Foto
Categorieën
  • etymologie (83)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (188)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (250)
  • literatuur (42)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (242)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 10-2025
  • 09-2025
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    29-10-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In paradisum

    In paradisum

    LAZARUS EN DE RIJKE
    19Er was eens een rijk man die in purper en fijn linnen gekleed ging en iedere dag uitbundig feestvierde,  20terwijl een arme, die Lazarus heette, met zweren overdekt voor de poort lag.  21Hij verlangde er naar zijn honger te stillen met wat bij de rijkaard van de tafel viel. Ja, zelfs kwamen honden zijn zweren likken.  22Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen in de schoot van Abraham werd gedragen. De rijke stierf ook en kreeg een eervolle begrafenis.  23In de onderwereld, ten prooi aan vele pijnen, sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, en Lazarus in diens schoot.  24Toen riep hij uit: Vader Abraham, ontferm u over mij en geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen en mijn tong daarmee te komen verfrissen, want ik word door de vlammen hier gefolterd.  25Maar Abraham antwoordde: Mijn zoon, herinner u hoe gij tijdens uw leven uw deel van het goede hebt gekregen en op gelijke manier Lazarus het kwade; daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting, maar wordt gij gefolterd.  26Daarenboven gaapt er tussen ons en u voorgoed een wijde kloof, zodat er geen mogelijkheid bestaat, zelfs als men het zou willen, van hier naar u te gaan noch van daar naar ons te komen.  27De rijke zei: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis van mijn vader wilt sturen,  28want ik heb nog vijf broers; laat hij hen waarschuwen, opdat zij niet eveneens in deze plaats van pijniging terecht komen.  29Maar Abraham sprak: Zij hebben Mozes en de profeten; laat ze naar hen luisteren.  30Maar hij zei: Och neen, vader Abraham! Maar als er een uit de doden naar hen toegaat, zullen ze zich bekeren.  31Hij echter sprak tot hem: Als ze naar Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten overreden, als er iemand uit de doden opstaat.' 

    In paradisum deducant te angeli;
    in tuo adventu suscipiant te martyres,
    et perducant te in civitatem sanctam Ierusalem.

    Chorus angelorum te suscipiat,
    et cum Lazaro, quondam paupere,
    æternam habeas requiem.

     

    Dit zijn best vreemde teksten. De eerste staat bij Lukas, 16, 19-31 — en alleen daar, dus niet in een van de drie andere evangelies. Het verhaal wordt voorgesteld als een parabel, een gelijkenis die Jezus ter lering voorhoudt aan zijn volgelingen. De verscheidene vooral mondeling overgeleverde verhalen die rond het begin van onze tijdrekening bijeengebracht zijn in een raamvertelling rond de mythische Jezus-figuur zijn echter samengesteld uit zeer divers materiaal, veelal uit de Hebreeuwse Schriften, waarin nog oudere elementen en invloeden uit vreemde culturen aanwezig waren. Het verhaal van Lazarus —een vorm van Eliëzer, de naam in Gen. 15,2 van een medewerker van Abram die zijn erfgenaam zou worden, aangezien die toen nog kinderloos was —is gebaseerd op soortgelijke Talmoedische en Egyptische verhalen, en bevat dan ook elementen die niet echt passen in het Nieuwe Testament. De rol van Abraham als een soort van hemelse vader is joods, niet christelijk. De onderwereld als een plaats van foltering en pijn voor wie slecht geleefd heeft, is geen vast thema in het Oude, en evenmin in het Nieuwe Testament. Merk op dat de rijke man geen misdaden heeft begaan, hij was rijk en genoot van het leven, in schrille tegenstelling tot Lazarus. In het hiernamaals wordt die lotsbestemming echter omgekeerd, wat veeleer een context van legenden en volksverhalen is dan een religieuze. Het idee van een definitieve en onoverbrugbare (behalve dan in dit verhaal!) scheiding tussen hemel en hel vind men nergens anders vermeld. De uitdrukking ‘de schoot van Abraham’ is joods, maar daarmee wordt geen specifieke plaats bedoeld, veeleer een algemene gedachte van naar de voorvaderen te gaan, waarbij vaak ook Jakob en Isaak vernoemd worden. Het gaat om een vaag maar vredevol voortbestaan, nox perpetua una normienda. De laatste zinsnede werd later vaak gezien als een verwijzing naar de opstanding van Jezus uit de doden en het feit dat de ‘hardnekkige’ Joden dat niet hebben geloofd, maar dat is een duidelijke hineininterpretierung, in het verhaal is het een logische conclusie uit de premissen.

    De tweede tekst hoorde men vroeger bij elke christelijke begrafenis — en niet-christelijke waren zeldzamer dan witte raven. De tekst en de melodie staan onuitwisbaar in ons geheugen gegrift, en het volstaat ze te horen om tranen in onze ogen te doen opwellen, bij de herinnering aan de talloze geliefde en minder geliefde mensen die we mee ten grave hebben gedragen. Dat heeft niets te maken met de inhoud van die antifonen of beurtzangen, maar met de droevige omstandigheden waarin ze traditioneel gezongen werden: het einde van de begrafenisplechtigheid in de kerk, wanneer de doodskist met het lijk weggedragen wordt om begraven te worden.

    Ten paradijze geleiden u de engelen;

    mogen de martelaren u bij uw aankomst opnemen

    en u leiden naar de hemelse stad Jeruzalem.

     

    Moge het koor der engelen u opnemen

    en moge u met Lazarus, de arme van weleer,

    voor altijd rusten in vrede.

     

    Ik heb, ondanks de vermelding van Lazarus, er nooit bij stilgestaan waar die teksten vandaan kwamen, maar na het (her)lezen van het verhaal van Lazarus is het meteen duidelijk. Lazarus wordt hier nominatim vernoemd, wat uitzonderlijk is voor een parabel, want daarin is meestal sprake van een zaaier, of een weduwe, of een tollenaar, niet een met naam genoemde persoon. Men verwarre hem niet met de Lazarus uit Joh. 11, 1-44, die door Jezus uit de doden wordt opgewekt.

    De engelen zijn zo ook terecht. De schoot, of de boezem van Abraham is hier het paradijs, de figuurlijke lusthof waarvan sprake; de hemelse stad Jeruzalem wordt vermeld bij Johannes (21, 3); het is de Holy City uit de beroemde triomfantelijke christelijke hymne (1892), die door talrijke operazangers vertolkt is, en die ook ik in mijn katholieke opvoeding vaak — en zelfs, wegens de muziek, niet de woorden, gedreven, moet ik toegeven — meegezongen heb. Het roept eveneens levendige beelden op van de Last night of the Proms, wanneer het voltallige publiek aan het einde van het programma als in vervoering de meeslepende toonzetting door Hubert Parry van het best wel vreemde gedicht van William Blake aanheft, overbekend als de hymne Jerusalem, die in Groot-Brittannië bijna het nationale volkslied werd, en nu nog te pas en vooral te onpas gezongen wordt, zoals bij de aanvang van sportwedstrijden, iets wat Blake allicht niet in gedachten had. Wij mensen zijn best wel rare snuiters als het op tradities aankomt.


    Categorie:samenleving
    25-10-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Idem dito

    Er zijn van die woorden, je leest of gebruikt ze misschien niet elke dag, maar toch duiken ze steeds weer op. Je begrijpt ze wel, maar waar komen ze vandaan? En wat betekenen ze precies?

    Dito is zo'n woord. Je vindt het vaak samen met idem: idem dito. Bedoeld is: ook zoveel, van hetzelfde, nog eens, hier ook, van hetzelfde laken een broek...

    Dito komt uit het Italiaans, zegt Van Dale, het is het verleden deelwoord van dire, zeggen. Een wantrouwige of nieuwsgierige geest als de mijne zegt dan: ah, ja? en gaat dat dan opzoeken in een Italiaans woordenboek. En nog een. En nog een ander, en wat dacht je?

    Ditto staat niet in Italiaanse woordenboeken.

    Toevallig hoorde ik op de radio de aankondiging van een Italiaans muziekstuk, sonate nummer zoveel, detta la tedesca; ik begreep dat als: bijgenaamd de Duitse. Detta is dan zoals het Franse dit, dite, genaamd, genoemd. Maar als detta (v) of detto (m) het verleden deelwoord is van dire, en de Italiaanse woordenboeken zijn daarover wel unaniem, wat is ditto dan?

    Misschien is er iets met de dubbele t. In het Nederlands is het inderdaad dito, met één t. Maar in het Italiaans is dat een vinger... Mysterie.

    Dan maar wat verder gezocht. Uiteindelijk vind ik toch ergens een verwijzing: ditto is een Toscaanse dialectvorm voor detto, we spreken over rond 1600, toen het Italiaans nog niet zo uniform was als nu. Het woordje sloop toen binnen in verscheidene Europese talen, omdat het zo kort, welluidend en handig was.

    Waarom het Nederlands er dan dito van gemaakt heeft? Allicht omdat men het met één t net zo goed uitsprak als met twee. In het Engels bleef het ditto, want dito zou 'daaitow' geworden zijn...

    Dito is ook de naam voor het teken dat we gebruiken om te zeggen dat iets moet herhaald worden, of dat hetzelfde is weggelaten: " .

     En weet je wat een dittografie is?

    Het is het antoniem (het tegenovergestelde) van een haplografie.

    Als we weten dat ditto 'hetzelfde' betekent, dan komen we bij: dubbel-schrijven, en inderdaad, een dittografie is een schrijf- of typefout, waarbij een letter, een deel van een woord of nog meer ten onrechte herhaald wordt: loppen in plaats van lopen. En een haplografie is dan het omgekeerde: maar één letter schrijven waar er twee horen: topen in plaats van toppen.

    Dergelijke fouten kwamen heel veel voor bij het met de hand overschrijven van bijbelteksten en klassieke en andere teksten in de Middeleeuwen. Even wegkijken van het origineel en je hebt het zitten! Abraham wordt dan Abrahabraham, Methusalem wordt Methusamethusalem, of Methalem. Of men springt in de originele tekst van de ene plaats die op een bepaald woord eindigt naar een andere die net zo eindigt (dat is dan een homoioteleuton), en men laat de tekst die ertussen staat weg. Ook dat noemt men soms een haplografie.

    Een bekende moderne typefout die ook ik om de haverklap bega, is de verkeerde letter twee keer typen: hhar in plaats van haar. Dat is dan eigenlijk een dittohaplografie, neem ik aan, want je schrijft ten onrechte de h dubbel en ten onrechte de a enkel.

     Maar waarom is dittografie in het Nederlands (en in het Frans, Engels, Duits...) met twee t's? Dat is een lang verhaal, maar ik zal het heel kort houden, ik krijg medelijden met mijn lezers...

    Dittografie is namelijk meer dan waarschijnlijk niet afgeleid van het Italiaanse detto/ditto, maar van het Grieks. Daar betekent het adjectief dis 'tweemaal'; het bijwoord is dissoos of dittoos.

    Van Dale is het daarmee niet eens, die houdt het bij het Italiaanse ditto, maar dat verklaart de dubbele t niet, die zou toch moeten verdwenen zijn zoals in dito zelf!?!

    Duitse, Engelse en Franse woordenboeken geven (met enige moeite, maar we zijn hardnekkig, nietwaar?) allemaal de andere, Griekse uitleg, dus we zullen maar aannemen dat die gelijk hebben en een brief schrijven naar Van Dale.

    Er is ook een (Franse) uitleg die teruggrijpt naar het Griekse diktuon, visnet, maar dat lijkt wel vergezocht.


    Categorie:etymologie
    18-10-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwezel

    Kwezel

    Ook dit heel katholieke woord is heden ten dage in onbruik geraakt, allicht omdat dat ook voor het verschijnsel zelf geldt, en enkel een oude man zoals ik, christelijk opgebracht — maar nooit echt gelovig —zal zich er nog mee bezighouden. Een theologe zei me ooit, enigszins laatdunkend, dat alleen atheïsten zich nog vragen stellen over God en godsdienst. Dat kan best zijn: ik las recentelijk dat jonge mensen die zich voor de godsdienst interesseren er ongeveer niets van afweten, en ook niet de minste belangstelling hebben voor het dogmatische aspect ervan. Herman De Dijn zal dat begrijpen: volgens hem is godsdienst vooral iets dat je moet beoefenen, doen, veeleer dan begrijpen.

    Toen ik jong was (in de tijd dat de dieren nog spraken?), was ‘kwezel’ al een scheldwoord voor vooral, maar niet uitsluitend, vrouwen die overdreven vroom en behoudsgezind en ook onverdraagzaam waren, al dan niet getrouwd. Het woord komt voor het eerst voor in 1625 als benaming voor ‘een katholieke vrouw die gelofte van kuisheid heeft gedaan maar niet tot een orde behoort’. We vinden iets dergelijks in Nederland toen na 1581 de kloosterorden verboden werden; katholieke vrouwen konden toen geen non meer worden. Zo ontstond het kloppenleven: een klopje is wat we in Vlaanderen een kwezel zouden noemen, al waren de kloppen meer georganiseerd, en in principe maagdelijk, in die zin misschien veeleer te vergelijken met de begijnen, die in de Nederlanden ontstonden vanaf de late 11de eeuw.

    Niemand weet goed waar al die woorden vandaan komen. Kwezel wordt in verband gebracht met kwezelen, dat babbelen of fezelen zou betekend hebben. Het Franse woord is bigot(e), en ook daarvan is de oorsprong onduidelijk en betwist. In 1963 was het nog actueel genoeg om een striemende chanson van Brel op te leveren. Het Engelse bigot is ervan afgeleid, of net andersom. Voor klopje zijn er (loze) veronderstellingen, maar niets is met zekerheid geweten.

    Taal is iets wonderlijks. Waarom heet een appel ‘appel’? Zoals Adam in de Bijbel namen gaf aan alle dieren (Genesis 2, 19-20), zo hebben mensen namen gegeven aan al wat is, en blijven dat doen, soms heel rationeel, vaak ook niet. Nieuwe verschijnselen en zaken ontstaan en moeten een naam krijgen, zoals drone, dat we van het Engels overgenomen hebben, waar het eerst de benaming was voor de mannetjes-bij, bij ons de dar, en dan voor vliegtuigen zonder piloot, wellicht wegens het dreunende geluid.

    In mijn jeugd waren kwezels een realiteit. De drie zussen van mijn Vader zaliger bleven ongetrouwd samenwonen in het ouderlijk huis, samen met hun eveneens ongetrouwde broer, en die tantes waren, zij het elk op hun manier, zeker kwezels, met alle kwalijke en enkele minder schadelijke kenmerken van dat verschijnsel, en dat heeft mijn jeugd sterk gekleurd, net zoals de rest van mijn katholieke opvoeding, thuis, op school, in de jeugdbeweging, in de katholieke zuil. Het heeft me voor het leven getekend, het heeft me gemaakt wie ik ben, en daaraan kan ik niets meer veranderen; zoals de rest van mijn geschiedenis kan ik dat niet ongedaan maken, hoezeer ik dat althans voor sommige zaken echt wel zou willen.

    Gelukkig zijn de tijden, althans hier bij ons, aanzienlijk veranderd. Mijn kleinkinderen zijn anders opgevoed en leven in andere tijden, ze hebben geen weet van ‘het rijke Roomse leven’, en het gezag van de Kerk is weliswaar niet compleet verdwenen, maar het is niet meer de harde maatschappelijke en mentale dictatuur die het in mijn jeugd— en nog tot ettelijke jaren later — was, en die we nu nog altijd her en der in de wereld zien.


    Categorie:etymologie
    15-10-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.leidraad

    Leidraad en bewakingscamera’s

    We weten allemaal wel wat een leidraad is, maar het is toch een ietwat bijzonder woord. Is het lei-draad, of leid-raad? Etymologisch is het het eerste, een draad die we volgen om ons op de juiste weg te houden. Maar we gebruiken het woord overdrachtelijk, we denken niet meer aan een draad, en dus aarzelen we, bijvoorbeeld als we het woord moeten splitsen aan het einde van een regel. Dat de eind-d van de stam van ‘leiden’ weggevallen is, draagt daartoe bij, al is dat een vaak voorkomend verschijnsel bij dergelijke werkwoorden, zoals glijden, rijden, snijden of wijden, en dus ook bij leiden, zoals leiband, leiboom, leidijk, leihond, leizeel. Dus ook geen leiddraad, maar leidraad, en dat is geen raad waardoor we ons laten leiden, maar een (overdrachtelijke) draad die we volgen. Dan ligt een verwijzing naar de Griekse mythologie voor de hand: de wollen draad die Ariadne aan haar bevrijder Theseus gaf toen hij zich in het labyrint van de Minotaurus op Kreta begaf; door de afgewikkelde draad terug te volgen na het doden van het monster, kon hij de weg uit de doolhof terugvinden. Dat was dus letterlijk een leid-draad, een leidraad.

    Meer algemeen, in de overdrachtelijke betekenis, is een leidraad veeleer een goede raad die we volgen om niet af te dwalen en het gestelde doel te bereiken. Het idee is dat iemand ons is voorgegaan, letterlijk of figuurlijk, en een spoor heeft achtergelaten dat we blindelings kunnen volgen. In het sprookje van Hans en Grietje laat Hans eerst een spoor van kiezelsteentjes achter om de weg uit het bos en terug naar huis te vinden wanneer ze daar achtergelaten worden, en de tweede keer zijn dat broodkruimeltjes, maar die worden door de vogels opgegeten. Karl May beschreef in De zoon van de berenjager de Llano Estacado, een verlaten hoogvlakte in het noordwesten van Texas; de weg naar de schaarse bronnen en naar de uitweg werd aangegeven door staken die op oogafstand van elkaar in de grond geslagen waren. Bergbeklimmers laten rotshaken, ook wel mephaken of pitons genoemd, achter in scheuren van de rotsen als ankers voor het klimtouw. Zo zijn er talrijke voorbeelden.

    Het kan ook zonder dergelijke materiële aanwijzingen of leidraden. Mensen en dieren hebben het vermogen ontwikkeld om zich te oriënteren in een omgeving, aan de hand van de hemellichamen en herkenningspunten. Als we een weg herhaaldelijk gebruiken, wordt die als ‘bekende weg’ opgeslagen in ons geheugen en kunnen we die ‘intuïtief’ volgen, bijna zonder nadenken dus; sommigen zijn daarin opmerkelijk beter dan anderen. Vroeger zei men: ge kent de weg en de tale; als je de weg kwijt was, kon je nog altijd de weg vragen.

    In beide gevallen betrouwen we op de ervaring, hetzij die van anderen of van onszelf. Dat is ook de hele bedoeling van opvoeding en opleiding: het ontwikkelen van onze mentale vermogens om ons de waardevolle kennis eigen te maken die onze voorouders verworven hebben door hun ervaringen en inzichten, om zo zelf beter te overleven. Wij zijn inderdaad dwergen die op de schouders van reuzen staan en zo in staat zijn om verder te kijken, alweer letterlijk en figuurlijk; zie het magistrale werk van Robert K. Merton, On the Shoulders of Giants (1965).

    Onze beschaving bestaat grotendeels uit het gedachtegoed dat gewone en heel bijzondere mensen ontwikkeld en bewaard hebben. Velen hebben geprobeerd om de menselijke kennis op te tekenen en samen te vatten, als leidraad voor het nageslacht. Vaak nam dat de vorm aan van wijze raad, of leefregels die opgelegd werden, als een moraal die voorgehouden werd. Ook vandaag nog zijn dergelijke geschriften vrij populair, al zijn ze zelden zo waardevol en betrouwbaar als ze zich voordoen. Ikzelf ben veeleer geneigd om terug te grijpen naar de reuzen naar wie Robert K. Merton verwijst. Dat is ook wat men vroeger deed in de opvoeding en de opleiding, verwijzen naar de klassieke meesters, naar de groten van onze beschaving. Helaas verwerd dat allengs tot encyclopedische kennis, soms zelfs een soort telefoonboek van het verleden, met de namen van allerlei figuren, met hun geboorte- en sterfdata. Hun teksten werden en worden nog hooguit in korte fragmenten of citaten in bloemlezingen opgenomen, en zelden in de oorspronkelijke taal of in hun geheel gelezen. Dat is heel erg jammer, want zo gaat de essentie verloren. Daarom ga ik graag op zoek naar wie de echte reuzen waren, en probeer ik hun gedachten te lezen, zo mogelijk door me aan de bron zelf te laven, aan hun eigen woorden, als het enigszins kan in hun eigen taal. Zo las ik al heel vroeg, eigenlijk veel te vroeg, nog op de middelbare school, heel Plato — grotendeels in de goede Nederlandse vertaling van Xaveer De Win, die mijn Moeder zaliger liefdevol voor mij aangeschaft had, hoewel ze zelf alleen lager onderwijs genoten had. Later zocht ik her en der, zelden tot mijn algehele tevredenheid, tot ik laat, veel te laat in mijn leven, na mijn zestigste, Spinoza ontdekte: sero te amavi, om het met de veel minder interessante Augustinus te zeggen. Ik heb alles van hem — Spinoza, niet Augustinus! Van hem las ik enkel de Confessiones — gelezen en het meeste van hem vertaald uit het Latijn. Recentelijk heb ik een bakkersdozijn vroege atheïstische teksten vertaald, Feuerbach en Thomas Paine, en ook d’Holbach, en de anonieme Theophrastus Redivivus die nog in geen enkele taal vertaald is. Dezer dagen lees ik vooral d’Holbach in zijn zeer leesbare Frans, en probeer ik elke dag een van Seneca’s brieven aan Lucilius te lezen in het Latijn.

    Gisteren las ik Seneca’s tiende brief, en vond daar deze leidraad voor het leven: Vide ergo, ne hoc praecipi salubriter possit: sic vive cum hominibus, tamquam deus videat; sic loquere cum deo, tamquam homines audiant.

    In de vlotte vertaling van Cor Verhoeven is dat: ‘Bedenk dus eens of niet tot ons welzijn dit voorschrift zou kunnen gelden: leef zo met de mensen alsof de god het ziet; spreek zo met de god alsof de mensen het horen.‘

    Hoewel het ook zonder de context, die ik eenieder graag aanraad, begrijpelijk is, toch deze toelichting. Seneca (-4 tot 65) was geen christen, maar een stoïcijn. Wat hij onder deus of de god verstaat, is zeker niet wat het christendom ervan gemaakt heeft: een persoonlijke God. Het is veeleer het geordende universum, of zoals Spinoza het ook zegt, de Natuur, die we moeten bekijken sub specie aeternitatis, ‘vanuit het oogpunt van de eeuwigheid.’ We zouden ons dus moeten laten leiden door de algemene leefregel dat we ons moeten gedragen alsof we voor het alziende kritische oog van de eeuwigheid staan, dat onze daden beoordeelt vanuit de universele normen en natuurwetten. We mogen dus niet stiekem misdaden bedrijven, of tekortschieten in onze plichten omdat toch niemand het ziet. We zijn voor alles verantwoording verschuldigd.

    Seneca schrijft graag in tweevoud, in alternatieven, of chiastische formuleringen. Ook hier: leef met de mensen alsof de god het ziet, spreek met de god alsof de mensen het horen. Het tweede lid, met de god spreken alsof de mensen het horen, legt hij eerder in de brief uit: mensen hebben de gewoonte om, vooral in hun noden, zich tot God of de goden te wenden en allerlei zaken af te smeken voor zichzelf of hun geliefden. Seneca zegt dat we aan de goden niets mogen vragen dat de andere mensen niet mogen horen. Dat betekent dat we geen onmogelijke zaken mogen vragen, en geen onbetamelijke, en geen zaken die uitsluitend in ons voordeel zijn, en/of in het nadeel van de anderen. Uiteindelijk zal blijken dat er maar heel weinig is dat we zinvol kunnen zeggen tegen een god die, zelfs als hij er zou zijn, toch niet geneigd is te luisteren, en al zeker niet naar onwaardige voorstellen of vragen.

    Het eerste lid, met de mensen omgaan alsof de god het ziet, wijst op de menselijke nood aan een leidraad, een norm voor ons gedrag, een gebod dat algemeen geldend is en ons eigenbelang overschrijdt. Dat zegt ook het christendom, waar God in zijn openbaring allerlei absolute geboden en verboden uitvaardigt. In feite zijn het evenwel mensen die andere mensen hun wil opdringen, in het beste geval om hun bestwil, maar in de praktijk voor eigen macht en rijkdom. Een almachtige God volstaat evenwel niet als absolute wetgever, er moet een reden zijn voor goed en kwaad. Die redenen kunnen we enkel in het universum vinden, in de Natuur, en in de plaats die de mens daarin inneemt, als individu maar onafscheidelijk verbonden met de andere mensen, met alle levende wezens en al wat is.

    Ook Kant zocht naar algemeen geldende leefregels, en een daarvan lijkt op wat Seneca hier zegt: handel steeds volgens gedragsregels waarvan je kan willen dat die universele wetten worden voor iedereen.

    Maar wat met het handhaven van dergelijke voorschriften? Het christendom wist daarmee wel raad: als je de geboden niet onderhoudt en de verboden niet naleeft, word je daarvoor onvermijdelijk en onverbiddelijk gestraft, hetzij hier en nu, hetzij wanneer je schuld bekent tegenover God, meer bepaald zijn vertegenwoordigers op aarde, hetzij in het hiernamaals. Dat is een strak uitgewerkt systeem van bestraffing en beloning, waarvan echter gebleken is dat het geenszins werkt, omdat het immers compleet ongeloofwaardig is, aangezien het klaarblijkelijk verzonnen is en langs geen kanten klopt. Seneca is voorzichtiger: hij suggereert dat we in overweging nemen of een dergelijke leidraad misschien heilzaam (salubriter) zou kunnen zijn in de praktijk, en dus als het ware vanzelf navolging zou vinden.

    Leven alsof een god ons ziet, veronderstelt inderdaad handhaving van de wetten, normen, geboden en verboden. Een god die lijdzaam toeziet, is nutteloos als afschrikking. Veronderstellen dat de mensen zich moreel zullen gedragen zonder beteugeling van overtredingen, is niet erg realistisch. Als alle mensen uit zichzelf altijd en overal voorbeeldig zouden handelen, zouden er geen wetten nodig zijn, en geen toezicht. In de praktijk hebben we blijkbaar zowel toezicht als bestraffing nodig van overtredingen. De bewakings- en verkeerscamera’s en trajectcontroles zijn daarvan een goed voorbeeld. Er zijn regels die vastgelegd worden door de staat, in het beste geval voor ons eigen welzijn, zoals snelheidsbeperkingen om ongevallen te vermijden, en er wordt op toegezien dat die regels nageleefd worden. Zelfs een niet-werkende camera —en zo waren de meeste —heeft gunstige gevolgen op het rijgedrag. Dat wijst erop dat Seneca’s aanbeveling om te handelen alsof de god, of een toezichthoudende instantie, ons altijd ziet, ten minste enigszins efficiënt is. Maar niet-werkende camera’s zijn slechts efficiënt als ze kunnen werken, als het mogelijk is dat ze werken. Vaak werkten ze niet om technische of administratieve redenen, vaak ook omdat men gewoonweg niet alle vastgestelde overtredingen kon verwerken en de voorziene boetes uitschrijven en innen. Dat laatste probleem wordt nu met AI opgelost: je wordt automatisch herkend en je krijgt de boete even automatisch thuis toegestuurd door Big Brother. Een duidelijke vooruitgang, althans voor deze aangelegenheid, op verkeersborden en burgerzin, maar ook op de alziende christelijke God en Seneca’s deus, al moeten we vaststellen dat zelfs die uiterst efficiënte handhaving nog altijd niet sluitend is: het aantal verkeersovertredingen is nog altijd enorm. Om geen verkeersovertredingen meer te hebben, zou iedereen ook zonder vrees voor bestraffing altijd en overal uit zichzelf spontaan alle regels moeten naleven. Veel mensen doen dat, maar verre van iedereen. Misschien komt het ooit zover, steeds met het oog op het uiteindelijk uitschakelen van alle verkeersongevallen, dat we vervoersmiddelen gebruiken die geen verkeersovertredingen kunnen begaan en ook anderszins volledig veilig zijn. Tot zo lang zijn we echter aangewezen op individuele of collectieve burgerzin en moreel inzicht, of in geloof in verzonnen alziende goden, maar vooral op zeer reële alziende camera’s en fikse boetes om de materiële en vooral de menselijke schade nog enigszins te beperken.


    Categorie:etymologie
    08-10-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vermogensbelasting, een weeldetaks?

    Weeldetaks

    Als zodanig bestaan weeldetaksen, des lois somptuaires, heden ten dage niet meer. Vroeger waren dat belastingen die geheven werden op de aankoop van luxegoederen, enerzijds om die voor te behouden voor de hogere klasse, anderzijds om de staatskas te spijzen. We vinden het principe evenwel terug in ons huidige progressieve belastingstelsel. Hogere inkomens worden hoger belast: onder de € 15.000 is het tarief 25%, tot 27.000 is het 40%, tot 46.000 45% en daarboven 50%. De aankoop van goederen wordt eveneens proportioneel belast: het standaardtarief is 21%, het tussentarief 12% en het verlaagde tarief 6%. Het laagste btw-tarief geldt voor zogenaamd noodzakelijke goederen en diensten (voeding, kranten, tijdschriften, boeken, geneesmiddelen, doodskisten &c.). Het tussentarief geldt bijvoorbeeld voor restaurant- en cateringdiensten. Luxegoederen en -diensten worden dus nog steeds het zwaarst belast. Men zou kunnen stellen dat het laagste btw-tarief van 6% het standaardtarief is, en de andere een vorm van weeldetaks.

    Belasting op aankopen wordt voor iedereen gelijkelijk belast, dus onafhankelijk van het inkomen. De hoogste inkomens betalen dus niet meer voor elk specifiek product, maar omdat ze meer kopen en meer in de hoogste btw-tarieven, betalen ze individueel toch meer btw.

    In België is er wel een belasting op de inkomsten uit vermogens en financiële transacties, de roerende inkomsten, maar geen belasting op het vermogen zelf. Dat laatste wordt nu wel overwogen, als een middel om het enorme begrotingstekort en de immense staatschuld te verminderen. Men zegt dan dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Het lijkt inderdaad uitdagend dat de rijkste burgers, zeg maar de miljonairs, niets van hun overtollige rijkdom zouden moeten afstaan, terwijl de gewone werkende burger zwaar belast wordt, en ook nog langer moet werken voor die op pensioen kan gaan, en er nog altijd mensen zijn die in armoede leven. Een miljonair die 0,3 % zou betalen op een vermogen van bijvoorbeeld 2 miljoen, dus € 6.000, zou dat niet eens merken, redeneert men dan, terwijl het gezamenlijk wel tot een miljard zou kunnen opbrengen voor de staat. Het is een redenering die men meer en meer hoort, en in sommige landen bestaat er al vermogensbelasting, zoals in Frankrijk, Nederland, Noorwegen, Spanje, Zwitserland.

    De voorstanders van vermogensbelasting vinden dat de rijken niet genoeg bijdragen aan de kosten van de staat. Maar is dat wel zo? Door het proportionele stelsel van de inkomensbelasting vallen ze onder het hoogste tarief; ze betalen het meest btw, en hun roerende en onroerende goederen worden aan de bron belast. Individueel genomen betalen ze wellicht veel meer belastingen dan de laagste inkomens. Ik beschik niet over gegevens over de belastingopbrengst op basis van het inkomen, maar toch dit. Er zijn allicht slechts weinig zeer rijken, zeg maar 10 % van de bevolking; die hebben 30% van het nationale inkomen, en na belasting houden ze nog altijd 20% over. De overige 90% heeft dus na herverdeling 80% van het inkomen. De laagste 60% krijgt door de herverdeling geld bij, de hoogste 40% betaalt daarvoor, in stijgende lijn. Het ziet er dus niet naar uit dat de rijksten niet de zwaarste lasten dragen, ze blijken veeleer als enigen van hun primair inkomen af te staan voor de overige 60%.

    Het gaat in de discussie, vooral gevoerd door de socialisten, de communisten en de groenen, maar ook gesteund door de christelijke partijen, dus niet zozeer om de cijfers, maar om de perceptie. De redenering is niet dat de rijken minder belasting betalen dan de loontrekkers, noch individueel, noch collectief, want dat is niet zo, maar dat ze rijk zijn, en dus nog meer kunnen bijdragen. Hun hoge primaire inkomen zou dus nog verder belast worden, zodat ze nog minder overhouden, om zo aan de laagste 60% nog meer inkomen uit herverdeling te geven, of om de staatschuld en het begrotingstekort te verminderen.

    Onze samenleving is een gemengd systeem, precies door die grote herverdeling door de staat. Enerzijds kan men hier geld verdienen door te werken en te ondernemen, anderzijds worden de inkomsten zwaar belast, zwaarder dan in andere landen, om diegenen die minder verdienen bij te staan, ook of zelfs vooral door gemeenschappelijker voorzieningen. Tot nog toe werkt dat min of meer, omdat de grootverdieners nog altijd genoeg overhouden, en de anderen er allesbehalve slecht aan toe zijn, al willen ze allebei het laken wel wat meer naar zich toetrekken. Het systeem is echter ontspoord omdat men te veel en te dure gemeenschappelijke voorzieningen heeft, die men niet meer kan betalen met de belastingen, en waarvoor men dus moet gaan lenen. Geld lenen om het te laten renderen is een goed idee, maar geld lenen à fond perdu, zonder het te investeren, is waanzin.

    Uiteindelijk komt het erop neer of het gezamenlijk inkomen volstaat voor de gezamenlijke uitgaven. Dat is op verre na niet het geval. Een bescheiden deficit is verdedigbaar, maar een schromelijk overdreven begrotingstekort en een onoverzienbare gecumuleerde staatsschuld is dat niet. Meer belastingen is een oplossing, maar het draagvlak daarvoor is evident gering, en alle belastingbetalers wijzen naar de anderen als mogelijke nieuwe slachtoffers. Minder staatsuitgaven is het alternatief, maar al de personen en instellingen die daarvan genieten zien dat als een onrechtmatige inhouding van inkomsten waarop ze recht menen te hebben.

    Het nu door sommigen voorgestelde alternatief, de vermogensbelasting, zal het probleem niet fundamenteel oplossen, het gaat om een relatief kleine ingreep, het gros van de hervorming zal van elders moeten komen, nieuwe belastingen of het verminderen van de uitgaven. De vermogensbelasting is vooral een kwalijke oplossing omdat het een aanslag is op wat in elke rechtsstaat als heilig beschouwd wordt, namelijk het bezit, het eigendom. Als men daaraan gaat raken, lijkt er een belangrijke grens overschreden te worden. Nu is het voorstel 0,3% en nog wat meer voor de nog rijkere enkelingen, maar waar eindigt het? Als belastingen op inkomsten en op aankopen, en ook op erfenissen al algemeen beschouwd worden als overdreven en als een min of meer noodzakelijk kwaad, wat dan te denken van het afnemen van een deel van het bezit? Wat kan daarvoor een aanvaardbare uitleg zijn? Kan men bestraft worden, gewoon omdat men meer bezit dan anderen, ook als men dat bezit rechtmatig verworven heeft, en er alle belastingen al op betaald heeft? Dat lijkt veeleer een uiting van platte afgunst van de armen tegenover de rijken. De politici die dat voorstellen en verdedigen doen dat omdat ze weten dat ze zich daardoor meer gesteund weten door de talrijkere kiezers van de laagste klassen, die er alles bij te winnen hebben, terwijl de rijken, die er uitsluitend het slachtoffer van zijn, veel minder talrijk zijn, en dus minder gewicht in de schaal werpen bij verkiezingen. In die zin is een vermogensbelasting een heel populistisch voorstel. Populisme is een strategie waardoor men zich verzekert van succes bij de verkiezingen door het volk het aards paradijs te beloven, zonder het te kunnen of te willen waarmaken.

    Overigens zou men het best eerst eens narekenen wat de eventuele ‘perverse gevolgen’ zijn van een vermogensbelasting. Als men het onaantrekkelijker gaat maken om (veel) geld te verdienen, is kapitaalvlucht niet denkbeeldig, en wordt het ondernemen zelf ook nog iets minder evident. Verre van mij van te beweren dat het in de VS of in China zoveel beter gaat, maar toch vind ik de aanwezigheid van grootverdieners en zelfs multimiljonairs in ons landje niet bepaald aanstootgevend of ergerlijk.

    Al bij al lijkt het me gevaarlijk om die grens van het beslag op eigendom zelf te overschrijden, nu er zeker nog veel mogelijkheden zijn om misbruiken tegen te gaan, zowel in de sociale zekerheid als in de belasting van de rijken, om nog te zwijgen van de ontelbare subsidies en voordelen; steeds met de bedoeling om ons land en zijn welvaart te redden van de dreigende financiële ondergang.


    Categorie:samenleving
    29-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schreien en schreeuwen

    Schreien en schreeuwen

    Als je veel leest, en in verscheidene talen, vallen er allengs allerlei eigenaardigheden op, gelijkenissen en verschillen, overeenkomsten en afwijkingen. Al een hele tijd ben ik geïntrigeerd door een verwante groep werkwoorden die een gemeenschappelijke stam lijkt te hebben, zoiets als skr of schr, wat eigenlijk hetzelfde is, of cr en kr.

    Laten we beginnen met het Engelse cry. Als werkwoord, to cry heeft het twee specifieke betekenissen, namelijk roepen en wenen. Het is afgeleid, zoals veel Engelse woorden na 1066, van het Franse crier, dat enkel de oorspronkelijke betekenis van roepen heeft, niet die van wenen; die is er in het Engels gekomen vanaf de 13de eeuw, en was er algemeen vanaf de 16de eeuw. Het is opvallend dat eenzelfde evolutie zich niet heeft voorgedaan in het Frans.

    Hetzelfde verschijnsel als in het Engels zien we wel in het Duits: schreien betekent zowel schreeuwen als wenen of huilen. In het Nederlands hebben we echter schreien voor wenen, en schreeuwen voor roepen. Maar er is ook ‘schremen’ voor wenen, althans in het Vlaams, vanaf de 16de eeuw, een variant van schreeuwen; vergelijkbaar met het Engelse to scream, dat echter enkel de betekenis heeft van roepen. Huilen heeft wel dezelfde twee betekenissen van luid roepen en wenen, maar is etymologisch niet verwant. Schreeuwen is dan weer een afleiding van schreien, maar opvallend zonder de betekenis van wenen. Ook krijten en krijsen (allicht zoals het Franse crier en het afgeleide Engelse cry) zijn verwant, gezien hun betekenis van gillen, schreeuwen, en zelfs huilen, van kinderen dan.

    Wenen, althans het hoorbare aspect ervan, en roepen zijn vaak niet van elkaar te onderscheiden als uitingen van hevige emoties, bijvoorbeeld bij fysiek of psychisch leed. Vandaar dat sommige woorden beide betekenissen hebben in sommige talen, maar andere slechts één van beide specifieke betekenissen, hoewel ze taalkundig verwant zijn.

    Taal is heel menselijk. Onze talen, zowel de Romaanse als de Germaanse, zijn elk intern sterk met elkaar verwant, en door volksverhuizingen en nabuurschappen zijn ook de Romaanse en Germaanse door elkaar beïnvloed. Maar onze talen zijn ook een autonoom leven gaan leiden, zeker wanneer er voor het onderricht regels opgesteld werden en de taal (min of meer) vastgelegd werd. Van al die bewegingen zien we sporen in ons taalgebruik. Ik althans vind het ongemeen boeiend om me daarin te verdiepen. Ik zou niet zo ver gaan als in een citaat dat aan Goethe toegeschreven wordt, namelijk dat zoveel talen iemand spreekt, zoveel malen die mens is, maar voldoende vertrouwd zijn met andere talen om er waardevolle teksten in te lezen, zij het met behulp van woordenboeken en online vertaaltechnieken, ervaar ik zeker als een persoonlijke verrijking.


    Categorie:literatuur
    24-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spelen

    Spelen

    Van alle menselijke bezigheden is spelen mij wel het vreemdst, al weet ik niet goed waarom. Als kind speelde ik een korte tijd met pluchen poppen van dieren, maar daarna kan ik me niet herinneren dat ik door een of ander spel geboeid werd. We hadden thuis een paardjesspel, maar dat vond ik maar niets: of je het einddoel als eerste bereikt, hangt niet af van enige tactische vaardigheid of inzicht, maar van het toeval, bepaald door een teerlingworp. Ik was de jongste thuis, en onze Raf, vier jaar ouder, versloeg me telkens bij het damspel, en dat vond ik natuurlijk niet echt leuk. Maar ook het spel zelf trok me niet aan, en kaartspelen en Monopoly evenmin. Ik hield toen al niet van spelen. Ik zag het nut ervan niet in. Spelen gaat om het spel zelf, niet om een of andere inzet; en als het om een inzet gaat, is het geen spel meer, maar gokken, en gokken om een inzet is verkeerd, want niet rationeel. Waarom het risico lopen om een bezit te verliezen, enkel in de hoop om bij toevallige hoge uitzondering grote winst te maken?

    Maar laten we het houden bij spelen zonder inzet. Men zou echter kunnen zeggen dat er altijd een inzet is, namelijk het winnen van het spel. Dat heb ik nooit echt goed aangevoeld. Sommige spelen beoefende ik wel degelijk op bepaalde momenten van mijn leven, zoals tafeltennis en tennis, en ik probeerde daarin ook goed te zijn, maar het competitieve aspect trok me helemaal niet aan, integendeel. Het enige plezier dat ik eraan had, was het spelen zelf, de fysieke inspanning en de verscheidenheid van de ontelbare mogelijkheden en combinaties. Maar ik was er zelf niet bepaald op uit om te spelen, ik liet me alleen soms verleiden door iemand die een partner zocht.

    Toen de eerste personal computers opkwamen, heb ik voor mijn kinderen meteen de nodige apparatuur gekocht, en daarop speelden ze dan vaak spelletjes, soms urenlang, maar mij interesseerde dat geen bal, ook niet ingewikkelder zaken zoals flight simulator. Ik probeerde mijn zonen naar andere toepassingen te sturen, en naar programmeren, en dat lukte wel, maar ze bleven wel spelen.

    Ik heb altijd willen biljarten, maar het is er nooit van gekomen om dat vaak te doen, hooguit enkele keren in mijn hele leven, en straks ben ik tachtig.

    Er is een tijd geweest dat de pluskinderen gezelschapspelen wensten te doen op familiebijeenkomsten, maar ik was en blijf daarvan absoluut geen voorstander, wel integendeel. Als ik er goed over nadenk, was en is dat omdat ik het heel akelig vind dat altijd iemand de verliezer is, de laatste, ook en zeker als ik dat niet zelf ben. Dat iemand wint, tot daar. Maar publiekelijk iemand als de schlemiel in het gezelschap aanwijzen, lijkt me heel onheus, ik vind niet dat we dat horen te doen als we spelen, we doen het immers ook niet, of horen het niet te doen, in het werkelijke leven.

    Spelen is geen nuttige bezigheid, er is niets mee te verdienen, de wereld gaat er niet op vooruit, de inspanning levert geen echt resultaat op. Misschien voelt de winnaar zich eventjes goed, maar niemand is altijd winnaar, er is altijd wel iemand die nog beter is, of toch af en toe. Spelen is een nutteloze bezigheid, een tijdverdrijf, een manier om je niet te vervelen, maar zonder echt te werken voor een resultaat. En dat is precies waarmee ik het blijkbaar zo moeilijk heb.

    Ik heb geen nutteloos tijdverdrijf vandoen, ik heb nauwelijks tijd genoeg om te doen wat moet gedaan worden, en om te doen wat ik wel graag doe, en dat is hoofdzakelijk nadenken en kennis vergaren door te lezen en opzoekingswerk te verrichten, en de resultaten daarvan te formuleren voor mezelf en eventueel voor anderen. Dat is precies wat ik hier gedaan heb.

    Het leven is geen spel, daarvoor ‘staat er te veel op het spel’. We horen niet met elkaar om te gaan als winnaars en verliezers, als tegenstanders, als rivalen. We hebben elkaar nodig om samen, verschillend maar als gelijken, individueel en collectief op de best mogelijke manier te leven en te overleven. Dat is althans in mijn aanvoelen een voltijdse bezigheid, onze tijd is te beperkt om die te verliezen in louter tijdverdrijf.

    Ik besef ten volle dat anderen daarover anders denken, en dat is hun goed recht. Ik heb alleen voor mezelf proberen uitmaken waarom ikzelf spontaan en oprecht echt niet van spelen houd.


    Categorie:levensbeschouwing
    19-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Heilig

    Is er dan niets meer heilig?

    Salman Rushdie schreef er, naar aanleiding van de zware commotie rond zijn Duivelsverzen, een essay over (Granta, 1990). Voor hem schreef Schiller al:

    Nichts heiliges ist mehr, es lösen
    Sich alle Bande frommer Scheu,
    Der Gute räumt den Platz dem Bösen,
    Und alle Laster walten frey.

    Misschien is het omdat vroeger zowat alles heilig was, dat er nu nog zo weinig heilig is. Men heeft het woord en het begrip verkwanseld door overmatig gebruik en misbruik. Want wat is heilig?

    Etymologisch heeft het te maken met ‘heel’, in de zin van volkomen, volmaakt. Wat volmaakt is, is bewonderenswaardig, boezemt ontzag en eerbied in. De Kerk heeft zich het woord aanmatigend toegeëigend, en zichzelf en al het hare heilig verklaard: haar God, het Heilig Geloof, onze Moeder de Heilige Kerk, de Heilige Vader, het Heilig Kruis, het Heilig Sacrament, de Heilige Geest, de Heilige Schrift, de heiligen &c. Door iets als heilig te bestempelen verleent men het een dwingend onaantastbaar karakter. Maar als men te veel heilig verklaart, verwatert allengs de unieke eigenschap van heiligheid, en weet op den duur niemand meer wat heilig betekent.

    Het christendom gebruikte de profane Latijnse vorm sanctus, met dezelfde betekenis als in het klassiek Latijn: geheiligd, gewijd (een altaar, een bron, een plek); heilig, onschendbaar, onverbrekelijk, onaantastbaar; eerbiedwaardig, verheven; onschuldig, onberispelijk, gewetensvol; vroom. Het adjectief is het verleden deelwoord van het werkwoord sancio, met dezelfde betekenis: heiligen, wijden, onschendbaar maken, bekrachtigen; maar ook sanctioneren, straffen, op straffe verbieden.

    Wat oorspronkelijk een louter profane betekenis had, namelijk iets omwille van zijn eigenschappen als ontzagwekkend en eerbiedwaardig erkennen, werd in de godsdienst een systeem om door iets heilig te noemen, het — ook ritueel — te wijden, louter en alleen daardoor ontzag en eerbied af te dwingen voor iets dat uit zichzelf niet algemeen als dusdanig beschouwd wordt, terwijl voor de Joden enkel God heilig was (qadowos, Jes. 6:3, geciteerd in het Sanctus van de mis-tekst). De Kerk (let op de hoofdletter) was in feite niet meer dan een organisatie van mensen; door zichzelf heilig te noemen, verplichtte zij iedereen om haar met eerbied te benaderen en te behandelen, als was ze goddelijk. Alles wat met de godsdienst en haar rituelen te maken had, werd gewijd, en dus heilig voor alle gelovigen. En niet alleen voor hen, maar voor iedereen: als on- of andersgelovigen zich vergrepen aan een van de heilige symbolen, laat staan aan de Kerk zelf, was dat evengoed of nog meer heiligschennis, en moest dat gesanctioneerd worden, heel zwaar bestraft, totterdood. Zo werd een stukje brood door zijn wijding of consecratie heilig, onaantastbaar voor gewone gelovigen. Wie een hostie ontwijdde, maakte zich schuldig aan heiligschennis, het zwaarst mogelijke misdrijf. Dat werd herhaaldelijk en volkomen onterecht toegeschreven aan de joden, als een onderdeel van hun blijvende discreditering en vervolging.

    Wanneer men zich als ongelovige afvraagt wat in het christendom bedoeld wordt met ‘heilig’, blijft er ten langen leste niets anders over dan: wat door de Kerk als zodanig gekenmerkt wordt. Het woord heeft geen specifieke godsdienstige betekenis naast de algemene, die van ‘eerbiedwaardig’. Maar door er de zwaarste sancties aan te verbinden, krijgt het woord ‘heilig’ een plaats in de christelijke moraal van goed en kwaad, van verdienste en bestraffing. Heilig betekent dan weer sanctus, iets waaraan zware straffen verbonden zijn bij schending, en dat is de overheersende betekenis in het christendom, waar overigens de beteugeling altijd belangrijker is dan de bevrijding. Heilig is dan niet meer zozeer wat uit zichzelf ontzagwekkend is, maar wat met de term ‘heilig’ en de bijhorende sanctionering beschermd wordt tegen mogelijke schending, inzonderheid de Kerk zelf.

    Is er dan niets meer heilig? Dat is de retorische vraag die men soms nog hoort als er weer eens een heilig huisje gesloopt wordt, als er weer eens een norm vervaagt, een gevestigde macht sneuvelt, een waarde waardeloos wordt. Letterlijk genomen moeten we concluderen dat inderdaad niets meer heilig is, omdat niets ooit heilig was, althans niet in de kerkelijke betekenis. Niets is immers zo verheven dat het onaantastbaar, heilig is, behalve de mens zelf, en zelfs die enkel in principe, want in de praktijk is niets zo kwetsbaar als de mens, als individu of in groep, of in het algemeen, als mensheid. Seneca (Brieven aan Lucilius 95, 33) schreef, verontwaardigd over de toenmalige danig populaire ‘spelen’ van de gladiatoren: ‘Een mens, een wezen dat voor een ander mens iets heiligs moet zijn, wordt al bij wijze van spel en voor de grap gedood.’ Ook vandaag is overal ter wereld een mensenleven niet meer heilig. In La personne et le sacré schreef Simonne Weil kort voor haar dood: ‘Diep in het hart van ieder mens is er, van de wieg tot het graf, iets dat onomstotelijk verwacht dat men elke mens goed zal behandelen en geen kwaad zal doen. Dit is wat bovenal heilig is in de mens.’

    Wij bepalen zelf wat wij als heilig beschouwen, en dat is almaar minder en minder. Mensen zijn geen heiligen, zegt men nu, want de volmaaktheid is niet van deze wereld; een andere wereld dan deze is er evenwel niet. Dus is niets nog heilig, en zo hoort het. Niets is absoluut ‘heilig’, omdat wij zelf bepalen wat wij als min of meer heilig beschouwen, of zouden willen dat het heilig was, ook als het dat (nog) niet is.

    Zoals tal van andere woorden uit de christelijke godsdienst, zoals God, ziel, zonde, boete en vergeving, verlossing, genade, verrijzenis, hiernamaals, laatste oordeel, hemel, hel en vagevuur, is ook het woord en het begrip ‘heilig’ zo goed als verdwenen uit onze leefwereld, zonder veel erg, blijkbaar. Wat tweeduizend jaar lang heilig was, is het niet meer. Zo gaat het uiteindelijk met lege begrippen en ijdele woorden, als met kledij die men niet meer draagt: die gaan in de lappenmand. Nu er geen kerkelijk machtsapparaat meer is om heiligschennis zwaar te sanctioneren, blijkt het begrip ‘heilig’ zelf weg te eroderen, te atrofiëren. Dat bewijst dat het geen intrinsieke betekenis had, maar slechts een handige, of smerige truc was om al wat kerkelijk was te beschermen tegen alle belagers, door het een vermeende goddelijke status te verlenen. Nu ook die verzonnen God niet meer kan standhouden tegenover het gezond verstand en de rede, worden met de vele lege kerken ook de laatste heilige huisjes gesloten en gesloopt, of krijgen ze, na ontwijd te zijn, een profane in plaats van een ‘sacrale’ functie.

    We kunnen het betreuren dat in onze taal veel van wat ooit verheven, belangrijk, goed en schoon was onherroepelijk verdwijnt. Niets verplicht ons echter om als we de oude gewaden afgelegd hebben in ons blootje te staan, niets weerhoudt ons ervan om de oude woorden gepast te blijven gebruiken. Spinoza gebruikte spontaan het woord ‘God’ meer dan 350 keer in zijn Ethica en weigerde consequent om atheïst genoemd te worden; Einstein geloofde in Spinoza’s God, die niets anders is dan het universum, dat we zonder enige schroom gerust heilig mogen noemen. We kunnen nog steeds spreken van het heilig vuur, van een heilige plicht, of heilige verontwaardiging, zelfs van het doel dat de middelen heiligt, of dat iets ons heilig is. Zolang we weten wat we zeggen, en woorden niet ijdel gebruiken, of te kwader trouw, zijn we geloofwaardig. Terwijl niets meer heilig is, wordt alles dat voor de mens werkelijk van waarde is, en ook weerloos (Lucebert), werkelijk heilig voor wie het goed voorheeft met zichzelf en met de anderen.

     

     

     


    Categorie:God of geen god?
    13-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De vijgenboom, of de wortels van het antisemitisme.

    De vijgenboom.

    Het is weer die tijd van het jaar: de vijgenbomen dragen vruchten. Bij mijn buren staat een vijgenboom aan de straat, ik heb die zien opgroeien van een onooglijk plantje tot de metershoge boom die hij nu is. Sinds enkele jaren krijg ik van die lieve buren af en toe wat vijgen, wat ik ten zeerste apprecieer, we eten ze graag bij ons ontbijt van vers fruit en ontbijtgranen. In mijn jeugd kenden we alleen de gekonfijte vijgen, ik had geen idee hoe een verse vijg eruitzag. Die buren zijn nu op vakantie, en ze hebben me verzekerd dat ik zelf vijgen mag plukken, wat ik deze namiddag nog gedaan heb.

    Er komt ook een vijgenboom voor in het Nieuwe Testament, bij Marcus 11, 12-14 en 20-24:

    12 Toen zij de volgende dag Betanië verlaten hadden, kreeg Hij honger.  13 Hij zag in de verte een vijgenboom in blad staan en ging kijken of Hij er misschien iets aan kon vinden; maar bij de boom gekomen vond Hij niets dan blaren; het was trouwens niet de tijd van de vijgen.  14 Daarom richtte Hij zich tot de boom en zei: “Niemand zal in eeuwigheid nog vruchten van je eten!” Zijn leerlingen hoorden dat. 

    20 ‘s Morgens kwamen zij langs de vijgenboom en zagen dat hij tot op de wortel verdord was.  21 Petrus dacht weer terug aan het gebeurde en zei: “Meester, kijk!” De vijgenboom die Gij vervloekt hebt, is verdord.”  22 Jezus antwoordde hun: “Hebt geloof in God.  23 Voorwaar, Ik zeg u: Als iemand tot deze berg zegt: Hef u op en stort u in de zee, en als hij in zijn hart niet twijfelt, maar gelooft dat gebeuren zal wat hij zegt, voor hem zal het werkelijkheid worden.  24 Daarom zeg Ik u: Alles wat ge in het gebed vraagt, gelooft dat ge het al verkregen hebt, en ge zult het verkrijgen. 

    en Mattheüs 21, 18-22:

    18 ‘s Morgens vroeg, op de terugweg naar de stad, kreeg Hij honger.  19 Hij zag een vijgenboom langs de weg staan en ging ernaar toe, maar vond er niets dan bladeren aan. Daarop sprak Hij tot de boom: “In eeuwigheid zult gij geen vrucht meer dragen.” En op slag verdorde de vijgenboom.  20 Bij het zien daarvan vroegen de leerlingen verbaasd: “Hoe is die vijgenboom zo ineens verdord.”  21 Jezus gaf hun ten antwoord: “Voorwaar, Ik zeg u: Als gij maar geloof hebt en niet twijfelt, zult gij niet alleen doen wat Ik met die vijgenboom gedaan heb, maar zelfs als ge tot deze berg zegt: Heft u op en stort u in zee, dan zal het gebeuren.  22 En al wat gij in vertrouwvol gebed zult vragen, zult gij verkrijgen.”

    Er is hier sprake van een mirakel: de vijgenboom sterft af, in het ene geval in de loop van de nacht, in het andere ogenblikkelijk, op het woord van Jezus. Dat is wat we volop te lezen krijgen in de Evangelies, en dergelijke mirakels worden als een overtuigend bewijs beschouwd van de almacht van Jezus, de Zoon van God en zelf ook God. Dat een boom afsterft is geen wonder, misschien zelfs niet dat die op vrij korte termijn verdort, maar van de ene dag op de andere, en tot in de wortel, of ogenblikkelijk, omdat Jezus het zegt? Dat is onmogelijk, en als het toch gebeurt is het een wonder, een mirakel dat Jezus verricht.

    We zien Jezus hier niet van zijn meest gunstige kant. De episode speelt zich af in de tijd van het Joodse Paasfeest, Pesach, de herdenking van de bevrijding uit de Egyptische slavernij, in de tweede helft van maart tot de eerste helft van april, in de joodse eerste maand van het jaar, nisan, die begint met de nieuwe maan, en Pesach komt 14 dagen later, bij volle maan. Rond die tijd zijn er nog geen vijgen. Dat had Jezus even goed moeten weten als elke andere Jood. Hij had zich dan ook de moeite kunnen besparen om te zoeken naar vijgen tussen het loof om zijn honger te stillen. En hij had evenmin redenen om de boom ter dood te veroordelen omdat hij geen vijgen droeg op dat ogenblik.

    Jezus legt zijn agressief gedrag uit aan de leerlingen: als je werkelijk in iets gelooft, is niets onmogelijk, ook niet voor zijn leerlingen. Vandaar de Bijbelse uitdrukking: geloof verzet bergen, die wij veeleer symbolisch interpreteren: wie werkelijk bevlogen is, kan veel bereiken, zelfs wat voor onmogelijk geacht wordt — zij het niet wat werkelijk onmogelijk is, zoals een boom doen afsterven met een gebod, of bergen verzetten.

    Het christendom heeft die korte passage, die niet voorkomt bij Lucas of Johannes, aangegrepen als een gelijkenis, een parabel, niet alleen als een illustratie van de goddelijke almacht van Jezus, en voor de kracht van het smeekgebed (waarover ik hier onlangs nog schreef), maar als een beeldspraak voor Israël, het Joodse volk, dat hier vergeleken wordt met de vijgenboom die wel fraaie bladeren vertoont, maar geen vruchten draagt voor Jezus, en door hem daarom vernietigd wordt. Zo ook wordt het Joodse volk door God vernietigd omdat het Jezus niet alleen niet aanvaard heeft, maar hem bovendien vermoord heeft. De val van Jeruzalem in het jaar 70 en de nederlaag van de Joden in hun verzet tegen Rome, en de diaspora, de verjaging van de Joden uit hun land werd algemeen gezien als een straf van God. Die interpretatie was al aanwezig in de eerste eeuwen van het christendom, en werd algemeen verkondigd tot ver in de twintigste eeuw, en is ook vandaag nog aanwezig bij gelovigen en priesters. Ze is kenmerkend voor het christelijke antisemitisme, dat door een auteur en historicus als Jules Isaac (1877-1963) in verscheidene indrukwekkende publicaties aangewezen en aangeklaagd werd. In L’enseignement du mépris (1962) wijdt hij een kort maar indrukwekkend hoofdstuk aan die passus en zijn nawerking. In zijn andere werken toont hij overtuigend aan dat er geen sprake is van een algemeen antisemitisme vóór het christendom, en dat het christendom zich wel degelijk van meet af aan bewust schuldig gemaakt heeft aan een rabiaat antisemitisme, ook al zijn er daarvoor geen Bijbelse of dogmatische gronden.

    In die zin moet het christendom, gezien zijn zo wijdverbreide en diepgaande invloed op onze beschaving, rechtstreeks verantwoordelijk geacht worden voor de talrijke vormen en gevallen van discriminatie en vervolging van de Joden, en voor het nog steeds bewust of onbewust aanwezige antisemitisme in de Westerse mentaliteit. Men mag zonder enige overdrijving stellen dat er zonder de katholieke Kerk geen antisemitisme zou geweest zijn zoals onze geschiedenis dat gekend heeft. Dat de Kerk daarvan lang na de holocaust eindelijk stilaan afstand is gaan nemen, althans in enkele officiële verklaringen, vooral mede door toedoen van personen zoals Jules Isaac, veeleer dan uit eigen berouwvol inzicht, is allicht op zich een verheugende vaststelling, maar het is onvoldoende om de afschuwelijke resultaten van een infame eeuwenlange officiële indoctrinatie ongedaan te maken, als dat ooit al mogelijk zal zijn. Het christelijke antisemitisme is wellicht niet de meest algemeen bekende misdaad van het christendom, en inzonderheid van de katholieke Kerk, maar door zijn historische omvang en onbegrijpelijke uitzonderlijke wreedheid is het als broeder- en oudermoord misschien wel de meest onchristelijke, en daardoor een van de meest onvergeeflijke.


    Categorie:samenleving
    01-09-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bidden

    Desine fata deum flecti sperare precando (Vergilius, Aeneis VI, 376)

    In de Brieven aan Lucilius heeft Seneca (-4 — 65) het in brief 77 over zelfdoding, en hij citeert bovenstaand — overigens uit de context gerukt — citaat van Vergilius: ‘Laat de hoop varen dat je door bidden de beschikkingen van de goden kunt veranderen.’ (vertaling Cornelis Verhoeven)

    Smeekbeden zijn misschien wel heel menselijk, maar volkomen inefficiënt om het verhoopte afgesmeekte doel te bereiken. Men heeft ooit de moeite gedaan, in Amerika vanzelfsprekend, om double blind te onderzoeken of bidden voor zieken helpt voor hun genezing, en de resultaten waren, niet verwonderlijk, overduidelijk: mensen voor wie gebeden werd, vertoonden geen andere verschijnselen dan mensen voor wie niet gebeden werd. Het is nog altijd mogelijk dat de mensen die baden voor de genezing van anderen daar zelf beter van werden, en daarnaast zo in hun omgang met de betrokken zieken een of andere gunstige invloed uitoefenden, maar dat is niet wat onderzocht werd, het ging om de rechtstreekse invloed van op afstand bidden van mensen op de gezondheid van andere mensen, en die is er dus niet. Bij uitbreiding kan hetzelfde gezegd worden van gebeden die zieken voor zichzelf doen.

    Hoe zou dat ook kunnen? Er is immers geen fysisch contact tussen de betrokkenen. En in het geval van gebeden voor het eigen welzijn is er geen aanwijsbaar verband tussen het bidden en het beoogde resultaat. Men moet er dus van uitgaan dat het op een of andere manier mogelijk is om het verloop van een ziekte te wijzigen door te bidden, dat wil zeggen woorden uit te spreken, stil te lezen, of gedachten te formuleren. Het gaat evenwel niet om bezweringen, waarbij die woorden zelf, al dan niet gehoord door de patiënt, een helend effect zouden hebben, maar om smeekbeden, gericht tot een hogere instantie, inzonderheid in het christendom tot God of Jezus zelf, of Maria of een van de vele heiligen als bemiddelaar. Wat men vraagt is niet meer of niet minder dan een mirakel, een goddelijke tussenkomst in het natuurlijke verloop, in het toeval, of zelfs in de natuurwetten.

    Vergilius (-70 — -19) stelt het in het citaat hierboven duidelijk: de goden laten zich niet vermurwen. Dat is vooral een manier van spreken. Het gaat er niet zozeer om dat er goden zijn die al dan niet willekeurig ingrijpen in het leven van de mensen en in de wereld in het algemeen, maar dat het geen zin heeft om daaraan iets te willen veranderen door het afsmeken van gunsten. Ofwel zijn de goden capricieus en dus onvoorspelbaar, ofwel volgen ze hun eigen noodzakelijke en onveranderlijke natuurwetten, maar in beide gevallen zijn ze letterlijk onverbiddelijk: smeekgebeden baten niet, al schaden ze (althans voor de beoogde begunstigden) niet.

    Dat heeft mensen nooit weerhouden om dat toch maar te doen. Het is heel menselijk om op onheil te reageren door te wensen dat het er niet was. Zelfs een verzuchting, het uitspreken van een al dan niet gegronde hoop, een al dan niet vervulbare wens kan al enig soelaas bieden. Maar het is niet redelijk om tegen alle beter weten in te verwachten dat het formuleren van een wens of een smeekbede gericht tot een bovennatuurlijk wezen enig praktisch resultaat zou hebben, enige invloed op de gebeurtenissen. Dat veronderstelt een godsbeeld dat vooral het christendom voorstaat, namelijk het bestaan van een volmaakt bovennatuurlijk wezen dat met de mens een wederzijdse persoonlijke relatie heeft. Een dergelijke veronderstelling wordt door de Kerk nuttig, ja zelfs noodzakelijk geacht voor het welzijn van de mens hier op aarde, maar vooral voor het immens veel belangrijkere eeuwige leven na de dood.

    In beide gevallen moet men evenwel vaststellen dat het niet alleen niet baat, maar bovendien zelfs schaadt. Door zich afhankelijk te maken van een bovennatuurlijk wezen, maar in feite van andere mensen, de kerkelijke hiërarchie en de gemeenschap van de gelovigen, geeft men de eigen autonomie en redelijkheid op, die ten minste een even goede en zelfs een betere garantie bieden op een menswaardig bestaan voor de hele mensheid. Het idee van een leven na de dood is een waanidee waarvoor geen enkel bewijs bestaat, en in de theologische vorm waarin het voorgesteld en opgelegd wordt, is het klaarblijkelijk noch een emotionele troost, noch een haalbaar of zelfs maar aannemelijk recept voor het individuele of het gezamenlijke leven van de mens. De heilseconomie van het christendom, met de erfzonde, de menswording en de verlossing, het doopsel en de andere sacramenten, de zonden en de vergeving daarvan, het vagevuur, de hel en de hemel, zijn zo abstruus en onaannemelijk dat geen redelijk mens die ernstig kan nemen als leefregel.

    Hoewel godsdienst nog steeds aanwezig is in onze samenleving, leven de meeste mensen nu veeleer in het besef dat de wereld noch chaotisch verloopt, noch willekeurig geleid door onvoorspelbare mythologische goden, noch door een volmaakte persoonlijke God, maar volgens universele natuurwetten, waarvan we de werking steeds beter begrijpen en tot ons eigen profijt proberen toe te passen. Zowel het individuele leven als de samenleving met nu al meer dan acht miljard mensen is anderzijds zo complex dat het grotendeels onvoorspelbaar blijft, en gelukkig maar.

    Hoe dan ook is het beter alle hoop te laten varen dat men door bidden de beschikking van de goden kan veranderen, Q.E.D.

     

     


    Categorie:God of geen god?


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • In paradisum
  • Idem dito
  • Kwezel
  • leidraad
  • Vermogensbelasting, een weeldetaks?
  • Schreien en schreeuwen
  • Spelen
  • Heilig
  • De vijgenboom, of de wortels van het antisemitisme.
  • Bidden
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!