mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
21-11-2013
Euthanasie in België
Naar een uitbreiding van de euthanasiewetgeving in België?
In België is euthanasie wettelijk geregeld: het mag in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden. Een van die voorwaarden is dat het moet gaan over een wilsbekwame persoon die om euthanasie verzoekt, en men wordt niet als zodanig beschouwd wanneer men niet meerderjarig is, noch wanneer men in een ver gevorderd stadium is van dementie, noch wanneer men lijdt aan ernstige psychiatrische aandoeningen.
Nochtans lijkt het mogelijk, zoal niet wenselijk om minderjarigen die op alle andere punten aan de voorwaarden voldoen om een euthanasieverzoek te formuleren, toch de kans te geven dat te doen. Hun lijden kan immers even ondraaglijk zijn en uitzichtloos en hun ziekte even ongeneeslijk als bij een volwassen persoon, en hun doodswens kan even gegrond zijn. Vele professionele instanties benadrukken dat men hier moet rekening houden met de ‘mentale leeftijd’ en met de uitzonderlijke omstandigheden van elk specifiek geval, veeleer dan met een vrij arbitraire wettelijke volwassenheid. Terminale minderjarigen zijn vaak veel meer volwassen dan heel wat volwassenen.
Een andere kwestie is vergevorderde dementie. Het is niet duidelijk dat men hier kan spreken van een ondraaglijk en uitzichtloos lijden vanuit het standpunt van de dementerende persoon. Die is zich meestal zelf niet bewust van die toestand. Zelfs als die persoon op voorhand heeft geoordeeld dat hij of zij een blijvende toestand van doorgedreven dementie beschouwt als een onaanvaardbaar en dus ondraaglijk lijden, valt het moeilijk om dat objectief zo te beoordelen. Iemand die constant wezenloos en volledig hulpbehoevend is, roept bij de gezonde buitenstaander spontaan het idee op: zo wil ik niet leven. De vraag is echter of wij willen toestaan dat iemand anders beslist om een dergelijke persoon te doden. Een voorafgaande wilsverklaring biedt geen uitweg: het is niet omdat men ooit beslist heeft dat men zo niet wil leven, dat men dan ook zonder omhaal mag gedood worden wanneer het zover is. Men kan met andere woorden niet verwachten van anderen dat zij onze beslissing uitvoeren op een moment dat wij dat zelf niet meer kunnen en dat wij er zelfs niet meer kunnen om verzoeken.
In het geval van totale dementie moet men het belangrijk onderscheid maken tussen personen die daarnaast ook fysiek ondraaglijk lijden en uitzichtloos ziek zijn, zoals demente terminale kankerpatiënten. Het lijkt onmenselijk om in dat geval de dementie en de bijhorende wilsonbekwaamheid in te roepen om een vooraf uitgesproken euthanasiewens te weigeren. Het lijkt me zelfs onmenselijk om dat niet te overwegen als er géén wilsverklaring is.
De kwestie van euthanasie voor psychiatrische patiënten is uiterst complex. Men kan een mogelijke genezing of aanzienlijke verbetering van de toestand nooit uitsluiten, integendeel: een groot aantal patiënten die op een bepaald ogenblik een doodswens formuleren, herstellen voldoende om een voor hen aanvaardbaar leven te leiden en wensen dan geen euthanasie meer. Anderzijds is voor een dergelijk herstel een zeer uitgebreide zorgverlening nodig, en die is er niet, of niet voor iedereen. Er zijn dus schrijnende gevallen van uitzichtloos en ondraaglijk lijden, maar die geen kans krijgen op euthanasie omdat er ‘in principe’ genezing mogelijk is. De hypocrisie loert hier om de hoek.
De laatste jaren is er een alternatief naar voren gekomen voor euthanasie, namelijk palliatieve sedatie. Daarbij onderdrukt men symptomen zoals pijn of ademnood door het toedienen van medicatie die het bewustzijn verlaagt of uitschakelt. Dat komt over als minder ingrijpend dan actieve euthanasie en kan daardoor aantrekkelijker zijn voor sommige personen, om welke reden dan ook. Maar er zijn gevallen waarin palliatieve sedatie aanleiding geeft tot bedenkingen. Vooreerst start men die behandeling pas in een zeer laat stadium op, kort bij het natuurlijk levenseinde: het is meestal een kwestie van dagen. Men kan die palliatieve sedatie in principe veel vroeger laten beginnen met lagere dosis, maar dat gebeurt meestal niet: men behandelt zolang mogelijk met het oog op genezing, met behandeling van pijn en andere symptomen als een onderdeel van dat curatief proces. Palliatieve sedatie biedt derhalve geen antwoord in geval van ondraaglijk en uitzichtloos lijden waarbij de dood niet imminent is. Niet elke terminale en/of ongeneeslijke ziekte leidt tot een snelle dood, terwijl er wel degelijk sprake is van ondraaglijk lijden. Dat is onder meer zo voor zware psychiatrische stoornissen. Men kan een persoon toch niet jarenlang palliatief sedatief behandelen?
Een interdisciplinaire werkgroep van Leuvense professoren heeft zich gedurende een langere periode met de problematiek van de euthanasie beziggehouden en heeft daarover een uitgebreid rapport uitgebracht. Het is een ongemeen interessante en gedegen tekst, die door iedereen zou moeten gelezen worden. Men vindt de tekst hier: https://www.kuleuven.be/metaforum/docs/pdf/wg_9_n.pdf
Wat echter verbaast, is het korte besluit, en dat is ook wat in de pers gekomen is: men is tegen een uitbreiding van de euthanasiewet, zoals die besproken wordt in het parlement. Na lezing van de tekst zou men verwachten dat men althans zou instemmen met het principe van de euthanasie voor minderjarigen, zij het onder zeer strenge voorwaarden. Evenzo voor zware psychisch gestoorden die men niet kan opvangen, en ook voor dementen die daarnaast ook fysiek ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Dat is echter niet het geval. Op grond van een volkomen terechte zorg voor het leven in het geval van werkelijk wilsonbekwame jongeren, geneesbare psychiatrische gevallen en fysiek gezonde demente personen, ontzegt men euthanasie aan anderen, die alleen op die manier tot een goede dood kunnen komen. Dat is een conclusie die zo in tegenspraak is met de geest van de hele tekst, dat het hogelijk verwonderlijk is dat de leden van de werkgroep zich achter deze botte afwijzing van elke aanpassing van de bestaande wetgeving hebben geschaard. Zij pleiten in hun teksten immers zowel expliciet als impliciet voor aanpassingen aan de bestaande wetgeving, en niet alleen in restrictieve zin. Wanneer men zich dan in de conclusie zo ongenuanceerd verzet tegen zelfs een bespreking van mogelijke wijzigingen, sluit men zich uit van het verdere debat, en dat is ondemocratisch; het is immers enkel in gezamenlijk overleg dat men deze maatschappelijke kwestie naar behoren kan regelen, allicht in een compromis waarin alle burgers zich kunnen vinden.
Het is jammer dat men om religieus-ideologisch-politieke redenen de ogen sluit voor een harde realiteit, namelijk dat onze samenleving op dit ogenblik aan een niet onbelangrijke en steeds groeiende groep van zorgbehoevende personen nog steeds niet de optimale of zelfs maar toereikende zorg aanbiedt, noch daartoe in staat zal zijn in de nabije toekomst of zelfs op middellange termijn. Wanneer een samenleving niet bij machte is om haar meest kwetsbare burgers een minimaal menswaardig leven te garanderen, heeft zij de ethische plicht hen althans toe te laten ongehinderd te kiezen voor een menswaardige dood.
Categorie:samenleving Tags:levensbeschouwing
16-11-2013
for whom the Bell tolls: exit Didier Bellens
never send to know for whom the bell tolls, it tolls for thee.
John Donne, Meditation 17
Als je de doodklok hoort luiden, laat dan niet navragen voor wie ze luidt: ze luidt voor jou. Nunc lento sonitu dicunt, morieris: nu zeggen ze traag kleppend: je zult sterven.
Didier Bellens heeft het waarschuwend kleppen ongetwijfeld al een hele tijd gehoord. Hij heeft er geen acht op geslagen, omdat hij wist dat het einde, dat onvermijdelijk op een dag komen moest, nabij was. Dat heeft hem vermetel gemaakt, waanzinnig bijna, zoals Roeland, de trouwe paladijn die in zijn waanzin zelfs in zijn vrienden alleen nog vijanden zag.
Nu is het afgelopen met Bellens, althans bij Belgacom, het staatsbedrijf dat zich met telecommunicatie bezighoudt, de oude PTT, of toch het TT-stuk, want de P is nu B-Post, ook een commercieel postbedrijf, waarin de Belgische Staat eveneens de meerderheid van de aandelen bezit. Hij zal ongetwijfeld zijn ontslag aanvechten en uiteindelijk nog een aantal miljoenen euros opstrijken in een of ander schimmige minnelijke schikking, en even ongetwijfeld snel hier of daar een andere lucratieve benoeming in de wacht slepen. Of op zijn renten gaan teren, want hij heeft in de voorbije jaren vele miljoenen euros uitbetaald gekregen als loon, bonussen, deelname in de winst, kostenvergoedingen enzovoort. Hij heeft nog verscheidene nevenberoepen, die ook allemaal zeer winstgevend zijn. Hij is dus niet meteen tot de bedelstaf veroordeeld.
Het is een intriest verhaal. Het zijn de politiekers die zijn functie hebben gecreëerd, inclusief de waanzinnig hoge wedde, de spectaculaire bonussen en de gouden parachute. Het zijn dezelfde politiekers die hem hebben binnengehaald en hem gesteund hebben door dik en dun, tegen alle beter weten in en ondanks zijn fameuze strapatsen. Hij kon zich letterlijk alles permitteren. Tot hij deed wat zelfs Rataplan, de notoir domme hond uit Lucky Luke, zich niet in het nauwelijks gevuld koppeke haalde: hij beet de hand die hem eten gaf. Hij haalde uit naar de politiekers. Eerst naar de kleintjes, die van de oppositie. Dan naar die van de partijen waartoe hij niet behoorde (de Franstalige PartiSocialiste). Dan naar die van zijn eigen partij, toen die te kennen gaf dat hij niet onmisbaar was, en tenslotte beet hij de met fluwelen handschoen omfloerste ijzeren hand van Monsieur PS zelf: Elio Di Rupo, s lands Premier Ministre.
Wat wil je? Di Rupo mag dan al politiek gezien de machtigste man van (Franstalig) België zijn, maar zijn macht is (zeer) tijdelijk: wat zal ervan overblijven na de volgende verkiezingen? Wat is zijn persoonlijk fortuin? Wat betekent zijn huidige wedde van amper een paar honderdduizend euro in vergelijking met de miljoenen die Bellens elk jaar binnenrijfde? Wie is er dan de baas? Wie de gulle Sinterklaas en wie het vragende kind?
Het is een typisch voorbeeld van de waanzinnige toestanden in het apenland dat België heet. De bank, de trein, de wegen, de post, de telefoon en telegraaf, het waren vroeger volle staatsinstellingen, monopolies die de staat zich toe-eigende om de dienstverlening te verzekeren aan de bevolking, zonder winstoogmerk. Toen daar kritiek op kwam vanuit de commerciële wereld, liet men toe dat er relatief kleine aandeelhouders kwamen, die een bescheiden graantje konden meepikken van de aanvankelijk marginale winsten van die staatsinstellingen. Maar stilaan werden sommige van die staatsbedrijven machtige instellingen die veel geld verdienden. En daar ging het fout.
Een staatsbedrijf hoort geen geld te verdienen, maar diensten te verlenen. De staat moet niet aan commercie doen. Dat is onzin. Want commercie is riskant: de ene dag gaat het goed, de andere dag gaat het slecht. De ene dag zijn je aandelen miljarden waard, de volgende dag niets meer. De staat mag dat risico niet lopen, dat moet ze overlaten aan haar burgers en aan binnen- en buitenlandse commerciële instellingen. De staat moet niet met ons belastingsgeld spelen op de beurs (Belgacom en B-Post zijn beursgenoteerde bedrijven), het is al erg genoeg dat de banken (en de mutualiteiten en de vakbonden ) dat doen met ons spaargeld en vervolgens weer met onze belastingen moeten gered worden.
Stel je voor: de Belgische parlementsleden zijn de hoofdaandeelhouders van die beide bedrijven; zij benoemen de leden van de raad van bestuur, het directiecomité en de CEO. En zij verdienen in vergelijking met die CEO amper een peulschil. Dat is de wereld op zijn kop, toch? Uiteindelijk gaat het dan onvermijdelijk andersom, zoals in de U.S.A, waar de zakenwereld bepaalt wie de politieke macht krijgt, wie president wordt (en nadien rijk wordt door het houden van lezingen voor zakenlieden).
In België ziet men dat niet in. Ik heb nog in geen enkel duidingprogramma iemand horen zeggen, zelfs niet heel zachtjes fluisteren, dat de staat geen aandelen mag bezitten in commerciële bedrijven. Wat daar fout mee is? Vind jij het normaal dat Belgacom en B-Post geld verdienen met hun dienstverlening aan de burger, en dat de helft van die winst naar de staat gaat? Wie veroorzaakt die winst? Op wiens kosten wordt die gemaakt? Op die van ons, toch? Wij betalen meer aan Belgacom en B-Post dan nodig is om die bedrijven draaiend te houden. Wat we teveel betalen, zou naar ons, de gebruikers moeten terugvloeien, of beter nog, zou ons nooit mogen aangerekend worden. Nu gaan die overschotten naar de (grote) aandeelhouders. Dat is in de eerste plaats de staat, en dat lijkt niet zo erg, want dat zijn wij, tenslotte. Maar wat doet de staat met dat geld? Het uitgeven, vooral aan het afbetalen van leningen, de meer dan 100% staatsschuld die wij hebben, en die we niet zouden hebben als de staat niet zoveel zou uitgeven. Maar er gaat ook 50% van de winst naar het grootkapitaal en naar buitenlandse investeerders. En er gaan miljoenen euros per jaar naar individuen zoals Bellens. Waarom moet een creatuur van nota bene een socialistische partij, met aan het hoofd de zoon van een ingeweken mijnwerker, miljoenen verdienen op onze rug? Ik zeg dat dit onzin is en wraakroepend en wie dat ontkent noem ik een domoor of, erger, een leugenaar (met een lucratieve reden om het te ontkennen).
Als men arrogante mensen benoemt op de hoogste posten, en men kent hen meer dan royale vergoedingen toe, dat wil zeggen, niet alleen meer dan de eerste minister, maar zelfs meer dan de koning van dit land, dan moet men niet opschrikken of verwonderd zijn dat zij zich als zonnekoningen gaan gedragen en lachen met de politieke minkukels die zo gek geweest zijn om hen te benoemen en zoveel geld en macht toe te kennen. Of wat had je gedacht?
Een land dat zich op een dergelijke manier belachelijk maakt, dat de wereld op zijn kop zet, dat het geld van de belastingbetaler verspilt aan wraakroepend hoge lonen en het belegt als risicodragend kapitaal, speelt met zijn eigen toekomst, denk aan IJsland, Ierland, Spanje, Portugal, en Griekenland, om slechts die te noemen. De staat moet aan politiek doen, dat wil zeggen zorgen voor het gemenebest, voor het algemeen belang, niet door zelf zaken te doen, maar door het zaken doen mogelijk te maken op een stabiele en eerlijke manier. Zaken doen, dat is voor de burgers zelf.
Als de politiekers dat niet inzien, dan luidt de doodsklok ook voor hen. En helaas ook voor ons.
Categorie:poëzie
02-11-2013
De Zevende van Beethoven
Wanneer de naam Beethoven valt, denken we meteen aan zijn kop, of toch aan de vele afbeeldingen ervan: een man met een woeste, gekwelde gelaatsuitdrukking, wilde haren En dat is ook hoe we over zijn muziek denken: stormachtig, hevig, luidruchtig, met grote contrasten en een hevige dynamiek. Sturm und Drang. Nu zal je me niet horen zeggen dat daar niets van aan is. Zijn meest gekende symfonie, de Vijfde, de Noodlotsymfonie ligt bij iedereen precies om die redenen goed in het gehoor: tèdèdèdèèè! Het einde van die symfonie bestaat uit een schier eindeloze reeks finale wilde uitbarstingen met het hele orkest. Zijn pianosonate nr. 17 Der Sturm heeft haar naam voorwaar niet gestolen, evenmin als de Appassionata. En zo zijn er nog heel wat meer illustere voorbeelden te geven. Clichés, ook muzikale, hebben meestal een grond van waarheid. Maar ze zijn ook vertekenend: ze herleiden een opvallend kenmerk tot het enige en maken ons zo blind voor al de andere. Dat is jammer, zeker in het geval van een eindeloos complexe en uitzonderlijk rijk gevarieerde componist als Ludwig van Beethoven (1770-1827). Denk maar aan zijn door iedereen gekende charmante Für Elise of zijn lieflijke romances voor viool en orkest, om slechts die opvallend contrasterende werken te noemen.
Beethoven en dans een thema dat niet echt voor de hand ligt. Nochtans schreef Beethoven in 1791 al de Musik zu einem Ritterballet, dat nog datzelfde jaar werd opgevoerd. En dan is er de muziek voor het ballet Die Geschöpfe des Prometheus, dat in 1801 werd opgevoerd en meer dan dertig vertoningen kende en nog steeds op het programma staat. De ouverture van dat stuk horen we ook nu nog vaak als een afzonderlijk concertstuk. Beethoven schreef ook heel wat dansmuziek specifiek voor (vooral de Weense) balzalen en voor de populaire muziekkiosken en de militaire muziekkapellen: menuetten, allemandes, Duitse dansen, Ländler, contradansen, écossaises, marsen, polonaises en zelfs walsen.
Beethovens muziek is door choreografen ontelbare malen aangegrepen om er balletten op te maken: de negende symfonie was een van de meesterstukken van Béjart, maar ook Für Elise, sommige strijkkwartetten, de vioolromances, de pianosonates. Er is echter één compositie die van bij de eerste opvoering bij iedereen in de smaak viel (op een enkele zuurpruim na) en waarvan men het dansante karakter meteen erkende: de zevende symfonie.
Beethoven schreef zijn zevende symfonie in 1811 en 1812 toen hij in een kuuroord verbleef voor zijn gezondheid. De eerste opvoering kwam er in 1813, ter gelegenheid van een benefietconcert in Wenen voor de gesneuvelden en gewonden in een van de veldslagen in de Napoleontische oorlogen. Tijdens het concert werd ook zijn Wellingtons Sieg opgevoerd, een kortere compositie die Beethoven vrij snel geschreven had over de zege van Wellington op een broer van Napoleon in juni 1813 bij Vitoria in Spanje (en niet tijdens de slag bij Waterloo, zoals men soms denkt, want dat was in 1815). Ook dat was toen een onmiddellijk succes, wellicht mede door de oorlogsomstandigheden en het hele concert kreeg nog een tweede uitvoering. Beethoven dirigeerde zelf, naar verluidt op een uiterst levendige manier. In het orkest zaten voor de gelegenheid een aantal muzikanten en componisten zoals Louis Spohr, Johann Nepomuk Hummel, Giacomo Meyerbeer, Antonio Salieri, fagotspeler Anton Romberg, de contrabasvirtuoos Domenico Dragonetti en Mauro Giuliani.
Maar terug naar de Zevende zelf. Bij die eerste opvoering vroeg en kreeg het enthousiaste publiek meteen een encore van het tweede deel, het allegretto, het in vergelijking langzamere gedeelte. Juist dat onderdeel werd en wordt nog steeds gebruikt als balletmuziek. Maar ook het voor Beethoven meer typische eerste deel, met het krachtige begin, brengt ons meteen in de stemming. Het derde deel, het scherzo, is mijn lievelingsstuk: een opgewekt, levendig, vrolijk snel gespeeld thema, dat onweerstaanbaar een glimlach op je lippen tovert. Niks zwaarmoedigheid of kommer en kwel hier, enkel puur plezier! Het even snelle vierde deel is een wervelende, meeslepende furie, aanzwellend naar een climax die Beethovens reputatie alle eer aandoet. Je kan de wilde Beethoven zo zien staan springen en met zijn armen zwaaien voor het orkest. Hij markeerde dit deel als fff, dat is niet fortissimo maar fortississimo: zo luid als het kan!
Wij denken bij Beethoven ook altijd aan enorme orkesten, zoals bij de Negende. Maar de Zevende is geschreven voor strijkers, twee fluiten, twee hobos, twee klarinetten, twee fagotten, twee hoorns, twee trompetten en pauken. Vandaag zouden we dat een kamerorkest noemen Het is dus met vrij bescheiden middelen dat de componist een overweldigend effect bereikt, zonder elektronica, boombassen en Tomorrowland-toestanden.
Ik houd van deze Beethoven, die vreemd genoeg bij het grote publiek minder bekend is dan de pathetische Vijfde, de schilderachtige pastorale Zesde of de monumentale Negende. Het is echte dansmuziek, en als je mij niet gelooft: Wagner noemde deze Zevende symfonie van Beethoven de apotheose van de dans. Ik voeg eraan toe dat Wagner niet kwistig was met zijn lof voor andere componisten, integendeel zelfs. Zijn uitzonderlijke bewondering zal dus wel gemeend geweest zijn. En ook de moderne media houden van de Zevende: deze muziek komt voor in tientallen films, zoals in Des hommes et des dieux en The Kings Speech.
Je hebt nu meer dan reden genoeg om niet te dralen: haal die Zevende in huis, er zijn meer dan honderd uitvoeringen van, ook op YouTube. Ze duurt niet langer dan ongeveer veertig minuten, en ik verzeker je dat het veertig van de aangenaamste minuten zullen zijn die je kan beleven met muziek. En wie erin slaagt om de hele vertoning in zijn zetel uit te zitten zonder mee te bewegen op de muziek, is een hark.