Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (242)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    15-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de verkrachting van de Sabijnse maagden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uit de vroegste geschiedenis van Rome, ons verteld door Livius (-57 – 17) en Plutarchus (46-120), kennen we het verhaal over de roof van de Sabijnse maagden. Het is een thema dat vooral in de Renaissance en de Barok het onderwerp is geweest van intussen beroemde schilderijen ( Poussin, Rubens, David) en beeldhouwwerken (Giambologna), maar ook Picasso heeft zich aan dit erotisch getinte verhaal gewaagd.

    Kort samengevat komt het hierop neer dat de groep Romeinse jongelingen, die net hun stad hadden gesticht, bij hun buren gingen aankloppen om echtgenotes te vinden: ze vroegen het recht op onderlinge huwelijken met de naburige stammen. Zoals te verwachten hadden die daarvoor geen belangstelling: wat was er te verwachten van schoonzonen die uit den vreemde waren aangekomen zonder have of goed en zich hadden gevestigd in een moerassig gebied? Romulus, de aanvoerder, organiseerde daarop een groot feest, waarop alle buren welkom waren. Vooral de Sabijnen kwamen erop af, met heel hun huishouden. Ze waren onder de indruk van wat de Romeinen op korte tijd hadden gerealiseerd en genoten van spijs en drank. Op een afgesproken teken trokken de Romeinen hun wapens en maakten zich meester van de Sabijnse jonge vrouwen; hun familieleden vluchtten weg in verwarring. Aanvankelijk wilden de jonge Sabijnsen niet weten van hun overweldigers, maar toen Romulus hen had uitgelegd dat zij de wettige echtgenotes zouden zijn van hun Romeinse mannen en dat hun kinderen vrije burgers van Rome zouden zijn, stemden zij toe in het huwelijk. Dat de Sabijnen daarmee geen vrede namen, ligt voor de hand. Het kwam tot een oorlog, maar voor die goed en wel kon beginnen kwamen de nu Romeinse jonge vrouwen met hun ondertussen geboren kinderen tussenbeide, letterlijk dan, om te verhinderen dat hun ouders hun echtgenoten zouden doden, of hun mannen hun ouders.

    In het Engels is dit verhaal bekend als The Rape of the Sabine Women. Wij weten dat rape ‘verkrachting’ betekent, maar in dit geval spreken wij van de ‘roof’ en terecht, want van verkrachting, in de betekenis van seksueel geweld, is hier niet echt sprake, enkel van ontvoering, maar gevolgd door huwelijksaanzoek, instemming en officiële bekrachtiging. De etymologie bevestigt dit: Lat. rapere betekent roven, met geweld wegvoeren, ontvoeren. Pas rond 1500 vinden we het in de hedendaagse betekenis in het Engels als werkwoord, het substantief nog honderd jaar later.

    Het verhaal dat Livius en Plutarchus voor ons opdissen, moeten we met enige argwaan bekijken. Vooreerst is het geschreven meer dan 750 jaar na de ‘feiten’: Rome zou gesticht zijn in -753. Het lijkt meer dan waarschijnlijk dat de werkelijkheid minder fraai was. Zo weten we uit antropologische studies dat primitieve stammen zich schuldig maken aan het roven van vrouwen van naburige stammen; meestal doden ze daarbij de betrokken mannen, zodat ze niet hoeven te vrezen voor wraakacties. Dit is ook het verhaal dat we in de Bijbel vinden: de Iraëlieten doden, op bevel van Mozes en van Jahweh zelf, alle mannen, mannelijke kinderen en gehuwde vrouwen van de volksstammen van het hen beloofde land en nemen de ongehuwde meisjes als vrouw (Numeri 31, 17; Deuteronomium 20, 14).

    Evolutionaire biologen en psychologen hebben het vaak over dit thema, dat een belangrijk aspect moet geweest zijn van de primitieve samenlevingen en dat derhalve zijn sporen moet nagelaten hebben in de moderne mens. Vrouwenroof en verkrachting, want dat was het eigenlijk toch wel, heeft wel degelijk bestaan; het moet in de vroege jaren van onze ‘beschaving’ een aantrekkingskracht gehad hebben en de rovers een voordeel bezorgd hebben: uitbreiding van de mogelijkheid tot voortplanting, vergroten van de kans op overleven, de twee elementaire regels van alle leven.

    Het is veel minder duidelijk of de hedendaagse problematiek van verkrachting veel te maken heeft met die primitieve en gewelddadige, bijna dierlijke manier van ‘gezinsvorming’. De statistieken over verkrachting in onze moderne maatschappij tonen aan dat in slechts 2% van de gevallen de verkrachter een vreemde is, in alle andere is het de vaste partner (21,6%), een ‘losse’ vriend (16,5%), een vroegere vaste vriend (12,2%), een kennis (10,8%), een ‘goede’ vriend (10,1%), een afspraakje (10,1%), de echtgenoot (7,2%). In elk van deze gevallen gaat het enkel om verkrachting, niet over roof en daarop volgende vaste relatie. Het wijst erop dat mannen, zoals mannelijke dieren, veel meer belangstelling hebben voor seks met andere partners dan hun vaste, dan vrouwen, die veel kieskeuriger zijn. Mannen die een vrouw verkrachten, konden (vóór er voorbehoedsmiddelen waren en abortus) er vrijwel zeker op rekenen dat de vrouw voor hun kind zou zorgen, ook als zij zelf de biezen namen; zo konden zij hun kansen op voortplanting vergroten. Voor vrouwen is verkrachting veel minder interessant: zij hebben niets aan een man die hen prompt in de steek laat na de seks, die niet voor vrouw en kind zorgt; vandaar ook dat zij geen losse partner zoeken, maar een betrouwbare en geen losse seks, maar een vaste relatie. Zij zullen zich dus verzetten tegen verkrachting. Vrouwen die een kind van een vreemde man in hun relatie brengen, zijn evenmin in een benijdenswaardige situatie: hun ‘vreemd’ kind zal moeten afrekenen met de afkeer en de woede van de ‘vader’ en de competitie van de ‘eigen’ kinderen.

    Een ander aspect van verkrachting is het seksueel geweld in oorlogssituaties. Terwijl in primitieve stammen oorlogen vaak over vrouwen gingen én gaan, tot en met de strijd om Troje, is in de ‘beschaafde’ wereld oorlog de gelegenheid voor de soldaten om zich te buiten te gaan aan roof, moord en seksueel geweld, daarvan biedt onze geschiedenis een tragische catalogus, met als afschrikwekkend dieptepunt de stelselmatige verkrachting van burgerslachtoffers op grote schaal en de uitmoording van de mannen in vrijwel alle conflicten van de 20ste eeuw, een praktijk die ook vandaag nog voortdurend voorkomt in de smerige oorlogen die we elke avond even in het nieuws krijgen, maar waaraan geen enkele internationale organisatie een einde blijkt te kunnen stellen. Dit is de biologisch absurde combinatie van de vrouwenroof en het uitmoorden van de mannelijke tegenstanders met de gewelddadige seks om de seks van het moderne verkrachtingsmodel.

    Verkrachting is een menselijk verschijnsel van alle tijden en van alle rangen en standen. Er rust nog steeds een vreselijk taboe op. Dat betekent dat we niet weten hoe we ermee moeten omgaan, we kunnen niet eens op een rustige manier over seks praten, laat staan over verkrachting, hoe kunnen we dan verwachten dat we een oplossing vinden? Er zijn geen betrouwbare cijfers over hoe vaak verkrachting voorkomt onder een van zijn vele vormen, maar het is geen verwaarloosbaar randverschijnsel, ook niet buiten de oorlogssituaties. De behandeling van klachten is nog steeds een moeizaam en vernederend proces, de veroordeling van daders nog steeds een twijfelachtige zaak. Wij weten niet waarom de ene mens de andere verkracht, al zeggen de statistieken ons dat in de helft van de gevallen ten minste één van de betrokkenen onder de invloed was van alcohol. De voorzichtige veronderstellingen van de sociobiologie over de genetische achtergrond van de aanleg of aandrift voor verkrachting stuiten op enorme weerstand, als zou die uitleg de daders vrijpleiten van enige verantwoordelijkheid: ik kan er niet aan doen, het zit in mijn genen! Zo is het duidelijk niet, maar dat verkrachting deel uitmaakt van ons mens-zijn, dat zullen daders noch slachtoffers kunnen ontkennen. Daarom moeten we elke poging aanmoedigen om enig licht te werpen op dit zo weerzinwekkend en tegelijk blijkbaar onvermijdelijk menselijk gedrag. Elke bevestiging van het taboe, hoe verleidelijk ook, kan niet anders dan de huidige schrijnende situatie bestendigen en dat kan toch echt niet de bedoeling zijn.




    14-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.van de prins geen kwaad
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hij weet van de prins geen kwaad… Een meer passende uitdrukking kan men echt niet bedenken als het gaat om onze nationale kroonprins, le Prince Philippe – Prins Filip (officieel: Filips). Van Dale omschrijft ze als: doodonschuldig, in hoge mate argeloos zijn. Dat is onlangs nog maar eens gebleken tijdens het interview dat het Hof de VRT toestond. Je moet inderdaad al oliedom zijn en in hoge mate argeloos om niet in te zien dat van dergelijke opgezette vertoningen geen heil te verwachten is. Wat wij allen verwacht hadden, op de Prins en zijn omgeving na dan, is ook bewaarheid: het is een pijnlijk fiasco geworden. Wij kregen de Prins te zien zoals hij waarschijnlijk is, althans in zijn Nederlandstalige gedaante: onhandig, onnatuurlijk, onzeker, een beetje koppig, zonder enig invoelingsvermogen, oppervlakkig, zelfingenomen, zich zeer bewust van een louter aangemeten waardigheid. Wij zagen ook een zeer eenzaam man, wereldvreemd en verstoken van vrijwel elk normaal menselijk contact, zelfs met zijn naaste omgeving.

    De VRT ‘mocht’ de Prins zes maand volgen. Veel meer dan de gebruikelijke zorgvuldig gekuiste beelden van officiële bezoeken en verplichtingen heeft dat niet opgeleverd. Zelfs de enkele huiselijke tafereeltjes waren onwerkelijk: de prinselijke familie speelt op de binnenplaats en de tuinen van het kasteel van Laken, die samen een oppervlakte hebben zo groot als heel Monaco: hoe kan een mens daar natuurlijk overkomen? Net zo voor de salon waarin het interview doorging: geen doorleefde ruimte, maar een pompeuze zaal uit vorige eeuwen, een museum als het ware en de Hertog van Brabant voelde er zich helemaal op zijn plaats.

    De vele pogingen om aan te tonen dat hij ook ‘maar’ een mens is, mislukten keer op keer erbarmelijk. Zijn zeldzame pogingen om grappig te zijn, kwamen eerder over als zovele versprekingen. Toen we hem mochten volgen toen hij, zoals elke vader (?) zijn kinderen naar school bracht, kon je zien dat niet hij maar de chauffeur de kinderen de veiligheidsgordel omdeed: typisch.

    En zo kunnen we doorgaan, de ene miskleun na de andere, een uur aan een stuk, die alleen maar bevestigden wat we al lang weten: als het koningschap een verkiesbare functie was, dan werd Filip van België nooit onze vorst. Het is weinig waarschijnlijk dat vooral de Vlaamse politieke wereld hem ooit zal aanvaarden met de ruime bevoegdheden die de Belgische koning volgens de grondwet nog steeds heeft. Zijn enige kans ligt in een zogenaamde protocollaire functie van de vorst, dat heeft men ook in andere landen zo geregeld, niet alleen voor hereditaire koningen, maar ook voor de functie van President of Kanselier: een soort majordomus, een ceremoniemeester, een stroman. Als hij met zoiets gelukkig kan zijn, dan moet dat maar. Met zijn opvoeding en zijn achtergrond is dat wellicht het enige waartoe hij geroepen is. Ik kan me niet voorstellen dat iemand het in zijn hoofd zou halen om hem aan te werven als bedrijfsleider of, erger nog, als piloot.

    Hoe wil men in hemelsnaam toch verwachten dat Vlaanderen openstaat voor een troonopvolger die, ondanks jarenlange inspanningen, nog steeds de taal van de overgrote meerderheid van zijn volk niet beheerst? Het hele interview was voorgekauwd, van buiten geleerd, wellicht in tientallen takes opgenomen na talloze slippers en blunders. Zijn omgeving kan terecht zeggen, zoals in My Fair Lady: there is no word in your mouth that I haven’t put there! Dat was overigens ook al zo bij zijn doctoraat honoris causa in Leuven, waarvoor inderdaad geen andere reden bestond dan de eer, niet die van de universiteit, helaas, maar die van de prins, wel te verstaan en ook die van de toenmalige rector, die daarvoor even later prompt gebaronneerd werd.

    In wat een apenland leven wij, waar het aanstaande staatshoofd jammerlijk mislukt in zijn zoveelste sollicitatiegesprek, maar toch veroordeeld blijft om koning te worden, omdat hij nu eenmaal de zoon is van zijn vader. En dat terwijl althans één dochter van die zelfde vader van hem zelfs geen goeiedag meer krijgt.

    Ik vrees, als ik naar onze politieke wereld kijk, dat een president het niet noodzakelijk veel beter zou doen. Maar die mogen we dan tenminste zelf kiezen, voor een beperkte periode en dat is toch een groot verschil.

    Er zijn nog een paar leuke uitdrukkingen rond prinsen, die erop wijzen dat de mensen het ook vroeger niet erg op prinsen begrepen hadden. ‘Het is voor de prins’: dat ben je kwijt! ‘Dat is een dag voor de prins’: een verloren dag, een dag waarop niet gewerkt wordt. En als een molenaar zijn wieken voor de prins laat draaien, dan heeft hij de maalmechaniek uitgeschakeld: men ziet van buiten de wieken wel draaien, maar van binnen gebeurt er niets. Een schrijnend accuraat beeld van Philippe – Filip(s).


    12-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ons
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Laten we het even over ons hebben. Ik bedoel niet over mezelf en ook niet over jullie en ik, lieve lezers, dat doen we enkel bij bijzondere gelegenheden, zoals het bereiken van belangrijke kapen in het aantal bezoekers, of een verjaardag. Nee, ik bedoel het letterlijk: ‘ons’.

    Het is een woord met vele betekenissen. De eerste hebben we al even aangeraakt: het persoonlijk voornaamwoord in de eerste persoon meervoud, in de verbogen vorm, dus een variatie op ‘wij’. Als die eerste persoon meervoud onderwerp is, dan zeggen we ‘wij’ of ‘we’ (of wijle of wiender of woldere of me in het dialect). Voor alle andere grammaticale functies gebruiken we ‘ons’: de genitief, die het bezit uitdrukt of de eigendom: ons moeder; de datief van het meewerkend voorwerp: geef ons dat boek; de accusatief van het lijdend voorwerp: ze hebben ons verslagen; de ablatief van de voorzetsels: op ons initiatief. Het is ook het bezittelijk voornaamwoord, eveneens in die 1ste persoon meervoud: ons boek. In het Latijn is dat noster en dat kennen we nog van de Paternoster, het Onzevader. De Jezuïeten drukken hun stevig ontwikkeld wij-gevoel uit met het legendarische nostri, de onzen.

    Ook in het dialect is ons erg in, bijvoorbeeld in de uitdrukking: die van ons (ons Moeder, mijn vrouw), dieje van ons (ons Vader, mijn man). Ik heb dat altijd een beetje een denigrerende manier van zeggen gevonden, niet gemeenzaam maar plat en respectloos; zo spreek je niet over je meest geliefden, maar het is wel erg gebruikelijk, vooral bij oudere generaties.

    Er is ook een meervoudsvorm: onze boeken. Zelfstandig gebruikt is het ‘het onze, de onzen’. Er zijn bekende broertjes of zusjes in andere talen: uns (Du.), nos (Fr., Lat.). In het Afrikaans heeft ‘ons’ zelfs de nominatief ‘wij’ verdrongen: ons loop, wij lopen. In het Nederlands vinden we dat enkel in de vaste uitdrukking ‘ons kent ons’.

    Maar er is ook ‘het ons’, een oude gewichtseenheid, het twaalfde deel van een pond. De oorsprong daarvan moeten we in het Latijn zoeken, waar een uncia ook het twaalfde deel van een pond, een voet etc. was. We zien er unus in, één. Uncia betekent dan ‘een klein eentje, een klein deeltje, een onderdeel’ en aangezien gewichten vaak in twaalfden werden onderverdeeld, was het duidelijk dat het om een twaalfde deel ging.

    Waarom in twaalfden? De mensen die veel moesten rekenen waren in de oude beschavingen vooral handelaars. Ze zijn spontaan in twaalfden gaan rekenen omdat ze op die manier gemakkelijk verder konden opdelen zonder moeilijke breuken te moeten gebruiken. Twaalf is immers deelbaar door 2, 3, 4 en 6, terwijl 10 enkel deelbaar is door 2 en 5. Soms is een ons ook 1/16de deel en dat komt zo: delen door twee geeft de helft, die delen door twee een kwart, dat delen door twee is een achtste en dat nog eens delen door twee is een zestiende.

    Uncia heeft dus geen etymologische verwijzingen naar het getal twaalf, enkel naar het onderverdelen, wat erop wijst dat het twaalfdelig stelsel alom bekend en gebruikt was. Wij vinden dat terug in onze twaalf uren van de dag, in het dozijn en het gros (12x12=144).

    Hoe zwaar een ons weegt, hangt natuurlijk af van hoe zwaar een pond is. Aanvankelijk was dat heel plaatsgebonden, pas in grotere landen of wereldrijken kon men komen tot vaste afspraken en ijking. Een pond was traditioneel zowat overal ongeveer een half kilogram, maar die is pas tijdens de Franse Revolutie ontstaan natuurlijk. In Groot-Brittannië was er al rond 1200 een geijkte Troy Pound van omgerekend 0,5435 kg. Een ounce was dus omgerekend 37,8 gram, inderdaad een klein beetje.

    Toen hier bij ons het decimaal systeem werd ingevoerd en alles dus in veelvouden en delen van 10 moest, heeft men het pond afgerond tot een halve kilo en een ons serieus opgewaardeerd tot maar liefst 100 gram, 1/5de van een pond. Bij de beenhouwer/slager hoorde je vroeger wel eens vragen naar een half pond van dit of dat, dus een kwart kilo, maar veel minder vaak naar een ons of honderd gram, een hoeveelheid die meer geschikt is voor charcuterie en de verkoop daarvan is pas veel later in zwang gekomen, toen het pond en het ons al lang in onbruik waren en zelfs officieel verboden voor commercieel gebruik.

    In het Engels kreeg de uncia voor lengtematen een aparte naam, onderscheiden van de ounce en dat is de inch, een twaalfde van een voet, de duim en die is nu ongeveer 2,54 cm.



    10-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.prostaat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    We zijn er even tussenuit geweest. Enkele trouwe lezers maakten zich zelfs zorgen: een hele week geen nieuwe teksten? Dat doet me plezier, natuurlijk: het is een fijn gevoel dat je gemist wordt.

    We hebben weer problemen gehad met de computer. De nieuwe harde schijf heeft het niet lang uitgehouden en is ook gecrasht. De oorzaak? Misschien ligt het aan de processor… Hoe dan ook, ik was de problemen hartsgrondig beu en had alle vertrouwen in het toestel verloren. We hebben dan maar beslist een nieuwe PC aan te schaffen en dit zijn mijn eerste stappen op het nieuwe systeem.

    Een andere reden van mijn afwezigheid is van medische aard. Mannen krijgen vroeg of laat te maken met prostaatproblemen. Iedereen weet dat, maar men spreekt er niet gemakkelijk over. Het taboe is dubbel: in beschaafde middens is er wel een cultuur van eten en drinken, maar niet van wat er onvermijdelijk op volgt: plassen en ja, hoe zeg je dat op een kiese manier: kakken? Er is wel een zeer belangrijke cultuur van toiletten en al wat erbij hoort, we investeren daar heel zwaar in, maar wat er op het toilet gebeurt, daarover reppen we met geen woord.

    Het tweede taboe is het seksuele: over de lichamelijke aspecten van seks praat men niet, meestal zelfs niet tussen partners. En een man zijn penis heeft nu eenmaal die dubbele functie: afvoerkanaal voor de urine en in meer opgewekte toestand als de geleider voor het sperma.

    Als er dus iets gebeurt met je penis, dan zijn er alvast twee stevige hinderpalen voor elk gesprek daarover.

    Als het plassen wat trager en moeizamer gaat, dan weet een man op jaren dat zijn prostaat vergroot is. Die prostaat is de klier die de weg regelt van de blaas via de penis naar de buitenwereld, respectievelijk door die af te sluiten en te openen om de blaas te ledigen als dat nodig is. Als de prostaat te groot is, maakt hij de uitgang van de blaas kleiner, wat het plassen bemoeilijkt. Dan grijpt men operatief in om de overdreven aangroei weg te knippen. Dat gebeurt meestal met een transureterale resectie (TUR) van de prostaat, een geleerd woord voor een ingreep die erin bestaat dat men een slangetje inbrengt langs de penis; aan het uiteinde van het endoscopisch apparaat zit een camera, een mesje, een zuigmond en een waterpomp. Met het mes snijdt men zorgvuldig laag na laag van de vergroting weg, je kan dat goed volgen op het videoscherm, althans als je slechts plaatselijk verdoofd bent. Tussendoor spoelt men en zuigt alles weg. Meestal zijn er in de ureter, de buis binnen je penis, ook wat aangroeisels en die neemt men dan ook maar weg, zodat de hele weg mooi vrijgemaakt is en het plassen weer onbelemmerd kan verlopen.

    Dat is de theorie. De praktijk is een operatieve ingreep van een goed uur, in mijn geval met epidurale verdoving, dat wil zeggen een spuitje in je rug zodat je vanaf het middel verdoofd bent. Na de operatie krijg je dan een dubbele sonde in je penis, die naar je blaas gaat; daarmee wordt een lichtzoute oplossing naar binnen gebracht van uit een ‘baxter’ en langs de andere leiding van de zelfde sonde wordt de inhoud van je blaas, dus je urine en de zoutoplossing en wat bloed en eventuele restjes van de operatie, naar buiten gebracht en opgevangen voor controle in een valiesje dat men regelmatig leegmaakt. Die sonde is best onaangenaam, soms zelfs pijnlijk, maar het is draaglijk. Na een dag of drie verlost men je daarvan; de sonde wordt op haar plaats gehouden met een ballonnetje aan het uiteinde, zodat ze niet uit je penis kan glijden; men laat het ballonnetje af en haalt de sonde eruit. Nadien moet je enkele dagen veel drinken en dus veel plassen. Dat plassen gaat wel heel vlot, maar er komt nog wel wat bloed mee en het is ook wat pijnlijk. Na vier dagen was ik weer thuis. Stilaan gaan we weer naar normale toestanden, met een opmerkelijke verbetering van de plasprestaties en daar was het om te doen.

    Zo, nu weet je waarom er even geen nieuwe berichten waren. Ik hoop stilaan weer het oude ritme te kunnen opnemen.


    30-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stalin's Ghost, Martin Cruz Smith
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik vermeldde hier al eerder Martin Cruz Smith, de auteur van bestsellers, vooral de bekende reeks met Arkady Renko, de Russische detective. Ik las net de (voorlopig) laatste uit die serie: Stalin’s Ghost, 331 pp., 2007, € 12 bij Proxis via Club, en al het goede dat ik zei, vind ik hier bevestigd.

    Natuurlijk volgt het verhaal een vrij vast schema, met veel meer geweld dan je wil meemaken en enkele nogal gratuite seksscènes en hier en daar een bijfiguur die niet veel meer is dan een cliché of een stereotiepje. Maar het boek heeft de vaart van een HST, niet die van het Belgisch gerecht… Het leest dus héél snel, je doet er geen volle dag over, want je leest hoofdzakelijk de gebeurtenissen, niet de tekst, als je begrijpt wat ik bedoel, en dat is een beetje spijtig, want het is verdraaid goed geschreven, veel te goed eigenlijk om zo te hollen enkel om te weten te komen wat er gaat gebeuren. Misschien geniet ik er meer van bij een tweede lezing, maar daarvoor is het toch een beetje te licht en is de concurrentie te groot. 

    Ik verklap hier verder niets, behalve dat ook dit verhaal zich afspeelt in het nieuwe Rusland en in Tsjetsjenië; heel wat gegevens zullen je bekend voorkomen uit het nieuws, maar nu worden die onpersoonlijke berichten gekoppeld aan enkele mensen van vlees en bloed, veel bloed, helaas. Het verleden, ons verleden, de geschiedenis van de 20ste eeuw, speelt een belangrijke rol, zoals steeds bij Cruz Smith en daar vind ik dit verhaal het minst overtuigend; maar goed, het is geen geschiedschrijving, ook geen historische roman, het is een hedendaagse thriller en een goede ook. Er is al een Nederlandse vertaling: 'Stalins Geest' (Ambo).

    Onvermijdelijk roept dit boek herinneringen op aan de Tsjetsjenië-thriller van John Le Carré, Our Game (1995), maar het is voor mij te lang geleden om een ernstige vergelijking te maken. Wat me vooral bijblijft na de lectuur is de vraag die ook naar boven komt bij de processen van Fourniret en Ait Oud, allebei recidivisten, veel te vroeg vrijgelaten en dus hervallen. Toen de meisjes verdwenen waren, daar in Luik, ging men de ususal suspects ophalen, een veertigtal bekende maar vrijgelaten seksuele delinquenten. Hoe vaak horen we dat niet in de berichtgeving: hij is bekend bij het gerecht? Hoeveel mensen zijn er zo bekend? Hoeveel hebben er een strafregister en lopen vrij rond, zonder enige controle? Zijn er dat teveel om te controleren?

    Dat is de vraag die ik me dikwijls stel: het aantal criminelen is beperkt, zeer beperkt, maar hun impact is zeer groot. Men zegt dat de harde kern van de agressieve allochtone jongeren in België niet groter is dan enkele honderden. Dan denk je toch: dat is toch geen onoverkomelijk probleem? Kunnen we dan echt niets doen aan al die usual suspects? Moeten we die gewoon laten rondlopen tot ze weer eens toeslaan?

    De Russische samenleving die Martin Cruz Smith hier beschrijft, is ongelooflijk goor, vreselijk agressief en door en door corrupt op alle niveaus, tot de hoogste toe. Maar hoeveel mensen zijn dat? Is het een heel kleine minderheid, te vergelijken met de veertig Luikse seksuele misdadigers? Hoe groot is het aantal criminelen in België? En elders?

    Thrillers beschrijven de mens in zijn meest uitzonderlijke verschijning en toch weten we dat het geen inbeelding is, maar ver-beelding van de werkelijkheid. Hier in Rotselaar passeren we vrij vaak het gedenkteken voor de politieagent die door een allochtone beroepscrimineel vermoord werd tijdens een achtervolging: gewoon overhoop geschoten, zonder pardon, zonder enige aarzeling. Dat is een realiteit, wij weten dat ze bestaat. We weten alleen blijkbaar niet hoe we ons ertegen kunnen beschermen of verzetten.

    Er is iets cynisch en zelfs pervers aan thrillers zoals die van Cruz Smith: ze spelen in op een realiteit in onze samenleving, ze bespelen de gevoelens die in elk van ons leven, de fascinatie en de afschuw. Ze halen steeds weer fenomenale verkoopscijfers. Vergelijk dat eens met de oplage van een dichtbundel en trek dan je conclusies over de mens?


    29-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Maten en gewichten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor amper twee euro kocht ik een dun pocketje uit 1960: Realm of measure, 144 pp., van niemand minder dan Isaac Asimov, die naast verstandige sciencefictionverhalen ook verscheidene wetenschappelijke werken op zijn naam heeft, vanzelfsprekend vooral op het gebied van ruimtevaart, natuurkunde en dergelijke. In dezelfde reeks verschenen verder ook Realm of Algebra, Realm of Numbers en An Easy Introduction to the Slide Rule.

    Realm is een prachtig Engels woord, vind ik. Je kan het vertalen als ‘domein, koninkrijk, gebied’. De etymologie is onzeker; er zitten elementen in die je ook vindt in het Franse royaume, royal, die vroeger realme en reial waren; maar ook van regimen, regering, zeg maar. Je spreekt het uit als ‘relm’.

    Asimov neemt ons mee op een aangename verkenning van maten en gewichten. Nu is dat voor ons, sinds de Franse Revolutie, niet echt een spectaculaire zaak: wij hebben, goddank, het Metriek Stelsel (in de lagere school hadden we nog een ‘vak’ dat zo heette). Dat werkt voor ongeveer alles wat je kan meten: afstand (meter), oppervlakte (m², are), inhoud (m³), gewicht (gram), vloeistof (liter) en de onderverdelingen of veelvouden zijn altijd decimaal, dus gebaseerd op tien of een veelvoud ervan. Het enorme voordeel van dit systeem blijkt nog eens ten overvloede als we dat vergelijken met de aftandse systemen die nu nog gebruikt worden in Amerika en Groot-Brittannië.

    Asimov legt die vrijwel middeleeuwse toestanden netjes uit, met een manifeste wanhoop om al die nu onbruikbare overblijfsels uit vroeger tijden. Geen wonder dat ook in Amerika en Groot-Brittannië de wetenschappers het metriek stelsel gebruiken en dat slechts enkele van de oude maten nog stand houden bij het grootste gedeelte van de bevolking: mile, foot, gallon, acre…

    Interessant zijn ook de minder bekende onderdelen van onze maten: de micrometer of micron (0,001 mm), de nanometer (0,001 micron), de Ångstrom (0,1 nanometer), de picometer (0,001 nanometer).

    In de laatste hoofdstukken waagt Asimov zich aan wat ingewikkelder maten, maar hij legt ze even vriendelijk en helder uit als de ‘gemakkelijke’, op een toon die zich lijkt te richten tot leergierige jongelui, of senioren? Tussendoor geeft hij heel wat basisgegevens mee van de natuurwetenschappen, een goede opfrissing voor de meesten onder ons, neem ik aan. Heel leuk om lezen en leerrijk bovendien.

    Op één punt heb ik lang zitten dubben. Verre van mij om mij te wagen aan kritiek op een onbetwistbaar genie als Isaac Asimov, maar ik blijf toch met twijfels zitten en wel hierom.

    Asimov maakt het noodzakelijk onderscheid tussen massa en gewicht. De massa van een voorwerp is overal in ons universum eender, maar niet het gewicht: op de maan ‘weegt’ alles maar 1/6 van wat het hier op aarde weegt, want het gewicht is afhankelijk van de zwaartekracht, die op haar beurt afhankelijk is van de massa, in dit geval van respectievelijk de maan en de aarde. Daarover zijn we het al sinds Newton eens. Om dat punt te illustreren verwijst Asimov naar een zware kanonbal: als je die hier op aarde zou proberen wegschoppen als een voetbal, dan zou je gewoon je tenen breken en de bal maar heel weinig verplaatsen. Maar wat als je in een ruimteschip bent, buiten de aantrekkingskracht van de aarde? We weten dat alles daar gewichtloos is, dus ook de kanonbal: je kan hem balanceren op je pinkje. Maar, zegt Asimov: de massa is dezelfde gebleven en als je zou proberen tegen de kanonbal te schoppen in de ruimte, dan zou je evengoed je tenen breken. Nog altijd akkoord: het contact van je tenen met de massa van de bal is niet afhankelijk van de zwaartekracht, dat kunnen we ons nog voorstellen. Maar dan zegt Asimov en ik citeer: That weightless canon ball would still move forward only sluggishly as you kicked it...

    Ik heb de indruk dat hij hiermee (still) suggereert dat het effect van de trap op de bal identiek is in de gewichtloze ruimte als hier op aarde en dat lijkt me niet te kloppen. Als de kanonbal gewichtloos is, dan is de kracht die nodig is om hem te verplaatsen toch veel geringer dan wanneer hij onderhevig is aan de zwaartekracht? Mijn idee is dat je inderdaad je tenen kan breken met zo’n schop in de ruimte, maar dat de kanonbal veel gemakkelijker in beweging zal komen, veel sneller zal bewegen en ook blijven bewegen tenzij er een kracht of een obstakel is dat hem tegenhoudt. Asimov stelt dat de inertie afhankelijk is van de massa, niet van het gewicht en dat is natuurlijk juist voor sommige fysische eigenschappen, zoals het contact tussen je tenen en de stalen bal, maar niet voor allemaal: de kracht die nodig is om de inertie te overwinnen lijkt me wel degelijk afhankelijk te zijn van de zwaartekracht.

    Dat is natuurlijk maar mijn boerenverstand. Is er misschien een lezer of lezeres die het ons kan uitleggen?


    26-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le démon de midi: Moenen van de noenen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op de dag dat in Luik het proces begint tegen Abdallah Ait Oud, de man die ervan beschuldigd is dat hij twee jaar geleden twee jonge meisjes heeft misbruikt en vermoord; en in de laatste dagen van het Fourniret-proces, is het misschien ongepast om je aandacht te vragen voor een Franse uitdrukking die men ook gebruikt om de min of meer perverte belangstelling aan te duiden van ouder wordende mannen voor (veel) jongere vrouwen: le démon de midi. Het is misschien toch een gelegenheid om, langs de omwegen van de taal, stil te staan bij een aspect van ons mens-zijn dat met taboes is beladen maar daarom niet minder belangwekkend is.

    Laat ons beginnen met Van Dale, al was het maar om er nog maar eens op te wijzen dat er meer is in de hemel en op aarde dan vermeld staat in de drie volumes van Van Dale 14. Het is voorwaar niet bon ton (van het Frans de bon ton) om dit magnum opus onder de redactie van professor Dirk Geeraerts en de weinig toepasselijk genaamde drs. Ton de Boon als referentie te gebruiken. Maar goed: Van Dale spreekt van de demonen van de middag, volgens hem een vertaling van les démons de l’après-midi, de midlifecrisis. Een snelle goegel leert ons dat de uitdrukking les démons de l’après-midi in het Frans niet bestaat, maar wel: le demon de midi, enkelvoud en midi, niet l’après-midi. En wie heeft ooit de uitdrukking ‘de demonen van de middag’ gehoord of gezien? Ach, Van Dale…

    De Franse uitdrukking vinden we in elk goed Frans woordenboek, waar ze verwijst naar de verhevigde seksuele interesse bij de mens en vooral bij de man, rond de middelbare leeftijd. Die interesse gaat dan niet naar de eigen partner maar naar andere mogelijke relaties, vaak naar jongere vrouwen. Het aantal echtscheidingen rond de middelbare leeftijd is veel hoger dan op gelijk welke andere en is de laatste tien jaar meer dan verdubbeld. De nieuwe partners zijn dan wel jonger tot veel jonger, maar meestal toch volwassen, de uitdrukking slaat niet specifiek op de seksuele belangstelling voor kinderen of jongvolwassenen.

    Jonge meisjes uit die laatste groep hebben in de literatuur de naam gekregen van Lolita, de vroegrijpe puber uit het gelijknamige boek van Vladimir Nabokov, dat eerst stiekem in Parijs (1955) en in 1958 ook in Amerika gepubliceerd werd. Lolita is ook de titel van de film uit 1962 van Stanley Kubrick, gebaseerd op de roman van Nabokov, met James Mason als Humbert Humbert, Sue Lyon als Dolores Haze (Lolita), Shelley Winters als Charlotte Haze en met Peter Sellers als Clare Quilty. Bouleversant en onvergetelijk. De latere herbewerking laten we hier quasi onvermeld.

    Nabokov creëerde voor de gelegenheid een neologisme om een jonge vrouwelijke jonge tiener te omschrijven: nymphet, waarin echo’s verscholen gaan naar de wetenschappelijke naam voor de rups van een vlinder (Nabokov was een liefhebber en ook entomoloog, gespecialiseerd in vlinders); de vrouwelijke mythologische bos- en riviergeesten, de nimfen; de anatomische naam voor labia minora of de clitoris; de nymphes du pavé; allen afgeleid van het Griekse nymphè.

    Éen bron citeert Ronsard als eerste gebruiker van het woord, maar daarvan vind ik zelf geen bevestiging, wel van deze vindplaats uit 1512: J. Lemaire de Belges (1473-1524), 1re Epitre de l'Amant Verd in OEuvres, éd. J. Stecher, t.3, p.12: les Fées et Nymphettes. Belges is/was een dorpje in Henegouwen.

    Bij Nabokov gaat het om pubescent: jonge meisjes in hun ontluikende seksualiteit. De seksuele obsessie voor prepuberale kinderen noemt men pedofilie. Het is onmogelijk om hier zelfs maar in kort bestek in te gaan op alle aspecten van de seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen. Ik verwees al naar de taboes die er sinds eeuwen op rusten. Hoe men daarmee omging in de oudheid is verre van duidelijk, al zijn er evidente getuigenissen van verhoudingen die zeer verschillend zijn van wat nu aanvaardbaar wordt geacht.

    Met de excursus naar Nabokovs Lolita enerzijds en pederastie anderzijds zijn we afgeweken van onze zoektocht naar de oorsprong van de uitdrukking le demon de midi: de seksuele crisis van mensen op middelbare leeftijd en hun neiging om een jongere partner te nemen. Dit verschijnsel is niet nieuw, het is des mensen, het komt voor in alle beschavingen, in alle tijden. Dat het een naam gekregen heeft, en dan nog een waarin de duivel (daimoon is Grieks voor geest, kwelgeest etc.) een rol speelt, wijst erop dat men een dergelijke nieuwe verhouding niet helemaal normaal vindt. Al kan er niet echt veel ingebracht worden tegen een huwelijk of een relatie tussen mannen en vrouwen van ongelijke leeftijd, toch heeft ‘men’ daarop steeds gereageerd, ook in de kunst en specifiek in de literatuur, met een kwinkslag of knipoog, of erger, zowel in het geval van een oudere man als van een oudere vrouw en een jongere partner van het andere (of het zelfde) geslacht.

    Die onverklaarbare maar evidente episode in het leven van heel wat mensen is vaak het onderwerp geweest van al dan niet humoristische verhalen, gedichten, novellen en romans. Ik verwijs naar mijn uitweiding over oude bokken en groene blaadjes op 20.10.2006, waar ik lijnen trek van Plautus tot Dostojewski.

    Maar waar ligt de oorsprong van onze uitdrukking?

    Letterlijk komt de combinatie van deze woorden voor het eerst voor in de vertaling van de Psalmen, met name Septuagint, de Griekse vertaling uit rond -300. Daar vinden we daimoniou mesembrinou, de ‘demon van het middaguur’; mesembrinos is een samenstelling van mesos midden en hèmera dag. Dit is de volledige Psalm 91:

    Wie in de beschutting van de Allerhoogste woont
    en overnacht in de schaduw van de Ontzagwekkende,
    zegt tegen de HEER: ‘Mijn toevlucht, mijn vesting,
    mijn God, op u vertrouw ik.’
    Hij bevrijdt je uit het net van de vogelvanger
    en redt je van de dodelijke pest,
    hij zal je beschermen met zijn vleugels,
    onder zijn wieken vind je een toevlucht,
    zijn trouw is een veilig schild.
    De verschrikking van de nacht hoef je niet te vrezen,
    ook de pijl niet die overdag op je afvliegt,
    noch de pest die rondwaart in het donker,
    noch de plaag die toeslaat midden op de dag.
    Al vallen er duizend aan je linkerzijde
    en tienduizend aan je rechterhand,
    jou zal niets overkomen.
    Open je ogen en zie
    hoe wie kwaad doen worden gestraft.
    U bent mijn toevlucht, HEER.
    Als je mag wonen bij de Allerhoogste,
    zal het kwaad je niet bereiken,
    geen plaag je tent ooit treffen.
    Hij vertrouwt je toe aan zijn engelen,
    die over je waken waar je ook gaat.
    Hun handen zullen je dragen,
    je voet zul je niet stoten aan een steen.
    Leeuw en adder zul je vertrappen,
    roofdier en slang vermorzelen.
    ‘Ik zal bevrijden wie mij liefheeft
    en beschermen wie met mijn naam vertrouwd is.
    Roep je mij aan, ik geef antwoord,
    in de nood zal ik bij je zijn,
    je bevrijden en met roem overladen,
    je overvloed geven van dagen.
    Ik zal je redding zijn.’

    De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

    In vers 6 is er dus sprake van ‘de plaag die toeslaat midden op de dag’. Het is weinig waarschijnlijk, zoals blijkt uit de context, dat hier al zou verwezen worden naar onze geile oude bokken en hun voorliefde voor groene blaadjes. Vertalingen in allerlei talen hebben het, zoals onze Nederlandse, over een plaag, een besmetting, een bedreiging, een kwaal. De Griekse Septuagint heeft daar een daimoon van gemaakt en dat was toen gewoon een (kwade) geest, maar in het christelijke Grieks is dé Daimoon natuurlijk Satan, de duivel en zijn verleidingen zijn die van ‘het vleesch’. In het Latijn van de Vulgata toegeschreven aan Hieronimus (rond 400) is dat Psalm 90 en onze passsage leest daar zo: a sagitta volante in die a negotio perambulante in tenebris ab incursu et daemonio meridiano.

    Voor latere commentatoren is dit een kluif geweest: wat was die ‘Moenen van de noenen?’ Moenen is de Middelnederlandse naam voor de duivel.

    Cassianus (fl. 430) zou in zijn Institutiones deze term gebruikt hebben in een betekenis die verwijst naar wat later melancholie zou gaan heten. Evagrius (345-399) maakte een lijstje op van de acht verleidingen die de mens bedreigen (later zouden dat de zeven hoofdzonden worden (zie mijn bijdrage van 8 januari 2008) en één daarvan was acedia, meestal vertaald als luiheid, van het Grieks voor ‘afwezigheid van zorg’, dus lusteloosheid, apathie; het Engels heeft het prachtige sloth. Voor Evagrius was dat de daimon qui etiam meredianus vocatur.

    Zoals we al zeiden, voor de christelijke moralisten moest het zeker iets met seksualiteit te maken hebben. Hebben ze daarbij gedacht aan de erotische fantasieën die mensen tijdens het middagdutje of de siësta overvallen? Was meridiano een verwijzing, niet naar de middág maar naar het midden van het lichaam? De acedia is de ledigheid, het oorkussen van de duivel: voor de monniken kwamen de vleselijke verleidingen op als ze zich aan hun werk of gebed onttrokken. De duivel van de middag leidde hun aandacht af van hun ascetische bezinning, bracht hen op ‘slechte gedachten’.

    Het is me uit mijn opzoekingen niet duidelijk geworden wanneer onze uitdrukking voor het eerst is gaan slaan op de seksuele midlifecrisis. Het feit dat we de uitdrukking vooral in het Frans kennen, bracht me op het spoor van een roman uit 1914, Le demon de midi, geschreven door Paul Bourget (+1935) de l’Académie Française. Daarin huwt een uitgetreden priester met een veel jongere rijke erfgename; daarmee schokt hij de Parijse beau monde, maar daar blijft het niet bij: hij publiceert ook een zeer agressief pamflet tegen de katholieke kerk en combineert zo verscheidene baarlijke duivels: hij verlaat het priesterschap omwille van het celibaat, huwt dan een veel te jonge vrouw en wordt dan ook nog atheïst, agnosticus en vlijmscherp antiklerikaal auteur ook!

    Het is niet onwaarschijnlijk dat de titel van deze roman in het collectieve geheugen is blijven hangen en zo een algemeen bekende zegswijze is geworden. Toch zijn er ook in het Frans oudere proverbes met dezelfde inhoud, zij het dan over de vrouwelijke demon de midi:
    Jeune gars vieille guenon, mariage du démon.
    Jeune homme et vieille, le diable veille.

    In 1996 verscheen een bande dessinée, bédé of BD met dezelfde titel: Le demon de midi, van de hand van Florence Cestac, met een typisch verhaal over de midlifecrisis van een vrouw. Dit werd later omgewerkt tot een theaterstuk en nadien ook een film, alles onder dezelfde titel.

    In de Europese mythologie is er ook sprake van middagduivels. In het Duits is er de Mittagsfrau, ook wel Kornwyf of Roggenmuhme (een zusje van de Catcher in the Rye?), in de Slavische wereld heet ze Polidnitsa. Ze is een oude vrouw of een Lolita, gekleed in het wit, die kinderen laat verdwijnen, mensen gek maakt en hun kop afsnijdt met een zeis; ze is wellicht de personificatie van een zonnesteek. Dvořak schreef er een kort symfonisch gedicht over in 1896.

    Zo, we hebben weer een lange reis gemaakt, met enkele omwegen, short cuts en cul-de-sacs, rond een delicaat thema, aan de hand van de courante uitdrukking le démon de midi. Ik hoop dat je het even interessant vond als ik.



    24-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Time, by Alexander Waugh
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    This is a First: a page on my weblog in English.

    I make haste to explain myself: the occasion is a book report on a work published in English and for which I have been unable to locate a translation in Dutch. So what would be the use of commenting in Dutch on a book that is available in English only? If you don’t understand English, you can’t read the book anyway. So I may as well try my hand at an English contribution to my weblog, with a promise that it won’t happen again soon, unless the occasion requires or justifies it, as in this case. For those of you who have only enough English or patience for just a short text in Shakespeare’s language, or a pale imitation of it, this may be a good occasion to try out either or both. So, dear reader, bear with me?

    I bought this book, Time. Its Origin, Its Enigma, Its History, by Alexander Waugh, New York, 1999, hardcover, for less than half of its advertised price of $ 25.00, together with some other books, enough to fill a flat rate postage box form the U.S., from an Internet bookseller, who gave a seriously reduced price listing for another book I was looking for, the Oxford Book of the Year, about which I will write more later. It is very handsomely edited and not less well written. In sixteen appropriately titled chapters, the author offers us his musings on many aspects of time. It is not a book for specialists or those addicted to this theme: they will find little that they have not read before, and even those rare gems will do little more for them than illustrate a well-known point of view.

    Waugh’s book is a very readable and enjoyable introduction for the general reader, who will find there much lore and folklore, as well as many interesting scientific and general topics extremely well explained in a humoristic style reminding us of his illustrious forbears: Evelyn, of Brideshead Revisited-fame is his grandfather, Auberon, his father, was a satirist (Private Eye!), the author of five novels and a prominent political journalist.
    As a result, this book of their grandson and son reads like (good) novel, which is high praise for a book on a topic as evasive and alluring but rather dry as time. He doesn’t avoid the more arcane or scientific aspects either, and succeeds in explaining to at least my satisfaction what everyone should know about Einstein’s relativity theory, which in itself is no small feat (I mean Waugh’s, not Einstein’s, which is even less of one, of course).

    So if you are in need of a good primer on the origin, enigma and/or history of time, or if you’re looking for an amusing en enthralling volume on your bedside table, this is the one you should buy, borrow, or steal, the latter option being reserved for those desperate enough to face the consequences, of course.

    So, that wasn’t so bad, was it?


    Charles Tanner


    22-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Psalm 23
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In een van de beste boeken van John Le Carré, zijn meest autobiografische ook: The Perfect Spy (1986), drukt de hoofdfiguur, een Britse spion die door de Tsjechische geheime dienst ‘gekeerd’ is, zijn diepste gevoelens uit tegenover zijn Tsjechische ‘baas’, de man die hem zijn instructies geeft: ‘Je geeft me het gevoel dat ik goed geleid word’.

    Sommige mensen hebben daar behoefte aan, om geleid te worden. Ze hebben nood aan voorschriften, aan een kader waarin zij zich bewegen, aan voorspelbaarheid, aan afspraken, aan beloftes die nagekomen worden, aan vaste plaatsen voor alles en iedereen. Zij willen kunnen rekenen op iemand of iets dat boven hen staat en leiding geeft, bevelen zelfs, iemand die zegt hoe het moet, die de beslissingen neemt die zij uitvoeren. Vroeger, zegt men, was alles zo geregeld, tot en met de tweede Wereldoorlog. Als je het bevel kreeg om te vechten, te sterven voor je vaderland, dan deed je dat ook. Befehl ist Befehl, ook als dat betekent dat je onschuldige mensen moet afslachten. Dat is het uiterste, natuurlijk, maar het is slechts de eindterm van een levenshouding die begint met het aanvaarden van een hogere autoriteit, van gezag.

    Mensen lijken soms maar al te graag te bedanken voor verantwoordelijkheid, het denken over te laten aan anderen. Niet te hoeven piekeren, ziet men als een voordeel, een gemakkelijker situatie. Werken in een grote organisatie biedt daartoe de gelegenheid: men is een onderdeel van een grotere structuur, waarin het heel moeilijk is precies aan te geven wie verantwoordelijk is. De grote lijnen worden aan de top vastgelegd en dat is dat, de rest is enkel nog uitvoeren, bij voorkeur zo goed mogelijk, maar zonder af te wijken van de basisdoelstellingen, zonder de principes in vraag te stellen, zonder veel zorgen om de gevolgen.

    Sommige mensen kunnen niet functioneren, niet leven zonder zo’n kader, kunnen niet leven op het scherp van de snee, waarin hun doen en laten voortdurend in vraag wordt gesteld. Mensen hebben nood aan zekerheden. En waar kan men beter zekerheden vinden dan in een religie?

    Wij zijn allen vertrouwd met Psalm 23. Wij hebben de tekst gehoord en gezongen in de kerk; talloze keren hebben we er citaten uit gelezen, hij behoort tot ons cultureel erfgoed. Dit is de bekende korte tekst:

    23

    Een psalm van David.

    De HEER is mijn herder,
    het ontbreekt mij aan niets. 
    Hij laat mij rusten in groene weiden
    en voert mij naar vredig water, 
    hij geeft mij nieuwe kracht
    en leidt mij langs veilige paden
    tot eer van zijn naam.

    Al gaat mijn weg
    door een donker dal,
    ik vrees geen gevaar,
    want u bent bij mij,
    uw stok en uw staf,
    zij geven mij moed.

    U nodigt mij aan tafel
    voor het oog van de vijand,
    u zalft mijn hoofd met olie,
    mijn beker vloeit over.

    Geluk en genade volgen mij
    alle dagen van mijn leven,
    ik keer terug in het huis van de HEER
    tot in lengte van dagen.

    De Nieuwe Bijbelvertaling © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap

    In Amerikaanse films is dit de tekst die hulpeloze kapelaans in het oor fluisteren van ter dood veroordeelden op weg naar de galg, de gaskamer of de elektrische stoel. Vooral my cup runneth over heeft me altijd gechoqueerd, eens ik het begreep, want ik heb lang gedacht dat het overlopen van de beker niet sloeg op een overvloed, maar op het leeglopen ervan, de naderende dood. Maar nee: met de dood voor ogen, even if I walk in the shadow of the valley of Death, de ijzingwekkende Engelse versie van het wat slappe ‘al moet ik door donkere krochten heen’, zelfs daar ben ik veilig, meer nog, mijn beker is zo vol dat hij overloopt. Straffe taal.

    Deze psalm is de perfecte illustratie van het vertrouwen, het gevoel van veiligheid en de zekerheden die mensen zoeken en vinden in het geloof. Zij zijn als schapen in een kudde, geleid door een Herder met hoofdletter en dat is hun ideaal: genieten van al het goede van deze wereld, omdat iemand de weg weet naar de volgende drenkplaats, naar weiden waar het gras nog groen is, waar rust is en bescherming: een veilig huis.

    Maar het is ook mogelijk om anders te denken, om op een andere manier in het leven te staan. Niet arrogant en overmoedig, maar ook niet als een schaap. Een mens kan ook gelukkig zijn als hij of zij geniet van al het goede van deze wereld, niet omdat Iemand of iets de weg weet en wijst, maar omdat de mens ook zelf het goede kan vinden, zonder een Herder, een Leider, een Grote Roerganger. Deze wereld is niet noodzakelijk een valley of Death, geen donkere krocht, al zijn er wel schaduwen en krochten, natuurlijk. Mensen kunnen ook leven zonder voortdurend te moeten denken dat iemand of iets voor hen zorgt, zonder erop te rekenen dat het hen wel goed zal gaan, omdat zij geborgen zijn in de liefde van een hoger wezen.

    Gisteren schreef ik hier nog mijn geluk uit, ter gelegenheid van mijn 50.000ste bezoeker op mijn website, met een citaat uit onze psalm 23: mijn kelk, of beker, vloeit over. Dat gevoel heb ik inderdaad, nu ik geniet van mijn pensioen en de mogelijkheden die het mij biedt, maar ik heb steeds dat gevoel wel wat gehad, mijn leven lang, ook als er schaduwen waren en dood. Leven is zo overweldigend, zo mysterieus, verbijsterend, fascinerend, onbegrijpelijk heerlijk, ook mijn weiden zijn groen en ik kan rusten aan vredige wateren en onbevreesd gaan, ook waar het duister dreigt.

    Ik citeer met enige nostalgie enkele vergeten verzen van Karel Van de Woestijne (Zomersonnetten), met echo's naar de psalm:

    Vlaanderen, o welig huis waar we zijn als genooden
    aan rijke taaflen! - daar nu glooiend zijn de weiden
    van zomergranen, die hunne gele meren breiden
    naar 't malven Oosten en 't vaag dagerade-rooden,
    terwijl de morge'-ontwaakt ter hemel en ter Leie;
    wie kan u weten en in 't hart zich niet verblijen,
    niet danken om uw dagen, mild als zegen-goden,
    gelijk een beedlaar dankt om versche koren-brooden?..

    Ook hier is geen sprake van een Herder of Godheid, enkel zegen-goden, het is de wereld zelf, ons Vlaanderen dat geprezen en gedankt wordt als welig huis waar wij mogen wonen en aanzitten aan rijke tafelen, ónze tafels.

    Hier in Rotselaar (waarvan Werchter een deelgemeente is) is onlangs een standbeeld opgericht, achter het nieuwe gemeentehuis, voor Frans Drijvers, die 125 jaar geleden de bekende leuze ‘Alles voor Vlaanderen - Vlaanderen voor Kristus’ bedacht. De seminarist Frans Drijvers (1858-1914) uit Rotselaar gebruikte ze in het jongerentijdschrift ‘De Student’, tijdens de winter van 1880-1881 aan het grootseminarie van Mechelen. De oprichters werden gesteund door Jan Bols uit Werchter, toen directeur van het Sint-Jozefscollege in Aarschot. Op het eerste nummer (17 april 1881) stond een kruis met daaronder de leuze. In 1930 hield ‘De Student’ op te bestaan.

    In de krant van zaterdag 27 september 1919 stond voor het eerst, in de bekende kruisvorm, links naast ‘De Standaard’ het AVV-VVK. Het verdween bijna geruisloos na 30 september 1999.

    Ook mijn ouders waren zeer gehecht aan die band tussen Vlaanderen en Kristus, iets minder aan die tussen Kerk en Vlaanderen, want ook daar gold ‘Arm Vlaanderen, dat al zo vaak verraden is…’, een vers dat mijn Vader zaliger nog kon voleindigen, maar ik niet meer, was het van Wies Moens? Misschien kan een lezer me helpen…

    Ik citeer hier ten slotte in deze context graag het Nieuwjaarsgedicht 1990 van collega-cultuurblogger en pennenvriend Luc Verbeke, hij zal het me wel niet kwalijk nemen. Het illustreert, bij het mijmeren over de tijd en het heenglijden der jaren, in de slotverzen op indringende wijze die zelfde Godsverbondenheid, dat zelfde vertrouwen.

    Ik weet het meer en meer:
    Ik leef in taal en tijd,
    Héél even maar.
    Terwijl ik spreek of schrijf
    Één enkel woord,
    Is ’t woord alweer voorbij.
    Géén ogenblik, geen woord
    Keert ooit terug voor mij.
    Geen nu, geen heden meer,
    Alleen verleden tijd,
    Herinnering, niets méér
    En nutteloos,
    Verleden en verloren,
    Als Gij daar, God, niet zijt,
    Het Woord van het Begin,
    Het Woord van Eeuwigheid.


    21-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.50.000 - een jubileumuitgave
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Weet je het nog, de herrie rond het jaar 2000? Eerst was er de onzin over de millennium bug: de programmeurs zouden er niet aan gedacht hebben dat na 1999 of ’99 het jaar 2000 zou komen, of ’00. Men voorzag dat de computers niet meer zouden weten wat er bedoeld was met ’00: 1900 of 2000? Alsof ze tevoren problemen zouden gehad hebben met bijvoorbeeld ’85: was dat 1985 of 1885? Er werden geleerde boeken over dit onderwerp geschreven en hoe dichterbij 2000 hoe meer drukte: het Y2K-probleem (Year 2000) voorzag dat computers en netwerken overal ter wereld zouden stilvallen, tenzij men belangrijke aanpassingen deed. In sommige landen zoals de V.S. en Groot-Brittannië zijn er fortuinen betaald aan nieuwe software. Elders trok men zich veel minder aan van de heisa en vertrouwde men erop dat het wel zo loslopen. 1 januari 2000 kwam en ging en in het ene noch in het andere land waren er belangrijke problemen bij de overgang: was het probleem overtrokken, of had iedereen toch die nieuwe software geïnstalleerd?

    Vervolgens waren er de wijsneuzen die erop wezen dat het derde millennium en de eenentwintigste eeuw pas in 2001 begonnen, het eerste jaar van de nieuwe eeuw en van het nieuwe duizendtal. Hoezo?

    Als je begint te tellen vanaf het jaar 1, ben je bij 10 nog steeds in de eerste tien jaar, het eerste decennium; het tweede begint dus in het jaar 11. Evenzo met de eeuwen: je begint bij 1 en 100 is het honderdste jaar, dus de tweede eeuw begint in 101 (zie ook mijn bijdrage over tijdrekeningen op 21.04.2008). En dus ook voor de millennia: het eerste liep tot 1000, het tweede tot 2000 en het derde begon dus in 2001.

    Toen Dionysius Exiguus (zie mijn bijdrage 03.10.2007, een beetje ingewikkeld maar onmisbaar!) het jaar één vastlegde, bedoelde hij niet dat het zou lopen van 0 tot 1, zoals wij nu doen met de eeuwen: de eerste eeuw eindigt in het jaar 100, de tweede gaat van 100 tot 200, de derde van 200 tot 300… Nee: hij vond het terecht onzin om een jaar 0 te maken, nul is niets en dus kan je geen jaar 0 hebben, zo dwaas was dat niet. Je had het jaar 1 vóór Christus en daarop volgde het jaar 1 na Christus. Maar wanneer is Christus dan geboren, volgens Dionysius Exiguus? Eh… in 1 vóór Christus, op 25 december, zodat hij op 25 december van het jaar 1 één jaar oud was.

    Wat al onzin, toch… Het is allemaal een kwestie van naamgeving: de eerste eeuw is die die eerst komt, voor de tweede. Het jaar één is het eerste jaar, dat voor het tweede komt. Wanneer we een jaar of een eeuw of een millennium laten beginnen, is gewoon kwestie van afspraak. En aangezien enkel wijsneuzen, pedanten en muggenzifters menen dat 2000 nog tot de vorige eeuw behoorde, hebben we met zijn allen vrolijk het nieuwe millennium ingezet met champagne op 1 januari 2000, zoveel champagne zelfs dat ze het in Reims niet konden bijhouden.

    Wij houden van ronde getallen en niet alleen tijdens de koopjesperiodes. We houden vooral van getallen die een veelvoud zijn van vijf en van tien: vijf jaar is een lustrum, tien jaar een decennium, vijftig jaar een jubilee of jubileum, honderd jaar een eeuw, duizend een millennium, hoe meer nullen hoe beter, zie ook hieronder voor heel veel nullen. Vijf en tien, omdat we nu eenmaal uit de evolutie gekomen zijn met vijf vingers aan één hand en tien op de twee, en we hebben leren tellen op onze vingers. Slimmeriken denken dat sommigen hebben leren tellen met twaalf en vijf, samen zestig, omdat er op onze vier vingers (dus zonder de duim) twaalf vingerkootjes hebben. Vooral rond de Middellandse Zee zou men nog heel lang op die manier geteld hebben op de markten. Daar zou ook de oorsprong liggen van het twaalfdelig en zestigdelig stelsel, zoals in de uren van de dag, de maanden van het jaar, de minuten en de seconden en de graden van een cirkel.

    Over dat jubileum wou ik het nog even hebben. Wij gebruiken dat woord vooral bij een gouden bruiloft: vijftig jaar getrouwd. Later is er ook een tussenstap gekomen, want ook vroeger was vijftig jaar samen getrouwd veeleer uitzonderlijk, dus vierde men alvast het zilveren jubileum. Sindsdien heeft de commercie zich meester gemaakt van dat soort dingen; naast een nog zinvol diamanten bruiloft na zestig jaar is er nu een naam voor ongeveer elke periode: papier, karton, zijde, tin, koper…

    Een jubilee hoort vijftig jaar te zijn, zo staat het in de Bijbel, Leviticus 25 is er helemaal aan gewijd. Ik geef u hieronder de volledige tekst, het is waarschijnlijk de eerste keer dat je hem leest. Doe toch even de moeite?

    En waarom al die aandacht voor bazuingeschal of blazen op de sjofar, de ramshoorn, ofte jobhel, voor jubileums van 50 en voor ronde getallen, vooral duizendtallen en veel nullen? Lieve lezer, je raadt het al: misschien ben jij vandaag wel de 50.000Ste unieke lezer van mijn blog! Ik heb de 60.000ste page view ongemerkt laten voorbijgaan, maar de 50.000ste keer dat iemand bij mij op bezoek komt, dat moesten we vieren!

    Ik heb het gedaan op een manier die je van mij wel verwacht, als je een beetje een trouwe lezer bent: met wat etymologie, veel aandacht voor de tijd en hoe die berekend wordt en voorbijgaat, een Bijbelcitaat, wat wetenswaardigheden, een filosofische bespiegeling of een stukje commentaar bij de gebeurtenissen van de dag.

    Traditioneel sluit ik een jubileumblog af met een woord van dank aan alle vaste bezoekers, aan toevallige passanten en aan verdwaalde schapen, kortom aan iedereen die hier even heeft verpoosd en niet onmiddellijk gaan lopen is. Ik hoop dat jullie er wat aan gehad hebben; voor mij is mijn website zowat de hemel op aarde, mijn tuin van Eden, mijn lusthof, mijn Eldorado, mijn Serendipity; hier lig ik met mijn gat in de boter, met een zilveren lepel in de mond en met de helm geboren, een konijnenpootje in de hand, alle dagen wittebrood etend en drinkend uit een kelk die overloopt. Moge het nog even duren, het is hier zo goed.

    Bedankt allemaal en tot de volgende keer…

    Karel

    Leviticus 25

    1 De HEER zei tegen Mozes, op de Sinai: 2 ‘Zeg tegen de Israëlieten: “Wanneer jullie eenmaal in het land zijn dat ik je zal geven, moet het land rust krijgen, een sabbatsrust gewijd aan de HEER. 3 Zes jaar achtereen mogen jullie je land inzaaien, je wijngaard snoeien en de oogst binnenhalen. 4 Maar het zevende jaar moeten jullie het land laten rusten. Het is een sabbatsjaar dat aan de HEER gewijd is. Je mag dan je land niet inzaaien, je wijngaarden niet snoeien, 5 het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. Het moet een jaar zijn van volstrekte rust voor het land. 6 Wat er in dat jaar op het land groeit, is voor jullie allen. Je mag er zelf van eten, maar ook je slaven en slavinnen, je loonarbeiders en de vreemdelingen die bij je te gast zijn; 7 ook voor je veestapel en voor de in het wild levende dieren kan het als voedsel dienen.

    8 Na verloop van zeven sabbatsjaren, na zeven maal zeven jaar, wanneer er negenenveertig jaren verstreken zijn, 9 moeten jullie op de tiende dag van de zevende maand de ramshoorn luid laten schallen. Op Grote Verzoendag moet in heel het land de ramshoorn schallen. 10 Elk vijftigste jaar zal voor jullie een heilig jaar zijn, waarin kwijtschelding wordt afgekondigd voor alle inwoners van het land. Dit is het jubeljaar, waarin ieder naar zijn eigen grond en zijn eigen familie kan terugkeren. 11 Elk vijftigste jaar zal voor jullie een jubeljaar zijn. Je mag dan niet zaaien, het koren dat vanzelf opkomt niet als oogst binnenhalen en niet de druiven oogsten van je ongesnoeide wijnstokken. 12 Het is een jubeljaar, dat als heilig beschouwd moet worden. Jullie zullen dat jaar leven van wat er vanzelf opkomt.

    13 In het jubeljaar zal ieder naar zijn eigen grond terugkeren. 14 Wanneer je een stuk grond aan een ander verpandt of van een ander in pand neemt, mag je elkaar niet benadelen. 15 Het aantal jaren dat na een jubeljaar verstreken is, bepaalt de prijs die de pandnemer moet betalen; het aantal jaren dat de pandgever heeft kunnen oogsten, bepaalt de prijs die hij mag vragen. 16 Hoe meer jaren er nog resten, des te hoger de prijs; hoe minder jaren, des te lager, want wat verhandeld wordt is het aantal oogsten. 17 Benadeel je volksgenoten niet. Toon ontzag voor je God; ik ben de HEER, jullie God.

    18 Leef mijn bepalingen na, houd je aan mijn regels en handel ernaar, dan zul je onbezorgd in je land kunnen leven. 19 Het land zal vruchtbaar zijn en jullie zullen volop te eten hebben. Je zult er onbezorgd kunnen wonen, 20 en mochten jullie je afvragen waarvan je het zevende jaar moet leven als je niet mag zaaien en oogsten, 21 bedenk dan dat ik jullie het zesde jaar zal zegenen met een oogst die voor drie jaar toereikend is, 22 zodat je in het achtste jaar weer kunt zaaien en tot in het negende jaar kunt leven van de oude oogst, totdat je dat jaar de oogst kunt binnenhalen.

    23 Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn. 24 In heel jullie land moet voor grond altijd het lossingsrecht blijven gelden.

    25 Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en een deel van zijn grond moet verpanden, kan zijn losser, zijn naaste verwant, zich aanmelden om het pand voor hem in te lossen. 26 Gebeurt dat niet, maar beschikt hij na verloop van tijd zelf over voldoende middelen om het pand in te lossen, 27 dan moet hij nagaan hoeveel jaar het verpand is geweest en het resterende deel van het oorspronkelijke bedrag terugbetalen aan degene aan wie hij het verpand had. Dan kan hij naar zijn eigen grond terugkeren. 28 Vindt hij niet voldoende middelen om het pand in te lossen, dan blijft het tot aan het jubeljaar in handen van de pandnemer. Maar in het jubeljaar valt het aan hem terug en kan hij naar zijn eigen grond terugkeren. 29 Als iemand een woonhuis in een ommuurde stad verpandt, geldt het lossingsrecht niet langer dan een jaar na het moment van verpanding; in dat geval geldt het lossingsrecht dus tijdelijk. 30 Wordt het pand niet binnen het jaar ingelost, dan vervalt het huis – indien het dus in een ommuurde stad staat – voorgoed aan de pandnemer en diens nakomelingen. Het valt in het jubeljaar niet aan de oorspronkelijke eigenaar terug. 31 Huizen in dorpen die niet ommuurd zijn, worden gerekend bij het land waarop ze staan. Daarvoor geldt het gewone lossingsrecht en in het jubeljaar vallen ze aan de oorspronkelijke eigenaars terug. 32 In de door de Levieten bewoonde steden, die zij als grondgebied toebedeeld hebben gekregen, geldt voor hen onbeperkt lossingsrecht voor huizen. 33 Zo’n huis kan door een Leviet worden ingelost en valt – indien het op hun grondgebied staat – in het jubeljaar aan de oorspronkelijke eigenaar terug, want de huizen in de steden die bij de verdeling van het land onder de Israëlieten aan de Levieten zijn toegewezen, gelden als hun grondbezit. 34 De akkers en weidegronden bij die steden mogen helemaal niet verpand worden, want die vormen hun onvervreemdbaar bezit.

    35 Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zich niet kan handhaven, moet je hem bijstand verlenen, zoals je ook een vreemdeling zou helpen die bij je te gast is; je mag hem niet laten verkommeren. 36 Toon ontzag voor je God en laat je volksgenoten niet verkommeren. Wanneer je een volksgenoot iets leent, mag je hem vooraf noch achteraf rente vragen. 37 Je mag van hem geen rente vragen als je hem geld leent, en geen winst maken als je hem voedsel geeft. 38 Ik ben de HEER, jullie God, die jullie uit Egypte heeft geleid om jullie Kanaän in bezit te geven en jullie God te zijn.

    39 Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en zichzelf aan jou verpandt, mag je hem niet als slaaf behandelen. 40 Je moet hem beschouwen als een loonarbeider of als een vreemdeling die bij je woont. Tot aan het jubeljaar zal hij voor je werken, 41 dan hoeft hij je niet meer te dienen en kan hij met zijn gezin terugkeren naar zijn eigen familie en naar de grond van zijn voorouders. 42 Het volk dat ik uit Egypte heb weggeleid behoort mij toe, Israëlieten kunnen dus niet als slaaf verkocht worden. 43 Toon ontzag voor je God en beul hen niet af als slaven. 44 Als slaven en slavinnen kun je mensen kopen uit de omringende volken, 45 of vreemdelingen die bij jullie wonen of de nakomelingen die zij in jullie land hebben gekregen. Die slaven en slavinnen zijn je eigendom, 46 je kunt hen als erfelijk bezit aan je nakomelingen nalaten; zij zullen voor altijd als slaaf voor je blijven werken. Maar je volksgenoten, de Israëlieten, je eigen verwanten, mag je nooit als slaven afbeulen.

    47 Wanneer mensen die als vreemdeling bij jullie wonen, rijkdom vergaren en een van jullie tot armoede vervalt en zich aan zo’n vreemdeling of een afstammeling van een vreemdeling verpandt, 48 behoudt hij het recht op lossing. Hij kan worden vrijgekocht door een broer, 49 een oom of een neef of een andere bloedverwant, of hij kan, wanneer hij weer over voldoende middelen beschikt, zich zelf vrijkopen. 50 Samen met degene aan wie hij zich verpand heeft, moet hij nagaan hoeveel jaren er liggen tussen het jaar van de pandstelling en het eerstvolgende jubeljaar; de pandsom wordt berekend naar het aantal dienstjaren, volgens het tarief van een loonarbeider. 51 Als er nog veel jaren resten, moet een evenredig deel van het bedrag als losgeld worden betaald; 52 als er volgens de berekening nog weinig jaren resten tot aan het jubeljaar, moet een evenredig deel worden afgelost. 53 Zo iemand moet op dezelfde manier behandeld worden als een loonarbeider die per jaar in dienst wordt genomen; jullie mogen niet toestaan dat hij als een slaaf wordt afgebeuld. 54 Wanneer hij niet op de een of andere manier wordt vrijgekocht, komt hij in het jubeljaar met zijn kinderen vrij. 55 Want de Israëlieten behoren mij toe; ik heb hen uit Egypte weggeleid. Ik ben de HEER, jullie God.

    De Nieuwe Bijbelvertaling

    © 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap


    20-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spoorwegstaking
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zullen we het eens over de staking hebben? Niet dat ik er veel last van heb: als gepensioneerde hoef ik niet meer elke morgen in de rat race naar het werk en ben ik dus niet aangewezen op het openbaar vervoer en ook niet op de koning van de weg, de auto. Maar ook tijdens mijn loopbaan heb ik altijd alternatieven gebruikt: de fiets, aanvankelijk, daarna een vorm van samen-rijden met vrouw en kinderen en later, om minder afhankelijk te zijn en anderen niet tot last: de moto, tot aan mijn ongeval in 2002. Daarna was het de bus, een serieuze aanpassing voor een ‘motard’, maar ik leerde het betrekkelijk comfort snel appreciëren, zeker in de winter…

    De spoorwegen in België, het is een stukje vaderlandse geschiedenis, ze zijn samen met België ontstaan en zijn een weerspiegeling van dit gekke, gezellige, kleinburgerlijke landje.

    Als ik voor een gesloten overweg sta en een trein voorbij zie razen, ben ik altijd vreselijk onder de indruk van dat geweld, die mastodont die zonder zich om anderen te bekommeren over eigen sporen snelt, een transporttoestel zwaarder dan de grootste supertruck, motoren met een vermogen dat elke verbeelding tart, wagons met meer ruimte dan in de chicste autocar, een locomotief als een rijdende krachtcentrale, het is allemaal zo indrukwekkend, zelfs bij een boemeltreintje tussen Eeklo en Gent, of Wezemaal en Leuven, om nog te zwijgen van TGV’s, HST’s, Thalys en Eurostar, Japanse Bullets of Shinkansen, of magneettreinen die tien millimeter boven de sporen zweven en tot 500 km per uur halen, nog meer dus dan de 400 km/u waartoe de ‘gewone’ elektrische HST-treinen in staat zijn.

    De spoorweg is zo’n ongelooflijk groots project dat enkel de staat zelf het kan bekostigen. En daarmee zijn we bij de grond van de zaak beland. Het spoorwegverkeer zag men van bij de aanvang als een openbare dienst: iedereen mocht meerijden, de prijzen waren heel schappelijk, het was een democratisch vervoersmiddel, al waren er drie klassen in de wagons en weerspiegelde het verschil tussen eerste en derde klasse de afstand die er lag tussen de salons van de adel en de sloppen in de grootsteden. Wie bij de spoorwegen werkte, was een staatsambtenaar en was binnen voor het leven, met een behoorlijke wedde, extra voordelen zoals gratis reizen voor de hele familie en een aantrekkelijk pensioen.

    Al heel snel hebben de vakbonden een belangrijke plaats ingenomen in wat een van de grootste bedrijven van België was. En het was op en top een staatsbedrijf, zoals de ministeries en het onderwijs en de nutsvoorzieningen, water, gas, elektriciteit. Het was het Russische communisme ingeplant in een liberale kapitalistische economie, met de kwalen van beide: staatsbedrijven zijn log, conservatief, weinig bezorgd om de klanten of om winst en goed beheer; en het kapitalisme had er een gemakkelijke prooi aan voor fabuleuze winsten voor minderwaardige producten.

    Vandaag zitten we met die erfenis en geen mens die weet hoe het nu verder moet: er is sprake van liberalisering, maar de staat blijft de enige aandeelhouder en betaalt alle rekeningen met ons belastingsgeld. Er zijn beheerders die ‘verantwoordelijkheid dragen’, maar ze zijn stuk voor stuk politiek benoemd: de duurste socialisten ter wereld. De vakbonden zijn oppermachtig: het is hun bedrijf, niet dat van de managers; zij beslissen wat er gebeurt op de werkvloer, hoeveel mensen er nodig zijn, wie er benoemd wordt en wie niet en wie bevorderd wordt en wie niet. In een ideale wereld is een dergelijke regeling de hemel op aarde, maar in de werkelijkheid is het een formule die chaos garandeert en onvoorstelbaar hoge kosten voor een ‘minimale dienstverlening’.

    Als de beide partijen, de managers en de vakbonden het niet eens zijn, dan grijpen de vakbonden naar het enige wapen dat de arbeiders in de negentiende eeuw hadden: de staking.

    Maar we zijn nu tweehonderd jaar later… De conflictrelatie tussen werkgever en werknemer is nu een overlegeconomie. Er zijn geen vooroorlogse ‘bazen’ meer: rond de onderhandelingstafel zitten aan de ene kant vakbondsmensen die een politiek mandaat ambiëren en aan de andere kant ex-vakbondsmensen die… een politiek mandaat hadden en dat ingeruild hebben voor een nog beter betaalde managersfunctie bij de spoorweg. Wat maken ze ons wijs? Het zijn allemaal syndicalisten die hun persoonlijke vetes uitvechten en hun ambities waarmaken of hun verworven rechten verdedigen. Dit conflict is geen klassenstrijd, maar een strijd binnen één klasse. Het stakingsrecht wordt opgeëist door zeer welgestelde vakbondsafgevaardigden, in naam van welgestelde werknemers, in confrontatie met uiterst welgestelde gearriveerde vakbondsafgevaardigden en politiekers. Het kapitalisme heeft geen vat op de spoorwegen, heeft er geen vertegenwoordigers, maar vreet zich cynisch vet zoals vroeger op de fabuleuze contracten die er elke dag af te sluiten zijn.

    Dit is geen sociaal conflict, geen gevecht tegen het grootkapitaal. Dit is een laaghartige machtsstrijd binnen een klasse van zelfbenoemde zetbazen, onder het mom van een gefaalde en vergeten ideologie, met 19de-eeuwse middelen. Vandaag staken ze, morgen gaan ze weer rond de tafel zitten, ex- en toekomstige collega’s, vriendjes ondereen, om de koek onder elkaar te verdelen, de koek die jij en ik betalen en waarvan wij zelf nauwelijks de kruimels krijgen. Als ze morgen met elkaar kunnen spreken, waarom dan vandaag niet? Wat verandert een stakingsdag daaraan? Hoever zijn de vakbonden bereid te gaan om zich te verzetten tegen wat zij de pesterijen van het management noemen, terwijl de zogenaamde managers die gisteren nog bij de vakbond of de politiek dezelfde belangen verdedigden, nu neokapitalistisch zuchten en verontwaardigd wijzen op het onverzettelijke conservatisme en aftands corporatisme van de syndicalisten, een anomalie in onze moderne samenleving?

    Het is een merkwaardig schouwspel: één zelfde groep van mensen, allemaal betaalde vrijgestelden van de maatschappij: politiekers, kabinetsmedewerkers, vakbondsafgevaardigden en politiek of syndicaal benoemden, zitten elkaar in het haar over heilige principes en vullen intussen de eigen zakken en bereiden hun overgang van de ene naar de andere kant van de tafel voor, met nog diepere zakken in het verschiet.

    Daarbij zitten ze wel altijd in uw zakken en de mijne, wel te verstaan, niet in die van het grootkapitaal.

    En de echte bazen, de minister, de regering, weer dezelfde mensen natuurlijk, die kijken machteloos toe.

    Verschieten we dan nog als populisten en andere raddraaiers weer succes zullen hebben bij de verkiezingen in dit gezellige, waanzinnige, kleinzielige landje van ons?


    18-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genade
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Is het omdat de mijne meer dan waarschijnlijk toch stilaan aan het slinken is, dat ik zo vaak met ‘tijd’ bezig ben? Op 22.01.2008 schreef ik hier nog uitvoerig over het tijdsbegrip en er zijn ook verscheidene bijdragen over klokken, tijdsmeting, kalenders, stilaan genoeg om een bundeltje te maken, misschien. In het boek van Antonio Damasio, Descartes’ Error, dat ik hier onlangs onder de aandacht bracht, vond ik nieuwe uitdaging en inspiratie voor verdere bezinning op wat tijd betekent voor ons.

    Dat het ‘nu’ ongrijpbaar is, dat weten we: het is een ‘vrijwel niets’ tussen verleden en toekomst. En toch is het voor ons de essentie zelf van het bestaan: op dat moment zijn we er, ons zijn kristalliseert in dat ene ogenblik, in het besef dat we leven, in de storm gevoelens en gedachten die dat ene punt op onze tijdslijn zo overvol vult dat het ons soms teveel wordt.

    Ons leven bestaat, net als de tijd, uit verleden, heden en toekomst en het heden van ons bestaan is net zo ongrijpbaar als het ‘nu’ van de tijd. Op het ogenblik dat we reflecteren op het feit dat we er zijn, is dat ogenblik al voorbij. Ons ‘in leven zijn’ heeft geen duur, ons leven wel: we herinneren ons (veel) van wat er geweest is, we kijken uit naar de toekomst, maken plannen of maken ons zorgen. Die duur is afhankelijk van ons zelfbewustzijn: het is in ons hoofd, in onze hersenen dat we het verleden weer kunnen oproepen en in gedachten opnieuw beleven; het is op dezelfde manier dat we met de toekomst omgaan: we proberen ons voor te stellen hoe het zal zijn als…, op basis van vroegere ervaringen. Onze duurzaamheid, ons voortduren, de lengte van ons bestaan ligt verweven in de kronkels van onze hersenen.

    De dag van gisteren is al voorbij, we weten dat we er toen waren, we zien er nog de sporen van: een tekst die ik schreef, een boom die ik velde, het klokhuis van de appel die ik at, een schilderij dat ik maakte, mijn haar dat afgeknipt is… Maar ik ben niet meer wie ik gisteren was, in mijn lichaam en in de wereld daarbuiten is alles veranderd, niets is nog zoals het was. Er is geen continue tijd, geen continuïteit, enkel opeenvolgende momenten van totaal verschil. De mens, en waarschijnlijk alleen de mens, maakt de tijd in zijn bewustzijn van zichzelf en van de wereld waarin wij leven.

    Meestal hebben we daar geen problemen mee. Ons geheugen werkt goed, of toch vrij goed: we herinneren ons niet alles, maar toch heel veel, er staat nauwelijks een limiet op wat we ons voor de geest kunnen halen, op de ruimte die er is om gegevens op te slaan en op de kracht en handigheid om ze weer op te roepen, geen enkele computer ter wereld kan dat zo goed als de eerste de beste mens. Er is, althans voor de meesten van ons, geen hole in the bucket, dear Liza, zoals in de song die Harry Belafonte destijds zo bekend gemaakt heeft: geen gat in de emmer van ons geheugen waaruit zoveel wegloopt als er van boven in gegoten wordt. In ons paraat geheugen is slechts voor een viertal dingen tegelijk plaats, maar meer is niet van doen, goochelen met vier ballen is al moeilijk genoeg, enkel vrouwen kunnen twee dingen tegelijk doen. En in dat werkgeheugen wisselen de vier parate kengegevens met een snelheid die elke processor beschaamt, mocht een stukje silicaat schaamte kennen. Wij kennen onszelf omdat we ons onszelf herinneren. Wie zijn geheugen verliest, is ook zichzelf kwijt, weet niet meer wie hij is, herkent zijn eigen kinderen niet meer.

    Wij zijn wie we zijn omdat we ons verleden met ons meedragen, een goed deel zeer bewust, een nog veel groter deel opgeslagen als een levend geheel, klaar om naar voren te treden, actief te worden ingezet, een nog veel groter deel op de achtergrond en slechts met moeite of door het toeval van associatie weer opduikend, zoals een herinnering uit onze kindertijd, de smaak van een madeleine.

    We hebben ook een identiteit omdat we naar de toekomst leven. Alles wat we in en om ons hebben, zetten we in voor onze toekomst. We eten en drinken en slapen om te overleven, we beschermen ons tegen komend gevaar, tegen de regen en de kou en de hitte, tegen schaarste, we zorgen voor onze oude dag, we stichten een gezin en kijken hoe onze kinderen dat op hun beurt doen, we kijken uit naar wat komen gaat, met angst of verlangen. Onze gedachten, zorgen, plannen, verwachtingen, onze daden zijn meer op wat komen gaat gericht, nu, onmiddellijk of straks of over twintig jaar dan op gisteren of lang geleden. Wij maken onze toekomst zelf, of toch voor een groot gedeelte, of dat denken we toch. Onze ambitie, onze betrachtingen, onze vrees, onze doodsangst kleurt en bepaalt onze toekomst.

    We leven in het verleden, we leven in de toekomst, maar het enige leven dat we hebben is het heden, het nu, dat aan alles ontsnapt, dat zo voorbij is, alsof het nooit geweest is, de plotse samenklank van blije noten in een pianotrio van Haydn, de ondraaglijke donkerte van de Quartettsatz van Schubert, de triomf van Verdi’s Aïda of een symfonie van Mahler: even is het er dan weer de volgende noot tot de laatste en dan stilte.

    Ons bewustzijn is een mateloos machtig alaam dat triljoenen draden spant tussen verleden en toekomst, ons precieuze precaire leven niets anders dan het tijdloze nu-moment in bijna chaotische maar even bijna volmaakte zinvolheid van elektromagnetische en chemische en weet-ik-veel welke andere ontladingen en verbindingen en veranderingen in ons lichaam. Dat wij dat mogen en kunnen beleven, gedurende de korte tijd dat we hier zijn, is zo onwaarschijnlijk verbijsterend en ongelooflijk uitzonderlijk dat het voldoende is voor een leven vol eindeloos diepe verwondering. En dankbaarheid voor zoveel gulle genade.


    16-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Solo e pensoso, Petrarca

    Francesco Petrarca

    1304-1374

    Canzoniere

    XXXV*

    Solo e pensoso i più deserti campi
    vo mesurando a passi tardi e lenti,
    e gli occhi porto per fuggire intenti
    ove vestigio uman l'arena stampi.

    Altro schermo non trovo che mi scampi
    dal manifesto accorger de le genti,
    perché negli atti d'alegrezza spenti
    di fuor si legge com'io dentro avampi:

    sì ch'io mi credo omai che monti et piagge
    e fiumi et selve sappian di che tempre
    sia la mia vita, ch'è celata altrui

    Ma pur sì aspre vie né sì selvagge
    cercar non so ch'Amor non venga sempre
    ragionando con meco, et io co llui.


    Alleen en in gedachten treed ik met trage schreden
    Gestaag afstappend de meest desolate streken
    En mijn spiedende ogen draag ik op zich af te wenden
    Van waar het zand een menselijk spoor bekende

    Geen ander scherm vind ik dat me laat ontwijken
    de harde aandacht van mijns gelijken
    wat van buiten uit leest als gedoofde gloed
    is van binnen voor mij immers laaiend bloed

    Ik weet het zeker, van nu af aan weet berg en dal
    en stromen en bossen wel zeker hoe hard
    Mijn leven dat het oog van anderen tart

    En zie, ik weet kan geen pad te bespeuren zo woest en fel
    Of Amor komt er toch weer in mijn hart
    En redetwist met mij en ik met hem in smart.

    (vertaling Karel D’huyvetters mei 2008)

    * Tijdens de halve finales van de Koningin Elizabethwedstrijd voor zang 2008 moesten de kandidaten ook een opgelegd stuk vertolken. Een Vlaams componist, Wim Henderickx (°Lier 1962), kreeg daartoe een opdracht. Hij zette canzone 35 van Petrarca op muziek, zoals voor hem ook Haydn (1732-1809) en nog vroeger Luca Marenzio (1553-1599) en nadien ook nog Schubert (1797-1828), maar dan op een Duitse vertaling.

    Wie al de uitzendingen gevolgd heeft, kreeg dit sonnet dus vierentwintig keer te horen. Ik zocht op het web tevergeefs naar een vertaling en heb er dus zelf maar een gemaakt, zoals gewoonlijk zonder pretentie en enkel maar om mezelf en andere belangstellenden een idee te geven van de inhoud.



    15-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het ongelijk van Descartes, Antonio Damasio
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Antonio R. Damasio, Descartes’ Error, 1994, xxiii + 312 pp., new preface 2005, notes and references, further reading, acknowledgments, index, Penguin Books Science, € 12.55 (Proxis via Club).

    Referenties naar het werk van Antonio Damasio vind je in vrijwel alle recente werken over (evolutionaire) psychologie en sociobiologie. Hij is een vooraanstaand neuroloog, professor aan de University of Southern California, waar hij een laboratorium leidt, het Brain and Creativity Institute. Hij werkt intens samen met zijn collega en echtgenote, Hanna Damasio. Hij is de auteur van drie belangrijke boeken die in meer dan dertig talen vertaald zijn. Naast het hierboven geciteerde zijn dat The Feeling of What Happens (1999) en Looking for Spinoza (2003). Ze zijn ook in het Nederlands vertaald: ‘De vergissing van Descartes’, ‘Ik voel dus ik ben’ en ‘Het gelijk van Spinoza’, in elke goede boekhandel, dus ook bij Proxis, en wellicht ook in jouw stedelijke bibliotheek.

    Mijn aandacht was het eerst getrokken naar het Spinoza-boek, maar aangezien dat over Descartes eerder verschenen was, ben ik daarmee begonnen. Het is een leerrijke ervaring geweest, maar ook ontstellend. Niet alleen blijkt al snel en overduidelijk dat wij (of ik?) vrijwel niets weten over onze hersenen en hun werking, wat we weten is bovendien waarschijnlijk helemaal fout en wat de wetenschap er over zegt is nog zeer benaderend, misschien zullen we het wel nooit weten.

    Over onze hersenen gaat het boek, of beter: over wat onze hersenen doen, over de rol van de hersenen in het lichaam, over de interactie tussen onze hersenen en de rest van ons lichaam en over ons contact met de buitenwereld. Een samenvatting moet je van mij niet verwachten en nog veel minder een beoordeling: bescheidenheid siert de mens, maar in dit geval komt die ontnuchterend spontaan.

    Damasio vertrekt vooral van klinisch onderzoek in zijn lab, van de behandeling van personen met hersenletsels. Op basis van zijn vaststellingen, vaak na intrigerend en vernieuwend onderzoek, zoekt hij naar de specifieke functies van gedeelten van onze hersenen en naar hun onderlinge samenwerking. Het beeld dat hij daarvan schetst, is bijzonder geloofwaardig en tegelijk ook uiterst verwarrend. Wij zijn immers niet gewoon om over onszelf te denken in die termen. Wij hebben een zeer sterk ontwikkeld zelfbewustzijn, een kern van eigenheid die we nooit in vraag stellen: ik ben ik, ik ken mezelf, ik weet wie ik ben.

    Maar hoe dat gebeurt? Het is vooral als er iets fout gaat met dat zelfbewustzijn, met het beeld dat een mens van zichzelf heeft, dat men gaat zoeken naar de oorzaken. En dan stelt men vast dat het ik niet iets zeer vaags en ontastbaars is, maar zeer reëel en afhankelijk is van de goede werking van onze hersenen en de rest van ons lichaam.

    Een belangrijk inzicht van dit boek sluit uitstekend aan bij wat ik hier al vaker heb naar voren gebracht, namelijk dat niet alleen ons rationeel denken zich afspeelt in onze hersenen, maar ook heel het emotionele leven. Damasio toont voor mij onweerlegbaar aan dat er geen betekenisvolle scheiding kan gemaakt worden tussen die beide werelden. Hij benadrukt ook zeer sterk de rol die emoties en gevoelens spelen bij het zogenaamd rationeel denken en hoe alles in uiterst nauw contact gebeurt met ons hele lichaam. Dat is de grond van zijn verwijzing naar de vergissing van Descartes: lichaam en geest zijn niet van elkaar te scheiden, zoals Descartes dacht.

    Ik heb me ook de twee andere werken van Damasio aangeschaft en ik kijk er al naar uit om eraan te beginnen, ik laat er zelfs Dawkins en Dennett (voorlopig) voor liggen en dat wil toch wat zeggen, in mijn geval. Damasio presenteert zijn waar op een boeiende manier, hij neemt je heel subtiel mee op een denkexpeditie die hij zelf ook ondernam en legt je voortdurend uit wat hij doet en waarom. Maar vergis je niet, dit is een ernstig wetenschappelijk gefundeerd werk, geen goedkope vulgarisatie of journalistiek; verwacht je dus aan wat moeilijke woorden, lastige zinnen, een terminologie die pas na enkele hoofdstukken begint duidelijk(er) te worden, passages die je het best twee keer leest… Maar het is de moeite meer dan waard. Om eens een cliché te gebruiken: het verandert voor altijd de manier waarop je over jezelf en over de mens in het algemeen denkt. Lezen dus en genieten van de (intellectuele) inspanning en de (emotionele) voldoening.



    13-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koningin Elisabethwedstrijd op Canvas+
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Als je een vrij recente TV hebt, is er een goede kans dat het een digitaal toestel is. Wellicht zit je ook op de kabel; als die aansluiting ook digitaal is, dan kan je dezer dagen hier in Vlaanderen gebruik maken van een extra mogelijkheid. Ter gelegenheid van de Koningin Elisabethwedstrijd zendt de VRT op Canvas+ dan rechtstreeks de halve finales uit telkens van 15 tot 18 uur en van even voor 20 uur tot het einde, omstreeks 11 uur.

    Informatie over die uitzendingen is veeleer schaars, ik heb zelf ook uitvoerig moeten gaan zoeken. Ik heb een kabelaansluiting bij Telenet, maar ook Belgacom biedt deze nieuwe mogelijkheid aan. Op de website van Telenet krijg je helemaal geen informatie als je gaat zoeken naar Canvas+. Bij Klara, de vernieuwde cultuursite van de VRT, is het niet veel beter: men vermeldt wel dat Canvas+ de wedstrijd uitzendt, maar niet hoe je die kan bekijken. Ook het programmaoverzicht van Telenet maakt je niet wijzer: Canvas+ staat niet in het lijstje van de zenders. Bij de leverancier waar ik mijn TV kocht (en die ook Telenet-dealer is), wisten de eerste twee verkopers niet hoe het moest, de derde zei dat ik op de rode knop moest drukken… Toen ik dat gisteren probeerde (de rode knop op de afstandsbediening van de Telenet Digicorder), gebeurde er niets. Na enkele minuten verscheen er dan op het scherm een klein extra luikje, met daarin de toch ietwat cryptische mededeling: kijk KEW Canvas+ rode knop. KEW… jongens toch: Koningin Elisabethwedstrijd! Je moet er maar op komen. Maar dan lukte het echt: rechtstreekse beelden van de optredens, prima kwaliteit, goed in beeld gebracht. Luisteren doe ik via de hifi-installatie, de synchronisatie is perfect. Ik heb de hele namiddag zitten genieten en ’s avonds opnieuw, heerlijk. Zoals andere mensen eennieuwe TV kopen voor het voetbal of de Olympische spelen, zo is dat bij mij altijd al geweest voor de KE... nee: de Koningin Elisabethwedstrijd.

    Natuurlijk: het zijn ‘maar’ de halve finales en niet alle kandidaten zijn van het zelfde hoge niveau; de begeleiding is op piano en zeker voor de opera-aria’s is dat minder dan ideaal; tijdens de pauze krijg je commentaar, van enkele jonge Klara-medewerkers die korte interviews afnemen van de kandidaten en van ‘kenners’ die ze daarvoor gevraagd hebben, maar ook de onvermijdelijke bespreking door een vriendelijke ankervrouw en twee professionelen, gisteren waren dat Zeger Vandesteene en Hendrickje Van de Kerckhove, de ene Vlaanderens meest bekende tenor in vroegere tijden, de andere een opkomende sopraan. Dat moet je er bijnemen, het duurt niet zolang, je kan dan ook een plaspauze inlassen of een drankje halen. Als er bij de optredens wat mindere boeiende stukken zijn, zet je de klank wat stiller en lees je enkele bladzijden in een boek of tijdschrift.

    De halve-finaleproeven vinden plaats in het Koninklijk Muziekconservatorium in Brussel en ik heb de indruk dat de mooie, vrij intieme zaal recentelijk gerestaureerd is en dat was wel heel hard nodig, herinner ik me van een bezoek lang geleden en ook van de uitzendingen bij een vorige gelegenheid.

    Het wedstrijd-aspect zelf spreekt me helemaal niet aan, dat heeft het nooit gedaan sinds ik de wedstrijd volg. Toen men met de Tv-uitzending ervan begon, vroeger meer op de RTBF dan de VRT, was het een van de weinige gelegenheden om muziek ook uitgevoerd te zien en dus was ik een vaste kijker, soms tot laat in de nacht, als de VRT het niet nuttig vond om rechtstreeks te gaan. Soms luisterde ik op de radio en keek op TV, maar meestal was de synchronisatie fout; gelukkig is dat nu opgelost. Muziek op TV is nu niet meer zó uitzonderlijk, er is Mezzo en Exqi en ook op andere zenders krijg je al eens een concert te zien, maar een overdaad als tijdens de… KEW is er zelden.

    Wie er dus ook wint, het maakt niet veel uit: het is zeker de moeite om op Canvas+ af te stemmen en dat is wat ik nu ook ga doen, ik hoor al het applaus bij de aankomst van de jury.


    09-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brussel Halle Vilvoorde: wee u, België
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vaudeville, poppenkast, cinema, schamele vertoning, oogverblinding, kinderachtige spelletjes: dat zijn de schampere opmerkingen bij het schouwspel van de Belgische politiek vandaag. Gisteren heb ik wat zitten kijken naar de rechtstreekse uitzending van de Kamerdebatten op Actua-TV. Niet te geloven! Het is werkelijk onwaarschijnlijk om zien hoe volwassen mensen zich zo gedragen: schelden, uitlachen, in de rede vallen, krant lezen, telefoneren, weglopen, met anderen zitten kletsen en grapjes maken, dat is de rol van de Kamerleden; de tussenkomsten van de sprekers geven daartoe ruimschoots aanleiding: onsamenhangend gezwets, het stotterend aflezen van teksten die men niet zelf heeft geschreven, scherpe emotionele reacties en uitvallen naar de kamer, toelichtingen waar niemand naar luistert… Uren en uren gaat dat zo door, op een intellectueel niveau dat niet hoger ligt dan het eerste het beste volkscafé. Beschamend. En die mensen moeten de problemen van dit land oplossen? Geen wonder dat we, met of zonder regering, een jaar na de verkiezingen nog nergens staan.

    Er was een tijd dat politieke partijen de belichaming waren van fundamentele opvattingen over de samenleving; je had, onder verscheidene benamingen, twee grote families: links en rechts, conservatieven en progressieven, liberalen en socialisten, individualisten en ‘communisten’. Wat wij hier in België en in Vlaanderen hebben is een zootje van compromissen: de liberalen zijn sociaal, de socialisten liberaal, de nationalisten en de groenen sociaal en liberaal, de christendemocraten zijn nationalist, liberaal, sociaal en groen.

    Voor wie dan stemmen? Voor wie de sterkste mediacampagne heeft, bijvoorbeeld Leterme, een man zonder veel politieke ervaring, zonder charisma, geen groot spreker, geplaagd door tics en een verraderlijke lichaamstaal, een Guust Flater zonder aanspraken op intellectuele diepgang, zonder duidelijke opvattingen over wat dan ook. Als je de kranten leest of de opiniepeilingen is 80% van de bevolking het met mij eens op dat punt, een zeldzame gebeurtenis voorwaar.

    De hetze tussen Vlamingen en Walen is door het kartel CD&V-NVA opgeklopt als een verkiezingsstunt, een wanhopige poging om de macht van de ‘ongelovigen’ (liberalen, socialisten, groenen) te breken, uit de oppositie te ontsnappen en de oude vertrouwde macht van de katholieken te herstellen. Omdat het verlangen naar meer autonomie wel degelijk leeft bij omzeggens álle Vlamingen is het hen ook gelukt, de socialisten hebben een ongelooflijke nederlaag geleden, niet omdat ze socialist zijn, maar omdat ze niet Vlaams genoeg waren.

    De meest Vlaamse partijen hebben nu de macht, of delen die als belangrijkste partner in een coalitie, maar wat kunnen ze ermee aanvangen? Al een jaar lang willen ze het land hervormen en dat is heus wel nodig, als een bevestiging van de zeer reële breuk die er nu al jaren de facto is gegroeid tussen de gemeenschappen, gewesten, taalgroepen en andere al dan niet terechte opdelingen van een van de kleinste landen ter wereld, waar het grootste gedeelte van de belangrijke beslissingen genomen worden zonder onze inspraak, namelijk in het overkoepelende Europa.

    De Franstaligen zijn ervan overtuigd dat de Vlamingen niets kunnen beslissen tegen hen in: nooit, nooit zal er een stemming zijn van de Vlamingen tegen de Franstaligen! Hoe harder men dat schreeuwt, hoe duidelijker hun angst blijkt dat het straks wel gebeurt. Hoe uitdagender men zich profileert, hoe groter de kans dat de Vlamingen zich laten meeslepen in een avontuur en autonoom beslissen om dit dwaze land te laten barsten. Wij zijn beter af zonder de Franstaligen, om duizend redenen en er is vrijwel geen enkele om dit ongelukkige schijnhuwelijk te redden, tenzij je 178 jaar wantrouwen, misprijzen, onbegrip, diefstal en onrechtvaardigheid waardevoller acht dan het elementair recht op zelfbestuur, in je eigen taal.

    De Franstaligen diaboliseren eenieder die dergelijke verzuchtingen naar voren brengt. Zij haten het Vlaams-nationalisme, dat zij nog steeds in een schoolvoorbeeld van intellectuele oneerlijkheid vereenzelvigen met de collaboratie van zestig jaar geleden, een euvel waarvan zij zichzelf deugdzaam maar zeer ten onrechte vrijpleiten. Zij zijn erin geslaagd om het Vlaams Blok/Belang buitenspel te zetten, met de onwijze steun van de ‘democratische’ Vlaamse partijen, omwille van de racistische onzin die deze nationalisten menen te moeten spuien. Maar wat als het Vlaams-nationalisme zich verder verbreidt over de democratische partijen? Welke Vlaamse partij kan het zich straks permitteren om geen duidelijke Vlaamse standpunten in te nemen? Welke Vlaming zal nog stemmen voor een partij die de eenheid van het land verdedigt of Franstalige standpunten bijtreedt? Wat als straks de niet-racistische en dus niet door het cordon sanitaire gebonden Lijst Dedecker stemmen weghaalt bij het Blok/Belang en bij andere minder duidelijk geprofileerde partijen? En Groen! weer eens de vinger in eigen oog steekt met on-Vlaamse en fundamentalistische standpuntjes?

    Vlaanderen is geradicaliseerd, zegt men. Ik denk het niet. In Vlaanderen zijn eindelijk ook de politici ontwaakt…

    Wee u, België!



    08-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Steven Pinker, The Blank Slate
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Steven Pinker, The Blank Slate, xiii + 509 pp., appendix, notes, references, index, 2002.

    Zelden heb ik een boek gelezen dat zo onmiddellijk en onverbiddelijk verhelderend was, met aha!-ervaringen op elke bladzijde. Zelden heb ik zo duidelijk intuïtief aangevoeld dat de uitleg klopte, dat ik te maken had met ‘waarheid’, onverbloemd, zonder dogmatische dwingelandij, onbevooroordeeld en intellectueel zuiver. Zelden heeft een betoog me zo moeiteloos overtuigd. Nog nooit heb ik zoveel van mezelf teruggevonden in een tekst. Wat kan ik nog meer zeggen?

    Vanaf 1950 brak ook in de algemene culturele context het besef door dat de oude verhalen het niet meer deden, niet in de literatuur en ook niet in de wereldbeschouwing en de samenleving. Gewone mensen begonnen zich hardop vragen te stellen bij wat hen werd voorgehouden door politici, opvoeders, religieuze leiders, kunstcritici en kunstenaars. Een tijd lang konden we tevreden zijn met het afbraakwerk, het slopen van wankele heilige huisjes en op zand gebouwde kathedralen. We voelden ons al goed bij de overtuiging dat we best zonder ballast konden, dat er beter geen regels waren dan regels die we niet wensten te onderhouden. Maar stilaan werd duidelijk dat nihilisme of alles-kan-niets-moet-isme evenmin steekhoudend was en voelden we de behoefte aan andere en betere verklaringen voor de veelzijdigheid en complexiteit van het menselijk bestaan, maar dan in verhalen die niet de fouten van het verleden zouden herhalen, die ons zouden bevrijden veeleer dan verknechten. Het heeft lang geduurd eer de zoektocht naar alternatieven enige vaste vorm kreeg. Mensen kwamen terecht op dwaalsporen zoals Dianetics of andere Zonnetempels, of vervielen in een sussend maar intellectueel onhoudbaar religieus fundamentalisme.

    Met de evolutionaire psychologie en de sociobiologie is het gans anders gesteld: het is geen leerstellig systeem dat je moet aanvaarden eer het zin krijgt, je hoeft geen akte van geloof af te leggen of je eigen overtuigingen prijs te geven. Het is niet zoals bij de klassieke opvoedingssystemen, waarbij men je eerst moest breken om je dan als een ‘onbeschreven blad’ keurig weer op te bouwen. De nieuwe benadering, die ondertussen ook al dertig jaar oud is en zowel in de wetenschappelijke wereld als in de ruimere samenleving stilaan geïntegreerd raakt, is enerzijds een vlijmscherpe analyse en uitzuivering van denkwijzen uit het verleden en anderzijds een krachtige, diepmenselijke en ongemeen overtuigende synthese van al wat daarin echt waarde had. Het is tevens een eerste succesvolle integratie van die twee traditioneel onverzoenbare kampen, de positieve en de menswetenschappen en dat op een ongedwongen, bijna moeiteloze wijze.

    Natuurlijk heeft deze benadering haar tegenstanders en in The Blank Slate gaat Pinker die niet uit de weg. Hij citeert uitvoerig de vele hevige en bittere reacties van andere wetenschappers, van zowel linkse als rechtse politici en denkers, van kerken en religieuze organisaties. Waar hun aanvallen al niet ruimschoots schitteren door hun emotionele onredelijkheid, legt Pinker steeds weer op subtiele en overtuigende wijze de onbevredigende veronderstellingen bloot waarop ze gesteund zijn. En hij doet dat zonder zich daarin te verkneukelen, zonder leedvermaak, doch enkel om duidelijk te maken dat het voldoende is om naar de grond van de zaak te gaan, naar de mens zelf, om de ware toedracht te vinden.

    Dat is het wat deze nieuwe benadering zo aantrekkelijk maakt: ze is simpel, eenvoudig, ondubbelzinnig, ze is van nature bestand tegen Ockhams mes (zie mijn bijdrage van 03.08.2006), namelijk dat je niet meer uitleg moet verzinnen dan nodig om iets te begrijpen. En wat niet te begrijpen is, dat moet je ook niet willen uitleggen of verduisteren; in die zin is het ook een bescheiden aanpak, die kan aanvaarden dat de mens zowel individueel als collectief ontsnapt aan elke poging tot integrale en ultieme en dus voorspelbare verklaring.

    Dit is een boek dat iedereen vlot kan lezen die enige belangstelling heeft voor mens en maatschappij. Het is volledig vrij van jargon of onnodig ingewikkelde theorieën. Vanaf de eerste hoofdstukken tot de laatste, waarin Pinker de eerder uiteengezette principes zeer concreet toepast op belangrijke thema’s als de politiek, geweld, man en vrouw, kinderen en kunst, blijf je voortdurend bij de werkelijkheid van elke dag. Bij elk voorbeeld, bij elke goedgekozen vergelijking, bij elk grapje en elke verzuchting weet je dat je in het gezelschap bent van een wetenschapper met een open vizier en een eerlijk mens, die geen andere bedoeling heeft dan je te helpen bij je eigen eerlijke pogingen om enige klaarheid te brengen in je verhouding tot je medemensen en de wereld, en een dieper inzicht te krijgen in je eigen wezen.

    Dit boek van Steven Pinker is ook in het Nederlands vertaald als ‘Het onbeschreven blad’, uitgeverij Contact. Als je de Engelse versie koopt, doe jezelf dan een plezier en koop er een in een goed leesbaar lettertype, de goedkope Penguin-uitgave was weer een zware belasting voor de ogen van deze nochtans trifocaal geassisteerde senior.


    07-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Protocollen van de Ouderen van Sion
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisterenavond was er een programma op Arte, dat volledig gewijd was aan de ‘Protocollen van de Ouderen van Sion’. Dat is een boekje waarin zogenaamd de Joden hun plannen uiteenzetten voor het verwerven van de wereldheerschappij. Sinds zijn eerste verschijnen, waarschijnlijk in 1903 in Rusland, is herhaaldelijk gebleken dat het om een vervalsing gaat: de Joden hebben zelf op geen enkele manier ook maar iets te maken met de tekst of de verspreiding ervan. In tegendeel: het zijn de vijanden van de Joden die de tekst hebben opgesteld, om zo de Joden in een kwaad daglicht te plaatsten. De tekst is steeds opnieuw aangegrepen door alle mogelijke antisemitische organisaties en personen. Vandaag nog is hij overal ter wereld te vinden. Vooral in de Islamwereld, maar ook in Rusland, is hij beschikbaar in talloze uitgaven en is er vrijwel niemand die twijfelt aan de echtheid ervan. Ik schreef hierover al eens op 22.08.2006.

    Wat me gisteren opviel is dat bijvoorbeeld vertegenwoordigers van Hamas, geconfronteerd met de wetenschappelijke bewijzen van de vervalsing, blijven vasthouden aan hun geloof in de Protocollen. Zij menen dat de tekst de politiek van Israel en de Joden overal ter wereld perfect beschrijft en dat vele van de doelstellingen in de Protocollen ondertussen gerealiseerd zijn. Dat is ook wat Hitler destijds schreef in Mein Kampf.

    Oscar Wilde zei het al: Life imitates art far more than art imitates life.

    Voor de tegenstanders van al wat Joods is, maakt het niet uit wie de Protocollen geschreven heeft en of er plagiaat gebeurd is: de tekst dient hun doelstellingen perfect, dus gebruiken ze hem, punt. De infame ‘auteurs’ hebben niet eens de moeite genomen hebben om een eigen tekst te schrijven, maar hebben schaamteloos grote stukken letterlijk ontleend aan teksten die niet eens over de Joden gaan, maar over respectievelijk of beurtelings de Jezuïeten, de Bolsjewieken, de Franse revolutionairen of hun tegenstanders. En toch hebben zij gelijk gekregen: de tekst past, althans volgens hun tegenstanders, perfect op de huidige situatie van de Joden in Israel. Dat hoeft ons niet te verwonderen, want de tekst past perfect op alle mogelijke wederzijdse tegenstanders: de Koerden en de Turken, de communisten en de kapitalisten, de Islam en het Westen, de blanken en de kleurlingen en ga zo maar door: de mens is niet zeer origineel in de verwijten die hij zijn medemens maakt.

    Toch is het gebruik van deze in de grond dwaze ‘protocollen’ in de Arabische politieke wereld en de Islam ongetwijfeld een zware vergissing, die beschaafde mensen ervan weerhoudt om met hen in gesprek te treden: wie zo’n waanzin nu nog in stand houdt, is intellectueel oneerlijk. Het is een van de elementen die de zo noodzakelijke toenadering tussen de Islam en het Westen blijvend bemoeilijkt. Het is spijtig dat zij dat niet inzien.


    05-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Snooker at the Crucible
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vandaag is het de laatste dag van het World Snooker Championship. Waarschijnlijk zitten toch ook hier in Vlaanderen en Nederland heel wat liefhebbers van deze (TV-)kijksport par excellence al dagenlang aan hun toestel gekluisterd, voor de rechtstreekse beelden, perfect gebracht door de BBC, vanuit The Crucible in Sheffield.

    Dat vaste paar: The Crucible en ‘Sheffield’, bestaat al veel langer dan 1977, toen men in het theater met die naam en in die stad voor het eerst het World Snooker Championship organiseerde. Want wat is een crucible? Wij hebben er een Nederlands woord voor dat er sterk op lijkt: een smeltkroes. Het was in Sheffield, een stad in Yorkshire, in het noorden van Engeland, dat rond 1740 een uurwerkmaker een procedé ontdekte om beter staal te maken, door minderwaardig staal met cokes te verhitten in smeltkroezen, crucibles van klei, tot zo’n 1600° Celsius. Rond 1850 was de industrie van Sheffield goed voor de helft van de Europese staalproductie, jaarlijks 80.000 ton crucible steel. Vandaag is Sheffield een van de tien grootste steden van Engeland, met een bevolking van ongeveer 600.000.

    Het was dus niet zomaar dat men het gebouw, ontworpen in 1971 door de architect Tanya Moiseiwitsch, die naam heeft gegeven. Dat er zoveel verschillende activiteiten plaatsvinden, van theatervoorstellingen tot… snooker, doet de naam alle eer aan. Bovendien is een nevenbetekenis van crucible in het Engels deze: een harde beproeving of test, duidelijk een verwijzing naar het verschrikkelijke zuiveringsproces waarin ijzer wordt omgezet naar het veel sterkere en edeler staal; of nog, figuurlijk dan: een plaats, tijd of situatie waarin belangrijke krachten samenkomen. Allemaal zeer geschikt voor het wereldkampioenschap snooker. Ook het gebouw zelf, met zijn karakteristieke zaal in U-vorm, leent zich uitstekend voor de gelegenheid.

    De etymologie van crucible is wat onduidelijk, maar er zijn toch een aantal duidelijke aanwijzingen. Zo is er een Middeleeuws-Latijns woord crucibulum: een nachtlichtje en dat woord is op zijn beurt misschien ontstaan uit het oud-franse woord voor lamp: croisuel (rond 1050 al), misschien een late neef van het Gallo-romeinse woord croceolus voor een olielamp; de stam cruc of krok zou zijn oorsprong kunnen gevonden hebben in de vorm van de lamp: een kruik (ons Nederlands woord heeft dezelfde oorsprong) of een kruk, een haak waaraan de lamp was opgehangen, of het Franse creux, hol (zoals in holle oesters, de bekende huitres creuses). De croceolus kon ook de vorm hebben van een pot met olie aan een lange stok, een soort toorts om ermee rond te lopen; in het Engels hebben we daaraan het woord cresset overgehouden.

    Crucible ziet er wel Frans uit, maar is het dus niet, want in het Frans is een smeltkroes: creuset (zoals in de bekende merknaam van gietijzeren potten en pannen: Le Creuset); de afleiding is nochtans evengoed van crucibulum en croisuel.

    Het Grieks heeft kroossos: kruik, emmer, urn, drinkbeker, dus onze kroes. En het Latijn heeft natuurlijk crux, dat oorspronkelijk een marteltuig was, een houten structuur waarop men iemand legde om hem of haar vervolgens te radbraken, uit te rekken, vol water te gieten of wat voor ander fraais men ook maar kon bedenken. ‘Kruisigen’ betekende in het Latijn aanvankelijk martelen, in het algemeen, pijnigen ook, op de rooster leggen, ook figuurlijk, kwellen, zoals in het bekende versje van Catullus, dat zo treffend de verliefdheid beschrijft:
    O
    di et amo. Quare id faciam fortasse requiris.
    Nescio, sed fieri sentio et excrucior.

    (Ik haat en ik bemin. Wellicht vraag je je af waarom ik dat doe.
    Ik weet het niet; maar ik voel dat het zo is en het kwelt me zo!)

    In die betekenis gebruiken we ook crux interpretum: een moeilijke passage in een tekst, vooral in een vreemde taal, typografisch aangeduid met een †, een obelus, het Griekse woord voor een spit (zoals voor de barbecue en zo ziet het symbool er ook uit). Pas later is het echt een kruis geworden zoals wij het kennen, vooral onder invloed van het christendom, natuurlijk.

    Dat alles wijst erop dat er een gemeenschappelijke voorvader is van deze woorden in de verschillende oude en nieuwe talen.

    Ondertussen zijn ze weer vertrokken, daar in Sheffield, met het zeer gedegen commentaar van ex-kampioenen dat ik veruit verkies boven het Nederlandstalig afkooksel op Eurosport. En vanavond vanaf negen uur is er dan de finale, tot de finish.

    Als we zo rustig zitten te kijken, dan bekruipt me soms het gevoel dat ik eigenlijk iets anders zou moeten doen, iets nuttigs, zoals een boek lezen of iets opzoeken of schrijven, of eindelijk eens de ramen poetsen… Dan denk ik ook aan de miljoenen mensen die allemaal zitten te niksen, terwijl er zo veel te doen is, terwijl elders mensen omkomen van de honger, bij vulkaanuitbarstingen of wervelstormen of in oorlogsgeweld en terreur. Maar het is menselijk, zeer menselijk, om het leed van anderen, zeker als het ver weg is en ons niet bedreigt, te minimaliseren tot een item in het avondnieuws, terwijl een ingegroeide teennagel in onze eigen voet onze hele wereld in beroering brengt.



    02-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de universele verklaring van de rechten van de mens
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wie hier onlangs las wat ik schreef over afschrikking (zie het lijstje hiernaast), zal wellicht enigszins verbaasd zijn dat ik in de laatste twee teksten zoveel nadruk legde op de terechte bestraffing van misdaden. Had ik niet beweerd dat afschrikking niet werkt, niet kan werken op termijn? Is dan het enige nut van het veroordelen van misdadigers niet dat we hen uit de maatschappij verwijderen uit zelfverdediging? Is dat dan geen pleidooi voor de doodstraf, echte levenslange opsluiting, zware lijfstraffen en verminking, aangezien precies dat onze beste bescherming is?

    Een zeer trouwe lezer merkte terecht op dat mijn voorstel om te straffen vóór de feiten niet realistisch is. En toch is dat precies de betekenis van straffen als afschrikking. We bestraffen de misdaad van de ene als een duidelijk signaal aan een andere, om die ervan te weerhouden om een gelijksoortige misdaad te begaan, dus vóór zijn feiten. Het is daarbij evenwel noodzakelijk dat de potentiële misdadiger zich kan identificeren met de echte: als we de oudere broer een ernstige straf geven voor inbraak met geweld, dan zal de jongere broer misschien toch even nadenken voor hij dezelfde weg opgaat. Maar het opknopen van jonge homo’s in Iran zal bij homoseksuelen hier bij ons geen andere reactie oproepen dan de walging die wij allen voelen bij dergelijk zinloos staatsgeweld.

    Aan het einde van mijn bedenkingen over afschrikking verwees ik naar de mensenrechten als de basis voor onze omgang met elkaar. Maar wat is de grond van die algemene of universele mensenrechten en op wie zijn ze van toepassing?

    Laten we met die laatste vraag beginnen. Wij zelf zijn vanzelfsprekend de eerste betrokkenen, ik bedoel elk van ons als eerste persoon enkelvoud: ik. Zelfbehoud is de eerste regel van elk leven, niet in het minst voor de mens. Zelfs Christus’ boodschap zegt: bemin uw naaste zoals uzelf en inderdaad: als we onze naaste zelfs maar half zo graag zouden zien als onszelf, dan is hij of zij nog goed af. Die drang naar zelfbehoud is zo fundamenteel dat hij niet moet aangeleerd worden, aan dieren noch aan mensen. Als een mens moet kiezen tussen zijn eigen leven en dat van een andere, is er weinig kans dat hij spontaan voor de eigen dood zal kiezen.

    Een tweede basiswet van het leven is dat het zich wil voortplanten. Het individu is sterfelijk, dat wordt ook heel snel duidelijk voor iedereen, en dus wordt individueel levensbehoud noodzakelijker wijze ook begrepen als voortplantingsdrang. Dat brengt met zich mee dat men zijn voortplantingspartner, want bij de meeste soorten gebeurt het voortplanten met zijn tweeën, dat men die partner in bescherming neemt, ervoor zorgt, liefheeft, omdat men dezelfde belangen heeft: het voortzetten van het leven, ook een beetje het eigen leven, in de vorm van de eigen genen, die de helft uitmaken van het genetisch materiaal van de eigen de kinderen. En even vanzelfsprekend zijn die kinderen het voorwerp van bescherming, zorg en liefde, zij zijn ons het dierbaarst want zij zorgen ervoor, door onze tussenkomst, dat het leven niet ten onder gaat. En zo kunnen we verder gaan, steeds verder: de ruimere familie, het dorp, de sociale groep, de collega’s, de vrienden, de verenigingen, de streek, het land… de hele mensheid?

    Uiteindelijk wel, want wij behoren tot dezelfde soort, wat eenvoudig kan aangetoond worden door het biologische feit dat álle mensen samen succesvol kunnen paren, althans in principe en in het algemeen en dat ook doen zonder veel aarzeling, zonder aanzien des persoons, zonder onderscheid van ras of kleur of godsdienst of wat dan ook. En hoe kan men in hemelsnaam neerzien op zijn partner, met wie men samen het belangrijkste doet dat hier op aarde voor ons mensen mogelijk is, namelijk het voortzetten van het leven? En indien elke mens in principe in aanmerking komt om samen met ons dat wonderbaarlijke avontuur aan te gaan, hoe kunnen we dan tussen mensen een onderscheid maken op basis van totaal bijkomstige zaken als huidskleur of overtuiging?

    De rechten van de mens leiden we af uit die zelfde basisgegevens. Je kan de tekst van de universele verklaring hier vinden, netjes in het Nederlands (en in alle mogelijke andere talen): http://www.ohchr.org/EN/UDHR/Pages/Language.aspx?LangID=dut

    Het zijn indrukwekkende rechten waarop elk van ons aanspraak kan maken, die de integriteit van de persoon vrijwaren, hem toestaan zich voort te planten en de elementaire regels van de samenleving vastleggen. Lees de hele tekst eens door, het is zeer de moeite en het is goed dat we eens stilstaan bij dit hoogtepunt van onze beschaving, ook al zullen we bij de lectuur vaak denken: was het maar zo…

    De basis voor ons doen en denken ligt in wat we zijn: mensen die samen met anderen leven in deze wereld, hier op aarde samen met ander leven en met levenloze materie, met een onweerstaanbare drang om het leven te behouden en voort te zetten.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!