middelen, er is nauwelijks nog een atleet die er een beetje normaal uitziet. Het zijn allemaal, op een enkele uitzondering na, mensen die met een hele entourage professioneel bezig zijn met sport, gesponsord en gesteund en betaald en gesubsidieerd, miljonairs vaak.

    Het is ook onzin dat de organisatie van de spelen een land vooruit zou helpen op sportief gebied: ga eens kijken in de landen die de spelen recentelijk georganiseerd hebben. De enorme nieuwe stadions en hallen staan leeg en vervallen snel. De nieuwe woonwijken zijn niet ten goede gekomen aan de arme vroegere bewoners die er verjaagd zijn, maar zijn door gehaaide makelaars verkocht aan de betere klasse.

    Ook de zogenaamde democratische bonus die de Spelen zouden meebrengen is een fictie, kijk maar naar China: mensenrechten tijdens de Spelen, ja, min of meer. Maar als iedereen weer weg is? Juist.

    Het heeft allemaal met normale sportbeoefening door normale mensen niets meer te maken.

    Als je aan dat alles denkt terwijl je zit te kijken, dan is het plezier er meteen af. Ik kijk dus niet meer.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    04-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De derde weg

    A

    ls je de nieuwsberichten volgt, ben je geneigd om Einstein gelijk te geven, wanneer hij stelt dat er twee dingen zijn die oneindig zijn, het universum en de menselijke dwaasheid, en van het eerste was hij niet eens zeker. Dit citaat is echter ook onzeker: het wordt wel toegeschreven aan Einstein, maar er is geen betrouwbare bron voor deze uitspraak. Wil je daarover alles weten, ga dan naar Wikiquote en kijk onder Einstein, betwiste citaten.

    De nieuwsberichten belichten inderdaad overtuigend de menselijke dwaasheid en ook onze wreedheid, onze heerszucht, eerzucht, hebberigheid, afgunst, geilheid… Ware het niet dat Lut graag het journaal bekijkt, ik zou het allemaal aan mij laten voorbijgaan. De media bieden immers geen fraai beeld van de mens, je wordt er depressief van. Ze zijn erop gebrand om al wat verkeerd gaat dik in de verf te zetten. Slecht nieuws is sensationeel en levert goede kijkcijfers op, vandaar.

    Op die manier kan het niet anders dan dat mensen de indruk hebben dat het inderdaad niet goed gaat en dat daaraan ook niet te verhelpen valt. Veel mensen hebben een veeleer negatief wereldbeeld. Als ze erover praten, is het om te zeuren. In gezelschap heb je daarmee altijd succes: straffe verhalen over hoe dingen fout gaan doen het altijd goed. Maar als je dan de vraag stelt hoe het dan wel moet, blijft men meestal het antwoord schuldig. Als er een oplossing was voor al onze problemen, dan zouden we die toch al moeten gevonden hebben, zou je denken.

    Sinds het ontstaan van onze beschaving hebben sommige mensen het geloof in God en de godsdienst binnen een kerkelijke gemeenschap als een remedie gezien voor al het onheil van deze wereld. De almachtige en algoede God zorgt voor de zwakke en verdorven mens. Maar daarvan is in de praktijk weinig te merken, stellen ook gelovigen vast. God zorgt niet beter voor wie in hem gelooft dan voor de anderen die dat niet doen. Niet getreurd, zegt de kerk dan: je zal je verdiende loon krijgen in het hiernamaals, voor eeuwig verdoemd of eeuwig gelukzalig.

    Er zijn ook andere, meer optimistische mensen. Zij leggen de nadruk op al het goede en het mooie in deze wereld, op het menselijk vernuft en op onze artistieke gaven, op de liefde onder de mensen, op onze wonderbaarlijke beschaving, onze cultuur, onze welstand, ons gezond en lang leven. De mens is het toppunt van de schepping, een machtig wezen dat de hele aarde en straks het hele universum aan zich onderwerpt. We moeten op onszelf vertrouwen, al onze capaciteiten ten volle aanwenden en dan komt het wel goed. Kijk maar naar de geschiedenis: het gaat steeds in stijgende lijn, er zijn nog nooit zoveel mensen geweest en ze hebben het nog nooit zo goed gehad als nu. De wereld behoort aan de mens toe. Niets kan ons tegenhouden. Als we ons lang en hard genoeg inspannen, kan het hier een hemel op aarde worden. De mens is gemaakt om volmaakt gelukkig te zijn, dat ligt in ons bereik, dat is onze toekomst, onze eindbestemming.

    Dat optimisme is even overdreven en onrealistisch als het godsdienstig pessimisme, dat het heil uitstelt tot na de dood.

    Is er dan een derde weg? Ik meen van wel. Om die te ontdekken, moeten we teruggaan naar onze oorsprong, naar het ontstaan van het eerste leven op aarde, toen de materie zich begon aan te passen aan haar omgeving: licht, warmte, voedsel, bescherming. Die aanpassing heeft zich over miljarden jaren voltrokken en heeft geleid tot de bonte verscheidenheid die de wereld nu is. Dat moeten we steeds voor ogen houden: wij zijn ‘maar’ materie, een tijdelijke verzameling van identieke subatomaire partikeltjes. Dat is de essentie van de zaak.

    De verhalen over God zijn slechts dat: verhalen die wij verzonnen hebben. Ze zeggen niets over onze oorsprong of onze evolutie, ze gaan hooguit enkele duizenden jaren terug en gaan niet lang mee. Ze kunnen ons bestaan niet verhelderen, ze maken het alleen maar ingewikkelder en minder zinvol. Ze zijn een oorzaak van verdeeldheid en strijd.

    Op dezelfde manier heeft het ook geen zin om de mens tot koning van de schepping te kronen. Het leven hier op aarde is veel complexer en rijker dan dat. Het gaat niet om de mens alleen, wij maken deel uit van een veel groter geheel, waarin wij al bij al een beperkte rol spelen. De wereld is er niet slechts voor de mens, wij moeten rekening houden met het geheel, ook als we aan onze eigen toekomst werken. Wij moeten alle leven respecteren en het hele milieu waarin we leven. Nu we zo talrijk zijn, brengt dat spanningen mee: de natuurlijke rijkdom is beperkt en ook ongelijk verdeeld. Mensen kunnen alleen overleven als ze samenwerken. Als ze elkaar bestrijden en van elkaar stelen, verliest de mensheid als geheel.

    Stilaan groeit dat bewustzijn. De oude Godverhalen spreken niet meer aan, de kerken lopen leeg. Ook de oude ideologieën doen het niet meer: communisme, socialisme, kapitalisme, liberalisme, we stellen keer op keer vast dat ze er niet in slagen om oplossingen te bieden op langere termijn en de maatschappij steeds weer naar de rand van de afgrond leiden. Meer en meer mensen stellen zich de vraag hoe het dan wel moet. We zoeken naar een derde weg, los van God, los van de dwaalwegen van onze ouders.

    Sommigen menen dat we nieuwe leiders nodig hebben om ons de weg te wijzen. We zouden beter moeten weten. Elke radicale oplossing uit het verleden is een vergissing gebleken, elke grote leider een slechte gids. We moeten veeleer naar elkaar luisteren in een ruime democratische dialoog, niet naar één enkele stem, maar naar iedereen, zoals we ook met iedereen moeten samenwerken. Niet wie het hardst schreeuwt heeft gelijk, niet wie het meest belooft, niet wie zijn wil aan anderen opdringt. Laten we luisteren naar de rustige stem van mensen die niet zichzelf op de voorgrond plaatsen maar ideeën, veel ideeën, zoveel mogelijk zelfs. Laten we dingen uitproberen, geleid door onze wetenschap en met behulp van onze technologie. Kennis is macht, alleen met kennis kunnen we samen vooruitgang maken, niet met geweld.

    Dat is de derde weg. Laten we hem samen zoeken.



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    01-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Consequent?

    V

    oor de grap schrijf ik wel eens ‘consequent’  of ‘konsekwent’ en ‘inkonsequent’ of ‘inconsekwent’. Je ziet wat ik bedoel: in het ene geval ben je consequent in je spelling, in het andere opzettelijk niet.

    Wij mensen hebben het moeilijk met consequent zijn. Ons woord is afgeleid van het Latijnse werkwoord consequi en dat betekent ondermeer ‘iets of iemand volgen, een regel of voorschrift naleven’. Consequent handelen doen we als we volgens onze principes handelen, als wat we doen in overeenstemming is met de rest van ons leven en met ons denken. En daar is precies de moeilijkheid gelegen. We zijn het vaak eens over de principes, maar als ze moeten toegepast worden, dan gaat het wel eens fout.






    Bijna alle rokers geven toe dat het slecht is voor hun gezondheid (en die van hun omgeving), maar wereldwijd rookt meer dan een miljard mensen. Elk jaar sterft een half miljoen mensen aan ziekten die aan roken te wijten zijn. Het aantal mensen dat alcohol drinkt schat men op twee miljard; voor ongeveer 75 miljoen mensen gaat het om een ernstige verslaving met zware gevolgen voor hun gezondheid. Indien men zou vaststellen dat een bepaalde stof gevolgen zou hebben die ook maar een duizendste van de risico’s zou hebben die tabak en alcohol met zich meebrengen, dan zou die onmiddellijk en volledig verboden worden. Dat is onder andere gebeurd met de overigens zeer efficiënte insectenbestrijder DDT. De zoetstof stevia is tientallen jaren lang verboden gebleven in Europa, zonder enige ernstige aanwijzing van schadelijke effecten. Maar wie de tabaks- en alcoholindustrie wil aanpakken, weet dat hij tegen de bierkaai zal vechten en dat zijn inspanningen in rook zullen opgaan.

    Wij zijn niet consequent, we kunnen het niet opbrengen en we vinden dat men het ook niet van ons mag verwachten. Niemand heeft het recht om ons te dwingen in alles consequent te zijn. We vinden consequente mensen ook niet prettig in de omgang. Wij nemen, zeker voor onszelf, genoegen met minder dan het volmaakte. De volmaaktheid is niet van deze wereld, zeggen we dan, schokschouderend.

    Het is ook niet nodig dat we in alles consequent zijn. Het maakt in feite niet uit hoe ik dit woord schrijf, iedereen weet toch wat ik bedoel. Zelfs in belangrijke zaken is een beperkte inconsequentie niet meteen dodelijk: iemand die slechts heel uitzonderlijk een sigaartje opsteekt zal daarvan waarschijnlijk nooit ernstige gevolgen van ondervinden. Een glas rode wijn af en toe blijkt zelfs goed te zijn voor je gezondheid. Maar dat is het nu juist. Consequent zijn betekent dat je niet afwijkt van je principes, ook niet één keer. Niet omdat het je directe schade kan berokkenen, maar uit principe. Als roken en drinken globaal gezien schadelijk zijn, dan zouden we het principieel moeten laten, ook al is het niet zeker dat het ongezond is in ons persoonlijk geval. Dat is consequent handelen.

    In de praktijk ligt dat heel moeilijk. Er roken zoveel mensen, dat je de rook nooit helemaal kan vermijden, zelfs als je gewoon op straat loopt. Er wordt zoveel drank aangeboden, vaak zelfs gratis, dat het heel moeilijk is om altijd nee te zeggen. Alcohol is maatschappelijk zo algemeen aanvaard, dat je je min of meer aanstelt als je zegt dat je niet drinkt.

    Ik ben als jonge knaap beginnen roken toen ik nog geen tien jaar was en vanaf mijn twaalfde was ik een regelmatig roker. Ik heb dat volgehouden tot ongeveer mijn dertigste en dan ben ik ermee gestopt, zonder veel moeite, omdat ik ervan overtuigd was dat het schadelijk was voor mij en mijn omgeving, en omdat ik niet het slechte voorbeeld wou geven aan mijn kinderen. Met alcohol is mijn verhaal minder consequent. Ik ben er heel vroeg mee begonnen en dronk vrij occasioneel stevig, dat wil zeggen teveel, tot ik rond mijn vijfendertigste besliste om geen druppel meer aan te raken. Dat heb ik ongeveer twintig jaar volgehouden. Sindsdien drink ik lange periodes bijna nooit, op een symbolisch half glas na. Dat wisselt af met periodes waarin ik meestal een half glas rode wijn drink bij het avondmaal. Meer dan dat drink ik nooit meer. Principieel, consequent.

    Mensen in mijn omgeving hebben het daar moeilijk mee. Zij drinken meer tot veel meer. Blijkbaar zien ze in mijn consequente houding een vorm van afkeuring, ook al bedoel ik dat niet zo en al zeg ik daar niets over. Het is voldoende dat ik niet rook en niet drink om hen op de zenuwen te werken. Soms gaan ze zo ver om mij te verwijten dat ik niet sociaal ben, dat ik hun plezier bederf, dat ik een spelbreker ben, dat ik geen plezier kan maken, dat ik me niet kan laten gaan.

    Ik wil hier openlijk en eerlijk bekennen dat er in mijn aanvoelen niets is dat zo zielig is en me met een zo intense afkeer vervult, als rokende en drinkende en zwetsende mensen. Ik heb het zelf ook lang genoeg gedaan, ik weet wat het is om ervan te ‘genieten’. Ik weet ook dat het een verslaving is die je gezondheid schaadt en die, wat alcohol betreft, je gedrag negatief beïnvloedt: dronken mensen verlagen hun culturele en morele drempels aanzienlijk, ik weet het uit eigen ervaring.

    Laatst zijn we naar een concert geweest van een plaatselijk jazzcombo, in een café in het dorp. Het was mijn eerste bezoek aan dat café in de twaalf jaar dat ik hier woon. Ik voelde me helemaal niet op mijn plaats. Er werd tijdens het optreden volop gedronken, iedereen trakteerde iedereen, je kreeg de pinten sneller en zelfs ongevraagd voor je neus geschoven dan je ze kon uitdrinken. Ik weigerde van meet af aan en bedankte vriendelijk bij elk rondje en ja, ik was weer de asociale, geen mens om mee op café te gaan. Nochtans genoot ik van de muziek en van het gezelschap, babbelde ik enthousiast mee en was spontaan vriendelijk tegen iedereen. Het feit dat ik niet meedeed aan de collectieve intoxicatie was voldoende om mij af te zonderen als ‘ne rare’.

    Dat stoorde mij, ik vond de beschuldiging onterecht. Ik had helemaal niet de indruk dat ik iets miste of dat ik tekortschoot op welk gebied dan ook. Integendeel zelfs. Naarmate de avond vorderde, werd de stemming steeds meer uitgelaten. Naar het einde toe was er een snel groeiende groep die niet meer naar de muziek luisterde, maar in verhitte gesprekken verwikkeld was over de meest banale onderwerpen. Met praatte alsmaar luider en meer opgewonden, men lachte om het geringste, er werd geflirt en gegeild…

    We hebben het allemaal al meegemaakt, ik hoef er geen tekeningetje bij te maken. Na het concert zijn we meteen naar huis gewandeld. Onderweg hebben we gepraat over onze ervaring en vastgesteld dat het heel moeilijk is om consequent te zijn, in de dubbele betekenis: de meeste mensen hebben het moeilijk om consequent te zijn en anderzijds hebben ze moeite met mensen die consequent zijn.

    Ik heb toen gedacht: dat is dan hun probleem, niet het mijne.

    Ik wens niet te roken, te drinken, overdadig of duur te eten, noch op vakantie te gaan of verre reizen te maken. Ik ga niet naar concerten, bezoek geen belangrijke tentoonstellingen of sportmanifestaties. Ik leef een teruggetrokken leven, ik schuw het publieke vertoon. Ik verkies meer diepgaande individuele ontmoetingen, die ons de gelegenheid geven om te praten over dingen die echt belangrijk en interessant zijn, voor onszelf en voor de mensheid. Dergelijke ontmoetingen zijn helaas uitermate zeldzaam. Je kan in elke straat wel een café vinden voor een hilarisch tooggesprek en er zijn duizenden verenigingen, maar gelegenheden waar mensen ongestoord met elkaar kunnen praten zijn er nauwelijks.





    Nochtans hebben we allen behoefte aan dergelijke gesprekken. Dat ervaar ik telkens bij mezelf en bij gesprekspartners met wie het lukt. We willen met elkaar praten, maar doen er vervolgens alles aan om dat gesprek onmogelijk te maken. We hokken met teveel volk bijeen in luidruchtige ruimten, we drinken zoveel dat elk zinvol gesprek onmogelijk is en we vermijden angstvallig om te spreken over de dingen die ons echt ter harte gaan en zeuren eindeloos over dingen waaraan we toch niets kunnen veranderen. En we luisteren niet naar elkaar. En we schuwen de stilte.

    Dan vraag ik me af: wie is er dan asociaal?

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    25-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geld

    Soms kan ik er nog moeilijk aan uit.

    In onze maatschappij lijkt alles gericht op het beste, het meeste, het hoogste. Je moet de slimste zijn van de klas. Middelmatig, daar spreken we niet over. De laatste van de klas wil niemand zijn. Ook zo in bedrijven: wie het meest verdient, is baas. De meest succesvolle zakenman of –vrouw is hij of zij die het meest geld verdient. De belangrijkste persoon op aarde is de rijkste. Iedereen wil rijk worden op zo kort mogelijke tijd, met zo weinig mogelijk inspanningen. Dat daarbij af en toe onverkwikkelijke praktijken te pas komen, dat lijkt minder belangrijk. Zolang de regels min of meer gevolgd worden, is er niets aan de hand. Er staat geen limiet op de winst die men mag maken. Je kan het groot lot winnen, je aandelen verkopen met 1000% winst, je bedrijf overlaten voor een fabelachtig bedrag, een contract afsluiten voor een uitvinding of een boek enzovoort: hoe meer je verdient, hoe beter.





    In het nastreven van persoonlijk gewin zijn er blijkbaar geen grenzen. Of toch? Als individu mag je doen wat je wil, binnen de perken van het systeem. Maar je moet er wel rekening mee houden dat je deel uitmaakt van een samenleving en dat je daarvoor een prijs moet betalen. Dat noemt men belastingen. Grote winsten worden zwaar belast, tot vijftig procent of nog meer. Natuurlijk probeert iedereen daaraan te ontsnappen en dat lukt de rijksten uiteraard het best. Maar er zit iets ongerijmds in het systeem zelf.

    Enerzijds moedigen we iedereen aan om zoveel geld te verdienen als mogelijk, anderzijds nemen we de helft weer af. Dat stemt tot nadenken. Als je weet dat een groot deel van je winst toch voor jou verloren gaat, waarom je dan nog inspannen? Je wordt belast naargelang je inkomen. Op je eerste euro betaal je geen belastingen, op je laatste: vijftig procent. Maar voor die laatste euro moet je wel even hard werken als voor de eerste, zelfs harder en langer, want jobs met een laag salaris zijn er genoeg en ze zijn zelden veeleisend, terwijl hoge salarissen zeldzaam zijn en niet voor iedereen weggelegd.

    Het gevolg is, dat heel wat mensen zich geremd voelen in hun inspanningen. Ze werken niet meer voor zichzelf, maar voor de gemeenschap, zoals dat heet, of voor een groot aantal niet-werkenden die een uitkering krijgen zonder er iets voor te (mogen) doen. En dus proberen ze te ontsnappen: ze gaan in Monaco wonen, of verbergen hun geld op een of andere manier en proberen onbelast winst te maken.

    Er zijn twee systemen aan het werk: ongelimiteerd individueel gewin aan de ene kant, herverdeling aan de andere. Hier bij ons weegt de herverdeling steeds zwaarder door. In de Verenigde Staten ligt de nadruk meer op het ongebreideld en onbelast geld verdienen. In communistische systemen, zoals de vroegere Sovjet-Unie werd alles herverdeeld en was niemand rijk (in principe). Overal ter wereld zoeken politici naar de meest efficiënte formule om de maatschappij te organiseren en de mensen te motiveren om te werken. Moet het door een beperkt aantal mensen zeer rijk te laten worden als aanlokkelijk voorbeeld voor de anderen? Of betalen we iedereen een zelfde loon?

    Op dit ogenblik blijft het zowat overal mogelijk om zeer rijk te worden: topmanagers verdienen verschrikkelijk veel geld en wij vinden dat alsmaar minder aanvaardbaar. Maar dan moeten we beseffen dat als de mogelijkheid om grote winsten te maken niet zou bestaan, diezelfde mensen allicht niet dezelfde inspanningen zouden leveren. Wij hebben in het Sovjetsysteem gezien tot welke misstanden dat leidt: algehele verpaupering en de totale ineenstorting van alle beschaving, de triomf van de armoede, materieel en geestelijk.

    Een zekere ongelijkheid lijkt dus wenselijk. Mensen werken harder en slimmer als ze er meer geld kunnen mee verdienen, als hun inspanningen beloond worden. Als er weinig of niets te verdienen valt, vertonen ze minder ijver, initiatief en vindingrijkheid en nemen ze minder risico’s en dat zijn nu juist de drijfveren van de economie. Staatsdirigisme is als ideaal misschien denkbaar, maar in de praktijk werkt het vernietigend.

    Wij zitten gewrongen tussen de twee systemen. Wij laten ons zwaar betalen voor onze arbeid, zodat we er goed kunnen van leven. De massale herverdeling door de staat voegt daar nog een heleboel voordelen aan toe onder de vorm van kosteloze gemeenschappelijke voorzieningen. Er is dus een zeer gegoede middenklasse. Daarnaast laat het systeem toe dat sommigen zich buitensporig verrijken. In de marge is er een groep van mensen die niet passen in het systeem en die hebben moeite om te overleven.

    Dat is de wereld waarin we leven. We hebben geen duidelijke ideeën over hoe het verder moet, we modderen maar wat aan. Er zijn ontelbare instanties die proberen om het systeem bij te sturen, maar het gaat voortdurend fout, met desastreuze gevolgen voor heel wat mensen, de armsten in de eerste plaats. We weten niet wat het beste systeem is: meer herverdeling of juist minder en meer winst laten aan het individueel initiatief. Hoe zetten we het meest mensen aan het werk op een menselijke manier? Hoe halen we het beste uit de mensen zonder ze uit te buiten? Hoe vermijden we profiteurs? Hoe beperken we bedrog en oneerlijke concurrentie? Is dat door meer wetten en reglementen en meer staatsinmenging, of juist niet? Door op steeds grotere schaal beslissingen te nemen of door het subsidiariteitsbeginsel toe te passen, dat wil zeggen de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijke niveau te houden?





    Geen mens die het antwoord weet. Wat mij zeer verontrust, is dat er zoveel mensen bezig zijn met daarover te praten en zoveel mensen die ingezet worden om de fouten van het systeem op te vangen, allemaal mensen die in feite niet productief zijn: de talloze politici en hun medewerkers, de lobbyisten, consultants, experts, studiebureaus; de sociale werkers en de enorme administratie van de sociale voorzieningen en de staatsadministratie enzovoort.







    Begrijp me niet verkeerd: ik pleit allerminst voor eenzijdige oplossingen. We hebben die gehad: Stalin, Hitler, Mussolini, Hirohito, Pol Pot, Mao, Videla, Pinochet, Kadhafi en we hebben die nog: de ayatollahs, Hassad, de Kim dynastie, Castro… Zo moet het niet, dat is wel duidelijk. Maar het zou toch moeten mogelijk zijn om stilaan een beetje meer orde op zaken te krijgen, al was het maar op enkele belangrijke punten: de honger in de wereld, de gezondheidszorg, vrede, misdaadbestrijding, het probleem van de drugs, alcohol en tabak, zorg voor het milieu en propere energie…

    Het ziet er niet naar uit dat het voor morgen is. Het zal een grootscheepse intellectuele inspanning vergen om de mensheid te sensibiliseren voor echte oplossingen op langere termijn. Maar we hebben niet eens een begin gemaakt met het ernstig zoeken naar die oplossingen. We staan vandaag niet zo heel veel verder dan tweeduizend jaar geleden. We verdoen onze tijd met ons te amuseren terwijl er zoveel op het spel staat. Is dat niet schrijnend?

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Seks als oorlog







    The War of the Sexes
    is een van de geliefde onderwerpen van de geniale humorist en cartoonist James Thurber. Maar die oorlog is veel langer bezig, natuurlijk. Denk maar aan Aristophanes’ Lysistrata: de vrouwen ontzeggen hun man seksueel contact om hen te dwingen het vechten op te geven en vrede te sluiten. Blijkbaar kan men de seksuele verhoudingen tussen man en vrouw in die polemische termen stellen, waarbij vrouwen iets ‘hebben’ dat mannen willen, en de vrouwen hen dat weigeren. Derhalve moeten de vrouwen veroverd worden, ook tegen hun zin.

    Een dwazere definitie van de liefde heb ik nog niet gevonden. Als liefde oorlog is, dan hoeft het voor mij niet meer. En toch is er wel iets van aan.

    Als man voel ik mij seksueel aangetrokken tot vrouwen. Niet enkel tot mijn partner, maar ook tot andere. Hoe je het ook draait of keert, als ik in contact kom met een vrouw, dan speelt mijn seksualiteit daarin steeds een rol, zelfs bij de meest zakelijke gelegenheden, zelfs gewoon op straat. Ik bedoel vanzelfsprekend niet dat ik mij meteen verlies in de wildste fantasieën of dat ik telkens meteen blijk geef van mijn gevoelens. Maar de manier waarop ik naar elke vrouw kijk, is steeds min of meer seksueel gekleurd.

    Ik heb er geen idee van of ik nu een uitzondering ben of de regel, maar ik vermoed toch eerder het laatste. In wat ik hier verder schrijf over dit onderwerp, zal ik enkel over mezelf spreken.

    In mijn omgang met vrouwen moet ik mij altijd aanpassen. Ik moet mijn seksuele interesse als het ware verbergen of negeren. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik vermoed dat vrouwen heel snel door hebben of ik dat soort belangstelling vertoon, zelfs als ik mij daarvan zelf niet bewust ben. Ze zien waar mijn blikken naartoe gaan, hoe ik zenuwachtig word, mij verspreek, overdreven vriendelijk ben, dichterbij kom…

    Ik begrijp dat dit voor vrouwen vervelend kan zijn. Ik lees en ervaar dat vrouwen die interesse niet hebben, of niet tegenover elke man. Zij slagen er blijkbaar wel in om zakelijk te blijven, om hun job te doen en zich niet te laten afleiden door het seksuele. Ik heb er geen idee van of dit zo is. Zijn vrouwen minder seksueel dan mannen? Ik zou het niet weten. Maar ik ben bereid om het aan te nemen. Dat verklaart dan waarom vrouwen vaak korzelig reageren op seksuele avances van mannen. Er is een verschil van benadering. Bij de man is er een seksuele geladenheid, bij de vrouw niet of minder. De vrouw zal dan de seksuele belangstelling of toenadering als ongewenst of ongepast ervaren: zij is daar op dat moment niet mee bezig.

    Meteen zitten we in de war of the sexes: de mannen willen wat van de vrouwen, de vrouwen willen dat niet. Er is daarvoor een fysische en genetische onderbouw: mannen kunnen op korte tijd enorme hoeveelheden kleine zaadcellen produceren, vrouwen maandelijks één grote eicel. Het zijn de vrouwen die zwanger worden, bevallen, zogen en het grootste deel van de verzorging van de kinderen op zich nemen. Mannen kunnen hun genetisch materiaal dus heel gemakkelijk verspreiden over verscheidene partners, vrouwen niet. Zij hebben een veel beperkter aantal kansen, die ook nog veel meer inspanningen vergen. Zij moeten meer investeren in hun nakomelingen. Vrouwen zijn bijgevolg kieskeuriger in hun seksuele belangstelling. Zij zullen kiezen voor goede genen en daarvoor afgaan op het uiterlijk van de man, maar ook voor een zorgzame man, die zijn verantwoordelijkheid opneemt en bijdraagt in de opvoeding op lange termijn. Genetisch gezien zijn mannen dus altijd geïnteresseerd in seks, vrouwen niet; zij gaan meer selectief te werk.

    Dit is een zeer ruwe schets, die echter vrij goed overeenkomt met de werkelijkheid. Dat merken we wanneer er weer eens een geval van ongewenst of ongepast seksueel gedrag of seksuele intimidatie in het nieuws komt, omdat een van de betrokkenen een bekende figuur is. Laten we even stilstaan bij de terminologie.

    Er is een verschil tussen ongewenst en ongepast seksueel gedrag. Als een vrouw niet geïnteresseerd is, is het gedrag van de man ongewenst. Alles hangt dus af van de vrouw. Dringt de man, ondanks duidelijke signalen van de vrouw, toch aan, dan is er sprake van seksuele intimidatie. De man respecteert dan de duidelijke wil van de vrouw niet. Hij dringt zijn eigen wil op en dat is altijd fout. Als dat gepaard gaat met geweld, onder welke vorm ook, dan spreken we van verkrachting. Het gaat er hier niet om wat de man doet of verlangt. Het is voldoende dat de vrouw te kennen geeft dat ze het niet wil. Als zij het wel wil, dan zijn dezelfde handelingen immers niet meer ongewenst en dan is er in feite niets aan de hand: zij hebben samen beslist om seksueel contact te hebben.

    Ongepast seksueel gedrag verwijst naar normen en waarden en reglementen. Het gaat dan niet over de vraag of de vrouw instemt, maar of bepaalde gedragingen op zich maatschappelijk toelaatbaar zijn. Wanneer een man in de lift in de billen knijpt van een vrouw, dan gaan we ervan uit dat dit ongepast is. Dat verwijst naar regels of afspraken of gewoonten. Soms zijn die regels duidelijk, maar vaak ook niet. Franstalige collega’s kussen elkaar dagelijks als ze aankomen op kantoor, Vlamingen doen dat niet. Als je als Franstalige dus je Vlaamse collega’s begint te kussen bij de ochtendlijke begroeting, is dat ongepast. In sommige bedrijven is het verboden om relaties te hebben met collega’s op de werkvloer. Doe je dat toch, dan is dat ongepast en zelfs ontoelaatbaar. Wat ongepast is, hangt af van de heersende gewoonten, van wat men als normaal beschouwt. Meestal weten we zeer goed waar de grens ligt. Maar dat is niet altijd voldoende om ons ervan te weerhouden die grens te overschrijden.

    Het kan behoorlijk gecompliceerd worden. Vrouwen kunnen geïnteresseerd zijn of niet. Hoe kan je dat weten? You can’t blame a guy for trying, zegt men. Je doet een poging en de vrouw reageert daarop zoals ze wil, aarzelend, instemmend of afwijzend. Je stemt je gedrag daarop af en er is niets aan de hand, denk je dan. Maar dat is niet zo. Zelfs gewoon proberen kan ervaren worden als storend, hinderlijk, beledigend, onaanvaardbaar. Als een getrouwde man een andere vrouw benadert, dan is dat volgens bepaalde wetten, reglementen, gewoonten en gebruiken ongepast en zelfs ongewenst. Een gehuwde vrouw mag ervan uitgaan, volgens die redenering, dat men haar niet zal benaderen met seksuele voorstellen. Elke overtreding is meteen ongewenst en ongepast. Je bent dus al fout als je het maar probeert.

    In de praktijk echter… Mannen en vrouwen gaan op allerlei manieren om met elkaar. Vaak volgen we de regels, vaak ook niet. We vinden allemaal dat er regels moeten zijn, maar als het erop aan komt, overtreden we ze zonder er lang bij stil te staan. We doen wel eens dingen waarover we later spijt hebben. Ik bedoel daarmee dat we dat soms samen doen, twee (of meer?) mensen die zonder echte dwang dingen doen die ze beter niet zouden doen. Maar het kan ook zijn dat we ons te buiten gaan aan ongewenst en ongepast seksueel gedrag, waarbij we gebruik maken van onze machtspositie om seksuele handelingen te stellen met partners die dat niet willen, die zich er niet kunnen tegen verzetten.

    Er zijn ook situaties waar de beide partners eventueel instemmen, maar waarbij we toch moeten spreken van ongepast seksueel gedrag. De wet bepaalt de leeftijd voor seksueel verkeer. Seks tussen volwassenen en minderjarigen is verboden. Seksuele relaties tussen werknemer en werkgever en tussen opvoeders en hun leerlingen is eveneens bijna steeds verboden. Incest, seks tussen nauwe bloedverwanten is eveneens verboden. Deze verboden gelden los van de vraag of er instemming is of niet.

    Er zijn dus zeer duidelijke regels die men verplicht moet naleven. Er zijn anderzijds een aantal gewoonten en gebruiken die we het best niet verstoren, maar hier is er een grijze zone, waarbinnen elkeen zijn gedrag zelf moet bepalen. Heel wat mensen menen dat seks buiten het huwelijk kan. Er zijn geen wetten die het verbieden, en als die er zijn worden ze hier bij ons omzeggens niet toegepast. Vroeger was er de kerk die overspel als doodzonde beschouwde, maar aan de morele regels van de kerk laten nog slechts heel weinig mensen zich ook maar iets gelegen, terwijl ook vroeger de overtredingen ervan legio waren.

    Wij moeten dus in veel gevallen zelf uitmaken wat we willen doen en laten op het gebied van seksualiteit. Een van de belangrijkste elementen in deze discussie is de recente algemene beschikbaarheid van betrouwbare voorbehoedsmiddelen. Vroeger was seks nauw verbonden met voortplanting: het risico op ongewenste zwangerschap was zeer reëel. Dat weerhield een aantal mensen ervan om een seksuele relatie te beginnen of occasioneel seks te hebben. Nu kan dat zonder gevolgen en dat heeft een grote invloed op de spelregels. De genetische onderbouw, die helemaal gebouwd is op de voortplanting, niet op seks op zich, is grotendeels verdwenen. Seks die concreet gericht is op de voortplanting gebeurt in feite heel weinig. Wij hebben weinig kinderen, tijdens een beperkte periode van ons leven. Het grootste gedeelte van onze seksuele contacten heeft niets met de voortplanting te maken. Seks heeft dan allerlei andere functies. Men heeft het over recreatieve seks, casual sex of ‘terloopse’ seks, over seks als bindmiddel tussen partners, over therapeutische seks…

    We leven in een andere wereld dan onze ouders, een andere wereld dan toen wij jong waren. Maar het is even wennen, de oude regels zijn er stevig in gehamerd, dat raak je niet zomaar kwijt. We verkennen de nieuwe grenzen en verwerpen de oude verboden, die nu zinloos zijn. We moeten leren leven met nieuwe maatschappelijke regels en afspraken, of met het ontbreken daarvan.

    We kunnen vandaag gelukkig veel opener zijn over seks dan ooit tevoren. We hebben afgerekend met het dwaze, perverse taboe dat de kerk op alle lichamelijkheid en vooral op seks had gelegd. Aan iedereen die zich vragen stelt over een nieuwe seksuele moraal zou ik deze raad geven: praat erover, op een eerlijke, open en volwassen manier. Dat is waar het veelal mis gaat. Als je je aangetrokken voelt tot iemand, zeg dat dan, op een beschaafde, vriendelijke, attente manier. Geef de andere de kans om je even vriendelijk ja of nee te zeggen. Het zijn de onhandige demonstraties van onze seksuele interesse die voor problemen zorgen: steelse aanrakingen, veelbetekenende blikken, misbruik maken van situaties, onstuimige toenaderingen, geweld… Wij zijn seksuele wezens, laten we dat aanvaarden, daar is niets verkeerds aan, integendeel. Laten we over onze gevoelens voor anderen praten, met henzelf, of met goede vrienden. Dat lijkt me de beste manier om conflicten te vermijden. You certainly can blame a guy for trying! Maar je kan iemand niet kwalijk nemen dat hij of zij zich aangetrokken voelt tot een andere persoon. De beste manier om daarmee om te gaan, is er openlijk voor uitkomen op een rustige, niet agressieve manier. Wij zijn geen dieren, wij kunnen praten. In tegenstelling tot wat wij vroeger dachten, zal erover praten de romantiek niet verbreken, maar juist verhogen, omdat we elkaar dan meer als volwaardige mensen benaderen.

    Zo kan er stilaan een nieuwe seksuele cultuur ontstaan, waarin het respect voor de andere voorop staat. Seks heeft een belangrijke plaats in ons bestaan. Laten we het niet verknoeien, laten we er iets moois van maken.





     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    27-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The law is a ass! Quatsch in de rechtzaal

    D

    at het voortdurend verkeerd gaat met de Belgische justitie, daar moeten we geen tekeningetje bij maken. Er gaat geen dag voorbij of het Belgisch gerecht komt in het nieuws, helaas nooit op een positieve manier. Vaak zijn dat problemen die ze blijkbaar zichzelf aandoen. Zij slagen er niet in om maatregelen te nemen die voor de hand liggen, omdat ‘daarvoor geen wettelijk kader is’. Het gerecht mag enkel doen wat uitdrukkelijk wettelijk toegelaten is. Wijkt men ook maar één millimeter af van de geschreven wetgeving, dan staat een legertje advocaten en magistraten klaar met onderzoeken, bijkomende onderzoeksdaden en uiteindelijk nietigverklaring wegens procedurefouten.

    Wet is wet, zegt men dan. Dat is een opvatting, maar het is niet de enig mogelijke, noch de enige juiste. Het is zelfs een grove misvatting, een onrecht.

    Paulus, de echte stichter van het christendom, besteedde in zijn Romeinenbrief uitvoerig aandacht aan de wet. Zo stelt hij dat de wet de mensen op slechte gedachten brengt:

    Ik ben me echter pas door de wet bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ (Rom 7,7)

    Een vreemde redenering, maar wel een die opgang gemaakt heeft in het christendom. Het kwam er blijkbaar vooral op aan om geen aanstoot te geven en dus werd ongeveer alles verboden, zelfs de Bijbel. Het lijkt wel alsof Paulus daarbij uitgaat van een beeld van de mens als een oorspronkelijk onverdorven wezen, een Rousseau-achtige nobele wilde, die enkel door de wet op het idee komt om te gaan zondigen:

    Toen we ons nog lieten leiden door onze eigen wil, werd ons bestaan beheerst door zondige hartstochten die de wet in ons opriep en droeg het alleen vrucht voor de dood. 6 We waren aan de wet geketend… (Rom 7,5)

    Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven. (Rom 7,9)

    De wet is er om de samenleving te regelen, maar de mens slaagt er niet in om de wet na te leven. Hij kent de wet en weet dus wat toegelaten is en wat verboden. Maar dat weerhoudt hem er niet van om toch het goede te laten en het verkeerde te doen:

    Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. (Rom 7, 18-19)

    De wet is niet alleen de aanleiding tot zonde, precies door erop attent te maken door het te verbieden. Er kan zelfs alleen maar zonde zijn als er een wet is:

    Maar de zonde heeft van het gebod gebruikgemaakt om begeerten in mij op te wekken, want zonder de wet is de zonde krachteloos. 9 Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven 10 en daardoor stierf ik. Het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek juist tot mijn dood te leiden. 11 De zonde heeft gebruikgemaakt van het gebod: ze heeft mij misleid en mij door het gebod gedood. (Rom 7, 8-11)

    Toch is de wet niet de oorzaak van onze misdaden. We kunnen enkel tegen de wet zondigen als er een wet is, en de wet die het goede aanprijst, toont meteen ook de keerzijde, het kwade. Maar dat maakt de wet niets slecht:

    Kortom, de wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed. (Rom 7,12)

    Het is ons lichaam, met zijn driften, dat ons aanzet om de wet te overtreden:

    Wij weten dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn natuur ben ik uitgeleverd aan de zonde. (Rom 7,14)

    Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. (Rom 7, 18)

    De Nieuwe Bijbelvertaling zegt hier ‘in mijn natuur’; de Vulgaat zegt: in carne mea, de Griekse tekst: en tei sarki mou, in mijn vlees, zoals de Willibordvertaling het ook heeft. Dit is typisch Paulus. De mens is zondig van nature, omwille van zijn lichamelijkheid. Hij kan zijn driften niet beheersen:

    Met mijn verstand onderwerp ik mij aan de wet van God, maar door mijn natuur onderwerp ik mij aan de wet van de zonde. (Rom 7, 25) Ook hier staat carne/sarki, het vlees.

    De oplossing moet komen van Christus en de Geest die hij zendt:

    Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, 4 opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. 5 Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. 6 Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. 7 Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat. 8 Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen. (Rom 8, 3-8)

    Lees daarbij steeds ‘vlees’ voor ‘natuur’. Dat is de basistegenstelling bij Paulus en in het hele christendom.

    Eens de mens gelooft in Jezus Christus, hoeft hij de wet niet meer te volgen:

    Zo bent ook u, broeders en zusters, dood voor de wet dankzij de dood van Christus (Rom 7, 4)

    we zijn dood voor de wet, zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest. (Rom 7,6)

    Bij Paulus is de wet, die door God of de mensen is gemaakt om hun samenleven te regelen, een zeer onvolmaakt middel. Enerzijds leert hij ons zonden kennen die we anders niet zouden vermoeden. Anderzijds is de wet niet bij machte om ons tot het goede te bewegen: ons vlees drijft ons hoe dan ook onvermijdelijk tot de zonde. Pas wanneer we niet meer aan onze vleselijke lusten denken, maar aan de Geest, kunnen we zonder zonde leven. Wij zijn dan niet meer uit op de geneugten van dit leven, maar op een geestelijk leven na de dood:

    Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe. 10 Als Christus echter in u leeft, bent u door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de Geest schenkt u leven, omdat u door God als rechtvaardigen bent aangenomen. 11 Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft. 12 Broeders en zusters, we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil. 13 Als u dat wel doet, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven. (Rom 8, 9-13)

    Het is een moeilijke denkoefening. De mens is uit zichzelf geneigd tot het kwade, ook als hij, daarop gewezen door de wet, weet dat hij verkeert handelt. Enkel door een daad van geloof kan hij zijn lichamelijke neigingen overwinnen. Hij moet dan deze wereld afzweren en alles zetten op het hiernamaals, waar wij zullen beloond worden voor het goede dat wij hebben gedaan of gestraft voor het kwade. Wie in Christus gelooft, zal gered worden, naar de hel met de anderen. Door te geloven ontvangen wij een kracht die ons toelaat onze natuur te overstijgen, een genade die ons bevrijdt van onze zondige natuur. Al wat wij moeten doen, is ons openstellen voor de liefdevolle uitnodiging van God, die ons bereikt door Jezus, die voor ons gestorven is, opdat wij zouden leven.

    Het is een mystieke redenering. Ze is niet logisch, redelijk, praktisch, filosofisch, menselijk. Je moet blind geloven in het bovennatuurlijke: God, genade, eeuwig leven, beloning, straf. Het is de bekende sprong in het niets. Geen wonder dat steeds minder mensen een dergelijke boodschap nog ernstig nemen.

    Een andere opvatting vinden we in de Verlichting. Daar is de wet niet meer (en niet minder) dan het geheel van afspraken die mensen onder elkaar maken over de manier waarop zij vreedzaam en in veiligheid wensen samen te leven. Het is niet God of de Kerk die de wet uitvaardigt, het is de mens zelf, eventueel via een koning of een wetgevend lichaam; een andere instantie wordt belast met praktische uitvoering ervan en de beteugeling van de overtreders. De wetten moeten aangepast zijn aan de omstandigheden van tijd en plaats, ze kunnen verschillen en evolueren, ze kunnen bijgewerkt en zelfs afgeschaft worden en nieuwe wetten kunnen in de plaats komen, naarmate het inzicht evolueert in wat goed is voor de mens en wat niet, en naarmate de wetten goed of slecht blijken te functioneren.

    Dat betekent ook dat de wetten wellicht steeds onvolmaakt zullen zijn, wij zijn immers maar mensen en kunnen niet alle consequenties voorzien. Er is dus een verschil tussen de ideale Wet en de concrete wetten, waarbij de wetten steeds tekortschieten. Montesquieu zegt het zo: La justice n’est pas dépendante des lois humaines. (Traité des devoirs) De wetten zijn maar onze povere pogingen om de gerechtigheid in woorden te vatten. In De l’esprit des lois gaat hij verder: Dire qu’il n’y a rien de juste ni d’injuste que ce qu’ordonnent ou défendent les lois positives, c’est dire qu’avant qu’on eût tracé de cercle, tous les rayons n’étaient pas égaux. Duidelijker dan dat kan je het niet stellen. De wetten leggen zo goed mogelijk vast wat rechtvaardig is, maar het is niet omdat of vanaf het moment dat ze het vastgelegd hebben dat het ook rechtvaardig is. De wetten zijn maar waardevol in de mate dat ze de rechtvaardigheid benaderen. Niet wat in de wet staat is wat telt, maar of de wet rechtvaardig is. Wat telt is dat gerechtigheid geschiedt, niet dat de wet gerespecteerd wordt.

    Lieve lezers, ik wou dat onze juristen Montesquieu zouden lezen. Wat wij nu zien, is dat er een spelletje gespeeld wordt met het Gerechtelijk Wetboek. Als het in het Wetboek staat, dan is het Wet. Staat het er niet in: jammer maar helaas. Is de wet onvolkomen, duister, dubbelzinnig of gewoon fout? Niets aan te doen. Fiat iustitia et pereat mundus! Klik op deze link en lees die tekst nog eens na.

    Een voorbeeld. In Nederland staat een man terecht voor meer dan 80 gevallen van seksueel kindermisbruik en publicatie en verkoop van de beelden ervan op het internet. Zijn schuld staat vast, hij heeft de bewijzen immers zelf op beeld vastgelegd. Tijdens de rechtszaak, die dus niet meer speciaal gaat over de vraag of hij schuldig is of niet, oordeelt de rechter dat het goed is dat ook de ouders van de misbruikte kinderen spreekrecht zouden krijgen. Wij zien dat wel meer: men is gaan inzien dat processen niet alleen voor de schuldigen belangrijk zijn, maar ook voor de slachtoffers.

    Er kwam meteen protest van de verdediging: dat spreekrecht staat niet in de wet en bovendien heeft een andere rechtbank zich daartegen verzet en dat behoort dus wel in de wet, als een precedent.

    De verdediging heeft haar rechten, maar wat heeft dit te maken met recht en gerechtigheid? De schuld van de verdachte staat vast en dat ontkent ook de verdediging niet. Wat de ouders zouden kunnen vertellen kan dus geen invloed hebben op de schuldvraag. Met welk recht verzet de verdediging zich er dan tegen? Het enige argument dat ze heeft is: het staat niet in de wet dus mag het niet. Om een roemrucht Vlaams strafpleiter te citeren: dat is quatsch! Onzin, kletspraat dus. Zoals Montesquieu zegt: elke straal van een cirkel is gelijk aan de andere, of dat nu in een wet vastgelegd is of niet. Als een rechter meent dat het goed is voor het verloop van het proces dat de ouders spreekrecht krijgen, dan kan hij daartoe beslissen, ook als dat niet in een wet staat neergeschreven, zolang dit niet strijdig is met een andere wet of uitdrukkelijk verboden is.

    Gerechtigheid staat boven de wet. Charles Dickens schreef in Oliver Twist: the law is a(n) ass, a(n) idiot! … I wish… that his eye may be opened by experience!

    Bekende advocaten doen niets anders dan de wet uitpluizen op zoek naar minuscule vergetelheden, onduidelijkheden, vergissingen of contradicties, op basis waarvan ze hun cliënt kunnen vrijpleiten, terwijl zijn of haar schuld meestal onomstotelijk vaststaat. Hun redenering is: de wet is er voor iedereen en iedereen kan er gebruik van maken. Binnen de wet is alles toegelaten, tenzij het uitdrukkelijk verboden is. En alles is verboden, tenzij het uitdrukkelijk toegelaten is. En als het niet uitdrukkelijk is toegelaten, dan is het verboden. Dit noemt men legalistisch of wettisch redeneren en het is een verschrikking. Het verheft menselijke voorschriften tot absolute wetten en het beperkt de rechtspraak tot het blindelings toepassen van noodzakelijk onvolmaakte menselijk wetteksten. Zegt een advocaat: ze hadden hun wetten maar beter moeten schrijven! en dat is een schande. Het gaat er immers niet om dat de wet wordt toegepast, maar dat gerechtigheid geschiedt, ook als dat buiten de letter van de wet om moet.

    Het gerechtelijk apparaat in België is verlamd door die nefaste legalistische instelling. Niets is nog mogelijk, alles moet herdaan worden, alles duurt eindeloos lang, geen enkele uitspraak is nog duidelijk, goed en kwaad zijn niet meer van elkaar te onderscheiden. De politiek is niet bij machte om er ook maar iets aan te doen, op grond van de terechte scheiding der machten, maar volkomen ten onrechte, want de wetgevende macht staat boven de rechterlijke macht. De juristen, aan welke kant ze ook staan, verzetten zich echter tegen elke poging om weer een beetje recht te doen wedervaren in hun rechtspleging. Als processen nog enkel zouden gaan om de schuldvraag, los van alle procedureveldslagen, dan hadden we genoeg aan een fractie van de juristen. En dat is natuurlijk wat zij verhinderen, kost wat kost. Uiteindelijk gaat het om hun goedbetaalde job, niet om recht en rechtvaardigheid.

    Het is goed dat wij nadenken over wet, recht en gerecht. Er hangt immers zoveel van af, voor alle betrokken partijen. Zonder wetten of gerecht is de democratie dood. Maar door een waarlijk satanische verkrachting van de ware rechtsprincipes brengt men evengoed het voortbestaan van de democratische samenleving in het gedrang. De rechtsstaat moet gevrijwaard worden, dat is zeker. Maar die rechtsstaat wordt veel grondiger ondermijnd door legalistische juristen dan door de oprechte bezorgdheid van een rechter om spreekrecht te verlenen aan ouders die hebben moeten vaststellen dat hun kinderen het slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik en de blootstelling daarvan via internet.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    14-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sierre 14 maart 2012

    H

    et tv-journaal, de radio, de kranten, de internetsites vullen zich met nieuws over het ongeval met de bus in Sierre, waarbij ten minste 22 kinderen omkwamen die terugkeerden van skiklas. Ook zes volwassenen, chauffeurs en begeleiders, lieten het leven. Iedereen is nu bezig met het leed, dat van de overlevenden en dat van de gezinsleden en bekenden van de slachtoffers en zo hoort het.

    Pas later zal de bezinning komen en zal men zich vragen gaan stellen. Wellicht zullen de veiligheidsvoorschriften in tunnels nog verstreng worden, evenals die voor busreizen. Zo zullen er hopelijk nog minder ongevallen zijn, statistisch gezien. Dat tunnels en busreizen daardoor nog duurder zullen worden, dat nemen we erbij. Veiligheid voor alles.

    Wij vergeten het nu even, maar al de veiligheidsmaatregelen ter wereld kunnen niet verhinderen dat er ongevallen zijn, alle dagen, elk ogenblik, zelfs op de meest veilige plaatsen. De maatregelen die we nemen zijn er om het aantal ongevallen en hun gevolgen te beperken. Wij weten dat ze ongevallen niet zullen uitsluiten. Er zijn beslissingen die we gemakkelijk zouden kunnen nemen en die het aantal ongevallen en hun gevolgen nog meer zouden beperken. Het verkeer is dodelijk, maar alleen omdat wij het dodelijk maken en dodelijk laten zijn. Als we minder snel zouden rijden, zouden er minder doden vallen en minder zwaar gewonden. Als we minder zouden rijden, als we enkel zouden rijden als dat nodig was, ook. Als we onze auto’s nog meer passief veilig zouden maken en onze verkeerswegen nog meer aangepast aan het verkeer…

    We doen niet al het mogelijke om het verkeer veilig te maken. Dat zou te duur zijn. We aanvaarden dus een zeker risico. We weten hoeveel verkeersdoden er zullen vallen, dat is geen geheim. Er zijn Europese richtlijnen over, die bepalen hoeveel er nog mogen zijn tegen bijvoorbeeld 2025. Dat cijfer is niet nul. Wij aanvaarden dus dat er altijd verkeersdoden zullen zijn, zoals er ook altijd arbeidsongevallen zullen zijn, sportongevallen… Leven is risicovol. Wij leven daarmee en hopen dat wij de dans zullen ontspringen, dat wij niet bij het aantal zullen zijn dat wij als aanvaardbaar beschouwen. Is dat niet erg hypocriet en meer dan een beetje cynisch?

    Waar leggen we de grenzen, hier bij ons en in de rest van de wereld? Wat is nog aanvaardbaar en wat niet meer? Het aantal doden bij de skiklassen van onze Vlaamse kinderen is, over de jaren heen, verwaarloosbaar. Geen reden dus om die skiklassen af te schaffen. Ook volgend jaar zullen duizenden kinderen naar de sneeuw trekken, alsof er vandaag niets gebeurd is. Dat staat in schril contrast met de emoties die nu iedereen beroeren. Wij zijn geraakt door ongevallen als dat in Sierre. Maar wij hebben een kort en selectief geheugen. Over enkele dagen zullen de emoties bij de omstanders weer geluwd zijn. De onmiddellijk betrokkenen zullen zich erover verbazen hoe alleen ze plots zijn met hun verdriet dat nooit overgaat.

    De rampen komen en gaan. Wij trekken er amper conclusies uit. Wij hebben nog veel minder oog voor mogelijke rampen. En over risico’s praten we niet graag. Als je je opsluit in je huis, kan je nog van de trap vallen en je nek breken, zeggen we dan. Leven is risico’s nemen. Toch verbaas ik me over de gretigheid waarmee we die nemen. Gisteren werden we voorbijgesneld op de autosnelweg. We reden zelf ongeveer 110 per uur, maar het leek alsof we stilstonden. De auto’s die ons passeerden op de linkerkant reden centimeters van de betonnen vangrails. Een moment van verstrooidheid, een kleine beweging aan het stuur, een klapband…

    Miljarden mensen nemen risico’s, elke dag, elk ogenblik. Waarom?

     

    Deze avond ga ik nog eens luisteren naar dat korte, bevreemdende muziekstuk dat Charles Ives componeerde: The unanswered question.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    17-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salaris

    S

    alaris is best een vreemd woord, het klinkt ook vreemd. Niet te verwonderen, want het heeft Latijnse wortels.

    Van Dale zegt dit over de oorsprong: teruggaand op Lat. salarium (zoutrantsoen, salaris), van sal (zout); vroeger dienden gestandaardiseerde hoeveelheden zout als betaalmiddel.

    Dat deed me de wenkbrauwen fronsen. Zout was ook toen niet bepaald een luxeproduct, de zoutwinning was al eeuwen bekend en het is een vrij eenvoudig en dus goedkoop proces, namelijk verdamping van zouthoudend water, zoals zeewater. Als je iemand, bijvoorbeeld legioensoldaten in zout uitbetaalt, zou je dus heel veel zout moeten geven, meer zout dan iemand kan verbruiken of nodig heeft. Bovendien kende men toen al het gebruik van edele metalen voor muntstukken, er was dus al geld, ook om vrij kleine bedragen uit te betalen. Ik heb nergens een bevestiging gevonden van het verhaal van Van Dale. Ik heb ook geen weet van archeologische resten van dergelijke zoutblokken als betaalmiddel.





    Nochtans heeft het Latijnse woord voor zout sal, wel degelijk iets te maken met salaris. Alleen weten we niet goed wat. Misschien was een deel van het loon dat aan soldaten uitbetaald werd, de soldij, bestemd om zout te kopen, waarmee men allerlei vleeswaren kon pekelen: vlees, bonen… Misschien was het een van de talrijke bonussen die soldaten kregen. Andere bronnen stellen dat het gaat om de soldij van soldaten die de wegen bewaakten waarlangs zout vervoerd werd, de via salaria. Plinius de Oudere (Gaius Plinius Secundus (23 AD – 25 augustus 79 AD) schreef in zijn encyclopedische werk Naturalis Historia dat de Romeinse soldaten oorspronkelijk (dus niet toen hij dat schreef) in zout uitbetaald werden en dat salarium daarvan afkomstig is.

    Sommigen beweren dat ‘soldaat’ en ‘soldij’ ook afgeleid zijn van sal dare, zout geven, maar het is veel waarschijnlijker dat die woorden afgeleid zijn van de Romeinse solidus, een gouden muntstuk waarvan geweten is dat men er soldaten mee betaalde.




    Overigens waren er in de oudheid maar heel weinig mensen die een salaris kregen, een geldsom als beloning voor gepresteerde arbeid. De meeste arbeid werd verricht door slaven en die kregen enkel kost en inwoon. Wel was het zo dat Romeinse magistraten en beambten die zich dienden te verplaatsen een salarium kregen, een vergoeding van hun kosten en onkosten. Dat is de betekenis die het woord heeft in het klassiek Latijn. Van daar is het overgenomen in zowat alle westerse talen voor een wedde of loon, toen meer arbeiders en bedienden op die manier vergoed werden.

    ‘Wedde’ is ook maar een raar woord, vind ik. We weten wel wat het is, maar het heeft op zichzelf, als woord, geen evidente betekenis. Aan een kind hoef je niet uit te leggen wat een pannenkoek is, of een lekstok. Maar wat een wedde is? De wortel, zoiets als ‘wed’ vinden we in verscheidene oude en moderne westerse talen terug. Oorspronkelijk sloeg het op een onderpand dat werd geëist of gegeven bij een wettelijke overeenkomst. Dat kon een zakelijk akkoord zijn, of een huwelijksovereenkomst; ook een weddingschap valt daaronder, de inzet, de som waarvoor men wedt, is dan het onderpand. Omdat een dergelijk onderpand meer en meer in geld werd gegeven, kreeg ‘wedde’ de afgeleide betekenis van ‘geld’ en kon het woord ook specifiek gebruikt worden, zoals vandaag het geval is, voor het maandloon dat men ontvangt.

    ‘Loon’ klinkt bekender in de oren, we zien het ook in ‘beloning’ en ‘lonen’; het oorspronkelijke oerwoord ‘laun’ betekende al wat ‘loon’ nu nog zegt: een vergoeding.

    Als we het wat chiquer willen, dan spreken we van een honorarium. Aanvankelijk was dat een eergeschenk aan een ambtenaar bij zijn ambtsaanvaarding, later en nu nog elke vergoeding die men uitbetaalde aan een hoger geplaatste, zoals een dokter, een advocaat, een geleerde spreker…

    In onze moderne maatschappij speelt het salaris, de wedde, het loon of het honorarium een belangrijke rol. Wie een lagere functie uitoefent, krijgt daarvoor minder geld, maar er zijn wel minimumlonen, vastgelegd door de staat. Daarnaast zijn er ook afspraken per bedrijf of per sector van tewerkstelling. Daarover wordt voortdurend onderhandeld. Als het in een sector goed gaat, bijvoorbeeld de productie van auto’s, dan zullen de lonen daar ook goed zijn. De arbeiders delen zo in de winst die de bedrijven maken. Het omgekeerde is ook waar. Als een bepaald beroep een lange voorbereiding vraagt, of bijzondere vaardigheden of kennis vereist, of lastig of gevaarlijk is: dat zijn allemaal factoren die bepalend zijn voor de verloning. Dat is een van de principes van onze vrijemarkteconomie, het liberaal kapitalisme, waarin vooral vraag en aanbod spelen. Wie iets uitzonderlijks kan of bijzondere eigenschappen heeft, kan daarvoor veel geld vragen, althans indien er voldoende vraag naar is. Denk aan topatleten, managers, acteurs, fotomodellen, uitvinders enzovoort. Wie niets kan, moet dom en belastend werk doen en krijgt daarvoor het laagste loon, amper voldoende om te overleven.






    Het communisme en het socialisme vertrekken van andere principes. De wedde hoeft niet afgestemd zijn op wat je doet, maar op wat je nodig hebt als lid van de maatschappij. Iedereen heeft dezelfde rechten en krijgt dus van de staat hetzelfde loon: de havenarbeider, de onderwijzer, de dokter, de universiteitsprofessor. Er kunnen beperkte verschillen zijn, maar die zijn verwaarloosbaar in vergelijking met het kapitalistisch systeem, waar het verschil tussen de hoogste vergoedingen en de laagste spectaculair groot is.

    Wij leven hier in een gemengd systeem. De staat heeft allerlei manieren om de hoogste wedden te beperken, onder meer door er de hoogste belastingen op te heffen, en om de laagste lonen te beschermen, door minima te bepalen en ze minder te belasten of zelfs belastingsvrij te maken. Maar de verschillen blijven aanzienlijk.

    Wij hebben hier bij ons net een staking achter de rug van de zee- en rivierloodsen. Niemand zal ontkennen dat het om een gevaarlijk en lastig beroep gaat, waarvoor lang moet gestudeerd worden, dat een hoge kennis en vaardigheid vereist, een grote tegenwoordigheid van geest. Loodsen dragen ook een enorme verantwoordelijkheid: bij een verkeerde beslissing kan de schade enorm zijn. De druk waaronder de loodsen gebukt gaan is dan ook groot en dat heeft ongetwijfeld een weerslag op hun gezondheid, net zoals de gevaarlijke en onregelmatige werkomstandigheden.

    Om al die redenen zal de wedde, het salaris, het loon of het honorarium van deze mensen in onze maatschappij relatief hoog zijn. De staat heeft ervoor gekozen om dit werk toe te vertrouwen aan staatsambtenaren, om te vermijden dat vrijbuiters minder goed werk zouden afleveren. In ruil voor een vaste betrekking en een behoorlijk loon, doen de loodsen ten minste gedeeltelijk afstand van hun recht op vrije onderhandelingen met hun werkgever over hun loon. Zij kunnen niet als zelfstandige werken, of als werknemer bij een commerciële onderneming.

    Dat is zo voor alle staatsambtenaren. Het is een essentieel onderscheid in onze maatschappij. Ofwel werk je voor een vast loon voor de staat en heb je werkzekerheid, ofwel werk je ‘in de privé’, waarbij je over je loon kan onderhandelen en je meer kan verdienen naargelang je vaardigheden, kennis, inzet enzovoort. Het is een keuze waarvoor ieder van ons geplaatst is en die eenieder maakt op grond van eigen afwegingen.

    De loodsen in Vlaanderen spelen het echter dubbel. Het zijn ambtenaren en dus hebben ze een vast loon en vast werk. Daarbij houdt men rekening met hun grote verantwoordelijkheden en hun arbeidsomstandigheden. Als de staat geen goed loon zou aanbieden, dan zouden er geen kandidaten zijn om dat werk te doen, ook al heeft de staat het monopolie van het loodsen. Bekwame mensen zouden dan voor een ander beroep kiezen, waar ze meer kunnen verdienen.

    Maar de loodsen zijn niet tevreden met hun toch al aanzienlijk loon, noch met de bijkomende voordelen die ze in de loop van de jaren bedongen hebben. Zij vergelijken zichzelf met collega’s die commercieel werken in min of meer vergelijkbare omstandigheden, bijvoorbeeld kapiteins van schepen. En dus eisen een minste een vergelijkbaar loon en vergelijkbare sociale voorzieningen, bijvoorbeeld wat het pensioen betreft. Zij zetten hun eisen kracht bij door te staken. Omdat ze een cruciale functie vervullen in de Antwerpse haven, kunnen ze ondanks hun beperkt aantal, toch onoverzienbare economische gevolgen creëren. Hun onderhandelingspositie is dus zo goed als onbeperkt. Zij kunnen op hun eentje zowat de hele Vlaamse economie platleggen.





    Wie als ambtenaar aan het werk gaat, doet dat altijd, bewust of onbewust, vanuit een zekere overtuiging, een solidariteitsgevoel. Men ziet het als een dienst aan de gemeenschap. In ruil daarvoor krijgt men een min of meer bescheiden loon, vastheid van betrekking en goede sociale voorzieningen, vooral ook een goed en vroeg pensioen. De staat kan op die manier een aantal belangrijke diensten in de maatschappij verzekeren, zoals het onderwijs, de post, het openbaar vervoer enzovoort, zonder daarvoor commerciële lonen te moeten betalen.

    Het is echter precies daar dat het verkeerd is gegaan. De staat is zich meer en meer gaan opstellen als een commerciële instelling. Er zijn topmanagers aangesteld die dezelfde toplonen moeten krijgen als in de privé, anders komen ze niet. Een zo verder naar beneden: directeurs, diensthoofden en zelfs specialisten allerhande: de staat moet hen op dezelfde manier betalen als in commerciële instellingen, anders gaan ze daar werken. Er is dus geen sprake meer van de typische instelling van de ambtenaar, die voor een matig loon hard werkt. Alle ambtenaren, bijvoorbeeld ook het onderwijzend personeel, willen een wedde die vergelijkbaar is met mensen die gelijksoortig werk doen in commerciële instellingen. En die privé bedrijven lokken de mensen met goede lonen, maar ook met pensioenplannen die nog veel rooskleuriger zijn dan die van de staat. Er is een wederzijds opbod, tot niemand nog het verschil ziet tussen een ambtenaar m/v en een werknemer m/v in de privé.

    Zo komen we terug bij onze loodsen. Zij onderhandelen met de staat alsof zij geen ambtenaren zijn, maar werknemers in een privé bedrijf. Zij storen zich niet aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, zij kijken alleen naar hun eigen job en zien geen enkele reden waarom zij minder zouden verdienen dan hun collega’s in privé bedrijven in binnen- of buitenland. Zij onderhandelen in volledige vrijheid. Daarbij vergeten zij dat de staat hun beroep heeft gemonopoliseerd precies opdat de maatschappij geen commerciële prijs zou hoeven te betalen voor hun noodzakelijke en precieuze diensten.

    Het oude systeem van de ambtenarij heeft in de praktijk afgedaan. Een ambtenaar heeft geen gezag meer, boezemt geen ontzag meer in, heeft geen sociaal aanzien meer. Een ambtenaar ziet men meer en meer als een sukkel, een schlemiel, iemand die niet goed genoeg is om in een commerciële omgeving te werken. De staat werkt daaraan mee door in zijn diensten louter commerciële waarden voorop te stellen: efficiëntie, doelstellingen halen, evaluatie, functioneringsgesprekken, vijfjarenplannen… Ook het laatste taboe is nu bespreekbaar: de vastheid van betrekking. Wie een negatieve evaluatie krijgt, kan afgedankt worden.

    Wij zullen vroeg of laat weer de klassieke vragen moeten stellen. Wat voor maatschappij willen we, een liberaal-kapitalistische of een socialistische. Het ziet ernaar uit dat wij nu regelrecht afstevenen op een commerciële, individualistische, marktgestuurde maatschappij en dat de idealen van communisme en socialisme afgedaan hebben. Wie nu nog spreekt over ambtenaren, maatschappelijke inzet, solidariteit, dienst aan de gemeenschap, verbondenheid met de minder gegoeden, onbaatzuchtige samenwerking, dat is een onrealistische dromer. Iedereen, zelfs de socialistische partijen sinds Tony Blair, denken en spreken nog enkel in termen van vraag en aanbod en persoonlijke verrijking als motor van de maatschappij.





    Het is enkel wanneer we geconfronteerd worden met acties als die van de loodsen en de luchtverkeersleiders en de bruggenwachters dat we het gevaar zien dat om de hoek loert als we alles privatiseren, ook de kerntaken die tot voor kort toevertrouwd waren aan de staat en zijn ambtenaren. Een ongeremd kapitalisme belooft ons wel de hemel op aarde, maar er is geen enkele reden om blindelings aan te nemen dat het zijn beloften kan waarmaken, evenmin als de extreme communistische, socialistische en nationalistische experimenten dat konden. Wij hebben de debacle van beide systemen gezien in de twintigste eeuw en nu ook in het begin van de eenentwintigste. Je zou dus kunnen hopen dat we er wijzer door geworden zijn, maar dat lijkt vooralsnog niet het geval.

    Wellicht moeten er eerst nog zwaardere crisissen komen, zoals in IJsland, Ierland, Portugal, Spanje, Italië, Griekenland…

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    13-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Emoties, justitie en de sharia

    Emoties kunnen, zo zegt ons het cliché, soms hoog oplaaien. We vergelijken ze zo met een verzengend vuur dat gevoed door brandbaar materiaal en voldoende zuurstof voor enorme hitte en vlammen zorgt.

    Ik ben veeleer iemand die probeert zijn emoties te beheersen.

    Dat is iets anders dan ze te ontkennen of te vermijden of te verdringen. Ik sta open voor alle spontane emoties, ik laat ze toe in mijn leven, ik verheug me erover, want ze tonen aan dat ik leef. Ik ben dus geen stoïcijn, die het geluk zoekt in het vermijden van emoties. Dat lijkt me een zielige bezigheid. Het geluk ligt niet in de afwezigheid van smart, net zomin als ongeluk gelegen is in de afwezigheid van vreugde; voor beide is veel meer nodig. Een mens die geen emoties kent, is geen mens, zo simpel is het.

    We hebben onze emoties nodig. Het zijn onmisbare mechanismen die de evolutie ons heeft aangereikt om gepast te reageren op allerlei omstandigheden. Ons lichaam reageert spontaan op prikkels, lang voor ons verstand dat in de gaten heeft. Het zou dus dwaasheid zijn om die waardevolle signalen te negeren, zowel in vreugde als in pijn. Wie geen verdriet heeft, nooit uitgelaten is, niet verliefd wordt, geen medelijden kent, geen tranen in de ogen krijgt, tja, wat voor leven heeft zo iemand?




    Anderzijds is het niet goed om je door je emoties te laten overweldigen. Wanneer het vooral of bijna uitsluitend je gevoelens zijn die je leven bepalen, dan ervaren we dat als een minder goede toestand waar we moeten zien uit te geraken. Wegzinken in ons verdriet, overmoedig worden door ons succes, alles in de waagschaal werpen omwille van een verliefdheid: het gebeurt en terwijl we het zelf misschien niet zo erkennen en ervaren, zal de buitenwereld hoofdschuddend zeggen: dat loopt niet goed af.

    Het komt er dus op aan om al die spontane gevoelens niet te ontkennen of te verdringen, maar ze volop en intens te beleven, maar dan op een evenwichtige manier. We moeten een plaats geven aan onze emoties. We moeten er vooral voor zorgen dat ze niet obsessief worden, dat ze alle andere gevoelens niet verhinderen en ons opsluiten in een eenzijdige kijk op het leven.

    Bij het nemen van onze beslissingen laten we ons vaak leiden door onze emoties en dat is normaal, dat is goed, dat is menselijk. Maar ook hier moeten we erop bedacht zijn dat we niet een bepaald gevoel laten overwegen. Iemands verdriet kan zo groot zijn, dat hij of zij er als het ware door verlamd is. We spreken dan al gauw van een depressie, maar die kan natuurlijk ook andere oorzaken hebben dan alleen maar verdriet, zoals stress, overbelasting, relationele problemen enzovoort.

    Wie zich enkel door emoties laat leiden, zal zelden voor een rustig, evenwichtig persoon doorgaan, of het nu een bepaalde emotie is of de vreemde chaos van emoties die een mens in de loop van een dag, een week, een maand, een jaar of een leven lang beroeren. Er moet nog iets anders zijn in ons leven dan alleen maar spontaan en ongeremd reageren op emoties. Men noemt dat gemakshalve de rede, het verstand.

    Wanneer we ons bewust zijn van onze emoties, wanneer we ze herkennen voor wat ze zijn, wanneer we zien hoe ze ons leven ingrijpend veranderen zonder dat we er erg in hebben, dan hebben we al een eerste stap gezet: we weten nu dat er iets aan de hand is, dat we ons meer dan gewoonlijk laten leiden door onze gevoelens, dat we anders reageren op de mensen en de dingen om ons heen. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat we uit onze omgeving signalen opvangen die ons wijzen op ons afwijkend gedrag. Het kan ook dat we als het ware onszelf observeren en enigszins verbaasd vaststellen dat we anders handelen en denken dan anders. Ons lichaam weet dat wij rouwen, verheugd zijn of verliefd lang voor wij dat voor onszelf uitspreken. Pas wanneer de spontane reacties van ons lichaam ons beginnen op te vallen, merken wij dat we ten prooi zijn aan een sterke emotie.

    Dan is het tijd om in te grijpen. Je kan dan toegeven aan je gevoelens, je eraan overgeven, erin zwelgen, jezelf erin verliezen. Maar je weet, zeker als je geen puber meer bent, dat dat geen oplossing is. Ofwel brengen die losgeslagen emoties je naar de rand van de afgrond, ofwel komt er vanzelf een einde aan: de tijd heelt alle wonden. In beide gevallen moet het evenwicht zich herstellen. Je moet weer ontvankelijk worden voor andere gevoelens dan dat ene dat je dreigt mee te sleuren. Je moet meer redelijk worden.

    Emoties kruiden het leven, een leven zonder is het leven niet waard. Laten we dankbaar zijn voor al onze emoties, hoe verrassend en onverwacht of verontrustend ze ook zijn. Maar we moeten ook leren hoe er mee om te gaan. Ze mogen ons niet overmeesteren, ons de baas worden. We moeten ze ten goede aanwenden, ze mogen niet destructief worden, voor onszelf noch voor de mensen om ons heen.

     

    Deze morgen werd ik sterk aangegrepen door twee nieuwsberichten. Ik werd meteen woedend en erg opgewonden, temeer omdat ik met mijn reacties geen blijf wist. Er bleef dus niets anders over dan enkele uren nadenken terwijl ik het huis de wekelijkse poetsbeurt gaf, waarbij je verstand toch ongeveer op nul staat, je weet immers wat je te doen staat, je hebt het al zo vaak gedaan. En van dat nadenken komt bij mij het schrijven, dat merk je nu.

    Het eerste bericht ging over een Belgische gangster van vreemde origine. Bij een overval waarbij slechts enkele honderden euro’s buitgemaakt werden, liep hij bij een vuurgevecht met de politie een schotwonde op. Enige tijd later was hij een van de daders van een zeer gewelddadige homejacking. Een jonge politieagente werd daarbij zomaar neer gekogeld met een zwaar vuurwapen. Nu meldt een krant dat deze man voor de verwonding die hij opliep bij de eerste overval een invaliditeitsuitkering kreeg van een ziekenfonds en dat hij die nog steeds krijgt, nu hij in de gevangenis zit voor de brutale moord op de politieagente.





    Ik weet zeker dat ik niet de enige ben die op zo’n bericht woedend reageer. Het is erg dat die man een uitkering krijgt terwijl hij in de gevangenis zit, waar hij er helemaal geen behoefte aan heeft. Het is terecht dat een politieke partij dat wettelijk onmogelijk wil maken. Maar wat mij zo boos maakt, is het feit dat hij een uitkering krijgt voor een letsel dat hij heeft opgelopen in een vuurgevecht met de politie naar aanleiding van een gewapende overval. Eerlijk, dat begrijp ik niet. Als je bij het sporten of gewoon in je huiskamer je been breekt en je houdt daaraan een blijvend letsel over en je hebt geen (dure!) verzekering, dan is dat het einde van het verhaal. De verzekeringsmaatschappijen zijn ervoor berucht om de bewijslast voor uitkeringen zo zwaar mogelijk te maken. En dan verneem je dit! Hoe is het toch mogelijk dat niemand er ooit aan gedacht heeft om dergelijke perverse gevolgen van onze sociale zekerheid uit te sluiten? Hoe is het mogelijk dat geen enkele ambtenaar of bediende, geen enkele raad van bestuur beslist heeft om die uitkering te weigeren of aan te vechten? Zijn letsel was immers blijkbaar niet van die aard dat het hem verhinderde om zijn gewelddadige levensstijl ongestoord verder te zetten. Een brave burger verliest zijn uitkering voor veel minder.

    Ik heb me tijdens het nadenken en nu nog tijdens het schrijven voortdurend afgevraagd of ik me niet teveel laat leiden door mijn emoties. Ik denk het niet. Ook nu mijn woede al wat gekoeld is, zoek ik tevergeefs naar een goede reden om die misdadiger een sociale vergoeding toe te kennen voor een letsel dat hij heeft opgelopen bij een gewelddadige overval. Waarom zou de maatschappij sociale voordelen toekennen aan iemand die de maatschappij zo brutaal belaagt en zoveel schade toebrengt? Om nog te zwijgen over het feit dat die man in zijn hele leven allicht nog nooit enige positieve bijdrage heeft geleverd aan de maatschappij.

    Ik begrijp het niet en ik weiger het te begrijpen. Als we zo doorgaan, dan stemt binnenkort iedereen op extreem rechtse en populistische partijen. En zullen de politiemensen misschien beginnen denken dat ze maar beter ineens kunnen schieten om te doden, zoals ook de gangsters zelf doen. Zo komen we zowel politiek als politioneel in een onverantwoorde escalatie terecht waarvan het einde voor beschaafde mensen zelfs niet denkbaar is.

    Het tweede bericht betrof een man van 48 die veroordeeld was tot een jarenlang rijverbod nadat hij in dronken toestand een dodelijk verkeersslachtoffer had gemaakt en vluchtmisdrijf had gepleegd. Sinds zijn veroordeling is hij nog herhaaldelijk betrapt op het gebruik van zijn wagen, een Porsche Boxster. Dat heeft hem nu al twee (!)veroordelingen opgeleverd tot levenslang rijverbod.





    Het is duidelijk dat die man het niet zal afleren. Hij zal altijd met zijn auto blijven rijden en hopen dat men hem niet betrapt. Maar zelfs als men hem betrapt: wat riskeert hij dan? Nog een veroordeling tot levenslang rijverbod? Dat is toch onzin! Waarschijnlijk staat er op het overtreden van zo’n rijverbod geen andere straf, of als er al gevangenisstraf zou op staan, dan zal dat een heel beperkte zijn, enkele maanden voorwaardelijk misschien. En wat dan nog? Hij kan gewoon doorgaan, voor hem is dat allemaal niets, hij doet gewoon waar hij zin in heeft.

    Staat de maatschappij machteloos in dergelijke gevallen? Ik weet het niet, maar het lijkt wel zo. De bestraffing is inefficiënt, ze bereikt het beoogde doel niet: de man uit het verkeer houden omdat hij een gevaar is voor zijn medemensen. Wat zou men kunnen doen, wat zou ik doen?

    Na enig nadenken ben ik tot deze conclusie gekomen: men had al bij de eerste overtreding zijn wagen in beslag moeten nemen en verbeurd verklaren. Een Porsche Boxster kost algauw een slordige 65.000 euro zonder BTW en andere belastingen. Zelfs iemand met diepe zakken voelt dat. Wanneer hij nogmaals in een wagen betrapt wordt, kan men hetzelfde doen; indien zijn nieuwe wagen minder kost dan zijn eerste wagen, legt men hem een supplementaire boete op tot hetzelfde bedrag. Als je bij elke overtreding 65.000 euro riskeert, dan ga je misschien nadenken, zelfs als je zo hardleers bent als deze kerel.

    Als we er niet in slagen om met ons gerechtsapparaat zo’n mensen tot betere gevoelens te brengen, als we hen niet met legale middelen kunnen uit het verkeer houden om hen te verhinderen onschuldige slachtoffers te maken, dan zullen we ook hier onvermijdelijk in een spiraal van geweld terechtkomen. Vroeg of laat zal men dan naar het systeem van de sharia grijpen. Volgens de letter van de Koran hakt men een dief eerst de rechterhand af en bij een tweede diefstal de linkerhand. Stelen wordt dan inderdaad wel erg bemoeilijkt. De vraag is alleen of wij de sharia willen, of er echt geen alternatief is. Ons huidig justitiesysteem is dat in alle geval niet. Wij zullen er dus een beter moeten verzinnen, of uiteindelijk ten onder gaan aan het geweld, dat van de misdaad of dat van de staat en de godsdienst.

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geluksmachines

    Iedereen wil gelukkig zijn. Alleen verschillen we van mening over wat geluk is en hoe het te bereiken. Als wij beelden zien van een haveloze junkie die zich in een verlaten pand inspuit met een of ander goedje, dan kunnen wij onmogelijk begrijpen dat hij bezig is met het zoeken naar geluk, maar toch is het zo. Die junkie is een mens en hij bevredigt op dat moment zijn hoogste verlangen, resultaat gegarandeerd, of toch voor eventjes, kostprijs slechts enkele euro’s.


    Als we om ons heen kijken, ligt het geluk op de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Wij zijn geneigd om te denken dat alle mensen zowat hetzelfde willen: een goede gezondheid, een dak boven het hoofd, voldoende eten en drinken, werk of een zinvolle bezigheid, een partner… Maar dan blijkt dat we daarmee zelden tevreden zijn. We willen meer en andere dingen, het is nooit genoeg. Mensen die een prachtig huis hebben, trekken er voortdurend op uit om op schier onbereikbare plaatsen genoegen te nemen met een eenvoudige hut. Mensen met een mooi gezin geven plots alles op om een nieuw leven te beginnen met iemand anders. Mensen met een top job laten zich verleiden door de drank en drinken zich in de vernietiging. Jonge mensen met een schitterende toekomst voor zich zoeken vertier in drugs en weekeindplezier en rijden zich te pletter op een grauwe zondagmorgen. Ogenschijnlijk evenwichtige mensen komen terecht in misdadige sekten, waar ze een onwaarschijnlijk dwaas regime volgen van een idiote of gehaaide goeroe.

    De mens beschikt over een brede waaier van genotsensoren: lekker eten en drinken, een heerlijk parfum of de geur van de wassende zee, de roes van alcohol, seksuele opwinding, de voldoening van iets te bezitten, de euforie van het succes, de verdwazing van drugs, het artistieke genot, de voldoening van fysieke inspanning, de kick van sport… Geluk is niet eenduidig, het is veelvormig.

    En dus zijn er geluksmachines, systemen om ons geluk te verzekeren. Dat kan door zoveel mogelijk sensoren te prikkelen, door alle prikkels intens te bevredigen, een Bourgondisch leven te leiden. Het kan ook door van zoveel mogelijk afstand te doen, alle prikkels te vermijden en de rust op te zoeken van de eenvoud. Het kan door te vluchten in religieuze waanzin, of door filosofisch naar de Waarheid te zoeken. Het kan door zinvol te leven in een maatschappelijk verband, of net niet.




    Er zijn duizenden geluksmachines: een vibrator, een gevulde ijskast of wijnkelder, een tv of stereoset, een computer, een gamebox, een fitnesstoestel, een bibliotheek, een handboog, een fiets, een snelle wagen, penselen, verf en doek, beitels en steen, een tube met vluchtige lijm, pijnstillers, drugs…

    Wij zijn bijzonder vindingrijk in ons streven naar geluk, we zoeken het op de gekste plaatsen. Vijfduizend kilometer door sneeuw en ijs ploeteren op Antarctica zonder bevoorrading, met enkel de wind als hulp. Als jong meisje op je eentje de wereld rondvaren in een zeilboot. Te voet naar Compostella. Als gehandicapte de hoogste bergen beklimmen. Lees het eens na in het Guinness Book of Records: verbazingwekkend. Alsof we als individu of als groep niets anders te doen hebben.





    Godsdiensten zijn ook geluksmachines, de grootste die er zijn. Ze beloven je geluk hier op aarde en het eeuwig geluk in het hiernamaals, als je doet wat ze je voorschrijven. En het werkt: er zijn mensen die zich goed voelen bij die recepten, of toch niet slecht. Miljarden mensen bekennen zich tot een of andere godsdienst of ideologie, die ze min of meer fanatiek beleven. Daar is in principe even weinig op te zeggen als op andere geluksmachines, behalve als er dwang mee gemoeid is, of bedrog, als het beloofde geluk uitblijft of compleet illusoir is.

    Moeten we ieder diertje zijn pleziertje laten? Mag elkeen op zijn manier het geluk nastreven? Is dat een onvervreemdbaar recht, zoals in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring staat: the pursuit of happines? Zijn er hogere vormen van geluk en lagere? Is het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen het hoogste geluk bereiken, wat dat ook moge zijn? Moeten we de mensen wijzen op de nadelen of gevaren van sommige geluksmachines, hen desnoods verhinderen om gelukkig te worden op de manier die zij hebben gekozen?

    Moeten we iets doen om die junkie te ontwennen en terug op het rechte pad te brengen? Moeten we een aan alcohol verslaafde collega of vriend terechtwijzen of helpen? Moeten we het gebruik van soft drugs verbieden en bestraffen? Moeten we mensen verhinderen om domme, nutteloze, dure en gevaarlijke dingen te doen bij het nastreven van hun geluk? Of is elke mens vrij om zijn eigen geluksmachine te kiezen?

    Het zijn vragen die we ons allemaal wel eens stellen.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    27-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen?

    Vertrekkend van het vaste principe van het eigenbelang dat al ons handelen motiveert, komen we als vanzelf bij de vraag of er grenzen moeten gesteld worden aan die zo typische menselijke neiging om rijkdom en macht te verwerven.

    Het ligt voor de hand dat er zeker maatschappelijke beperkingen zijn: de staat heeft middelen nodig om de gemeenschappelijke projecten uit te voeren en te financieren. Alle burgers zullen een deel van hun bezit of hun tijd moeten afstaan aan de staat. Meteen rijst de vraag of iedereen in dezelfde mate moet bijdragen en op dezelfde manier. Arbeiders zijn meer geschikt om hun arbeid ter beschikking te stellen, intellectuelen zijn daartoe vaak minder geschikt; zij kunnen dan hun kennis ten dienste stellen van de gemeenschap. In een moderne maatschappij zal men echter wellicht de verplichtingen en lasten die de staat oplegt, uitdrukken in belastingen, in financiële termen. En dan is de vraag nog altijd: moet iedereen evenveel bijdragen?

    Vanuit het standpunt van de gebruiker zou men kunnen stellen dat degenen die het meest voordeel halen uit een bepaalde gemeenschappelijke voorziening, daar ook het meest moeten toe bijdragen. Dit zal dan aanleiding geven tot specifieke belastingen, bijvoorbeeld voor het gebruik van de verkeerswegen: allerlei belastingen op auto’s en op brandstof. Wie geen auto heeft, betaalt dan die specifieke belastingen niet.

    Maar de specifieke belastingen zijn zelden toereikend: men zal steeds ook uit de gemeenschappelijke belastingen, de inkomstenbelasting moeten putten. Iedereen zal dus moeten bijdragen, ook voor diensten waarvan hij of zij zelf geen gebruik maakt. Typisch voorbeeld: de kinderbijslag en geboortepremies; iedereen betaalt, of men kinderen heeft of niet, en enkel wie kinderen heeft, geniet van dit voordeel.

    Moeten sommigen meer bijdragen dan anderen? Moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen? Er is iets voor te zeggen. Wie grote rijkdom verworven heeft, op welke manier dan ook, kan gemakkelijk een deel daarvan afstaan zonder daarvan enige hinder te ondervinden. Wie maar amper genoeg heeft om te overleven, zal elke belasting als een zware last ervaren. Er is echter ook iets dat niet klopt in die redenering. Dat iedereen solidair moet zijn, betekent niet noodzakelijk dat de rijken meer moeten betalen dan de armen. Iedereen draagt evenveel bij tot en iedereen kan daarvoor in principe evenveel gebruik maken van de gemeenschappelijke diensten.

    In de meeste democratieën heeft men gaandeweg gekozen voor een progressieve belasting: hoe groter je inkomen, hoe zwaarder je belast wordt. Het is een systeem van herverdeling, een stilzwijgende overeenkomst waarover we niet meer nadenken.

    De armsten zullen dat misschien vanzelfsprekend vinden, maar de rijken zeker niet. Zij ervaren het als een rem op hun zin voor initiatief en hun werklust. Als je meer belastingen moet betalen naarmate je meer verdient, waarom zou je dan altijd maar meer willen verdienen door harder en langer te werken? Hoge belastingen voor veelverdieners werkt ontradend.

    Je kan het ook anders bekijken en dat is wat de meeste gegoede mensen doen: ze betalen gelaten de belastingen, omdat er toch nog altijd voldoende overschiet en hun inspanningen uiteindelijk toch veel beter beloond worden dan die van een eenvoudige arbeider.

    Op onze vraag of het verwerven van rijkdom gerechtvaardigd is, kan men dus op twee manieren antwoorden.

    Vanuit een ethisch standpunt is het niet onterecht dat wie veel meer heeft dan hij of zij nodig heeft, een deel daarvan afstaat ten bate minder begaafden of aan mensen die kampen met ziekte of tegenslag. In een gemeenschap gaat het maar goed als wij elkaar helpen en bijstaan, als we op elkaar kunnen rekenen, vooral in moeilijke tijden. Met de grotere bijdragen van de rijksten in het uitbouwen van algemene voorzieningen, stijgt het levenspeil van de hele gemeenschap en daar genieten ook de rijksten zelf van. Het is aangenamer om te leven in een welvarende gemeenschap dan alleen rijk te zijn in een wereld van armoede en menselijke ellende.

    Naast die morele overwegingen zijn er ook zakelijke en economische. De industrie en de handel, waarop de rijkdom van de ondernemers is gestoeld, heeft er baat bij dat zoveel mogelijk leden van de gemeenschap deelnemen aan het economisch bedrijf, dat ze kopen en verbruiken. Wie in armoede leeft, heeft geen rol van betekenis in het economisch leven tenzij als uitgebuite dommekracht. Industrie en handel hebben welvarende klanten nodig, anders werkt het niet. Bovendien verhinderen de belastingen blijkbaar niet dat er grote fortuinen zijn.

    Als we nu aanvaarden dat mensen zich verrijken, het liefst natuurlijk op een eerlijke en humane manier, met respect voor iedereen; als we bovendien aanvaarden dat hogere inkomens sterker belast worden, blijft nog de vraag over waar de grenzen leggen. Aanvaarden wij dat men zich binnen een bestaand fiscaal systeem, bijvoorbeeld de Belgische of de Nederlandse staat, tomeloos verrijkt?

    Blijkbaar wel. De belastingen zijn erg hoog voor de rijksten, maar ze zijn nooit honderd procent, je moet nooit alles afgeven wat je verdient. Als dat verdienen zonder veel inspanningen gaat, dan is zelfs een opbrengst van zelfs maar de helft van wat je verdient nog steeds een zeer aanzienlijk bedrag. Een manager die vier miljoen euro verdient per jaar zal het misschien vreselijk vinden dat hij daarvan ‘maar’ twee miljoen overhoudt, maar twee miljoen per jaar is een afschuwelijk hoog bedrag, zelfs als je dat niet elk jaar van je carrière krijgt.

    Toch is er iets dat wringt. Het heeft te maken met de ongelijkheid binnen een maatschappij. Door de hele geschiedenis heen hebben wij gezien dat economische en maatschappelijke diversiteit voor velen een aansporing is om zich op te werken, maar dat extreme materiële ongelijkheid onder de mensen aanleiding geeft tot sociale onrust. Het wordt algemeen als onrechtvaardig beschouwd dat sommigen zich zo kunnen verrijken dat de afstand tussen hen en hun medeburgers al te groot wordt. De adel in het feodale stelsel, de hogere burgerij in de steden, de kerken en de kloosters, de industriebaronnen, de gerechtelijke macht en de advocatuur, de hoogste magistraten en ambtenaren, de hoogste politieke mandaten en vooral, in de moderne tijd, de aandeelhouders: de gewone mensen hebben bezwaren tegen de concentratie van de rijkdom bij mensen die er naar hun aanvoelen veel minder moeten voor doen dan zij zelf. De laagste lonen worden uitbetaald voor arbeid die als het meest belastend en mensonwaardig wordt beschouwd, terwijl de rijken slapend of al spelend nog rijker worden, zo voelt men het aan. Dat is niet eerlijk. Het vermoeden rijst dat wij rijk is, niet volgens de regels speelt. Eerlijk duurt het langst, vooral eerlijk rijk worden. Rijkdom is diefstal. Rijk wordt men op de rug van de armen en de minder begaafden.

    Of het eerlijk is of niet, het lijkt niet wenselijk om de ongelijkheid al te hoog te laten oplopen, al was het maar om sociale onrust te vermijden. Maar hoe moet dat in zijn werk gaan? We moeten er zeker op letten dat we het persoonlijk initiatief niet fnuiken, want daar ligt zeker een belangrijke motor voor alle bedrijvigheid. Veel verdienen door hard te werken en vindingrijk te zijn, daar heeft niemand een probleem mee. Waar we het moeilijk mee hebben, dat zijn de excessen. Niemand is zo goed dat hij of zij daarvoor per jaar vier miljoen euro verdient.

    Wanneer een voormalig eerste minister miljoenen verdient als lid van allerlei beheerraden, dan ervaren wij dat zonder meer als een schandelijke zaak. Niemand heeft miljoenen euro nodig, dat is geen luxe meer, dat is overvloed. Wie zoveel geld heeft, beschouwen wij niet meer als een van de onzen, dat is een wereldvreemde, een gehate en verachte dief en bedrieger, noch min noch meer. Wij hebben respect voor mensen die het goed doen en het ver brengen, maar niet voor de superrijken.




    Dat is meteen ook mijn besluit: de staat moet ervoor zorgen dat er geen sociale onrust ontstaat; dergelijke onrust is onvermijdelijk wanneer sommigen teveel rijkdom vergaren; derhalve moet de staat verhinderen dat iemand echt onbehoorlijk rijk wordt.

    Dat kan op allerlei manieren, bijvoorbeeld door de hoogste belastingsschaal te verhogen tot honderd procent; al wat men verdient, op welke wijze dan ook, boven een bepaald bedrag, dat best hoog mag zijn, gaat dan naar de gemeenschap. Het kan ook door een belasting op grote fortuinen, gebaseerd op een kadaster van het bezit.

    In de eerste plaats echter moet de staat ermee ophouden om de eigen ambtenaren onredelijke salarissen en vergoedingen uit te betalen. De beheerders van het Belgische spoorwegnet zijn stuk voor stuk politiek benoemd, dat wil zeggen dat het partijleden zijn die uitgekozen worden om die vetbetaalde postjes te bekleden. Ik ben er zeker van dat een groot gedeelte van dat geld tersluiks terugstroomt naar de (zwarte) partijkas. Dat is oneerlijk, dat is bedrog, dat mogen wij niet dulden.

    Ik pleit dus niet voor een grootschalige herverdeling van het persoonlijk bezit, maar voor een systeem waarbij buitensporige inkomsten van welke aard worden afgetopt op een niveau dat de meerderheid van de burgers billijk acht, maar dat gerust heel wat hoger mag zijn dan het gemiddelde inkomen, dat ik nogal optimistisch ergens rond de twintigduizend euro situeer.

    Als ik daar zelf met de natte vinger een rond cijfer moet op plakken, dan zou ik denken aan een netto jaarinkomen van bijvoorbeeld honderdduizend euro, vijf keer het gemiddelde, dat is toch niet mis? Dat is 275 euro per dag, elke dag van het jaar, meer dan 8.000 euro per maand netto. Wie meer wil verdienen, die mag voor mijn part gerust verhuizen naar landen waar dergelijke grenzen niet gelegd worden, we zullen hen niet missen.

    Ik heb dan ook niet de minste sympathie voor Belgische sportvedetten die zich om fiscale redenen pro forma in Monaco gaan vestigen. Men moest hen verbieden om nog in ons land actief te zijn. In plaats van aanmoedigingen zou men hen langs de weg moeten uitschelden voor wat ze zijn: volksvreemde bedriegers.

     

     

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mentaliteitswijziging

    In deze tijden van sociale onrust past het dat wij nadenken over de manier waarop wij onze samenleving vorm geven.

    Enerzijds moeten we ons afvragen welke politieke filosofie de mensen het meest aanzet tot arbeid. Dat is in mijn ogen wellicht veeleer de liberale denkwijze, omdat ze gebruik maakt van de natuurlijke aandrift van de mens om in zijn eigen belang te werken. Het is pas in tweede instantie, door na te denken en ervaring, dat de mens gaat inzien dat zijn eigenbelang het best gediend is door samenwerking. Het socialisme of communisme, dat uitgaat van de gedachte dat de mens zich in de eerste plaats moet inzetten voor het gemeenschappelijke goed, gaat voorbij aan deze primaire aandrift van elk levend wezen en is daarom gedoemd om uiteindelijk te mislukken.

    Er is echter een tweede vraag, namelijk of de liberale ideologie ook daadwerkelijk leidt tot een betere wereld. Wanneer iedereen zich ongeremd inzet voor zichzelf, viert eigenbelang hoogtij en is de kans groot dat rijkdom zich dan concentreert bij de meest begaafden en bij weinig scrupuleuze lieden. Eigenbelang is dan wel een goede motivatie, maar het is geen principe waarop men een maatschappij kan bouwen. Het is niet omdat sommigen het goed hebben, dat iedereen het goed heeft.

    Er moet dus een instantie zijn die zich met de belangen van het bonum commune, het gemenebest, the Commonwealth bezighoudt. De staat zal middelen afnemen van zijn burgers om gemeenschappelijke projecten te realiseren, bijvoorbeeld rioleringen, wegen enzovoort. De vraag is of het niet beter is om ook dat over te laten aan het privé-initiatief. Op die manier zou het eigenbelang kunnen ingezet worden ten bate van de gemeenschap. In Amerika zijn de grote transcontinentale spoorlijnen op die manier aangelegd, het is dus wel degelijk mogelijk. Dergelijke projecten worden dan betaald door de gebruikers, zoals de péage in Frankrijk. Over het algemeen neemt men echter aan dat het beter is om publieke projecten door de staat te laten organiseren en via de algemene en bijzondere belastingen te laten betalen.





    Dat leidt tot een steeds grotere staatsinmenging, wat niet noodzakelijk meer efficiëntie meebrengt. Staatsambtenaren worden in de uitvoering van hun taken niet gemotiveerd door hun eigenbelang, aangezien ze geen persoonlijk voordeel hebben bij wat ze doen. Of ze gemotiveerd zijn door het algemeen belang valt nog te bezien, want velen van hen voelen ongetwijfeld aan dat ze ook daar slechts een heel geringe persoonlijke betrokkenheid: een staatsambt is voor de meeste mensen ‘slechts’ een job als een andere.

    Er is ook geen enkele reden om te denken dat het staatsapparaat beter geschikt zou zijn om de eigen wetten en besluiten uit te voeren dan privé bedrijven. Expertise verwerven op alle gebieden vereist een enorm aantal dure ambtenaren. Vandaag is dat zeker het geval in onze moderne democratieën, zonder een opmerkelijk hoger niveau van efficiëntie of een duidelijke daling van de kosten, in tegendeel. Het parlement en de kabinetten zijn zo druk bezig met het haastig opstellen en stemmen van allerlei wetten, dat er geen tijd is om degelijk werk te verrichten en aan langetermijnplanning te doen. Zo creëert men een ondoorzichtige, chaotische wettelijke, juridische en administratieve situatie waarin niemand nog de weg vindt. Het gevolg is massale ontduiking, zodat de maatregelen altijd te laat komen of ten onrechte gebruikt worden door mensen voor wie ze niet bedoeld zijn. Dat noopt de overheid dan weer tot strengere controle en het voortdurend aanpassen of zelfs intrekken van besluiten die nog maar net genomen zijn. Typisch zijn de toelagen die moeten afgeschaft worden wegens het grote succes; dat is een aanfluiting van goed beheer.

    Iedereen verlangt naar een meer doorzichtig en efficiënt beheer van de maatschappij, maar het wordt alleen maar ingewikkelder. Politici beloven radicale veranderingen op basis van populistische oplossingen, dat wil zeggen dat men een bepaalde beperkte bevolkingsgroep aanwijst als de schuldige voor al wat verkeerd gaat. Dat kunnen de vreemdelingen zijn, of de werkelozen, of het grootkapitaal, of de werkgevers, of mensen die een uitkering krijgen, of de gepensioneerden, of de inwoners van een andere deelstaat, maar natuurlijk nooit de meerderheid van de eigen bevolking.

    Toch is het steeds die meerderheid van de werkende bevolking die noodzakelijkerwijze moet opdraaien voor de belastingen die nodig zijn om het logge en steeds uitbreidende staatsapparaat draaiend te houden. Zij verwerven naspeurbare inkomsten door hun arbeid en het zijn de inhoudingen op die inkomsten die het grootste deel van de belastingen opleveren, omdat daarop nauwelijks kan gefraudeerd worden. Arbeiders en bedienden zijn de melkkoe van de staat.

    De populistische oplossingen zijn altijd leugenachtig omdat de waarheid veel complexer is dan het verhaal dat ze ons willen doen geloven. Ik ben een grote voorstander van de Vlaamse onafhankelijkheid binnen Europa of van een verregaande federalisering van België met de facto onafhankelijke deelstaten. Ik meen dat men de rol van de staat moet terugschroeven en het privé initiatief meer moet laten spelen. Ik ben ervan overtuigd dat de staatsuitgaven moeten gereduceerd worden en dat de belastingen omlaag moeten. Ik ben een tegenstander van grootschalige bouwprojecten en ik meen dat we het aantal auto’s op onze wegen drastisch moeten reduceren. Ik ben voor basisvoorzieningen in het openbaar vervoer, uitgevoerd door privé ondernemingen. Maar ik geloof niet dat dit stuk voor stuk de oplossingen zijn voor al onze problemen.

    Het probleem is eigenlijk niet hoe de staat of de maatschappij moet georganiseerd worden. De vraag is hoe we de mensen zo ver kunnen krijgen dat ze zich spontaan en welgemoed inzetten voor het eigen belang en dus ook dat van anderen. Het gaat veel meer om een mentaliteitswijziging dan om structurele maatregelen.

    Een voorbeeld. We zien op tv alle dagen programma’s over politiemensen in de uitvoering van hun taken. Dat is vooral preventie en het betrappen van misdadigers en hun arrestatie. Hoe meer wetten we maken, hoe meer er kunnen overtreden worden. Hoe nauwkeuriger en gedetailleerder de wetten, hoe moeilijker voor de gewone burger om ze te kennen en hoe minder de neiging om ze na te leven. Hoe meer overtredingen, hoe meer politie. Hoe meer politie, hoe meer pakkans. Waar gaat dat naartoe? In Amerika belandt een uitzonderlijk hoog percentage van de (armste) bevolking in de gevangenis. De uitgaven voor justitie en politie zijn enorm, en toch neemt de criminaliteit hand over hand toe. De oorlog tegen de criminaliteit en de drugs breidt steeds uit, maar zonder enig positief effect op de criminaliteit en het druggebruik.

    Wetten zijn noodzakelijk in een samenleving, maar als er geen bereidheid is om de wetten na te leven zonder dat men ertoe gedwongen wordt door bestraffing van overtredingen, dan loopt het fout. De wetten moeten een weerspiegeling zijn van de volkswil. Als dat het geval is, dan zal de bevolking haar eigen wetten zonder meer navolgen, op uitzonderingen na. Als de wetten niet gedragen worden door een groot deel van de bevolking, dan zal zij zich daaraan proberen te onttrekken.

    Een voorbeeld: wij rijden met auto’s die steeds sneller kunnen rijden en die desondanks veel veiliger zijn dan ooit tevoren. De neiging is dus groot om snel te rijden op de prachtige wegen die de staat daartoe heeft aangelegd. Het is duidelijk dat als de maximumsnelheid altijd en overal zou beperkt worden, het aantal verkeersslachtoffers veel lager zou zijn en de rijtijden toch korter. Maar een dergelijke maatregel is niet haalbaar, omdat we nu eenmaal die snelle en veilige auto’s hebben en die uitnodigende verkeerswegen. Meestal kan je veilig en snel rijden, dus doen we dat. Onder die omstandigheden de snelheid beperken tot bijvoorbeeld 75 km per uur is absoluut ondenkbaar: waarom zo traag rijden als het harder kan?





    Maar moet het echt zo?

    We zouden kunnen proberen om een wet te laten stemmen die de 75 km/u oplegt. Dat is immers in het eigen belang van de bevolking, hoe je het ook bekijkt. Maar zo’n wet krijg je er nooit door. Je zou een wet kunnen maken waarbij de topsnelheid van alle auto’s fysiek beperkt wordt tot die 75 km/u, dat is zeer eenvoudig technisch uit te voeren en het maakt snelheidscontrole overbodig. Je zou zelfs de topsnelheid automatisch kunnen laten aanpassen door zenders op het hele grondgebied, ter vervanging van de massa verkeersborden die er nu zijn. Dat is allemaal mogelijk, maar we doen het niet, omdat we het niet willen.

    Het gaat dus niet om de wenselijkheid of de technische mogelijkheidheden, dat is duidelijk, maar om de wil om het te doen. Het komt er dus op aan om de mensen zover te krijgen dat ze het willen. Dat heet een mentaliteitswisseling. Vroeger stookte iedereen allerlei afval op in zijn tuin, nu doet zo goed als niemand dat nog. Vroeger kiepten we allerlei toxisch materiaal zomaar in de goot, nu niet meer. Het is dus best mogelijk om de bevolking op andere gedachten te brengen. Goed dertig jaar geleden zou niemand aanvaard hebben dat we zouden verplicht zijn om het afval te sorteren en te betalen per kilo opgehaald afval. Nu staan we er niet meer bij stil.

    Maar als het om het verkeer gaat, dan is een grote meerderheid van de mensen wel erg hardleers. Men staat nog liever elke dag uren in de file dan met trein, tram of bus te reizen. Een gezin zonder auto(‘s) is een grote uitzondering. Er rijden bijna vijf en een half miljoen auto’s rond in België, dat is toch onvoorstelbaar veel? Denk eens aan wat dat kost, wat dat verbruikt en vervuilt… Maar zonder auto ben je een paria, een zonderling. Onze mobiliteit is heilig, we rijden voortdurend overal heen zonder lang na te denken over de gevolgen en de maar al te reële risico’s, zonder ons af te vragen of het wel nodig of noodzakelijk is. Bij het nemen van onze beslissingen speelt de vraag over de verplaatsing nauwelijks een rol: we gaan naar zee, en dat we daarvoor drie uur in de file moeten staan, dat is dan maar zo. Even naar de bakker, of een brief op de post doen, de kinderen ophalen van school of ontspanning, vul zelf maar aan.

    Het kan anders en vroeg of laat zal het anders moeten, tot dat besef zijn de meeste mensen al gekomen, de prijs van de brandstof staat spectaculair hoog en het ziet er niet uit dat die zal dalen voor de laatste druppel olie op is. Maar tot zolang rijden we als hing ons leven er van af, terwijl dat eigenlijk letterlijk zo is.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    20-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gadgets

    Men zegt dat jongens een technische knobbel hebben. Ik weet zeker dat meisjes die ook hebben: tijdens mijn loopbaan en ook daarna heb ik zelfs meer technisch begaafde vrouwen gekend dan mannen.

    Indien ik zelf niet over een dergelijke knobbel beschik, dan heb ik toch een sterke belangstelling voor al wat techniek is en dat sinds mijn prille jeugd. Ik wou altijd al weten hoe mechaniekjes werken, omdat het me zo verbaasde dat ze werkten: een lamp, de radio, een ouderwetse fonograaf, een wekker, een regulateur, een polshorloge, de telefoon, een radioantenne, een koptelefoon, een micro, een bandopnemer, later tv, videorecorder… Nog later kwam daar ook de computer en de PC bij, de printers en de scanners en faxen, daarna de radiogestuurde klok en dito polshorloge, de microgolfoven, de inductiekookplaat, afstandsbediening, de GSM, cd- en dvd-speler, internet, e-mail, internetbankieren, eBay, Amazon, Skype, de e-reader, digitaal en HD tv kijken, het houdt niet op.




    Zolang alles goed gaat, sta je er niet bij stil: je gebruikt al die dingen waarvoor ze bedoeld zijn zonder veel aandacht te schenken aan het toestel zelf of de diensten die erachter schuilgaan. Het is pas als zo’n ding het laat afweten, dat je beseft hoe afhankelijk je ervan bent.

    De laatste maand is het wel erg geweest hier in huis. Het begon toen we onze modem wouden vervangen door een draadloos exemplaar. Daar kwam ook een nieuwe HD digicorder aan te pas en een nieuw abonnement bij Telenet. Ik zal je niet lastig vallen met de details, maar het is een echte lijdensweg geweest, zowel technisch als administratief. Als je niet oplet, rekenen die onverlaten je allerlei kosten aan die ze kuis verzwegen hadden bij het maken van de afspraken, honderden euro’s! En dan al die kabels… niet te geloven! Het is een wirwar van allerlei draden, die zomaar in de knoop geraken, gewoon door daar te liggen, lijkt het wel. En het stof dat zich daar vergaart, ik schaam me diep, ik dacht dat het proper was in ons huis, tot ik achter de tv-kast keek, sjonge sjonge sjonge!

    Sinds enkele jaren maak ik me rond Nieuwjaar behoorlijk boos over de aanrekening die ik krijg van KBC, gewoon omdat ik een lopende rekening heb bij hen. Ik heb ook een rekening bij Argenta en daar is alles werkelijk helemaal gratis. En dus beslis ik elk jaar dat ik mijn KBC-rekening ga opzeggen. Tot nog toe was het er nooit van gekomen. Ik zag ertegen op om al de administratieve stappen te zetten die daarvoor nodig zijn. Maar toen onlangs bleek dat KBC aan zijn topmanagers royale bonussen uitbetaalde terwijl juist die mensen verantwoordelijk zijn voor de debacle, toen brak me de klomp: nu was het genoeg geweest!

    Lieve lezer, je weet niet waaraan je begint. Vooreerst moet je nagaan welke domiciliëringen je bij die bank hebt, dus welke doorlopende machtigingen je hebt gegeven voor het automatisch betalen van rekeningen, bijvoorbeeld voor water, gas, elektriciteit, internet en kabel-tv, ziekteverzekering enzovoort. Voor elk van die opdrachten moet je een wijzigingsformulier aanvragen, invullen en aan je nieuwe bank bezorgen. Dan moet je uitkijken of ze inderdaad de rekeningen aan je nieuwe bank aanbieden en of ze het niet dubbel doen door ook de oude bankrekening te pluimen. Maar het is niet alleen de debetzijde die je moet nakijken: je krijgt ook allerlei bedragen op je rekening, gelukkig maar: je pensioen, de uitkeringen en terugbetalingen van de ziekteverzekering, teruggaven van de belastingen en een aantal vaste of eenmalige toelagen van instellingen of diensten aan wie je ooit je bankrekeningnummer hebt doorgegeven. Ook die moet je allemaal een voor een aanschrijven, formulieren invullen enzovoort.





    Dagen ben ik er mee bezig geweest en het einde is nog steeds niet in zicht. Ik heb een beetje het gevoel dat ik terug in het arbeidscircuit zit: dit is het soort werk dat ik mijn hele leven heb gedaan. Toen ik op pensioen ging, hoopte ik dat ik ervan af was, of dat het tot een minimum zou beperkt blijven en dat was grosso modo ook zo. Tot ik de onzalige beslissing nam om die verdomde bankrekening op te zeggen!

    Ik merk dat zowel de technische als de administratieve beslommeringen vreselijk op mijn zenuwen werken. Ik loop onrustig rond, zonder altijd goed te beseffen waarom. Als ik een boek vast neem, moet ik moeite doen om bij de les te blijven, mijn gedachten dwalen voortdurend af. De muziek staat zoals steeds de hele dag op, maar ik luister maar met een half oor en erger me snel als ze weer aan het zaniken gaan.

    Ik heb blijkbaar behoefte aan vastheid, aan zaken die goed geregeld zijn en aan toestellen en diensten en mensen die zonder haperingen of morren doen wat ze verondersteld worden te doen, waarvoor ze betaald worden. Als dat niet het geval is, raak ik geïrriteerd en vind ik geen rust voor het weer in orde is. Dat is menselijk, denk ik. Maar ik heb wel een onoverzienbare reeks toestellen en diensten in huis en er is er altijd wel eentje dat het om onverklaarbare redenen niet doet.

    Ik heb een buurman die zich ver houdt van al die toestanden. Geen pc, geen kabel, geen gsm, geen telefoon, geen internet, geen bestendige opdrachten bij de bank. Hij onderhoudt zijn tuin op voorbeeldige wijze met de meest eenvoudige werktuigen, niets elektrisch, alles met de hand. Ik denk dat hij een veel rustiger leven heeft dan ik.

    Gisteren had ik een afspraak bij ons bevriend beeldhouwersechtpaar. Ze hadden een nieuwe hanglamp gekocht, maar kregen ze niet in gang. Ik had al eens een poging gedaan, maar zonder succes. Dan maar op internet gezocht hoe een wisselschakeling eruit kan zien, in het Vlaams een dubbele directie: een lamp die je met twee verschillende schakelaars aan en uit kan zetten. Vervolgens op internet de buienradar bekijken voor een pauze in de regen en dan met mijn nieuwe fiets (een verjaardagsgeschenk van Lut en mezelf) daarheen. Gelukkig vond ik nu wel de oplossing voor de lamp (de stroom bleek op de draad voor de aarding te zitten…).





    Zonder mijn technische knobbel had ik hen niet kunnen helpen. Zonder internet had ik ongetwijfeld een nat pak opgelopen en ook nooit geweten waarom er zoveel kabels uit het plafond kwamen voor een eenvoudige lamp.

    Zonder kabel zou ik interessante programma’s missen en vooral ook goede muziek in uitstekende kwaliteit. Zonder internet geen blogs, geen internetbanking, geen bestellingen van boeken, cd’s, dvd’s en (gratis) e-boeken bij Amazon en anderen, geen e-mail, geen videogesprekken met verre vrienden, geen opzoekingen in Wikipedia en in de verste uithoeken van het web…

    De enige toestellen die ik echt kan missen zijn de telefoon en de gsm, het mobieltje. Ik gebruik die uiterst zelden. Gelukkig hebben we nu een systeem van aanrekening dat zo goed als kosteloos is: we betalen alleen voor de zeer zeldzame gsm-gesprekken die we voeren, geen abonnementskosten; de vaste telefoon is gratis, of althans inbegrepen in het internetabonnement.

    Het is een afweging die je moet maken. Het is inderdaad mogelijk om ook vandaag nog te leven zonder al die gadgets (het woord alleen al!). Maar de moderne media maken het leven ook een stuk gemakkelijker en boeiender. De psychologische druk die ze zonder enige twijfel met zich meebrengen, moet je erbij nemen. Ik heb ervoor gekozen om dat te doen. Ik hoop echter van ganser harte dat de technische complicaties en de administratieve rompslomp nu voor een tijdje achter de rug zijn en dat ik me weer kan concentreren op wat echt belangrijk is: menselijk contact in al zijn vormen, lezen en nadenken, actief muziek beluisteren en genieten van al het boeiende dat de media ons bieden, en ook van de natuur, vanzelfsprekend.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!