mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
17-05-2025
De Verlichting en haar belagers
Maarten Boudry, Het verraad aan de verlichting. Pleidooi voor een nieuwe vooruitgangsbeweging, Amsterdam: Uitgeverij Prometheus, 2025, ISBN 9789044654356, 348 blz., € 27,50 pb.
Maarten Boudry komt genoeg in de media en zijn uitgesproken ideeën en stevig geformuleerde en geargumenteerde opvattingen zijn voldoende bekend. Veel daarvan vinden we terug in zijn jongste boek, zodat ik me niet onledig hoef te houden met die hier uitvoerig te herhalen of te proberen ze samen te vatten. Ik beperk tot enkele gedachten die bij mij opkwamen tijdens het lezen.
Eerst een detail. Het dragende woord in het boek is ‘verlichting’ en de auteur schrijft dat zonder hoofdletter. Dat kan, maar op zich is dat althans mijns inziens onnauwkeurig. Zonder hoofdletter betekent het letterlijk ‘wat dient om te verlichten’, bijvoorbeeld straatverlichting, indirecte verlichting en zo meer. Er zijn ook andere, figuurlijke betekenissen. Als bedoeld wordt ‘het tijdperk der verlichting’ schrijf je naar mijn aanvoelen beter ‘de Verlichting’, zoals je ook het onderscheid maakt tussen de Kerk en een kerk. Maar ik begrijp dat de auteur ervoor kiest om dat in een heel boek over de Verlichting niet te doen, omdat er op een mogelijke uitzondering na het woord enkel in die specifieke zin gebruikt wordt, zodat verwarring of misverstanden uitgesloten zijn. Daarnaast zou een opeenhoping van overbodige hoofdletters de lay-out wellicht nodeloos belasten. Maar toch wil ik het hier even vermelden.
Maarten Boudry noemt zich terecht wetenschapsfilosoof, zijn CV en zijn bibliografie staan daarvoor genoegzaam garant. Dit boek is voorzeker gebaseerd op zijn al indrukwekkende wetenschappelijke palmares, maar het is veeleer de wetenschapsjournalist die hier aan het woord is, de politieke analist, de maatschappijkritische denker en activist. Dat blijkt niet alleen uit de onderwerpen en de vele voorbeelden en anekdoten die veelal uit de actualiteit komen, maar ook uit de gevatte, met modewoorden en vlotte uitdrukkingen gekruide taal en de geëngageerde journalistieke stijl. Dat maakt het boek boeiend en heel leesbaar.
Er zijn echter voortdurend verhelderende passages die veel dieper graven en onvermoede historische en filosofische achtergronden blootleggen van hedendaagse tendensen en fenomenen, en daarin is Boudry op zijn best. Hij is niet te beroerd om heilige huisjes neer te halen, of tegen de pilaar van een zelfingenomen styliet te plassen. Het is geen geheim dat hij geen grote bewondering heeft voor postmodern gedoe, en zijn afrekening met enkele coryfeeën daarvan is om van te genieten. Tenzij je graag postmodern bent, of doet, natuurlijk.
Een teer punt in onze hedendaagse samenleving is het slachtofferschap. Boudry heeft het uitdagend, of zelfs tergend voor wie zich als dusdanig kwalificeert, over de tirannie van het slachtofferschap. Je mag van iemand niet zeggen dat die dik is, of overgewicht heeft: dat is body shaming. Slachtoffers, ook of vooral vermeende slachtoffers genieten een geprivilegieerd statuut, of eisen dat op. Er mogen geen vragen gesteld worden over de oorzaak of de reden waarom men een slachtoffer is, of wie dan wel de schuldige daders zijn.
Hoewel de auteur het groene thema al uitgebreid behandelde in eerdere publicaties, komt het ook hier uitvoerig aan bod. Hij ergert zich blauw aan het groen-linkse doemdenken en aan hun impliciet verzet tegen elke vooruitgang, waardoor de oorspronkelijke progressieven stilaan conservatief en zelfs regressief geworden zijn, en ze welvaart veeleer als een bedreiging zijn gaan zien dan als een doel.
Het vooruitgangsoptimisme van Maarten Boudry is aanstekelijk, en zijn oproep en aanbevelingen voor een nieuwe progressieve beweging zijn overtuigend en terecht. Hij verwerpt fundamenteel het ‘klassieke’ linkse recept van het creëren van meer welvaart voor iedereen door een herverdeling van de bestaande rijkdom, het nul-somrecept, of ‘de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’. Hij gelooft rotsvast in het verhogen van de algemene welvaart door de toename van de algemene rijkdom; dus niet de taart meer gelijk verdelen, maar een grotere taart. Niet consuminderen, maar het BNP verhogen. Niet besparen, maar investeren. De productie van energie niet terugschroeven, maar de veilige en propere productie ervan zoveel mogelijk bevorderen. Geen door de staat opgelegd altruïstisme, geen staat als barmhartige Samaritaan of Sint-Maarten-mantelzorg (pace, Maarten), ook geen procrustesbed.
De grond van de zaak is nog altijd de gelijkwaardigheid van alle mensen, die men helaas meestal verwart met een letterlijke gelijkheid, ook in welvaart. Mensen zijn niet gelijk, en gelukkig maar. Ze verschillen intrinsiek, met alle goede en kwalijke gevolgen voor hun mogelijkheden tot zelfrealisatie. De creatie van de welvaart is in hun handen, niet in die van een rigoureus herverdelende staat, die altijd naar tirannie zal neigen, en geen enkele garantie biedt inzake efficiëntie of effectiviteit. Enkel vrijheid in gelijkwaardigheid en door samenwerking kan algemene welvaart verzekeren. De rol van de staat moet daarom nauwkeurig vastgelegd en nauwgezet gecontroleerd worden, opdat die vrijheid om meer welvaart te creëren altijd gegarandeerd blijft. Waar men daaraan tornt, komt het fundamentele principe van de vooruitgang in het gedrang, dat immers gebaseerd is op het natuurlijke streven naar zelfbehoud en persoonlijk welzijn van ongelijke mensen, een streven dat onvervreemdbaar is en niet overdraagbaar naar een hogere instantie.
Die inzichten, die de Verlichting in West-Europa en Noord-Amerika tot de ideale basis van de samenleving heeft verheven al vanaf het midden van de 17de eeuw, worden steeds belaagd door vele vijanden, en gefrustreerd door veel intern verraad. Ook vandaag worden ze te allen kante bestreden en in vraag gesteld, zelfs openlijk verafschuwd. Daarom is een pleidooi voor een terugkeer naar die inzichten en die waarden zo belangrijk, zodat de voor- en nadelen van de verschillende opvattingen over algemene en individuele welvaart in alle duidelijkheid naar voren komen.
Het is echter maar de vraag of dat voldoende of zelfs maar van aard is om een zo noodzakelijke ommekeer op gang te brengen en in de praktijk te brengen. Dat ziet Maarten Boudry ook zelf wel in: ook in het verleden hebben dergelijke radicale voorstellen niet het succes gekend dat ze verdienen. De magistrale studie over de ontstaansgeschiedenis van de Verlichting van Jonathan I. Israel zegt het in de drie titels van zijn boeken: Radical Enlightenment —Enlightenment Contested — TheEnlightenmentThat Failed. Had men de ideeën van een Spinoza, een d’Holbach, een Diderot, een Condorcet ernstig genomen en ten uitvoer gebracht, dan stonden we nu al oneindig veel verder. Als onze democratische Verlichting overal ter wereld voet aan de grond zou krijgen, zouden we in een totaal andere wereld leven. Maar radicale progressieve ideeën lijken wel gedoemd om betwist te worden, en zo al niet te falen, dan toch slechts uiterst moeizaam ingang te vinden, denk maar aan Copernicus, Galilei en Darwin in andere contexten. Gelijk hebben is één zaak, gelijk krijgen een andere. Politiek is de kunst van het mogelijke, zegt men dan, van het haalbare compromis. Compromissen zijn intellectueel en materieel het praalgraf waarin idealen begraven worden. Opgelegde gelijkheid is de doodsteek voor elke individuele ambitie en uitmuntendheid. Noch de staat, noch de minderbedeelden hebben het recht om de natuurlijke ongelijkheid en ambitie van alle mensen en hun te fnuiken, integendeel: ze graven daardoor hun eigen graf.
Maarten Boudry mikt hoog, wellicht in het besef dat de pijl zakt onder het vliegen. We moeten dankbaar zijn dat er nog jonge denkers zijn die door de ware progressieve geest bevlogen zijn en ons het ware einddoel voor ogen houden: de vrijheid en het welzijn van allen. Wie iets anders voorstaat, plaatst zich daardoor in een kwalijk daglicht en, zoals ongetwijfeld uiteindelijk zal blijken, aan de verkeerde kant van de geschiedenis.
De auteur geeft in een epiloog grif toe dat niet iedereen het eens zal zijn met alles wat hij hier aanbrengt en voorstelt. Zelfs wie het op omzeggens alles in de grond eens is, zal af en toe een ja, maar opperen. De niet aflatende gedrevenheid van de auteur kan zelfs voor een bewonderaar vermoeiend worden; wat moet dat dan doen met lauwe bondgenoten, om nog te zwijgen van fervente tegenstanders? Er zijn enkele zeldzame en onbelangrijke suslapjes. De praktische aanbevelingen in fine zijn allicht voor uitbreiding en herziening vatbaar. Toch moeten we voorbeeldig moedige stellingnames als dit boek van Maarten Boudry, een even onderlegd als vurig pleidooi voor de ware Verlichting, koesteren; ze zijn helaas maar al te zeldzaam, en toch zo broodnodig.
Verplichte lectuur dus voor elke zichzelf respecterende progressief, en een beetje tegen beter weten in heel warm aanbevolen aan alle anderen. Honni soit qui mal y pense.
Categorie:samenleving
16-05-2025
Corsica
Zetti & Bosch, Leven en dood van een Corsicaan. Dagboek van een week, of de verknipte geschiedenis van een eiland, van God en zijn goedgezinden, van buitenstaanders en andere mensen, Uitgeverij Klein, 2025, ISBN 97894644774429, € 36 pb.
Ondanks de al uitvoerige titel en ondertitels vond men het nodig om daaraan op de titelpagina nog toe te voegen: ‘Roman met foto’s, voetnoten en bijlagen. Gebaseerd op echte feiten en mogelijke waarheden’. Dat alles roept vele vragen op bij potentiële lezers, die na de lezing bij deze lezer grotendeels onbeantwoord bleven. Van een dagboek verwacht of veronderstel je dat het min of meer bij de feiten blijft, en ook van een geschiedenis. Maar een ‘verknipte’ geschiedenis? Verknipt heeft vele betekenissen, waarvan enkele niet meteen uitnodigend zijn bij een boek van 336 bladzijden, die hoe dan ook onmogelijk kunnen volstaan om de al te vermetele ambities van de titel waar te maken. Een roman is fictie, maar dan verwacht je niet meteen foto’s, voetnoten en bijlagen. Fictie kan best wel gebaseerd zijn op feiten, maar wat zijn echte feiten? Laten we toch maar blijven hopen dat onze wereld niet zomaar opgedeeld wordt in echte en niet echte, fake of alternatieve feiten. Om nog te zwijgen van ‘mogelijke waarheden’; waarheden zijn intrinsiek mogelijk en hopelijk meer dan dat, maar wat is dan hun antoniem, onmogelijke waarheid? De auteur/s zaaien van meet af aan twijfels en verwarring, ook over zichzelf, want het vermeende duo blijkt een pseudoniem te zijn voor één auteur en ‘vijf lees- en schrijfvrienden’, en nog twee ‘redacteurs’ die in de voetnoten zoals Nessie te pas en te onpas opduiken, Ada en Tikker, maar verder niet identificeerbaar zijn. Er zijn ettelijke meestal melige motto’s, een nogal ongeleid Ten geleide, vier ‘delen’ die zich elk in een tijds- en plaatselijk kader situeren, maar voortdurend van perspectief veranderen; een al te alternatief addendum, en meer bizarre bijlagen dan je lief is, onder meer een al dan niet fictieve stamboom, pseudoniemen incluis.
Er is een verhaal, en een verteller, die echter ook een van de hoofdpersonages is, een tweede vertelster, ook hoofdpersonage, en beiden zijn tevens auteur; en een bonte zwerm neven- en nichtenpersonages. Er zijn foto’s, veel foto’s, op één uitzondering na in z/w, heel fraai, maar niet altijd echt ter zake in het verhaal. En niet alleen foto’s: ook clichés, te veel clichés om goed te zijn.
Hebben we te maken met postmoderne schriftuur? Is het een autobiografie, een vaderbiografie als eerbewijs, een roman fleuve, een stream of consciousness? Een pastiche, een persiflage? Een navolging van Nabokovs Ada en zijn dooreengeschudde-steekkaarten-compositiemethode? Een bekentenis-, een bildungsroman? Een commerciële reisreportage? Een beeldloze graphicnovel? Een vermetel filmscenario? Is het een ‘noodzakelijk kunstwerk’? Een late puberale death wish? Wie zal het zeggen. Is het boeiend? Soms. Is het goed geschreven? Hier en daar. Het is vooral warrig, aan flarden gereten, of uit flarden lukraak aaneengenaaid (stevig, met wit garen en open rug, weliswaar). Is het geheel meer dan de delen? Is dat dan de diep onderliggende bedoeling: dat de lezer de frêle fragmenten mentaal accumuleert, en er dan onbewust uit de metaforen een meta-verhaal ontstaat, zo magistraal bedoeld door de gewiekste ‘auteur-regisseur’? Ik heb zo mijn twijfels. Er is veel te vaak sprake van dagboeknotities en andere ‘teksten’, er wordt te veel al dan niet fictief geciteerd en vertaald, er is te veel gratuite lapidaire dialoog. De focus verspringt schijn- of toch blijkbaar zonder veel aanwijsbare reden van tijd en plaats, namen worden vermeld alsof ze evident zijn, quod non, dragende personages en thema’s worden nauwelijks uitgediept, figuren en feiten komen op en gaan af als in een deurenkomedie; belangrijke gebeurtenissen worden amper aangeraakt, nietszeggende details uit het dagelijks leven en de herinnering van het hoofdpersonage daarentegen mate- en nodeloos uitvergroot. Genres worden vermengd dat het een lieve lust is, alsof het succes van een ratatouille bepaald wordt door het aantal soorten van ingrediënten, niet door hun specifieke karakter en de juiste dosering. Beschränkung? Nooit van gehoord.
Ik las en recenseerde eerder al het eerste boek van Uitgeverij Klein, het prachtige Ouroboros. Odyssee 2.0, van Paul Claes. Elke vergelijking van dit heterocliete Corsicaanse dagboek met dat doorwrochte klassieke én moderne literaire meesterwerk is uit den boze. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat ik me compleet vergis, maar mijn krachtige innerlijke overtuiging is dat het hier gaat om een ongemeen onorthodox, maar vooral onvolkomen, onrijp, onecht onding van een argeloos ‘alternatieve’ amateur. En als dat niet zo is, dan is het een verdraaid sterk staaltje van een parodie daarop. De uitgeverij is Klein, maar in dezen danig uitdagend dapper.
Categorie:ex libris
15-05-2025
Breendonk, de gruwel, de feiten
Jos Vander Velpen, Vandaag ik, morgen jij. Rood, wit en zwart in Breendonk, Berchem: Uitgeverij EPO, 2025, ISBN 978 94 6267 536 0, 254 blz., illustraties Fred Bervoets, € 24,90 pb.
Mijn partner is criminologe van opleiding, geboren in 1942, en heeft zich sinds vele jaren verdiept in de eerste, maar vooral in de Tweede Wereldoorlog. Ze heeft daarover een indrukwekkende bibliotheek verzameld, en bekijkt nog dagelijks de vele documentaires op TV. Desondanks heb ik me zelf altijd afzijdig gehouden van concrete en gedetailleerde informatie over die oorlogen. Ik weet ondertussen in grote lijnen wat er gebeurd is, maar ben niet geneigd om dat van naderbij te bekijken. De redenen daarvoor zijn ongetwijfeld even banaal en ontoereikend als complex, maar mijn viscerale huiver voor de beschrijving van geweld behoort daar zeker toe. Voor mij volstaat het te weten dat het gebeurd is; wat en hoe hoeft niet, integendeel, het is meer dan ik emotioneel aankan.
Toen ik de boekaankondiging kreeg van onderhavig boek over Breendonk waren er enkele elementen die toch mijn aandacht trokken. Jos Van der Velpen, de auteur, boezemde vertrouwen in wegens zijn bekendheid als advocaat en zijn betrokkenheid bij de Liga voor Mensenrechten. Daarnaast beloofde het boek inzicht te geven in de levens van twee verzetslieden en twee SS’ers; ik heb altijd de grootste moeite gehad om de wreedheden van oorlogen in het algemeen, en die van de Tweede Wereldoorlog in het bijzonder, te begrijpen en hoopte in dit boek enige duiding te vinden van de beweegredenen van daders, zowel de uitvoerders als de politieke en militaire opdrachtgevers, mede aan de hand van het getuigenis van slachtoffers.
Toen het boek aankwam, las ik naar goede gewoonte meteen de flaptekst en het voorwoord (prof. Koen Aerts, vakgroep Geschiedenis, Universiteit Gent). Daarmee werd al enigszins duidelijk dat het niet om een streng-wetenschappelijke historische benadering zou gaan, maar om ‘een verhaal’. De professor wijst er terecht op dat geschiedenis, als wetenschap, ook altijd een verhaal is, men denke slechts aan de onvolprezen historica Barbara Tuchman, maar ik was toch al enigszins op mijn hoede, want als er iets is dat ik in die context hartsgrondig verfoei, dan is het wel historische fictie, hoe knap die ook geschreven is. Ik ben het grondig oneens met de stelling dat literaire fictie soms beter de werkelijkheid kan weergeven, omdat ze meer aanspreekt dan een loutere opsomming van feiten. Als men niet echt zeker kan zijn dat wat beschreven wordt zich werkelijk heeft voorgedaan, haak ik althans meteen af, intellectueel en emotioneel. Ik begrijp de aantrekkelijkheid die het literaire genre voor sommigen, zelfs velen misschien, kan hebben, maar het is aan mij werkelijk niet besteed.
Het ‘verhaal’ dat de auteur brengt, is op dat punt wat mij betreft een bevredigende tussenvorm. Het is inderdaad gelukkig geen droge en saaie opsomming van feiten en gebeurtenissen, maar wel, voor zover ik dat kan beoordelen, een getrouw relaas, naar ik geredelijk aanneem op grond van de hier aangereikte informatie, zij het dan grotendeels in een verhalende stijl, van die feiten en gebeurtenissen, blijkbaar op basis van getuigenissen van ooggetuigen, vaak rechtstreeks geciteerd, en andere betrouwbare historische bronnen. Het is dus wel degelijk een verhaal, maar een waargebeurd verhaal, en geenszins fictie, dat is althans mijn stellige indruk, en ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dat niet zo zou zijn.
Als dusdanig is het verhalend relaas dat de auteur presenteert volkomen overtuigend. Hij brengt ons de ontstellende feiten en gebeurtenissen in hun vaak gruwelijke details, met naam en toenaam, data en duiding van omstandigheden, maar zonder bronvermelding, in voet- of eindnoten en een degelijke bibliografie, zoals dat in een wetenschappelijk historisch werk noodzakelijk zou zijn. Dat kan, en dat is hier zelfs uitzonderlijk goed gelukt. Maar alles hangt dan wel af van de geloofwaardigheid van de getuigen(issen) en de andere bronnen die de auteur heeft geraadpleegd, en van zijn eigen objectiviteit in de weergave daarvan. De kwaliteit van de getuigenissen kunnen we niet nagaan zonder ons zelf in het bronnenmateriaal te gaan verdiepen. We zijn dus tijdens de lectuur helemaal aangewezen op de integriteit van de auteur, maar in dit geval hoeven we daarover geen twijfels te hebben, zowel op grond van zijn voortreffelijke reputatie als wegens de authentieke, geëngageerde maar ernstige, oprechte en volkomen vertrouwenwekkende manier waarop hij zijn materiaal aanbrengt.
Wat men niet moet verwachten, is een overvloed aan moraliserende, politieke of historische conclusies, noch doorgedreven of speculatieve psychologische analyses van de personages. Het is een relaas dat in zijn ontstellende feitelijkheid aan de lezer aangeboden wordt. De onontkoombare rest doe je zelf, naar eigen best vermogen, op grond van en aan de hand van het meer dan overtuigend aangevoerde feitenmateriaal.
Jos Vander Velpen heeft met dit prangende boek een indrukwekkend eerbetoon gebracht aan de genoemde en de vele andere slachtoffers van de terreur van het nazisme in de context van het infame Breendonk. Hij heeft ook de lezers van dit boek, dat we aan iedereen zonder enige aarzeling aanbevelen, een bewonderenswaardige dienst bewezen, waarvoor we hem meer dan gewone dankbaarheid verschuldigd zijn, door ons onverbloemd, maar op voorbeeldig sobere wijze node te herinneren aan de rauwe gruwel waarvan wij althans en hier althans sindsdien gelukkig bespaard gebleven zijn, maar die nog steeds mogelijk, en zelfs dagelijks ergens ooit aanwezig is.
Categorie:historisch
10-05-2025
Levend verleden
Levend verleden
Ik adem en verga langzaam
in dit eenzaam gedeelde heden
de dagen verglijden ongemerkt
tot allengs vergeten jaren
ik droom en denk en leef onverwist
in mijn wazig aanwezig gewaande verleden
ik breng mijn late dagen lijdzaam levend door
in het afwezige gezelschap van verre levenden
en de levendige nabijheid van de vele overledenen
die me zwijgzaam aanspreken en toonloos toezingen
overlevenden uit hun nu langgeleden heden
ik leef ten langen leste gelaten ten einde toe
en draal en droom en denk en dank
innig verenigd in een erkentelijk herbeleven
in het gezegend herlezen van hun ademloze woorden
het droomverloren aanhoren van hun verstilde toonaarden
in mijn tanend talmend leven
schraagt hun onvergankelijk verleden
nu in machtige gedachtestromen
en statige stemmenkoren herrezen
mijn hun dankbaar beleefde heden.
Karel D’huyvetters, anno aetatis suae LXXIX°
Categorie:poëzie
07-05-2025
Spectaculair
Spectaculair
Sinds mijn allerprilste kindertijd heb ik naar muziek geluisterd op apparaten. Mijn eerste ontdekking was een afgedankte koffergrammofoon en enkele heel breekbare schellakplaten met vrolijke deuntjes, op onze speelzolder. Het probleem was dat de veer die voor de aandrijving moest zorgen het natuurlijk begeven had onder de ‘opwinding’ van ons, de kinderen. Daarna was het een nieuwe radio die mijn Vader had gekocht en trots aan zijn kinderen toonde. Die hebben we gehad tot ik de puberteit al voorbij was. Een bandopnemer kwam er toen ik tien was, denk ik, en ik was toen al met klassieke muziek bezig, leende platen bij vrienden en kennissen en nam die dan op. Samen met mijn broer Raf luisterden we in bed naar Radio Luxembourg, The Station of the Stars op een mini-radiootje dat we van buren gekregen hadden in ruil voor onze hulp bij hun verhuizing. De vrijer van mijn zus was muzikant, en hij had een platenspeler die ik soms mocht gebruiken. Mijn tante Mie, de jongste zus van mijn Vader was ook muziekliefhebber, ze had een enorme radio met ingebouwde platenspeler en een aanzienlijke collectie klassieke langspeelplaten. Mijn jeugdvriend André hield van jazz en had een platenspeler met luidsprekers. Ik erfde zelf een oude platenspeler, die mijn peter Aimé, de broer van mijn Vader, inbouwde in een fraai houten kistje, hij was schrijnwerker. Toen ik naar Leuven ging, kocht ik met wat ik verdiend had als jobstudent een mooie Grundig draagbare radio. Toen ik pas getrouwd was, kochten we een Lenco platendraaier, en enkele jaren later kwam mijn eerste stereo-set er, een Leak versterker en tuner. Toen mijn laatste tante stierf, Alma, erfden we een leuke som, en toen kocht ik een betere stereo-installatie, een krachtige Phase Linear voorversterker, eindversterker en tuner, en twee B&W 802 luidsprekers die ik nog steeds heb en gebruik. Op aanraden van mijn jongste zoon Luk ben ik enkele jaren geleden overgeschakeld naar streaming, op Zen Mini Mk3, en dan kwam er ook een nieuwe versterker, een mooie Gato Dia 250.
Mijn gehoor was ongemerkt slechter geworden, en toen dat uiteindelijk toch pijnlijk duidelijk werd, ben ik op zoek gegaan naar middelen om daaraan te verhelpen. Na wat gesukkel met equalizers ben ik overgeschakeld naar hoorapparaten, en dat was een grote verbetering: ik kon weer hoge tonen horen!
Ik breng het grootste gedeelte van de dag door aan de PC, en ik heb altijd wel kleine monitors op mijn werktafel gehad. Enkele jaren geleden kocht ik een beter stel, Edifier R1700BTs, en daaraan beleef ik alle dagen veel plezier. Toen ik ze kocht, kon ik kiezen voor een model waarop je een sub-woofer kan aansluiten (s), en dat deed ik dan maar, zonder meteen aan die aanvulling te denken. Gisteren heb ik daar nu een sub-woofer van hetzelfde merk op aangesloten, de T5, en mensenlief, wat een verschil! Ik hoor nu lage klanken die ik voorheen helemaal niet hoorde. Allicht moet ik nog verder afstellen, om een natuurlijk geluid te krijgen, zonder dat de bassen de andere klanken overstemmen. Maar het resultaat is nu al spectaculair. Ik zocht eigenlijk een ander woord, want spectaculair slaat etymologisch op iets dat je kan zien, maar ik vind geen geschikte term uit de wereld van het horen om hetzelfde uit te drukken. De muziek klinkt anders, veel rijker, veel ruimtelijker, veel meer aanwezig.
Nu besef ik dat ik al die jaren toch wel aspecten (weer zo’n slecht gekozen term) van de muziek heb gemist. Hoe dan ook heb je zelfs met heel goede apparatuur niet hetzelfde geluid als live, maar daar heb ik me altijd al bij neergelegd: ik luister uitsluitend op die manier naar muziek, omzeggens nooit live. Maar een relatief kleine toevoeging zoals die sub-woofer van amper € 129, gratis thuis geleverd, zorgt voor een verbluffend effect.
Dat is ook een groot verschil met vroeger: muziekinstallaties zijn niet goedkoop, sommige zijn peperduur, onbetaalbaar voor gewone stervelingen. Ik ben daarin nooit heel ver gegaan, relatief gesproken. Maar de set die ik nu heb aan mijn werktafel is werkelijk spotgoedkoop: € 135 voor de twee luidsprekers, € 129 voor de sub-woofer, en het zijn actieve luidsprekers, ze hebben ingebouwde versterking, je hebt niets anders nodig. Ik stuur ze via bluetooth draadloos aan met mijn streamingdienst op de PC, en geniet de hele dag met volle teugen, de muziek heeft in mijn studeer- en werkkamer nog nooit zo goed geklonken. En dat voor een belachelijke prijs, minder dan 1/20 van die van mijn ‘grote’ set in de woonkamer.
Zo zie je maar. Men kan perfect gelukkig zijn zonder sub-woofer, maar als je voor € 129 je muzikaal genot zo ‘spectaculair’ kan opvoeren, dan is er althans in mijn ogen, of liever: oren, geen enkele reden dat niet te doen.
Edifier is een Chinees bedrijf. Vandaag is dat niet verwonderlijk, alles komt uit China. Hoe ze zo’n materiaal kunnen maken en het verkopen voor die prijs, dat gaat mijn begrip te boven. Maar dat zijn bedenkingen die niet van aard zijn om mijn muzikaal genot te bederven.
Categorie:muziek
20-04-2025
Verrijzenis
Verrijzenis
Voor de eerste christenen, tweeduizend jaar geleden, was de verrijzenis geen mythe. Zij verkondigden dat Jezus van Nazareth, Christus, of ‘de Gezalfde’, waarlijk was opgestaan nadat hij recentelijk was gestorven. Er waren nog levende ooggetuigen van zijn dood, van zijn verschijningen nadien, en van zijn hemelvaart. Hij was als eerste verrezen, en allen die in hem geloofden zouden eveneens verrijzen. Meer nog: zij die in leven waren bij zijn imminente terugkeer zouden helemaal niet sterven, maar eeuwig leven. En ook de doden zouden verrijzen, en allen zouden geoordeeld worden, en samen voor eeuwig leven in een paradijselijke heilsstaat, maar wie niet in Christus geloofde, en de doden die zich schuldig gemaakt hadden aan misdaden, zouden voor altijd vernietigd worden.
In het vurig begeerde vooruitzicht van die nakende wederkomst van de Verlosser leefden de christenen in de overtuiging dat het einde der tijden nabij was, dat zij het zelf nog zouden meemaken. Zij zouden de laatste generatie zijn, en dus was het zinloos om nog met voortplanting bezig te zijn. Aangezien volgens hen seks enkel daarvoor mocht dienen, en enkel binnen het monogame huwelijk, was onthouding van alle seksuele activiteit het ideaal dat aan allen voorgehouden werd.
Toen dat einde der tijden uitbleef, werd het laatste oordeel en de algemene verrijzenis verschoven naar een heel verre en vage utopische toekomst. De realiteit van het dagelijkse leven drong weer tot iedereen door, en dus vanzelfsprekend ook alles wat met seksualiteit en voortplanting te maken heeft. Het bleek evident onmogelijk om iedereen algehele seksuele onthouding op te leggen, maar het christendom bleef volhouden dat het seksuele leven geordend moest verlopen, dat wil zeggen binnen het monogame huwelijk tussen man en vrouw, en enkel met het oog op de voortplanting. Dat sluit alle buitenechtelijke seks uit, ook homoseksualiteit en seks met kinderen. Maar ook binnen het huwelijk mocht seks niet altijd: niet als de vrouw al zwanger was, niet tijdens de menstruatie, niet tijdens de periode van de borstvoeding, niet op zon- en feestdagen, niet tijdens de vasten. Huwelijken tussen bloedverwanten mogen helemaal niet, en ook niet met aangetrouwde verwanten, die eveneens als incestueus beschouwd werden. Weduwen mochten niet hertrouwen.
Om al die regels af te dwingen werden, naast de bestraffing van de ‘daders’, de meest buitenissige vreselijke gevolgen voorspeld voor kinderen geboren uit ongeoorloofde seksuele handelingen: miskramen, misvormingen, doofheid en stomheid, achterlijkheid, ziekelijkheid, melaatsheid, epilepsie, waanzin, bezetenheid van de duivel en boze geesten, en een vroege dood.
Om te vermijden dat ongeoorloofde huwelijke zouden plaatsvinden, werd de ‘ondertrouw’ ingesteld: de namen van de toekomstige echtelingen moesten gedurende drie opeenvolgende weken afgeroepen worden tijdens de zondagsmis, en iedereen werd aangespoord om eventuele bezwaren meteen te melden, op straf van doodzonde. Zo wou men bijvoorbeeld incest vermijden tussen vondelingen onderling of met hun ouders.
Een van de meest merkwaardige opvattingen ter zake was dat wanneer tweelingen geboren werden, de vrouw ipso facto beschuldigd werd van overspel, alsof een tweede man nodig was om een tweede kind tegelijk te verwekken.
Het ongehuwde leven, of celibaat, meer bepaald een leven zonder seksuele activiteit, werd en wordt nog altijd als een na te streven ideaal voorgesteld, en tot het midden van de twintigste eeuw waren er vele religieuze organisaties met talrijke leden die dat als regel hadden, en de celibaatsverplichting geldt nog altijd voor alle katholieke priesters.
In onze geseculariseerde westerse wereld lijken bemoeienissen van een kerkelijke overheid met de persoonlijke verhoudingen tussen mensen en met hun seksualiteit bijna hilarisch, als ze niet zo tragisch waren. Maar gedurende bijna tweeduizend jaar was dat wat de godsdienst deed, en dat is wat godsdiensten nog altijd doen. In de praktijk ging en gaat het er echter meestal anders aan toe: mensen blijven mensen.
In een democratische samenleving wordt in overleg bepaald wat verboden is, en wat niet verboden is, is toegelaten. De bedoeling van de staat is immers de vrijheid van de burgers (Spinoza). Of men daarnaast wenst te geloven in een of andere vorm van onsterfelijkheid of verrijzenis, is een persoonlijke geloofsaangelegenheid, waarvoor echter zelfs volgens de godsdiensten redelijke argumenten volkomen ontbreken.
Categorie:God of geen god?
18-04-2025
Goede Vrijdag 2025
attende Domine et miserere
ik heb gebeden
zoals me werd geheten
ze wisten zelf niet beter
of wouden het niet weten
holle frasen lege woorden
gepreveld zonder zin
die niemand verhoorde
als was mijn woord te min
ik heb gebeden en gezocht
als kind en ook later
toen bloed en rede in mij vocht
met het verlangen naar een Vader
het mocht niet baten
hoe ik ook smeekte en vroeg
om een woord een teken te laten
een wenk was me genoeg
maar zelfs dat was mij niet vergund
ik wend me af in arren moede
van wie me geen blik waardig gunt
geen oren heeft naar mijn vrees of woede
ik heb gebeden en bitter geweend
me geweigerd geweten en verlaten
om niet geen genade verleend
aan mijn armzalige zelf overgelaten
tot ik mijn rug heb gerecht
opgestaan
het gevecht
ben aangegaan
er was geen Vader en geen zonde
wat men ook beweerde of beval
er was alleen de diepe wonde
de laffe leugen van de zondeval
bevrijd van last van eeuwen
kon ik koppig mijn eigen weg gaan
mijn diepe onschuld uitschreeuwen
geen mens kon me in de weg nog staan
de hemel was leeg
de aarde vervuld van belofte en pracht
was wat ik zomaar kreeg
de stralende zon in ruil voor de nacht
Karel D’huyvetters
Goede Vrijdag 2012
Categorie:God of geen god?
14-04-2025
Palmzondag
MATTHEÜS ALS COLLAGEKUNSTENAAR
Paul Claes
Op Palmzondag lezen de christenen alom het verhaal van Jezus’ blijde intocht als een historisch relaas. Eigenlijk is het een collage van citaten uit de Joodse Bijbel.
Ik citeer de versie van Mattheüs (21:6-9) in de Nieuwe Bijbelvertaling: De leerlingen gingen op weg en deden wat Jezus hun had opgedragen. Ze brachten de ezelin en het veulen mee, legden er mantels op en lieten Jezus daarop plaatsnemen. Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels uit, anderen braken twijgen van de bomen en spreidden die uit op de weg. De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel!’
Lees het vervolg hier: https://vrijdenkers.weebly.com/paul-claes-mattheuumls-als-collagekunstenaar.html
Categorie:God of geen god?
08-04-2025
Gij zult niet doden
Gij zult niet doden.
De Tien geboden, of de Decaloog, gelden sinds mensenheugenis als de grondslag van de moraal. Dat was al zo voor het Joodse volk in de oudheid, en het christendom heeft met de Hebreeuwse Bijbel, als het Oude Testament, ook de tien geboden overgenomen.
In hoofdstuk 20 van Exodus neemt Jahweh zelf het woord, bij monde van Mozes. In vers 13 zegt hij kort en bondig: ‘Gij doodt niet’. Dat gebod maakt deel uit van de regels die Mozes namens God aan zijn volk oplegt. Eerder al, in het verbond dat God met Noah sloot na de zondvloed, zegt God dat de mens weliswaar ‘al wat leeft en beweegt’ mag doden om zich te voeden, zoals met planten, maar het bloed van de geslachte dieren mag men niet tot zich nemen; het bloed wordt aanzien als het levensprincipe, de ‘ziel’. Vervolgens wordt een evidente uitzondering gemaakt op de toelating om alle dierlijke levende wezens te doden: mensen mogen niet gedood worden als voedsel, niet door andere dieren, en niet door andere mensen. God ‘eist het bloed op van elk levend wezen dat het bloed van een mens vergiet. Wie het bloed van een mens vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want de mens is geschapen naar Gods beeld.’ Een mens doden is een bijzonder schepsel Gods doden, namelijk het levend wezen dat God maakte naar zijn eigen beeld. Meteen is de toon gezet. God is de schepper, geboden worden uitgevaardigd door God. In Genesis doet hij dat nog zelf, in Exodus is het Mozes die de geboden aan het volk bekendmaakt, omdat het volk bevangen is door de vreze Gods.
Als we die antieke literaire bronnen in nuchtere taal omzetten, zien we hoe mensen zich in een primitieve samenleving organiseren, en afspraken maken over de manier waarop ze met elkaar en met hun omgeving omgaan. De mens is een sterk geëvolueerde diersoort, en een aanzienlijk aantal van dergelijke dieren zijn carnivoren, hoewel ze een minderheid zijn in de dierenwereld, omdat plantaardig voedsel nu eenmaal uitbundiger en gemakkelijker beschikbaar is. Sommige dieren hebben door ervaring ontdekt dat dierlijk voedsel heel voedzaam is, en dus maken ze er jacht op, en doden andere dieren. Het is normaal dat mensen een uitzondering maken op de algemene regel dat dieren andere dieren doden om zich ermee te voeden: dieren mogen geen mensen doden om zich te voeden, dat is een menselijke maatregel om zichzelf te beschermen; die dieren zal men afmaken. Meteen zegt men om dezelfde reden ook dat mensen geen andere mensen mogen doden. Dat is niet zozeer een verbod op het doden van mensen, maar een verdediging van het eigen menselijke leven. Men wil verhinderen dat men door anderen gedood wordt, en dat wordt uitgedrukt in een uitzondering op de algemene regel dat dieren om zich te voeden andere dieren doden, en die geldt voor dieren en mensen: mensen mag men niet doden. Om die regel af te dwingen geldt als afschrikking tegen overtreding de hoogst mogelijke, de zwaarste straf: de dood, zowel voor mensen als voor dieren. Op die manier verhindert men recidive: mensen of dieren die een mens gedood hebben, zijn een gevaar waartegen men zich definitief moet beschermen.
Om een leemte in het Nederlandstalige medialandschap op te vullen, start ik een online tijdschrift en website op onder de titel Vrijdenkers.
Vrijdenkers wil als ongebonden online tijdschrift en website belangeloos aandacht besteden aan vrijdenken, atheïsme, vrijzinnigheid, ongeloof, antiklerikalisme, materialisme en verwante thema’s, onder de vorm van artikels, opiniestukken, recensies, links naar andere websites en een bibliografie.