mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
26-10-2012
Een links complot?
Toen onlangs het overlijden gemeld werd van de marxistische
historicus Eric Hobsbawm, vond de Vlaamse VRT het nodig om dat te vermelden in
het ochtendprogramma Espresso van Klara, de klassieke muziekzender. De journalist
van dienst greep de gelegenheid maar al te graag aan om de verdiensten van
Hobsbawm te prijzen, maar tevens om aan de hand van diens bizarre ideologie
onverholen kritiek te spuien op de recente (democratische!) verkiezingsoverwinning
van de N-VA. Vlaanderen zou, volgens het recept dat Hobsbawm herhaaldelijk
verdedigde in zijn publicaties, zijn eigen verleden, taal, territorium en tradities
uitgevonden hebben. Dat zou dan vooral gebeurd zijn door de rechtse
conservatieve burgers als een substraat voor hun egoïstische kapitalistische doelstellingen
van persoonlijke verrijking en onderdrukking van het proletariaat. Met
stijgende verontwaardiging aanhoorde ik die onzinnige vertekening van eeuwen
strijd voor een humane en democratische ontvoogding van het Vlaamse volk. Ik
schreef daarover meteen de makers van het programma aan, in dezer voege:
Ik ben geschokt door
het verhaal dat ik daarnet hoorde over de marxistische interpretatie van het
Vlaams verhaal van de N-VA. Ik ben geen partijlid, begrijp me goed. Maar ik
vind het grof dat men Hobsbawm flagrant misbruikt om uit te leggen dat men
Vlamingen en Vlaanderen creëert, en die men identificeert als rechtse
ondernemers. Als er alleen dat was, zou de meerderheid van de Vlamingen niet
stemmen zoals ze doet. Vlaanderen is een historische realiteit, we hoeven niets
te verzinnen, geen taal, geen cultuur, geen verleden, geen grondgebied, geen
economische realiteit. Gelieve uw reporter, die zelf blijkbaar een beetje
verveeld zat met zijn verhaal, (en die door Vlaanderen betaald wordt), aan te
raden even iets te lezen over de Vlaamse geschiedenis voor hij nogmaals
dergelijke baarlijke nonsens uitkraamt, op onze Vlaamse radio, nota bene, waar
we zo hard hebben moeten voor vechten!
en kreeg tot mijn enigszins verbaasd genoegen snel een
antwoord, dat nota bene mijn bezwaren bijtrad. Daarvoor heb ik de betrokkene bedankt en ik was weer
even en enigszins verzoend met Espresso en met de VRT.
Deze morgen was het weer prijs. Dezelfde journalist, ik
vermoed Werner Trio, kwam op dramatische wijze aankondigen dat de Katholieke
Universiteit Leuven, of zoals hij het zei de Ka U El (een afkorting die al in
de tijd van Piet De Somer in onbruik werd gesteld, net zoals de kul), een
eredoctoraat verleent aan Christine Lagarde. Daarop volgde een scherpe linkse
analyse van het IMF, waarvan zij het hoofd is, en van haar optreden in verband
met de crisis, en van haar loon en het feit dat zij daarop als diplomate geen
belastingen betaalt in Frankrijk enzovoort.
Kijk eens, iedereen mag zijn eigen opinie kwijt, daarvan
profiteer ik ook, tenslotte, maar er is nog een verschil tussen de VRT, een
officiële instelling die geacht wordt het algemeen belang te dienen en dus enige
objectiviteit zou moeten betrachten, vooral in de algemene programmas, en mijn
privé website. Dat men in duidingprogrammas voor en tegen van allerlei
stellingen aan bod laat komen, vind ik uitstekend. Maar tussen de ochtendmuziek
en het nieuws door elke dag een dosis marxistische indoctrinatie, dat gaat me
te ver. Ik heb meteen Espresso en de VRT de mond gesnoerd en de Concertzender
Klassieke Muziek laten weerklinken in de huiskamer. Ik programmeer meteen mijn
internettuner zo dat ik s morgens niet meer meteen de VRT krijg, maar die
klassieke muziek.
Ik neem dus afscheid van het nieuws op acht uur, om half negen,
om negen, tien elf enzovoort, van het persoverzicht, van de smakeloze,
ergerlijke jingles en de opdringerige reclamespotjes voor eigen programmas,
voor dure culturele evenementen en voor bedrieglijke banken. Teveel is trop en trop is teveel. Ik heb de jarenlange beschuldigingen en
verdachtmakingen over een linkse of rode infiltratie van de media en van de VRT
in het bijzonder steeds weggelachen en gewuifd als verzinsels en idiote
complottheorieën. Vandaag stel ik zelf objectief en bij herhaling vast dat er
wel degelijk aanduidingen in die richting zijn. De linkse ideologie vertegenwoordigt
in Vlaanderen minder dan vijf procent van de bevolking. Ze bestaat nog altijd uit
een kleine kern van intellectuele en artistieke salonsocialisten en communisten,
die met de dag nog volksvreemder en meer elitair worden en blijkbaar geen
lessen trekken uit de geschiedenis. Ik wens me daarvan uitdrukkelijk te distantiëren,
en honni soit qui mal y pense.
Ik zal niet nalaten Espresso daarvan op de hoogte te brengen. Ze kunnen dan zelf beslissen of het verlies van een luisteraar na 66 jaar intense dagelijkse radiotrouw voor hen ook maar iets betekent.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
25-10-2012
seks
Onophoudelijk bereiken ons berichten in de media die te
maken hebben met de menselijke seksualiteit. Misbruik is daarbij het grote
woord: scoutsleiders in de Verenigde Staten, een kinderarts in Vlaanderen, een
hoogaangeschreven psychiater, een Britse tv-ster, Ronald Janssen die zijn
veroordeling voor verkrachting aanvecht, het zijn maar enkele voorbeelden.
Telkens is de verontwaardiging groot en algemeen en eist men strenge straffen
voor de daders en vooral ook dit: maatregelen die moeten verhinderen dat het
nog gebeurt.
Het is vooral bij dat laatste dat ik me vragen stel. Kunnen
we ook maar iets doen om seksueel misbruik in te perken, laat staan het
volledig te verhinderen? En hoe zou dat in zijn werk moeten gaan? Seksualiteit:
we kunnen er niet eens over praten op een open en volwassen manier! We weten er
zo goed als niets over en wat we weten is meestal totaal onjuist. Seksualiteit
heeft met onze diepste emoties te maken en dat is ook de reden waarom het
onderwerp zo onbespreekbaar is op een redelijke manier en in het openbaar. Over
seksualiteit wordt geen publiek debat gevoerd. Men praat niet over de
porno-industrie, over sekssites op het internet, over prostitutie, over
vreemdgaan en dating sites en ook niet over onze alledaagse (nou ja ) seksuele
gewoonten. Op tv bevat het vrije aanbod nu ook een erotiek-kanaal, waar twee
schaars geklede jonge vrouwen allerlei speeltjes en seksuele hulpmiddelen
aanprijzen. Tegen betaling kan je kijken naar porno in alle gradaties van
verregaandheid, maar niemand die daarover een woord zegt, ook niet hoeveel
mensen op die kanalen geabonneerd zijn. Niemand heeft erom gevraagd, niemand
heeft zich kunnen uitspreken over het opnemen van die kanalen in het aanbod. Plots
zijn ze er. Toen ik klant werd bij Telenet merkte ik al zappend dat de
erotische kanalen gratis konden bekeken worden gedurende drie maanden; zo lokt
men klanten. Maar alles gebeurt kwansuis, zonder dat erover gepraat wordt. Er
zijn vooraf geen studies geweest naar de invloed van dergelijke uitzendingen.
Er worden geen evaluaties gemaakt over de wenselijkheid ervan.
Seksualiteit is alomtegenwoordig in de media en ook in de
realiteit, maar blijft onbespreekbaar. Alles kan, er is geen reglementering en
als die er is wordt ze handig omzeild. Wij blijken dus alles, maar dan ook
werkelijk alles te aanvaarden en alles te gedogen en alles te verzwijgen, tot
er ergens iemand zegt: ik ben misbruikt. Dan is het huis plots te klein en
staan we klaar om witte marsen te houden, verdachten aan te wijzen en processen
te beginnen die doodlopen in eindeloze procedureslagen en discussies over veel
te late en afgedwongen erkenning van slachtoffers en geldelijke vergoedingen.
Er is wellicht geen ander aspect van onze menselijkheid
waarmee we zo irrationeel omgaan. Er zijn geen algemene normen en de normen die
sommigen voorhouden, worden weggelachen, met voeten getreden, genegeerd en elke
dag massaal overtreden. Hypocrisie is troef. Iedereen weet wat er gebeurt, maar
niemand spreekt erover en vooral: niemand doet er iets aan. Niemand laat zich immers
de les spellen als het over seks gaat, het is een recht dat wij ons toe-eigenen,
ook als we daarmee de rechten en de integriteit van anderen schenden, om nog te
zwijgen van onze eigen morele integriteit.
Ik weet niet hoe het komt dat het zo is. Ik weet wel dat
mijn eigen seksualiteit grondig, maar dan ook uiterst grondig en voorgoed verknoeid
is van in mijn prilste jeugd, door misbruik, gedogen, desinformatie, schrikbewind,
banvloeken en de totale afwezigheid van seksuele opvoeding. Ik ben ook als
ouder tekortgeschoten, ik heb met mijn kinderen nooit ernstig over seks gepraat;
ik prijs me althans daarvoor gelukkig dat ik niet als een boeman tekeer ben
gegaan over hun jeugdige seksualiteit. Ik weet niet of zij gekweld worden door
de duivels die ik niet uit mijn eigen beleven en denken kan bannen, want ook nu
nog praten we niet over seksualiteit, zij niet over die van mij en ik niet over
die van hen. Ik weet dus niet of de opvoeding zon belangrijke rol speelt als
ik ervaren heb, of er een gunstige evolutie is. Ik weet evenmin of er een
maatschappelijke evolutie is en welke richting die uitgaat. Wat ik ervan merk in
de media doet mij af en toe de haren ten berge rijzen: er zijn inderdaad geen
grenzen meer. Seksualiteit is een commercie, een mega-industrie.
Alles kan. Punt. Niemand die zegt: wacht eens even! Niemand
die durft te spreken over waarden, grenzen, zingeving Het is dezelfde houding
die we vaststellen in verband met drugs, alcohol, en alle vormen van luxe.
Niemand stelt zich vragen bij de verkoop van voetballers voor astronomische
bedragen, bij de slavenhandel in de oliestaatjes van het Midden-Oosten, bij de militaire
en religieuze dictaturen, bij de mateloze verschillen in rijkdom tussen
personen, groepen, landen, continenten, bij de aberrante evoluties in de
gezondheidszorg, de zorg voor ouderen Ik kan nog even doorgaan en lieve lezer,
jij ook. Wij maken ons af en toe zorgen, maar wij kunnen er geen weg mee, er is
niemand die erom geeft.
Ik denk dat er wel degelijk een probleem is met onze
waarden, dat er wel degelijk grenzen zijn. Maar wat baat het dat ik er hier een
aantal bladzijden aan wijd? Niemand zit erop te wachten, ik ben als een
roepende in de woestijn.
Sorry, geen plaatjes vandaag.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
15-10-2012
Is er dan een probleem?
Is er dan een probleem?
Dat was wat er te lezen stond op de verbijsterde gezichten
van de partijvoorzitters van de traditionele partijen in Vlaanderen tijdens hun
televisiedebat. De grote verliezer is het VB, maar dat zat er aan te komen. De
anderen, links, rechts en centrum, vonden merkwaardig genoeg dat ze het nog
redelijk goed gedaan hadden. In vergelijking met de onheilspellende
verwachtingen, dan. Ook dat noemen ze een overwinning: niet zoveel verliezen
als men gevreesd had. Nou, laat ze dan nog maar vaak dergelijke overwinningen
behalen.
Als N-VA plots gemiddeld twintig procent van de stemmen
haalt, meteen de hoogste score van alle partijen, terwijl ze zes jaar geleden vrijwel
geen enkele zetel had, dan moeten die stemmen toch ergens anders vandaan komen.
Als N-VA zo massaal gewonnen heeft, dan hebben de anderen massaal verloren.
Maar neen, Karel, je vergist je: de overwinning van N-VA is een illusie, een
voorbijgaand verschijnsel, zoals de fantastische score van het VB zes jaar
geleden in t Stad. Voor mijn Nederlandse vrienden: t stad is Vlaams voor het
stadscentrum, zoals in: k moet nog efkes naar t stad. Als we het met een
hoofdletter schrijven, bedoelen de Antwerpenaars daarmee: Antwerpen. Zij volgen
daarmee de Romeinen, die Rome Urbs
noemden, de Stad. Is er een andere?
Het ongeloof op het gezicht van Bart De Wever sprak
boekdelen. Voor hem stond een meute geslagen honden. Maar hadden ze het door?
Niet één van hen. Ze vonden dat ze niet verloren hadden, maar goed stand
gehouden. En aangezien ze niet verloren hadden, moesten ze ook niet op zoek
naar de oorzaak daarvan. Er was dus niets aan de hand, er is niets aan de hand.
Ze regeren rustig verder, in de Vlaamse regering en in de federale. Ze hebben
helemaal niet het gevoel afgestraft te zijn voor wat ze daar doen of vooral:
wat ze daar niet doen, namelijk een einde maken aan de ondraaglijke toestand
waarin Vlaanderen zich bevindt in dit onzalig apenland dat men België noemt.
De enige die inziet hoe ernstig, ja dramatisch de toestand
is, blijkt verbazingwekkend genoeg de overwinnaar te zijn: de N-VA is de enige
die zich ervan bewust is dat er wel degelijk een Belgisch probleem is. De
anderen hebben immers een akkoordje gesloten met de Franstaligen in dit land om
enkele bevoegdheden over te dragen. Alsof dat een oplossing zou zijn.
Vooreerst zijn dat geen echte bevoegdheden, maar stukken en brokken van
bevoegdheden, waarvan de eindverantwoordelijkheid nog altijd nationaal blijft.
Bovendien krijgen we wel die gedeeltelijke bevoegdheden, maar het geld dat
erbij hoort, krijgen we niet mee, we moeten nu plots zelf bekostigen wat
vroeger nationaal werd betaald, terwijl de federale staat met minder
bevoegdheden toch evenveel geld krijgt.
We zijn dus nog heel ver verwijderd van Vlaamse autonomie. En
zolang die er niet is, betalen wij met Vlaams geld voor de nationale staat,
waarvan een onrechtmatig groot deel van de middelen naar Franstalig België
gaat. Zolang wij niet zelfstandig zijn, zijn er Franstaligen die het voor het
zeggen hebben over België, inclusief Vlaanderen. En zoals ik hier al herhaaldelijk
benadrukte: dat is een democratisch deficit, of zelfs een democratisch
failliet, want wij kunnen ons daarover niet eens uitspreken! Wij kunnen niet
stemmen tegen (of voor ) de Franstalige coryfeeën, die worden uitsluitend door
Franstaligen verkozen.
Zolang wij niet onafhankelijk zijn, binnen België als het
moet, binnen Europa als het kan, of in een federatie met andere staten of
deelstaten, waar wel onze taal gesproken wordt, of een taal die nauwer aan de
onze verwant is, is het een minderheid van Franstaligen die zich gedraagt als
een meerderheid en die de pariteit in de grondwet heeft ingeschreven, met
grendels zo groot als een huis en speciale meerderheden die vereist zijn om ook
maar een komma te veranderen aan die grondwet, terwijl de belangrijkste
artikelen van de grondwet, zoals nummer 1 en nummer 35, onuitgevoerd blijven.
Vooral de zogenaamd christelijke partij en de socialisten roerden
zich het hevigst en waren het meest blind voor de desastreuze situatie van
Vlaanderen binnen België. Het waren ook die partijen die het voortouw namen om
de huidige federale regering aan de macht te helpen, zonder dat daarvoor een
parlementaire meerderheid bestaat op federaal niveau. België wordt niet alleen
geregeerd door een regering met een meerderheid aan Franstalige ministers en
een Nederlands onkundige clown als premier, maar de regeringspartijen hebben
ook geen meerderheid in de Vlaamse volksvertegenwoordiging.
Maar nee, volgens hen is er niets aan de hand. Er is zelfs
nooit iets aan de hand geweest. De Vlamingen zijn nu eenmaal een minderwaardig volkje,
dat niet eens een beschaafde taal spreekt en dat zich maar het best schikt naar
het hoger belang: de Heilige Kerk, de unitaire Staat, de Internationale
Arbeiderssolidariteit. De leiders daarvan zullen wel beslissen wat goed is voor
Vlaanderen, in het Frans, of het Engels, maar toch niet in het Vlaams zeker!
Dat is goed voor de lagere school, waar men toch maar het plaatselijk dialect
spreekt. De humaniora, dat is voor de slimste en de rijkste leerlingen en dat
is in het Frans, net zoals de universiteit. Vandaag is dat anders, maar aan de
universiteit bekijkt men het Nederlands nog altijd met lede ogen en spreekt men
graag een mondje Engels dat men heeft opgepikt van slechte soaps en dure
internationale congressen.
Bart De Wever was de enige staatsman rond de tafel. Hij
domineerde het gesprek als de intellectuele zwaargewicht die hij is. De andere
leken wel schooljochies, die niet eens begrepen waarover het ging en praatten
zonder enige kennis van de geschiedenis, de economie, de sociologie, de
politiek (groter dan die van de dorpen en de postjes), laat staan literatuur, kunst,
filosofie Wie de problemen niet eens opmerkt, zal ze nooit kunnen oplossen,
maar ze alleen nog erger maken. Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd om blindweg
steeds weer dezelfde historische fouten te maken. Vooral de voorzitters van de
socialistische partij en van de christelijke partij gingen af als een gieter,
maar waren zich daarvan op geen enkel ogenblik bewust. Zelfs de voorzitter van
het VB werd er wanhopig bij en riep De Wever pathetisch toe: Onderhandelen over
de toekomst van het land met deze partijen?!? Voor één keer had hij gelijk.
Dat is de tragedie van de Vlaamse politiek: blijkbaar trekt
die traditioneel een soort mensen aan dat in andere omstandigheden niet eens in
aanmerking zou komen voor het middenkader in een klein of middengroot bedrijf,
laat staan een opdracht aan zelfs een bescheiden hogeschool of universiteit. In
het beste geval zijn het omhooggevallen cafébazen en platte stemmentrekkers, in
het slechte geval laag bij de grondse opportunisten, postjesjagers zonder enige
scrupule of morele integriteit.
Bah!
Categorie:samenleving Tags:politiek
13-10-2012
Morgen gaan we stemmen!
Morgen gaan we stemmen, voor de gemeenteraden, de
schepencolleges, de burgemeester en ook nog voor de provincieraadsleden en de
bestendige deputaties. We hebben de laatste tijd allerlei dure en weinig
milieuvriendelijke brochures en folders in de bus gekregen af en toe zelfs een
geadresseerde envelop. Maar stel je eens de vraag: hoe vaak heb je een van deze
mensen gehoord of gezien in de voorbije zes jaar? Waar waren zij al die tijd?
Als ik kijk wie er hier zoal kandidaat is, dan krimpt mijn
hart ineen. Een 18-jarige jongeman vraagt mijn steun: hij vindt dat men te weinig
luistert naar de jongeren. Ik ben een oude man, ik woon in Werchter; ik luister
ongeveer elk weekeind naar de jongeren als ze weer luidruchtig fuiven in een
tent tot de vroege morgen; en de eerste dagen van juli luister ik naar hen als
ze op de wei hun oren laten kapot maken; ik luister naar hen als ze op hun
irritante brommertjes voorbij scheuren in het midden van de nacht, of met hun opgefokte
en omgebouwde wagentjes vol boenkeboenke muziek de buurt wakker schudden. Ik
luister, maar ik hoor niets dat ik ook wil onthouden.
Een jonge vrouw werkt in een ziekenhuis aan de infobalie, ze
wijst er de mensen de weg naar hun afspraak met de dokter. Dat contact met de
mensen maakt haar geschikt, zo stelt ze, om haar werk als schepen voort te
zetten. Akkoord dat haar werkervaring haar sociale vaardigheden heeft
bijgebracht, of dat hoop ik althans, ik heb ook wel al eens baliepersoneel
meegemaakt dat ik nog het liefst naar een onbewoond eiland zou transporteren.
Maar of ze ook bekwaam is als schepen? Ik heb er geen idee van, en ik word ook
niet wijzer van haar folder.
Rood en groen gaan hier al jaren samen, in de oppositie.
Samen betekenen ze nauwelijks iets, afzonderlijk Het lijkt wel een
verkeerslicht. Rood, dan weet je wat je te doen staat. Groen ook. Maar rood en
groen tegelijk? Dat is zoals oranje. Stop je, geef je gas? Als je doorrijdt,
word je misschien geflitst; als je stopt, knalt die bumperklever achter jou in
je gat.
Ik heb niet de indruk dat mijn gemeente bijzonder goed
bestuurd is, zoals mijn burgemeester me schrijft, via een persoonlijk
geadresseerde maar niet gefrankeerde brief in de bus, een kleurenkopie van een
handgeschreven brief vol gemeenplaatsen. Aan het einde van de brief wordt hij
even persoonlijk: hij heeft een broer verloren en ook zijn echtgenote. Maar dat
heeft hem nog sterker gemaakt, zegt hij. Ik wens het hem toe, maar ik had
liever gehad dat hij over die aspecten van zijn privé leven had gezwegen, dit
heeft veel weg van medelijden opwekken. Het is niet daarom dat we op iemand
stemmen.
Onvermijdelijk stelt zich bij dergelijke verkiezingen de
vraag naar de zin van onze vorm van democratie. Wij verkiezen
vertegenwoordigers om in onze plaats beslissingen te nemen over het algemeen
belang, in dit geval de gemeente en de provincie. Zij beschikken over
aanzienlijke middelen, afkomstig uit de belastingen, die zij aanwenden om onze
leefomstandigheden te verbeteren. Hebben zij dat goed gedaan? Niet bepaald,
vind ik. Als ik nakijk hoe vaak ik gebruik maak van de publieke diensten die
zij aanbieden, en naar mijn tevredenheid daarover, dan valt dat nogal tegen. Ik
vind dat ze mijn belastingsgeld niet erg goed besteed hebben. Ik zal dus niet
voor hen stemmen.
Maar voor wie dan wel?
De traditionele partijen putten zich uit in het beklemtonen
van het lokale karakter van deze verkiezingen. Dat deed ook Karel De Gucht
gisteren in een verkiezingsshow (het moet wel een show zijn, nietwaar?), tot
hij plots heel kwaad werd bij de suggestie dat zijn liberale partij zou
samengaan met de N-VA: wat?!? De N-VA? Waarop een tirade volgde over de voorbije
regeringsonderhandelingen. Maar het zijn wel lokale verkiezingen, hé?
Kijk, ik denk dat het niet veel uitmaakt wie er in een
gemeente of een provincie aan de macht is; het resultaat zal nogal eender
zijn. In Leuven is het al jaren een socialist, in Mechelen een liberaal, in
Gent een socialist, in Mortsel zelfs een dappere groene dame. Zien we enig
verschil? Ik niet.
En dus ga ik stemmen zoals ik zou doen als het federale
verkiezingen waren, dat wil zeggen verkiezingen voor de Vlaamse vertegenwoordigers
in het nationale en voor die van het Vlaamse parlement. Want hoe het in onze
gemeente gaat, hangt veel meer af van hoe het in België en in Vlaanderen gaat
dan van de enkele beroepspolitici en de vele amateurs die de gemeenten en
provincies besturen. Hoeveel geld de gemeenten hebben om uit te geven wordt
niet door de gemeenten bepaald, maar door België.
Er gaat meer Vlaams geld naar Brussel en Wallonië dan mij
lief is. Ik wil dat daar een einde aan komt. Ik wil dat Vlaanderen autonoom
wordt en zelf beslist wat het met de eigen zuur verdiende middelen doet,
inclusief de eventuele transfers naar andere gebieden waarmee we een samenwerkingscontract
afsluiten. Ik wens niet dat Brussel daarover beslist, of Wallonië.
Ik zal dus van deze gelegenheid gebruik maken om duidelijk
te maken dat ik er nu wel echt genoeg van heb, van de traditionele partijen die
Vlaanderen al zo vaak verkocht en verraden hebben, God weet waarom of voor wat.
De liberalen, sossen, de groenen en de tsjeven, ze kunnen allemaal de pot op:
geen Vlaams, geen centen. Als ze het nu nog niet door hebben, dan weet ik het
niet meer. Dan kan alleen nog een democratische revolte helpen. Helaas delen de
zwaksten bij revolten vaak in de klappen. Dat moeten we vermijden zolang we
kunnen.
Ik heb ook genoeg van de arrogantie van de egoïstische Franstaligen
die België willen behouden om zich te blijven laven aan de platte borsten van
die afgeleefde deerne, of stiekem de vruchten komen plukken van het werk onzer
handen.
Laat mij toe een voorspelling te doen: de Franstaligen
zullen blijven weigeren om een bescheidener plaats in te nemen in België, een
die overeenstemt met hun aantal. Zij zullen elk eerlijk gesprek saboteren,
zoals ze al altijd gedaan hebben, zelfs als al die gesprekken ééntalig in het Frans
verlopen, zoals tot nu toe altijd al het geval is geweest, omdat ze onze taal
verachten. Op die manier zullen zij ons blijven tergen door hun ondemocratisch
gedrag en hun hooghartige en onverantwoorde eisen.
Op een dag zal de gewone Vlaamse burger daar genoeg van
hebben.
Ik hoop dat ik het nog mag beleven.
Categorie:samenleving Tags:politiek
27-09-2012
Vrijheid van mening
Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst is er
discussie over de vrijheid van meningsuiting. Politieke leiders van de hele
wereld maken gebruik van de Algemene vergadering van de Verenigde naties om voor
het voetlicht van de hele wereld enkele van hun stokpaardjes te berijden. Laten
we die beeldspraak eens letterlijk nemen. Een stokpaardje is een speeltuig dat
bestaat uit een stok met daaraan een paardenkop. Met de stok tussen de benen doet
een kind alsof het een echt paard berijdt. Zo zie ik de groten daar aarde daar
in New York rond hossen en ik kan mijn binnenpretjes nauwelijks onderdrukken.
Misschien moeten we er dus niet te veel aandacht aan besteden.
Die Algemene vergadering mag dan al een indrukwekkend mediavertoon zijn, ze
heeft geen enkele juridische waarde. Het is niet meer dan dat: een kleurrijke, bijna
folkloristische bijeenkomst van staatshoofden, een soort van snoepreisje dat
voor hen georganiseerd wordt, zoals ook andere machthebbers dat voor zichzelf doen:
CEOs, wetenschappers, universiteitsrectoren en decanen enzovoort. Men laat
zijn grieven eens horen en men droomt eens hardop van een betere wereld, maar
veel verandert er niet. Ook daar heerst vrijheid van meningsuiting: men mag een
andere staat of volk of zijn leiders uitschelden, men mag de geschiedenis
geweld aandoen, men mag zijn eigen misdaden tot heldendaden proclameren, het
maakt allemaal niet uit, iedereen komt aan de beurt om te kastijden of
geringeloord te worden, al dan niet voor een grotendeels lege zaal.
Ook dit jaar speelt men in op de wereldactualiteit. Iemand
heeft weer eens een onnozel filmpje gemaakt over de islam en de kerkleiders
hebben dat alweer aangegrepen om hun duivels te ontbinden en de massas op te
zwepen tot luidkeels en gewelddadig protest, met honderden doden als gevolg.
Het is waar, als dat filmpje of die cartoons er niet zouden zijn, zou er
(misschien!) dergelijk protest niet zijn en dus ook die doden niet. Maar het is
ook zo dat als de kerkleiders het bestaan van die filmpjes niet onder de
aandacht zouden brengen, de massa niet op de hoogte zou zijn van het bestaan
ervan; ook in dat geval zouden er geen noemenswaardige protesten zijn en geen zo
onnodige en vermijdbare doden. Het zijn dus niet zozeer de gewone moslims die
zich beledigd voelen, want geen van hen heeft het filmpje gezien, dat is hen
overigens streng verboden. Het zijn dus de kerkleiders die in hun gevoelens
gekwetst zijn, terwijl ook zij het filmpje niet gezien hebben. Het gaat hen dus
om het principe: niemand mag de profeet of de islam beledigen. Het gaat niet om
het mogelijk gevolg van de (vermeende) misdaad, maar om de daad zelf, die
zondig is in absolute termen en dus moet veroordeeld en bestraft worden.
Wat daarbij opvalt, is dat de kerkleiders zelf beslissen wat
zondig is. Ze overgieten hun oordeel wel met enige goddelijke autoriteit, maar
dat klinkt erg geforceerd. De Profeet, gezegend zij zijn Naam, mag dan al rechtstreeks
door God geïnspireerd zijn, maar over filmpjes wist hij niets en in de Koran
zijn die niet verboden. Het zijn dus hedendaagse kerkleiders, theologen en
schriftgeleerden die moeten uitmaken wat mag en wat niet. Er is geen goddelijk
verbod op satire. Als we het nog iets ruimer stellen: er zijn geen goddelijke
verboden, aangezien er geen goden zijn. Het gaat dus om het beledigen van gewone
mensen zoals jij en ik.
Nu is dat niet meteen iets dat we moeten aanmoedigen. We
moeten een onderscheid maken tussen vrijheid van mening, die absoluut is, en
vrijheid van de uiting van die mening, waarbij we toch wel enkele bedenkingen mogen
formuleren. Stel dat jouw buurman een opvallend grote neus heeft, die bovendien
nog purperrood van kleur is en, laten we het maar eens echt bont maken, ook nog
helemaal scheef staat. De kans is groot dat hij in de volksmond bekend staat
als de Neus en dat er wel eens grapjes over hem gemaakt worden. Dat is
allemaal heel menselijk en er is geen reden tot ongerustheid. Het is echter een
ander verhaal wanneer die man gepest wordt en in het publiek uitgelachen als
hij even een frisse neus komt halen op zijn oprit; als men hem in het
plaatselijke krantje te pas en te onpas afbeeldt in al zijn glorie, en als men de
buurtkinderen ertoe aanzet om voor zijn deur kwetsende liedjes te gaan zingen
of zijn bijnaam te scanderen. Dat is niet bepaald vriendelijk, niet echt
menselijk. Dat is zelfs verwerpelijk gedrag, dat we terecht afkeuren.
Wij mogen dus over alles onze mening hebben en hoewel het
beter is om onze mening te onderbouwen met argumenten en feiten, kan het toch
niet anders dan dat wij ons over een en ander wel eens vrolijk zullen maken.
Als dat binnenpretjes zijn, dan is dat nog niet zo erg, al hoeft men er niet
meteen trots op te zijn. Het is wat anders als wij die grapjes gaan delen met
anderen, bijvoorbeeld door ze via e-mail te verspreiden, of ze in een krant(je)
te laten verschijnen, of ze op YouTube te zetten.
Nu ben ik een grote voorstander van een zo ruim mogelijke vrijheid
van meningsuiting, begrijp me niet verkeerd. Maar elk weldenkend mens zal zich
ervoor hoeden om andere mensen nodeloos te kwetsen op een overdreven agressieve
manier. Wij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de gevoelens van
onze medemensen, ook als wij die niet delen. Zo voelde ik het bijna als lichamelijk
kwetsend aan toen een kennis verwees naar moslims als die met hun gat in de
lucht, verwijzend naar hun typische gebedshouding. Ik voelde dat
plaatsvervangend aan als onnodig grof en beledigend, vooral omdat het ging over
een onschuldige religieuze gewoonte, die niet verschilt van de vele buigingen
en genuflexen die ook het christendom kent.
Als men iets te zeggen heeft, dan doet men dat het best op
die manier die het meest resultaat heeft. Het filmpje (dat ook ik niet gezien
heb en niet wens te zien, voortgaand op enkele beelden in het journaal) zal
mijns inziens weinig moslims overhalen om ernstig over hun godsdienst na te
denken. Dat was ook niet de bedoeling, zoveel is duidelijk. Wat de werkelijke
bedoeling dan wel was, dat weet ik niet. Maar ik weet ook niet waarom een
regisseur tijdens een opvoering van een opera van Wagner zo nodig de Walkuren
moet laten plassen op scène. Dat hoeft voor mij ook niet en eerlijk gezegd, als
het mijn beslissing was, dan zou ik daar niet voor kiezen.
Samenvattend zou ik zeggen dat alles moet kunnen gezegd en
geschreven en vertoond worden, maar dat wij allen de plicht hebben om ons te
beraden over de mogelijke gevolgen daarvan. Dat betekent niet dat er taboes
zijn, maar wel dat men de keuze van de middelen die men gebruikt om een mening
te uiten, moet laten afhangen van de boodschap die men wil brengen. Zo zal ik
in een gesprek met een priester, imam of rabbi anders over (hun) godsdienst
spreken dan met een eenvoudige gelovige. Dat deed ook Spinoza: toen de vrouw
des huizes bij wie hij logeerde hem op een dag vroeg of zij misschien haar
godsdienstige overtuigingen moest bijstellen of van godsdienst veranderen,
verzekerde hij haar dat dit helemaal niet hoefde en dat ze rustig verder naar haar
kerkdiensten mocht gaan. Voor de (fundamentalistische) predikanten had hij
echter geen goed woord over.
Ga dus niet voor een moskee na het vrijdagavondgebed
luidkeels staan roepen dat Allah niet bestaat en dat zijn Profeet Je moet niet
vloeken in de kerk.
Maar hier op mijn blog zeg ik wat ik wil. Als het over
godsdienst gaat, is dat meestal over het christendom en meer bepaald het
katholicisme; dat heb ik aan den lijve ondervonden, ik weet dus waarover ik
spreek en ik heb redenen om niet te zwijgen. Wie mijn blog daarom niet wil
lezen, en zo zijn er mensen, dat weet ik, die moeten dat dan maar laten.
Hoezeer ik die mensen, die ik tot mijn vrienden zou willen rekenen ondanks onze
meningsverschillen, ook respecteer, toch zal mij dat niet weerhouden van het
ongekuist ventileren van mijn mening over God en Kerk. Ik spaar evenmin de georganiseerde
vrijzinnigheid en mijn veroordeling van de godsdienst is algemeen en principieel
en mijn afkeer van alle klerikalisme is grenzeloos en geldt dus voor de islam
ten minste zo goed als voor welke andere godsdienst dan ook.
Maar indien ik niet schreef voor het selecte publiek dat
jullie, mijn lieve lezers zijn, maar bijvoorbeeld voor de NRC of Knack of
Metro, dan zou ik anders schrijven, dat wel.
Ik doe hier derhalve een - vrij nutteloze, omdat de mensen
tot wie hij gericht is het niet zullen horen maar desondanks toch dringende
oproep tot eerbied voor eenieders mening, ook op religieus gebied; tot een bedachtzame
terughoudendheid in het publieke discours, zowel bij wie de godsdienst aanvalt als
bij wie die meent te moeten verdedigen. Wij zijn allen verantwoordelijk voor
onze daden en er is niets, ook de vrije meningsuiting of een godsdienst niet,
waarvoor ook maar één mens hoeft te sterven.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
13-09-2012
N-VA racistisch?
Is de N-VA een racistische partij? Toen ik gisteren de vraag
probeerde te beantwoorden of de N-VA een extreemrechtse partij is, heb ik het
niet expliciet over racisme gehad. Het lijkt me nuttig om dat alsnog te doen.
Laten we ook voor deze kwestie eerst eens kijken wat we
bedoelen met racisme. Het gaat duidelijk om een onderscheid dat men maakt tussen
mensen van een verschillend ras, waarbij men uitgaat van een rangorde in die
rassen.
Maar wat is een ras? Op school leerden we vroeger dat er vier
rassen zijn: het blanke, het gele, het rode en het zwarte. Meteen is het
duidelijk dat men zich steunt op zeer oppervlakkige kenmerken, in dit geval
enkel de huidskleur. Er zijn in de loop der tijden talrijke andere methoden
ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de mensen op deze aarde. Met het
voortschrijden van de wetenschap heeft men echter moeten vaststellen dat er
geen essentieel verschil is, op geen enkel gebied, hoe men het ook bekijkt. Er zijn dus geen rassen. De Europese
Unie formuleert het zo: The European
Union rejects theories which attempt to determine the existence of separate
human races.Council Directive 2000/43/EC
Wie de mensen indeelt in rassen en daaraan ook nog allerlei negatieve
oordelen verbindt, bijvoorbeeld dat het zwarte ras dommer is dan het blanke, of
dat het blanke superieur is, vergist zich niet alleen, maar begaat ook een
strafbaar feit. Racisme is bij wet verboden. Zo simpel is dat.
Een racistische partij verdedigt dus een opvatting die
wetenschappelijk onjuist is en ook bij wet verboden. Om die reden is het Vlaams
Blok destijds veroordeeld. Sindsdien zijn ze wel van naam veranderd, maar niet
echt van streken. Zij maken nog steeds een onderscheid tussen allochtonen en
autochtonen, ook wanneer die hetzelfde juridisch statuut hebben, bijvoorbeeld
dat van Belgisch staatsburger. Zij wensen terug te keren tot een raszuiver
Vlaanderen, waaruit alle onzuiver bloed verwijderd is. Enkel wie kan aantonen
dat zijn voorouders hier al in de Middeleeuwen woonden, bij manier van spreken,
mag blijven, op voorwaarde natuurlijk dat die voorouders uitsluitend tot het
blanke ras behoorden. Het Nazisme heeft destijds dergelijke raciale wetten
opgesteld, die echter voor grote moeilijkheden zorgden, ook bij prominente Nazis:
vrijwel niemand kan bewijzen dat er nooit een vreemde eend in de bijt is
geslopen. Bedenk dat rassen niet bestaan; hoe kan je dan bewijzen dat je
raszuiver bent?
Racisme is het negatief beoordelen van iemand op zijn of
haar uiterlijk, zonder te kijken naar wat die persoon denkt of doet. Zo is het
dragen van een hoofddoek voldoende om door het Vlaams Belang (en heel wat personen
uit alle andere partijen) bestempeld te worden als volksvreemd. En dat terwijl
hun moeders allemaal, zonder één uitzondering, een hoofddoek gedragen hebben.
Een getaande huid markeert iemand als ongewenst, kroeshaar eveneens. Je ziet
hoe gek dat is.
Het is zonder meer duidelijk dat de N-VA niet meedoet aan
dat racisme. Als democraten beoordelen zij elke mens op zijn of haar eigen
waarde en daarmee uit. Zij zijn echter niet blind voor de gevolgen van de
immigratie, zeker wanneer die in strijd zouden zijn met onze wetgeving, of onze
sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Zo verzet de N-VA zich, zoals alle
andere partijen, tegen elke discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, iets
wat in traditionalistische moslimgemeenschappen vaak voorkomt, maar ook bij de
algemene bevolking nog sterk leeft en vijftig jaar geleden hier nog een
evidentie was. Wanneer zou blijken dat immigranten onrechtmatig gebruik maken
van onze sociale wetgeving, dan moet aan die wetgeving gesleuteld worden om
alle misbruik, door wie dan ook, zoveel mogelijk te verhinderen. Die wetgeving
is dan niet gericht tegen personen van een bepaald ras of een bepaalde
geografische oorsprong, maar gelden voor iedereen. Wetten mogen niet
discrimineren, mogen niet gemaakt worden om een bepaalde groep te treffen, ook
niet onrechtstreeks.
Is de N-VA dan niet racistisch tegenover de Franstaligen in
dit land? Helemaal niet. Zoals de meeste Vlamingen heeft de N-VA niets tegen de
Franssprekenden als dusdanig. Wanneer wij Vlaamse autonomie opeisen, nemen wij
niets af van de Franstaligen. Wij gunnen hen dezelfde autonomie die wij voor
onszelf vragen. Er is dus geen sprake van discriminatie of benadelen. De N-VA
vertolkt enkel de mening van vrijwel alle Vlamingen, dat de Franssprekenden
zich niet moeten bemoeien met hoe wij in Vlaanderen willen leven, en zeker hun
wil niet aan ons moeten opdringen. Wij nemen diezelfde houding aan tegenover alle
andere landen, ze is niet specifiek tegen de Franstaligen gericht en is dus
niet discriminerend of racistisch. Alleen is het zo dat bijvoorbeeld de Russen
niet de neiging hebben om ons te komen zeggen hoe het moet en de Franstalige
Belgen helaas wel.
Alle partijen, ook de N-VA, moeten rekening houden met de
problemen die kunnen ontstaan wanneer personen van verschillende afkomst samenleven
in een staatkundige eenheid. In België is er echter een zeer ingewikkelde
staatsstructuur, waarbij bijvoorbeeld al het culturele autonoom beslist wordt
door de gewesten en gemeenschappen. En in Brussel, het zogenaamd hoofdstedelijk
gewest, loopt alles door elkaar en wonen mensen bij elkaar uit de hele wereld,
maar allemaal met een verschillend statuut, naargelang ze officieel Belg zijn
of niet, of beide, en Vlaming, Waal of Brusselaar.
Een racistische partij zoals het Vlaams Blok verzet zich
tegen elke vorm van culturele diversiteit: wie naar Vlaanderen komt moet
Vlaming worden, zoals de Vlamingen die destijds naar Amerika trokken en na één
generatie al niet meer te herkennen waren. De Italianen, Turken en Marokkanen
die wij naar hier gehaald hebben, moeten zich dus zo snel als mogelijk
aanpassen, of anders vertrekken. Geen hoofddoeken dus of andere exotische
kleding, geen exotische restaurants, geen culturele verenigingen van mensen met
gemeenschappelijke buitenlandse roots
enzovoort. Je ziet het: gekheid en bovendien onmogelijk. (Echte) Vlamingen zijn
net zo verschillend van elkaar als van de immigranten en de immigranten lijken
veel meer op de autochtone bevolking dan ze ervan verschillen. En de
verschillen die zo opvallend zijn, gaan niet dieper dan de kledij, de
huidskleur, het krullen van het haar, de culturele gewoonten
Ik heb op geen enkel moment kunnen vaststellen dat de N-VA ooit
een racistisch standpunt zou ingenomen hebben of gekant zou zijn tegen een
multiculturele samenleving. Wel is zij terecht voorstander van een snelle en verregaande
integratie van alle immigranten in alle domeinen van het openbaar leven, maar
met behoud van hun eigenheid indien zij dat wensen en voor zover dat niet
verboden is of strijdig met onze wetgeving.
Ook op dat punt is de N-VA dus een strikt democratische
partij.
Categorie:samenleving Tags:politiek
12-09-2012
N-VA extreemrechts?
Manon vroeg me: is de N-VA een extreemrechtse partij?
Om daarop te kunnen antwoorden, moeten we ons afvragen: wat
is een extreemrechtse partij? En zelfs: wat is links en wat is rechts?
Laten we daarmee beginnen.
Een linkse ideologie is gesteund op socialistische en zelfs
communistische principes. Ze gaat ervan uit dat de politiek ervoor moet zorgen
dat de rijkdom van een land zoveel als mogelijk verdeeld wordt over alle
burgers. Dat betekent dat de staat in belangrijke mate aan herverdeling van de
middelen zal doen en een grote invloed zal uitoefenen op het maatschappelijk
leven. Er zullen hoge belastingen geheven worden, vooral op de rijkeren en aan
de zwakkeren zal volop steun gegeven worden. De staat zal heel wat domeinen
zelf beheren en vooral investeren in algemene voorzieningen, die gratis of aan
gereduceerde prijzen binnen het bereik van iedereen moeten zijn. Een linkse
politiek streeft naar zoveel mogelijk gelijkheid onder de burgers.
Een rechtse ideologie zal in tegenstelling daarmee veel meer
belang hechten aan het individu en zijn rechten op autonome ontplooiing volgens
zijn eigen talenten. De staat moet er vooral voor zorgen dat het individu niet
belemmerd wordt in zijn vrijheid en zijn initiatief. Dus minder herverdeling,
minder belastingen, minder staatsinmenging, minder steun aan de zwakkeren,
minder sociale en algemene voorzieningen. De staat moet er vooral voor zorgen
dat iedereen kan werken; wie dat niet kan, heeft slechts recht op een karig
levensloon. Een rechtse politiek laat een veel groter verschil toe tussen de
burgers, ook financieel.
Voor links ligt de drijfveer voor de mensen in de
solidariteit en het gezamenlijk nastreven van een betere wereld. Voor rechts
wordt de mens vooral gedreven door eigenbelang en de zorg voor zijn onmiddellijke
naasten.
Dat zijn de grote lijnen. In die zin is de N-VA ideologisch een
centrumrechtse partij, dus veeleer rechts, maar niet overdreven, dus iets meer
naar het centrum dan de traditionele liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen
en Democraten (Open VLD). Dat wil zeggen dat men stevige maar eerlijke sociale
voorzieningen wil, meer dan de liberalen, maar niet zoveel als links, de SP-A,
de Vlaamse socialistische partij. De N-VA richt zich duidelijk iets meer op de
ondernemers en de werkende Vlaming, minder op de zwakste leden van de
maatschappij. Dat blijkt uit hun houding tegenover de werklozen: een vangnet,
ja, maar geen hangmat. Dus een uitkering die vrij snel afneemt in de tijd,
zodat men zich niet knusjes gaat nestelen in een veilig statuut als steuntrekkende.
Mensen moeten aangemoedigd worden om te werken, niet om te profiteren. Wie niet
door eigen schuld uit de boot valt, kan rekenen op een waardig minimumloon, als
en voor zolang dat echt nodig is en als dat kan bewezen worden.
Wat is nu een extreemrechtse partij? De benaming is slecht
gekozen. Men zou immers kunnen denken dat het gaat om radicale liberalen, die
alle macht bij het individu leggen en de staat daaraan volledig ondergeschikt
maken, een beetje zoals het in Amerika ging in het begin van de twintigste
eeuw, of hier bij ons in de negentiende. Zorg voor de armen was dan helemaal afhankelijk
van de paternalistische welwillendheid van de rijken, die de armen onbarmhartig
uitbuitten.
Maar dat bedoelen we vandaag niet met extreemrechts. In feite
gaat het om een fascistische ideologie, waarbij de macht in handen is van een
sterke leidersfiguur, die op niet-democratische manier regeert als een
dictator, gesteund op het leger of paramilitaire groeperingen. Fascisme is
meestal ook zeer strijdend nationalistisch en sluit allerlei vreemde
elementen uit, soms zelfs met geweld. Fascisme kan (in naam) socialistisch zijn,
zoals het Stalinisme en het Nationaal-socialisme van Hitler en het fascisme van
Mussolini, maar door zijn ondemocratisch karakter verglijdt het meestal in een
oligarchie, waarbij de macht en het geld geconcentreerd is bij een strikte
minderheid.
De N-VA is geen fascistische partij, gezien haar sterke
aanhankelijkheid aan de democratische principes. Zij is zelfs manifest antifascistisch
en weigert elk contact of coalitie met fascistische partijen, personen of groepen.
Haar uitgesproken nationalisme is niet exclusief, zoals bij de fascisten het
geval is. Men is dus niet tegen de vreemdelingen en men wil ze ook niet
verwijderen (of uitroeien); men weet dat men nu en in de toekomst nog meer een
beroep zal moeten doen op buitenlandse werknemers.
Het Vlaams-nationalisme is een typisch lokaal en historisch
verschijnsel; het gaat terug op de kunstmatige samenvoeging van politiek,
taalkundig, etnisch, economisch, cultureel zeer heterogene en bovendien geografisch
gescheiden eenheden in een ondemocratische eenheidsstructuur die België heet.
De N-VA wil een einde maken aan die historische vergissing, aan die onrechtvaardige
staatkundige structuur die ons tegen onze wil opgelegd is en die ons steeds
benadeeld heeft in al onze democratische rechten en ons verhindert om onze
eigen weg te gaan. De N-VA wil de Vlaamse autonomie nastreven binnen een
verenigd Europa, doch met louter democratische middelen.
De N-VA is dus een democratische, centrumrechtse, Vlaams-nationalistische
volkspartij. Zij weerspiegelt als dusdanig de mening van de overgrote meerderheid
van de Vlaamse bevolking, ook al stemmen velen nog voor traditionele partijen
zoals de Open VLD, de CD&V en zelfs de SP-A, die alle drie echter veel minder
uitgesproken radicaal Vlaams-nationalistisch zijn.
Dat Vlaams-nationalisme trekt nu veel Vlamingen aan, die de
ondemocratische en inefficiënte Belgische structuren meer dan beu zijn.
Ongetwijfeld verklaart dat het opvallend recent succes van de N-VA. Maar
wanneer de N-VA ooit haar doel zou bereiken en Vlaanderen onafhankelijk zou
worden binnen Europa, verliest de N-VA datgene wat haar onderscheidt van de
traditionele partijen en haar nu aantrekkelijk maakt. Dan zal de N-VA in een
crisis belanden; ideologisch zal zij immers nog nauwelijks te onderscheiden
zijn van de CD&V en de Open VLD en haar specifiek bestaansrecht heeft ze
dan verloren, precies door haar eigen succes. Een natuurlijke grote fusie van
centrumrechts dringt zich dan op, waarin ook een groot deel van de huidige
extreemrechtse stemmers zal opgaan.
Categorie:samenleving Tags:politiek
07-08-2012
Olympisch goud
De
Olympische spelen zijn bijna voorbij en dat spijt me niet. Ik begrijp niet dat
mensen daar ook maar enige aandacht aan besteden.
Het is ten
eerste pure commercie, op alle gebied. De Spelen zijn een grote en
ondoorzichtige multinational, met enkel commerciële belangen, onder het mom van
een nobele en humanitaire instelling.
Bovendien blijven
ze op een domme manier nationalistisch: de atleten worden verondersteld hun
land te vertegenwoordigen, maar sommigen hebben al vijf nationaliteiten achter
de rug, ze kiezen gewoon een land uit waar ze de beste zijn in hun discipline
en laten zich daar nationaliseren, terwijl ze in hun eigen land geen kans
maken. Met het systeem van nationale vertegenwoordigers krijg je niet de beste
atleten aan de start, maar een zootje van allerlei slag, terwijl topatleten ondanks
hun Olympisch minimum geen kans maken omdat er in hun land al iemand is voor
die discipline.
En dan is er
de doping: voortdurend worden er atleten aangekondigd die net een dopingschorsing
achter de rug hebben. Maar ook los van regelrechte doping zie je gewoon aan al
die lijven dat de voorbereiding voor deze en andere spelen niet meer normaal is:
diëten, krachtvoer, krachttraining, vochtafdrijvende middelen, er is nauwelijks
nog een atleet die er een beetje normaal uitziet. Het zijn allemaal, op een
enkele uitzondering na, mensen die met een hele entourage professioneel bezig
zijn met sport, gesponsord en gesteund en betaald en gesubsidieerd, miljonairs
vaak.
Het is ook
onzin dat de organisatie van de spelen een land vooruit zou helpen op sportief
gebied: ga eens kijken in de landen die de spelen recentelijk georganiseerd
hebben. De enorme nieuwe stadions en hallen staan leeg en vervallen snel. De
nieuwe woonwijken zijn niet ten goede gekomen aan de arme vroegere bewoners die
er verjaagd zijn, maar zijn door gehaaide makelaars verkocht aan de betere
klasse.
Ook de zogenaamde
democratische bonus die de Spelen zouden meebrengen is een fictie, kijk maar
naar China: mensenrechten tijdens de Spelen, ja, min of meer. Maar als iedereen
weer weg is? Juist.
Het heeft
allemaal met normale sportbeoefening door normale mensen niets meer te maken.
Als je aan
dat alles denkt terwijl je zit te kijken, dan is het plezier er meteen af. Ik
kijk dus niet meer.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
04-05-2012
De derde weg
A
ls
je de nieuwsberichten volgt, ben je geneigd om Einstein gelijk te geven, wanneer hij stelt dat er
twee dingen zijn die oneindig zijn, het universum en de menselijke dwaasheid,
en van het eerste was hij niet eens zeker. Dit citaat is echter ook onzeker:
het wordt wel toegeschreven aan Einstein, maar er is geen betrouwbare bron voor
deze uitspraak. Wil je daarover alles weten, ga dan naar Wikiquote en kijk
onder Einstein, betwiste citaten.
De
nieuwsberichten belichten inderdaad overtuigend de menselijke dwaasheid en ook
onze wreedheid, onze heerszucht, eerzucht, hebberigheid, afgunst, geilheid
Ware het niet dat Lut graag het journaal bekijkt, ik zou het allemaal aan mij
laten voorbijgaan. De media bieden immers geen fraai beeld van de mens, je
wordt er depressief van. Ze zijn erop gebrand om al wat verkeerd gaat dik in de
verf te zetten. Slecht nieuws is sensationeel en levert goede kijkcijfers op,
vandaar.
Op die
manier kan het niet anders dan dat mensen de indruk hebben dat het inderdaad
niet goed gaat en dat daaraan ook niet te verhelpen valt. Veel mensen hebben
een veeleer negatief wereldbeeld. Als ze erover praten, is het om te zeuren. In
gezelschap heb je daarmee altijd succes: straffe verhalen over hoe dingen fout
gaan doen het altijd goed. Maar als je dan de vraag stelt hoe het dan wel moet,
blijft men meestal het antwoord schuldig. Als er een oplossing was voor al onze
problemen, dan zouden we die toch al moeten gevonden hebben, zou je denken.
Sinds het
ontstaan van onze beschaving hebben sommige mensen het geloof in God en de
godsdienst binnen een kerkelijke gemeenschap als een remedie gezien voor al het
onheil van deze wereld. De almachtige en algoede God zorgt voor de zwakke en
verdorven mens. Maar daarvan is in de praktijk weinig te merken, stellen ook
gelovigen vast. God zorgt niet beter voor wie in hem gelooft dan voor de
anderen die dat niet doen. Niet getreurd, zegt de kerk dan: je zal je verdiende
loon krijgen in het hiernamaals, voor eeuwig verdoemd of eeuwig gelukzalig.
Er zijn ook
andere, meer optimistische mensen. Zij leggen de nadruk op al het goede en het
mooie in deze wereld, op het menselijk vernuft en op onze artistieke gaven, op
de liefde onder de mensen, op onze wonderbaarlijke beschaving, onze cultuur,
onze welstand, ons gezond en lang leven. De mens is het toppunt van de
schepping, een machtig wezen dat de hele aarde en straks het hele universum aan
zich onderwerpt. We moeten op onszelf vertrouwen, al onze capaciteiten ten
volle aanwenden en dan komt het wel goed. Kijk maar naar de geschiedenis: het
gaat steeds in stijgende lijn, er zijn nog nooit zoveel mensen geweest en ze
hebben het nog nooit zo goed gehad als nu. De wereld behoort aan de mens toe. Niets
kan ons tegenhouden. Als we ons lang en hard genoeg inspannen, kan het hier een
hemel op aarde worden. De mens is gemaakt om volmaakt gelukkig te zijn, dat
ligt in ons bereik, dat is onze toekomst, onze eindbestemming.
Dat
optimisme is even overdreven en onrealistisch als het godsdienstig pessimisme,
dat het heil uitstelt tot na de dood.
Is er dan
een derde weg? Ik meen van wel. Om die te ontdekken, moeten we teruggaan naar
onze oorsprong, naar het ontstaan van het eerste leven op aarde, toen de
materie zich begon aan te passen aan haar omgeving: licht, warmte, voedsel,
bescherming. Die aanpassing heeft zich over miljarden jaren voltrokken en heeft
geleid tot de bonte verscheidenheid die de wereld nu is. Dat moeten we steeds
voor ogen houden: wij zijn maar materie, een tijdelijke verzameling van identieke
subatomaire partikeltjes. Dat is de essentie van de zaak.
De verhalen
over God zijn slechts dat: verhalen die wij verzonnen hebben. Ze zeggen niets
over onze oorsprong of onze evolutie, ze gaan hooguit enkele duizenden jaren
terug en gaan niet lang mee. Ze kunnen ons bestaan niet verhelderen, ze maken
het alleen maar ingewikkelder en minder zinvol. Ze zijn een oorzaak van
verdeeldheid en strijd.
Op dezelfde
manier heeft het ook geen zin om de mens tot koning van de schepping te kronen.
Het leven hier op aarde is veel complexer en rijker dan dat. Het gaat niet om
de mens alleen, wij maken deel uit van een veel groter geheel, waarin wij al
bij al een beperkte rol spelen. De wereld is er niet slechts voor de mens, wij
moeten rekening houden met het geheel, ook als we aan onze eigen toekomst
werken. Wij moeten alle leven respecteren en het hele milieu waarin we leven.
Nu we zo talrijk zijn, brengt dat spanningen mee: de natuurlijke rijkdom is
beperkt en ook ongelijk verdeeld. Mensen kunnen alleen overleven als ze
samenwerken. Als ze elkaar bestrijden en van elkaar stelen, verliest de
mensheid als geheel.
Stilaan
groeit dat bewustzijn. De oude Godverhalen spreken niet meer aan, de kerken
lopen leeg. Ook de oude ideologieën doen het niet meer: communisme, socialisme,
kapitalisme, liberalisme, we stellen keer op keer vast dat ze er niet in slagen
om oplossingen te bieden op langere termijn en de maatschappij steeds weer naar
de rand van de afgrond leiden. Meer en meer mensen stellen zich de vraag hoe
het dan wel moet. We zoeken naar een derde weg, los van God, los van de
dwaalwegen van onze ouders.
Sommigen
menen dat we nieuwe leiders nodig hebben om ons de weg te wijzen. We zouden
beter moeten weten. Elke radicale oplossing uit het verleden is een vergissing
gebleken, elke grote leider een slechte gids. We moeten veeleer naar elkaar
luisteren in een ruime democratische dialoog, niet naar één enkele stem, maar
naar iedereen, zoals we ook met iedereen moeten samenwerken. Niet wie het
hardst schreeuwt heeft gelijk, niet wie het meest belooft, niet wie zijn wil
aan anderen opdringt. Laten we luisteren naar de rustige stem van mensen die
niet zichzelf op de voorgrond plaatsen maar ideeën, veel ideeën, zoveel mogelijk
zelfs. Laten we dingen uitproberen, geleid door onze wetenschap en met behulp
van onze technologie. Kennis is macht, alleen met kennis kunnen we samen vooruitgang
maken, niet met geweld.
Dat is de
derde weg. Laten we hem samen zoeken.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
01-05-2012
Consequent?
V
oor
de grap schrijf ik wel eens consequent of konsekwent en inkonsequent
of inconsekwent. Je ziet wat ik bedoel: in het ene geval ben je consequent in
je spelling, in het andere opzettelijk niet.
Wij mensen
hebben het moeilijk met consequent zijn. Ons woord is afgeleid van het Latijnse
werkwoord consequi en dat betekent
ondermeer iets of iemand volgen, een regel of voorschrift naleven. Consequent
handelen doen we als we volgens onze principes handelen, als wat we doen in
overeenstemming is met de rest van ons leven en met ons denken. En daar is
precies de moeilijkheid gelegen. We zijn het vaak eens over de principes, maar
als ze moeten toegepast worden, dan gaat het wel eens fout.
Bijna alle rokers
geven toe dat het slecht is voor hun gezondheid (en die van hun omgeving), maar
wereldwijd rookt meer dan een miljard mensen. Elk jaar sterft een half miljoen
mensen aan ziekten die aan roken te wijten zijn. Het aantal mensen dat alcohol
drinkt schat men op twee miljard; voor ongeveer 75 miljoen mensen gaat het om
een ernstige verslaving met zware gevolgen voor hun gezondheid. Indien men zou
vaststellen dat een bepaalde stof gevolgen zou hebben die ook maar een
duizendste van de risicos zou hebben die tabak en alcohol met zich meebrengen,
dan zou die onmiddellijk en volledig verboden worden. Dat is onder andere
gebeurd met de overigens zeer efficiënte insectenbestrijder DDT. De zoetstof
stevia is tientallen jaren lang verboden gebleven in Europa, zonder enige
ernstige aanwijzing van schadelijke effecten. Maar wie de tabaks- en
alcoholindustrie wil aanpakken, weet dat hij tegen de bierkaai zal vechten en
dat zijn inspanningen in rook zullen opgaan.
Wij zijn
niet consequent, we kunnen het niet opbrengen en we vinden dat men het ook niet
van ons mag verwachten. Niemand heeft het recht om ons te dwingen in alles
consequent te zijn. We vinden consequente mensen ook niet prettig in de omgang.
Wij nemen, zeker voor onszelf, genoegen met minder dan het volmaakte. De
volmaaktheid is niet van deze wereld, zeggen we dan, schokschouderend.
Het is ook
niet nodig dat we in alles consequent zijn. Het maakt in feite niet uit hoe ik
dit woord schrijf, iedereen weet toch wat ik bedoel. Zelfs in belangrijke zaken
is een beperkte inconsequentie niet meteen dodelijk: iemand die slechts heel uitzonderlijk
een sigaartje opsteekt zal daarvan waarschijnlijk nooit ernstige gevolgen van
ondervinden. Een glas rode wijn af en toe blijkt zelfs goed te zijn voor je
gezondheid. Maar dat is het nu juist. Consequent zijn betekent dat je niet
afwijkt van je principes, ook niet één keer. Niet omdat het je directe schade
kan berokkenen, maar uit principe. Als roken en drinken globaal gezien
schadelijk zijn, dan zouden we het principieel moeten laten, ook al is het niet
zeker dat het ongezond is in ons persoonlijk geval. Dat is consequent handelen.
In de
praktijk ligt dat heel moeilijk. Er roken zoveel mensen, dat je de rook nooit
helemaal kan vermijden, zelfs als je gewoon op straat loopt. Er wordt zoveel
drank aangeboden, vaak zelfs gratis, dat het heel moeilijk is om altijd nee te
zeggen. Alcohol is maatschappelijk zo algemeen aanvaard, dat je je min of meer
aanstelt als je zegt dat je niet drinkt.
Ik ben als
jonge knaap beginnen roken toen ik nog geen tien jaar was en vanaf mijn
twaalfde was ik een regelmatig roker. Ik heb dat volgehouden tot ongeveer mijn
dertigste en dan ben ik ermee gestopt, zonder veel moeite, omdat ik ervan
overtuigd was dat het schadelijk was voor mij en mijn omgeving, en omdat ik
niet het slechte voorbeeld wou geven aan mijn kinderen. Met alcohol is mijn verhaal
minder consequent. Ik ben er heel vroeg mee begonnen en dronk vrij occasioneel stevig,
dat wil zeggen teveel, tot ik rond mijn vijfendertigste besliste om geen
druppel meer aan te raken. Dat heb ik ongeveer twintig jaar volgehouden.
Sindsdien drink ik lange periodes bijna nooit, op een symbolisch half glas na.
Dat wisselt af met periodes waarin ik meestal een half glas rode wijn drink bij
het avondmaal. Meer dan dat drink ik nooit meer. Principieel, consequent.
Mensen in
mijn omgeving hebben het daar moeilijk mee. Zij drinken meer tot veel meer.
Blijkbaar zien ze in mijn consequente houding een vorm van afkeuring, ook al
bedoel ik dat niet zo en al zeg ik daar niets over. Het is voldoende dat ik
niet rook en niet drink om hen op de zenuwen te werken. Soms gaan ze zo ver om
mij te verwijten dat ik niet sociaal ben, dat ik hun plezier bederf, dat ik een
spelbreker ben, dat ik geen plezier kan maken, dat ik me niet kan laten gaan.
Ik wil hier
openlijk en eerlijk bekennen dat er in mijn aanvoelen niets is dat zo zielig is
en me met een zo intense afkeer vervult, als rokende en drinkende en zwetsende mensen.
Ik heb het zelf ook lang genoeg gedaan, ik weet wat het is om ervan te genieten.
Ik weet ook dat het een verslaving is die je gezondheid schaadt en die, wat
alcohol betreft, je gedrag negatief beïnvloedt: dronken mensen verlagen hun culturele
en morele drempels aanzienlijk, ik weet het uit eigen ervaring.
Laatst zijn
we naar een concert geweest van een plaatselijk jazzcombo, in een café in het
dorp. Het was mijn eerste bezoek aan dat café in de twaalf jaar dat ik hier
woon. Ik voelde me helemaal niet op mijn plaats. Er werd tijdens het optreden
volop gedronken, iedereen trakteerde iedereen, je kreeg de pinten sneller en
zelfs ongevraagd voor je neus geschoven dan je ze kon uitdrinken. Ik weigerde
van meet af aan en bedankte vriendelijk bij elk rondje en ja, ik was weer de
asociale, geen mens om mee op café te gaan. Nochtans genoot ik van de muziek en
van het gezelschap, babbelde ik enthousiast mee en was spontaan vriendelijk
tegen iedereen. Het feit dat ik niet meedeed aan de collectieve intoxicatie was
voldoende om mij af te zonderen als ne rare.
Dat stoorde
mij, ik vond de beschuldiging onterecht. Ik had helemaal niet de indruk dat ik
iets miste of dat ik tekortschoot op welk gebied dan ook. Integendeel zelfs.
Naarmate de avond vorderde, werd de stemming steeds meer uitgelaten. Naar het
einde toe was er een snel groeiende groep die niet meer naar de muziek
luisterde, maar in verhitte gesprekken verwikkeld was over de meest banale
onderwerpen. Met praatte alsmaar luider en meer opgewonden, men lachte om het
geringste, er werd geflirt en gegeild
We hebben
het allemaal al meegemaakt, ik hoef er geen tekeningetje bij te maken. Na het
concert zijn we meteen naar huis gewandeld. Onderweg hebben we gepraat over onze
ervaring en vastgesteld dat het heel moeilijk is om consequent te zijn, in de
dubbele betekenis: de meeste mensen hebben het moeilijk om consequent te zijn
en anderzijds hebben ze moeite met mensen die consequent zijn.
Ik heb toen
gedacht: dat is dan hun probleem, niet het mijne.
Ik wens niet
te roken, te drinken, overdadig of duur te eten, noch op vakantie te gaan of
verre reizen te maken. Ik ga niet naar concerten, bezoek geen belangrijke tentoonstellingen
of sportmanifestaties. Ik leef een teruggetrokken leven, ik schuw het publieke vertoon.
Ik verkies meer diepgaande individuele ontmoetingen, die ons de gelegenheid
geven om te praten over dingen die echt belangrijk en interessant zijn, voor
onszelf en voor de mensheid. Dergelijke ontmoetingen zijn helaas uitermate
zeldzaam. Je kan in elke straat wel een café vinden voor een hilarisch tooggesprek
en er zijn duizenden verenigingen, maar gelegenheden waar mensen ongestoord met
elkaar kunnen praten zijn er nauwelijks.
Nochtans
hebben we allen behoefte aan dergelijke gesprekken. Dat ervaar ik telkens bij
mezelf en bij gesprekspartners met wie het lukt. We willen met elkaar praten,
maar doen er vervolgens alles aan om dat gesprek onmogelijk te maken. We hokken
met teveel volk bijeen in luidruchtige ruimten, we drinken zoveel dat elk
zinvol gesprek onmogelijk is en we vermijden angstvallig om te spreken over de
dingen die ons echt ter harte gaan en zeuren eindeloos over dingen waaraan we
toch niets kunnen veranderen. En we luisteren niet naar elkaar. En we schuwen
de stilte.
Dan vraag ik
me af: wie is er dan asociaal?
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
25-04-2012
geld
Soms kan ik
er nog moeilijk aan uit.
In onze maatschappij
lijkt alles gericht op het beste, het meeste, het hoogste. Je moet de slimste
zijn van de klas. Middelmatig, daar spreken we niet over. De laatste van de
klas wil niemand zijn. Ook zo in bedrijven: wie het meest verdient, is baas. De
meest succesvolle zakenman of vrouw is hij of zij die het meest geld verdient.
De belangrijkste persoon op aarde is de rijkste. Iedereen wil rijk worden op zo
kort mogelijke tijd, met zo weinig mogelijk inspanningen. Dat daarbij af en toe
onverkwikkelijke praktijken te pas komen, dat lijkt minder belangrijk. Zolang
de regels min of meer gevolgd worden, is er niets aan de hand. Er staat geen
limiet op de winst die men mag maken. Je kan het groot lot winnen, je aandelen
verkopen met 1000% winst, je bedrijf overlaten voor een fabelachtig bedrag, een
contract afsluiten voor een uitvinding of een boek enzovoort: hoe meer je
verdient, hoe beter.
In het nastreven
van persoonlijk gewin zijn er blijkbaar geen grenzen. Of toch? Als individu mag
je doen wat je wil, binnen de perken van het systeem. Maar je moet er wel
rekening mee houden dat je deel uitmaakt van een samenleving en dat je daarvoor
een prijs moet betalen. Dat noemt men belastingen. Grote winsten worden zwaar belast,
tot vijftig procent of nog meer. Natuurlijk probeert iedereen daaraan te
ontsnappen en dat lukt de rijksten uiteraard het best. Maar er zit iets
ongerijmds in het systeem zelf.
Enerzijds moedigen
we iedereen aan om zoveel geld te verdienen als mogelijk, anderzijds nemen we
de helft weer af. Dat stemt tot nadenken. Als je weet dat een groot deel van je
winst toch voor jou verloren gaat, waarom je dan nog inspannen? Je wordt belast
naargelang je inkomen. Op je eerste euro betaal je geen belastingen, op je
laatste: vijftig procent. Maar voor die laatste euro moet je wel even hard
werken als voor de eerste, zelfs harder en langer, want jobs met een laag
salaris zijn er genoeg en ze zijn zelden veeleisend, terwijl hoge salarissen
zeldzaam zijn en niet voor iedereen weggelegd.
Het gevolg
is, dat heel wat mensen zich geremd voelen in hun inspanningen. Ze werken niet
meer voor zichzelf, maar voor de gemeenschap, zoals dat heet, of voor een groot
aantal niet-werkenden die een uitkering krijgen zonder er iets voor te (mogen) doen.
En dus proberen ze te ontsnappen: ze gaan in Monaco wonen, of verbergen hun
geld op een of andere manier en proberen onbelast winst te maken.
Er zijn twee
systemen aan het werk: ongelimiteerd individueel gewin aan de ene kant,
herverdeling aan de andere. Hier bij ons weegt de herverdeling steeds zwaarder
door. In de Verenigde Staten ligt de nadruk meer op het ongebreideld en
onbelast geld verdienen. In communistische systemen, zoals de vroegere
Sovjet-Unie werd alles herverdeeld en was niemand rijk (in principe). Overal
ter wereld zoeken politici naar de meest efficiënte formule om de maatschappij
te organiseren en de mensen te motiveren om te werken. Moet het door een
beperkt aantal mensen zeer rijk te laten worden als aanlokkelijk voorbeeld voor
de anderen? Of betalen we iedereen een zelfde loon?
Op dit
ogenblik blijft het zowat overal mogelijk om zeer rijk te worden: topmanagers
verdienen verschrikkelijk veel geld en wij vinden dat alsmaar minder
aanvaardbaar. Maar dan moeten we beseffen dat als de mogelijkheid om grote
winsten te maken niet zou bestaan, diezelfde mensen allicht niet dezelfde
inspanningen zouden leveren. Wij hebben in het Sovjetsysteem gezien tot welke
misstanden dat leidt: algehele verpaupering en de totale ineenstorting van alle
beschaving, de triomf van de armoede, materieel en geestelijk.
Een zekere
ongelijkheid lijkt dus wenselijk. Mensen werken harder en slimmer als ze er meer
geld kunnen mee verdienen, als hun inspanningen beloond worden. Als er weinig
of niets te verdienen valt, vertonen ze minder ijver, initiatief en
vindingrijkheid en nemen ze minder risicos en dat zijn nu juist de drijfveren
van de economie. Staatsdirigisme is als ideaal misschien denkbaar, maar in de
praktijk werkt het vernietigend.
Wij zitten
gewrongen tussen de twee systemen. Wij laten ons zwaar betalen voor onze
arbeid, zodat we er goed kunnen van leven. De massale herverdeling door de
staat voegt daar nog een heleboel voordelen aan toe onder de vorm van kosteloze
gemeenschappelijke voorzieningen. Er is dus een zeer gegoede middenklasse.
Daarnaast laat het systeem toe dat sommigen zich buitensporig verrijken. In de
marge is er een groep van mensen die niet passen in het systeem en die hebben
moeite om te overleven.
Dat is de
wereld waarin we leven. We hebben geen duidelijke ideeën over hoe het verder
moet, we modderen maar wat aan. Er zijn ontelbare instanties die proberen om
het systeem bij te sturen, maar het gaat voortdurend fout, met desastreuze
gevolgen voor heel wat mensen, de armsten in de eerste plaats. We weten niet
wat het beste systeem is: meer herverdeling of juist minder en meer winst laten
aan het individueel initiatief. Hoe zetten we het meest mensen aan het werk op
een menselijke manier? Hoe halen we het beste uit de mensen zonder ze uit te
buiten? Hoe vermijden we profiteurs? Hoe beperken we bedrog en oneerlijke
concurrentie? Is dat door meer wetten en reglementen en meer staatsinmenging,
of juist niet? Door op steeds grotere schaal beslissingen te nemen of door het
subsidiariteitsbeginsel toe te passen, dat wil zeggen de verantwoordelijkheid
op het laagst mogelijke niveau te houden?
Geen mens
die het antwoord weet. Wat mij zeer verontrust, is dat er zoveel mensen bezig
zijn met daarover te praten en zoveel mensen die ingezet worden om de fouten
van het systeem op te vangen, allemaal mensen die in feite niet productief zijn:
de talloze politici en hun medewerkers, de lobbyisten, consultants, experts,
studiebureaus; de sociale werkers en de enorme administratie van de sociale
voorzieningen en de staatsadministratie enzovoort.
Begrijp me
niet verkeerd: ik pleit allerminst voor eenzijdige oplossingen. We hebben die
gehad: Stalin, Hitler, Mussolini, Hirohito, Pol Pot, Mao, Videla, Pinochet,
Kadhafi en we hebben die nog: de ayatollahs, Hassad, de Kim dynastie, Castro
Zo moet het niet, dat is wel duidelijk. Maar het zou toch moeten mogelijk zijn
om stilaan een beetje meer orde op zaken te krijgen, al was het maar op enkele
belangrijke punten: de honger in de wereld, de gezondheidszorg, vrede,
misdaadbestrijding, het probleem van de drugs, alcohol en tabak, zorg voor het milieu
en propere energie
Het ziet er
niet naar uit dat het voor morgen is. Het zal een grootscheepse intellectuele inspanning
vergen om de mensheid te sensibiliseren voor echte oplossingen op langere
termijn. Maar we hebben niet eens een begin gemaakt met het ernstig zoeken naar
die oplossingen. We staan vandaag niet zo heel veel verder dan tweeduizend jaar
geleden. We verdoen onze tijd met ons te amuseren terwijl er zoveel op het spel
staat. Is dat niet schrijnend?
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
24-04-2012
Seks als oorlog
The War of the Sexes is een van de geliefde onderwerpen
van de geniale humorist en cartoonist James Thurber. Maar die oorlog is veel
langer bezig, natuurlijk. Denk maar aan Aristophanes Lysistrata: de vrouwen
ontzeggen hun man seksueel contact om hen te dwingen het vechten op te geven en
vrede te sluiten. Blijkbaar kan men de seksuele verhoudingen tussen man en
vrouw in die polemische termen stellen, waarbij vrouwen iets hebben dat
mannen willen, en de vrouwen hen dat weigeren. Derhalve moeten de vrouwen
veroverd worden, ook tegen hun zin.
Een dwazere
definitie van de liefde heb ik nog niet gevonden. Als liefde oorlog is, dan
hoeft het voor mij niet meer. En toch is er wel iets van aan.
Als man voel
ik mij seksueel aangetrokken tot vrouwen. Niet enkel tot mijn partner, maar ook
tot andere. Hoe je het ook draait of keert, als ik in contact kom met een
vrouw, dan speelt mijn seksualiteit daarin steeds een rol, zelfs bij de meest
zakelijke gelegenheden, zelfs gewoon op straat. Ik bedoel vanzelfsprekend niet
dat ik mij meteen verlies in de wildste fantasieën of dat ik telkens meteen
blijk geef van mijn gevoelens. Maar de manier waarop ik naar elke vrouw kijk,
is steeds min of meer seksueel gekleurd.
Ik heb er
geen idee van of ik nu een uitzondering ben of de regel, maar ik vermoed toch
eerder het laatste. In wat ik hier verder schrijf over dit onderwerp, zal ik
enkel over mezelf spreken.
In mijn omgang
met vrouwen moet ik mij altijd aanpassen. Ik moet mijn seksuele interesse als
het ware verbergen of negeren. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik
vermoed dat vrouwen heel snel door hebben of ik dat soort belangstelling
vertoon, zelfs als ik mij daarvan zelf niet bewust ben. Ze zien waar mijn blikken
naartoe gaan, hoe ik zenuwachtig word, mij verspreek, overdreven vriendelijk
ben, dichterbij kom
Ik begrijp
dat dit voor vrouwen vervelend kan zijn. Ik lees en ervaar dat vrouwen die
interesse niet hebben, of niet tegenover elke man. Zij slagen er blijkbaar wel
in om zakelijk te blijven, om hun job te doen en zich niet te laten afleiden
door het seksuele. Ik heb er geen idee van of dit zo is. Zijn vrouwen minder
seksueel dan mannen? Ik zou het niet weten. Maar ik ben bereid om het aan te
nemen. Dat verklaart dan waarom vrouwen vaak korzelig reageren op seksuele
avances van mannen. Er is een verschil van benadering. Bij de man is er een
seksuele geladenheid, bij de vrouw niet of minder. De vrouw zal dan de seksuele
belangstelling of toenadering als ongewenst of ongepast ervaren: zij is daar op
dat moment niet mee bezig.
Meteen
zitten we in de war of the sexes: de
mannen willen wat van de vrouwen, de vrouwen willen dat niet. Er is daarvoor een
fysische en genetische onderbouw: mannen kunnen op korte tijd enorme
hoeveelheden kleine zaadcellen produceren, vrouwen maandelijks één grote eicel.
Het zijn de vrouwen die zwanger worden, bevallen, zogen en het grootste deel
van de verzorging van de kinderen op zich nemen. Mannen kunnen hun genetisch
materiaal dus heel gemakkelijk verspreiden over verscheidene partners, vrouwen
niet. Zij hebben een veel beperkter aantal kansen, die ook nog veel meer
inspanningen vergen. Zij moeten meer investeren in hun nakomelingen. Vrouwen
zijn bijgevolg kieskeuriger in hun seksuele belangstelling. Zij zullen kiezen
voor goede genen en daarvoor afgaan op het uiterlijk van de man, maar ook voor een
zorgzame man, die zijn verantwoordelijkheid opneemt en bijdraagt in de
opvoeding op lange termijn. Genetisch gezien zijn mannen dus altijd
geïnteresseerd in seks, vrouwen niet; zij gaan meer selectief te werk.
Dit is een
zeer ruwe schets, die echter vrij goed overeenkomt met de werkelijkheid. Dat
merken we wanneer er weer eens een geval van ongewenst of ongepast seksueel
gedrag of seksuele intimidatie in het nieuws komt, omdat een van de betrokkenen
een bekende figuur is. Laten we even stilstaan bij de terminologie.
Er is een
verschil tussen ongewenst en ongepast seksueel gedrag. Als een vrouw niet geïnteresseerd
is, is het gedrag van de man ongewenst. Alles hangt dus af van de vrouw. Dringt
de man, ondanks duidelijke signalen van de vrouw, toch aan, dan is er sprake
van seksuele intimidatie. De man respecteert dan de duidelijke wil van de vrouw
niet. Hij dringt zijn eigen wil op en dat is altijd fout. Als dat gepaard gaat met
geweld, onder welke vorm ook, dan spreken we van verkrachting. Het gaat er hier
niet om wat de man doet of verlangt. Het is voldoende dat de vrouw te kennen
geeft dat ze het niet wil. Als zij het wel wil, dan zijn dezelfde handelingen
immers niet meer ongewenst en dan is er in feite niets aan de hand: zij hebben
samen beslist om seksueel contact te hebben.
Ongepast
seksueel gedrag verwijst naar normen en waarden en reglementen. Het gaat dan
niet over de vraag of de vrouw instemt, maar of bepaalde gedragingen op zich maatschappelijk
toelaatbaar zijn. Wanneer een man in de lift in de billen knijpt van een vrouw,
dan gaan we ervan uit dat dit ongepast is. Dat verwijst naar regels of
afspraken of gewoonten. Soms zijn die regels duidelijk, maar vaak ook niet.
Franstalige collegas kussen elkaar dagelijks als ze aankomen op kantoor,
Vlamingen doen dat niet. Als je als Franstalige dus je Vlaamse collegas begint
te kussen bij de ochtendlijke begroeting, is dat ongepast. In sommige bedrijven
is het verboden om relaties te hebben met collegas op de werkvloer. Doe je dat
toch, dan is dat ongepast en zelfs ontoelaatbaar. Wat ongepast is, hangt af van
de heersende gewoonten, van wat men als normaal beschouwt. Meestal weten we
zeer goed waar de grens ligt. Maar dat is niet altijd voldoende om ons ervan te
weerhouden die grens te overschrijden.
Het kan behoorlijk gecompliceerd worden. Vrouwen kunnen geïnteresseerd
zijn of niet. Hoe kan je dat weten? You
cant blame a guy for trying, zegt men. Je doet een poging en de vrouw reageert
daarop zoals ze wil, aarzelend, instemmend of afwijzend. Je stemt je gedrag
daarop af en er is niets aan de hand, denk je dan. Maar dat is niet zo. Zelfs
gewoon proberen kan ervaren worden als storend, hinderlijk, beledigend, onaanvaardbaar.
Als een getrouwde man een andere vrouw benadert, dan is dat volgens bepaalde
wetten, reglementen, gewoonten en gebruiken ongepast en zelfs ongewenst. Een
gehuwde vrouw mag ervan uitgaan, volgens die redenering, dat men haar niet zal benaderen
met seksuele voorstellen. Elke overtreding is meteen ongewenst en ongepast. Je
bent dus al fout als je het maar probeert.
In de
praktijk echter Mannen en vrouwen gaan op allerlei manieren om met elkaar.
Vaak volgen we de regels, vaak ook niet. We vinden allemaal dat er regels
moeten zijn, maar als het erop aan komt, overtreden we ze zonder er lang bij
stil te staan. We doen wel eens dingen waarover we later spijt hebben. Ik
bedoel daarmee dat we dat soms samen doen, twee (of meer?) mensen die zonder echte
dwang dingen doen die ze beter niet zouden doen. Maar het kan ook zijn dat we
ons te buiten gaan aan ongewenst en ongepast seksueel gedrag, waarbij we
gebruik maken van onze machtspositie om seksuele handelingen te stellen met
partners die dat niet willen, die zich er niet kunnen tegen verzetten.
Er zijn ook
situaties waar de beide partners eventueel instemmen, maar waarbij we toch
moeten spreken van ongepast seksueel gedrag. De wet bepaalt de leeftijd voor
seksueel verkeer. Seks tussen volwassenen en minderjarigen is verboden. Seksuele
relaties tussen werknemer en werkgever en tussen opvoeders en hun leerlingen is
eveneens bijna steeds verboden. Incest, seks tussen nauwe bloedverwanten is
eveneens verboden. Deze verboden gelden los van de vraag of er instemming is of
niet.
Er zijn dus
zeer duidelijke regels die men verplicht moet naleven. Er zijn anderzijds een
aantal gewoonten en gebruiken die we het best niet verstoren, maar hier is er
een grijze zone, waarbinnen elkeen zijn gedrag zelf moet bepalen. Heel wat
mensen menen dat seks buiten het huwelijk kan. Er zijn geen wetten die het
verbieden, en als die er zijn worden ze hier bij ons omzeggens niet toegepast.
Vroeger was er de kerk die overspel als doodzonde beschouwde, maar aan de
morele regels van de kerk laten nog slechts heel weinig mensen zich ook maar
iets gelegen, terwijl ook vroeger de overtredingen ervan legio waren.
Wij moeten
dus in veel gevallen zelf uitmaken wat we willen doen en laten op het gebied
van seksualiteit. Een van de belangrijkste elementen in deze discussie is de recente
algemene beschikbaarheid van betrouwbare voorbehoedsmiddelen. Vroeger was seks
nauw verbonden met voortplanting: het risico op ongewenste zwangerschap was
zeer reëel. Dat weerhield een aantal mensen ervan om een seksuele relatie te
beginnen of occasioneel seks te hebben. Nu kan dat zonder gevolgen en dat heeft
een grote invloed op de spelregels. De genetische onderbouw, die helemaal gebouwd
is op de voortplanting, niet op seks op zich, is grotendeels verdwenen. Seks
die concreet gericht is op de voortplanting gebeurt in feite heel weinig. Wij
hebben weinig kinderen, tijdens een beperkte periode van ons leven. Het
grootste gedeelte van onze seksuele contacten heeft niets met de voortplanting
te maken. Seks heeft dan allerlei andere functies. Men heeft het over
recreatieve seks, casual sex of terloopse
seks, over seks als bindmiddel tussen partners, over therapeutische seks
We leven in
een andere wereld dan onze ouders, een andere wereld dan toen wij jong waren.
Maar het is even wennen, de oude regels zijn er stevig in gehamerd, dat raak je
niet zomaar kwijt. We verkennen de nieuwe grenzen en verwerpen de oude verboden,
die nu zinloos zijn. We moeten leren leven met nieuwe maatschappelijke regels
en afspraken, of met het ontbreken daarvan.
We kunnen
vandaag gelukkig veel opener zijn over seks dan ooit tevoren. We hebben
afgerekend met het dwaze, perverse taboe dat de kerk op alle lichamelijkheid en
vooral op seks had gelegd. Aan iedereen die zich vragen stelt over een nieuwe
seksuele moraal zou ik deze raad geven: praat erover, op een eerlijke, open en volwassen
manier. Dat is waar het veelal mis gaat. Als je je aangetrokken voelt tot
iemand, zeg dat dan, op een beschaafde, vriendelijke, attente manier. Geef de
andere de kans om je even vriendelijk ja of nee te zeggen. Het zijn de
onhandige demonstraties van onze seksuele interesse die voor problemen zorgen:
steelse aanrakingen, veelbetekenende blikken, misbruik maken van situaties,
onstuimige toenaderingen, geweld Wij zijn seksuele wezens, laten we dat
aanvaarden, daar is niets verkeerds aan, integendeel. Laten we over onze
gevoelens voor anderen praten, met henzelf, of met goede vrienden. Dat lijkt me
de beste manier om conflicten te vermijden. You
certainly can blame a guy for trying! Maar je kan iemand niet kwalijk nemen
dat hij of zij zich aangetrokken voelt tot een andere persoon. De beste manier
om daarmee om te gaan, is er openlijk voor uitkomen op een rustige, niet
agressieve manier. Wij zijn geen dieren, wij kunnen praten. In tegenstelling
tot wat wij vroeger dachten, zal erover praten de romantiek niet verbreken,
maar juist verhogen, omdat we elkaar dan meer als volwaardige mensen benaderen.
Zo kan er stilaan
een nieuwe seksuele cultuur ontstaan, waarin het respect voor de andere voorop
staat. Seks heeft een belangrijke plaats in ons bestaan. Laten we het niet
verknoeien, laten we er iets moois van maken.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
27-03-2012
The law is a ass! Quatsch in de rechtzaal
D
at het
voortdurend verkeerd gaat met de Belgische justitie, daar moeten we geen
tekeningetje bij maken. Er gaat geen dag voorbij of het Belgisch gerecht komt
in het nieuws, helaas nooit op een positieve manier. Vaak zijn dat problemen
die ze blijkbaar zichzelf aandoen. Zij slagen er niet in om maatregelen te
nemen die voor de hand liggen, omdat daarvoor geen wettelijk kader is. Het
gerecht mag enkel doen wat uitdrukkelijk wettelijk toegelaten is. Wijkt men ook
maar één millimeter af van de geschreven wetgeving, dan staat een legertje
advocaten en magistraten klaar met onderzoeken, bijkomende onderzoeksdaden en
uiteindelijk nietigverklaring wegens procedurefouten.
Wet is wet,
zegt men dan. Dat is een opvatting, maar het is niet de enig mogelijke, noch de
enige juiste. Het is zelfs een grove misvatting, een onrecht.
Paulus, de
echte stichter van het christendom, besteedde in zijn Romeinenbrief uitvoerig
aandacht aan de wet. Zo stelt hij dat de wet de mensen op slechte gedachten
brengt:
Ik ben me echter pas door de wet
bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de
wet niet zei: Zet uw zinnen niet op wat van een ander is. (Rom 7,7)
Een vreemde redenering,
maar wel een die opgang gemaakt heeft in het christendom. Het kwam er blijkbaar
vooral op aan om geen aanstoot te geven en dus werd ongeveer alles verboden,
zelfs de Bijbel. Het lijkt wel alsof Paulus daarbij uitgaat van een beeld van
de mens als een oorspronkelijk onverdorven wezen, een Rousseau-achtige nobele
wilde, die enkel door de wet op het idee komt om te gaan zondigen:
Toen we ons nog lieten leiden door
onze eigen wil, werd ons bestaan beheerst door zondige hartstochten die de wet in ons opriep en droeg het
alleen vrucht voor de dood. 6 We waren aan de wet geketend (Rom 7,5)
Eens leefde ik zonder de wet, maar
door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven. (Rom 7,9)
De wet is er
om de samenleving te regelen, maar de mens slaagt er niet in om de wet na te
leven. Hij kent de wet en weet dus wat toegelaten is en wat verboden. Maar dat
weerhoudt hem er niet van om toch het goede te laten en het verkeerde te doen:
Immers, ik besef dat in mij, in mijn
eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede
doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil
vermijden, het kwade, dat doe ik. (Rom 7, 18-19)
De wet is
niet alleen de aanleiding tot zonde, precies door erop attent te maken door het
te verbieden. Er kan zelfs alleen maar zonde zijn als er een wet is:
Maar de zonde heeft van het gebod
gebruikgemaakt om begeerten in mij op te wekken, want zonder de wet is de zonde
krachteloos. 9 Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod
kwam de zonde tot leven 10 en daardoor stierf ik. Het gebod, dat tot leven had
moeten leiden, bleek juist tot mijn dood te leiden. 11 De zonde heeft
gebruikgemaakt van het gebod: ze heeft mij misleid en mij door het gebod
gedood. (Rom 7,
8-11)
Toch is de
wet niet de oorzaak van onze misdaden. We kunnen enkel tegen de wet zondigen
als er een wet is, en de wet die het goede aanprijst, toont meteen ook de
keerzijde, het kwade. Maar dat maakt de wet niets slecht:
Kortom, de wet zelf is heilig en de
geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed. (Rom 7,12)
Het is ons
lichaam, met zijn driften, dat ons aanzet om de wet te overtreden:
Wij weten dat de wet het werk van de
Geest is, maar door mijn natuur ben ik uitgeleverd aan de zonde. (Rom 7,14)
Immers, ik besef dat in mij, in mijn
eigen natuur, het goede niet aanwezig is. (Rom 7, 18)
De Nieuwe
Bijbelvertaling zegt hier in mijn natuur; de Vulgaat zegt: in carne mea, de Griekse tekst: en tei sarki mou, in mijn vlees, zoals de
Willibordvertaling het ook heeft. Dit is typisch Paulus. De mens is zondig van
nature, omwille van zijn lichamelijkheid. Hij kan zijn driften niet beheersen:
Met mijn verstand onderwerp ik mij
aan de wet van God, maar door mijn natuur onderwerp ik mij aan de wet van de
zonde. (Rom 7, 25)
Ook hier staat carne/sarki, het
vlees.
De oplossing
moet komen van Christus en de Geest die hij zendt:
Waartoe de wet niet in staat was,
machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand
gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige
bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, 4 opdat
in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet
langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. 5 Wie zich door
zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich
laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. 6 Wat onze eigen
natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. 7 Onze
eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn
wet en is daar ook niet toe in staat. 8 Wie zich door zijn eigen wil laat
leiden, kan God niet behagen. (Rom 8, 3-8)
Lees daarbij
steeds vlees voor natuur. Dat is de basistegenstelling bij Paulus en in het
hele christendom.
Eens de mens
gelooft in Jezus Christus, hoeft hij de wet niet meer te volgen:
Zo bent ook u, broeders en zusters,
dood voor de wet dankzij de dood van Christus (Rom 7, 4)
we zijn dood voor de wet, zodat we
niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest. (Rom 7,6)
Bij Paulus
is de wet, die door God of de mensen is gemaakt om hun samenleven te regelen,
een zeer onvolmaakt middel. Enerzijds leert hij ons zonden kennen die we anders
niet zouden vermoeden. Anderzijds is de wet niet bij machte om ons tot het
goede te bewegen: ons vlees drijft ons hoe dan ook onvermijdelijk tot de zonde.
Pas wanneer we niet meer aan onze vleselijke lusten denken, maar aan de Geest,
kunnen we zonder zonde leven. Wij zijn dan niet meer uit op de geneugten van
dit leven, maar op een geestelijk leven na de dood:
Maar u leeft niet zo. U laat u leiden
door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat
leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe. 10 Als
Christus echter in u leeft, bent u door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de
Geest schenkt u leven, omdat u door God als rechtvaardigen bent aangenomen. 11 Want
als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij
die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn
Geest, die in u leeft. 12 Broeders en zusters, we hoeven ons niet langer te
laten leiden door onze eigen wil. 13 Als u dat wel doet, zult u zeker sterven.
Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven. (Rom 8, 9-13)
Het is een
moeilijke denkoefening. De mens is uit zichzelf geneigd tot het kwade, ook als hij,
daarop gewezen door de wet, weet dat hij verkeert handelt. Enkel door een daad
van geloof kan hij zijn lichamelijke neigingen overwinnen. Hij moet dan deze
wereld afzweren en alles zetten op het hiernamaals, waar wij zullen beloond
worden voor het goede dat wij hebben gedaan of gestraft voor het kwade. Wie in
Christus gelooft, zal gered worden, naar de hel met de anderen. Door te geloven
ontvangen wij een kracht die ons toelaat onze natuur te overstijgen, een genade
die ons bevrijdt van onze zondige natuur. Al wat wij moeten doen, is ons
openstellen voor de liefdevolle uitnodiging van God, die ons bereikt door
Jezus, die voor ons gestorven is, opdat wij zouden leven.
Het is een
mystieke redenering. Ze is niet logisch, redelijk, praktisch, filosofisch,
menselijk. Je moet blind geloven in het bovennatuurlijke: God, genade, eeuwig
leven, beloning, straf. Het is de bekende sprong in het niets. Geen wonder dat
steeds minder mensen een dergelijke boodschap nog ernstig nemen.
Een andere
opvatting vinden we in de Verlichting. Daar is de wet niet meer (en niet minder)
dan het geheel van afspraken die mensen onder elkaar maken over de manier
waarop zij vreedzaam en in veiligheid wensen samen te leven. Het is niet God of
de Kerk die de wet uitvaardigt, het is de mens zelf, eventueel via een koning
of een wetgevend lichaam; een andere instantie wordt belast met praktische uitvoering
ervan en de beteugeling van de overtreders. De wetten moeten aangepast zijn aan
de omstandigheden van tijd en plaats, ze kunnen verschillen en evolueren, ze
kunnen bijgewerkt en zelfs afgeschaft worden en nieuwe wetten kunnen in de
plaats komen, naarmate het inzicht evolueert in wat goed is voor de mens en wat
niet, en naarmate de wetten goed of slecht blijken te functioneren.
Dat betekent
ook dat de wetten wellicht steeds onvolmaakt zullen zijn, wij zijn immers maar
mensen en kunnen niet alle consequenties voorzien. Er is dus een verschil
tussen de ideale Wet en de concrete wetten, waarbij de wetten steeds
tekortschieten. Montesquieu zegt het zo: La justice nest pas dépendante des lois humaines. (Traité
des devoirs) De wetten zijn maar onze povere pogingen om de gerechtigheid
in woorden te vatten. In De lesprit des lois gaat hij verder: Dire quil ny a rien de juste ni dinjuste que ce quordonnent ou
défendent les lois positives, cest dire quavant quon eût tracé de cercle,
tous les rayons nétaient pas égaux. Duidelijker dan dat kan je het niet stellen. De wetten leggen
zo goed mogelijk vast wat rechtvaardig is, maar het is niet omdat of vanaf het
moment dat ze het vastgelegd hebben dat het ook rechtvaardig is. De wetten zijn
maar waardevol in de mate dat ze de rechtvaardigheid benaderen. Niet wat in de
wet staat is wat telt, maar of de wet rechtvaardig is. Wat telt is dat gerechtigheid
geschiedt, niet dat de wet gerespecteerd wordt.
Lieve
lezers, ik wou dat onze juristen Montesquieu zouden lezen. Wat wij nu zien, is dat
er een spelletje gespeeld wordt met het Gerechtelijk Wetboek. Als het in het
Wetboek staat, dan is het Wet. Staat het er niet in: jammer maar helaas. Is de
wet onvolkomen, duister, dubbelzinnig of gewoon fout? Niets aan te doen. Fiat
iustitia et pereat mundus!Klik op deze link en lees die tekst nog eens
na.
Een
voorbeeld. In Nederland staat een man terecht voor meer dan 80 gevallen van
seksueel kindermisbruik en publicatie en verkoop van de beelden ervan op het
internet. Zijn schuld staat vast, hij heeft de bewijzen immers zelf op beeld
vastgelegd. Tijdens de rechtszaak, die dus niet meer speciaal gaat over de
vraag of hij schuldig is of niet, oordeelt de rechter dat het goed is dat ook
de ouders van de misbruikte kinderen spreekrecht zouden krijgen. Wij zien dat
wel meer: men is gaan inzien dat processen niet alleen voor de schuldigen
belangrijk zijn, maar ook voor de slachtoffers.
Er kwam meteen
protest van de verdediging: dat spreekrecht staat niet in de wet en bovendien
heeft een andere rechtbank zich daartegen verzet en dat behoort dus wel in de
wet, als een precedent.
De
verdediging heeft haar rechten, maar wat heeft dit te maken met recht en gerechtigheid?
De schuld van de verdachte staat vast en dat ontkent ook de verdediging niet.
Wat de ouders zouden kunnen vertellen kan dus geen invloed hebben op de
schuldvraag. Met welk recht verzet de verdediging zich er dan tegen? Het enige
argument dat ze heeft is: het staat niet in de wet dus mag het niet. Om een roemrucht
Vlaams strafpleiter te citeren: dat is quatsch! Onzin, kletspraat dus. Zoals
Montesquieu zegt: elke straal van een cirkel is gelijk aan de andere, of dat nu
in een wet vastgelegd is of niet. Als een rechter meent dat het goed is voor
het verloop van het proces dat de ouders spreekrecht krijgen, dan kan hij
daartoe beslissen, ook als dat niet in een wet staat neergeschreven, zolang dit
niet strijdig is met een andere wet of uitdrukkelijk verboden is.
Gerechtigheid
staat boven de wet. Charles Dickens schreef in Oliver Twist: the law is a(n)
ass, a(n) idiot! I wish that his eye may be opened by experience!
Bekende advocaten
doen niets anders dan de wet uitpluizen op zoek naar minuscule vergetelheden,
onduidelijkheden, vergissingen of contradicties, op basis waarvan ze hun cliënt
kunnen vrijpleiten, terwijl zijn of haar schuld meestal onomstotelijk
vaststaat. Hun redenering is: de wet is er voor iedereen en iedereen kan er
gebruik van maken. Binnen de wet is alles toegelaten, tenzij het uitdrukkelijk verboden
is. En alles is verboden, tenzij het uitdrukkelijk toegelaten is. En als het
niet uitdrukkelijk is toegelaten, dan is het verboden. Dit noemt men
legalistisch of wettisch redeneren en het is een verschrikking. Het verheft
menselijke voorschriften tot absolute wetten en het beperkt de rechtspraak tot
het blindelings toepassen van noodzakelijk onvolmaakte menselijk wetteksten.
Zegt een advocaat: ze hadden hun wetten maar beter moeten schrijven! en dat is
een schande. Het gaat er immers niet om dat de wet wordt toegepast, maar dat
gerechtigheid geschiedt, ook als dat buiten de letter van de wet om moet.
Het
gerechtelijk apparaat in België is verlamd door die nefaste legalistische instelling.
Niets is nog mogelijk, alles moet herdaan worden, alles duurt eindeloos lang,
geen enkele uitspraak is nog duidelijk, goed en kwaad zijn niet meer van elkaar
te onderscheiden. De politiek is niet bij machte om er ook maar iets aan te
doen, op grond van de terechte scheiding der machten, maar volkomen ten
onrechte, want de wetgevende macht staat boven de rechterlijke macht. De
juristen, aan welke kant ze ook staan, verzetten zich echter tegen elke poging
om weer een beetje recht te doen wedervaren in hun rechtspleging. Als processen
nog enkel zouden gaan om de schuldvraag, los van alle procedureveldslagen, dan
hadden we genoeg aan een fractie van de juristen. En dat is natuurlijk wat zij
verhinderen, kost wat kost. Uiteindelijk gaat het om hun goedbetaalde job, niet
om recht en rechtvaardigheid.
Het is goed
dat wij nadenken over wet, recht en gerecht. Er hangt immers zoveel van af,
voor alle betrokken partijen. Zonder wetten of gerecht is de democratie dood.
Maar door een waarlijk satanische verkrachting van de ware rechtsprincipes
brengt men evengoed het voortbestaan van de democratische samenleving in het
gedrang. De rechtsstaat moet gevrijwaard worden, dat is zeker. Maar die
rechtsstaat wordt veel grondiger ondermijnd door legalistische juristen dan
door de oprechte bezorgdheid van een rechter om spreekrecht te verlenen aan
ouders die hebben moeten vaststellen dat hun kinderen het slachtoffer zijn
geweest van seksueel misbruik en de blootstelling daarvan via internet.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
14-03-2012
Sierre 14 maart 2012
H
et tv-journaal,
de radio, de kranten, de internetsites vullen zich met nieuws over het ongeval met de bus in
Sierre, waarbij ten minste 22 kinderen omkwamen die terugkeerden van skiklas.
Ook zes volwassenen, chauffeurs en begeleiders, lieten het leven. Iedereen is
nu bezig met het leed, dat van de overlevenden en dat van de gezinsleden en
bekenden van de slachtoffers en zo hoort het.
Pas later zal de bezinning komen en zal men zich vragen gaan
stellen. Wellicht zullen de veiligheidsvoorschriften in tunnels nog verstreng
worden, evenals die voor busreizen. Zo zullen er hopelijk nog minder ongevallen
zijn, statistisch gezien. Dat tunnels en busreizen daardoor nog duurder zullen
worden, dat nemen we erbij. Veiligheid voor alles.
Wij vergeten het nu even, maar al de veiligheidsmaatregelen
ter wereld kunnen niet verhinderen dat er ongevallen zijn, alle dagen, elk
ogenblik, zelfs op de meest veilige plaatsen. De maatregelen die we nemen zijn
er om het aantal ongevallen en hun gevolgen te beperken. Wij weten dat ze
ongevallen niet zullen uitsluiten. Er zijn beslissingen die we gemakkelijk
zouden kunnen nemen en die het aantal ongevallen en hun gevolgen nog meer
zouden beperken. Het verkeer is dodelijk, maar alleen omdat wij het dodelijk
maken en dodelijk laten zijn. Als we minder snel zouden rijden, zouden er
minder doden vallen en minder zwaar gewonden. Als we minder zouden rijden, als
we enkel zouden rijden als dat nodig was, ook. Als we onze autos nog meer
passief veilig zouden maken en onze verkeerswegen nog meer aangepast aan het
verkeer
We doen niet al het mogelijke om het verkeer veilig te maken.
Dat zou te duur zijn. We aanvaarden dus een zeker risico. We weten hoeveel
verkeersdoden er zullen vallen, dat is geen geheim. Er zijn Europese
richtlijnen over, die bepalen hoeveel er nog mogen zijn tegen bijvoorbeeld
2025. Dat cijfer is niet nul. Wij aanvaarden dus dat er altijd verkeersdoden
zullen zijn, zoals er ook altijd arbeidsongevallen zullen zijn, sportongevallen
Leven is risicovol. Wij leven daarmee en hopen dat wij de dans zullen
ontspringen, dat wij niet bij het aantal zullen zijn dat wij als aanvaardbaar beschouwen.
Is dat niet erg hypocriet en meer dan een beetje cynisch?
Waar leggen we de grenzen, hier bij ons en in de rest van de
wereld? Wat is nog aanvaardbaar en wat niet meer? Het aantal doden bij de skiklassen
van onze Vlaamse kinderen is, over de jaren heen, verwaarloosbaar. Geen reden
dus om die skiklassen af te schaffen. Ook volgend jaar zullen duizenden
kinderen naar de sneeuw trekken, alsof er vandaag niets gebeurd is. Dat staat
in schril contrast met de emoties die nu iedereen beroeren. Wij zijn geraakt
door ongevallen als dat in Sierre. Maar wij hebben een kort en selectief geheugen.
Over enkele dagen zullen de emoties bij de omstanders weer geluwd zijn. De onmiddellijk
betrokkenen zullen zich erover verbazen hoe alleen ze plots zijn met hun verdriet
dat nooit overgaat.
De rampen komen en gaan. Wij trekken er amper conclusies uit.
Wij hebben nog veel minder oog voor mogelijke rampen. En over risicos praten we
niet graag. Als je je opsluit in je huis, kan je nog van de trap vallen en je
nek breken, zeggen we dan. Leven is risicos nemen. Toch verbaas ik me over de
gretigheid waarmee we die nemen. Gisteren werden we voorbijgesneld op de
autosnelweg. We reden zelf ongeveer 110 per uur, maar het leek alsof we
stilstonden. De autos die ons passeerden op de linkerkant reden centimeters
van de betonnen vangrails. Een moment van verstrooidheid, een kleine beweging
aan het stuur, een klapband
Miljarden mensen nemen risicos, elke dag, elk ogenblik. Waarom?
Deze avond ga ik nog eens luisteren naar dat korte,
bevreemdende muziekstuk dat Charles Ives componeerde: The unanswered question.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
17-02-2012
Salaris
S
alaris is best een vreemd woord, het klinkt
ook vreemd. Niet te verwonderen, want het heeft Latijnse wortels.
Van Dale
zegt dit over de oorsprong: teruggaand op
Lat. salarium (zoutrantsoen, salaris), van sal (zout); vroeger dienden gestandaardiseerde
hoeveelheden zout als betaalmiddel.
Dat deed me
de wenkbrauwen fronsen. Zout was ook toen niet bepaald een luxeproduct, de
zoutwinning was al eeuwen bekend en het is een vrij eenvoudig en dus goedkoop
proces, namelijk verdamping van zouthoudend water, zoals zeewater. Als je
iemand, bijvoorbeeld legioensoldaten in zout uitbetaalt, zou je dus heel veel
zout moeten geven, meer zout dan iemand kan verbruiken of nodig heeft.
Bovendien kende men toen al het gebruik van edele metalen voor muntstukken, er
was dus al geld, ook om vrij kleine bedragen uit te betalen. Ik heb nergens een
bevestiging gevonden van het verhaal van Van Dale. Ik heb ook geen weet van
archeologische resten van dergelijke zoutblokken als betaalmiddel.
Nochtans
heeft het Latijnse woord voor zout sal, wel
degelijk iets te maken met salaris. Alleen weten we niet goed wat. Misschien
was een deel van het loon dat aan soldaten uitbetaald werd, de soldij, bestemd
om zout te kopen, waarmee men allerlei vleeswaren kon pekelen: vlees, bonen Misschien
was het een van de talrijke bonussen die soldaten kregen. Andere bronnen
stellen dat het gaat om de soldij van soldaten die de wegen bewaakten waarlangs
zout vervoerd werd, de via salaria.
Plinius de Oudere (GaiusPliniusSecundus (23 AD 25 augustus 79 AD) schreef in zijn encyclopedische
werk Naturalis Historia dat de Romeinse
soldaten oorspronkelijk (dus niet toen hij dat schreef) in zout uitbetaald
werden en dat salarium daarvan
afkomstig is.
Sommigen
beweren dat soldaat en soldij ook afgeleid zijn van sal dare, zout geven, maar het is veel waarschijnlijker dat die woorden
afgeleid zijn van de Romeinse solidus,
een gouden muntstuk waarvan geweten is dat men er soldaten mee betaalde.
Overigens
waren er in de oudheid maar heel weinig mensen die een salaris kregen, een
geldsom als beloning voor gepresteerde arbeid. De meeste arbeid werd verricht
door slaven en die kregen enkel kost en inwoon. Wel was het zo dat Romeinse magistraten
en beambten die zich dienden te verplaatsen een salarium kregen, een vergoeding van hun kosten en onkosten. Dat is
de betekenis die het woord heeft in het klassiek Latijn. Van daar is het
overgenomen in zowat alle westerse talen voor een wedde of loon, toen meer
arbeiders en bedienden op die manier vergoed werden.
Wedde is
ook maar een raar woord, vind ik. We weten wel wat het is, maar het heeft op
zichzelf, als woord, geen evidente betekenis. Aan een kind hoef je niet uit te
leggen wat een pannenkoek is, of een lekstok. Maar wat een wedde is? De wortel,
zoiets als wed vinden we in verscheidene oude en moderne westerse talen
terug. Oorspronkelijk sloeg het op een onderpand dat werd geëist of gegeven bij
een wettelijke overeenkomst. Dat kon een zakelijk akkoord zijn, of een
huwelijksovereenkomst; ook een weddingschap valt daaronder, de inzet, de som
waarvoor men wedt, is dan het onderpand. Omdat een dergelijk onderpand meer en
meer in geld werd gegeven, kreeg wedde de afgeleide betekenis van geld en
kon het woord ook specifiek gebruikt worden, zoals vandaag het geval is, voor
het maandloon dat men ontvangt.
Loon
klinkt bekender in de oren, we zien het ook in beloning en lonen; het
oorspronkelijke oerwoord laun betekende al wat loon nu nog zegt: een
vergoeding.
Als we het
wat chiquer willen, dan spreken we van een honorarium. Aanvankelijk was dat een
eergeschenk aan een ambtenaar bij zijn ambtsaanvaarding, later en nu nog elke
vergoeding die men uitbetaalde aan een hoger geplaatste, zoals een dokter, een
advocaat, een geleerde spreker
In onze
moderne maatschappij speelt het salaris, de wedde, het loon of het honorarium
een belangrijke rol. Wie een lagere functie uitoefent, krijgt daarvoor minder
geld, maar er zijn wel minimumlonen, vastgelegd door de staat. Daarnaast zijn
er ook afspraken per bedrijf of per sector van tewerkstelling. Daarover wordt
voortdurend onderhandeld. Als het in een sector goed gaat, bijvoorbeeld de
productie van autos, dan zullen de lonen daar ook goed zijn. De arbeiders
delen zo in de winst die de bedrijven maken. Het omgekeerde is ook waar. Als
een bepaald beroep een lange voorbereiding vraagt, of bijzondere vaardigheden
of kennis vereist, of lastig of gevaarlijk is: dat zijn allemaal factoren die
bepalend zijn voor de verloning. Dat is een van de principes van onze
vrijemarkteconomie, het liberaal kapitalisme, waarin vooral vraag en aanbod spelen.
Wie iets uitzonderlijks kan of bijzondere eigenschappen heeft, kan daarvoor veel
geld vragen, althans indien er voldoende vraag naar is. Denk aan topatleten,
managers, acteurs, fotomodellen, uitvinders enzovoort. Wie niets kan, moet dom
en belastend werk doen en krijgt daarvoor het laagste loon, amper voldoende om
te overleven.
Het
communisme en het socialisme vertrekken van andere principes. De wedde hoeft
niet afgestemd zijn op wat je doet, maar op wat je nodig hebt als lid van de
maatschappij. Iedereen heeft dezelfde rechten en krijgt dus van de staat
hetzelfde loon: de havenarbeider, de onderwijzer, de dokter, de universiteitsprofessor.
Er kunnen beperkte verschillen zijn, maar die zijn verwaarloosbaar in
vergelijking met het kapitalistisch systeem, waar het verschil tussen de
hoogste vergoedingen en de laagste spectaculair groot is.
Wij leven
hier in een gemengd systeem. De staat heeft allerlei manieren om de hoogste
wedden te beperken, onder meer door er de hoogste belastingen op te heffen, en
om de laagste lonen te beschermen, door minima te bepalen en ze minder te
belasten of zelfs belastingsvrij te maken. Maar de verschillen blijven aanzienlijk.
Wij hebben
hier bij ons net een staking achter de rug van de zee- en rivierloodsen.
Niemand zal ontkennen dat het om een gevaarlijk en lastig beroep gaat, waarvoor
lang moet gestudeerd worden, dat een hoge kennis en vaardigheid vereist, een
grote tegenwoordigheid van geest. Loodsen dragen ook een enorme
verantwoordelijkheid: bij een verkeerde beslissing kan de schade enorm zijn. De
druk waaronder de loodsen gebukt gaan is dan ook groot en dat heeft
ongetwijfeld een weerslag op hun gezondheid, net zoals de gevaarlijke en
onregelmatige werkomstandigheden.
Om al die
redenen zal de wedde, het salaris, het loon of het honorarium van deze mensen
in onze maatschappij relatief hoog zijn. De staat heeft ervoor gekozen om dit
werk toe te vertrouwen aan staatsambtenaren, om te vermijden dat vrijbuiters
minder goed werk zouden afleveren. In ruil voor een vaste betrekking en een
behoorlijk loon, doen de loodsen ten minste gedeeltelijk afstand van hun recht
op vrije onderhandelingen met hun werkgever over hun loon. Zij kunnen niet als
zelfstandige werken, of als werknemer bij een commerciële onderneming.
Dat is zo
voor alle staatsambtenaren. Het is een essentieel onderscheid in onze
maatschappij. Ofwel werk je voor een vast loon voor de staat en heb je
werkzekerheid, ofwel werk je in de privé, waarbij je over je loon kan
onderhandelen en je meer kan verdienen naargelang je vaardigheden, kennis,
inzet enzovoort. Het is een keuze waarvoor ieder van ons geplaatst is en die
eenieder maakt op grond van eigen afwegingen.
De loodsen
in Vlaanderen spelen het echter dubbel. Het zijn ambtenaren en dus hebben ze
een vast loon en vast werk. Daarbij houdt men rekening met hun grote
verantwoordelijkheden en hun arbeidsomstandigheden. Als de staat geen goed loon
zou aanbieden, dan zouden er geen kandidaten zijn om dat werk te doen, ook al
heeft de staat het monopolie van het loodsen. Bekwame mensen zouden dan voor
een ander beroep kiezen, waar ze meer kunnen verdienen.
Maar de
loodsen zijn niet tevreden met hun toch al aanzienlijk loon, noch met de
bijkomende voordelen die ze in de loop van de jaren bedongen hebben. Zij
vergelijken zichzelf met collegas die commercieel werken in min of meer
vergelijkbare omstandigheden, bijvoorbeeld kapiteins van schepen. En dus eisen
een minste een vergelijkbaar loon en vergelijkbare sociale voorzieningen,
bijvoorbeeld wat het pensioen betreft. Zij zetten hun eisen kracht bij door te
staken. Omdat ze een cruciale functie vervullen in de Antwerpse haven, kunnen
ze ondanks hun beperkt aantal, toch onoverzienbare economische gevolgen
creëren. Hun onderhandelingspositie is dus zo goed als onbeperkt. Zij kunnen op
hun eentje zowat de hele Vlaamse economie platleggen.
Wie als
ambtenaar aan het werk gaat, doet dat altijd, bewust of onbewust, vanuit een
zekere overtuiging, een solidariteitsgevoel. Men ziet het als een dienst aan de
gemeenschap. In ruil daarvoor krijgt men een min of meer bescheiden loon,
vastheid van betrekking en goede sociale voorzieningen, vooral ook een goed en
vroeg pensioen. De staat kan op die manier een aantal belangrijke diensten in de
maatschappij verzekeren, zoals het onderwijs, de post, het openbaar vervoer
enzovoort, zonder daarvoor commerciële lonen te moeten betalen.
Het is
echter precies daar dat het verkeerd is gegaan. De staat is zich meer en meer
gaan opstellen als een commerciële instelling. Er zijn topmanagers aangesteld
die dezelfde toplonen moeten krijgen als in de privé, anders komen ze niet. Een
zo verder naar beneden: directeurs, diensthoofden en zelfs specialisten
allerhande: de staat moet hen op dezelfde manier betalen als in commerciële
instellingen, anders gaan ze daar werken. Er is dus geen sprake meer van de
typische instelling van de ambtenaar, die voor een matig loon hard werkt. Alle
ambtenaren, bijvoorbeeld ook het onderwijzend personeel, willen een wedde die
vergelijkbaar is met mensen die gelijksoortig werk doen in commerciële instellingen.
En die privé bedrijven lokken de mensen met goede lonen, maar ook met
pensioenplannen die nog veel rooskleuriger zijn dan die van de staat. Er is een
wederzijds opbod, tot niemand nog het verschil ziet tussen een ambtenaar m/v en
een werknemer m/v in de privé.
Zo komen we
terug bij onze loodsen. Zij onderhandelen met de staat alsof zij geen
ambtenaren zijn, maar werknemers in een privé bedrijf. Zij storen zich niet aan
hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, zij kijken alleen naar hun eigen job
en zien geen enkele reden waarom zij minder zouden verdienen dan hun collegas
in privé bedrijven in binnen- of buitenland. Zij onderhandelen in volledige
vrijheid. Daarbij vergeten zij dat de staat hun beroep heeft gemonopoliseerd
precies opdat de maatschappij geen commerciële prijs zou hoeven te betalen voor
hun noodzakelijke en precieuze diensten.
Het oude
systeem van de ambtenarij heeft in de praktijk afgedaan. Een ambtenaar heeft
geen gezag meer, boezemt geen ontzag meer in, heeft geen sociaal aanzien meer.
Een ambtenaar ziet men meer en meer als een sukkel, een schlemiel, iemand die
niet goed genoeg is om in een commerciële omgeving te werken. De staat werkt
daaraan mee door in zijn diensten louter commerciële waarden voorop te stellen:
efficiëntie, doelstellingen halen, evaluatie, functioneringsgesprekken, vijfjarenplannen
Ook het laatste taboe is nu bespreekbaar: de vastheid van betrekking. Wie een
negatieve evaluatie krijgt, kan afgedankt worden.
Wij zullen
vroeg of laat weer de klassieke vragen moeten stellen. Wat voor maatschappij
willen we, een liberaal-kapitalistische of een socialistische. Het ziet ernaar
uit dat wij nu regelrecht afstevenen op een commerciële, individualistische,
marktgestuurde maatschappij en dat de idealen van communisme en socialisme
afgedaan hebben. Wie nu nog spreekt over ambtenaren, maatschappelijke inzet,
solidariteit, dienst aan de gemeenschap, verbondenheid met de minder gegoeden, onbaatzuchtige
samenwerking, dat is een onrealistische dromer. Iedereen, zelfs de
socialistische partijen sinds Tony Blair, denken en spreken nog enkel in termen
van vraag en aanbod en persoonlijke verrijking als motor van de maatschappij.
Het is enkel
wanneer we geconfronteerd worden met acties als die van de loodsen en de
luchtverkeersleiders en de bruggenwachters dat we het gevaar zien dat om de
hoek loert als we alles privatiseren, ook de kerntaken die tot voor kort
toevertrouwd waren aan de staat en zijn ambtenaren. Een ongeremd kapitalisme
belooft ons wel de hemel op aarde, maar er is geen enkele reden om blindelings aan
te nemen dat het zijn beloften kan waarmaken, evenmin als de extreme
communistische, socialistische en nationalistische experimenten dat konden. Wij
hebben de debacle van beide systemen gezien in de twintigste eeuw en nu ook in
het begin van de eenentwintigste. Je zou dus kunnen hopen dat we er wijzer door
geworden zijn, maar dat lijkt vooralsnog niet het geval.
Wellicht
moeten er eerst nog zwaardere crisissen komen, zoals in IJsland, Ierland, Portugal,
Spanje, Italië, Griekenland
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
13-02-2012
Emoties, justitie en de sharia
Emoties
kunnen, zo zegt ons het cliché, soms hoog oplaaien. We vergelijken ze zo met
een verzengend vuur dat gevoed door brandbaar materiaal en voldoende zuurstof voor
enorme hitte en vlammen zorgt.
Ik ben veeleer
iemand die probeert zijn emoties te beheersen.
Dat is iets
anders dan ze te ontkennen of te vermijden of te verdringen. Ik sta open voor
alle spontane emoties, ik laat ze toe in mijn leven, ik verheug me erover, want
ze tonen aan dat ik leef. Ik ben dus geen stoïcijn, die het geluk zoekt in het
vermijden van emoties. Dat lijkt me een zielige bezigheid. Het geluk ligt niet
in de afwezigheid van smart, net zomin als ongeluk gelegen is in de afwezigheid
van vreugde; voor beide is veel meer nodig. Een mens die geen emoties kent, is
geen mens, zo simpel is het.
We hebben
onze emoties nodig. Het zijn onmisbare mechanismen die de evolutie ons heeft
aangereikt om gepast te reageren op allerlei omstandigheden. Ons lichaam
reageert spontaan op prikkels, lang voor ons verstand dat in de gaten heeft.
Het zou dus dwaasheid zijn om die waardevolle signalen te negeren, zowel in
vreugde als in pijn. Wie geen verdriet heeft, nooit uitgelaten is, niet
verliefd wordt, geen medelijden kent, geen tranen in de ogen krijgt, tja, wat
voor leven heeft zo iemand?
Anderzijds
is het niet goed om je door je emoties te laten overweldigen. Wanneer het
vooral of bijna uitsluitend je gevoelens zijn die je leven bepalen, dan ervaren
we dat als een minder goede toestand waar we moeten zien uit te geraken.
Wegzinken in ons verdriet, overmoedig worden door ons succes, alles in de
waagschaal werpen omwille van een verliefdheid: het gebeurt en terwijl we het
zelf misschien niet zo erkennen en ervaren, zal de buitenwereld hoofdschuddend
zeggen: dat loopt niet goed af.
Het komt er
dus op aan om al die spontane gevoelens niet te ontkennen of te verdringen,
maar ze volop en intens te beleven, maar dan op een evenwichtige manier. We
moeten een plaats geven aan onze emoties. We moeten er vooral voor zorgen dat ze
niet obsessief worden, dat ze alle andere gevoelens niet verhinderen en ons
opsluiten in een eenzijdige kijk op het leven.
Bij het
nemen van onze beslissingen laten we ons vaak leiden door onze emoties en dat
is normaal, dat is goed, dat is menselijk. Maar ook hier moeten we erop bedacht
zijn dat we niet een bepaald gevoel laten overwegen. Iemands verdriet kan zo
groot zijn, dat hij of zij er als het ware door verlamd is. We spreken dan al
gauw van een depressie, maar die kan natuurlijk ook andere oorzaken hebben dan
alleen maar verdriet, zoals stress, overbelasting, relationele problemen
enzovoort.
Wie zich
enkel door emoties laat leiden, zal zelden voor een rustig, evenwichtig persoon
doorgaan, of het nu een bepaalde emotie is of de vreemde chaos van emoties die
een mens in de loop van een dag, een week, een maand, een jaar of een leven
lang beroeren. Er moet nog iets anders zijn in ons leven dan alleen maar
spontaan en ongeremd reageren op emoties. Men noemt dat gemakshalve de rede,
het verstand.
Wanneer we
ons bewust zijn van onze emoties, wanneer we ze herkennen voor wat ze zijn,
wanneer we zien hoe ze ons leven ingrijpend veranderen zonder dat we er erg in
hebben, dan hebben we al een eerste stap gezet: we weten nu dat er iets aan de
hand is, dat we ons meer dan gewoonlijk laten leiden door onze gevoelens, dat
we anders reageren op de mensen en de dingen om ons heen. Dat kan bijvoorbeeld zijn
omdat we uit onze omgeving signalen opvangen die ons wijzen op ons afwijkend
gedrag. Het kan ook dat we als het ware onszelf observeren en enigszins
verbaasd vaststellen dat we anders handelen en denken dan anders. Ons lichaam
weet dat wij rouwen, verheugd zijn of verliefd lang voor wij dat voor onszelf
uitspreken. Pas wanneer de spontane reacties van ons lichaam ons beginnen op te
vallen, merken wij dat we ten prooi zijn aan een sterke emotie.
Dan is het
tijd om in te grijpen. Je kan dan toegeven aan je gevoelens, je eraan
overgeven, erin zwelgen, jezelf erin verliezen. Maar je weet, zeker als je geen
puber meer bent, dat dat geen oplossing is. Ofwel brengen die losgeslagen
emoties je naar de rand van de afgrond, ofwel komt er vanzelf een einde aan: de
tijd heelt alle wonden. In beide gevallen moet het evenwicht zich herstellen.
Je moet weer ontvankelijk worden voor andere gevoelens dan dat ene dat je
dreigt mee te sleuren. Je moet meer redelijk worden.
Emoties
kruiden het leven, een leven zonder is het leven niet waard. Laten we dankbaar
zijn voor al onze emoties, hoe verrassend en onverwacht of verontrustend ze ook
zijn. Maar we moeten ook leren hoe er mee om te gaan. Ze mogen ons niet
overmeesteren, ons de baas worden. We moeten ze ten goede aanwenden, ze mogen
niet destructief worden, voor onszelf noch voor de mensen om ons heen.
Deze morgen
werd ik sterk aangegrepen door twee nieuwsberichten. Ik werd meteen woedend en
erg opgewonden, temeer omdat ik met mijn reacties geen blijf wist. Er bleef dus
niets anders over dan enkele uren nadenken terwijl ik het huis de wekelijkse
poetsbeurt gaf, waarbij je verstand toch ongeveer op nul staat, je weet immers
wat je te doen staat, je hebt het al zo vaak gedaan. En van dat nadenken komt
bij mij het schrijven, dat merk je nu.
Het eerste
bericht ging over een Belgische gangster van vreemde origine. Bij een overval
waarbij slechts enkele honderden euros buitgemaakt werden, liep hij bij een
vuurgevecht met de politie een schotwonde op. Enige tijd later was hij een van
de daders van een zeer gewelddadige homejacking. Een jonge politieagente werd
daarbij zomaar neer gekogeld met een zwaar vuurwapen. Nu meldt een krant dat
deze man voor de verwonding die hij opliep bij de eerste overval een invaliditeitsuitkering
kreeg van een ziekenfonds en dat hij die nog steeds krijgt, nu hij in de
gevangenis zit voor de brutale moord op de politieagente.
Ik weet
zeker dat ik niet de enige ben die op zon bericht woedend reageer. Het is erg
dat die man een uitkering krijgt terwijl hij in de gevangenis zit, waar hij er
helemaal geen behoefte aan heeft. Het is terecht dat een politieke partij dat wettelijk
onmogelijk wil maken. Maar wat mij zo boos maakt, is het feit dat hij een
uitkering krijgt voor een letsel dat hij heeft opgelopen in een vuurgevecht met
de politie naar aanleiding van een gewapende overval. Eerlijk, dat begrijp ik
niet. Als je bij het sporten of gewoon in je huiskamer je been breekt en je
houdt daaraan een blijvend letsel over en je hebt geen (dure!) verzekering, dan
is dat het einde van het verhaal. De verzekeringsmaatschappijen zijn ervoor berucht
om de bewijslast voor uitkeringen zo zwaar mogelijk te maken. En dan verneem je
dit! Hoe is het toch mogelijk dat niemand er ooit aan gedacht heeft om
dergelijke perverse gevolgen van onze sociale zekerheid uit te sluiten? Hoe is
het mogelijk dat geen enkele ambtenaar of bediende, geen enkele raad van
bestuur beslist heeft om die uitkering te weigeren of aan te vechten? Zijn letsel was immers blijkbaar niet van die aard dat het hem verhinderde om zijn gewelddadige levensstijl ongestoord verder te zetten. Een brave burger verliest zijn uitkering voor veel minder.
Ik heb me
tijdens het nadenken en nu nog tijdens het schrijven voortdurend afgevraagd of
ik me niet teveel laat leiden door mijn emoties. Ik denk het niet. Ook nu mijn
woede al wat gekoeld is, zoek ik tevergeefs naar een goede reden om die
misdadiger een sociale vergoeding toe te kennen voor een letsel dat hij heeft
opgelopen bij een gewelddadige overval. Waarom zou de maatschappij sociale
voordelen toekennen aan iemand die de maatschappij zo brutaal belaagt en zoveel
schade toebrengt? Om nog te zwijgen over het feit dat die man in zijn hele
leven allicht nog nooit enige positieve bijdrage heeft geleverd aan de
maatschappij.
Ik begrijp
het niet en ik weiger het te begrijpen. Als we zo doorgaan, dan stemt
binnenkort iedereen op extreem rechtse en populistische partijen. En zullen de
politiemensen misschien beginnen denken dat ze maar beter ineens kunnen
schieten om te doden, zoals ook de gangsters zelf doen. Zo komen we zowel
politiek als politioneel in een onverantwoorde escalatie terecht waarvan het
einde voor beschaafde mensen zelfs niet denkbaar is.
Het tweede
bericht betrof een man van 48 die veroordeeld was tot een jarenlang rijverbod
nadat hij in dronken toestand een dodelijk verkeersslachtoffer had gemaakt en
vluchtmisdrijf had gepleegd. Sinds zijn veroordeling is hij nog herhaaldelijk
betrapt op het gebruik van zijn wagen, een Porsche Boxster. Dat heeft hem nu al
twee (!)veroordelingen opgeleverd tot levenslang rijverbod.
Het is
duidelijk dat die man het niet zal afleren. Hij zal altijd met zijn auto
blijven rijden en hopen dat men hem niet betrapt. Maar zelfs als men hem
betrapt: wat riskeert hij dan? Nog een veroordeling tot levenslang rijverbod?
Dat is toch onzin! Waarschijnlijk staat er op het overtreden van zon rijverbod
geen andere straf, of als er al gevangenisstraf zou op staan, dan zal dat een
heel beperkte zijn, enkele maanden voorwaardelijk misschien. En wat dan nog?
Hij kan gewoon doorgaan, voor hem is dat allemaal niets, hij doet gewoon waar
hij zin in heeft.
Staat de
maatschappij machteloos in dergelijke gevallen? Ik weet het niet, maar het
lijkt wel zo. De bestraffing is inefficiënt, ze bereikt het beoogde doel niet:
de man uit het verkeer houden omdat hij een gevaar is voor zijn medemensen. Wat
zou men kunnen doen, wat zou ik doen?
Na enig
nadenken ben ik tot deze conclusie gekomen: men had al bij de eerste
overtreding zijn wagen in beslag moeten nemen en verbeurd verklaren. Een
Porsche Boxster kost algauw een slordige 65.000 euro zonder BTW en andere
belastingen. Zelfs iemand met diepe zakken voelt dat. Wanneer hij nogmaals in
een wagen betrapt wordt, kan men hetzelfde doen; indien zijn nieuwe wagen
minder kost dan zijn eerste wagen, legt men hem een supplementaire boete op tot
hetzelfde bedrag. Als je bij elke overtreding 65.000 euro riskeert, dan ga je
misschien nadenken, zelfs als je zo hardleers bent als deze kerel.
Als we er
niet in slagen om met ons gerechtsapparaat zon mensen tot betere gevoelens te
brengen, als we hen niet met legale middelen kunnen uit het verkeer houden om
hen te verhinderen onschuldige slachtoffers te maken, dan zullen we ook hier
onvermijdelijk in een spiraal van geweld terechtkomen. Vroeg of laat zal men
dan naar het systeem van de sharia grijpen. Volgens de letter van de Koran hakt
men een dief eerst de rechterhand af en bij een tweede diefstal de linkerhand.
Stelen wordt dan inderdaad wel erg bemoeilijkt. De vraag is alleen of wij de
sharia willen, of er echt geen alternatief is. Ons huidig justitiesysteem is
dat in alle geval niet. Wij zullen er dus een beter moeten verzinnen, of
uiteindelijk ten onder gaan aan het geweld, dat van de misdaad of dat van de staat
en de godsdienst.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
06-02-2012
Geluksmachines
Iedereen wil
gelukkig zijn. Alleen verschillen we van mening over wat geluk is en hoe het te
bereiken. Als wij beelden zien van een haveloze junkie die zich in een verlaten
pand inspuit met een of ander goedje, dan kunnen wij onmogelijk begrijpen dat
hij bezig is met het zoeken naar geluk, maar toch is het zo. Die junkie is een
mens en hij bevredigt op dat moment zijn hoogste verlangen, resultaat gegarandeerd,
of toch voor eventjes, kostprijs slechts enkele euros.
Als we om
ons heen kijken, ligt het geluk op de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Wij
zijn geneigd om te denken dat alle mensen zowat hetzelfde willen: een goede
gezondheid, een dak boven het hoofd, voldoende eten en drinken, werk of een
zinvolle bezigheid, een partner Maar dan blijkt dat we daarmee zelden tevreden
zijn. We willen meer en andere dingen, het is nooit genoeg. Mensen die een
prachtig huis hebben, trekken er voortdurend op uit om op schier onbereikbare
plaatsen genoegen te nemen met een eenvoudige hut. Mensen met een mooi gezin
geven plots alles op om een nieuw leven te beginnen met iemand anders. Mensen
met een top job laten zich verleiden door de drank en drinken zich in de
vernietiging. Jonge mensen met een schitterende toekomst voor zich zoeken
vertier in drugs en weekeindplezier en rijden zich te pletter op een grauwe
zondagmorgen. Ogenschijnlijk evenwichtige mensen komen terecht in misdadige
sekten, waar ze een onwaarschijnlijk dwaas regime volgen van een idiote of
gehaaide goeroe.
De mens
beschikt over een brede waaier van genotsensoren: lekker eten en drinken, een
heerlijk parfum of de geur van de wassende zee, de roes van alcohol, seksuele
opwinding, de voldoening van iets te bezitten, de euforie van het succes, de verdwazing
van drugs, het artistieke genot, de voldoening van fysieke inspanning, de kick
van sport Geluk is niet eenduidig, het is veelvormig.
En dus zijn
er geluksmachines, systemen om ons geluk te verzekeren. Dat kan door zoveel
mogelijk sensoren te prikkelen, door alle prikkels intens te bevredigen, een Bourgondisch
leven te leiden. Het kan ook door van zoveel mogelijk afstand te doen, alle
prikkels te vermijden en de rust op te zoeken van de eenvoud. Het kan door te
vluchten in religieuze waanzin, of door filosofisch naar de Waarheid te zoeken.
Het kan door zinvol te leven in een maatschappelijk verband, of net niet.
Er zijn duizenden
geluksmachines: een vibrator, een gevulde ijskast of wijnkelder, een tv of
stereoset, een computer, een gamebox, een fitnesstoestel, een bibliotheek, een
handboog, een fiets, een snelle wagen, penselen, verf en doek, beitels en steen,
een tube met vluchtige lijm, pijnstillers, drugs
Wij zijn
bijzonder vindingrijk in ons streven naar geluk, we zoeken het op de gekste
plaatsen. Vijfduizend kilometer door sneeuw en ijs ploeteren op Antarctica zonder
bevoorrading, met enkel de wind als hulp. Als jong meisje op je eentje de
wereld rondvaren in een zeilboot. Te voet naar Compostella. Als gehandicapte de
hoogste bergen beklimmen. Lees het eens na in het Guinness Book of Records:
verbazingwekkend. Alsof we als individu of als groep niets anders te doen
hebben.
Godsdiensten
zijn ook geluksmachines, de grootste die er zijn. Ze beloven je geluk hier op
aarde en het eeuwig geluk in het hiernamaals, als je doet wat ze je voorschrijven.
En het werkt: er zijn mensen die zich goed voelen bij die recepten, of toch
niet slecht. Miljarden mensen bekennen zich tot een of andere godsdienst of
ideologie, die ze min of meer fanatiek beleven. Daar is in principe even weinig
op te zeggen als op andere geluksmachines, behalve als er dwang mee gemoeid is,
of bedrog, als het beloofde geluk uitblijft of compleet illusoir is.
Moeten we ieder
diertje zijn pleziertje laten? Mag elkeen op zijn manier het geluk nastreven?
Is dat een onvervreemdbaar recht, zoals in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring
staat: the pursuit of happines? Zijn
er hogere vormen van geluk en lagere? Is het belangrijk dat zoveel mogelijk
mensen het hoogste geluk bereiken, wat dat ook moge zijn? Moeten we de mensen wijzen
op de nadelen of gevaren van sommige geluksmachines, hen desnoods verhinderen
om gelukkig te worden op de manier die zij hebben gekozen?
Moeten we
iets doen om die junkie te ontwennen en terug op het rechte pad te brengen?
Moeten we een aan alcohol verslaafde collega of vriend terechtwijzen of helpen?
Moeten we het gebruik van soft drugs verbieden en bestraffen? Moeten we mensen
verhinderen om domme, nutteloze, dure en gevaarlijke dingen te doen bij het
nastreven van hun geluk? Of is elke mens vrij om zijn eigen geluksmachine te
kiezen?
Het zijn
vragen die we ons allemaal wel eens stellen.
Categorie:samenleving Tags:levensbeschouwing
27-01-2012
Moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen?
Vertrekkend
van het vaste principe van het eigenbelang dat al ons handelen motiveert, komen
we als vanzelf bij de vraag of er grenzen moeten gesteld worden aan die zo
typische menselijke neiging om rijkdom en macht te verwerven.
Het ligt
voor de hand dat er zeker maatschappelijke beperkingen zijn: de staat heeft
middelen nodig om de gemeenschappelijke projecten uit te voeren en te
financieren. Alle burgers zullen een deel van hun bezit of hun tijd moeten
afstaan aan de staat. Meteen rijst de vraag of iedereen in dezelfde mate moet
bijdragen en op dezelfde manier. Arbeiders zijn meer geschikt om hun arbeid ter
beschikking te stellen, intellectuelen zijn daartoe vaak minder geschikt; zij
kunnen dan hun kennis ten dienste stellen van de gemeenschap. In een moderne
maatschappij zal men echter wellicht de verplichtingen en lasten die de staat
oplegt, uitdrukken in belastingen, in financiële termen. En dan is de vraag nog
altijd: moet iedereen evenveel bijdragen?
Vanuit het
standpunt van de gebruiker zou men kunnen stellen dat degenen die het meest
voordeel halen uit een bepaalde gemeenschappelijke voorziening, daar ook het
meest moeten toe bijdragen. Dit zal dan aanleiding geven tot specifieke
belastingen, bijvoorbeeld voor het gebruik van de verkeerswegen: allerlei
belastingen op autos en op brandstof. Wie geen auto heeft, betaalt dan die
specifieke belastingen niet.
Maar de
specifieke belastingen zijn zelden toereikend: men zal steeds ook uit de
gemeenschappelijke belastingen, de inkomstenbelasting moeten putten. Iedereen
zal dus moeten bijdragen, ook voor diensten waarvan hij of zij zelf geen
gebruik maakt. Typisch voorbeeld: de kinderbijslag en geboortepremies; iedereen
betaalt, of men kinderen heeft of niet, en enkel wie kinderen heeft, geniet van
dit voordeel.
Moeten
sommigen meer bijdragen dan anderen? Moeten de sterkste schouders de zwaarste
lasten dragen? Er is iets voor te zeggen. Wie grote rijkdom verworven heeft, op
welke manier dan ook, kan gemakkelijk een deel daarvan afstaan zonder daarvan
enige hinder te ondervinden. Wie maar amper genoeg heeft om te overleven, zal
elke belasting als een zware last ervaren. Er is echter ook iets dat niet klopt
in die redenering. Dat iedereen solidair moet zijn, betekent niet noodzakelijk
dat de rijken meer moeten betalen dan de armen. Iedereen draagt evenveel bij tot
en iedereen kan daarvoor in principe evenveel gebruik maken van de
gemeenschappelijke diensten.
In de meeste
democratieën heeft men gaandeweg gekozen voor een progressieve belasting: hoe
groter je inkomen, hoe zwaarder je belast wordt. Het is een systeem van
herverdeling, een stilzwijgende overeenkomst waarover we niet meer nadenken.
De armsten
zullen dat misschien vanzelfsprekend vinden, maar de rijken zeker niet. Zij
ervaren het als een rem op hun zin voor initiatief en hun werklust. Als je meer
belastingen moet betalen naarmate je meer verdient, waarom zou je dan altijd
maar meer willen verdienen door harder en langer te werken? Hoge belastingen
voor veelverdieners werkt ontradend.
Je kan het
ook anders bekijken en dat is wat de meeste gegoede mensen doen: ze betalen
gelaten de belastingen, omdat er toch nog altijd voldoende overschiet en hun
inspanningen uiteindelijk toch veel beter beloond worden dan die van een
eenvoudige arbeider.
Op onze
vraag of het verwerven van rijkdom gerechtvaardigd is, kan men dus op twee
manieren antwoorden.
Vanuit een
ethisch standpunt is het niet onterecht dat wie veel meer heeft dan hij of zij
nodig heeft, een deel daarvan afstaat ten bate minder begaafden of aan mensen
die kampen met ziekte of tegenslag. In een gemeenschap gaat het maar goed als
wij elkaar helpen en bijstaan, als we op elkaar kunnen rekenen, vooral in
moeilijke tijden. Met de grotere bijdragen van de rijksten in het uitbouwen van
algemene voorzieningen, stijgt het levenspeil van de hele gemeenschap en daar
genieten ook de rijksten zelf van. Het is aangenamer om te leven in een
welvarende gemeenschap dan alleen rijk te zijn in een wereld van armoede en
menselijke ellende.
Naast die
morele overwegingen zijn er ook zakelijke en economische. De industrie en de handel,
waarop de rijkdom van de ondernemers is gestoeld, heeft er baat bij dat zoveel
mogelijk leden van de gemeenschap deelnemen aan het economisch bedrijf, dat ze
kopen en verbruiken. Wie in armoede leeft, heeft geen rol van betekenis in het
economisch leven tenzij als uitgebuite dommekracht. Industrie en handel hebben
welvarende klanten nodig, anders werkt het niet. Bovendien verhinderen de
belastingen blijkbaar niet dat er grote fortuinen zijn.
Als we nu
aanvaarden dat mensen zich verrijken, het liefst natuurlijk op een eerlijke en
humane manier, met respect voor iedereen; als we bovendien aanvaarden dat
hogere inkomens sterker belast worden, blijft nog de vraag over waar de grenzen
leggen. Aanvaarden wij dat men zich binnen een bestaand fiscaal systeem,
bijvoorbeeld de Belgische of de Nederlandse staat, tomeloos verrijkt?
Blijkbaar
wel. De belastingen zijn erg hoog voor de rijksten, maar ze zijn nooit honderd
procent, je moet nooit alles afgeven wat je verdient. Als dat verdienen zonder
veel inspanningen gaat, dan is zelfs een opbrengst van zelfs maar de helft van
wat je verdient nog steeds een zeer aanzienlijk bedrag. Een manager die vier
miljoen euro verdient per jaar zal het misschien vreselijk vinden dat hij
daarvan maar twee miljoen overhoudt, maar twee miljoen per jaar is een
afschuwelijk hoog bedrag, zelfs als je dat niet elk jaar van je carrière
krijgt.
Toch is er
iets dat wringt. Het heeft te maken met de ongelijkheid binnen een
maatschappij. Door de hele geschiedenis heen hebben wij gezien dat economische en
maatschappelijke diversiteit voor velen een aansporing is om zich op te werken,
maar dat extreme materiële ongelijkheid onder de mensen aanleiding geeft tot
sociale onrust. Het wordt algemeen als onrechtvaardig beschouwd dat sommigen
zich zo kunnen verrijken dat de afstand tussen hen en hun medeburgers al te
groot wordt. De adel in het feodale stelsel, de hogere burgerij in de steden,
de kerken en de kloosters, de industriebaronnen, de gerechtelijke macht en de
advocatuur, de hoogste magistraten en ambtenaren, de hoogste politieke mandaten
en vooral, in de moderne tijd, de aandeelhouders: de gewone mensen hebben
bezwaren tegen de concentratie van de rijkdom bij mensen die er naar hun
aanvoelen veel minder moeten voor doen dan zij zelf. De laagste lonen worden
uitbetaald voor arbeid die als het meest belastend en mensonwaardig wordt beschouwd,
terwijl de rijken slapend of al spelend nog rijker worden, zo voelt men het
aan. Dat is niet eerlijk. Het vermoeden rijst dat wij rijk is, niet volgens de
regels speelt. Eerlijk duurt het langst, vooral eerlijk rijk worden. Rijkdom is
diefstal. Rijk wordt men op de rug van de armen en de minder begaafden.
Of het
eerlijk is of niet, het lijkt niet wenselijk om de ongelijkheid al te hoog te
laten oplopen, al was het maar om sociale onrust te vermijden. Maar hoe moet
dat in zijn werk gaan? We moeten er zeker op letten dat we het persoonlijk
initiatief niet fnuiken, want daar ligt zeker een belangrijke motor voor alle
bedrijvigheid. Veel verdienen door hard te werken en vindingrijk te zijn, daar
heeft niemand een probleem mee. Waar we het moeilijk mee hebben, dat zijn de
excessen. Niemand is zo goed dat hij of zij daarvoor per jaar vier miljoen euro
verdient.
Wanneer een
voormalig eerste minister miljoenen verdient als lid van allerlei beheerraden,
dan ervaren wij dat zonder meer als een schandelijke zaak. Niemand heeft
miljoenen euro nodig, dat is geen luxe meer, dat is overvloed. Wie zoveel geld
heeft, beschouwen wij niet meer als een van de onzen, dat is een wereldvreemde,
een gehate en verachte dief en bedrieger, noch min noch meer. Wij hebben
respect voor mensen die het goed doen en het ver brengen, maar niet voor de
superrijken.
Dat is
meteen ook mijn besluit: de staat moet ervoor zorgen dat er geen sociale onrust
ontstaat; dergelijke onrust is onvermijdelijk wanneer sommigen teveel rijkdom
vergaren; derhalve moet de staat verhinderen dat iemand echt onbehoorlijk rijk
wordt.
Dat kan op
allerlei manieren, bijvoorbeeld door de hoogste belastingsschaal te verhogen
tot honderd procent; al wat men verdient, op welke wijze dan ook, boven een
bepaald bedrag, dat best hoog mag zijn, gaat dan naar de gemeenschap. Het kan
ook door een belasting op grote fortuinen, gebaseerd op een kadaster van het
bezit.
In de eerste
plaats echter moet de staat ermee ophouden om de eigen ambtenaren onredelijke salarissen
en vergoedingen uit te betalen. De beheerders van het Belgische spoorwegnet
zijn stuk voor stuk politiek benoemd, dat wil zeggen dat het partijleden zijn
die uitgekozen worden om die vetbetaalde postjes te bekleden. Ik ben er zeker
van dat een groot gedeelte van dat geld tersluiks terugstroomt naar de (zwarte)
partijkas. Dat is oneerlijk, dat is bedrog, dat mogen wij niet dulden.
Ik pleit dus
niet voor een grootschalige herverdeling van het persoonlijk bezit, maar voor
een systeem waarbij buitensporige inkomsten van welke aard worden afgetopt op
een niveau dat de meerderheid van de burgers billijk acht, maar dat gerust heel
wat hoger mag zijn dan het gemiddelde inkomen, dat ik nogal optimistisch ergens
rond de twintigduizend euro situeer.
Als ik daar
zelf met de natte vinger een rond cijfer moet op plakken, dan zou ik denken aan
een netto jaarinkomen van bijvoorbeeld honderdduizend euro, vijf keer het
gemiddelde, dat is toch niet mis? Dat is 275 euro per dag, elke dag van het
jaar, meer dan 8.000 euro per maand netto. Wie meer wil verdienen, die mag voor
mijn part gerust verhuizen naar landen waar dergelijke grenzen niet gelegd
worden, we zullen hen niet missen.
Ik heb dan
ook niet de minste sympathie voor Belgische sportvedetten die zich om fiscale
redenen pro forma in Monaco gaan vestigen. Men moest hen verbieden om nog in
ons land actief te zijn. In plaats van aanmoedigingen zou men hen langs de weg
moeten uitschelden voor wat ze zijn: volksvreemde bedriegers.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
24-01-2012
Mentaliteitswijziging
In deze
tijden van sociale onrust past het dat wij nadenken over de manier waarop wij
onze samenleving vorm geven.
Enerzijds
moeten we ons afvragen welke politieke filosofie de mensen het meest aanzet tot
arbeid. Dat is in mijn ogen wellicht veeleer de liberale denkwijze, omdat ze
gebruik maakt van de natuurlijke aandrift van de mens om in zijn eigen belang
te werken. Het is pas in tweede instantie, door na te denken en ervaring, dat
de mens gaat inzien dat zijn eigenbelang het best gediend is door samenwerking.
Het socialisme of communisme, dat uitgaat van de gedachte dat de mens zich in
de eerste plaats moet inzetten voor het gemeenschappelijke goed, gaat voorbij
aan deze primaire aandrift van elk levend wezen en is daarom gedoemd om uiteindelijk
te mislukken.
Er is echter
een tweede vraag, namelijk of de liberale ideologie ook daadwerkelijk leidt tot
een betere wereld. Wanneer iedereen zich ongeremd inzet voor zichzelf, viert
eigenbelang hoogtij en is de kans groot dat rijkdom zich dan concentreert bij
de meest begaafden en bij weinig scrupuleuze lieden. Eigenbelang is dan wel een
goede motivatie, maar het is geen principe waarop men een maatschappij kan
bouwen. Het is niet omdat sommigen het goed hebben, dat iedereen het goed
heeft.
Er moet dus
een instantie zijn die zich met de belangen van het bonumcommune, het
gemenebest, theCommonwealth bezighoudt. De staat zal middelen afnemen van zijn
burgers om gemeenschappelijke projecten te realiseren, bijvoorbeeld
rioleringen, wegen enzovoort. De vraag is of het niet beter is om ook dat over
te laten aan het privé-initiatief. Op die manier zou het eigenbelang kunnen
ingezet worden ten bate van de gemeenschap. In Amerika zijn de grote
transcontinentale spoorlijnen op die manier aangelegd, het is dus wel degelijk
mogelijk. Dergelijke projecten worden dan betaald door de gebruikers, zoals de
péage in Frankrijk. Over het algemeen neemt men echter aan dat het beter is om publieke
projecten door de staat te laten organiseren en via de algemene en bijzondere
belastingen te laten betalen.
Dat leidt
tot een steeds grotere staatsinmenging, wat niet noodzakelijk meer
efficiëntie meebrengt. Staatsambtenaren worden in de uitvoering van hun taken
niet gemotiveerd door hun eigenbelang, aangezien ze geen persoonlijk voordeel
hebben bij wat ze doen. Of ze gemotiveerd zijn door het algemeen belang valt
nog te bezien, want velen van hen voelen ongetwijfeld aan dat ze ook daar
slechts een heel geringe persoonlijke betrokkenheid: een staatsambt is voor de
meeste mensen slechts een job als een andere.
Er is ook
geen enkele reden om te denken dat het staatsapparaat beter geschikt zou zijn
om de eigen wetten en besluiten uit te voeren dan privé bedrijven. Expertise
verwerven op alle gebieden vereist een enorm aantal dure ambtenaren. Vandaag is
dat zeker het geval in onze moderne democratieën, zonder een opmerkelijk hoger
niveau van efficiëntie of een duidelijke daling van de kosten, in tegendeel.
Het parlement en de kabinetten zijn zo druk bezig met het haastig opstellen en
stemmen van allerlei wetten, dat er geen tijd is om degelijk werk te verrichten
en aan langetermijnplanning te doen. Zo creëert men een ondoorzichtige,
chaotische wettelijke, juridische en administratieve situatie waarin niemand
nog de weg vindt. Het gevolg is massale ontduiking, zodat de maatregelen altijd
te laat komen of ten onrechte gebruikt worden door mensen voor wie ze niet
bedoeld zijn. Dat noopt de overheid dan weer tot strengere controle en het
voortdurend aanpassen of zelfs intrekken van besluiten die nog maar net genomen
zijn. Typisch zijn de toelagen die moeten afgeschaft worden wegens het grote
succes; dat is een aanfluiting van goed beheer.
Iedereen
verlangt naar een meer doorzichtig en efficiënt beheer van de maatschappij,
maar het wordt alleen maar ingewikkelder. Politici beloven radicale
veranderingen op basis van populistische oplossingen, dat wil zeggen dat men
een bepaalde beperkte bevolkingsgroep aanwijst als de schuldige voor al wat
verkeerd gaat. Dat kunnen de vreemdelingen zijn, of de werkelozen, of het
grootkapitaal, of de werkgevers, of mensen die een uitkering krijgen, of de
gepensioneerden, of de inwoners van een andere deelstaat, maar natuurlijk nooit
de meerderheid van de eigen bevolking.
Toch is het
steeds die meerderheid van de werkende bevolking die noodzakelijkerwijze moet
opdraaien voor de belastingen die nodig zijn om het logge en steeds
uitbreidende staatsapparaat draaiend te houden. Zij verwerven naspeurbare inkomsten
door hun arbeid en het zijn de inhoudingen op die inkomsten die het grootste
deel van de belastingen opleveren, omdat daarop nauwelijks kan gefraudeerd
worden. Arbeiders en bedienden zijn de melkkoe van de staat.
De
populistische oplossingen zijn altijd leugenachtig omdat de waarheid veel
complexer is dan het verhaal dat ze ons willen doen geloven. Ik ben een grote
voorstander van de Vlaamse onafhankelijkheid binnen Europa of van een
verregaande federalisering van België met de facto onafhankelijke deelstaten. Ik
meen dat men de rol van de staat moet terugschroeven en het privé initiatief meer
moet laten spelen. Ik ben ervan overtuigd dat de staatsuitgaven moeten
gereduceerd worden en dat de belastingen omlaag moeten. Ik ben een tegenstander
van grootschalige bouwprojecten en ik meen dat we het aantal autos op onze
wegen drastisch moeten reduceren. Ik ben voor basisvoorzieningen in het
openbaar vervoer, uitgevoerd door privé ondernemingen. Maar ik geloof niet dat
dit stuk voor stuk de oplossingen zijn voor al onze problemen.
Het probleem
is eigenlijk niet hoe de staat of de maatschappij moet georganiseerd worden. De
vraag is hoe we de mensen zo ver kunnen krijgen dat ze zich spontaan en
welgemoed inzetten voor het eigen belang en dus ook dat van anderen. Het gaat
veel meer om een mentaliteitswijziging dan om structurele maatregelen.
Een
voorbeeld. We zien op tv alle dagen programmas over politiemensen in de
uitvoering van hun taken. Dat is vooral preventie en het betrappen van
misdadigers en hun arrestatie. Hoe meer wetten we maken, hoe meer er kunnen
overtreden worden. Hoe nauwkeuriger en gedetailleerder de wetten, hoe
moeilijker voor de gewone burger om ze te kennen en hoe minder de neiging om ze
na te leven. Hoe meer overtredingen, hoe meer politie. Hoe meer politie, hoe
meer pakkans. Waar gaat dat naartoe? In Amerika belandt een uitzonderlijk hoog
percentage van de (armste) bevolking in de gevangenis. De uitgaven voor
justitie en politie zijn enorm, en toch neemt de criminaliteit hand over hand
toe. De oorlog tegen de criminaliteit en de drugs breidt steeds uit, maar
zonder enig positief effect op de criminaliteit en het druggebruik.
Wetten zijn
noodzakelijk in een samenleving, maar als er geen bereidheid is om de wetten na
te leven zonder dat men ertoe gedwongen wordt door bestraffing van
overtredingen, dan loopt het fout. De wetten moeten een weerspiegeling zijn van
de volkswil. Als dat het geval is, dan zal de bevolking haar eigen wetten zonder
meer navolgen, op uitzonderingen na. Als de wetten niet gedragen worden door
een groot deel van de bevolking, dan zal zij zich daaraan proberen te
onttrekken.
Een voorbeeld:
wij rijden met autos die steeds sneller kunnen rijden en die desondanks veel
veiliger zijn dan ooit tevoren. De neiging is dus groot om snel te rijden op de
prachtige wegen die de staat daartoe heeft aangelegd. Het is duidelijk dat als
de maximumsnelheid altijd en overal zou beperkt worden, het aantal
verkeersslachtoffers veel lager zou zijn en de rijtijden toch korter. Maar een
dergelijke maatregel is niet haalbaar, omdat we nu eenmaal die snelle en
veilige autos hebben en die uitnodigende verkeerswegen. Meestal kan je veilig
en snel rijden, dus doen we dat. Onder die omstandigheden de snelheid beperken
tot bijvoorbeeld 75 km per uur is absoluut ondenkbaar: waarom zo traag rijden
als het harder kan?
Maar moet
het echt zo?
We zouden
kunnen proberen om een wet te laten stemmen die de 75 km/u oplegt. Dat is
immers in het eigen belang van de bevolking, hoe je het ook bekijkt. Maar zon
wet krijg je er nooit door. Je zou een wet kunnen maken waarbij de topsnelheid
van alle autos fysiek beperkt wordt tot die 75 km/u, dat is zeer eenvoudig technisch
uit te voeren en het maakt snelheidscontrole overbodig. Je zou zelfs de
topsnelheid automatisch kunnen laten aanpassen door zenders op het hele
grondgebied, ter vervanging van de massa verkeersborden die er nu zijn. Dat is
allemaal mogelijk, maar we doen het niet, omdat we het niet willen.
Het gaat dus
niet om de wenselijkheid of de technische mogelijkheidheden, dat is duidelijk,
maar om de wil om het te doen. Het komt er dus op aan om de mensen zover te
krijgen dat ze het willen. Dat heet een mentaliteitswisseling. Vroeger stookte
iedereen allerlei afval op in zijn tuin, nu doet zo goed als niemand dat nog.
Vroeger kiepten we allerlei toxisch materiaal zomaar in de goot, nu niet meer.
Het is dus best mogelijk om de bevolking op andere gedachten te brengen. Goed
dertig jaar geleden zou niemand aanvaard hebben dat we zouden verplicht zijn om
het afval te sorteren en te betalen per kilo opgehaald afval. Nu staan we er
niet meer bij stil.
Maar als het
om het verkeer gaat, dan is een grote meerderheid van de mensen wel erg
hardleers. Men staat nog liever elke dag uren in de file dan met trein, tram of
bus te reizen. Een gezin zonder auto(s) is een grote uitzondering. Er rijden bijna
vijf en een half miljoen autos rond in België, dat is toch onvoorstelbaar
veel? Denk eens aan wat dat kost, wat dat verbruikt en vervuilt Maar zonder
auto ben je een paria, een zonderling. Onze mobiliteit is heilig, we rijden
voortdurend overal heen zonder lang na te denken over de gevolgen en de maar al
te reële risicos, zonder ons af te vragen of het wel nodig of noodzakelijk is.
Bij het nemen van onze beslissingen speelt de vraag over de verplaatsing
nauwelijks een rol: we gaan naar zee, en dat we daarvoor drie uur in de file
moeten staan, dat is dan maar zo. Even naar de bakker, of een brief op de post
doen, de kinderen ophalen van school of ontspanning, vul zelf maar aan.
Het kan
anders en vroeg of laat zal het anders moeten, tot dat besef zijn de meeste
mensen al gekomen, de prijs van de brandstof staat spectaculair hoog en het
ziet er niet uit dat die zal dalen voor de laatste druppel olie op is. Maar tot
zolang rijden we als hing ons leven er van af, terwijl dat eigenlijk letterlijk
zo is.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
20-01-2012
Gadgets
Men zegt dat
jongens een technische knobbel hebben. Ik weet zeker dat meisjes die ook
hebben: tijdens mijn loopbaan en ook daarna heb ik zelfs meer technisch
begaafde vrouwen gekend dan mannen.
Indien ik
zelf niet over een dergelijke knobbel beschik, dan heb ik toch een sterke
belangstelling voor al wat techniek is en dat sinds mijn prille jeugd. Ik wou
altijd al weten hoe mechaniekjes werken, omdat het me zo verbaasde dat ze
werkten: een lamp, de radio, een ouderwetse fonograaf, een wekker, een regulateur,
een polshorloge, de telefoon, een radioantenne, een koptelefoon, een micro, een
bandopnemer, later tv, videorecorder Nog later kwam daar ook de computer en de
PC bij, de printers en de scanners en faxen, daarna de radiogestuurde klok en
dito polshorloge, de microgolfoven, de inductiekookplaat, afstandsbediening, de
GSM, cd- en dvd-speler, internet, e-mail, internetbankieren, eBay, Amazon, Skype,
de e-reader, digitaal en HD tv kijken, het houdt niet op.
Zolang alles
goed gaat, sta je er niet bij stil: je gebruikt al die dingen waarvoor ze
bedoeld zijn zonder veel aandacht te schenken aan het toestel zelf of de
diensten die erachter schuilgaan. Het is pas als zon ding het laat afweten,
dat je beseft hoe afhankelijk je ervan bent.
De laatste
maand is het wel erg geweest hier in huis. Het begon toen we onze modem wouden
vervangen door een draadloos exemplaar. Daar kwam ook een nieuwe HD digicorder
aan te pas en een nieuw abonnement bij Telenet. Ik zal je niet lastig vallen
met de details, maar het is een echte lijdensweg geweest, zowel technisch als
administratief. Als je niet oplet, rekenen die onverlaten je allerlei kosten
aan die ze kuis verzwegen hadden bij het maken van de afspraken, honderden euros!
En dan al die kabels niet te geloven! Het is een wirwar van allerlei draden,
die zomaar in de knoop geraken, gewoon door daar te liggen, lijkt het wel. En
het stof dat zich daar vergaart, ik schaam me diep, ik dacht dat het proper was
in ons huis, tot ik achter de tv-kast keek, sjonge sjonge sjonge!
Sinds enkele
jaren maak ik me rond Nieuwjaar behoorlijk boos over de aanrekening die ik
krijg van KBC, gewoon omdat ik een lopende rekening heb bij hen. Ik heb ook een
rekening bij Argenta en daar is alles werkelijk helemaal gratis. En dus beslis
ik elk jaar dat ik mijn KBC-rekening ga opzeggen. Tot nog toe was het er nooit
van gekomen. Ik zag ertegen op om al de administratieve stappen te zetten die
daarvoor nodig zijn. Maar toen onlangs bleek dat KBC aan zijn topmanagers royale
bonussen uitbetaalde terwijl juist die mensen verantwoordelijk zijn voor de debacle,
toen brak me de klomp: nu was het genoeg geweest!
Lieve lezer,
je weet niet waaraan je begint. Vooreerst moet je nagaan welke domiciliëringen
je bij die bank hebt, dus welke doorlopende machtigingen je hebt gegeven voor
het automatisch betalen van rekeningen, bijvoorbeeld voor water, gas,
elektriciteit, internet en kabel-tv, ziekteverzekering enzovoort. Voor elk van
die opdrachten moet je een wijzigingsformulier aanvragen, invullen en aan je
nieuwe bank bezorgen. Dan moet je uitkijken of ze inderdaad de rekeningen aan
je nieuwe bank aanbieden en of ze het niet dubbel doen door ook de oude
bankrekening te pluimen. Maar het is niet alleen de debetzijde die je moet
nakijken: je krijgt ook allerlei bedragen op je rekening, gelukkig maar: je
pensioen, de uitkeringen en terugbetalingen van de ziekteverzekering,
teruggaven van de belastingen en een aantal vaste of eenmalige toelagen van
instellingen of diensten aan wie je ooit je bankrekeningnummer hebt doorgegeven.
Ook die moet je allemaal een voor een aanschrijven, formulieren invullen
enzovoort.
Dagen ben ik
er mee bezig geweest en het einde is nog steeds niet in zicht. Ik heb een
beetje het gevoel dat ik terug in het arbeidscircuit zit: dit is het soort werk
dat ik mijn hele leven heb gedaan. Toen ik op pensioen ging, hoopte ik dat ik
ervan af was, of dat het tot een minimum zou beperkt blijven en dat was grosso
modo ook zo. Tot ik de onzalige beslissing nam om die verdomde bankrekening op
te zeggen!
Ik merk dat
zowel de technische als de administratieve beslommeringen vreselijk op mijn
zenuwen werken. Ik loop onrustig rond, zonder altijd goed te beseffen waarom. Als
ik een boek vast neem, moet ik moeite doen om bij de les te blijven, mijn
gedachten dwalen voortdurend af. De muziek staat zoals steeds de hele dag op,
maar ik luister maar met een half oor en erger me snel als ze weer aan het zaniken
gaan.
Ik heb
blijkbaar behoefte aan vastheid, aan zaken die goed geregeld zijn en aan
toestellen en diensten en mensen die zonder haperingen of morren doen wat ze
verondersteld worden te doen, waarvoor ze betaald worden. Als dat niet het
geval is, raak ik geïrriteerd en vind ik geen rust voor het weer in orde is.
Dat is menselijk, denk ik. Maar ik heb wel een onoverzienbare reeks toestellen en
diensten in huis en er is er altijd wel eentje dat het om onverklaarbare
redenen niet doet.
Ik heb een
buurman die zich ver houdt van al die toestanden. Geen pc, geen kabel, geen
gsm, geen telefoon, geen internet, geen bestendige opdrachten bij de bank. Hij
onderhoudt zijn tuin op voorbeeldige wijze met de meest eenvoudige werktuigen,
niets elektrisch, alles met de hand. Ik denk dat hij een veel rustiger leven
heeft dan ik.
Gisteren had
ik een afspraak bij ons bevriend beeldhouwersechtpaar. Ze hadden een nieuwe
hanglamp gekocht, maar kregen ze niet in gang. Ik had al eens een poging
gedaan, maar zonder succes. Dan maar op internet gezocht hoe een
wisselschakeling eruit kan zien, in het Vlaams een dubbele directie: een lamp
die je met twee verschillende schakelaars aan en uit kan zetten. Vervolgens op
internet de buienradar bekijken voor een pauze in de regen en dan met mijn nieuwe
fiets (een verjaardagsgeschenk van Lut en mezelf) daarheen. Gelukkig vond ik nu
wel de oplossing voor de lamp (de stroom bleek op de draad voor de aarding te
zitten ).
Zonder mijn
technische knobbel had ik hen niet kunnen helpen. Zonder internet had ik
ongetwijfeld een nat pak opgelopen en ook nooit geweten waarom er zoveel kabels
uit het plafond kwamen voor een eenvoudige lamp.
Zonder kabel
zou ik interessante programmas missen en vooral ook goede muziek in
uitstekende kwaliteit. Zonder internet geen blogs, geen internetbanking, geen
bestellingen van boeken, cds, dvds en (gratis) e-boeken bij Amazon en
anderen, geen e-mail, geen videogesprekken met verre vrienden, geen opzoekingen
in Wikipedia en in de verste uithoeken van het web
De enige
toestellen die ik echt kan missen zijn de telefoon en de gsm, het mobieltje. Ik
gebruik die uiterst zelden. Gelukkig hebben we nu een systeem van aanrekening
dat zo goed als kosteloos is: we betalen alleen voor de zeer zeldzame gsm-gesprekken
die we voeren, geen abonnementskosten; de vaste telefoon is gratis, of althans
inbegrepen in het internetabonnement.
Het is een
afweging die je moet maken. Het is inderdaad mogelijk om ook vandaag nog te leven
zonder al die gadgets (het woord alleen al!). Maar de moderne media maken het
leven ook een stuk gemakkelijker en boeiender. De psychologische druk die ze
zonder enige twijfel met zich meebrengen, moet je erbij nemen. Ik heb ervoor gekozen
om dat te doen. Ik hoop echter van ganser harte dat de technische complicaties en
de administratieve rompslomp nu voor een tijdje achter de rug zijn en dat ik me
weer kan concentreren op wat echt belangrijk is: menselijk contact in al zijn
vormen, lezen en nadenken, actief muziek beluisteren en genieten van al het
boeiende dat de media ons bieden, en ook van de natuur, vanzelfsprekend.