Foto
Categorieën
  • etymologie (83)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (188)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (250)
  • literatuur (42)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (243)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 11-2025
  • 10-2025
  • 09-2025
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    11-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zwart Vlaanderen volgens Lode Wils en Eric Defoort

    Ik lees geen kranten of weekbladen, maar via facebook werd mijn aandacht getrokken op een interview in De Standaard met em. prof. Lode Wils en een reactie daarop van em. prof. Eric Defoort. Wie dat wil nalezen, kan dat gemakkelijk zelf googelen. Hoewel het antwoord van professor Defoort precies weergeeft wat ook mijn spontane reactie was bij het interview met professor Wils (bij wie ook ik destijds college liep), wil ik toch even wat dieper ingaan op mijn eigen Vlaams nationalisme.


     

    Let om te beginnen op het ontbreken van het koppelteken. Daarmee distantieer ik mij al enigszins van het Vlaams-Nationalisme dat tijdens, tussen en na de twee Wereldoorlogen zo sterk verbonden is geweest met de collaboratie met de Duitse bezetter. In het licht van de historische genocide door het Duitse Nationaal-Socialisme heeft die collaboratie en dat Vlaams-Nationalisme een onverholen negatieve morele connotatie meegekregen, en dat is ook wat Lode Wils uitvoerig en niet zonder enig innuendo naar voren schuift in het interview, en wat de journalist van dienst zo gretig oppikt.

    Professor Wils bezondigt zich daarmee aan wat in het Frans ‘faire l’amalgame’ heet, een amalgaam maken, of: er een soepje van maken. Kijk eens, als vandaag ongeveer veertig procent van de Vlamingen voor de N-VA zegt te stemmen, dan is het onmogelijk dat die allemaal of zelfs grotendeels afstammen van collaborateurs. Ikzelf ben daar een sprekend voorbeeld van: geboren na de oorlog; Moeder was van 1905, Vader van 1909 en ze hebben dus de beide Wereldoorlogen meegemaakt, de eerste als kind, de tweede als jonggehuwden (1935). Hun ouders waren geen collaborateurs en zij zelf ook niet; de twee jongere broers Vader zijn op het laatst (verplicht?) in Duitsland gaan werken en zijn nadien nooit meer gezond geweest en zijn dan ook vrij vroeg gestorven. Er is niets in mijn achtergrond dat ook maar enigszins naar collaboratie zweemt en ook ikzelf heb nooit iets anders gevoeld dan afschuw voor het Duitse imperialisme en voor het infame Nazisme. Duitsland was de vijand, punt. En toch ben ik sinds mijn prille jeugd Vlaamsgezind en een hartsgrondige tegenstander van de nefaste Belgische constructie.

    Volgens Lode Wils heb ik dat van mijn katholieke achtergrond. Maar precies tegen die achtergrond heb ik mij altijd uit alle kracht verzet, mijn hele leven lang en zeer publiek uitgesproken sinds ik op pensioen ben. Wils denkt als een wetenschapper. Hij heeft het over ‘de’ katholieken, ‘de’ socialisten, ‘de’ liberalen enzovoort en daarmee bedoelt hij onvermijdelijk de groepen die in het parlement hun politieke vertegenwoordigers hadden. Maar wat betekent dat concreet?

    Nog niet zolang geleden had N-VA één vertegenwoordiger in het parlement. Als we professor Wils volgen, waren er toen dus zo goed als geen mensen in Vlaanderen die het gedachtegoed van die partij toegedaan waren. Enkele jaren later vertegenwoordigt die partij bijna de helft van de Vlaamse bevolking in hetzelfde parlement. Er klopt duidelijk iets niet. Vlak na de laatste (hopelijk!) oorlog was Vlaanderen in overgrote meerderheid katholiek en dat bleek ook in het parlement; vijftig jaar later is het katholicisme in Vlaanderen uitgestorven. Veranderen de mensen dan zo gemakkelijk van gedacht?

    Natuurlijk niet. Een persoon is geen katholiek, socialist of liberaal. Dat zijn etiketten die men op mensen kleeft die tijdens een bepaalde verkiezing voor een bepaalde politieke partij stemmen. Ik heb in mijn leven op zowat alle partijen gestemd, behalve op het Vlaams Blok/Belang. Het is al te simpel om mensen zo in te delen en zo te beoordelen, maar als wetenschapper kan je natuurlijk niet anders, dat is het enige houvast dat je hebt, want in de ziel van de mens kan je niet kijken. Wie was er collaborateur, destijds? Alleen wie veroordeeld is of vermoord? En is iedereen terecht veroordeeld, en is er iemand terecht vermoord? Waren alle Vlamingen collaborateurs, zoals de Franstalige Belgische pers zo graag wil laten geloven? Waren alle katholieken Vlaamsgezind, of zelfs een meerderheid? Waren er geen Vlaamsgezinde socialisten of liberalen? Was er dan geen liberaal katholicisme? Geen Kristenen voor het Socialisme?

    Ach, de opvattingen van een mens zijn zoveel complexer dan het beeld dat Lode Wils ervan schetst in dit interview. Zeker, zijn opvattingen zullen wel wat meer genuanceerd zijn dan hier blijkt, maar het siert hem niet dat hij zich op zijn oude dag laat verleiden tot dergelijke interviews die door hun kort bestek noodzakelijk ongenuanceerd zijn, ik zei bijna: zwart/wit.

    Wij zijn ook niet door ons verleden gedetermineerd. Mijn oudste broer is zijn leven lang katholiek gebleven, heeft zich laten berechten op zijn sterfbed; ik ben overtuigd atheïst en strijdbaar antiklerikaal. En zo is het in het algemeen. Mensen denken heus zelf wel na. Bij N-VA zitten nu mensen die vroeger voor een andere partij stemden, dat kan niet evident niet anders. Als het Vlaams nationalisme zwartgekleurd is, waren ze dan al zwart toen ze nog blauw, groen/oranje of rood stemden? Het heeft niet de minste zin meer om zoals Lode Wils te denken en te spreken in termen van partijpolitieke en ideologische tegenstellingen van een halve of een hele eeuw geleden.

    Mijn Vlaams nationalisme heeft niets met Duitsland te maken, niet met het Keizerrijk, niet met het Dritte Reich, niet met de Bundesrepublik, niet met het recentelijk verenigde Duitsland. Zoals Eric Defoort zegt: het heeft alles te maken met België. Het koninkrijk België is een anomalie, een cynische historische constructie van de grootmachten na Napoleon, dat is straks tweehonderd jaar geleden! België is nefast voor Vlaanderen, het is nefast voor België. Het had al lang moeten verdwenen zijn en het wordt nog enkel in stand gehouden door wie er ten onrechte van profiteert.


     



    Daarom is het perfect verstaanbaar dat N-VA niet in de federale regering zit en er niet wil in zitten, in tegenstelling tot alle andere partijen. De enige federale regering waaraan de N-VA kan deelnemen, is er een die zichzelf en meteen België opheft, en zo Vlaanderen teruggeeft wat het nooit had mogen verliezen: zijn grondgebied, zijn taal, zijn instellingen, zijn eer, zijn trots, zijn ziel.



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    10-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Barbaren!

    Bij enkele recente straatinterviews met Franstalige federale ministers en met de Waalse premier van de federale Belgische regering bleek nog eens overduidelijk dat zij onze taal niet machtig zijn. Zij slagen er niet in om op eenvoudige vragen te antwoorden in een begrijpelijk Nederlands. Meer nog: zij verstaan de vragen meestal niet eens, en om dat te verbergen, geven ze een ontwijkend of niet ter zake doend antwoord.

    Men kan zich daaraan ergeren op principiële gronden: federale ministers en zeker de premier van België zouden de taal van de meerderheid van de bevolking moeten spreken. Dat is evident, maar er is meer aan de hand. Door zich in stuntelig of zelfs schabouwelijk Nederlands uit te drukken, geven deze eminenties de indruk dat zij idioten zijn, terwijl ik voorlopig nog altijd bereid ben aan te nemen dat zij dat niet zijn. Ik verklaar mij nader.

    Een kind dat zich onbeholpen uitdrukt, beschouwt men als onmondig, als nog niet helemaal compos mentis, of zoals ze in Leuven zeggen: ‘nog nie toetoe’ (nog niet tot daar). Zich verstaanbaar kunnen maken is de eerste vereiste om ernstig genomen te worden. Wij gebruiken die norm ook voor vreemdelingen. De Grieken noemden al wie geen Grieks sprak ‘barbaroi’, een onomatopee die perfect nabootst wat de Grieken hoorden als vreemdelingen tot hen spraken: gewauwel. En dus werd hun benaming voor vreemdelingen die een onverstaanbare taal spreken ook een internationaal waardeoordeel: barbaren, ongeletterde, onbeschaafde personen die nauwelijks van de dieren te onderscheiden zijn. De Vlaamse en Franstalig Belgische kolonisten die naar ‘de’ Kongo trokken, namen dezelfde houding aan tegenover de ‘zwartjes’: goed genoeg om als slaven te werk te stellen, te verkrachten, te mishandelen, maar nauwelijks mensen. Vandaag nemen wij nog steeds die houding aan tegenover vreemdelingen, ook al spreken die vaak (noodgedwongen) veel meer talen dan wij.

    Vlamingen nemen tegenover personen die uitsluitend Frans spreken nog altijd die misprijzende houding aan. Een tiental jaren geleden, in 2001,  leidde dat tot een vreselijk treinongeval in Pécrot, op de spoorlijn Leuven-Ottignies. Er was een trein uit Ottignies op het verkeerde spoor geraakt en die denderde als in een slechte film onontkoombaar af op de nietsvermoedende tegenligger uit Leuven. Een Waalse spoorwegbeambte telefoneerde in volle paniek naar zijn collega in Leuven, maar in het Frans, natuurlijk. De Vlaamse collega reageerde geïrriteerd: wazegdegaanaa? kverstoanekikaanie, zenne, zegtanekie in tVloms menneke… Waarop de Waalse collega als uitzinnig bleef roepen: arrêtez ce train, arrêtez ce train! Maar toen was het al te laat: acht doden, twaalf gewonden.


     







    Elke treinbediende in Leuven, elke Vlaming kent voldoende Frans om ‘arrêtez ce train’ te verstaan. Maar men wil het niet verstaan, blijkbaar zelfs niet in dit vreselijk noodgeval. En dus legde de Vlaamse collega gewoon de telefoon dicht. Hij zal geacht hebben: onnozel ventje, dat m’ Vloms sprekt!

    Door te proberen om ‘Vloms’ te spreken en dus hun goede wil te laten zien, bereiken de Franstalige politici, bedrijfsleiders, vakbondsmensen, journalisten en inderdaad ook de Koninklijke familie precies het tegenovergestelde effect. Ze komen door hun manifeste onkunde immers niet over als mensen die een inspanning doen om onze taal te spreken, maar als volslagen idioten. Wie zich niet in onze taal kan uitdrukken, is nog altijd een barbaar waarvoor we niet het minste respect hebben.

    Let wel, dat gaat enkel op voor mensen van wie we terecht mogen verwachten en zelfs eisen dat ze Nederlands spreken. De dalai lama mag hier om het even welke taal gebruiken, en ook Obama, zelfs Sarkozy of Hollande. Maar Di Rupo niet: die moet Nederlands spreken, als premier van België. Doet hij dat niet (en hij doet het nog steeds niet) dan komt hij over als een kluns, een idioot, een karikatuur van zichzelf. Dat is de reden waarom ik hem gewoonlijk een clown noem. Telkens hij in het Nederlands in het nieuws verschijnt, word ik verscheurd tussen woedende ergernis en hilariteit: het zou amusant en komisch zijn, als het niet zo tragisch was.

    Mijn ietwat verrassende raad aan de Franstalige eminenties is: sa vrienden staakt uw wild geraas en spreek in het vervolg nog uitsluitend Frans. Je zal dan ten minste een behoorlijk antwoord kunnen geven op vragen en zeggen wat je te zeggen hebt. Men zal je dan voor vol aanzien, ook als men je kwalijk blijft nemen dat je geen Nederlands spreekt. Dat laatste is een (belangrijke!) politieke kwestie, het eerste is een elementair menselijke. Beter overkomen als een Nederlands onkundige vreemdeling (wat ze in feite zijn) dan als een idioot die er niet in slaagt om zich verstaanbaar te maken.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spijt

    Er zijn wel meer dingen in mijn leven waarover ik achteraf spijt heb, zeker nu ik wat ouder geworden ben. Maar er is een aspect van mijn kleinburgerlijke achtergrond dat me wel erg dwars zit. In de omgeving waarin ik ben opgegroeid, was men zeer uitgesproken in zijn oordeel; wij hadden gelijk, al de anderen ongelijk; wij waren de goeden, al de anderen de slechten enzovoort. Dat vond zijn oorzaak in een ongetwijfeld goedbedoelde manier om ons duidelijk te maken wat goed en slecht was, een belangrijk element in de opvoeding van kinderen, maar alles hangt natuurlijk af van wat me goed noemt en wat niet. Het is zo kenmerkend voor een kleinsteeds of dorpsmilieu dat men niet veel verder kijkt dan zijn neus lang is. Alles wat anders is, is dan slecht.

    Zo waren socialisten en liberalen slecht, want wij waren tsjeven, katholieken dus; waarschijnlijk waren ook wij de slechten in een liberaal of socialistisch gezin, al ben ik daar niet helemaal zeker van: katholieken waren nog een stuk zelfzekerder en onverdraagzaam dan de anderen. Protestanten waren ook letterlijk uit den boze en over ongelovigen werd niet eens gepraat; vrijmetselaars waren des duivels. Arbeiders, daar keek men op neer, als men er geen schrik voor had. Wie vreemd ging of scheidde, plaatste zich meteen aan de verkeerde kant. Homo’s werden doodgezwegen, maar er was geen twijfel over dat wat ze deden afschuwelijk was.

    Het was zelfs voldoende dat men een ander dialect sprak. In Eeklo, mijn geboortestad, liep er een spoorlijn aan de rand van het stadscentrum; wat aan de andere kant van die spoorlijn lag, noemden we onveranderlijk Over d’IJzers; wie daar woonde, sprak lichtjes anders dan in het stadscentrum. Het accent neigde bijna onmerkbaar naar wat nog verder lag, de boerenbuiten. En dus keek men neer op wie zelfs maar een zweem van dat boerse verried in zijn of haar taal.

    Ik nam als kind aanvankelijk al die ‘morele’ oordelen gewoon over. Ik hoorde niet anders bij mijn ouders; mijn moeder was daarin zeer uitgesproken, maar mijn drie ongetrouwde tantes, die nochtans (net…) over d’ijzers woonden, dreven het wel heel ver.

    Toen iemand mij later in Leuven de eerste keer een homo aanwees in ons gezelschap, wou ik die zelfs niet aankijken, laat staan aanspreken. Ik was erg vooringenomen en ik ben dat lang gebleven, en dat spijt me. Ik heb op die manier kansen gemist om mensen te ontmoeten die anders waren, en dat is jammer. Ik heb helaas ook mensen gekwetst en liefdeloos behandeld, en dat is erger dan alleen maar jammer.

    Vandaag leven we in een meer tolerante maatschappij. Wij zien meer mensen die anders zijn dan wij en wij stellen vast dat zij het niet slechter doen dan wij, soms zelfs zeer in tegendeel. Dat geeft te denken. Er zijn de media die de verscheidenheid illustreren zonder daaraan meteen een moreel oordeel te verbinden. Geleidelijk aan verruimt dat de geesten.

    Allerlei dingen ‘kunnen’ nu die vroeger not done waren. Sinds ik de VRT, de Vlaamse ‘staatsomroep’ radicaal vaarwel gezegd heb, bekijk ik samen met Lut het avondnieuws op VTM. Dat zou vroeger ondenkbaar geweest zijn. Ik stel echter vast dat het nieuws daar helemaal niet moet onderdoen voor het ‘officiële’ nieuws, integendeel. En zo zijn er waarschijnlijk talloze zaken die ik onnadenkend heb uitgesloten, en die een volwaardig alternatief zijn, indien geen aanmerkelijke verbetering.

    Natuurlijk zijn er nog altijd grenzen, en er zijn ook nog altijd onverdraagzame mensen. Maar al bij al vind ik dat men in mijn omgeving althans niet meer zo eenzijdig is als toen ik nog een kind was. Dat stemt me hoopvol, ook als ik de onverdraagzaamheid en de haat die er nog altijd is in de wereld dagelijks voorgeschoteld krijg in de nieuwsberichten.

    Ik heb een evolutie doorgemaakt in mijn denken, in mijn oordeel over de anderen. Wij hebben allemaal een dergelijke evolutie doorgemaakt, elk op zijn manier en de wereld is daardoor een beetje meer leefbaar geworden. Wat er in mijn leven gebeurd is, daar kan ik niets meer aan veranderen. We dragen ons verleden met ons mee, als goede herinneringen en als pijnlijke, die ons tot in onze meest benauwende nachtmerries achtervolgen.

    Mocht er iemand zijn die dit leest en die aan mij terecht een slechte herinnering heeft overgehouden, dan wil ik me, voor wat het waard is, daarvoor gemeend verontschuldigen. Als je me ooit nog mocht ontmoeten, dan reik ik je mijn hand en ik hoop dat je meer openheid zal betonen dan ik toen, en me zal vergeven.

    Karel


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    02-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bevrijd van de dwang van de media

    Ik krijg enkele reacties op mijn afkeer van de staatsomroep. Ik wens hier uitdrukkelijk te verduidelijken dat het niet gaat om een totaal afwenden van de wereld en van de media, natuurlijk, maar om een bewuste keuze die ik maak op ernstige en objectieve gronden. Daarmee herleiden we een instelling als de VRT tot haar ware proporties: een NV tussen de andere in het ruime medialandschap. Zo ontzeggen we althans voor onszelf die instelling haar gezag en haar invloed over onszelf, we bevrijden ons van haar en ontnemen haar de exclusieve en geprivilegieerde plaats die ze had ingenomen, zoals we dat bijvoorbeeld ook gedaan hebben van de katholieke kerk. Als je er even bij stilstaat, dan was het even verwonderlijk om zoveel aandacht te besteden aan de VRT als wij deden met de kerk. Wij kunnen best zonder de ene en zonder de andere instelling.

    Door de kerk af te wijzen, hebben wij haar ook ontmanteld, ze is nu quasi onbestaande. Wanneer genoeg mensen zich van de VRT afwenden en de kijk- en luisterdichtheid daardoor afneemt, moet dat hetzelfde gevolg hebben. Wij beslissen over onze wereld, niet omgekeerd. Indien de VRT niet deugt, en dat lijkt mij een feit, dan kan die niet als dusdanig overleven. Als die instelling wel overleeft, omdat er voldoende mensen het een goede instelling vinden, dan heb ik mij vergist, of vergissen de anderen zich. Als ik me vergis, dan moet ik daarvan de gevolgen dragen: geen publieke omroep voor mij. Als de anderen zich vergissen, dan geloof ik dat dit geen blijvende toestand kan zijn: one cannot fool all of the people all of the time.

    Wie had ooit gedacht, vijftig jaar geleden, dat de kerk in Vlaanderen zou herleid zijn tot een stelletje suffende ouderlingen en enkele jongeren met (tijdelijke) waanideeën, geleid door enkele wanhopige conservatieve naïevelingen of cynische profiteurs? Het kan een tijdje duren voor de dingen duidelijk worden, maar dat is de enige vorm van verandering waarbij geen doden vallen. Met de media is hetzelfde aan het gebeuren. Er is nu concurrentie, je hoeft niet verstoken te blijven van nieuws &c. omdat je niet meer de VRT volgt. Wijzelf kijken nu naar het VTM-nieuws om zeven uur en dat valt best mee. Ik heb steeds geweigerd om naar VTM te kijken omdat ik dat associeerde met commercie, minderwaardige kwaliteit, amateurisme, frivoliteit en, vooral, morele inferioriteit en gebrek aan objectiviteit en ernst. Maar nu blijkt dat die gedachte volledig fout was: het is precies de VRT die zondigt op al die gebieden! Ik zat gevangen in een vooroordeel dat het instituut zelf me opdrong. Nu ik het VTM-nieuws bekijk, stel ik vast dat de waarheid anders is.

    We kunnen nu kiezen en vergelijken en zelf beslissen en dat is wat we te allen tijde moeten doen. Als VTM mij niet bevalt, dan zoek ik verder tot mijn verlangens ingewilligd zijn. Dat kan later misschien ook weer de VRT zijn, als de huidige malaise verdwenen is.

    Misschien vergis ik me wel degelijk en is de wereld aan het evolueren in een richting die niet de mijne is. Dat is mogelijk. Ik heb nog maar een beperkte tijd te leven met behoud van mijn oordeelsvermogen, hooguit een tiental jaren, misschien. De wereld heeft nog een langere toekomst. Ik zal zolang ik dat kan kritisch blijven en zo een heel klein beetje mijn stempel drukken op die toekomst. We zien wel. Voorlopig ben ik blij dat ik van onder de vleugels van de staatsomroep weg ben. Ik voel me niet meer verplicht om alles te weten wat ze daar vertellen, noch om het met alles eens te zijn. Ik zal kritisch blijven, maar mijzelf niet meer martelen door te blijven kijken en luisteren. Het kan ook zonder!

    Ik voel dat niet aan als een vermindering van mijn levenskwaliteit, maar als een verbetering: ik heb nu meer tijd en aandacht voor andere zaken, die veel belangrijker zijn dat wat de VRT meent te moeten brengen. Bijvoorbeeld de klassieke of ernstige muziek; op de VRT is dat bijna uitsluitend de top 100. Op de Nederlandse Concertzender heb ik op enkele dagen al meer onbekend werk en onbekende uitvoeringen gehoord dan op een jaar VRT. Dat ik niet meer hoef te luisteren naar de commentaren tussendoor en naar de interviews, mensenlief, wat een verademing! Eindelijk af van het getater van de presentatoren, de woordenkramerij van de studiogasten, de zelfingenomenheid van de makers van ‘ernstige’ programma’s, de beoordeling van alles en iedereen door zelfaangestelde experts, de futiliteit van wat als belangrijk wordt voorgesteld.

    Lieve mensen, doe eens de proef op de som: zet je radio en tv een dag af, of stem af op een andere zender. Dan merk je pas hoe verslaafd je bent, hoe je alles gewillig ondergaat. Dat is geen leven. Het kan echt ook anders. Probeer het eens?

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    01-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het opgeheven vingertje

    Ik ben nog aan het afkicken van mijn levenslange verslaving aan de Vlaamse staatsomroep, maar wat ik nu al niet meer mis, is het opgeheven vingertje van de VRT.



     




    Een leven lang institutioneel leven heeft me verslaafd gemaakt aan morele regels. Dat begon al heel vroeg, met ouders die de leefregels van het katholieke instituut dat Vlaanderen was na de Tweede Wereldoorlog klakkeloos overnamen in het huisgezin als een onaantastbare vanzelfsprekendheid. Elke afwijking van de norm werd met diepe morele verontwaardiging afgewezen en bestraft. De dag dat je naar school ging, de eerste kleuterklas, werd het nog erger. Daar was de warme lichamelijke liefde van het gezin, die de gestrengheid enigszins temperde op gezegende momenten, totaal afwezig en vervangen door een soms wel erg onpersoonlijke autoriteit. In plaats van vrouwen die in hun eigen gezin allicht liefdevolle moeders en echtgenotes waren, kregen we nu vooral verplicht celibataire feeksen en trutten, al dan niet als nonnetjes verkleed, die zichzelf emotioneel volledig wegcijferden voor het instituut: de school, het gezag, de kerk, de staat, de moraal.

    Het is niet meer veranderd. In de lagere school werd het alleen maar erger en in de middelbare school, waar je toch verwacht dat het er humanior aan toe zou gaan, waren de niet-autoritaire leraren zeldzaam en stonden ze in de pikorde duidelijk achter de feldwebels die het gezag op zich genomen hadden: de directeur, de superior, de prefect, de subregenten, de studiemeesters… Zij stonden in voor onze ‘opvoeding’ tot deugdelijke katholieken, niet voor onze wetenschappelijke vorming. Zelfs aan de (katholieke) universiteit was dat nog zo: het gezag was er in handen van priesters en het woog als lood op het universitaire leven, zelfs in 1968. Toen ben ik zelf tot het instituut toegetreden, in mijn geval die zelfde Katholieke Universiteit Leuven, uitgerekend de Faculteit der Godgeleerdheid, waar het aantal lekenprofessoren omzeggens nihil was. Mijn hele ‘actieve’ leven heb ik aan die universiteit doorgebracht als slachtoffer en op mijn beurt als dader van het (morele) gezag.



     




    Videant consules ne quid res publica detrimenti capiat.

    Het was de opdracht die de senaat gaf aan de (tijdelijke) consuls om voor de staat te zorgen in tijden van grote onrust of bedreiging, oorlog of rampen. Daarmee droeg de senaat tijdelijk de macht over aan de leiders, die dan autonoom en zonder veel overlegstructuren konden instaan voor het welzijn van Rome. Dit senatus consultum ultimum, het ultieme senaatsbesluit, was echter steeds tijdelijk, voor de duur van de gelegenheid waarvoor het was ingesteld. Daarna golden al de democratische wetten en rechten zoals tevoren en waren de twee consuls weer tijdelijke ambtenaren, benoemd voor slechts twee jaar.

    De gezagsdragers van de katholieke kerk van heel het Vlaamse katholieke publieke leven waren echter niet democratisch verkozen voor een ambtstermijn, maar quasi ad vitam, voor het leven. Zij belichaamden het instituut, ze werden het instituut zelve, en die vereenzelviging beschouwden ze als een eer en een heilige plicht; wie dat niet deed, was niet voldoende toegewijd en onwaardig om het gezag op zich te nemen. Men moest afstand doen van de eigen ambities en zich onderwerpen aan de doelstellingen van het instituut.

    Wat ik niet besefte, ook niet toen ik de rangen van het instituut vervoegde, wat dat er geen instituut is. Er zijn alleen maar mensen die doen alsof het er is, aan beide kanten van de barrière. De machtsdragers verdedigen hun eigen gezag en zoeken hun eigen ambities te realiseren via het instituut. De onderdanen gebruiken het instituut voor hun eigen doelstellingen en proberen zich zoveel als mogelijk te onttrekken aan de verplichtingen die het instituut hen oplegt. Men stelt zich geen vragen over de ontelbare instituten die er zijn, men aanvaardt hun bestaan en hun gezag en dat van diegenen die met de uitvoering en de toepassing van dat gezag belast zijn.

    Dat geldt in de hoogste mate voor het staatsgezag en al de vormen die dat aanneemt. Een daarvan is de staatsomroep, aanvankelijk en tot in 1960 het NIR, het Nationaal Instituut voor Radio-omroep, daarna de BRT, Belgische Radio en Televisie tot 1991. Toen kwam de splitsing in een BRTN en een RTBF. Op 1 januari 1998 heette dat de VRT, geen parastatale meer maar een NV van publiek recht. De staatsomroep was dus aanvankelijk een echte staatsinstelling, die ook gebruikt werd voor ambtelijke belangrijke mededelingen, zoals de koers van de aandelen, de waterstanden van de rivieren, boodschappen van en naar zeelieden, de zondagsmis… Het nieuws en de informatie die je er kreeg, droeg het kenmerk van de staat, het was officieel. Dat merkte je ook aan de stijl: er was geen plaats voor frivoliteit, radio was een ernstige zaak. Het was met andere woorden een instituut en de mensen die er werkten waren staatsambtenaren, bekleed met gezag, in afdalende orde van de directeur-generaal naar de koffiemadam en de poetsvrouw die de toiletten proper hield.

    Wie aan een instituut werkt, ontleent daaraan zijn of haar statuut en gezag. Dat uit zich in uniformen en aangepaste kledij, in wedden en lonen en pensioenen, in titels en hiërarchieën, in structuren, gebruiken en geplogenheden, in vlaggen en wimpels, logo’s en iconen, eretekens en reverenties, in allerlei uiterlijke tekenen en stilzwijgende overeenkomsten. Men is niet meer zomaar zichzelf, men is zijn functie. Een onbenul met een uniform aan of met een titel wordt dan plots een gezagsdrager die men moet respecteren of zelfs vrezen.


     





    Men vergeet daarbij dat wij allemaal gewoon maar mensen zijn en dat een aap met een bril op nog geen geleerde is, noch een hond met een hoed op een eerste minister. Wij zijn allemaal verschillend, zelfs zeer verschillend, maar we blijven volwaardige mensen. Niemand is intrinsiek meer dan iemand anders. Niemand heeft dan ook het recht om zich boven iemand anders te stellen, niet als persoon, maar ook niet onder het mom van het gezag dat men ontleent aan zijn functie. Een politieagent, om slechts één voorbeeld te noemen, is in de eerste plaats een mens die zich kan vergissen en die misbruik kan maken van de beperkte macht die de wet hem of haar verleent. Wij moeten de functie respecteren volgens de wettelijke voorschriften, maar niet de mens; die moeten we enkel respecteren als medemens.

    De verleiding is enorm, natuurlijk, voor elke gezagsdrager, op elk niveau, om zich te laten gelden. Wij maken het dagelijks mee, als dader of als slachtoffer. Het kan de bediende aan het loket zijn, of de kassierster in de supermarkt, de kaartjesknipper op de trein, de belastingsambtenaar, de directeur op school, het diensthoofd op het werk, de bisschop, de minister, de vakbondsafgevaardigde, de partijleider…

    Ik keer terug naar mijn bedenkingen over de staatsomroep. Ook nu de VRT een NV is, blijft het een staatsomroep, die vrijwel volledig betaald wordt met belastingsgeld. Het personeel heeft nog een bijzonder statuut. Maar zelfs zonder die juridische onderbouw voelt de VRT aan als een staatsinstelling. Men gedraagt zich daar nog steeds als dusdanig en men kijkt met misprijzen neer op de commerciële zenders, die het zonder staatssubsidies moeten doen. Men voelt zich superieur, niet alleen kwalitatief maar vooral ook moreel. Het is vanuit dat morele superioriteitsgevoel dat men de boodschap brengt. In het journaal blijkt dat uit de morele verontwaardiging die men ten toon spreidt bij de nieuwsitems: moord en verkrachting, oorlog, fraude, verkeersslachtoffers, noem maar op. Het volstaat niet dat men het nieuws brengt, er moet altijd een opgeheven vingertje bij zijn, een moreel oordeel en vaker nog een morele veroordeling. Als men het over het ‘Griekse drama’ heeft, gebeurt dat in dramatische termen: Griekenland staat aan de rand van de afgrond en dat is hun eigen schuld, ze hebben vals gespeeld, ze hebben boven hun stand geleefd en moeten nu maar het gelag betalen. Enzovoort, uitentreuren. Je kan de obligate morele verontwaardiging aflezen van het gezicht van de presentatoren.

    Een gevolg van die ingesteldheid is dat men bij voorkeur slecht nieuws brengt. Dat geeft immers volop de gelegenheid om de gemoederen te bespelen met die morele bekkentrekkerij. Als er eens iets goeds te melden valt, is de teleurstelling en de wrevel duidelijk merkbaar bij de nieuwslezer van dienst. Aan het goede nieuws, dat er toch ten minste zo vaak moet zijn als het slechte, besteedt men nauwelijks enige aandacht en dan nog en passant. Elke verkeersdode moet vermeld, het liefst nog met bloederige beelden, maar niet elk pasgeboren kind.

    Een ander gevolg is dat men bij de openbare omroep een hoge concentratie vaststelt van linkse intellectuelen, of wat daarvoor doorgaat, van wereldverbeteraars allerhande en moraalridders. Van mensen kortom die zich met de staatsomroep vereenzelvigen en bekleed met dat onverdiend gezag de wereld belerend en verwijtend tegemoet treden. Alsof zij doordat ze tot de VRT behoren plots iets anders worden dan wie of wat ze waren, alsof hun noblesse óns oblige. Wat geeft hen het lef, denk ik dan, om hun opinie zomaar de huiskamers in te jagen? Wie zijn zij wel, dat zij het allemaal zo goed begrijpen en het ook nog goed kunnen uitleggen? Waarom zouden zij het beter weten, dag na dag, dan jij en, ja, waarom niet, ook ik? Zijn zij dan expert op al de gebieden die zij in één uitzending bestrijken? Komen al hun voorspellingen dan uit? Zijn al hun interpretaties wel gerechtvaardigd? Vergissen zij zich nooit schromelijk? En verontschuldigen zij zich ooit voor hun flaters, hun onnauwkeurige verslagen of hun misplaatste opmerkingen waar niemand om gevraagd heeft, voor wat ze niet vermeld hebben, bewust of uit onwetendheid? Waarom zouden zij beter zijn dan iemand anders? Toch niet gewoon omdat zij bij de VRT werken? Er zijn ongetwijfeld verstandige, eerlijke en hardwerkende mensen bij de VRT. Maar waarom zouden we moeten aannemen dat zij daar in grotere getale aanwezig zijn? Vraag aan honderd willekeurige mensen waar zij zichzelf situeren in hun eigen groep, bijvoorbeeld hun beroep of hun hobby. Meer dan 80% zegt tot de top tien te behoren, wat natuurlijk statistisch onmogelijk is. De zelfoverschatting bij staatsambtenaren is zo mogelijk nog schrijnender.

    Ik weet waarover ik spreek. Ik heb tijdens mijn loopbaan vaak te kampen gehad met idioten die met gezagsargumenten hun gelijk moesten halen. Maar ik heb me zelf ook aan dergelijke praktijken schuldig gemaakt, onbewust maar, helaas, ook bewust, willens en wetens. Ik ben vaak verwaand geweest en zelfs aanstellerig, vol misprijzen voor wie mijn mening niet deelde. Dat lag voor een deel aan mijn karakter, maar voor een deel ook aan mijn functie. Power corrupts… Gezag doet mensen dat gezag misbruiken. Machtswellust is een van de diepste gronden van alle kwaad dat mensen elkaar aandoen.

    Nu ik geen enkel gezag meer bekleed, geen enkele officiële functie meer bekleed en nog enkel in eigen naam spreek, voel ik een nederigheid die me goed van pas zou gekomen zijn in mijn ‘actieve’ leven. Maar ik voel me tevens bevrijd van de last van de macht en de verantwoordelijkheid die ooit op mijn schouders rustten. Ik kijk nu anders naar de wereld en ik merk dat gezag, macht en het misbruik daarvan de oorzaak zijn van alle ellende. Het is een moeilijke weg terug, maar ik ben ervan overtuigd dat het de enige uitweg is.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    26-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een links complot?

    Toen onlangs het overlijden gemeld werd van de marxistische historicus Eric Hobsbawm, vond de Vlaamse VRT het nodig om dat te vermelden in het ochtendprogramma Espresso van Klara, de klassieke muziekzender. De journalist van dienst greep de gelegenheid maar al te graag aan om de verdiensten van Hobsbawm te prijzen, maar tevens om aan de hand van diens bizarre ideologie onverholen kritiek te spuien op de recente (democratische!) verkiezingsoverwinning van de N-VA. Vlaanderen zou, volgens het recept dat Hobsbawm herhaaldelijk verdedigde in zijn publicaties, zijn eigen verleden, taal, territorium en tradities uitgevonden hebben. Dat zou dan vooral gebeurd zijn door de rechtse conservatieve burgers als een substraat voor hun egoïstische kapitalistische doelstellingen van persoonlijke verrijking en onderdrukking van het proletariaat. Met stijgende verontwaardiging aanhoorde ik die onzinnige vertekening van eeuwen strijd voor een humane en democratische ontvoogding van het Vlaamse volk. Ik schreef daarover meteen de makers van het programma aan, in dezer voege:

    Ik ben geschokt door het verhaal dat ik daarnet hoorde over de marxistische interpretatie van het ‘Vlaams’ verhaal van de N-VA. Ik ben geen partijlid, begrijp me goed. Maar ik vind het grof dat men Hobsbawm flagrant misbruikt om uit te leggen dat men ‘Vlamingen’ en ‘Vlaanderen’ creëert, en die ‘men’ identificeert als rechtse ondernemers. Als er alleen dat was, zou de meerderheid van de Vlamingen niet stemmen zoals ze doet. Vlaanderen is een historische realiteit, we hoeven niets te verzinnen, geen taal, geen cultuur, geen verleden, geen grondgebied, geen economische realiteit. Gelieve uw reporter, die zelf blijkbaar een beetje verveeld zat met zijn verhaal, (en die door Vlaanderen betaald wordt), aan te raden even iets te lezen over de Vlaamse geschiedenis voor hij nogmaals dergelijke baarlijke nonsens uitkraamt, op onze Vlaamse radio, nota bene, waar we zo hard hebben moeten voor vechten!

    en kreeg tot mijn enigszins verbaasd genoegen snel een antwoord, dat nota bene mijn bezwaren bijtrad. Daarvoor heb ik de betrokkene bedankt en ik was weer even en enigszins verzoend met Espresso en met de VRT.

    Deze morgen was het weer prijs. Dezelfde journalist, ik vermoed Werner Trio, kwam op dramatische wijze aankondigen dat de Katholieke Universiteit Leuven, of zoals hij het zei de Ka U El (een afkorting die al in de tijd van Piet De Somer in onbruik werd gesteld, net zoals de ‘kul’), een eredoctoraat verleent aan Christine Lagarde. Daarop volgde een scherpe linkse analyse van het IMF, waarvan zij het hoofd is, en van haar optreden in verband met de crisis, en van haar loon en het feit dat zij daarop als diplomate geen belastingen betaalt in Frankrijk enzovoort.

    Kijk eens, iedereen mag zijn eigen opinie kwijt, daarvan profiteer ik ook, tenslotte, maar er is nog een verschil tussen de VRT, een officiële instelling die geacht wordt het algemeen belang te dienen en dus enige objectiviteit zou moeten betrachten, vooral in de algemene programma’s, en mijn privé website. Dat men in duidingprogramma’s voor en tegen van allerlei stellingen aan bod laat komen, vind ik uitstekend. Maar tussen de ochtendmuziek en het nieuws door elke dag een dosis marxistische indoctrinatie, dat gaat me te ver. Ik heb meteen Espresso en de VRT de mond gesnoerd en de Concertzender Klassieke Muziek laten weerklinken in de huiskamer. Ik programmeer meteen mijn internettuner zo dat ik ’s morgens niet meer meteen de VRT krijg, maar die klassieke muziek.

    Ik neem dus afscheid van het nieuws op acht uur, om half negen, om negen, tien elf enzovoort, van het persoverzicht, van de smakeloze, ergerlijke jingles en de opdringerige reclamespotjes voor eigen programma’s, voor dure culturele evenementen en voor bedrieglijke banken. Teveel is trop en trop is teveel. Ik heb de jarenlange beschuldigingen en verdachtmakingen over een linkse of rode infiltratie van de media en van de VRT in het bijzonder steeds weggelachen en –gewuifd als verzinsels en idiote complottheorieën. Vandaag stel ik zelf objectief en bij herhaling vast dat er wel degelijk aanduidingen in die richting zijn. De linkse ideologie vertegenwoordigt in Vlaanderen minder dan vijf procent van de bevolking. Ze bestaat nog altijd uit een kleine kern van intellectuele en artistieke salonsocialisten en –communisten, die met de dag nog volksvreemder en meer elitair worden en blijkbaar geen lessen trekken uit de geschiedenis. Ik wens me daarvan uitdrukkelijk te distantiëren, en honni soit qui mal y pense.

    Ik zal niet nalaten Espresso daarvan op de hoogte te brengen. Ze kunnen dan zelf beslissen of het verlies van een luisteraar na 66 jaar intense dagelijkse radiotrouw voor hen ook maar iets betekent.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    25-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.seks

    Onophoudelijk bereiken ons berichten in de media die te maken hebben met de menselijke seksualiteit. Misbruik is daarbij het grote woord: scoutsleiders in de Verenigde Staten, een kinderarts in Vlaanderen, een hoogaangeschreven psychiater, een Britse tv-ster, Ronald Janssen die zijn veroordeling voor verkrachting aanvecht, het zijn maar enkele voorbeelden. Telkens is de verontwaardiging groot en algemeen en eist men strenge straffen voor de daders en vooral ook dit: maatregelen die moeten verhinderen dat het nog gebeurt.

    Het is vooral bij dat laatste dat ik me vragen stel. Kunnen we ook maar iets doen om seksueel misbruik in te perken, laat staan het volledig te verhinderen? En hoe zou dat in zijn werk moeten gaan? Seksualiteit: we kunnen er niet eens over praten op een open en volwassen manier! We weten er zo goed als niets over en wat we weten is meestal totaal onjuist. Seksualiteit heeft met onze diepste emoties te maken en dat is ook de reden waarom het onderwerp zo onbespreekbaar is op een redelijke manier en in het openbaar. Over seksualiteit wordt geen publiek debat gevoerd. Men praat niet over de porno-industrie, over sekssites op het internet, over prostitutie, over vreemdgaan en dating sites en ook niet over onze alledaagse (nou ja…) seksuele gewoonten. Op tv bevat het vrije aanbod nu ook een erotiek-kanaal, waar twee schaars geklede jonge vrouwen allerlei speeltjes en seksuele hulpmiddelen aanprijzen. Tegen betaling kan je kijken naar porno in alle gradaties van verregaandheid, maar niemand die daarover een woord zegt, ook niet hoeveel mensen op die kanalen geabonneerd zijn. Niemand heeft erom gevraagd, niemand heeft zich kunnen uitspreken over het opnemen van die kanalen in het aanbod. Plots zijn ze er. Toen ik klant werd bij Telenet merkte ik al zappend dat de erotische kanalen gratis konden bekeken worden gedurende drie maanden; zo lokt men klanten. Maar alles gebeurt kwansuis, zonder dat erover gepraat wordt. Er zijn vooraf geen studies geweest naar de invloed van dergelijke uitzendingen. Er worden geen evaluaties gemaakt over de wenselijkheid ervan.

    Seksualiteit is alomtegenwoordig in de media en ook in de realiteit, maar blijft onbespreekbaar. Alles kan, er is geen reglementering en als die er is wordt ze handig omzeild. Wij blijken dus alles, maar dan ook werkelijk alles te aanvaarden en alles te gedogen en alles te verzwijgen, tot er ergens iemand zegt: ik ben misbruikt. Dan is het huis plots te klein en staan we klaar om witte marsen te houden, verdachten aan te wijzen en processen te beginnen die doodlopen in eindeloze procedureslagen en discussies over veel te late en afgedwongen ‘erkenning’ van slachtoffers en geldelijke vergoedingen.

    Er is wellicht geen ander aspect van onze menselijkheid waarmee we zo irrationeel omgaan. Er zijn geen algemene normen en de normen die sommigen voorhouden, worden weggelachen, met voeten getreden, genegeerd en elke dag massaal overtreden. Hypocrisie is troef. Iedereen weet wat er gebeurt, maar niemand spreekt erover en vooral: niemand doet er iets aan. Niemand laat zich immers de les spellen als het over seks gaat, het is een recht dat wij ons toe-eigenen, ook als we daarmee de rechten en de integriteit van anderen schenden, om nog te zwijgen van onze eigen morele integriteit.

    Ik weet niet hoe het komt dat het zo is. Ik weet wel dat mijn eigen seksualiteit grondig, maar dan ook uiterst grondig en voorgoed verknoeid is van in mijn prilste jeugd, door misbruik, gedogen, desinformatie, schrikbewind, banvloeken en de totale afwezigheid van seksuele opvoeding. Ik ben ook als ouder tekortgeschoten, ik heb met mijn kinderen nooit ernstig over seks gepraat; ik prijs me althans daarvoor gelukkig dat ik niet als een boeman tekeer ben gegaan over hun jeugdige seksualiteit. Ik weet niet of zij gekweld worden door de duivels die ik niet uit mijn eigen beleven en denken kan bannen, want ook nu nog praten we niet over seksualiteit, zij niet over die van mij en ik niet over die van hen. Ik weet dus niet of de opvoeding zo’n belangrijke rol speelt als ik ervaren heb, of er een gunstige evolutie is. Ik weet evenmin of er een maatschappelijke evolutie is en welke richting die uitgaat. Wat ik ervan merk in de media doet mij af en toe de haren ten berge rijzen: er zijn inderdaad geen grenzen meer. Seksualiteit is een commercie, een mega-industrie.

    Alles kan. Punt. Niemand die zegt: wacht eens even! Niemand die durft te spreken over waarden, grenzen, zingeving… Het is dezelfde houding die we vaststellen in verband met drugs, alcohol, en alle vormen van luxe. Niemand stelt zich vragen bij de verkoop van voetballers voor astronomische bedragen, bij de slavenhandel in de oliestaatjes van het Midden-Oosten, bij de militaire en religieuze dictaturen, bij de mateloze verschillen in rijkdom tussen personen, groepen, landen, continenten, bij de aberrante evoluties in de gezondheidszorg, de zorg voor ouderen… Ik kan nog even doorgaan en lieve lezer, jij ook. Wij maken ons af en toe zorgen, maar wij kunnen er geen weg mee, er is niemand die erom geeft.

    Ik denk dat er wel degelijk een probleem is met onze waarden, dat er wel degelijk grenzen zijn. Maar wat baat het dat ik er hier een aantal bladzijden aan wijd? Niemand zit erop te wachten, ik ben als een roepende in de woestijn.

    Sorry, geen plaatjes vandaag.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    15-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is er dan een probleem?

    ‘Is er dan een probleem?’

    Dat was wat er te lezen stond op de verbijsterde gezichten van de partijvoorzitters van de traditionele partijen in Vlaanderen tijdens hun televisiedebat. De grote verliezer is het VB, maar dat zat er aan te komen. De anderen, links, rechts en centrum, vonden merkwaardig genoeg dat ze het nog redelijk goed gedaan hadden. In vergelijking met de onheilspellende verwachtingen, dan. Ook dat noemen ze een overwinning: niet zoveel verliezen als men gevreesd had. Nou, laat ze dan nog maar vaak dergelijke overwinningen behalen.

    Als N-VA plots gemiddeld twintig procent van de stemmen haalt, meteen de hoogste score van alle partijen, terwijl ze zes jaar geleden vrijwel geen enkele zetel had, dan moeten die stemmen toch ergens anders vandaan komen. Als N-VA zo massaal gewonnen heeft, dan hebben de anderen massaal verloren. Maar neen, Karel, je vergist je: de overwinning van N-VA is een illusie, een voorbijgaand verschijnsel, zoals de fantastische score van het VB zes jaar geleden in ’t Stad. Voor mijn Nederlandse vrienden: ’t stad is Vlaams voor ‘het stadscentrum’, zoals in: ‘k moet nog efkes naar ’t stad. Als we het met een hoofdletter schrijven, bedoelen de Antwerpenaars daarmee: Antwerpen. Zij volgen daarmee de Romeinen, die Rome Urbs noemden, de Stad. Is er een andere?


     




    Het ongeloof op het gezicht van Bart De Wever sprak boekdelen. Voor hem stond een meute geslagen honden. Maar hadden ze het door? Niet één van hen. Ze vonden dat ze niet verloren hadden, maar ‘goed stand gehouden’. En aangezien ze niet verloren hadden, moesten ze ook niet op zoek naar de oorzaak daarvan. Er was dus niets aan de hand, er is niets aan de hand. Ze regeren rustig verder, in de Vlaamse regering en in de federale. Ze hebben helemaal niet het gevoel afgestraft te zijn voor wat ze daar doen of vooral: wat ze daar niet doen, namelijk een einde maken aan de ondraaglijke toestand waarin Vlaanderen zich bevindt in dit onzalig apenland dat men België noemt.

    De enige die inziet hoe ernstig, ja dramatisch de toestand is, blijkt verbazingwekkend genoeg de overwinnaar te zijn: de N-VA is de enige die zich ervan bewust is dat er wel degelijk een Belgisch probleem is. De anderen hebben immers een akkoordje gesloten met de Franstaligen in dit land om enkele ‘bevoegdheden over te dragen’. Alsof dat een oplossing zou zijn. Vooreerst zijn dat geen echte bevoegdheden, maar stukken en brokken van bevoegdheden, waarvan de eindverantwoordelijkheid nog altijd nationaal blijft. Bovendien krijgen we wel die gedeeltelijke bevoegdheden, maar het geld dat erbij hoort, krijgen we niet mee, we moeten nu plots zelf bekostigen wat vroeger nationaal werd betaald, terwijl de federale staat met minder bevoegdheden toch evenveel geld krijgt.

    We zijn dus nog heel ver verwijderd van Vlaamse autonomie. En zolang die er niet is, betalen wij met Vlaams geld voor de nationale staat, waarvan een onrechtmatig groot deel van de middelen naar Franstalig België gaat. Zolang wij niet zelfstandig zijn, zijn er Franstaligen die het voor het zeggen hebben over België, inclusief Vlaanderen. En zoals ik hier al herhaaldelijk benadrukte: dat is een democratisch deficit, of zelfs een democratisch failliet, want wij kunnen ons daarover niet eens uitspreken! Wij kunnen niet stemmen tegen (of voor…) de Franstalige coryfeeën, die worden uitsluitend door Franstaligen verkozen.

    Zolang wij niet onafhankelijk zijn, binnen België als het moet, binnen Europa als het kan, of in een federatie met andere staten of deelstaten, waar wel onze taal gesproken wordt, of een taal die nauwer aan de onze verwant is, is het een minderheid van Franstaligen die zich gedraagt als een meerderheid en die de pariteit in de grondwet heeft ingeschreven, met grendels zo groot als een huis en speciale meerderheden die vereist zijn om ook maar een komma te veranderen aan die grondwet, terwijl de belangrijkste artikelen van de grondwet, zoals nummer 1 en nummer 35, onuitgevoerd blijven.



     





    Vooral de zogenaamd christelijke partij en de socialisten roerden zich het hevigst en waren het meest blind voor de desastreuze situatie van Vlaanderen binnen België. Het waren ook die partijen die het voortouw namen om de huidige federale regering aan de macht te helpen, zonder dat daarvoor een parlementaire meerderheid bestaat op federaal niveau. België wordt niet alleen geregeerd door een regering met een meerderheid aan Franstalige ministers en een Nederlands onkundige clown als premier, maar de regeringspartijen hebben ook geen meerderheid in de Vlaamse volksvertegenwoordiging.

    Maar nee, volgens hen is er niets aan de hand. Er is zelfs nooit iets aan de hand geweest. De Vlamingen zijn nu eenmaal een minderwaardig volkje, dat niet eens een beschaafde taal spreekt en dat zich maar het best schikt naar het hoger belang: de Heilige Kerk, de unitaire Staat, de Internationale Arbeiderssolidariteit. De leiders daarvan zullen wel beslissen wat goed is voor Vlaanderen, in het Frans, of het Engels, maar toch niet in het Vlaams zeker! Dat is goed voor de lagere school, waar men toch maar het plaatselijk dialect spreekt. De humaniora, dat is voor de slimste en de rijkste leerlingen en dat is in het Frans, net zoals de universiteit. Vandaag is dat anders, maar aan de universiteit bekijkt men het Nederlands nog altijd met lede ogen en spreekt men graag een mondje Engels dat men heeft opgepikt van slechte soaps en dure internationale congressen.

    Bart De Wever was de enige staatsman rond de tafel. Hij domineerde het gesprek als de intellectuele zwaargewicht die hij is. De andere leken wel schooljochies, die niet eens begrepen waarover het ging en praatten zonder enige kennis van de geschiedenis, de economie, de sociologie, de politiek (groter dan die van de dorpen en de postjes), laat staan literatuur, kunst, filosofie… Wie de problemen niet eens opmerkt, zal ze nooit kunnen oplossen, maar ze alleen nog erger maken. Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd om blindweg steeds weer dezelfde historische fouten te maken. Vooral de voorzitters van de socialistische partij en van de christelijke partij gingen af als een gieter, maar waren zich daarvan op geen enkel ogenblik bewust. Zelfs de voorzitter van het VB werd er wanhopig bij en riep De Wever pathetisch toe: ‘Onderhandelen over de toekomst van het land… met deze partijen?!?’ Voor één keer had hij gelijk.

    Dat is de tragedie van de Vlaamse politiek: blijkbaar trekt die traditioneel een soort mensen aan dat in andere omstandigheden niet eens in aanmerking zou komen voor het middenkader in een klein of middengroot bedrijf, laat staan een opdracht aan zelfs een bescheiden hogeschool of universiteit. In het beste geval zijn het omhooggevallen cafébazen en platte stemmentrekkers, in het slechte geval laag bij de grondse opportunisten, postjesjagers zonder enige scrupule of morele integriteit.

    Bah!

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    13-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Morgen gaan we stemmen!

    Morgen gaan we stemmen, voor de gemeenteraden, de schepencolleges, de burgemeester en ook nog voor de provincieraadsleden en de bestendige deputaties. We hebben de laatste tijd allerlei dure en weinig milieuvriendelijke brochures en folders in de bus gekregen af en toe zelfs een geadresseerde envelop. Maar stel je eens de vraag: hoe vaak heb je een van deze mensen gehoord of gezien in de voorbije zes jaar? Waar waren zij al die tijd?

    Als ik kijk wie er hier zoal kandidaat is, dan krimpt mijn hart ineen. Een 18-jarige jongeman vraagt mijn steun: hij vindt dat men te weinig luistert naar de jongeren. Ik ben een oude man, ik woon in Werchter; ik luister ongeveer elk weekeind naar de jongeren als ze weer luidruchtig fuiven in een tent tot de vroege morgen; en de eerste dagen van juli luister ik naar hen als ze op de wei hun oren laten kapot maken; ik luister naar hen als ze op hun irritante brommertjes voorbij scheuren in het midden van de nacht, of met hun opgefokte en omgebouwde wagentjes vol boenkeboenke muziek de buurt wakker schudden. Ik luister, maar ik hoor niets dat ik ook wil onthouden.

    Een jonge vrouw werkt in een ziekenhuis aan de infobalie, ze wijst er de mensen de weg naar hun afspraak met de dokter. Dat contact met de mensen maakt haar geschikt, zo stelt ze, om haar werk als schepen voort te zetten. Akkoord dat haar werkervaring haar sociale vaardigheden heeft bijgebracht, of dat hoop ik althans, ik heb ook wel al eens baliepersoneel meegemaakt dat ik nog het liefst naar een onbewoond eiland zou transporteren. Maar of ze ook bekwaam is als schepen? Ik heb er geen idee van, en ik word ook niet wijzer van haar folder.

    Rood en groen gaan hier al jaren samen, in de oppositie. Samen betekenen ze nauwelijks iets, afzonderlijk… Het lijkt wel een verkeerslicht. Rood, dan weet je wat je te doen staat. Groen ook. Maar rood en groen tegelijk? Dat is zoals oranje. Stop je, geef je gas? Als je doorrijdt, word je misschien geflitst; als je stopt, knalt die bumperklever achter jou in je gat.

    Ik heb niet de indruk dat mijn gemeente bijzonder goed bestuurd is, zoals ‘mijn’ burgemeester me schrijft, via een persoonlijk geadresseerde maar niet gefrankeerde brief in de bus, een kleurenkopie van een handgeschreven brief vol gemeenplaatsen. Aan het einde van de brief wordt hij even persoonlijk: hij heeft een broer verloren en ook zijn echtgenote. Maar dat heeft hem nog sterker gemaakt, zegt hij. Ik wens het hem toe, maar ik had liever gehad dat hij over die aspecten van zijn privé leven had gezwegen, dit heeft veel weg van medelijden opwekken. Het is niet daarom dat we op iemand stemmen.

    Onvermijdelijk stelt zich bij dergelijke verkiezingen de vraag naar de zin van onze vorm van democratie. Wij verkiezen vertegenwoordigers om in onze plaats beslissingen te nemen over het algemeen belang, in dit geval de gemeente en de provincie. Zij beschikken over aanzienlijke middelen, afkomstig uit de belastingen, die zij aanwenden om onze leefomstandigheden te verbeteren. Hebben zij dat goed gedaan? Niet bepaald, vind ik. Als ik nakijk hoe vaak ik gebruik maak van de publieke diensten die zij aanbieden, en naar mijn tevredenheid daarover, dan valt dat nogal tegen. Ik vind dat ze mijn belastingsgeld niet erg goed besteed hebben. Ik zal dus niet voor hen stemmen.

    Maar voor wie dan wel?

    De traditionele partijen putten zich uit in het beklemtonen van het lokale karakter van deze verkiezingen. Dat deed ook Karel De Gucht gisteren in een verkiezingsshow (het moet wel een show zijn, nietwaar?), tot hij plots heel kwaad werd bij de suggestie dat zijn liberale partij zou samengaan met de N-VA: wat?!? De N-VA? Waarop een tirade volgde over de voorbije regeringsonderhandelingen. Maar het zijn wel lokale verkiezingen, hé?

    Kijk, ik denk dat het niet veel uitmaakt wie er in een gemeente of een provincie ‘aan de macht’ is; het resultaat zal nogal eender zijn. In Leuven is het al jaren een socialist, in Mechelen een liberaal, in Gent een socialist, in Mortsel zelfs een dappere groene dame. Zien we enig verschil? Ik niet.

    En dus ga ik stemmen zoals ik zou doen als het federale verkiezingen waren, dat wil zeggen verkiezingen voor de Vlaamse vertegenwoordigers in het nationale en voor die van het Vlaamse parlement. Want hoe het in onze gemeente gaat, hangt veel meer af van hoe het in België en in Vlaanderen gaat dan van de enkele beroepspolitici en de vele amateurs die de gemeenten en provincies ‘besturen’. Hoeveel geld de gemeenten hebben om uit te geven wordt niet door de gemeenten bepaald, maar door België.

    Er gaat meer Vlaams geld naar Brussel en Wallonië dan mij lief is. Ik wil dat daar een einde aan komt. Ik wil dat Vlaanderen autonoom wordt en zelf beslist wat het met de eigen zuur verdiende middelen doet, inclusief de eventuele transfers naar andere gebieden waarmee we een samenwerkingscontract afsluiten. Ik wens niet dat Brussel daarover beslist, of Wallonië.

    Ik zal dus van deze gelegenheid gebruik maken om duidelijk te maken dat ik er nu wel echt genoeg van heb, van de traditionele partijen die Vlaanderen al zo vaak verkocht en verraden hebben, God weet waarom of voor wat. De liberalen, sossen, de groenen en de tsjeven, ze kunnen allemaal de pot op: geen Vlaams, geen centen. Als ze het nu nog niet door hebben, dan weet ik het niet meer. Dan kan alleen nog een democratische revolte helpen. Helaas delen de zwaksten bij revolten vaak in de klappen. Dat moeten we vermijden zolang we kunnen.

    Ik heb ook genoeg van de arrogantie van de egoïstische Franstaligen die België willen behouden om zich te blijven laven aan de platte borsten van die afgeleefde deerne, of stiekem de vruchten komen plukken van het werk onzer handen.

    Laat mij toe een voorspelling te doen: de Franstaligen zullen blijven weigeren om een bescheidener plaats in te nemen in België, een die overeenstemt met hun aantal. Zij zullen elk eerlijk gesprek saboteren, zoals ze al altijd gedaan hebben, zelfs als al die gesprekken ééntalig in het Frans verlopen, zoals tot nu toe altijd al het geval is geweest, omdat ze onze taal verachten. Op die manier zullen zij ons blijven tergen door hun ondemocratisch gedrag en hun hooghartige en onverantwoorde eisen.

    Op een dag zal de gewone Vlaamse burger daar genoeg van hebben.

    Ik hoop dat ik het nog mag beleven.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    27-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijheid van mening

    Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst is er discussie over de vrijheid van meningsuiting. Politieke leiders van de hele wereld maken gebruik van de Algemene vergadering van de Verenigde naties om voor het voetlicht van de hele wereld enkele van hun stokpaardjes te berijden. Laten we die beeldspraak eens letterlijk nemen. Een stokpaardje is een speeltuig dat bestaat uit een stok met daaraan een paardenkop. Met de stok tussen de benen doet een kind alsof het een echt paard berijdt. Zo zie ik de groten daar aarde daar in New York rond hossen en ik kan mijn binnenpretjes nauwelijks onderdrukken.


     






    Misschien moeten we er dus niet te veel aandacht aan besteden. Die Algemene vergadering mag dan al een indrukwekkend mediavertoon zijn, ze heeft geen enkele juridische waarde. Het is niet meer dan dat: een kleurrijke, bijna folkloristische bijeenkomst van staatshoofden, een soort van snoepreisje dat voor hen georganiseerd wordt, zoals ook andere machthebbers dat voor zichzelf doen: CEO’s, wetenschappers, universiteitsrectoren en decanen enzovoort. Men laat zijn grieven eens horen en men droomt eens hardop van een betere wereld, maar veel verandert er niet. Ook daar heerst vrijheid van meningsuiting: men mag een andere staat of ‘volk’ of zijn leiders uitschelden, men mag de geschiedenis geweld aandoen, men mag zijn eigen misdaden tot heldendaden proclameren, het maakt allemaal niet uit, iedereen komt aan de beurt om te kastijden of geringeloord te worden, al dan niet voor een grotendeels lege zaal.

    Ook dit jaar speelt men in op de wereldactualiteit. Iemand heeft weer eens een onnozel filmpje gemaakt over de islam en de kerkleiders hebben dat alweer aangegrepen om hun duivels te ontbinden en de massa’s op te zwepen tot luidkeels en gewelddadig protest, met honderden doden als gevolg. Het is waar, als dat filmpje of die cartoons er niet zouden zijn, zou er (misschien!) dergelijk protest niet zijn en dus ook die doden niet. Maar het is ook zo dat als de kerkleiders het bestaan van die filmpjes niet onder de aandacht zouden brengen, de massa niet op de hoogte zou zijn van het bestaan ervan; ook in dat geval zouden er geen noemenswaardige protesten zijn en geen zo onnodige en vermijdbare doden. Het zijn dus niet zozeer de gewone moslims die zich beledigd voelen, want geen van hen heeft het filmpje gezien, dat is hen overigens streng verboden. Het zijn dus de kerkleiders die in hun gevoelens gekwetst zijn, terwijl ook zij het filmpje niet gezien hebben. Het gaat hen dus om het principe: niemand mag de profeet of de islam beledigen. Het gaat niet om het mogelijk gevolg van de (vermeende) misdaad, maar om de daad zelf, die zondig is in absolute termen en dus moet veroordeeld en bestraft worden.

    Wat daarbij opvalt, is dat de kerkleiders zelf beslissen wat zondig is. Ze overgieten hun oordeel wel met enige goddelijke autoriteit, maar dat klinkt erg geforceerd. De Profeet, ‘gezegend zij zijn Naam’, mag dan al rechtstreeks door God geïnspireerd zijn, maar over filmpjes wist hij niets en in de Koran zijn die niet verboden. Het zijn dus hedendaagse kerkleiders, theologen en schriftgeleerden die moeten uitmaken wat mag en wat niet. Er is geen goddelijk verbod op satire. Als we het nog iets ruimer stellen: er zijn geen goddelijke verboden, aangezien er geen goden zijn. Het gaat dus om het beledigen van gewone mensen zoals jij en ik.

    Nu is dat niet meteen iets dat we moeten aanmoedigen. We moeten een onderscheid maken tussen vrijheid van mening, die absoluut is, en vrijheid van de uiting van die mening, waarbij we toch wel enkele bedenkingen mogen formuleren. Stel dat jouw buurman een opvallend grote neus heeft, die bovendien nog purperrood van kleur is en, laten we het maar eens echt bont maken, ook nog helemaal scheef staat. De kans is groot dat hij in de volksmond bekend staat als ‘de Neus’ en dat er wel eens grapjes over hem gemaakt worden. Dat is allemaal heel menselijk en er is geen reden tot ongerustheid. Het is echter een ander verhaal wanneer die man gepest wordt en in het publiek uitgelachen als hij even een… frisse neus komt halen op zijn oprit; als men hem in het plaatselijke krantje te pas en te onpas afbeeldt in al zijn glorie, en als men de buurtkinderen ertoe aanzet om voor zijn deur kwetsende liedjes te gaan zingen of zijn bijnaam te scanderen. Dat is niet bepaald vriendelijk, niet echt menselijk. Dat is zelfs verwerpelijk gedrag, dat we terecht afkeuren.



     





    Wij mogen dus over alles onze mening hebben en hoewel het beter is om onze mening te onderbouwen met argumenten en feiten, kan het toch niet anders dan dat wij ons over een en ander wel eens vrolijk zullen maken. Als dat binnenpretjes zijn, dan is dat nog niet zo erg, al hoeft men er niet meteen trots op te zijn. Het is wat anders als wij die ‘grapjes’ gaan delen met anderen, bijvoorbeeld door ze via e-mail te verspreiden, of ze in een krant(je) te laten verschijnen, of ze op YouTube te zetten.

    Nu ben ik een grote voorstander van een zo ruim mogelijke vrijheid van meningsuiting, begrijp me niet verkeerd. Maar elk weldenkend mens zal zich ervoor hoeden om andere mensen nodeloos te kwetsen op een overdreven agressieve manier. Wij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de gevoelens van onze medemensen, ook als wij die niet delen. Zo voelde ik het bijna als lichamelijk kwetsend aan toen een kennis verwees naar moslims als ‘die met hun gat in de lucht’, verwijzend naar hun typische gebedshouding. Ik voelde dat plaatsvervangend aan als onnodig grof en beledigend, vooral omdat het ging over een onschuldige religieuze gewoonte, die niet verschilt van de vele buigingen en genuflexen die ook het christendom kent.


     






    Als men iets te zeggen heeft, dan doet men dat het best op die manier die het meest resultaat heeft. Het filmpje (dat ook ik niet gezien heb en niet wens te zien, voortgaand op enkele beelden in het journaal) zal mijns inziens weinig moslims overhalen om ernstig over hun godsdienst na te denken. Dat was ook niet de bedoeling, zoveel is duidelijk. Wat de werkelijke bedoeling dan wel was, dat weet ik niet. Maar ik weet ook niet waarom een regisseur tijdens een opvoering van een opera van Wagner zo nodig de Walkuren moet laten plassen op scène. Dat hoeft voor mij ook niet en eerlijk gezegd, als het mijn beslissing was, dan zou ik daar niet voor kiezen.

    Samenvattend zou ik zeggen dat alles moet kunnen gezegd en geschreven en vertoond worden, maar dat wij allen de plicht hebben om ons te beraden over de mogelijke gevolgen daarvan. Dat betekent niet dat er taboes zijn, maar wel dat men de keuze van de middelen die men gebruikt om een mening te uiten, moet laten afhangen van de boodschap die men wil brengen. Zo zal ik in een gesprek met een priester, imam of rabbi anders over (hun) godsdienst spreken dan met een eenvoudige gelovige. Dat deed ook Spinoza: toen de vrouw des huizes bij wie hij logeerde hem op een dag vroeg of zij misschien haar godsdienstige overtuigingen moest bijstellen of van godsdienst veranderen, verzekerde hij haar dat dit helemaal niet hoefde en dat ze rustig verder naar haar kerkdiensten mocht gaan. Voor de (fundamentalistische) predikanten had hij echter geen goed woord over.

    Ga dus niet voor een moskee na het vrijdagavondgebed luidkeels staan roepen dat Allah niet bestaat en dat zijn Profeet… Je moet niet vloeken in de kerk.

    Maar hier op mijn blog zeg ik wat ik wil. Als het over godsdienst gaat, is dat meestal over het christendom en meer bepaald het katholicisme; dat heb ik aan den lijve ondervonden, ik weet dus waarover ik spreek en ik heb redenen om niet te zwijgen. Wie mijn blog daarom niet wil lezen, en zo zijn er mensen, dat weet ik, die moeten dat dan maar laten. Hoezeer ik die mensen, die ik tot mijn vrienden zou willen rekenen ondanks onze meningsverschillen, ook respecteer, toch zal mij dat niet weerhouden van het ongekuist ventileren van mijn mening over God en Kerk. Ik spaar evenmin de georganiseerde vrijzinnigheid en mijn veroordeling van de godsdienst is algemeen en principieel en mijn afkeer van alle klerikalisme is grenzeloos en geldt dus voor de islam ten minste zo goed als voor welke andere godsdienst dan ook.

    Maar indien ik niet schreef voor het selecte publiek dat jullie, mijn lieve lezers zijn, maar bijvoorbeeld voor de NRC of Knack of Metro, dan zou ik anders schrijven, dat wel.

    Ik doe hier derhalve een - vrij nutteloze, omdat de mensen tot wie hij gericht is het niet zullen horen – maar desondanks toch dringende oproep tot eerbied voor eenieders mening, ook op religieus gebied; tot een bedachtzame terughoudendheid in het publieke discours, zowel bij wie de godsdienst aanvalt als bij wie die meent te moeten verdedigen. Wij zijn allen verantwoordelijk voor onze daden en er is niets, ook de vrije meningsuiting of een godsdienst niet, waarvoor ook maar één mens hoeft te sterven.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    13-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA racistisch?

    Is de N-VA een racistische partij? Toen ik gisteren de vraag probeerde te beantwoorden of de N-VA een extreemrechtse partij is, heb ik het niet expliciet over racisme gehad. Het lijkt me nuttig om dat alsnog te doen.

    Laten we ook voor deze kwestie eerst eens kijken wat we bedoelen met racisme. Het gaat duidelijk om een onderscheid dat men maakt tussen mensen van een verschillend ras, waarbij men uitgaat van een rangorde in die rassen.

    Maar wat is een ‘ras’? Op school leerden we vroeger dat er vier rassen zijn: het blanke, het gele, het rode en het zwarte. Meteen is het duidelijk dat men zich steunt op zeer oppervlakkige kenmerken, in dit geval enkel de huidskleur. Er zijn in de loop der tijden talrijke andere methoden ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de mensen op deze aarde. Met het voortschrijden van de wetenschap heeft men echter moeten vaststellen dat er geen essentieel verschil is, op geen enkel gebied, hoe men het ook bekijkt. Er zijn dus geen rassen. De Europese Unie formuleert het zo: The European Union rejects theories which attempt to determine the existence of separate human races. Council Directive 2000/43/EC

    Wie de mensen indeelt in rassen en daaraan ook nog allerlei negatieve oordelen verbindt, bijvoorbeeld dat het zwarte ras dommer is dan het blanke, of dat het blanke superieur is, vergist zich niet alleen, maar begaat ook een strafbaar feit. Racisme is bij wet verboden. Zo simpel is dat.

    Een racistische partij verdedigt dus een opvatting die wetenschappelijk onjuist is en ook bij wet verboden. Om die reden is het Vlaams Blok destijds veroordeeld. Sindsdien zijn ze wel van naam veranderd, maar niet echt van streken. Zij maken nog steeds een onderscheid tussen allochtonen en autochtonen, ook wanneer die hetzelfde juridisch statuut hebben, bijvoorbeeld dat van Belgisch staatsburger. Zij wensen terug te keren tot een raszuiver Vlaanderen, waaruit alle onzuiver bloed verwijderd is. Enkel wie kan aantonen dat zijn voorouders hier al in de Middeleeuwen woonden, bij manier van spreken, mag blijven, op voorwaarde natuurlijk dat die voorouders uitsluitend tot het blanke ras behoorden. Het Nazisme heeft destijds dergelijke raciale wetten opgesteld, die echter voor grote moeilijkheden zorgden, ook bij prominente Nazi’s: vrijwel niemand kan bewijzen dat er nooit een vreemde eend in de bijt is geslopen. Bedenk dat rassen niet bestaan; hoe kan je dan bewijzen dat je raszuiver bent?

    Racisme is het negatief beoordelen van iemand op zijn of haar uiterlijk, zonder te kijken naar wat die persoon denkt of doet. Zo is het dragen van een hoofddoek voldoende om door het Vlaams Belang (en heel wat personen uit alle andere partijen) bestempeld te worden als volksvreemd. En dat terwijl hun moeders allemaal, zonder één uitzondering, een hoofddoek gedragen hebben. Een getaande huid markeert iemand als ongewenst, kroeshaar eveneens. Je ziet hoe gek dat is.

    Het is zonder meer duidelijk dat de N-VA niet meedoet aan dat racisme. Als democraten beoordelen zij elke mens op zijn of haar eigen waarde en daarmee uit. Zij zijn echter niet blind voor de gevolgen van de immigratie, zeker wanneer die in strijd zouden zijn met onze wetgeving, of onze sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Zo verzet de N-VA zich, zoals alle andere partijen, tegen elke discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, iets wat in traditionalistische moslimgemeenschappen vaak voorkomt, maar ook bij de algemene bevolking nog sterk leeft en vijftig jaar geleden hier nog een evidentie was. Wanneer zou blijken dat immigranten onrechtmatig gebruik maken van onze sociale wetgeving, dan moet aan die wetgeving gesleuteld worden om alle misbruik, door wie dan ook, zoveel mogelijk te verhinderen. Die wetgeving is dan niet gericht tegen personen van een bepaald ras of een bepaalde geografische oorsprong, maar gelden voor iedereen. Wetten mogen niet discrimineren, mogen niet gemaakt worden om een bepaalde groep te treffen, ook niet onrechtstreeks.

    Is de N-VA dan niet racistisch tegenover de Franstaligen in dit land? Helemaal niet. Zoals de meeste Vlamingen heeft de N-VA niets tegen de Franssprekenden als dusdanig. Wanneer wij Vlaamse autonomie opeisen, nemen wij niets af van de Franstaligen. Wij gunnen hen dezelfde autonomie die wij voor onszelf vragen. Er is dus geen sprake van discriminatie of benadelen. De N-VA vertolkt enkel de mening van vrijwel alle Vlamingen, dat de Franssprekenden zich niet moeten bemoeien met hoe wij in Vlaanderen willen leven, en zeker hun wil niet aan ons moeten opdringen. Wij nemen diezelfde houding aan tegenover alle andere landen, ze is niet specifiek tegen de Franstaligen gericht en is dus niet discriminerend of racistisch. Alleen is het zo dat bijvoorbeeld de Russen niet de neiging hebben om ons te komen zeggen hoe het moet en de Franstalige Belgen helaas wel.

    Alle partijen, ook de N-VA, moeten rekening houden met de problemen die kunnen ontstaan wanneer personen van verschillende afkomst samenleven in een staatkundige eenheid. In België is er echter een zeer ingewikkelde staatsstructuur, waarbij bijvoorbeeld al het culturele autonoom beslist wordt door de gewesten en gemeenschappen. En in Brussel, het zogenaamd hoofdstedelijk gewest, loopt alles door elkaar en wonen mensen bij elkaar uit de hele wereld, maar allemaal met een verschillend statuut, naargelang ze officieel Belg zijn of niet, of beide, en Vlaming, Waal of Brusselaar.

    Een racistische partij zoals het Vlaams Blok verzet zich tegen elke vorm van culturele diversiteit: wie naar Vlaanderen komt moet Vlaming worden, zoals de Vlamingen die destijds naar Amerika trokken en na één generatie al niet meer te herkennen waren. De Italianen, Turken en Marokkanen die wij naar hier gehaald hebben, moeten zich dus zo snel als mogelijk aanpassen, of anders vertrekken. Geen hoofddoeken dus of andere exotische kleding, geen exotische restaurants, geen culturele verenigingen van mensen met gemeenschappelijke buitenlandse roots enzovoort. Je ziet het: gekheid en bovendien onmogelijk. (Echte) Vlamingen zijn net zo verschillend van elkaar als van de immigranten en de immigranten lijken veel meer op de autochtone bevolking dan ze ervan verschillen. En de verschillen die zo opvallend zijn, gaan niet dieper dan de kledij, de huidskleur, het krullen van het haar, de culturele gewoonten…

    Ik heb op geen enkel moment kunnen vaststellen dat de N-VA ooit een racistisch standpunt zou ingenomen hebben of gekant zou zijn tegen een multiculturele samenleving. Wel is zij terecht voorstander van een snelle en verregaande integratie van alle immigranten in alle domeinen van het openbaar leven, maar met behoud van hun eigenheid indien zij dat wensen en voor zover dat niet verboden is of strijdig met onze wetgeving.

    Ook op dat punt is de N-VA dus een strikt democratische partij.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    12-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA extreemrechts?

    Manon vroeg me: is de N-VA een extreemrechtse partij?

    Om daarop te kunnen antwoorden, moeten we ons afvragen: wat is een extreemrechtse partij? En zelfs: wat is links en wat is rechts?

    Laten we daarmee beginnen.

    Een linkse ideologie is gesteund op socialistische en zelfs communistische principes. Ze gaat ervan uit dat de politiek ervoor moet zorgen dat de rijkdom van een land zoveel als mogelijk verdeeld wordt over alle burgers. Dat betekent dat de staat in belangrijke mate aan herverdeling van de middelen zal doen en een grote invloed zal uitoefenen op het maatschappelijk leven. Er zullen hoge belastingen geheven worden, vooral op de rijkeren en aan de zwakkeren zal volop steun gegeven worden. De staat zal heel wat domeinen zelf beheren en vooral investeren in algemene voorzieningen, die gratis of aan gereduceerde prijzen binnen het bereik van iedereen moeten zijn. Een linkse politiek streeft naar zoveel mogelijk gelijkheid onder de burgers.

    Een rechtse ideologie zal in tegenstelling daarmee veel meer belang hechten aan het individu en zijn rechten op autonome ontplooiing volgens zijn eigen talenten. De staat moet er vooral voor zorgen dat het individu niet belemmerd wordt in zijn vrijheid en zijn initiatief. Dus minder herverdeling, minder belastingen, minder staatsinmenging, minder steun aan de zwakkeren, minder sociale en algemene voorzieningen. De staat moet er vooral voor zorgen dat iedereen kan werken; wie dat niet kan, heeft slechts recht op een karig levensloon. Een rechtse politiek laat een veel groter verschil toe tussen de burgers, ook financieel.

    Voor links ligt de drijfveer voor de mensen in de solidariteit en het gezamenlijk nastreven van een betere wereld. Voor rechts wordt de mens vooral gedreven door eigenbelang en de zorg voor zijn onmiddellijke naasten.

    Dat zijn de grote lijnen. In die zin is de N-VA ideologisch een centrumrechtse partij, dus veeleer rechts, maar niet overdreven, dus iets meer naar het centrum dan de traditionele liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Open VLD). Dat wil zeggen dat men stevige maar eerlijke sociale voorzieningen wil, meer dan de liberalen, maar niet zoveel als links, de SP-A, de Vlaamse socialistische partij. De N-VA richt zich duidelijk iets meer op de ondernemers en de werkende Vlaming, minder op de zwakste leden van de maatschappij. Dat blijkt uit hun houding tegenover de werklozen: een vangnet, ja, maar geen hangmat. Dus een uitkering die vrij snel afneemt in de tijd, zodat men zich niet knusjes gaat nestelen in een veilig statuut als steuntrekkende. Mensen moeten aangemoedigd worden om te werken, niet om te profiteren. Wie niet door eigen schuld uit de boot valt, kan rekenen op een waardig minimumloon, als en voor zolang dat echt nodig is en als dat kan bewezen worden.

    Wat is nu een extreemrechtse partij? De benaming is slecht gekozen. Men zou immers kunnen denken dat het gaat om radicale liberalen, die alle macht bij het individu leggen en de staat daaraan volledig ondergeschikt maken, een beetje zoals het in Amerika ging in het begin van de twintigste eeuw, of hier bij ons in de negentiende. Zorg voor de armen was dan helemaal afhankelijk van de paternalistische welwillendheid van de rijken, die de armen onbarmhartig uitbuitten.

    Maar dat bedoelen we vandaag niet met extreemrechts. In feite gaat het om een fascistische ideologie, waarbij de macht in handen is van een sterke leidersfiguur, die op niet-democratische manier regeert als een dictator, gesteund op het leger of paramilitaire groeperingen. Fascisme is meestal ook zeer strijdend nationalistisch en sluit allerlei ‘vreemde’ elementen uit, soms zelfs met geweld. Fascisme kan (in naam) socialistisch zijn, zoals het Stalinisme en het Nationaal-socialisme van Hitler en het fascisme van Mussolini, maar door zijn ondemocratisch karakter verglijdt het meestal in een oligarchie, waarbij de macht en het geld geconcentreerd is bij een strikte minderheid.

    De N-VA is geen fascistische partij, gezien haar sterke aanhankelijkheid aan de democratische principes. Zij is zelfs manifest antifascistisch en weigert elk contact of coalitie met fascistische partijen, personen of groepen. Haar uitgesproken nationalisme is niet exclusief, zoals bij de fascisten het geval is. Men is dus niet tegen de vreemdelingen en men wil ze ook niet verwijderen (of uitroeien); men weet dat men nu en in de toekomst nog meer een beroep zal moeten doen op buitenlandse werknemers.

    Het Vlaams-nationalisme is een typisch lokaal en historisch verschijnsel; het gaat terug op de kunstmatige samenvoeging van politiek, taalkundig, etnisch, economisch, cultureel zeer heterogene en bovendien geografisch gescheiden eenheden in een ondemocratische eenheidsstructuur die België heet. De N-VA wil een einde maken aan die historische vergissing, aan die onrechtvaardige staatkundige structuur die ons tegen onze wil opgelegd is en die ons steeds benadeeld heeft in al onze democratische rechten en ons verhindert om onze eigen weg te gaan. De N-VA wil de Vlaamse autonomie nastreven binnen een verenigd Europa, doch met louter democratische middelen.

    De N-VA is dus een democratische, centrumrechtse, Vlaams-nationalistische volkspartij. Zij weerspiegelt als dusdanig de mening van de overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking, ook al stemmen velen nog voor traditionele partijen zoals de Open VLD, de CD&V en zelfs de SP-A, die alle drie echter veel minder uitgesproken radicaal Vlaams-nationalistisch zijn.

    Dat Vlaams-nationalisme trekt nu veel Vlamingen aan, die de ondemocratische en inefficiënte Belgische structuren meer dan beu zijn. Ongetwijfeld verklaart dat het opvallend recent succes van de N-VA. Maar wanneer de N-VA ooit haar doel zou bereiken en Vlaanderen onafhankelijk zou worden binnen Europa, verliest de N-VA datgene wat haar onderscheidt van de traditionele partijen en haar nu aantrekkelijk maakt. Dan zal de N-VA in een crisis belanden; ideologisch zal zij immers nog nauwelijks te onderscheiden zijn van de CD&V en de Open VLD en haar specifiek bestaansrecht heeft ze dan verloren, precies door haar eigen succes. Een natuurlijke grote fusie van centrumrechts dringt zich dan op, waarin ook een groot deel van de huidige extreemrechtse stemmers zal opgaan.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    07-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olympisch goud

    De Olympische spelen zijn bijna voorbij en dat spijt me niet. Ik begrijp niet dat mensen daar ook maar enige aandacht aan besteden.





    Het is ten eerste pure commercie, op alle gebied. De Spelen zijn een grote en ondoorzichtige multinational, met enkel commerciële belangen, onder het mom van een nobele en humanitaire instelling.







    Bovendien blijven ze op een domme manier nationalistisch: de atleten worden verondersteld hun land te vertegenwoordigen, maar sommigen hebben al vijf nationaliteiten achter de rug, ze kiezen gewoon een land uit waar ze de beste zijn in hun discipline en laten zich daar nationaliseren, terwijl ze in hun eigen land geen kans maken. Met het systeem van nationale vertegenwoordigers krijg je niet de beste atleten aan de start, maar een zootje van allerlei slag, terwijl topatleten ondanks hun Olympisch minimum geen kans maken omdat er in hun land al iemand is voor die discipline.






    En dan is er de doping: voortdurend worden er atleten aangekondigd die net een dopingschorsing achter de rug hebben. Maar ook los van regelrechte doping zie je gewoon aan al die lijven dat de voorbereiding voor deze en andere spelen niet meer normaal is: diëten, krachtvoer, krachttraining, vochtafdrijvende middelen, er is nauwelijks nog een atleet die er een beetje normaal uitziet. Het zijn allemaal, op een enkele uitzondering na, mensen die met een hele entourage professioneel bezig zijn met sport, gesponsord en gesteund en betaald en gesubsidieerd, miljonairs vaak.

    Het is ook onzin dat de organisatie van de spelen een land vooruit zou helpen op sportief gebied: ga eens kijken in de landen die de spelen recentelijk georganiseerd hebben. De enorme nieuwe stadions en hallen staan leeg en vervallen snel. De nieuwe woonwijken zijn niet ten goede gekomen aan de arme vroegere bewoners die er verjaagd zijn, maar zijn door gehaaide makelaars verkocht aan de betere klasse.

    Ook de zogenaamde democratische bonus die de Spelen zouden meebrengen is een fictie, kijk maar naar China: mensenrechten tijdens de Spelen, ja, min of meer. Maar als iedereen weer weg is? Juist.

    Het heeft allemaal met normale sportbeoefening door normale mensen niets meer te maken.

    Als je aan dat alles denkt terwijl je zit te kijken, dan is het plezier er meteen af. Ik kijk dus niet meer.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    04-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De derde weg

    A

    ls je de nieuwsberichten volgt, ben je geneigd om Einstein gelijk te geven, wanneer hij stelt dat er twee dingen zijn die oneindig zijn, het universum en de menselijke dwaasheid, en van het eerste was hij niet eens zeker. Dit citaat is echter ook onzeker: het wordt wel toegeschreven aan Einstein, maar er is geen betrouwbare bron voor deze uitspraak. Wil je daarover alles weten, ga dan naar Wikiquote en kijk onder Einstein, betwiste citaten.

    De nieuwsberichten belichten inderdaad overtuigend de menselijke dwaasheid en ook onze wreedheid, onze heerszucht, eerzucht, hebberigheid, afgunst, geilheid… Ware het niet dat Lut graag het journaal bekijkt, ik zou het allemaal aan mij laten voorbijgaan. De media bieden immers geen fraai beeld van de mens, je wordt er depressief van. Ze zijn erop gebrand om al wat verkeerd gaat dik in de verf te zetten. Slecht nieuws is sensationeel en levert goede kijkcijfers op, vandaar.

    Op die manier kan het niet anders dan dat mensen de indruk hebben dat het inderdaad niet goed gaat en dat daaraan ook niet te verhelpen valt. Veel mensen hebben een veeleer negatief wereldbeeld. Als ze erover praten, is het om te zeuren. In gezelschap heb je daarmee altijd succes: straffe verhalen over hoe dingen fout gaan doen het altijd goed. Maar als je dan de vraag stelt hoe het dan wel moet, blijft men meestal het antwoord schuldig. Als er een oplossing was voor al onze problemen, dan zouden we die toch al moeten gevonden hebben, zou je denken.

    Sinds het ontstaan van onze beschaving hebben sommige mensen het geloof in God en de godsdienst binnen een kerkelijke gemeenschap als een remedie gezien voor al het onheil van deze wereld. De almachtige en algoede God zorgt voor de zwakke en verdorven mens. Maar daarvan is in de praktijk weinig te merken, stellen ook gelovigen vast. God zorgt niet beter voor wie in hem gelooft dan voor de anderen die dat niet doen. Niet getreurd, zegt de kerk dan: je zal je verdiende loon krijgen in het hiernamaals, voor eeuwig verdoemd of eeuwig gelukzalig.

    Er zijn ook andere, meer optimistische mensen. Zij leggen de nadruk op al het goede en het mooie in deze wereld, op het menselijk vernuft en op onze artistieke gaven, op de liefde onder de mensen, op onze wonderbaarlijke beschaving, onze cultuur, onze welstand, ons gezond en lang leven. De mens is het toppunt van de schepping, een machtig wezen dat de hele aarde en straks het hele universum aan zich onderwerpt. We moeten op onszelf vertrouwen, al onze capaciteiten ten volle aanwenden en dan komt het wel goed. Kijk maar naar de geschiedenis: het gaat steeds in stijgende lijn, er zijn nog nooit zoveel mensen geweest en ze hebben het nog nooit zo goed gehad als nu. De wereld behoort aan de mens toe. Niets kan ons tegenhouden. Als we ons lang en hard genoeg inspannen, kan het hier een hemel op aarde worden. De mens is gemaakt om volmaakt gelukkig te zijn, dat ligt in ons bereik, dat is onze toekomst, onze eindbestemming.

    Dat optimisme is even overdreven en onrealistisch als het godsdienstig pessimisme, dat het heil uitstelt tot na de dood.

    Is er dan een derde weg? Ik meen van wel. Om die te ontdekken, moeten we teruggaan naar onze oorsprong, naar het ontstaan van het eerste leven op aarde, toen de materie zich begon aan te passen aan haar omgeving: licht, warmte, voedsel, bescherming. Die aanpassing heeft zich over miljarden jaren voltrokken en heeft geleid tot de bonte verscheidenheid die de wereld nu is. Dat moeten we steeds voor ogen houden: wij zijn ‘maar’ materie, een tijdelijke verzameling van identieke subatomaire partikeltjes. Dat is de essentie van de zaak.

    De verhalen over God zijn slechts dat: verhalen die wij verzonnen hebben. Ze zeggen niets over onze oorsprong of onze evolutie, ze gaan hooguit enkele duizenden jaren terug en gaan niet lang mee. Ze kunnen ons bestaan niet verhelderen, ze maken het alleen maar ingewikkelder en minder zinvol. Ze zijn een oorzaak van verdeeldheid en strijd.

    Op dezelfde manier heeft het ook geen zin om de mens tot koning van de schepping te kronen. Het leven hier op aarde is veel complexer en rijker dan dat. Het gaat niet om de mens alleen, wij maken deel uit van een veel groter geheel, waarin wij al bij al een beperkte rol spelen. De wereld is er niet slechts voor de mens, wij moeten rekening houden met het geheel, ook als we aan onze eigen toekomst werken. Wij moeten alle leven respecteren en het hele milieu waarin we leven. Nu we zo talrijk zijn, brengt dat spanningen mee: de natuurlijke rijkdom is beperkt en ook ongelijk verdeeld. Mensen kunnen alleen overleven als ze samenwerken. Als ze elkaar bestrijden en van elkaar stelen, verliest de mensheid als geheel.

    Stilaan groeit dat bewustzijn. De oude Godverhalen spreken niet meer aan, de kerken lopen leeg. Ook de oude ideologieën doen het niet meer: communisme, socialisme, kapitalisme, liberalisme, we stellen keer op keer vast dat ze er niet in slagen om oplossingen te bieden op langere termijn en de maatschappij steeds weer naar de rand van de afgrond leiden. Meer en meer mensen stellen zich de vraag hoe het dan wel moet. We zoeken naar een derde weg, los van God, los van de dwaalwegen van onze ouders.

    Sommigen menen dat we nieuwe leiders nodig hebben om ons de weg te wijzen. We zouden beter moeten weten. Elke radicale oplossing uit het verleden is een vergissing gebleken, elke grote leider een slechte gids. We moeten veeleer naar elkaar luisteren in een ruime democratische dialoog, niet naar één enkele stem, maar naar iedereen, zoals we ook met iedereen moeten samenwerken. Niet wie het hardst schreeuwt heeft gelijk, niet wie het meest belooft, niet wie zijn wil aan anderen opdringt. Laten we luisteren naar de rustige stem van mensen die niet zichzelf op de voorgrond plaatsen maar ideeën, veel ideeën, zoveel mogelijk zelfs. Laten we dingen uitproberen, geleid door onze wetenschap en met behulp van onze technologie. Kennis is macht, alleen met kennis kunnen we samen vooruitgang maken, niet met geweld.

    Dat is de derde weg. Laten we hem samen zoeken.



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    01-05-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Consequent?

    V

    oor de grap schrijf ik wel eens ‘consequent’  of ‘konsekwent’ en ‘inkonsequent’ of ‘inconsekwent’. Je ziet wat ik bedoel: in het ene geval ben je consequent in je spelling, in het andere opzettelijk niet.

    Wij mensen hebben het moeilijk met consequent zijn. Ons woord is afgeleid van het Latijnse werkwoord consequi en dat betekent ondermeer ‘iets of iemand volgen, een regel of voorschrift naleven’. Consequent handelen doen we als we volgens onze principes handelen, als wat we doen in overeenstemming is met de rest van ons leven en met ons denken. En daar is precies de moeilijkheid gelegen. We zijn het vaak eens over de principes, maar als ze moeten toegepast worden, dan gaat het wel eens fout.






    Bijna alle rokers geven toe dat het slecht is voor hun gezondheid (en die van hun omgeving), maar wereldwijd rookt meer dan een miljard mensen. Elk jaar sterft een half miljoen mensen aan ziekten die aan roken te wijten zijn. Het aantal mensen dat alcohol drinkt schat men op twee miljard; voor ongeveer 75 miljoen mensen gaat het om een ernstige verslaving met zware gevolgen voor hun gezondheid. Indien men zou vaststellen dat een bepaalde stof gevolgen zou hebben die ook maar een duizendste van de risico’s zou hebben die tabak en alcohol met zich meebrengen, dan zou die onmiddellijk en volledig verboden worden. Dat is onder andere gebeurd met de overigens zeer efficiënte insectenbestrijder DDT. De zoetstof stevia is tientallen jaren lang verboden gebleven in Europa, zonder enige ernstige aanwijzing van schadelijke effecten. Maar wie de tabaks- en alcoholindustrie wil aanpakken, weet dat hij tegen de bierkaai zal vechten en dat zijn inspanningen in rook zullen opgaan.

    Wij zijn niet consequent, we kunnen het niet opbrengen en we vinden dat men het ook niet van ons mag verwachten. Niemand heeft het recht om ons te dwingen in alles consequent te zijn. We vinden consequente mensen ook niet prettig in de omgang. Wij nemen, zeker voor onszelf, genoegen met minder dan het volmaakte. De volmaaktheid is niet van deze wereld, zeggen we dan, schokschouderend.

    Het is ook niet nodig dat we in alles consequent zijn. Het maakt in feite niet uit hoe ik dit woord schrijf, iedereen weet toch wat ik bedoel. Zelfs in belangrijke zaken is een beperkte inconsequentie niet meteen dodelijk: iemand die slechts heel uitzonderlijk een sigaartje opsteekt zal daarvan waarschijnlijk nooit ernstige gevolgen van ondervinden. Een glas rode wijn af en toe blijkt zelfs goed te zijn voor je gezondheid. Maar dat is het nu juist. Consequent zijn betekent dat je niet afwijkt van je principes, ook niet één keer. Niet omdat het je directe schade kan berokkenen, maar uit principe. Als roken en drinken globaal gezien schadelijk zijn, dan zouden we het principieel moeten laten, ook al is het niet zeker dat het ongezond is in ons persoonlijk geval. Dat is consequent handelen.

    In de praktijk ligt dat heel moeilijk. Er roken zoveel mensen, dat je de rook nooit helemaal kan vermijden, zelfs als je gewoon op straat loopt. Er wordt zoveel drank aangeboden, vaak zelfs gratis, dat het heel moeilijk is om altijd nee te zeggen. Alcohol is maatschappelijk zo algemeen aanvaard, dat je je min of meer aanstelt als je zegt dat je niet drinkt.

    Ik ben als jonge knaap beginnen roken toen ik nog geen tien jaar was en vanaf mijn twaalfde was ik een regelmatig roker. Ik heb dat volgehouden tot ongeveer mijn dertigste en dan ben ik ermee gestopt, zonder veel moeite, omdat ik ervan overtuigd was dat het schadelijk was voor mij en mijn omgeving, en omdat ik niet het slechte voorbeeld wou geven aan mijn kinderen. Met alcohol is mijn verhaal minder consequent. Ik ben er heel vroeg mee begonnen en dronk vrij occasioneel stevig, dat wil zeggen teveel, tot ik rond mijn vijfendertigste besliste om geen druppel meer aan te raken. Dat heb ik ongeveer twintig jaar volgehouden. Sindsdien drink ik lange periodes bijna nooit, op een symbolisch half glas na. Dat wisselt af met periodes waarin ik meestal een half glas rode wijn drink bij het avondmaal. Meer dan dat drink ik nooit meer. Principieel, consequent.

    Mensen in mijn omgeving hebben het daar moeilijk mee. Zij drinken meer tot veel meer. Blijkbaar zien ze in mijn consequente houding een vorm van afkeuring, ook al bedoel ik dat niet zo en al zeg ik daar niets over. Het is voldoende dat ik niet rook en niet drink om hen op de zenuwen te werken. Soms gaan ze zo ver om mij te verwijten dat ik niet sociaal ben, dat ik hun plezier bederf, dat ik een spelbreker ben, dat ik geen plezier kan maken, dat ik me niet kan laten gaan.

    Ik wil hier openlijk en eerlijk bekennen dat er in mijn aanvoelen niets is dat zo zielig is en me met een zo intense afkeer vervult, als rokende en drinkende en zwetsende mensen. Ik heb het zelf ook lang genoeg gedaan, ik weet wat het is om ervan te ‘genieten’. Ik weet ook dat het een verslaving is die je gezondheid schaadt en die, wat alcohol betreft, je gedrag negatief beïnvloedt: dronken mensen verlagen hun culturele en morele drempels aanzienlijk, ik weet het uit eigen ervaring.

    Laatst zijn we naar een concert geweest van een plaatselijk jazzcombo, in een café in het dorp. Het was mijn eerste bezoek aan dat café in de twaalf jaar dat ik hier woon. Ik voelde me helemaal niet op mijn plaats. Er werd tijdens het optreden volop gedronken, iedereen trakteerde iedereen, je kreeg de pinten sneller en zelfs ongevraagd voor je neus geschoven dan je ze kon uitdrinken. Ik weigerde van meet af aan en bedankte vriendelijk bij elk rondje en ja, ik was weer de asociale, geen mens om mee op café te gaan. Nochtans genoot ik van de muziek en van het gezelschap, babbelde ik enthousiast mee en was spontaan vriendelijk tegen iedereen. Het feit dat ik niet meedeed aan de collectieve intoxicatie was voldoende om mij af te zonderen als ‘ne rare’.

    Dat stoorde mij, ik vond de beschuldiging onterecht. Ik had helemaal niet de indruk dat ik iets miste of dat ik tekortschoot op welk gebied dan ook. Integendeel zelfs. Naarmate de avond vorderde, werd de stemming steeds meer uitgelaten. Naar het einde toe was er een snel groeiende groep die niet meer naar de muziek luisterde, maar in verhitte gesprekken verwikkeld was over de meest banale onderwerpen. Met praatte alsmaar luider en meer opgewonden, men lachte om het geringste, er werd geflirt en gegeild…

    We hebben het allemaal al meegemaakt, ik hoef er geen tekeningetje bij te maken. Na het concert zijn we meteen naar huis gewandeld. Onderweg hebben we gepraat over onze ervaring en vastgesteld dat het heel moeilijk is om consequent te zijn, in de dubbele betekenis: de meeste mensen hebben het moeilijk om consequent te zijn en anderzijds hebben ze moeite met mensen die consequent zijn.

    Ik heb toen gedacht: dat is dan hun probleem, niet het mijne.

    Ik wens niet te roken, te drinken, overdadig of duur te eten, noch op vakantie te gaan of verre reizen te maken. Ik ga niet naar concerten, bezoek geen belangrijke tentoonstellingen of sportmanifestaties. Ik leef een teruggetrokken leven, ik schuw het publieke vertoon. Ik verkies meer diepgaande individuele ontmoetingen, die ons de gelegenheid geven om te praten over dingen die echt belangrijk en interessant zijn, voor onszelf en voor de mensheid. Dergelijke ontmoetingen zijn helaas uitermate zeldzaam. Je kan in elke straat wel een café vinden voor een hilarisch tooggesprek en er zijn duizenden verenigingen, maar gelegenheden waar mensen ongestoord met elkaar kunnen praten zijn er nauwelijks.





    Nochtans hebben we allen behoefte aan dergelijke gesprekken. Dat ervaar ik telkens bij mezelf en bij gesprekspartners met wie het lukt. We willen met elkaar praten, maar doen er vervolgens alles aan om dat gesprek onmogelijk te maken. We hokken met teveel volk bijeen in luidruchtige ruimten, we drinken zoveel dat elk zinvol gesprek onmogelijk is en we vermijden angstvallig om te spreken over de dingen die ons echt ter harte gaan en zeuren eindeloos over dingen waaraan we toch niets kunnen veranderen. En we luisteren niet naar elkaar. En we schuwen de stilte.

    Dan vraag ik me af: wie is er dan asociaal?

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    25-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geld

    Soms kan ik er nog moeilijk aan uit.

    In onze maatschappij lijkt alles gericht op het beste, het meeste, het hoogste. Je moet de slimste zijn van de klas. Middelmatig, daar spreken we niet over. De laatste van de klas wil niemand zijn. Ook zo in bedrijven: wie het meest verdient, is baas. De meest succesvolle zakenman of –vrouw is hij of zij die het meest geld verdient. De belangrijkste persoon op aarde is de rijkste. Iedereen wil rijk worden op zo kort mogelijke tijd, met zo weinig mogelijk inspanningen. Dat daarbij af en toe onverkwikkelijke praktijken te pas komen, dat lijkt minder belangrijk. Zolang de regels min of meer gevolgd worden, is er niets aan de hand. Er staat geen limiet op de winst die men mag maken. Je kan het groot lot winnen, je aandelen verkopen met 1000% winst, je bedrijf overlaten voor een fabelachtig bedrag, een contract afsluiten voor een uitvinding of een boek enzovoort: hoe meer je verdient, hoe beter.





    In het nastreven van persoonlijk gewin zijn er blijkbaar geen grenzen. Of toch? Als individu mag je doen wat je wil, binnen de perken van het systeem. Maar je moet er wel rekening mee houden dat je deel uitmaakt van een samenleving en dat je daarvoor een prijs moet betalen. Dat noemt men belastingen. Grote winsten worden zwaar belast, tot vijftig procent of nog meer. Natuurlijk probeert iedereen daaraan te ontsnappen en dat lukt de rijksten uiteraard het best. Maar er zit iets ongerijmds in het systeem zelf.

    Enerzijds moedigen we iedereen aan om zoveel geld te verdienen als mogelijk, anderzijds nemen we de helft weer af. Dat stemt tot nadenken. Als je weet dat een groot deel van je winst toch voor jou verloren gaat, waarom je dan nog inspannen? Je wordt belast naargelang je inkomen. Op je eerste euro betaal je geen belastingen, op je laatste: vijftig procent. Maar voor die laatste euro moet je wel even hard werken als voor de eerste, zelfs harder en langer, want jobs met een laag salaris zijn er genoeg en ze zijn zelden veeleisend, terwijl hoge salarissen zeldzaam zijn en niet voor iedereen weggelegd.

    Het gevolg is, dat heel wat mensen zich geremd voelen in hun inspanningen. Ze werken niet meer voor zichzelf, maar voor de gemeenschap, zoals dat heet, of voor een groot aantal niet-werkenden die een uitkering krijgen zonder er iets voor te (mogen) doen. En dus proberen ze te ontsnappen: ze gaan in Monaco wonen, of verbergen hun geld op een of andere manier en proberen onbelast winst te maken.

    Er zijn twee systemen aan het werk: ongelimiteerd individueel gewin aan de ene kant, herverdeling aan de andere. Hier bij ons weegt de herverdeling steeds zwaarder door. In de Verenigde Staten ligt de nadruk meer op het ongebreideld en onbelast geld verdienen. In communistische systemen, zoals de vroegere Sovjet-Unie werd alles herverdeeld en was niemand rijk (in principe). Overal ter wereld zoeken politici naar de meest efficiënte formule om de maatschappij te organiseren en de mensen te motiveren om te werken. Moet het door een beperkt aantal mensen zeer rijk te laten worden als aanlokkelijk voorbeeld voor de anderen? Of betalen we iedereen een zelfde loon?

    Op dit ogenblik blijft het zowat overal mogelijk om zeer rijk te worden: topmanagers verdienen verschrikkelijk veel geld en wij vinden dat alsmaar minder aanvaardbaar. Maar dan moeten we beseffen dat als de mogelijkheid om grote winsten te maken niet zou bestaan, diezelfde mensen allicht niet dezelfde inspanningen zouden leveren. Wij hebben in het Sovjetsysteem gezien tot welke misstanden dat leidt: algehele verpaupering en de totale ineenstorting van alle beschaving, de triomf van de armoede, materieel en geestelijk.

    Een zekere ongelijkheid lijkt dus wenselijk. Mensen werken harder en slimmer als ze er meer geld kunnen mee verdienen, als hun inspanningen beloond worden. Als er weinig of niets te verdienen valt, vertonen ze minder ijver, initiatief en vindingrijkheid en nemen ze minder risico’s en dat zijn nu juist de drijfveren van de economie. Staatsdirigisme is als ideaal misschien denkbaar, maar in de praktijk werkt het vernietigend.

    Wij zitten gewrongen tussen de twee systemen. Wij laten ons zwaar betalen voor onze arbeid, zodat we er goed kunnen van leven. De massale herverdeling door de staat voegt daar nog een heleboel voordelen aan toe onder de vorm van kosteloze gemeenschappelijke voorzieningen. Er is dus een zeer gegoede middenklasse. Daarnaast laat het systeem toe dat sommigen zich buitensporig verrijken. In de marge is er een groep van mensen die niet passen in het systeem en die hebben moeite om te overleven.

    Dat is de wereld waarin we leven. We hebben geen duidelijke ideeën over hoe het verder moet, we modderen maar wat aan. Er zijn ontelbare instanties die proberen om het systeem bij te sturen, maar het gaat voortdurend fout, met desastreuze gevolgen voor heel wat mensen, de armsten in de eerste plaats. We weten niet wat het beste systeem is: meer herverdeling of juist minder en meer winst laten aan het individueel initiatief. Hoe zetten we het meest mensen aan het werk op een menselijke manier? Hoe halen we het beste uit de mensen zonder ze uit te buiten? Hoe vermijden we profiteurs? Hoe beperken we bedrog en oneerlijke concurrentie? Is dat door meer wetten en reglementen en meer staatsinmenging, of juist niet? Door op steeds grotere schaal beslissingen te nemen of door het subsidiariteitsbeginsel toe te passen, dat wil zeggen de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijke niveau te houden?





    Geen mens die het antwoord weet. Wat mij zeer verontrust, is dat er zoveel mensen bezig zijn met daarover te praten en zoveel mensen die ingezet worden om de fouten van het systeem op te vangen, allemaal mensen die in feite niet productief zijn: de talloze politici en hun medewerkers, de lobbyisten, consultants, experts, studiebureaus; de sociale werkers en de enorme administratie van de sociale voorzieningen en de staatsadministratie enzovoort.







    Begrijp me niet verkeerd: ik pleit allerminst voor eenzijdige oplossingen. We hebben die gehad: Stalin, Hitler, Mussolini, Hirohito, Pol Pot, Mao, Videla, Pinochet, Kadhafi en we hebben die nog: de ayatollahs, Hassad, de Kim dynastie, Castro… Zo moet het niet, dat is wel duidelijk. Maar het zou toch moeten mogelijk zijn om stilaan een beetje meer orde op zaken te krijgen, al was het maar op enkele belangrijke punten: de honger in de wereld, de gezondheidszorg, vrede, misdaadbestrijding, het probleem van de drugs, alcohol en tabak, zorg voor het milieu en propere energie…

    Het ziet er niet naar uit dat het voor morgen is. Het zal een grootscheepse intellectuele inspanning vergen om de mensheid te sensibiliseren voor echte oplossingen op langere termijn. Maar we hebben niet eens een begin gemaakt met het ernstig zoeken naar die oplossingen. We staan vandaag niet zo heel veel verder dan tweeduizend jaar geleden. We verdoen onze tijd met ons te amuseren terwijl er zoveel op het spel staat. Is dat niet schrijnend?

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Seks als oorlog







    The War of the Sexes
    is een van de geliefde onderwerpen van de geniale humorist en cartoonist James Thurber. Maar die oorlog is veel langer bezig, natuurlijk. Denk maar aan Aristophanes’ Lysistrata: de vrouwen ontzeggen hun man seksueel contact om hen te dwingen het vechten op te geven en vrede te sluiten. Blijkbaar kan men de seksuele verhoudingen tussen man en vrouw in die polemische termen stellen, waarbij vrouwen iets ‘hebben’ dat mannen willen, en de vrouwen hen dat weigeren. Derhalve moeten de vrouwen veroverd worden, ook tegen hun zin.

    Een dwazere definitie van de liefde heb ik nog niet gevonden. Als liefde oorlog is, dan hoeft het voor mij niet meer. En toch is er wel iets van aan.

    Als man voel ik mij seksueel aangetrokken tot vrouwen. Niet enkel tot mijn partner, maar ook tot andere. Hoe je het ook draait of keert, als ik in contact kom met een vrouw, dan speelt mijn seksualiteit daarin steeds een rol, zelfs bij de meest zakelijke gelegenheden, zelfs gewoon op straat. Ik bedoel vanzelfsprekend niet dat ik mij meteen verlies in de wildste fantasieën of dat ik telkens meteen blijk geef van mijn gevoelens. Maar de manier waarop ik naar elke vrouw kijk, is steeds min of meer seksueel gekleurd.

    Ik heb er geen idee van of ik nu een uitzondering ben of de regel, maar ik vermoed toch eerder het laatste. In wat ik hier verder schrijf over dit onderwerp, zal ik enkel over mezelf spreken.

    In mijn omgang met vrouwen moet ik mij altijd aanpassen. Ik moet mijn seksuele interesse als het ware verbergen of negeren. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik vermoed dat vrouwen heel snel door hebben of ik dat soort belangstelling vertoon, zelfs als ik mij daarvan zelf niet bewust ben. Ze zien waar mijn blikken naartoe gaan, hoe ik zenuwachtig word, mij verspreek, overdreven vriendelijk ben, dichterbij kom…

    Ik begrijp dat dit voor vrouwen vervelend kan zijn. Ik lees en ervaar dat vrouwen die interesse niet hebben, of niet tegenover elke man. Zij slagen er blijkbaar wel in om zakelijk te blijven, om hun job te doen en zich niet te laten afleiden door het seksuele. Ik heb er geen idee van of dit zo is. Zijn vrouwen minder seksueel dan mannen? Ik zou het niet weten. Maar ik ben bereid om het aan te nemen. Dat verklaart dan waarom vrouwen vaak korzelig reageren op seksuele avances van mannen. Er is een verschil van benadering. Bij de man is er een seksuele geladenheid, bij de vrouw niet of minder. De vrouw zal dan de seksuele belangstelling of toenadering als ongewenst of ongepast ervaren: zij is daar op dat moment niet mee bezig.

    Meteen zitten we in de war of the sexes: de mannen willen wat van de vrouwen, de vrouwen willen dat niet. Er is daarvoor een fysische en genetische onderbouw: mannen kunnen op korte tijd enorme hoeveelheden kleine zaadcellen produceren, vrouwen maandelijks één grote eicel. Het zijn de vrouwen die zwanger worden, bevallen, zogen en het grootste deel van de verzorging van de kinderen op zich nemen. Mannen kunnen hun genetisch materiaal dus heel gemakkelijk verspreiden over verscheidene partners, vrouwen niet. Zij hebben een veel beperkter aantal kansen, die ook nog veel meer inspanningen vergen. Zij moeten meer investeren in hun nakomelingen. Vrouwen zijn bijgevolg kieskeuriger in hun seksuele belangstelling. Zij zullen kiezen voor goede genen en daarvoor afgaan op het uiterlijk van de man, maar ook voor een zorgzame man, die zijn verantwoordelijkheid opneemt en bijdraagt in de opvoeding op lange termijn. Genetisch gezien zijn mannen dus altijd geïnteresseerd in seks, vrouwen niet; zij gaan meer selectief te werk.

    Dit is een zeer ruwe schets, die echter vrij goed overeenkomt met de werkelijkheid. Dat merken we wanneer er weer eens een geval van ongewenst of ongepast seksueel gedrag of seksuele intimidatie in het nieuws komt, omdat een van de betrokkenen een bekende figuur is. Laten we even stilstaan bij de terminologie.

    Er is een verschil tussen ongewenst en ongepast seksueel gedrag. Als een vrouw niet geïnteresseerd is, is het gedrag van de man ongewenst. Alles hangt dus af van de vrouw. Dringt de man, ondanks duidelijke signalen van de vrouw, toch aan, dan is er sprake van seksuele intimidatie. De man respecteert dan de duidelijke wil van de vrouw niet. Hij dringt zijn eigen wil op en dat is altijd fout. Als dat gepaard gaat met geweld, onder welke vorm ook, dan spreken we van verkrachting. Het gaat er hier niet om wat de man doet of verlangt. Het is voldoende dat de vrouw te kennen geeft dat ze het niet wil. Als zij het wel wil, dan zijn dezelfde handelingen immers niet meer ongewenst en dan is er in feite niets aan de hand: zij hebben samen beslist om seksueel contact te hebben.

    Ongepast seksueel gedrag verwijst naar normen en waarden en reglementen. Het gaat dan niet over de vraag of de vrouw instemt, maar of bepaalde gedragingen op zich maatschappelijk toelaatbaar zijn. Wanneer een man in de lift in de billen knijpt van een vrouw, dan gaan we ervan uit dat dit ongepast is. Dat verwijst naar regels of afspraken of gewoonten. Soms zijn die regels duidelijk, maar vaak ook niet. Franstalige collega’s kussen elkaar dagelijks als ze aankomen op kantoor, Vlamingen doen dat niet. Als je als Franstalige dus je Vlaamse collega’s begint te kussen bij de ochtendlijke begroeting, is dat ongepast. In sommige bedrijven is het verboden om relaties te hebben met collega’s op de werkvloer. Doe je dat toch, dan is dat ongepast en zelfs ontoelaatbaar. Wat ongepast is, hangt af van de heersende gewoonten, van wat men als normaal beschouwt. Meestal weten we zeer goed waar de grens ligt. Maar dat is niet altijd voldoende om ons ervan te weerhouden die grens te overschrijden.

    Het kan behoorlijk gecompliceerd worden. Vrouwen kunnen geïnteresseerd zijn of niet. Hoe kan je dat weten? You can’t blame a guy for trying, zegt men. Je doet een poging en de vrouw reageert daarop zoals ze wil, aarzelend, instemmend of afwijzend. Je stemt je gedrag daarop af en er is niets aan de hand, denk je dan. Maar dat is niet zo. Zelfs gewoon proberen kan ervaren worden als storend, hinderlijk, beledigend, onaanvaardbaar. Als een getrouwde man een andere vrouw benadert, dan is dat volgens bepaalde wetten, reglementen, gewoonten en gebruiken ongepast en zelfs ongewenst. Een gehuwde vrouw mag ervan uitgaan, volgens die redenering, dat men haar niet zal benaderen met seksuele voorstellen. Elke overtreding is meteen ongewenst en ongepast. Je bent dus al fout als je het maar probeert.

    In de praktijk echter… Mannen en vrouwen gaan op allerlei manieren om met elkaar. Vaak volgen we de regels, vaak ook niet. We vinden allemaal dat er regels moeten zijn, maar als het erop aan komt, overtreden we ze zonder er lang bij stil te staan. We doen wel eens dingen waarover we later spijt hebben. Ik bedoel daarmee dat we dat soms samen doen, twee (of meer?) mensen die zonder echte dwang dingen doen die ze beter niet zouden doen. Maar het kan ook zijn dat we ons te buiten gaan aan ongewenst en ongepast seksueel gedrag, waarbij we gebruik maken van onze machtspositie om seksuele handelingen te stellen met partners die dat niet willen, die zich er niet kunnen tegen verzetten.

    Er zijn ook situaties waar de beide partners eventueel instemmen, maar waarbij we toch moeten spreken van ongepast seksueel gedrag. De wet bepaalt de leeftijd voor seksueel verkeer. Seks tussen volwassenen en minderjarigen is verboden. Seksuele relaties tussen werknemer en werkgever en tussen opvoeders en hun leerlingen is eveneens bijna steeds verboden. Incest, seks tussen nauwe bloedverwanten is eveneens verboden. Deze verboden gelden los van de vraag of er instemming is of niet.

    Er zijn dus zeer duidelijke regels die men verplicht moet naleven. Er zijn anderzijds een aantal gewoonten en gebruiken die we het best niet verstoren, maar hier is er een grijze zone, waarbinnen elkeen zijn gedrag zelf moet bepalen. Heel wat mensen menen dat seks buiten het huwelijk kan. Er zijn geen wetten die het verbieden, en als die er zijn worden ze hier bij ons omzeggens niet toegepast. Vroeger was er de kerk die overspel als doodzonde beschouwde, maar aan de morele regels van de kerk laten nog slechts heel weinig mensen zich ook maar iets gelegen, terwijl ook vroeger de overtredingen ervan legio waren.

    Wij moeten dus in veel gevallen zelf uitmaken wat we willen doen en laten op het gebied van seksualiteit. Een van de belangrijkste elementen in deze discussie is de recente algemene beschikbaarheid van betrouwbare voorbehoedsmiddelen. Vroeger was seks nauw verbonden met voortplanting: het risico op ongewenste zwangerschap was zeer reëel. Dat weerhield een aantal mensen ervan om een seksuele relatie te beginnen of occasioneel seks te hebben. Nu kan dat zonder gevolgen en dat heeft een grote invloed op de spelregels. De genetische onderbouw, die helemaal gebouwd is op de voortplanting, niet op seks op zich, is grotendeels verdwenen. Seks die concreet gericht is op de voortplanting gebeurt in feite heel weinig. Wij hebben weinig kinderen, tijdens een beperkte periode van ons leven. Het grootste gedeelte van onze seksuele contacten heeft niets met de voortplanting te maken. Seks heeft dan allerlei andere functies. Men heeft het over recreatieve seks, casual sex of ‘terloopse’ seks, over seks als bindmiddel tussen partners, over therapeutische seks…

    We leven in een andere wereld dan onze ouders, een andere wereld dan toen wij jong waren. Maar het is even wennen, de oude regels zijn er stevig in gehamerd, dat raak je niet zomaar kwijt. We verkennen de nieuwe grenzen en verwerpen de oude verboden, die nu zinloos zijn. We moeten leren leven met nieuwe maatschappelijke regels en afspraken, of met het ontbreken daarvan.

    We kunnen vandaag gelukkig veel opener zijn over seks dan ooit tevoren. We hebben afgerekend met het dwaze, perverse taboe dat de kerk op alle lichamelijkheid en vooral op seks had gelegd. Aan iedereen die zich vragen stelt over een nieuwe seksuele moraal zou ik deze raad geven: praat erover, op een eerlijke, open en volwassen manier. Dat is waar het veelal mis gaat. Als je je aangetrokken voelt tot iemand, zeg dat dan, op een beschaafde, vriendelijke, attente manier. Geef de andere de kans om je even vriendelijk ja of nee te zeggen. Het zijn de onhandige demonstraties van onze seksuele interesse die voor problemen zorgen: steelse aanrakingen, veelbetekenende blikken, misbruik maken van situaties, onstuimige toenaderingen, geweld… Wij zijn seksuele wezens, laten we dat aanvaarden, daar is niets verkeerds aan, integendeel. Laten we over onze gevoelens voor anderen praten, met henzelf, of met goede vrienden. Dat lijkt me de beste manier om conflicten te vermijden. You certainly can blame a guy for trying! Maar je kan iemand niet kwalijk nemen dat hij of zij zich aangetrokken voelt tot een andere persoon. De beste manier om daarmee om te gaan, is er openlijk voor uitkomen op een rustige, niet agressieve manier. Wij zijn geen dieren, wij kunnen praten. In tegenstelling tot wat wij vroeger dachten, zal erover praten de romantiek niet verbreken, maar juist verhogen, omdat we elkaar dan meer als volwaardige mensen benaderen.

    Zo kan er stilaan een nieuwe seksuele cultuur ontstaan, waarin het respect voor de andere voorop staat. Seks heeft een belangrijke plaats in ons bestaan. Laten we het niet verknoeien, laten we er iets moois van maken.





     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    27-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The law is a ass! Quatsch in de rechtzaal

    D

    at het voortdurend verkeerd gaat met de Belgische justitie, daar moeten we geen tekeningetje bij maken. Er gaat geen dag voorbij of het Belgisch gerecht komt in het nieuws, helaas nooit op een positieve manier. Vaak zijn dat problemen die ze blijkbaar zichzelf aandoen. Zij slagen er niet in om maatregelen te nemen die voor de hand liggen, omdat ‘daarvoor geen wettelijk kader is’. Het gerecht mag enkel doen wat uitdrukkelijk wettelijk toegelaten is. Wijkt men ook maar één millimeter af van de geschreven wetgeving, dan staat een legertje advocaten en magistraten klaar met onderzoeken, bijkomende onderzoeksdaden en uiteindelijk nietigverklaring wegens procedurefouten.

    Wet is wet, zegt men dan. Dat is een opvatting, maar het is niet de enig mogelijke, noch de enige juiste. Het is zelfs een grove misvatting, een onrecht.

    Paulus, de echte stichter van het christendom, besteedde in zijn Romeinenbrief uitvoerig aandacht aan de wet. Zo stelt hij dat de wet de mensen op slechte gedachten brengt:

    Ik ben me echter pas door de wet bewust geworden van de zonde. Ik zou immers niet weten wat begeerte was als de wet niet zei: ‘Zet uw zinnen niet op wat van een ander is.’ (Rom 7,7)

    Een vreemde redenering, maar wel een die opgang gemaakt heeft in het christendom. Het kwam er blijkbaar vooral op aan om geen aanstoot te geven en dus werd ongeveer alles verboden, zelfs de Bijbel. Het lijkt wel alsof Paulus daarbij uitgaat van een beeld van de mens als een oorspronkelijk onverdorven wezen, een Rousseau-achtige nobele wilde, die enkel door de wet op het idee komt om te gaan zondigen:

    Toen we ons nog lieten leiden door onze eigen wil, werd ons bestaan beheerst door zondige hartstochten die de wet in ons opriep en droeg het alleen vrucht voor de dood. 6 We waren aan de wet geketend… (Rom 7,5)

    Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven. (Rom 7,9)

    De wet is er om de samenleving te regelen, maar de mens slaagt er niet in om de wet na te leven. Hij kent de wet en weet dus wat toegelaten is en wat verboden. Maar dat weerhoudt hem er niet van om toch het goede te laten en het verkeerde te doen:

    Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik. (Rom 7, 18-19)

    De wet is niet alleen de aanleiding tot zonde, precies door erop attent te maken door het te verbieden. Er kan zelfs alleen maar zonde zijn als er een wet is:

    Maar de zonde heeft van het gebod gebruikgemaakt om begeerten in mij op te wekken, want zonder de wet is de zonde krachteloos. 9 Eens leefde ik zonder de wet, maar door de komst van het gebod kwam de zonde tot leven 10 en daardoor stierf ik. Het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek juist tot mijn dood te leiden. 11 De zonde heeft gebruikgemaakt van het gebod: ze heeft mij misleid en mij door het gebod gedood. (Rom 7, 8-11)

    Toch is de wet niet de oorzaak van onze misdaden. We kunnen enkel tegen de wet zondigen als er een wet is, en de wet die het goede aanprijst, toont meteen ook de keerzijde, het kwade. Maar dat maakt de wet niets slecht:

    Kortom, de wet zelf is heilig en de geboden zijn heilig, rechtvaardig en goed. (Rom 7,12)

    Het is ons lichaam, met zijn driften, dat ons aanzet om de wet te overtreden:

    Wij weten dat de wet het werk van de Geest is, maar door mijn natuur ben ik uitgeleverd aan de zonde. (Rom 7,14)

    Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. (Rom 7, 18)

    De Nieuwe Bijbelvertaling zegt hier ‘in mijn natuur’; de Vulgaat zegt: in carne mea, de Griekse tekst: en tei sarki mou, in mijn vlees, zoals de Willibordvertaling het ook heeft. Dit is typisch Paulus. De mens is zondig van nature, omwille van zijn lichamelijkheid. Hij kan zijn driften niet beheersen:

    Met mijn verstand onderwerp ik mij aan de wet van God, maar door mijn natuur onderwerp ik mij aan de wet van de zonde. (Rom 7, 25) Ook hier staat carne/sarki, het vlees.

    De oplossing moet komen van Christus en de Geest die hij zendt:

    Waartoe de wet niet in staat was, machteloos als hij was door de menselijke natuur, dat heeft God tot stand gebracht. Vanwege de zonde heeft hij zijn eigen Zoon als mens in dit zondige bestaan gestuurd; zo heeft hij in dit bestaan met de zonde afgerekend, 4 opdat in ons wordt volbracht wat de wet van ons eist. Ons leven wordt immers niet langer beheerst door onze eigen natuur, maar door de Geest. 5 Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden is gericht op wat hij zelf wil, maar wie zich laat leiden door de Geest is gericht op wat de Geest wil. 6 Wat onze eigen natuur wil brengt de dood, maar wat de Geest wil brengt leven en vrede. 7 Onze eigen wil staat vijandig tegenover God, want hij onderwerpt zich niet aan zijn wet en is daar ook niet toe in staat. 8 Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen. (Rom 8, 3-8)

    Lees daarbij steeds ‘vlees’ voor ‘natuur’. Dat is de basistegenstelling bij Paulus en in het hele christendom.

    Eens de mens gelooft in Jezus Christus, hoeft hij de wet niet meer te volgen:

    Zo bent ook u, broeders en zusters, dood voor de wet dankzij de dood van Christus (Rom 7, 4)

    we zijn dood voor de wet, zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest. (Rom 7,6)

    Bij Paulus is de wet, die door God of de mensen is gemaakt om hun samenleven te regelen, een zeer onvolmaakt middel. Enerzijds leert hij ons zonden kennen die we anders niet zouden vermoeden. Anderzijds is de wet niet bij machte om ons tot het goede te bewegen: ons vlees drijft ons hoe dan ook onvermijdelijk tot de zonde. Pas wanneer we niet meer aan onze vleselijke lusten denken, maar aan de Geest, kunnen we zonder zonde leven. Wij zijn dan niet meer uit op de geneugten van dit leven, maar op een geestelijk leven na de dood:

    Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u. Iemand die zich niet laat leiden door de Geest van Christus behoort Christus ook niet toe. 10 Als Christus echter in u leeft, bent u door de zonde weliswaar sterfelijk, maar de Geest schenkt u leven, omdat u door God als rechtvaardigen bent aangenomen. 11 Want als de Geest van hem die Jezus uit de dood heeft opgewekt in u woont, zal hij die Christus heeft opgewekt ook u die sterfelijk bent, levend maken door zijn Geest, die in u leeft. 12 Broeders en zusters, we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil. 13 Als u dat wel doet, zult u zeker sterven. Als u echter uw zondige wil doodt door de Geest, zult u leven. (Rom 8, 9-13)

    Het is een moeilijke denkoefening. De mens is uit zichzelf geneigd tot het kwade, ook als hij, daarop gewezen door de wet, weet dat hij verkeert handelt. Enkel door een daad van geloof kan hij zijn lichamelijke neigingen overwinnen. Hij moet dan deze wereld afzweren en alles zetten op het hiernamaals, waar wij zullen beloond worden voor het goede dat wij hebben gedaan of gestraft voor het kwade. Wie in Christus gelooft, zal gered worden, naar de hel met de anderen. Door te geloven ontvangen wij een kracht die ons toelaat onze natuur te overstijgen, een genade die ons bevrijdt van onze zondige natuur. Al wat wij moeten doen, is ons openstellen voor de liefdevolle uitnodiging van God, die ons bereikt door Jezus, die voor ons gestorven is, opdat wij zouden leven.

    Het is een mystieke redenering. Ze is niet logisch, redelijk, praktisch, filosofisch, menselijk. Je moet blind geloven in het bovennatuurlijke: God, genade, eeuwig leven, beloning, straf. Het is de bekende sprong in het niets. Geen wonder dat steeds minder mensen een dergelijke boodschap nog ernstig nemen.

    Een andere opvatting vinden we in de Verlichting. Daar is de wet niet meer (en niet minder) dan het geheel van afspraken die mensen onder elkaar maken over de manier waarop zij vreedzaam en in veiligheid wensen samen te leven. Het is niet God of de Kerk die de wet uitvaardigt, het is de mens zelf, eventueel via een koning of een wetgevend lichaam; een andere instantie wordt belast met praktische uitvoering ervan en de beteugeling van de overtreders. De wetten moeten aangepast zijn aan de omstandigheden van tijd en plaats, ze kunnen verschillen en evolueren, ze kunnen bijgewerkt en zelfs afgeschaft worden en nieuwe wetten kunnen in de plaats komen, naarmate het inzicht evolueert in wat goed is voor de mens en wat niet, en naarmate de wetten goed of slecht blijken te functioneren.

    Dat betekent ook dat de wetten wellicht steeds onvolmaakt zullen zijn, wij zijn immers maar mensen en kunnen niet alle consequenties voorzien. Er is dus een verschil tussen de ideale Wet en de concrete wetten, waarbij de wetten steeds tekortschieten. Montesquieu zegt het zo: La justice n’est pas dépendante des lois humaines. (Traité des devoirs) De wetten zijn maar onze povere pogingen om de gerechtigheid in woorden te vatten. In De l’esprit des lois gaat hij verder: Dire qu’il n’y a rien de juste ni d’injuste que ce qu’ordonnent ou défendent les lois positives, c’est dire qu’avant qu’on eût tracé de cercle, tous les rayons n’étaient pas égaux. Duidelijker dan dat kan je het niet stellen. De wetten leggen zo goed mogelijk vast wat rechtvaardig is, maar het is niet omdat of vanaf het moment dat ze het vastgelegd hebben dat het ook rechtvaardig is. De wetten zijn maar waardevol in de mate dat ze de rechtvaardigheid benaderen. Niet wat in de wet staat is wat telt, maar of de wet rechtvaardig is. Wat telt is dat gerechtigheid geschiedt, niet dat de wet gerespecteerd wordt.

    Lieve lezers, ik wou dat onze juristen Montesquieu zouden lezen. Wat wij nu zien, is dat er een spelletje gespeeld wordt met het Gerechtelijk Wetboek. Als het in het Wetboek staat, dan is het Wet. Staat het er niet in: jammer maar helaas. Is de wet onvolkomen, duister, dubbelzinnig of gewoon fout? Niets aan te doen. Fiat iustitia et pereat mundus! Klik op deze link en lees die tekst nog eens na.

    Een voorbeeld. In Nederland staat een man terecht voor meer dan 80 gevallen van seksueel kindermisbruik en publicatie en verkoop van de beelden ervan op het internet. Zijn schuld staat vast, hij heeft de bewijzen immers zelf op beeld vastgelegd. Tijdens de rechtszaak, die dus niet meer speciaal gaat over de vraag of hij schuldig is of niet, oordeelt de rechter dat het goed is dat ook de ouders van de misbruikte kinderen spreekrecht zouden krijgen. Wij zien dat wel meer: men is gaan inzien dat processen niet alleen voor de schuldigen belangrijk zijn, maar ook voor de slachtoffers.

    Er kwam meteen protest van de verdediging: dat spreekrecht staat niet in de wet en bovendien heeft een andere rechtbank zich daartegen verzet en dat behoort dus wel in de wet, als een precedent.

    De verdediging heeft haar rechten, maar wat heeft dit te maken met recht en gerechtigheid? De schuld van de verdachte staat vast en dat ontkent ook de verdediging niet. Wat de ouders zouden kunnen vertellen kan dus geen invloed hebben op de schuldvraag. Met welk recht verzet de verdediging zich er dan tegen? Het enige argument dat ze heeft is: het staat niet in de wet dus mag het niet. Om een roemrucht Vlaams strafpleiter te citeren: dat is quatsch! Onzin, kletspraat dus. Zoals Montesquieu zegt: elke straal van een cirkel is gelijk aan de andere, of dat nu in een wet vastgelegd is of niet. Als een rechter meent dat het goed is voor het verloop van het proces dat de ouders spreekrecht krijgen, dan kan hij daartoe beslissen, ook als dat niet in een wet staat neergeschreven, zolang dit niet strijdig is met een andere wet of uitdrukkelijk verboden is.

    Gerechtigheid staat boven de wet. Charles Dickens schreef in Oliver Twist: the law is a(n) ass, a(n) idiot! … I wish… that his eye may be opened by experience!

    Bekende advocaten doen niets anders dan de wet uitpluizen op zoek naar minuscule vergetelheden, onduidelijkheden, vergissingen of contradicties, op basis waarvan ze hun cliënt kunnen vrijpleiten, terwijl zijn of haar schuld meestal onomstotelijk vaststaat. Hun redenering is: de wet is er voor iedereen en iedereen kan er gebruik van maken. Binnen de wet is alles toegelaten, tenzij het uitdrukkelijk verboden is. En alles is verboden, tenzij het uitdrukkelijk toegelaten is. En als het niet uitdrukkelijk is toegelaten, dan is het verboden. Dit noemt men legalistisch of wettisch redeneren en het is een verschrikking. Het verheft menselijke voorschriften tot absolute wetten en het beperkt de rechtspraak tot het blindelings toepassen van noodzakelijk onvolmaakte menselijk wetteksten. Zegt een advocaat: ze hadden hun wetten maar beter moeten schrijven! en dat is een schande. Het gaat er immers niet om dat de wet wordt toegepast, maar dat gerechtigheid geschiedt, ook als dat buiten de letter van de wet om moet.

    Het gerechtelijk apparaat in België is verlamd door die nefaste legalistische instelling. Niets is nog mogelijk, alles moet herdaan worden, alles duurt eindeloos lang, geen enkele uitspraak is nog duidelijk, goed en kwaad zijn niet meer van elkaar te onderscheiden. De politiek is niet bij machte om er ook maar iets aan te doen, op grond van de terechte scheiding der machten, maar volkomen ten onrechte, want de wetgevende macht staat boven de rechterlijke macht. De juristen, aan welke kant ze ook staan, verzetten zich echter tegen elke poging om weer een beetje recht te doen wedervaren in hun rechtspleging. Als processen nog enkel zouden gaan om de schuldvraag, los van alle procedureveldslagen, dan hadden we genoeg aan een fractie van de juristen. En dat is natuurlijk wat zij verhinderen, kost wat kost. Uiteindelijk gaat het om hun goedbetaalde job, niet om recht en rechtvaardigheid.

    Het is goed dat wij nadenken over wet, recht en gerecht. Er hangt immers zoveel van af, voor alle betrokken partijen. Zonder wetten of gerecht is de democratie dood. Maar door een waarlijk satanische verkrachting van de ware rechtsprincipes brengt men evengoed het voortbestaan van de democratische samenleving in het gedrang. De rechtsstaat moet gevrijwaard worden, dat is zeker. Maar die rechtsstaat wordt veel grondiger ondermijnd door legalistische juristen dan door de oprechte bezorgdheid van een rechter om spreekrecht te verlenen aan ouders die hebben moeten vaststellen dat hun kinderen het slachtoffer zijn geweest van seksueel misbruik en de blootstelling daarvan via internet.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    14-03-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sierre 14 maart 2012

    H

    et tv-journaal, de radio, de kranten, de internetsites vullen zich met nieuws over het ongeval met de bus in Sierre, waarbij ten minste 22 kinderen omkwamen die terugkeerden van skiklas. Ook zes volwassenen, chauffeurs en begeleiders, lieten het leven. Iedereen is nu bezig met het leed, dat van de overlevenden en dat van de gezinsleden en bekenden van de slachtoffers en zo hoort het.

    Pas later zal de bezinning komen en zal men zich vragen gaan stellen. Wellicht zullen de veiligheidsvoorschriften in tunnels nog verstreng worden, evenals die voor busreizen. Zo zullen er hopelijk nog minder ongevallen zijn, statistisch gezien. Dat tunnels en busreizen daardoor nog duurder zullen worden, dat nemen we erbij. Veiligheid voor alles.

    Wij vergeten het nu even, maar al de veiligheidsmaatregelen ter wereld kunnen niet verhinderen dat er ongevallen zijn, alle dagen, elk ogenblik, zelfs op de meest veilige plaatsen. De maatregelen die we nemen zijn er om het aantal ongevallen en hun gevolgen te beperken. Wij weten dat ze ongevallen niet zullen uitsluiten. Er zijn beslissingen die we gemakkelijk zouden kunnen nemen en die het aantal ongevallen en hun gevolgen nog meer zouden beperken. Het verkeer is dodelijk, maar alleen omdat wij het dodelijk maken en dodelijk laten zijn. Als we minder snel zouden rijden, zouden er minder doden vallen en minder zwaar gewonden. Als we minder zouden rijden, als we enkel zouden rijden als dat nodig was, ook. Als we onze auto’s nog meer passief veilig zouden maken en onze verkeerswegen nog meer aangepast aan het verkeer…

    We doen niet al het mogelijke om het verkeer veilig te maken. Dat zou te duur zijn. We aanvaarden dus een zeker risico. We weten hoeveel verkeersdoden er zullen vallen, dat is geen geheim. Er zijn Europese richtlijnen over, die bepalen hoeveel er nog mogen zijn tegen bijvoorbeeld 2025. Dat cijfer is niet nul. Wij aanvaarden dus dat er altijd verkeersdoden zullen zijn, zoals er ook altijd arbeidsongevallen zullen zijn, sportongevallen… Leven is risicovol. Wij leven daarmee en hopen dat wij de dans zullen ontspringen, dat wij niet bij het aantal zullen zijn dat wij als aanvaardbaar beschouwen. Is dat niet erg hypocriet en meer dan een beetje cynisch?

    Waar leggen we de grenzen, hier bij ons en in de rest van de wereld? Wat is nog aanvaardbaar en wat niet meer? Het aantal doden bij de skiklassen van onze Vlaamse kinderen is, over de jaren heen, verwaarloosbaar. Geen reden dus om die skiklassen af te schaffen. Ook volgend jaar zullen duizenden kinderen naar de sneeuw trekken, alsof er vandaag niets gebeurd is. Dat staat in schril contrast met de emoties die nu iedereen beroeren. Wij zijn geraakt door ongevallen als dat in Sierre. Maar wij hebben een kort en selectief geheugen. Over enkele dagen zullen de emoties bij de omstanders weer geluwd zijn. De onmiddellijk betrokkenen zullen zich erover verbazen hoe alleen ze plots zijn met hun verdriet dat nooit overgaat.

    De rampen komen en gaan. Wij trekken er amper conclusies uit. Wij hebben nog veel minder oog voor mogelijke rampen. En over risico’s praten we niet graag. Als je je opsluit in je huis, kan je nog van de trap vallen en je nek breken, zeggen we dan. Leven is risico’s nemen. Toch verbaas ik me over de gretigheid waarmee we die nemen. Gisteren werden we voorbijgesneld op de autosnelweg. We reden zelf ongeveer 110 per uur, maar het leek alsof we stilstonden. De auto’s die ons passeerden op de linkerkant reden centimeters van de betonnen vangrails. Een moment van verstrooidheid, een kleine beweging aan het stuur, een klapband…

    Miljarden mensen nemen risico’s, elke dag, elk ogenblik. Waarom?

     

    Deze avond ga ik nog eens luisteren naar dat korte, bevreemdende muziekstuk dat Charles Ives componeerde: The unanswered question.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    17-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Salaris

    S

    alaris is best een vreemd woord, het klinkt ook vreemd. Niet te verwonderen, want het heeft Latijnse wortels.

    Van Dale zegt dit over de oorsprong: teruggaand op Lat. salarium (zoutrantsoen, salaris), van sal (zout); vroeger dienden gestandaardiseerde hoeveelheden zout als betaalmiddel.

    Dat deed me de wenkbrauwen fronsen. Zout was ook toen niet bepaald een luxeproduct, de zoutwinning was al eeuwen bekend en het is een vrij eenvoudig en dus goedkoop proces, namelijk verdamping van zouthoudend water, zoals zeewater. Als je iemand, bijvoorbeeld legioensoldaten in zout uitbetaalt, zou je dus heel veel zout moeten geven, meer zout dan iemand kan verbruiken of nodig heeft. Bovendien kende men toen al het gebruik van edele metalen voor muntstukken, er was dus al geld, ook om vrij kleine bedragen uit te betalen. Ik heb nergens een bevestiging gevonden van het verhaal van Van Dale. Ik heb ook geen weet van archeologische resten van dergelijke zoutblokken als betaalmiddel.





    Nochtans heeft het Latijnse woord voor zout sal, wel degelijk iets te maken met salaris. Alleen weten we niet goed wat. Misschien was een deel van het loon dat aan soldaten uitbetaald werd, de soldij, bestemd om zout te kopen, waarmee men allerlei vleeswaren kon pekelen: vlees, bonen… Misschien was het een van de talrijke bonussen die soldaten kregen. Andere bronnen stellen dat het gaat om de soldij van soldaten die de wegen bewaakten waarlangs zout vervoerd werd, de via salaria. Plinius de Oudere (Gaius Plinius Secundus (23 AD – 25 augustus 79 AD) schreef in zijn encyclopedische werk Naturalis Historia dat de Romeinse soldaten oorspronkelijk (dus niet toen hij dat schreef) in zout uitbetaald werden en dat salarium daarvan afkomstig is.

    Sommigen beweren dat ‘soldaat’ en ‘soldij’ ook afgeleid zijn van sal dare, zout geven, maar het is veel waarschijnlijker dat die woorden afgeleid zijn van de Romeinse solidus, een gouden muntstuk waarvan geweten is dat men er soldaten mee betaalde.




    Overigens waren er in de oudheid maar heel weinig mensen die een salaris kregen, een geldsom als beloning voor gepresteerde arbeid. De meeste arbeid werd verricht door slaven en die kregen enkel kost en inwoon. Wel was het zo dat Romeinse magistraten en beambten die zich dienden te verplaatsen een salarium kregen, een vergoeding van hun kosten en onkosten. Dat is de betekenis die het woord heeft in het klassiek Latijn. Van daar is het overgenomen in zowat alle westerse talen voor een wedde of loon, toen meer arbeiders en bedienden op die manier vergoed werden.

    ‘Wedde’ is ook maar een raar woord, vind ik. We weten wel wat het is, maar het heeft op zichzelf, als woord, geen evidente betekenis. Aan een kind hoef je niet uit te leggen wat een pannenkoek is, of een lekstok. Maar wat een wedde is? De wortel, zoiets als ‘wed’ vinden we in verscheidene oude en moderne westerse talen terug. Oorspronkelijk sloeg het op een onderpand dat werd geëist of gegeven bij een wettelijke overeenkomst. Dat kon een zakelijk akkoord zijn, of een huwelijksovereenkomst; ook een weddingschap valt daaronder, de inzet, de som waarvoor men wedt, is dan het onderpand. Omdat een dergelijk onderpand meer en meer in geld werd gegeven, kreeg ‘wedde’ de afgeleide betekenis van ‘geld’ en kon het woord ook specifiek gebruikt worden, zoals vandaag het geval is, voor het maandloon dat men ontvangt.

    ‘Loon’ klinkt bekender in de oren, we zien het ook in ‘beloning’ en ‘lonen’; het oorspronkelijke oerwoord ‘laun’ betekende al wat ‘loon’ nu nog zegt: een vergoeding.

    Als we het wat chiquer willen, dan spreken we van een honorarium. Aanvankelijk was dat een eergeschenk aan een ambtenaar bij zijn ambtsaanvaarding, later en nu nog elke vergoeding die men uitbetaalde aan een hoger geplaatste, zoals een dokter, een advocaat, een geleerde spreker…

    In onze moderne maatschappij speelt het salaris, de wedde, het loon of het honorarium een belangrijke rol. Wie een lagere functie uitoefent, krijgt daarvoor minder geld, maar er zijn wel minimumlonen, vastgelegd door de staat. Daarnaast zijn er ook afspraken per bedrijf of per sector van tewerkstelling. Daarover wordt voortdurend onderhandeld. Als het in een sector goed gaat, bijvoorbeeld de productie van auto’s, dan zullen de lonen daar ook goed zijn. De arbeiders delen zo in de winst die de bedrijven maken. Het omgekeerde is ook waar. Als een bepaald beroep een lange voorbereiding vraagt, of bijzondere vaardigheden of kennis vereist, of lastig of gevaarlijk is: dat zijn allemaal factoren die bepalend zijn voor de verloning. Dat is een van de principes van onze vrijemarkteconomie, het liberaal kapitalisme, waarin vooral vraag en aanbod spelen. Wie iets uitzonderlijks kan of bijzondere eigenschappen heeft, kan daarvoor veel geld vragen, althans indien er voldoende vraag naar is. Denk aan topatleten, managers, acteurs, fotomodellen, uitvinders enzovoort. Wie niets kan, moet dom en belastend werk doen en krijgt daarvoor het laagste loon, amper voldoende om te overleven.






    Het communisme en het socialisme vertrekken van andere principes. De wedde hoeft niet afgestemd zijn op wat je doet, maar op wat je nodig hebt als lid van de maatschappij. Iedereen heeft dezelfde rechten en krijgt dus van de staat hetzelfde loon: de havenarbeider, de onderwijzer, de dokter, de universiteitsprofessor. Er kunnen beperkte verschillen zijn, maar die zijn verwaarloosbaar in vergelijking met het kapitalistisch systeem, waar het verschil tussen de hoogste vergoedingen en de laagste spectaculair groot is.

    Wij leven hier in een gemengd systeem. De staat heeft allerlei manieren om de hoogste wedden te beperken, onder meer door er de hoogste belastingen op te heffen, en om de laagste lonen te beschermen, door minima te bepalen en ze minder te belasten of zelfs belastingsvrij te maken. Maar de verschillen blijven aanzienlijk.

    Wij hebben hier bij ons net een staking achter de rug van de zee- en rivierloodsen. Niemand zal ontkennen dat het om een gevaarlijk en lastig beroep gaat, waarvoor lang moet gestudeerd worden, dat een hoge kennis en vaardigheid vereist, een grote tegenwoordigheid van geest. Loodsen dragen ook een enorme verantwoordelijkheid: bij een verkeerde beslissing kan de schade enorm zijn. De druk waaronder de loodsen gebukt gaan is dan ook groot en dat heeft ongetwijfeld een weerslag op hun gezondheid, net zoals de gevaarlijke en onregelmatige werkomstandigheden.

    Om al die redenen zal de wedde, het salaris, het loon of het honorarium van deze mensen in onze maatschappij relatief hoog zijn. De staat heeft ervoor gekozen om dit werk toe te vertrouwen aan staatsambtenaren, om te vermijden dat vrijbuiters minder goed werk zouden afleveren. In ruil voor een vaste betrekking en een behoorlijk loon, doen de loodsen ten minste gedeeltelijk afstand van hun recht op vrije onderhandelingen met hun werkgever over hun loon. Zij kunnen niet als zelfstandige werken, of als werknemer bij een commerciële onderneming.

    Dat is zo voor alle staatsambtenaren. Het is een essentieel onderscheid in onze maatschappij. Ofwel werk je voor een vast loon voor de staat en heb je werkzekerheid, ofwel werk je ‘in de privé’, waarbij je over je loon kan onderhandelen en je meer kan verdienen naargelang je vaardigheden, kennis, inzet enzovoort. Het is een keuze waarvoor ieder van ons geplaatst is en die eenieder maakt op grond van eigen afwegingen.

    De loodsen in Vlaanderen spelen het echter dubbel. Het zijn ambtenaren en dus hebben ze een vast loon en vast werk. Daarbij houdt men rekening met hun grote verantwoordelijkheden en hun arbeidsomstandigheden. Als de staat geen goed loon zou aanbieden, dan zouden er geen kandidaten zijn om dat werk te doen, ook al heeft de staat het monopolie van het loodsen. Bekwame mensen zouden dan voor een ander beroep kiezen, waar ze meer kunnen verdienen.

    Maar de loodsen zijn niet tevreden met hun toch al aanzienlijk loon, noch met de bijkomende voordelen die ze in de loop van de jaren bedongen hebben. Zij vergelijken zichzelf met collega’s die commercieel werken in min of meer vergelijkbare omstandigheden, bijvoorbeeld kapiteins van schepen. En dus eisen een minste een vergelijkbaar loon en vergelijkbare sociale voorzieningen, bijvoorbeeld wat het pensioen betreft. Zij zetten hun eisen kracht bij door te staken. Omdat ze een cruciale functie vervullen in de Antwerpse haven, kunnen ze ondanks hun beperkt aantal, toch onoverzienbare economische gevolgen creëren. Hun onderhandelingspositie is dus zo goed als onbeperkt. Zij kunnen op hun eentje zowat de hele Vlaamse economie platleggen.





    Wie als ambtenaar aan het werk gaat, doet dat altijd, bewust of onbewust, vanuit een zekere overtuiging, een solidariteitsgevoel. Men ziet het als een dienst aan de gemeenschap. In ruil daarvoor krijgt men een min of meer bescheiden loon, vastheid van betrekking en goede sociale voorzieningen, vooral ook een goed en vroeg pensioen. De staat kan op die manier een aantal belangrijke diensten in de maatschappij verzekeren, zoals het onderwijs, de post, het openbaar vervoer enzovoort, zonder daarvoor commerciële lonen te moeten betalen.

    Het is echter precies daar dat het verkeerd is gegaan. De staat is zich meer en meer gaan opstellen als een commerciële instelling. Er zijn topmanagers aangesteld die dezelfde toplonen moeten krijgen als in de privé, anders komen ze niet. Een zo verder naar beneden: directeurs, diensthoofden en zelfs specialisten allerhande: de staat moet hen op dezelfde manier betalen als in commerciële instellingen, anders gaan ze daar werken. Er is dus geen sprake meer van de typische instelling van de ambtenaar, die voor een matig loon hard werkt. Alle ambtenaren, bijvoorbeeld ook het onderwijzend personeel, willen een wedde die vergelijkbaar is met mensen die gelijksoortig werk doen in commerciële instellingen. En die privé bedrijven lokken de mensen met goede lonen, maar ook met pensioenplannen die nog veel rooskleuriger zijn dan die van de staat. Er is een wederzijds opbod, tot niemand nog het verschil ziet tussen een ambtenaar m/v en een werknemer m/v in de privé.

    Zo komen we terug bij onze loodsen. Zij onderhandelen met de staat alsof zij geen ambtenaren zijn, maar werknemers in een privé bedrijf. Zij storen zich niet aan hun maatschappelijke verantwoordelijkheid, zij kijken alleen naar hun eigen job en zien geen enkele reden waarom zij minder zouden verdienen dan hun collega’s in privé bedrijven in binnen- of buitenland. Zij onderhandelen in volledige vrijheid. Daarbij vergeten zij dat de staat hun beroep heeft gemonopoliseerd precies opdat de maatschappij geen commerciële prijs zou hoeven te betalen voor hun noodzakelijke en precieuze diensten.

    Het oude systeem van de ambtenarij heeft in de praktijk afgedaan. Een ambtenaar heeft geen gezag meer, boezemt geen ontzag meer in, heeft geen sociaal aanzien meer. Een ambtenaar ziet men meer en meer als een sukkel, een schlemiel, iemand die niet goed genoeg is om in een commerciële omgeving te werken. De staat werkt daaraan mee door in zijn diensten louter commerciële waarden voorop te stellen: efficiëntie, doelstellingen halen, evaluatie, functioneringsgesprekken, vijfjarenplannen… Ook het laatste taboe is nu bespreekbaar: de vastheid van betrekking. Wie een negatieve evaluatie krijgt, kan afgedankt worden.

    Wij zullen vroeg of laat weer de klassieke vragen moeten stellen. Wat voor maatschappij willen we, een liberaal-kapitalistische of een socialistische. Het ziet ernaar uit dat wij nu regelrecht afstevenen op een commerciële, individualistische, marktgestuurde maatschappij en dat de idealen van communisme en socialisme afgedaan hebben. Wie nu nog spreekt over ambtenaren, maatschappelijke inzet, solidariteit, dienst aan de gemeenschap, verbondenheid met de minder gegoeden, onbaatzuchtige samenwerking, dat is een onrealistische dromer. Iedereen, zelfs de socialistische partijen sinds Tony Blair, denken en spreken nog enkel in termen van vraag en aanbod en persoonlijke verrijking als motor van de maatschappij.





    Het is enkel wanneer we geconfronteerd worden met acties als die van de loodsen en de luchtverkeersleiders en de bruggenwachters dat we het gevaar zien dat om de hoek loert als we alles privatiseren, ook de kerntaken die tot voor kort toevertrouwd waren aan de staat en zijn ambtenaren. Een ongeremd kapitalisme belooft ons wel de hemel op aarde, maar er is geen enkele reden om blindelings aan te nemen dat het zijn beloften kan waarmaken, evenmin als de extreme communistische, socialistische en nationalistische experimenten dat konden. Wij hebben de debacle van beide systemen gezien in de twintigste eeuw en nu ook in het begin van de eenentwintigste. Je zou dus kunnen hopen dat we er wijzer door geworden zijn, maar dat lijkt vooralsnog niet het geval.

    Wellicht moeten er eerst nog zwaardere crisissen komen, zoals in IJsland, Ierland, Portugal, Spanje, Italië, Griekenland…

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Ooh...
  • In paradisum
  • Idem dito
  • Kwezel
  • leidraad
  • Vermogensbelasting, een weeldetaks?
  • Schreien en schreeuwen
  • Spelen
  • Heilig
  • De vijgenboom, of de wortels van het antisemitisme.
  • Bidden
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!