Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (188)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (250)
  • literatuur (42)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (240)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 09-2025
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    29-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreien en schreeuwen

    Schreien en schreeuwen

    Als je veel leest, en in verscheidene talen, vallen er allengs allerlei eigenaardigheden op, gelijkenissen en verschillen, overeenkomsten en afwijkingen. Al een hele tijd ben ik geïntrigeerd door een verwante groep werkwoorden die een gemeenschappelijke stam lijkt te hebben, zoiets als skr of schr, wat eigenlijk hetzelfde is, of cr en kr.

    Laten we beginnen met het Engelse cry. Als werkwoord, to cry heeft het twee specifieke betekenissen, namelijk roepen en wenen. Het is afgeleid, zoals veel Engelse woorden na 1066, van het Franse crier, dat enkel de oorspronkelijke betekenis van roepen heeft, niet die van wenen; die is er in het Engels gekomen vanaf de 13de eeuw, en was er algemeen vanaf de 16de eeuw. Het is opvallend dat eenzelfde evolutie zich niet heeft voorgedaan in het Frans.

    Hetzelfde verschijnsel als in het Engels zien we wel in het Duits: schreien betekent zowel schreeuwen als wenen of huilen. In het Nederlands hebben we echter schreien voor wenen, en schreeuwen voor roepen. Maar er is ook ‘schremen’ voor wenen, althans in het Vlaams, vanaf de 16de eeuw, een variant van schreeuwen; vergelijkbaar met het Engelse to scream, dat echter enkel de betekenis heeft van roepen. Huilen heeft wel dezelfde twee betekenissen van luid roepen en wenen, maar is etymologisch niet verwant. Schreeuwen is dan weer een afleiding van schreien, maar opvallend zonder de betekenis van wenen. Ook krijten en krijsen (allicht zoals het Franse crier en het afgeleide Engelse cry) zijn verwant, gezien hun betekenis van gillen, schreeuwen, en zelfs huilen, van kinderen dan.

    Wenen, althans het hoorbare aspect ervan, en roepen zijn vaak niet van elkaar te onderscheiden als uitingen van hevige emoties, bijvoorbeeld bij fysiek of psychisch leed. Vandaar dat sommige woorden beide betekenissen hebben in sommige talen, maar andere slechts één van beide specifieke betekenissen, hoewel ze taalkundig verwant zijn.

    Taal is heel menselijk. Onze talen, zowel de Romaanse als de Germaanse, zijn elk intern sterk met elkaar verwant, en door volksverhuizingen en nabuurschappen zijn ook de Romaanse en Germaanse door elkaar beïnvloed. Maar onze talen zijn ook een autonoom leven gaan leiden, zeker wanneer er voor het onderricht regels opgesteld werden en de taal (min of meer) vastgelegd werd. Van al die bewegingen zien we sporen in ons taalgebruik. Ik althans vind het ongemeen boeiend om me daarin te verdiepen. Ik zou niet zo ver gaan als in een citaat dat aan Goethe toegeschreven wordt, namelijk dat zoveel talen iemand spreekt, zoveel malen die mens is, maar voldoende vertrouwd zijn met andere talen om er waardevolle teksten in te lezen, zij het met behulp van woordenboeken en online vertaaltechnieken, ervaar ik zeker als een persoonlijke verrijking.


    Categorie:literatuur
    24-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spelen

    Spelen

    Van alle menselijke bezigheden is spelen mij wel het vreemdst, al weet ik niet goed waarom. Als kind speelde ik een korte tijd met pluchen poppen van dieren, maar daarna kan ik me niet herinneren dat ik door een of ander spel geboeid werd. We hadden thuis een paardjesspel, maar dat vond ik maar niets: of je het einddoel als eerste bereikt, hangt niet af van enige tactische vaardigheid of inzicht, maar van het toeval, bepaald door een teerlingworp. Ik was de jongste thuis, en onze Raf, vier jaar ouder, versloeg me telkens bij het damspel, en dat vond ik natuurlijk niet echt leuk. Maar ook het spel zelf trok me niet aan, en kaartspelen en Monopoly evenmin. Ik hield toen al niet van spelen. Ik zag het nut ervan niet in. Spelen gaat om het spel zelf, niet om een of andere inzet; en als het om een inzet gaat, is het geen spel meer, maar gokken, en gokken om een inzet is verkeerd, want niet rationeel. Waarom het risico lopen om een bezit te verliezen, enkel in de hoop om bij toevallige hoge uitzondering grote winst te maken?

    Maar laten we het houden bij spelen zonder inzet. Men zou echter kunnen zeggen dat er altijd een inzet is, namelijk het winnen van het spel. Dat heb ik nooit echt goed aangevoeld. Sommige spelen beoefende ik wel degelijk op bepaalde momenten van mijn leven, zoals tafeltennis en tennis, en ik probeerde daarin ook goed te zijn, maar het competitieve aspect trok me helemaal niet aan, integendeel. Het enige plezier dat ik eraan had, was het spelen zelf, de fysieke inspanning en de verscheidenheid van de ontelbare mogelijkheden en combinaties. Maar ik was er zelf niet bepaald op uit om te spelen, ik liet me alleen soms verleiden door iemand die een partner zocht.

    Toen de eerste personal computers opkwamen, heb ik voor mijn kinderen meteen de nodige apparatuur gekocht, en daarop speelden ze dan vaak spelletjes, soms urenlang, maar mij interesseerde dat geen bal, ook niet ingewikkelder zaken zoals flight simulator. Ik probeerde mijn zonen naar andere toepassingen te sturen, en naar programmeren, en dat lukte wel, maar ze bleven wel spelen.

    Ik heb altijd willen biljarten, maar het is er nooit van gekomen om dat vaak te doen, hooguit enkele keren in mijn hele leven, en straks ben ik tachtig.

    Er is een tijd geweest dat de pluskinderen gezelschapspelen wensten te doen op familiebijeenkomsten, maar ik was en blijf daarvan absoluut geen voorstander, wel integendeel. Als ik er goed over nadenk, was en is dat omdat ik het heel akelig vind dat altijd iemand de verliezer is, de laatste, ook en zeker als ik dat niet zelf ben. Dat iemand wint, tot daar. Maar publiekelijk iemand als de schlemiel in het gezelschap aanwijzen, lijkt me heel onheus, ik vind niet dat we dat horen te doen als we spelen, we doen het immers ook niet, of horen het niet te doen, in het werkelijke leven.

    Spelen is geen nuttige bezigheid, er is niets mee te verdienen, de wereld gaat er niet op vooruit, de inspanning levert geen echt resultaat op. Misschien voelt de winnaar zich eventjes goed, maar niemand is altijd winnaar, er is altijd wel iemand die nog beter is, of toch af en toe. Spelen is een nutteloze bezigheid, een tijdverdrijf, een manier om je niet te vervelen, maar zonder echt te werken voor een resultaat. En dat is precies waarmee ik het blijkbaar zo moeilijk heb.

    Ik heb geen nutteloos tijdverdrijf vandoen, ik heb nauwelijks tijd genoeg om te doen wat moet gedaan worden, en om te doen wat ik wel graag doe, en dat is hoofdzakelijk nadenken en kennis vergaren door te lezen en opzoekingswerk te verrichten, en de resultaten daarvan te formuleren voor mezelf en eventueel voor anderen. Dat is precies wat ik hier gedaan heb.

    Het leven is geen spel, daarvoor ‘staat er te veel op het spel’. We horen niet met elkaar om te gaan als winnaars en verliezers, als tegenstanders, als rivalen. We hebben elkaar nodig om samen, verschillend maar als gelijken, individueel en collectief op de best mogelijke manier te leven en te overleven. Dat is althans in mijn aanvoelen een voltijdse bezigheid, onze tijd is te beperkt om die te verliezen in louter tijdverdrijf.

    Ik besef ten volle dat anderen daarover anders denken, en dat is hun goed recht. Ik heb alleen voor mezelf proberen uitmaken waarom ikzelf spontaan en oprecht echt niet van spelen houd.


    Categorie:levensbeschouwing
    19-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilig

    Is er dan niets meer heilig?

    Salman Rushdie schreef er, naar aanleiding van de zware commotie rond zijn Duivelsverzen, een essay over (Granta, 1990). Voor hem schreef Schiller al:

    Nichts heiliges ist mehr, es lösen
    Sich alle Bande frommer Scheu,
    Der Gute räumt den Platz dem Bösen,
    Und alle Laster walten frey.

    Misschien is het omdat vroeger zowat alles heilig was, dat er nu nog zo weinig heilig is. Men heeft het woord en het begrip verkwanseld door overmatig gebruik en misbruik. Want wat is heilig?

    Etymologisch heeft het te maken met ‘heel’, in de zin van volkomen, volmaakt. Wat volmaakt is, is bewonderenswaardig, boezemt ontzag en eerbied in. De Kerk heeft zich het woord aanmatigend toegeëigend, en zichzelf en al het hare heilig verklaard: haar God, het Heilig Geloof, onze Moeder de Heilige Kerk, de Heilige Vader, het Heilig Kruis, het Heilig Sacrament, de Heilige Geest, de Heilige Schrift, de heiligen &c. Door iets als heilig te bestempelen verleent men het een dwingend onaantastbaar karakter. Maar als men te veel heilig verklaart, verwatert allengs de unieke eigenschap van heiligheid, en weet op den duur niemand meer wat heilig betekent.

    Het christendom gebruikte de profane Latijnse vorm sanctus, met dezelfde betekenis als in het klassiek Latijn: geheiligd, gewijd (een altaar, een bron, een plek); heilig, onschendbaar, onverbrekelijk, onaantastbaar; eerbiedwaardig, verheven; onschuldig, onberispelijk, gewetensvol; vroom. Het adjectief is het verleden deelwoord van het werkwoord sancio, met dezelfde betekenis: heiligen, wijden, onschendbaar maken, bekrachtigen; maar ook sanctioneren, straffen, op straffe verbieden.

    Wat oorspronkelijk een louter profane betekenis had, namelijk iets omwille van zijn eigenschappen als ontzagwekkend en eerbiedwaardig erkennen, werd in de godsdienst een systeem om door iets heilig te noemen, het — ook ritueel — te wijden, louter en alleen daardoor ontzag en eerbied af te dwingen voor iets dat uit zichzelf niet algemeen als dusdanig beschouwd wordt, terwijl voor de Joden enkel God heilig was (qadowos, Jes. 6:3, geciteerd in het Sanctus van de mis-tekst). De Kerk (let op de hoofdletter) was in feite niet meer dan een organisatie van mensen; door zichzelf heilig te noemen, verplichtte zij iedereen om haar met eerbied te benaderen en te behandelen, als was ze goddelijk. Alles wat met de godsdienst en haar rituelen te maken had, werd gewijd, en dus heilig voor alle gelovigen. En niet alleen voor hen, maar voor iedereen: als on- of andersgelovigen zich vergrepen aan een van de heilige symbolen, laat staan aan de Kerk zelf, was dat evengoed of nog meer heiligschennis, en moest dat gesanctioneerd worden, heel zwaar bestraft, totterdood. Zo werd een stukje brood door zijn wijding of consecratie heilig, onaantastbaar voor gewone gelovigen. Wie een hostie ontwijdde, maakte zich schuldig aan heiligschennis, het zwaarst mogelijke misdrijf. Dat werd herhaaldelijk en volkomen onterecht toegeschreven aan de joden, als een onderdeel van hun blijvende discreditering en vervolging.

    Wanneer men zich als ongelovige afvraagt wat in het christendom bedoeld wordt met ‘heilig’, blijft er ten langen leste niets anders over dan: wat door de Kerk als zodanig gekenmerkt wordt. Het woord heeft geen specifieke godsdienstige betekenis naast de algemene, die van ‘eerbiedwaardig’. Maar door er de zwaarste sancties aan te verbinden, krijgt het woord ‘heilig’ een plaats in de christelijke moraal van goed en kwaad, van verdienste en bestraffing. Heilig betekent dan weer sanctus, iets waaraan zware straffen verbonden zijn bij schending, en dat is de overheersende betekenis in het christendom, waar overigens de beteugeling altijd belangrijker is dan de bevrijding. Heilig is dan niet meer zozeer wat uit zichzelf ontzagwekkend is, maar wat met de term ‘heilig’ en de bijhorende sanctionering beschermd wordt tegen mogelijke schending, inzonderheid de Kerk zelf.

    Is er dan niets meer heilig? Dat is de retorische vraag die men soms nog hoort als er weer eens een heilig huisje gesloopt wordt, als er weer eens een norm vervaagt, een gevestigde macht sneuvelt, een waarde waardeloos wordt. Letterlijk genomen moeten we concluderen dat inderdaad niets meer heilig is, omdat niets ooit heilig was, althans niet in de kerkelijke betekenis. Niets is immers zo verheven dat het onaantastbaar, heilig is, behalve de mens zelf, en zelfs die enkel in principe, want in de praktijk is niets zo kwetsbaar als de mens, als individu of in groep, of in het algemeen, als mensheid. Seneca (Brieven aan Lucilius 95, 33) schreef, verontwaardigd over de toenmalige danig populaire ‘spelen’ van de gladiatoren: ‘Een mens, een wezen dat voor een ander mens iets heiligs moet zijn, wordt al bij wijze van spel en voor de grap gedood.’ Ook vandaag is overal ter wereld een mensenleven niet meer heilig. In La personne et le sacré schreef Simonne Weil kort voor haar dood: ‘Diep in het hart van ieder mens is er, van de wieg tot het graf, iets dat onomstotelijk verwacht dat men elke mens goed zal behandelen en geen kwaad zal doen. Dit is wat bovenal heilig is in de mens.’

    Wij bepalen zelf wat wij als heilig beschouwen, en dat is almaar minder en minder. Mensen zijn geen heiligen, zegt men nu, want de volmaaktheid is niet van deze wereld; een andere wereld dan deze is er evenwel niet. Dus is niets nog heilig, en zo hoort het. Niets is absoluut ‘heilig’, omdat wij zelf bepalen wat wij als min of meer heilig beschouwen, of zouden willen dat het heilig was, ook als het dat (nog) niet is.

    Zoals tal van andere woorden uit de christelijke godsdienst, zoals God, ziel, zonde, boete en vergeving, verlossing, genade, verrijzenis, hiernamaals, laatste oordeel, hemel, hel en vagevuur, is ook het woord en het begrip ‘heilig’ zo goed als verdwenen uit onze leefwereld, zonder veel erg, blijkbaar. Wat tweeduizend jaar lang heilig was, is het niet meer. Zo gaat het uiteindelijk met lege begrippen en ijdele woorden, als met kledij die men niet meer draagt: die gaan in de lappenmand. Nu er geen kerkelijk machtsapparaat meer is om heiligschennis zwaar te sanctioneren, blijkt het begrip ‘heilig’ zelf weg te eroderen, te atrofiëren. Dat bewijst dat het geen intrinsieke betekenis had, maar slechts een handige, of smerige truc was om al wat kerkelijk was te beschermen tegen alle belagers, door het een vermeende goddelijke status te verlenen. Nu ook die verzonnen God niet meer kan standhouden tegenover het gezond verstand en de rede, worden met de vele lege kerken ook de laatste heilige huisjes gesloten en gesloopt, of krijgen ze, na ontwijd te zijn, een profane in plaats van een ‘sacrale’ functie.

    We kunnen het betreuren dat in onze taal veel van wat ooit verheven, belangrijk, goed en schoon was onherroepelijk verdwijnt. Niets verplicht ons echter om als we de oude gewaden afgelegd hebben in ons blootje te staan, niets weerhoudt ons ervan om de oude woorden gepast te blijven gebruiken. Spinoza gebruikte spontaan het woord ‘God’ meer dan 350 keer in zijn Ethica en weigerde consequent om atheïst genoemd te worden; Einstein geloofde in Spinoza’s God, die niets anders is dan het universum, dat we zonder enige schroom gerust heilig mogen noemen. We kunnen nog steeds spreken van het heilig vuur, van een heilige plicht, of heilige verontwaardiging, zelfs van het doel dat de middelen heiligt, of dat iets ons heilig is. Zolang we weten wat we zeggen, en woorden niet ijdel gebruiken, of te kwader trouw, zijn we geloofwaardig. Terwijl niets meer heilig is, wordt alles dat voor de mens werkelijk van waarde is, en ook weerloos (Lucebert), werkelijk heilig voor wie het goed voorheeft met zichzelf en met de anderen.

     

     

     


    Categorie:God of geen god?
    13-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vijgenboom, of de wortels van het antisemitisme.

    De vijgenboom.

    Het is weer die tijd van het jaar: de vijgenbomen dragen vruchten. Bij mijn buren staat een vijgenboom aan de straat, ik heb die zien opgroeien van een onooglijk plantje tot de metershoge boom die hij nu is. Sinds enkele jaren krijg ik van die lieve buren af en toe wat vijgen, wat ik ten zeerste apprecieer, we eten ze graag bij ons ontbijt van vers fruit en ontbijtgranen. In mijn jeugd kenden we alleen de gekonfijte vijgen, ik had geen idee hoe een verse vijg eruitzag. Die buren zijn nu op vakantie, en ze hebben me verzekerd dat ik zelf vijgen mag plukken, wat ik deze namiddag nog gedaan heb.

    Er komt ook een vijgenboom voor in het Nieuwe Testament, bij Marcus 11, 12-14 en 20-24:

    12 Toen zij de volgende dag Betanië verlaten hadden, kreeg Hij honger.  13 Hij zag in de verte een vijgenboom in blad staan en ging kijken of Hij er misschien iets aan kon vinden; maar bij de boom gekomen vond Hij niets dan blaren; het was trouwens niet de tijd van de vijgen.  14 Daarom richtte Hij zich tot de boom en zei: “Niemand zal in eeuwigheid nog vruchten van je eten!” Zijn leerlingen hoorden dat. 

    20 ‘s Morgens kwamen zij langs de vijgenboom en zagen dat hij tot op de wortel verdord was.  21 Petrus dacht weer terug aan het gebeurde en zei: “Meester, kijk!” De vijgenboom die Gij vervloekt hebt, is verdord.”  22 Jezus antwoordde hun: “Hebt geloof in God.  23 Voorwaar, Ik zeg u: Als iemand tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in de zee, en als hij in zijn hart niet twijfelt, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, voor hem zal het werkelijkheid worden.  24 Daarom zeg Ik u: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen. 

    en Mattheüs 21, 18-22:

    18 ‘s Morgens vroeg, op de terugweg naar de stad, kreeg Hij honger.  19 Hij zag een vijgenboom langs de weg staan en ging ernaar toe, maar vond er niets dan bladeren aan. Daarop sprak Hij tot de boom: “In eeuwigheid zult gij geen vrucht meer dragen.” En op slag verdorde de vijgenboom.  20 Bij het zien daarvan vroegen de leerlingen verbaasd: “Hoe is die vijgenboom zo ineens verdord.”  21 Jezus gaf hun ten antwoord: “Voorwaar, Ik zeg u: Als gij maar geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat Ik met die vijgenboom gedaan heb, maar zelfs als ge tot deze berg zegt: Heft u op en stort u in zee, dan zal het gebeuren.  22 En al wat gij in vertrouwvol gebed zult vragen, zult gij verkrijgen.”

    Er is hier sprake van een mirakel: de vijgenboom sterft af, in het ene geval in de loop van de nacht, in het andere ogenblikkelijk, op het woord van Jezus. Dat is wat we volop te lezen krijgen in de Evangelies, en dergelijke mirakels worden als een overtuigend bewijs beschouwd van de almacht van Jezus, de Zoon van God en zelf ook God. Dat een boom afsterft is geen wonder, misschien zelfs niet dat die op vrij korte termijn verdort, maar van de ene dag op de andere, en tot in de wortel, of ogenblikkelijk, omdat Jezus het zegt? Dat is onmogelijk, en als het toch gebeurt is het een wonder, een mirakel dat Jezus verricht.

    We zien Jezus hier niet van zijn meest gunstige kant. De episode speelt zich af in de tijd van het Joodse Paasfeest, Pesach, de herdenking van de bevrijding uit de Egyptische slavernij, in de tweede helft van maart tot de eerste helft van april, in de joodse eerste maand van het jaar, nisan, die begint met de nieuwe maan, en Pesach komt 14 dagen later, bij volle maan. Rond die tijd zijn er nog geen vijgen. Dat had Jezus even goed moeten weten als elke andere Jood. Hij had zich dan ook de moeite kunnen besparen om te zoeken naar vijgen tussen het loof om zijn honger te stillen. En hij had evenmin redenen om de boom ter dood te veroordelen omdat hij geen vijgen droeg op dat ogenblik.

    Jezus legt zijn agressief gedrag uit aan de leerlingen: als je werkelijk in iets gelooft, is niets onmogelijk, ook niet voor zijn leerlingen. Vandaar de Bijbelse uitdrukking: geloof verzet bergen, die wij veeleer symbolisch interpreteren: wie werkelijk bevlogen is, kan veel bereiken, zelfs wat voor onmogelijk geacht wordt — zij het niet wat werkelijk onmogelijk is, zoals een boom doen afsterven met een gebod, of bergen verzetten.

    Het christendom heeft die korte passage, die niet voorkomt bij Lucas of Johannes, aangegrepen als een gelijkenis, een parabel, niet alleen als een illustratie van de goddelijke almacht van Jezus, en voor de kracht van het smeekgebed (waarover ik hier onlangs nog schreef), maar als een beeldspraak voor Israël, het Joodse volk, dat hier vergeleken wordt met de vijgenboom die wel fraaie bladeren vertoont, maar geen vruchten draagt voor Jezus, en door hem daarom vernietigd wordt. Zo ook wordt het Joodse volk door God vernietigd omdat het Jezus niet alleen niet aanvaard heeft, maar hem bovendien vermoord heeft. De val van Jeruzalem in het jaar 70 en de nederlaag van de Joden in hun verzet tegen Rome, en de diaspora, de verjaging van de Joden uit hun land werd algemeen gezien als een straf van God. Die interpretatie was al aanwezig in de eerste eeuwen van het christendom, en werd algemeen verkondigd tot ver in de twintigste eeuw, en is ook vandaag nog aanwezig bij gelovigen en priesters. Ze is kenmerkend voor het christelijke antisemitisme, dat door een auteur en historicus als Jules Isaac (1877-1963) in verscheidene indrukwekkende publicaties aangewezen en aangeklaagd werd. In L’enseignement du mépris (1962) wijdt hij een kort maar indrukwekkend hoofdstuk aan die passus en zijn nawerking. In zijn andere werken toont hij overtuigend aan dat er geen sprake is van een algemeen antisemitisme vóór het christendom, en dat het christendom zich wel degelijk van meet af aan bewust schuldig gemaakt heeft aan een rabiaat antisemitisme, ook al zijn er daarvoor geen Bijbelse of dogmatische gronden.

    In die zin moet het christendom, gezien zijn zo wijdverbreide en diepgaande invloed op onze beschaving, rechtstreeks verantwoordelijk geacht worden voor de talrijke vormen en gevallen van discriminatie en vervolging van de Joden, en voor het nog steeds bewust of onbewust aanwezige antisemitisme in de Westerse mentaliteit. Men mag zonder enige overdrijving stellen dat er zonder de katholieke Kerk geen antisemitisme zou geweest zijn zoals onze geschiedenis dat gekend heeft. Dat de Kerk daarvan lang na de holocaust eindelijk stilaan afstand is gaan nemen, althans in enkele officiële verklaringen, vooral mede door toedoen van personen zoals Jules Isaac, veeleer dan uit eigen berouwvol inzicht, is allicht op zich een verheugende vaststelling, maar het is onvoldoende om de afschuwelijke resultaten van een infame eeuwenlange officiële indoctrinatie ongedaan te maken, als dat ooit al mogelijk zal zijn. Het christelijke antisemitisme is wellicht niet de meest algemeen bekende misdaad van het christendom, en inzonderheid van de katholieke Kerk, maar door zijn historische omvang en onbegrijpelijke uitzonderlijke wreedheid is het als broeder- en oudermoord misschien wel de meest onchristelijke, en daardoor een van de meest onvergeeflijke.


    Categorie:samenleving
    01-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bidden

    Desine fata deum flecti sperare precando (Vergilius, Aeneis VI, 376)

    In de Brieven aan Lucilius heeft Seneca (-4 — 65) het in brief 77 over zelfdoding, en hij citeert bovenstaand — overigens uit de context gerukt — citaat van Vergilius: ‘Laat de hoop varen dat je door bidden de beschikkingen van de goden kunt veranderen.’ (vertaling Cornelis Verhoeven)

    Smeekbeden zijn misschien wel heel menselijk, maar volkomen inefficiënt om het verhoopte afgesmeekte doel te bereiken. Men heeft ooit de moeite gedaan, in Amerika vanzelfsprekend, om double blind te onderzoeken of bidden voor zieken helpt voor hun genezing, en de resultaten waren, niet verwonderlijk, overduidelijk: mensen voor wie gebeden werd, vertoonden geen andere verschijnselen dan mensen voor wie niet gebeden werd. Het is nog altijd mogelijk dat de mensen die baden voor de genezing van anderen daar zelf beter van werden, en daarnaast zo in hun omgang met de betrokken zieken een of andere gunstige invloed uitoefenden, maar dat is niet wat onderzocht werd, het ging om de rechtstreekse invloed van op afstand bidden van mensen op de gezondheid van andere mensen, en die is er dus niet. Bij uitbreiding kan hetzelfde gezegd worden van gebeden die zieken voor zichzelf doen.

    Hoe zou dat ook kunnen? Er is immers geen fysisch contact tussen de betrokkenen. En in het geval van gebeden voor het eigen welzijn is er geen aanwijsbaar verband tussen het bidden en het beoogde resultaat. Men moet er dus van uitgaan dat het op een of andere manier mogelijk is om het verloop van een ziekte te wijzigen door te bidden, dat wil zeggen woorden uit te spreken, stil te lezen, of gedachten te formuleren. Het gaat evenwel niet om bezweringen, waarbij die woorden zelf, al dan niet gehoord door de patiënt, een helend effect zouden hebben, maar om smeekbeden, gericht tot een hogere instantie, inzonderheid in het christendom tot God of Jezus zelf, of Maria of een van de vele heiligen als bemiddelaar. Wat men vraagt is niet meer of niet minder dan een mirakel, een goddelijke tussenkomst in het natuurlijke verloop, in het toeval, of zelfs in de natuurwetten.

    Vergilius (-70 — -19) stelt het in het citaat hierboven duidelijk: de goden laten zich niet vermurwen. Dat is vooral een manier van spreken. Het gaat er niet zozeer om dat er goden zijn die al dan niet willekeurig ingrijpen in het leven van de mensen en in de wereld in het algemeen, maar dat het geen zin heeft om daaraan iets te willen veranderen door het afsmeken van gunsten. Ofwel zijn de goden capricieus en dus onvoorspelbaar, ofwel volgen ze hun eigen noodzakelijke en onveranderlijke natuurwetten, maar in beide gevallen zijn ze letterlijk onverbiddelijk: smeekgebeden baten niet, al schaden ze (althans voor de beoogde begunstigden) niet.

    Dat heeft mensen nooit weerhouden om dat toch maar te doen. Het is heel menselijk om op onheil te reageren door te wensen dat het er niet was. Zelfs een verzuchting, het uitspreken van een al dan niet gegronde hoop, een al dan niet vervulbare wens kan al enig soelaas bieden. Maar het is niet redelijk om tegen alle beter weten in te verwachten dat het formuleren van een wens of een smeekbede gericht tot een bovennatuurlijk wezen enig praktisch resultaat zou hebben, enige invloed op de gebeurtenissen. Dat veronderstelt een godsbeeld dat vooral het christendom voorstaat, namelijk het bestaan van een volmaakt bovennatuurlijk wezen dat met de mens een wederzijdse persoonlijke relatie heeft. Een dergelijke veronderstelling wordt door de Kerk nuttig, ja zelfs noodzakelijk geacht voor het welzijn van de mens hier op aarde, maar vooral voor het immens veel belangrijkere eeuwige leven na de dood.

    In beide gevallen moet men evenwel vaststellen dat het niet alleen niet baat, maar bovendien zelfs schaadt. Door zich afhankelijk te maken van een bovennatuurlijk wezen, maar in feite van andere mensen, de kerkelijke hiërarchie en de gemeenschap van de gelovigen, geeft men de eigen autonomie en redelijkheid op, die ten minste een even goede en zelfs een betere garantie bieden op een menswaardig bestaan voor de hele mensheid. Het idee van een leven na de dood is een waanidee waarvoor geen enkel bewijs bestaat, en in de theologische vorm waarin het voorgesteld en opgelegd wordt, is het klaarblijkelijk noch een emotionele troost, noch een haalbaar of zelfs maar aannemelijk recept voor het individuele of het gezamenlijke leven van de mens. De heilseconomie van het christendom, met de erfzonde, de menswording en de verlossing, het doopsel en de andere sacramenten, de zonden en de vergeving daarvan, het vagevuur, de hel en de hemel, zijn zo abstruus en onaannemelijk dat geen redelijk mens die ernstig kan nemen als leefregel.

    Hoewel godsdienst nog steeds aanwezig is in onze samenleving, leven de meeste mensen nu veeleer in het besef dat de wereld noch chaotisch verloopt, noch willekeurig geleid door onvoorspelbare mythologische goden, noch door een volmaakte persoonlijke God, maar volgens universele natuurwetten, waarvan we de werking steeds beter begrijpen en tot ons eigen profijt proberen toe te passen. Zowel het individuele leven als de samenleving met nu al meer dan acht miljard mensen is anderzijds zo complex dat het grotendeels onvoorspelbaar blijft, en gelukkig maar.

    Hoe dan ook is het beter alle hoop te laten varen dat men door bidden de beschikking van de goden kan veranderen, Q.E.D.

     

     


    Categorie:God of geen god?
    18-08-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wereldverbeteraars

    Verbeter de wereld, begin bij jezelf.

    In het voorlaatste jaar van het secundair onderwijs, ik moet toen zestien of zeventien geweest zijn, kregen we als onderwerp voor een Nederlands opstel het gezegde ‘Verbeter de wereld, begin bij jezelf.’ Dat sprak me blijkbaar aan, want tijdens het weekend zette ik me aan het schrijven en het werd een tekst van vierentwintig velletjes van het verplichte huiswerkpapier van de school. Eerst in het klad, dan overschrijven, ik ben er twee dagen mee bezig geweest. Ik onderzocht, met mijn beperkte kennis van toen, eerst of anderen de wereld konden verbeteren, bijvoorbeeld liefdadige instellingen, of politieke partijen, of ideologieën, of godsdiensten en religieuze organisaties, telkens met voorbeelden die moesten aantonen dat die er niet in slaagden om de wereld werkelijk te verbeteren. Ten slotte kwam ik dan tot de conclusie die ook al in het gezegde vooropgesteld was, namelijk dat het enige dat je echt kan doen om de wereld te verbeteren erin bestaat dat je probeert zelf zo goed mogelijk te zijn.

    Wat we van jongs af aan meemaken en leren, blijft ons een heel leven lang bij. Dat is ook zo geweest voor de gedachte die ik toen zo uitvoerig uitwerkte, tot bewonderende verbazing van mijn leerkrachten — een opstel van die omvang hadden ze nog niet te lezen gekregen. Dat vroege inzicht heb ik een leven lang behouden, en het heeft me altijd voor ogen gestaan bij het vormen van mijn oordeel en het nemen van beslissingen. Het is mijn diepste overtuiging dat men het best gediend wordt door de eigen inspanningen, en dat de vooruitgang in de wereld toe te schrijven is aan wat men doet voor zichzelf, uit welbegrepen eigenbelang.

    Vanzelfsprekend moet men daarbij rekening houden met het basisgegeven dat wij niet alleen zijn op de wereld: no man is an island. We hebben elkaar nodig. Het is dus van groot belang dat we in goede verstandhouding leven met de anderen, niet uit onbaatzuchtige naastenliefde zoals bijvoorbeeld het christendom voorhoudt, maar vanuit ons fundamenteel eigenbelang.

    Hoe meer we werken aan onze eigen lotsverbetering, aan het ontplooien van onze eigen mogelijkheden, aan het verdiepen van onze inzichten en onze morele principes, des te meer worden we betere mensen, niet alleen voor onszelf, maar ook voor de anderen. Niets is nuttiger voor een mens dan een andere mens, zegt Spinoza, maar hij voegt eraan toe: een andere mens die geleid wordt door de rede. Daarin bestaat inderdaad de beste verbetering van onszelf, namelijk dat wij ons steeds meer en beter laten leiden door de rede, door zelf na te denken en door na te denken over wat anderen denken.

    Een van de concrete gevolgen van die leidraad die ik me al zo vroeg eigen maakte, is dat ik bijzonder argwanend stond en nog steeds sta tegenover allerlei vormen van moreel opgelegd altruïsme en naïeve liefdadigheid, die vooral maar niet uitsluitend gepredikt worden door het christendom. Niet alleen is het verre van evident dat de beoogde doelstellingen gehaald worden, het is bovendien overduidelijk dat er vaak ontstellende negatieve neveneffecten zijn. Maar het probleem zit veel dieper: men vertrekt namelijk van de verkeerde ingesteldheid, namelijk dat de lotsverbetering afhankelijk kan zijn van anderen, en niet van de persoon zelf.

    Dat betekent dat ik me altijd grote vragen gesteld heb bij de zogenaamde ontwikkelingshulp, de financiële steun van ‘rijke’ landen aan ‘arme’, zowel onder de vorm van rechtstreekse overdracht van geld als via de inzet van betaalde ontwikkelingswerkers. Dat geld lijkt zelden goed terecht te komen of goed besteed te worden, en de resultaten van het ontwikkelingswerk zijn veel minder dan spectaculair, zeker op langere termijn. De concrete en directe oorzaken daarvan zijn ongetwijfeld complex, maar de onderliggende redenen zijn steeds dezelfde, namelijk dat men mensen niet zelf verantwoordelijk stelt voor hun eigen lot, en dat men hen materieel en mentaal afhankelijk maakt van de geboden hulp.

    Een goed, maar schrijnend voorbeeld daarvan is ‘het Palestijnse volk’. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoeveel geld en andere middelen daaraan al besteed is sinds het einde van de Tweede wereldoorlog, en hoe weinig goeds dat opgeleverd heeft. Vooral in Gaza is de bevolking op alle gebied volledig afhankelijk gemaakt van buitenlandse steun, maar desondanks, of juist daardoor, in diepe ellende gedompeld. Wanneer men kan teren op wat men gratis krijgt, verdwijnt elke natuurlijke drijfveer om door eigen inspanningen te overleven en het eigen lot en dat van de naasten te verbeteren. Niets is meer vernederend en mensonterend dan mensen afhankelijk te maken van anderen. Dankbaarheid is een diepmenselijk gevoel, maar mensen herleiden tot onderworpen dankbaarheid is een van de ergste zaken die men hun kan aandoen.

    Moet men dan de ogen sluiten voor al de ellende in de wereld? Natuurlijk niet. Maar de inspanningen die we leveren om ze te lenigen moeten erop gericht zijn ze structureel op te lossen, niet om ze in stand te houden door ze permanent te blijven subsidiëren. En zeker een deel van de ellende zal blijven bestaan, omdat ze door de betrokkenen ter plaatste zelf veroorzaakt en in stand gehouden wordt, ondanks alle hulp en zelfs militaire interventies van de VN, bijvoorbeeld. Als mensen zelf niet beter willen of kunnen, zijn alle bemoeienissen van buiten uit nutteloos, en zelfs schadelijk voor alle betrokkenen. Die endemische ellende oplossen is geen verplichting voor de rest van de mensheid, zelfs indien die daartoe in staat zou zijn, wat manifest niet het geval is.

    Ik heb het dan ook altijd moeilijk als men mij komt vragen om een financiële bijdrage te leveren voor een of ander goed doel. Meestal is het zeer onduidelijk of het geld wel bij de mensen zelf terecht komt, er blijft altijd veel, soms heel veel aan de vingers plakken van de beheerders. De efficiëntie van de geboden hulp is altijd ten minste twijfelachtig. Daarnaast nemen fondsenwervers bijna altijd een of ander ideologisch of politiek standpunt in waarmee ik het geenszins eens kan zijn. Zo is 11.11.11 uitgegroeid tot een ‘koepel van internationale solidariteit’ met zeer uitgesproken politieke standpunten, bijvoorbeeld over de Palestijnse kwestie, tegen Israël.

    Ik ben al verscheidene keren op zoek gegaan naar een organisatie die ik zou kunnen steunen zonder mijn principes geweld aan te doen, maar telkens stuitte ik op belangrijke elementen die me ervan weerhielden een bijdrage te leveren. Men zou dan kunnen zeggen: steun dan mensen die je persoonlijk kent, in de derde of de vierde wereld. Maar ook dat is niet evident. Zo heb ik van vrij nabij een geval gekend van iemand van bij ons die rechtstreeks financiële hulp bood aan een gezin in centraal Afrika. Aanvankelijk was alles rozengeur en maneschijn, bij manier van spreken, maar algauw bleken er zaken te zijn die niet helemaal klopten of waarmee de weldoeners niet akkoord gingen, en daarover hun zeg wilden hebben en bepaalde voorwaarden wilden stellen voor hun hulp, wat natuurlijk op terecht verzet stuitte van de mensen die ze steunden. Voor mij was dat een zoveelste bewijs dat liefdadigheid nooit een oplossing is. Wie van liefdadigheid leeft, is niet vrij, en is allerminst geneigd om voor zichzelf in te staan. Overigens is liefdadigheid nooit in staat om alle ellende op te lossen en dus noodzakelijkerwijs onterecht selectief, en is het niet zelden slechts een bedenkelijk middel om oprechte of aangeprate schuldgevoelens te proberen te sussen.

    De boodschap aan alle would-be wereldverbeteraars en aan alle mensen die getroffen worden door het leed in de wereld is althans in mijn ogen deze: als je de wereld wil verbeteren, begin met jezelf. Probeer zelf de beste persoon te zijn die je kan zijn. Als we dat met zijn allen ernstig proberen, kan het niet anders dan dat de hele wereld daardoor beter zal worden.


    Categorie:samenleving
    09-08-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Galilei

    Galilei

    Bij het rommelen in mijn bibliotheek viel mijn oog op een boekje dat ik me ooit tweedehands aangeschaft heb, De zaak Galilei en wij, Uitgeverij Patmos – Antwerpen 1959, in de reeks ‘De christen in de tijd’, geleid door de Jezuïeten. Het is een vertaling van Der Fall Galilei und Wir van Friedrich Dessauer. De benadering is geheel vanuit christelijk perspectief, maar zoals het Jezuïeten betaamt opvallend objectief, waardoor het nog steeds zeer leesbaar is. De betekenis van Galilei en zijn werk wordt uitvoerig lovend toegelicht, maar zoals men kan verwachten wordt ook begrip gevraagd voor de toenmalige reacties van de Kerk, en probeert men toch nog enige opening te laten voor iets dat de zuivere natuurwetenschap overtreft.

    Precies op dat punt blijkt de argumentatie zich op glad en dun ijs te begeven. Dessauer (1881-1963) was een opmerkelijke figuur als wetenschapper, ondernemer en politieke figuur, een tegenstander en slachtoffer van het nazisme. Hij was ook een praktiserende katholiek (met een Joodse grootouder), die zich inzette voor een beter begrip van de wetenschap en de techniek onder de christenen en bij de Kerk. Hij bepleit hier weliswaar een volledige autonomie voor de wetenschap, maar wijst toch op de ‘grenzen’ van de natuurwetenschap. Dat blijkt dan hoofdzakelijk neer te komen op het feit dat er voor de elementaire natuurkrachten, de zwaartekracht, de elektromagnetische kracht, de sterke en de zwakke kernkracht, geen ‘verklaring’ is. Men kan die krachten wel nauwkeurig, zelfs uiterst nauwkeurig beschrijven, maar men kan ze niet verklaren op grond van nog meer elementaire interacties van de materie. Massa’s oefenen een invloed uit op elkaar, of men dat nu zwaartekracht, aantrekkingskracht of buiging van de ruimte-tijd noemt. Dat is een vaststelling, zonder verdere verklaring, zoals ook het bestaan van materie/energie een vaststelling is. Dessauer voelt dat aan als een grens waarop het menselijke kennen stuit, en meent dat men daar ‘de mantel van God aanraakt’.

    Dat is mooi gezegd, maar het is onzin. Het is niet omdat men geen verklaring heeft voor een verschijnsel dat men moet veronderstellen dat er toch een achter- of onderliggende oorzaak of entiteit moet zijn, die men dan God kan noemen. Vooreerst is alle wetenschap voorlopig: wij hebben nog geen verklaring voor de elementaire natuurkrachten, maar dat is vroeger ook het geval geweest voor ontelbare andere verschijnselen, die nadien een perfect plausibele en zelfs sluitende verklaring gekregen hebben, zoals de afwijkende banen van de planeten in het Ptolemeïsche stelsel, wat een eenvoudige verklaring kreeg door Copernicus; of de diversiteit van de soorten, die door Darwins evolutieleer verklaard wordt. Maar ten gronde volstaat de vaststelling dat er elementaire krachten zijn van de materie en energie, er is met andere woorden geen nood aan een verdere reductie om het bestaan van die krachten te verantwoorden of te bewijzen. Elke veronderstelling van een achterliggende waarheid is in tegenspraak met het begrip van elementaire kracht zelf: als er een andere oorzaak is, is het geen elementaire kracht. Een voor de mens fundamenteel onkenbare verder verwijderde kracht is nutteloze onzin, dat idee brengt niets bij aan ons inzicht, en is integendeel oorzaak van veel onbegrip en verwarring, en aldus van veel ellende, zoals de geschiedenis ten overvloede heeft aangetoond. De elementaire krachten zijn niet, zoals in dit boekje wordt ‘gesuggereerd’, krachten die vanuit het ongewisse, dus bovennatuurlijk, inwerken op de materie, neen, het zijn de krachten van de natuur, van de materie en de energie zelf.

    Daar scheiden de wegen, toen, ten tijde van Galilei (1564-1642), en nu nog altijd. Het is onbegrijpelijk dat de Kerk toen vasthield aan dogma’s die zelfs voor het geloof zelf compleet nutteloos en dus overbodig zijn, en op grond daarvan een wetenschap verwierp die toen al onweerlegbaar was, en die in de navolgende eeuwen niet alleen onweerlegbaar gebleven is, maar de basis geweest is voor de onvoorstelbare veranderingen die zich sindsdien hebben voorgedaan in de wereld. Waarom onverzettelijk blijven vasthouden aan de almachtige willekeur van God, veeleer dan de evidentie te aanvaarden van de onveranderlijkheid van natuurwetten, die niet eens afbreuk hoeft te doen aan een welbegrepen goddelijke almacht: als God veranderlijke, dus voor verbetering vatbare natuurwetten zou gemaakt hebben, zou hij onvolmaakt geweest zijn, en dus ook niet echt almachtig. God wordt niet gedwongen door de natuurwetten, zoals men Galilei verweet, men moet enkel aannemen dat hij ze volmaakt geschapen heeft.

    Men zou kunnen veronderstellen dat het allemaal te doen was om de onaantastbaarheid van de Schrift, waarin zogenaamd zaken staan die niet met de wetenschap te verzoenen zijn. Dat wordt echter tegengesproken door het feit dat talloze gelovigen en zelfs kerkelijke figuren en instanties altijd al gepleit hebben voor een niet-letterlijke lezing van dergelijke teksten. Of men zou kunnen veronderstellen dat het gaat om de erkenning van mirakels, die als het bewijs gelden van het bestaan van God en van de kracht van het geloof (dat immers bergen verzet): als God gebonden is door onveranderlijke natuurwetten kan hij daarvan niet afwijken en dus ook geen mirakels verrichten. Ook dat is een nodeloze redenering. Niet alleen heeft er nauwelijks iemand ooit echt in dergelijke mirakels geloofd, en hebben die nooit echt als overtuigend bewijs gegolden, maar de meeste zogenaamde mirakels hebben wetenschappelijk gezien een perfect aanvaardbare uitleg.

    De fundamentele breuk die zich heeft voorgedaan in het geval-Galilei, maar die veel dieper gaat dan dat geval alleen, moet dus andere redenen hebben. De tegenspelers van Galilei kenden hem persoonlijk en steunden hem onvoorwaardelijk, tot op het ogenblik dat zij de hoogste kerkelijke macht in handen namen, zoals paus Urbanus VIII. Het ging en gaat dus niet om de waarheid, maar om de macht, de wereldse macht van de Kerk, die bedreigd werd en wordt door de intellectuele arbeid van individuen zoals Copernicus, Galilei en talloze anderen, die zich wel om de waarheid bekommerden, en die terecht onverenigbaar achtten, zowel met de op loze veronderstellingen en bedenkelijke geschriften gebaseerde leer van de Kerk als met haar dictatoriale macht, zowel in materiële als in intellectuele aangelegenheden. Urbanus VIII bestreed niet alleen rabiaat de nieuwe wetenschap, maar ook het protestantisme, en breidde gedurende zijn 21-jarig bewind de pauselijke staten gewapenderhand uit. Al zijn activiteiten hebben desastreuze gevolgen gehad, niet alleen voor zijn tegenstanders, maar vooral voor de Kerk zelf, die de breuk met het protestantisme, noch die met de wetenschap en het vrije onderzoek en denken heeft kunnen of willen herstellen.

    Geloof in God en wetenschap hoeven niet onverenigbaar te zijn, en in de praktijk is dat voor talloze mensen ook geen probleem. Alles hangt af van wat men onder geloof in God verstaat: Einstein geloofde in Spinoza’s God, en Spinoza zelf weerlegde elke beschuldiging van atheïsme, maar zijn God was veel groter dan die van de Kerken: Deus sive Natura. Voor hem is er enkel de natuur, het universum, en voor dat hoogste zijnde, namelijk al wat is, gebruikt hij terecht het hoogste woord dat mensen altijd gebruikt hebben voor wat zij als het hoogste wezen aanzagen: God.

    Geloof in God en lidmaatschap van een Kerk, bijvoorbeeld de Rooms-katholieke, zijn twee verschillende zaken. Niet iedereen die in God gelooft, is katholiek of zelfs kerkelijk. Voor rationeel denkende mensen is het echter bijna onmogelijk om zich zonder mentaal voorbehoud, dat wil zeggen oprecht, eerlijk en volledig te bekennen tot bijvoorbeeld het christendom, de islam of het jodendom, omdat die drie godsdiensten niet alleen geloof veronderstellen in het bovennatuurlijke, maar tevens de autonomie van de wetenschap en het vrije denken betwisten en bestrijden. Voor mij persoonlijk is dat onbegrijpelijk: ik zie werkelijk niet in wat die godsdiensten te winnen hebben met het geloof in het bovennatuurlijke, zelfs niet om hun huidige machtspositie te behouden. Mijns inziens hebben ze integendeel alles te winnen, en is het zelfs hun enige overlevingskans, als zij zich de verworvenheden van het menselijke genie eigen maken. Ik kan me evenwel niet voorstellen dat zij eerlang zullen verkondigen dat de natuurwetten onveranderlijk zijn en dat mirakels dus onmogelijk zijn, dat er geen hiernamaals is, dat hun God niet bestaat, en dat zij het voorbeeld van Franciscus (1181/2 – 1226) zullen volgen en al hun bezittingen zullen weg- of teruggeven aan de mensen.


    Categorie:God of geen god?
    30-07-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.900 jaar Abdij van Vlierbeek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Anna & Katharina Smeyers, Moerasduivels & monniken. Wonderlijke verhalen over Vlierbeek, Leuven: Uitgeverij P, 2025, ISBN 978-94-64757-78-1, 104 blz., € 22,95 hardcover, geïllustreerd.

    Dit is al het vijfde jeugdboek van Katharina Smeyers, hier bijgestaan door haar artistiek al even begaafde nicht Anna. Men zou het een gelegenheidsboek kunnen noemen, namelijk bij de viering van 900 jaar Abdij van Vlierbeek, en in dat opzicht is het alleszins al een geslaagd initiatief. Een perfect cadeauboek voor jezelf of voor een bijzondere jongere in je familie- of kennissenkring, succes verzekerd!

    Enigszins in tegenstelling met haar voorgaande boek, het werkelijk buitengewone ‘Ezelsoren en wolfstanden’, is dit een combinatie van fact & fiction. De geschiedenis van de bekende abdij van Vlierbeek bij Leuven wordt gebracht in dertien aaneensluitende sprookjesachtige vertellingen over de fictieve buren van de abdij, de moerasduiveltjes, die getuigen zijn van het wel en wee van de abdij en haar bewoners, afgewisseld met talrijke interessante chronologisch geordende ‘weetjes’ over deze abdij, en over abdijen in het algemeen, die ook voor kinderen heel toegankelijk zijn. De illustraties zijn enerzijds leuke originele kleurtekeningen bij het sprookje, anderzijds foto’s, gravures en ander beeldmateriaal, alles zeer goed gekozen en van hoge grafische en informatieve kwaliteit.

    Het vorige boek, een geschiedenis van het boek (800-1500) kon je als volwassene zonder enig mentaal voorbehoud perfect lezen en smaken. Dat is anders voor deze ‘Moerasduivels’. Het sprookje is duidelijk speciaal geschreven voor kinderen en jongeren, en althans deze volwassene van bijna tachtig slaagde er net niet in om het te lezen alsof hij weer kind — of alreeds kinds — was. Ik las het dan maar literatuurkritisch, op zoek naar de bedoeling, naar onderliggende boodschappen, naar analogieën, metaforen en andere beeldspraak, kortom alles wat kinderen verondersteld worden juist niet bewust te doen. Er zijn zeker verscheidene lagen in het sprookje; de auteurs zijn immers volwassenen, en hun scheppende verbeelding volgt bewust of onbewust wegen en paden gegrepen uit de werkelijkheid. Het is mij echter niet gelukt om veel verheldering te vinden op die dwaalwegen, waarschijnlijk wegens een gebrek aan ‘lampjes op mijn hoorntopjes’ zoals de moerasduiveltjes. Ik ben trouwens geen aanhanger van dat soort van psychoanalyses, die meestal meer stukmaken dan bijbrengen. Het wereldje van de moerasduivels is weliswaar op vele punten een guitige herkenbare parallelle wereld met de onze, maar het blijft een sprookjeswereld, vrij geboren uit de verbeelding, geschreven om de verbeelding van kinderen aan te spreken, vooral om hen te stimuleren en te amuseren veeleer dan hen te beleren, hoewel er zelfs in het meest imaginaire toch altijd iets waardevols van het reële meegegeven wordt.

    Het boek wordt afgesloten met een wetenschappelijk nauwgezette lijst van de herkomst van de afbeeldingen, maar dan volgt nog een aangename verrassing voor ‘jonge en iets minder jonge creatievelingen!’ Dat is dan een uitvoerige handleiding voor het maken van een bladwijzer, voor het zelf maken van papier uit oud papier, voor vlechtwerk met takken, en voor handgemaakte lindebloesemzeepjes, alles heel duidelijk omschreven en met passende foto’s en tekeningen verlucht. Niet alleen een (voor)leesboek, dus, maar ook een doe-boek.

    Kan een boek over monniken en de geschiedenis van een abdij ook ongelovigen boeien? Dit boek zeker wel. Het is niet specifiek geschreven voor een christelijk publiek, en religieuze begrippen en gebruiken worden bijna altijd kort en zakelijk geduid, zodat ze voor iedereen verstaanbaar zijn; misschien op een uitzondering na: hoe leg je aan kinderen van vandaag of aan ongelovigen uit wat ‘bidden voor iemands zielenheil’ is? Als atheïst wens ik de auteurs te feliciteren omdat zij erin geslaagd zijn om een boek over monniken, een abdij en een levende parochie te brengen zonder storend dogmatisme of triomfalistische eigenwaan. Het christendom is gedurende vele eeuwen een historische realiteit geweest in onze streken, en dat is de betrouwbare onderliggende grond waarop het boek gebouwd is. Honni soit qui mal y pense. De moerasduiveltjes zijn overigens opvallend heidense tegenspelers van de vrome monniken.

    De abdij van Vlierbeek staat hier model voor de lange en complexe geschiedenis van de vele abdijen in de Lage Landen en heel West-Europa, en we krijgen zowel in het sprookje als in de historische toelichtingen waardevolle aanzetten voor een verdere duiding van dat merkwaardige kerkelijke maar ook maatschappelijke verschijnsel uit onze beschavingsgeschiedenis. Het kloosterleven was gedurende lange tijd het hoogste ideaal van een christelijk leven. Net zoals de kerken en kathedralen waren de abdijen naast religieuze evenwel ook onvermijdelijk wereldse instellingen, die in pracht en praal en macht voor de adellijke en burgerlijke helemaal niet moesten onderdoen, en die niet zelden een centrale en cruciale rol speelden in het behoud en de verspreiding van de cultuur en de beschaving. Het verhaal van de abdij van Vlierbeek weerspiegelt de algemene vaak tumultueuze verhoudingen tussen de kerkelijke en wereldlijke overheden, die nu eens natuurlijke ideologische en maatschappelijke bondgenoten waren, dan weer gewelddadige rivalen in een bittere strijd om macht en rijkdom. Heden ten dage zoekt deze abdij zoals talloze andere kerken, kloosters en abdijen naar nieuwe vormen van gemeenschapsdienst en -vorming, en lijkt beter dan sommige anderen erin te slagen mensen aan te trekken tot dat erfgoed, zij het dan niet als kloosterlingen, maar als autonome medeburgers.

    Me dunkt dat kinderen en jongeren van dit heerlijke boek zullen genieten. Het is prachtig uitgegeven, royaal en artistiek hoogstaand geïllustreerd, voorbeeldig geschreven, gedreven door een gezonde verbeelding, historisch en heemkundig relevant, wat wil je nog meer?


    Categorie:historisch
    22-07-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bewapeningswedloop

    Si vis pacem… Over vrede, zelfverdediging en defensie-uitgaven.

    Sinds enige tijd krijgen we voortdurend te horen dat we niet meer in vredestijd leven, dat de oorlog nabij is, dat de oorlogsdreiging reëel is, en dat we ons erop moeten voorbereiden door onze bewapening te verbeteren en dus de uitgaven voor ‘defensie’ drastisch te verhogen. Dat leidt soms tot merkwaardige redeneringen en uitspraken. Onlangs legde de stafchef van het Belgische leger uit dat de recente enorme investeringen in bewapening van Rusland er wel moeten toe leiden dat die wapens na het conflict in Oekraïne ongetwijfeld ook ingezet zullen worden in andere landen, meer bepaald tegen die van de NAVO. Waarschijnlijk bedoelde hij het niet zo, en ging hij er veeleer van uit dat Poetin imperialistische ambities heeft, maar ongewild legde hij de vinger op de wonde: het bezit van wapens is op zichzelf de oorzaak van gewapende conflicten. Wapens zijn er om gebruikt te worden, en voor dat gebruik is een reden nooit ver te zoeken. Als er ergens een conflict is, van welke aard dan ook, en een of meer betrokken partijen beschikken over wapens, dan is de kans evident groter dat het tot een gewapend conflict komt dan wanneer ze niet over wapens beschikken, en zijn de gevolgen van het gewapend conflict evident groter naarmate ze over meer en krachtiger wapens beschikken.

    De NATO-landen hebben nu beslist dat ze hun uitgaven voor wapens zullen verhogen tot 3,5 of zelfs 5 % van hun BNP. Er zullen dus veel meer, veel krachtigere en efficiëntere wapens zijn. Volgens de redenering van de stafchef zelf wordt de kans dat ze ook gebruikt worden daardoor evenredig groter. En dat leert ons ook de geschiedenis, maar dat wordt vandaag handig vergeten, net zoals men ook vergeet wat de verschrikkingen van de oorlog zijn, hoewel we elke dag afschuwelijke beelden te zien krijgen van oorlogen die nu gebeuren. Men zou verwachten dat men dan alles zou doen om gewapende conflicten te vermijden, en in de eerste plaats het wapenarsenaal te verkleinen, zodat de kans op wapengeweld en de omvang en intensiteit van het lijden daardoor drastisch kleiner zouden worden, maar het tegendeel is het geval. Zowat iedereen zegt nu zonder enige scrupule dat we ons moeten voorbereiden op oorlog, en dat zo de vrede het best gediend wordt. Vrede wordt rechtstreeks afhankelijk gemaakt van onze mogelijkheden om ons te verdedigen tegen mogelijke vijanden, en zelfs om hun agressie te voorkomen door hen als eersten aan te vallen, de bekende theorie van de preemptive strike, de preventieve aanval, die ook door een Belgische legerchef onomwonden verdedigd werd.

    Terloops wil ik nog een bedenking formuleren over die percentsgewijze verhoging van de militaire uitgaven door de NATO-landen. Landen met een hoog BNP zullen dus evenredig meer uitgeven aan hun eigen verdediging, ongeacht hun bevolkingsaantal of hun oppervlakte. Het gaat dus niet om een bijdrage aan een gezamenlijk budget, waarbij de rijken mee betalen voor de armen, want de NATO heeft geen eigen leger, er zijn alleen maar nationale legers. Kleine maar rijke landen als België en Nederland moeten dus veel grotere bedragen uitgeven aan hun verdediging dan andere landen, alsof de kosten voor de verdediging van een land afhankelijk zijn van zijn BNP, en alsof alle NATO-landen beter beveiligd zijn als rijke landen meer uitgeven, alsof zeg maar Noord-Macedonië veiliger zou zijn omdat België een groter deel van zijn BNP uitgeeft aan zijn eigen bewapening. Trump is blijkbaar de enige die dat inziet, want hij stelt terecht dat Amerika als enig NATO-land het budget voor bewapening niet percentsgewijze moet verhogen omdat het in reële cijfers al (veel) meer dan genoeg doet. Merk op dat de militaire uitgaven van de NATO-landen 1,5 biljoen $ belopen, of 1.500 miljard, die van Rusland 75 miljard. Is het aannemelijk dat Rusland zich daardoor bedreigd voelt? Is het wel aannemelijk dat de NATO zich bedreigd moet voelen?

    Wettige zelfverdediging tegen een vermoede of vermeende aanvaller of vijand is van oudsher de reden die men inroept voor de rechtvaardige, of beter de gerechtvaardigde oorlog. Dat was al zo voor Duitsland in de Tweede wereldoorlog; Hitler ging zelfs zover de uitroeiing van de Joden te verantwoorden doordat zij de wereld in een oorlog stortten, en beschuldigde Polen ervan Duitsland eerst aangevallen te hebben. Amerika viel Cuba, Vietnam, Laos, Cambodia, Afghanistan, Iran aan uit zelfverdediging. Rusland valt Oekraïne aan ter verdediging van de Russische bevolking van de Donbas. Israël handelt uit zelfverdediging in Gaza, in Irak, in Libanon, in Syrië. Amerika handelde recentelijk uit zelfverdediging in Irak en Yemen, heeft overal troepen en legerbases, en levert aan de hele wereld wapens, allicht ook uit zelfverdediging

    De dag van vandaag is het ook bij ons bon-ton om defensie, bewapening en het leger te verheerlijken, en de uitgaven daarvoor spectaculair te doen toenemen, ondanks een even spectaculair begrotingstekort en grote bezuinigingen op zowat alle andere domeinen, steeds ‘om de vrede te bewaken’ en ons te verdedigen tegen mogelijke aanvallen. Personen die daarvoor pleiten zijn te kwader trouw, gewetenloos, kortzichtig, onwetend, misleid of moreel corrupt. Wie zich daartegen niet verzet, maakt zich mede schuldig aan het onheil dat daaruit onvermijdelijk moet voortvloeien.

    Uit gesprekken met mensen uit mijn omgeving weet ik dat ik ongeveer alleen sta met mijn pacifistische opvattingen en met mijn waarschuwing tegen de huidige wapenwedloop. Dat is voor mij een reden te meer om althans mijn stem hier te verheffen, ook al zal dat zonder gevolg blijven. Ik kan alleen maar hopen dat mensen zich toch gaan bezinnen, voor het te laat is, maar het ziet er niet goed uit, precies door die wapenopbouw. Ik ben geboren in januari 1946, kort na het einde van een wereldoorlog; ik hoop, zowel voor mezelf als voor al mijn medemensen, dat ik het begin van de volgende niet zal moeten meemaken.


    Categorie:samenleving
    15-07-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Frans spreken gelijk een koe Latijn

    Onvindbaar en onbegrijpelijk.

    Bij de merkwaardige Franse uitgeverij Coda verscheen in 2004 van Paul Henri Thiry, Baron d’Holbach Oeuvres philosophiques 1773-1790, 842 pp., met daarin zijn Système social (pp. 5-314), La morale universelle (pp. 315-786) en Catéchisme de la nature (pp. 787-842). De teksten zijn gebaseerd op de originele uitgaven uit de 18de eeuw, de Franse spelling en de interpunctie zijn gemoderniseerd door Jean-Pierre Jackson. ‘De editor houdt eraan de Heer Frédéric Gayet te danken voor zijn hulp verleend aan de vertaling van de Latijnse citaten.’

    Bij die laatste vermelding valt toch wel een en ander op te merken. Enerzijds is het een vaststaand feit dat wanneer er een Latijns citaat voorkomt in een tekst, daarin altijd typefouten staan, een regel die hier ruime bevestiging krijgt. Ik keek enkele gevallen na in de voorbeeldige website Tout d’Holbach: https://artflsrv04.uchicago.edu/philologic4.7/tout-d-holbach/ en daar staan die fouten niet, dus meer dan waarschijnlijk ook niet in de originele teksten. Anderzijds zijn de vertalingen waarvoor Gayet, professor aan de universiteit van de Côte d’Azur, geholpen heeft bijna steeds onjuist. Ik geef enkele voorbeelden.

    Blz. 143, voetnoot 1 (het volgnummer van de voetnoten is enkel met een loep leesbaar):

    ‘’Ea demum tuta [ontbreekt : est] potentia qua viribus suis modum imponit.’ Salluste. [‘Ce pouvoir prudent (circonspect) précisément, par lequel il impose la juste mesure à ses hommes.’]

    Ik kon het citaat niet vinden bij Sallustius, maar wel bij Valerius Maximus, de Romeinse auteur uit de eerste eeuw van een verzameling van historische anekdoten, Factorum et dictorum memorabilium libri IX, in de middeleeuwen een van de vaakst gekopieerde klassieke Latijnse prozateksten.

    Het probleem zit in viribus. Dat is in tegenstelling met wat de vertaler denkt geen vorm van vir, man, maar van vis, kracht. Het datief meervoud van vir is viris. Een elementaire fout, een latinist onwaardig. De vertaling is dus evident: ‘Enkel die macht is veilig die aan de eigen krachten een maat oplegt.’ Dat blijkt overduidelijk uit de tekst waarbij de voetnoot hoort: ‘… nul pouvoir… ne peut être assuré s’il ne fait des limites à lui-même.’

    Blz. 187, voetnoot 10):

    ‘Humanum paucit vivit Genus.’  Lucain, livre 4. [‘Le genre humain ne subsiste que chez quelques-uns.’

    De woordvorm paucit bestaat niet. Uit de context blijkt paucis het meest voor de hand liggend, en dat heeft ook de vertaler begrepen: ‘quelques-uns’, enkelen. Maar de Franse vertaling is op zich onbegrijpelijk: de menselijke soort bestaat slechts bij enkelen? Het is nochtans niet moeilijk om de ware betekenis van deze typisch lapidaire Latijnse uitspraak te achterhalen. Het volstaat te kijken waarbij deze voetnoot hoort in de tekst: ‘Le genre humain n’est-il donc fait que pour être le jouet du caprice de quelques individus !’ Is de menselijke soort dan slechts gemaakt om het speeltuig te zijn van de grillen van enkele individuen!’ Een correcte vertaling is dan: ‘De menselijke soort leeft voor weinigen.’ d’Holbach wijst er herhaaldelijk op dat vorsten en hun ministers en hun hofhouding ten onrechte capricieus heersen over en op de kosten van een onwetend en arm gehouden publiek. Paul Claes, die ik hierover mocht raadplegen, zocht de sententia op bij Lucanus en in verscheidene vertalingen; hij wijst erop dat een datief bij het werkwoord vivere een anomalie is, en beschouwt paucis veeleer als een ablatief, te vertalen als 'door, bij de gratie van': de mensheid leeft maar door (de willekeur) van een minderheid. Dat is inderdaad wat d'Holbach vooropstelt en aanklaagt.

    Blz. 190, voetnoot 1:

    ‘Justum est bellum quibus est necessarium, et pia arma quibus nulla nisi armis relinquitur spes.’ Hier ontbreekt een woord: ‘in armis’. De Franse vertaling gaat helemaal de mist in: ‘La guerre est juste pour ceux auxquels elle est nécessaire, et aucune pieuse justification (ne leur est nécessaire), à moins que l’espérance ne soit abandonnée par les armes.’ (Titus Livius, X, 1) Het tweede deel van het citaat is echter veel eenvoudiger dan dat: ‘en de wapens zijn rechtmatig voor wie geen andere hoop overblijft dan in de wapens.’

    Blz. 191, voetnoot 2:

    ‘Ciceron a dit: “Quorum bello solum id scires esse miseriorem qui vicisset. » [Citation non trouvée et incompréhensible.]

    Misschien beschikte de vertaler in 2004 niet over de online opzoekmiddelen van vandaag, maar toch! De correcte tekst van het citaat is ‘… quorum bello solum id scires, esse deteriorem fore qui vicisset’ en dat staat gewoon bij Tacitus, Historiae I, 50, in fine, dus weliswaar niet bij Cicero, maar evenwel ook niet bepaald moeilijk te vinden. Het gaat over twee van de Romeinse keizers van het vierkeizersjaar 69, Otho en Vitellius. Tacitus stelt dat ze beiden verachtelijk zijn, en ‘dat men maar één zaak zeker weet, namelijk dat degene van hen die de overwinning behaalde in de strijd de slechtste zal zijn.’ De tekst waarbij de voetnoot hoort is trouwens duidelijk: ‘souvent le vainqueur est plus à plaindre que le vaincu.’ Zo onbegrijpelijk is dat nu ook weer niet.

    Corruptio optimi pessima. Het is erg als zelfs een universiteitsprofessor, gespecialiseerd in de geschiedenis van de Romeinse oudheid en zelfs departementsvoorzitter, eenvoudige citaten niet behoorlijk kan vertalen. Of anders was zijn hulp bij het vertalen ten ondomme.


    Categorie:ex libris


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Schreien en schreeuwen
  • Spelen
  • Heilig
  • De vijgenboom, of de wortels van het antisemitisme.
  • Bidden
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!