Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    22-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Diderot, d'Holbach: wicked company, slecht gezelschap?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toen ik nog aan de Leuvense Universiteit werkte, gebruikte ik het middagmaal in een van de vele studentenrestaurants in de stad, meestal alleen, bij manier van spreken; vrouw en kinderen aten op school. ’s Avonds aten we dan in de huiskring boterhammen met beleg. In de weekends was het net andersom. Dan was het middagmaal warm en het avondmaal een broodmaaltijd. Omdat ik graag kook, heb ik altijd spontaan de rol van kok op mij genomen. Dat is zo gebleven toen ik in 1998 een nieuwe relatie begon met Lut, met dat verschil dat we nu ’s middags meestal een broodje of een snack aten en ik het warme avondmaal bereidde. En zo is het nu nog. Ik bak enkele keren per week een brood met een broodmachine, waarbij ik een vijftal soorten bloem combineer en er allerlei zaden en noten aan toevoeg, al naar gelang de inspiratie. Het menu voor het avondmaal is erg klassiek: zelfgemaakte soep, vers of uit de diepvries en een beperkt aantal gerechten die mijn Moeder zaliger onmiddellijk zou herkennen. We eten minder vlees dan vroeger, meer vis en vleesvervangers.

    Tijdens het koken luister ik met een half oor naar Babel, het programma op de VRT waarin cultureel nieuws aangereikt wordt, althans als het onderwerp me interesseert en de geïnterviewden vlotte sprekers zijn, wat helaas niet altijd het geval is. Op een avond, enkele weken geleden, hoorde ik zo een gesprek met de auteur Philipp Blom over het boek dat hij recentelijk geschreven heeft over de Verlichting. Ik luisterde, wegens het onderwerp onmiddellijk geboeid maar ook met stijgende verbazing naar een auteur die rustig en bevattelijk kon praten over zijn boek, inhoudelijk, niet over zichzelf, in een voortreffelijk idiomatisch Nederlands. Wie was die Philipp Blom?

    Philipp Blom is geboren in Hamburg in 1970. Hij studeerde in Wenen en Oxford en behaalde een doctoraat in de Letteren. Hij werkte als vertaler, redacteur, freelance journalist en schreef bijdragen voor vooraanstaande kranten, tijdschriften en radioprogramma’s in Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, de Verenigde Staten, Nederland en Frankrijk. Hij publiceerde ook een roman.

    In 2001 vestigde hij zich in Parijs om zich helemaal te wijden aan het schrijven van boeken. In 2007 trok hij naar Wenen, waar hij vooral historische non-fictie schrijft, naast journalistiek werk en fictie. Hij heeft een vast cultureel programma op de Oostenrijkse radio. Hij geeft lezingen over de hele wereld over filosofische en historische onderwerpen.

    Het boek dat hij op de VRT kwam voorstellen is A Wicked Company. The Forgotten Radicalism of the European Enlightenment, Basic Books, New York, 2010, xx + 361 pp., bibliografie, noten, index. De hardcover kost $ 29,95 en is bijvoorbeeld op Amazon voorhanden voor minder dan € 20. Bij Proxis betaal je iets meer. De Nederlandse vertaling verscheen quasi gelijktijdig met de oorspronkelijke Engelstalige versie, onder de weinig geslaagde en onaantrekkelijke titel ‘Het verdorven genootschap’, bij De Bezige Bij, EAN 9789023458319, prijs ongeveer € 30.

    Waarom die kritiek op de titel? Het gaat helemaal niet over een genootschap, een vereniging, maar over enkele individuen die elkaar geregeld ontmoetten in wisselend gezelschap. Er was ook niets verdorvens aan dat gezelschap of aan de leden ervan, het waren op enkele notoire uitzonderingen na allemaal personen met een uitzonderlijk hoogstaande moraal en een levenswandel die enkel in gunstige zin afweek van hun tijdgenoten.

    Nog voor ik het boek in handen kreeg, had ik ook mijn twijfels over de ondertitel: het vergeten radicalisme van de Europese Verlichting. Wie enigszins vertrouwd is met de literatuur over de Verlichting zal mijn twijfels delen. Het is inderdaad moeilijk om te beweren dat de Verlichting of haar radicale kant vergeten zouden zijn als men het indrukwekkende vooroorlogse werk van Hazard en Pintard voor ogen en op de boekenplank heeft; de heerlijke studies uit de jaren 1970 van Alan Charles Kors precies over deze Franse radicale verlichte auteurs; het veel geroemde en zeer uitvoerige tweedelige werk van Peter Gay uit de jaren ’60, de monumentale vierdelige Encyclopedia of the Enlightenment (2003), bijna 2000 bladzijden en meer dan 700 artikels, eveneens onder de leiding van Kors; de Dictionnaire européen des Lumières onder leiding van Michel Delon (1997), bijna 1300 bladzijden en last but not least, de twee reeds verschenen afleveringen van het verbluffende drieluik van Jonathan Israel over de Radicale Verlichting die ik hier al zo vaak roemde, naast zijn scherpzinnig A Revolution of the Mind dat ik hier ook al besprak. En dan ga ik nog voorbij aan Margaret Jacob en talrijke andere auteurs die van de Verlichting hun levenswerk hebben gemaakt in zowat alle landen ter wereld. Ik heb bijvoorbeeld helemaal geen zicht op de recente Duitse, Spaanse of Italiaanse literatuur over ons onderwerp, maar ik vermoed dat die evenmin onaanzienlijk is.

    De Verlichting, de Aufklärung, les Lumières: ze zijn dus helemaal niet vergeten. Ook het onderscheid tussen de radicale richting en de meer behoudsgezinde is sinds jaren onderwerp van levendige discussies en talrijke publicaties. Philipp Blom is daarvan ongetwijfeld op de hoogte. Wat heeft hij dan bedoeld met zijn ondertitel?

    Het is pas na lezing van zijn boek dat een en ander me duidelijker geworden is. Het is helemaal niet zo dat hij zich erop zou beroemen de Verlichting of haar radicaal karakter aan de vergetelheid te onttrekken. In zijn summiere bibliografie verwijst hij naar Gay en Kors en ook naar Jonathan Israel, die hem zeker geïnspireerd hebben. In de Epiloog van zijn boek, onder de titel A Stolen Revolution die ik niet hoef te vertalen, gaat hij uitvoerig in op wat men de receptie van de Verlichting noemt, de invloed die de radicale auteurs van vooral de Franse Verlichting hebben gehad op hun tijdgenoten en op de geschiedenis. Dan wordt duidelijk dat vrijwel onmiddellijk na hun hoogtepunt de verlichte auteurs en hun gedachtegoed in de vergetelheid zijn geraakt. 1789 is het jaar dat de Franse revolutie uitbrak en hoewel een aantal conservatieve auteurs geprobeerd hebben om de verantwoordelijkheid voor de terreur van die jaren op de rekening te schrijven van de inderdaad revolutionaire verlichte auteurs, blijkt uit de feiten, zoals aangevoerd door Philipp Blom, overduidelijk dat zij enkel verantwoordelijk kunnen gehouden worden voor de principes van de Revolutie, maar geenszins voor de onzalige bloedige en destructieve praktijk ervan. Gelukkig waren de meeste van onze auteurs overleden tegen die tijd, anders zouden zij zeker geëindigd zijn onder de guillotine of in een kerker. De Revolutie heeft hun werken verbrand, hun portretten en bustes vernietigd, hun graven geschonden en hun gebeente verstrooid, en vooral: hun democratische principes verloochend. In de honderd jaar die daarop volgde zijn zij wel degelijk in de vergetelheid geraakt, terwijl de minder radicale, lauwe, om niet te zeggen valse of zogenaamd verlichte auteurs als Voltaire en Rousseau een ereplaats hebben gekregen, tot in het Panthéon.

    Er is een tweede aspect aan die merkwaardige eclips van een intellectuele beweging die gedurende meer dan een eeuw lang het intellectuele leven in Europa beheerste (1650-1775). Dat is de merkwaardige infame samenzwering van de gevestigde machten die ervoor gezorgd heeft dat de Verlichting en haar democratische idealen doodgezwegen werd in het onderwijs en het openbaar debat. Dat was zo onder Napoleon, dat bleef zo gedurende de hele 19de eeuw en dat duurt voort tot op onze dagen. Wij mogen ons verheugen over talrijke en uitstekende recente publicaties over die periode uit onze intellectuele geschiedenis, zoals ook dit boek van Philipp Blom. Maar wie is er op dit ogenblik bijvoorbeeld in politiek België of Nederland bezig met de Verlichtingsidealen? Wat hebben wij in onze opleiding daarover geleerd? Wat vertelt men onze kinderen en kleinkinderen over de verlichting?

    Nochtans hebben we daartoe genoeg redenen. Wij beschouwen nu terecht de democratie als de evidente bestuursvorm en de verspreiding ervan als de belangrijkste internationale politieke doelstelling van elk land afzonderlijk maar vooral ook van onze internationale instellingen. Wij vergeten daarbij dat de democratische principes ontstaan zijn uit de filosofische en maatschappelijke discussie uit de Verlichting en dat de onderwerpen die ons vandaag bezig houden toen voor het eerst vanuit een humanistisch en democratisch standpunt besproken werden. Vandaag komt de Islamwereld steeds meer in opstand tegen de dictators die de democratische vrijheden van het volk ondergeschikt houden aan hun persoonlijke macht en fortuin en aan een politieke stabiliteit die niet gesteund was op de instemming van het volk maar op de onderdrukking door een politiestaat en de overheersende rol van het leger. Het was niet anders in de periode van de Verlichting. De rol van de godsdienst staat vandaag ter discussie, overal ter wereld. Het christendom is in verval overal in Europa, maar in Afrika en in Amerika maakt het opgang in zijn meest onaantrekkelijke, fundamentalistische vorm. In Azië en in het Midden-Oosten en Noord-Afrika is het de Islam die aan invloed wint en de kans is groot dat de recente revoluties zullen eindigen in samenlevingsvormen waarin de Islam een belangrijke rol speelt. Het was niet anders in de periode van de Verlichting.

    Wij doen er derhalve goed aan om na te gaan wat er toen gebeurd is, wat men toen dacht en schreef, hoe dat denken en die geschriften de politiek en de maatschappij hebben beïnvloed. Onze grote Westerse democratieën zijn gebouwd op de ideeën van de Verlichting. De Amerikaanse en ook onze Belgische en Nederlandse grondwet zijn geschreven door radicale Verlichtingsdenkers. De Universele en de Europese verklaringen van de rechten van de mens zijn gestoeld op de principes en de verworvenheden van de Verlichting. Het is niet alleen ondankbaar maar ook onwijs om de basis zelf van onze democratische principes uit het oog te verliezen. Het kan de rijke voedingsbodem zijn voor de talrijke discussies vandaag die gevoerd worden in onze landen en tussen onze landen.

    In die context is dit boek van Philipp Blom een zeer welkome gebeurtenis. Het is om te beginnen zeer goed geschreven, het leest gemakkelijk, het is boeiend van het begin tot het einde. Het brengt ons de concrete levensomstandigheden van enkele van de meest vooraanstaande figuren uit de Verlichting. Dat is in de eerste plaats Denis Diderot, voor eeuwig verbonden met de publicatie van de Encyclopédie, en ook de voor het grote publiek totaal onbekende Thiry d’Holbach, gastheer van de coterie en (anoniem) auteur en uitgever van talrijke werken over vrijzinnigheid en tegen de godsdienst. Die figuren worden in scherp contrast geplaatst met de niet-radicale Voltaire en Jean-Jacques Rousseau. Daarnaast verschijnen een hele reeks levendige nevenfiguren, die ons moeiteloos verplaatsen naar de leefwereld van het midden van de 18de eeuw in Frankrijk, met uitstapjes naar Nederland, Rusland, Amerika, Engeland, Zuid-Amerika, China…

    De auteur heeft zich gebaseerd op enkele interessante secundaire werken die vroeger al over dit onderwerp verschenen zijn, maar hij heeft niet verzuimd om ook de teksten zelf te raadplegen en die uitvoerig te citeren en voor ons te parafraseren. Hij doet dat steeds gepast en ondersteunt daarmee op overtuigende wijze de ideeën die hij ontwikkelt over de Verlichting en haar protagonisten.

    Er zijn enkele kleinere opmerkingen die men zou kunnen maken bij dit boek. Zo zijn enkele citaten in het Frans geplaagd door storende taalfouten en de vertalingen uit het Frans zijn soms minder dan adequaat. Spinoza, die natuurlijk niet mag ontbreken in het relaas van de auteur, wordt telkens weer omschreven als een Joodse filosoof, met als voornaam Baruch en dat terwijl hij al op zeer jonge leeftijd door zijn Joodse gemeente is uitgestoten met een banvloek die verschrikkelijk is om lezen en hij nadien nooit meer contacten heeft gehad met zijn Joodse achtergrond en zijn brieven steeds ondertekende met de Latijnse versie van zijn Joodse naam: Benedictus.

    Op inhoudelijk vlak valt het me op dat de auteur in zijn appreciaties van de figuren die hij beschrijft vaak zelf lijkt te worstelen met de oudste vraag van de filosofie, namelijk de verhouding tussen de passie en de rede. Hij projecteert naar mijn aanvoelen zijn eigen onzekerheid daaromtrent iets te nadrukkelijk in de figuur van Denis Diderot en in de meningsverschillen tussen hem en Rousseau. Indien dat zijn objectiviteit eventueel enigszins zou kunnen beïnvloeden, is het anderzijds een overtuigend bewijs van de persoonlijke betrokkenheid van de auteur bij zijn onderwerp. Philipp Blom is niet zomaar een filosoof en een historicus die het zoveelste boek heeft geschreven over een periode uit de beschavingsgeschiedenis. Hij is een geëngageerd auteur, hij is net zoals Jonathan Israel een fervent verdediger van het gedachtegoed van de Verlichting. Hij kiest beslist partij in de maatschappelijke discussies tussen de filosofen van toen en bewijst daarmee zijn eerlijke betrokkenheid in de filosofische en maatschappelijke discussies van onze tijd. Dat is zeker een van de meest aantrekkelijke aspecten van het verhaal dat Philipp Blom ons aanbiedt in dit voortreffelijke en zeer toegankelijke boek.


    Categorie:God of geen god?
    19-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rationeel denken
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ratio, rede… als we stilstaan bij een belangrijk begrip als dit, weten we meteen niet meer wat zeggen. Laten we toch maar een poging doen.

    Rede is ons verstand gebruiken: gebruik toch uw verstand! Ons verstand situeert zich in ons hoofd. Denken doen we met onze hersenen. Maar dat is niet het enige wat we met onze hersenen doen. Ook onze emoties behoren essentieel tot onze verstandelijke vermogens, ook dat gebeurt in onze hersenen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat onze hersenen bestaan uit verscheidene delen, die elk gespecialiseerd zijn in bepaalde activiteiten. Maar het is even duidelijk dat geen enkele van die hersenzones onafhankelijk van al de andere kan werken. Wanneer zelfs maar een klein gedeelte van de hersenen forfait geeft of beschadigd geraakt, komt de hele persoonlijkheid in het gedrang. We hebben dus in onze hersenen niet één centrum dat zich bezig houdt met de rede, het puur verstandelijk redeneren en een ander, dat uitsluitend met onze emoties begaan is; en misschien nog een derde waar ons geheugen gehuisvest is en een vierde waar ons vermogen tot taal huist en zo verder. De rede, het verstand, dat zijn slechts woorden waarmee we bepaalde specifieke activiteiten van het geheel van onze hersenen benoemen. Om helder na te denken moeten we kunnen rekenen op al onze verstandelijke vermogens, niet slechts over een deel.

    Met de rede bedoelen we in het bijzonder dat gebruik dat zich niet uitsluitend of vooral laat leiden door rauwe emotie, maar dat op die emoties reflecteert, dat zich bewust wordt van de emoties en ze incalculeert of juist verwerpt bij het nemen van de beslissingen.

    De mens kan daardoor verschillende belangen afwegen tegen elkaar: direct genot of een uitgesteld maar hoger genot of een hogere waarde? De krekel en de mier… De redelijke mens is niet het machteloze slachtoffer van zijn brute, primaire emoties, maar houdt steeds de belangrijkste menselijke waarden in ere. De mens is vooruitziend en houdt rekening met eerdere ervaringen en aangeleerde wijsheid. Alcohol drinken geeft een vorm van onmiddellijk genot, maar ook een kater, het tast je hersencellen aan, het leidt tot verslaving, het beïnvloedt je gedrag, het bedreigt je sociaal functioneren… Je kan jezelf opleggen om niet te drinken, of met mate.

    De basisdrift van de mens is persoonlijk zelfbehoud en instandhouding van de soort door voortplanting en door het vormen van een gunstige samenleving; daarbij komt de empathie, die spontaan de gevoelens van zelfbehoud plaatsvervangend opwekt tegenover onze partners, onze nakomelingen, onze vrienden &c. in afnemende mate van verwantschap of vriendschap. Uit eigen ervaring weten we dat als we met een hamer op onze vinger slaan, dat behoorlijk pijn doet. Als we dan zien hoe iemand anders op zijn duim hamert, dan ontlokt ons dat een reactie. Als het gaat om uw zoon, dan kan je als het ware de pijn zelf voelen. Als het gaat om een filmpje op tv over een Japanner die zijn huis aan het verbouwen is, dan schieten we in een lach. Medelijden, empathie is een relatief begrip.

    De rede stelt ons in staat om de complexe belangenconflicten die zich voortdurend aandienen op een bevredigende wijze op te lossen. Ik voel me aangetrokken tot een persoon die ik ontmoet; maar veeleer dan daarop onmiddellijk in te gaan, zal ik een afwachtende of voorzichtige houding aannemen. Ik weet immers dat die andere persoon waarschijnlijk helemaal niet zal zijn zoals ik nu denk, dat die een eigen leefwereld heeft die ik zomaar niet kan binnendringen en eventueel vernietigen, dat toegeven aan mijn ‘verliefdheid’ misschien wel aangenaam zal zijn voor mij, maar ook veel andere waarden en belangen kan bedreigen.

    Redelijk denken en handelen is dus een kwestie van afwegen, van vergelijken en van keuzes maken. Het is geen kwestie van genot of afzien van dat genot, maar een keuze tussen verschillende vormen en gradaties van genot. Daarbij zal de hoogste waarde steeds de primaire zijn: het individueel overleven onder de meest bevredigende omstandigheden, het samenleven in gemeenschap en de instandhouding van de soort door de voortplanting. Dat is de basis van alles, daarover zijn we het meest bezorgd, dat mogen we nooit helemaal of gedurende langere tijd uit het oog verliezen. Men zegt wel eens dat een kort, intens leven beter is dan een lang leven waarin niets speciaals gebeurt. Maar hoeveel mensen zouden er kiezen voor het korte leven, indien ze voor de keuze gesteld werden?

    Hoe die topprioriteit concreet ingevuld wordt, hangt af van de unieke combinatie van gegevens in elk van ons. Er zijn allicht wel enkele min of meer algemene regels. Gij zult niet doden, gij zult het bezit of de echtgenote van een ander niet begeren, gij zult niet liegen… Maar op elke regel is er een uitzondering en regels kunnen ook met elkaar in conflict komen, er zijn in het leven lastige dilemma’s en onoplosbare problemen: damned if you do, damned if you don’t. Het komt mij voor dat als we in dergelijke situaties de basisprincipes in eer houden, we al behoorlijk ver komen. Dat kan dan als een eerste belangrijke regel voor het denken en het handelen gelden. Om te kunnen genieten moet je leven, dus zorg er eerst voor dat je in leven blijft. Om in leven te blijven, heb je de anderen nodig, dus maak dat je met hen kunt samenleven. Overleven doe je op deze aarde, dus draag zorg voor je milieu.

    Dat de primaire waarden primeren, dat ze voorrang hebben op de secundaire, betekent dat we ze in ons afwegen het grootste gewicht geven, in die mate zelfs dat zij beslissend zijn wanneer ze in conflict komen met andere belangen. Met de auto naar het werk rijden is voor de meeste mensen blijkbaar aangenamer dan met het openbaar vervoer of met de fiets. Dat merk je elke morgen en avond. Maar de vervuiling die dat meebrengt, kan levensbedreigend zijn. Op dat ogenblik zetten we de auto aan de kant, vrijwillig of gedwongen. Overleven is belangrijker dan het bedenkelijke plezier van in de file te staan.

    Maar het brengt ook mee dat die waarden ons opeisen. De mens is een vreemd wezen, dat zich in zijn leven met allerlei zaken bezighoudt. Mensen hebben de neiging om zich te specialiseren, om intensief of zelfs obsessief met een bepaald aspect van het leven bezig te zijn en andere te verwaarlozen. Dat kan te maken hebben met de taakverdeling die het samenleven met zich meebrengt: je hebt loodgieters en computerspecialisten, handenarbeiders en meer intellectuele types. Maar vaak is die specialisatie veeleer een hobby en dat kan werkelijk de meest vreemde en zelfs bizarre vormen aannemen. Het gaat van min of meer onschuldige verzamelwoedes tot ziekelijke dwangneuroses. Zo heb ik me destijds verbaasd over mijn jeugdvriend André, de meest begaafde en verstandigste jongeman die ik ooit heb mogen ontmoeten: hij verzamelde de deksels van luciferdoosjes in dikke albums. Zelf maak ik me schuldig aan het verzamelen van postuurtjes. De boog kan niet altijd gespannen staan, het is goed van een onschuldige hobby te hebben, het beantwoordt blijkbaar aan een menselijke drang.

    Maar het bezig zijn met een onschuldige hobby mag niet de hoofdzaak worden. We moeten onze primaire doelstellingen steeds voor ogen houden en daar vooral mee bezig zijn, rechtstreeks of onrechtstreeks. Hobbyvissen is een hobby als een andere, maar wie de hele dag niets anders doet, verengt zijn leven al te zeer en kan moeilijk als een volwaardige deelgenoot gezien worden in de samenleving. We zouden idealiter het grootste gedeelte van onze mentale en materiële energie moeten besteden aan de instandhouding van onze persoon, aan de samenleving en het milieu en aan de instandhouding van de soort door de voortplanting (al dan niet actief). Wanneer dat al te zeer ontbreekt in ons leven, moeten we ons vragen gaan stellen.

    Onze materiële noden vragen steeds minder inspanning, dank zij onze technologische samenleving. Er komt dus meer tijd vrij voor niet-essentiële bezigheden, voor tijdverdrijf, voor het genieten van de aangename kanten van het leven. Voor velen is dat het vrolijk meedraaien in de entertainmentindustrie. Enerzijds werkt men keihard, anderzijds geniet men zo intens mogelijk. Men gaat zo van de ene piek naar de andere. Er is dan nog maar weinig plaats voor gestadig leven in een gezonde mengeling van werk en genot, of voor genot in het werk. Het werk wordt dan meer en meer gezien als een onaangename bezigheid, die ons weerhoudt van het genot. Negotie, een oud woord voor handel, komt van negotium, letterlijk de afwezigheid van vrije tijd. Voor Marx was alles wat de mens afhoudt van het nietsdoen (otium) een vorm van vrijheidsberoving, een aliënatie.

    Redelijk leven, rationeel denken heeft dus te maken met de prioriteiten die we stellen. We denken na over onze emoties. We doen niet zoals Acchille Van Acker destijds memorabel zei: d’abord j’agis et puis je réfléchis.

    Een ander aspect van de samenwerking tussen de rede en de emoties, naast het min of meer beredeneerd nastreven van het genot, is het vermijden van pijn, dat zelf slechts een andere formulering is van het genotbeginsel. Maar vermijden van pijn staat niet gelijk met genot. Genot en pijn staan aan de beide uiteinden van een schaal waarvan het middenpunt de ataraxie is, de onverstoorbaarheid, het rustig en ongehinderd beleven van het bestaan. Toch ligt die ataraxie dichter bij genot, omdat de afwezigheid van pijn op zichzelf al als een positieve ervaring geldt.

    De mens is evenzeer bezig met het angstvallig vermijden van pijn als met het actief nastreven van genot. De kans op pijn is immers zo groot, dat als men niet voorzichtig is, de pijn voortdurend zal toeslaan. Het leven is precair. Wie enkel aan het genot denkt, verliest het risico op pijn uit het oog. De rede zal waarschuwen voor de mogelijke pijn die een onbeheerst nastreven van het genot met zich meebrengt.

    De redelijke mens zal dus zijn aandacht vooral richten op de primaire menselijke activiteiten en zijn energie vooral daaraan besteden. Wie daarvan in belangrijke mate afwijkt, beleeft zijn mens-zijn op een minder dan optimale manier. Het is mogelijk dat dat op een onschuldige manier gebeurt, dat wil zeggen dat de persoon zelf noch de maatschappij eronder lijden. Toch moeten we inzien dat al de tijd die we besteden aan onbelangrijke zaken, in principe te kort doet aan de meer belangrijke. Dat wil niet zeggen dat we altijd en uitsluitend met de belangrijke moeten bezig zijn, maar toch vooral.

    Dat brengt me bij een van mijn blogcorrespondenten. Hij is naar eigen zeggen christelijk gelovig, gelooft in astrologie en nog veel vreemdere zaken. Ik neem hem als voorbeeld van de zeer talrijke schare van mensen die de wereld bekijken op een niet-rationele manier. Op zichzelf is daar niets verkeerds mee, door zo te denken berokkent men niet meteen zichzelf of anderen grote schade. Maar het is een niet-efficiënte, onproductieve en steriele manier van denken. Als iedereen daarmee bezig was, dan zaten we nu nog in de Middeleeuwen. Het kan zijn dat de zogenaamd wetenschappelijke denkwijze zeer onvolmaakt is, maar we kunnen niet anders dan vaststellen dat ze onze maatschappij op een indrukwekkend manier ten goede heeft veranderd op vrijwel alle mogelijke vlakken. Denk alleen al maar aan wat de wetenschap heeft bereikt in de geneeskunde en voor het spectaculair opvoeren van de gemiddelde leeftijd van de mens.

    Enerzijds zijn wij mensen allemaal op een of andere manier bezig met het opbouwen van een maatschappij die gesteund is op wetenschappelijke inzichten, anderzijds heb je mensen die op een totaal onwetenschappelijke manier in het leven staan, te midden van die zelfde wereld, gebruik makend van de vele resultaten van die wetenschap, maar zelf de wetenschappelijke ingesteldheid en de rationaliteit verwerpend. Toch sluipt de rationaliteit ongewild en ongemerkt weer naar binnen, want wat is godsdienst en astrologie anders dan de rationele verwoording van niet-rationele principes? Zelfs de meest fundamentalistische gelovigen zoals Jehova’s Getuigen, doen een beroep op de (in hun ogen) meest overtuigende argumenten om hun geloof te verspreiden. De astrologie is een echte pseudowetenschap, ze gebruikt een ‘wetenschappelijke’ methode voor niet-wetenschappelijk vaststelbare verschijnselen.

    Rationeel denken staat niet alleen tegenover het zich laten leiden door rauwe emoties, maar ook tegenover vormen van denken waarbij men zich min of meer blind laat leiden door anderen. Dat gebeurt onder meer in godsdienstige en bijgelovige context, in sekten en dictatoriale organisaties of maatschappijen en ook in zeer traditionele vormen van samenleving. Men vertrouwt dan, al dan niet gedwongen of mentaal beïnvloed, op wat anderen voorhouden. Toch is het in dergelijke gevallen steeds mogelijk, maar niet altijd even gemakkelijk, voor een individu en voor groepen om zich daaruit los te maken door gebruik te maken van de eigen verstandelijke vermogens.

    Rationeel denken wordt vaak ook in contrast geplaatst met intuïtief denken. Wie intuïtief denkt, komt ‘zomaar’ tot een besluit, een inzicht, in een flits, het bekende lampje dat gaat branden in een tekstwolkje van stripverhaal. Rationeel denken brengt men dan in verband met een manier van denken waarbij men achtereenvolgens min of meer moeizaam bepaalde stappen doorloopt die een voor een zorgvuldig worden afgewogen en waarbij alle consequenties op voorhand onderzocht worden. Men noemt dat ook logisch denken. Het syllogisme is daarvan een voorbeeld. Men vertrekt van een algemene stelling (major), toetst daaraan een bijzonder geval (minor) en trekt daaruit een besluit (conclusio). Het klassieke voorbeeld is: Alle mensen zijn sterfelijk; Socrates is een mens; dus is Socrates sterfelijk. Een ander even klassiek hilarisch voorbeeld is dit: Ik kan in mijn jas. Mijn jas kan in mijn valies. Ik kan dus in mijn valies…

    Rationaliteit, redelijkheid in de goede betekenis van het woord kan echter zeer goed samengaan met intuïtief denken, met niet-autonoom denken en zelfs met denken dat louter gebaseerd is op emoties. De mens beschikt inderdaad over verscheidene manieren om tot de waarheid te komen. Eenvoudige mensen komen niet zelden tot zeer diepe inzichten in de meest subtiele of complexe vragen die men zich kan stellen. Levenservaring kan tot wijsheid leiden. Gelovigen kunnen uit hun godsdienst die elementen halen die hen toelaten om tot conclusies te komen die perfect overeenkomen met wat men via autonoom denken ontdekt. Het is inderdaad niet zo dat iets verkeerd of irrationeel is louter omdat een godsdienst het voorschrijft. Een of meer keer per week vis eten is gezond. Het is vaak beter om rekening te houden met wat gezagsvolle mensen of instellingen zeggen over een of ander onderwerp. Traditionele opvattingen zijn daarom nog niet zinloos. Zonder intuïtieve inzichten en zelfs dromen zou de wetenschap veel armer zijn. Wie zich laat leiden door zijn emoties kan zich vreselijk vergissen, maar niet noodzakelijk: onze emoties zijn vaak een uitstekende leidraad.

    We kunnen dus een nuttig onderscheid maken tussen rationeel denken als een bepaalde methode om tot een conclusie te komen enerzijds en de kwaliteit van een conclusie, hoe men daartoe ook gekomen is.

    Een voorbeeld.

    Iemand staat aan de oever van een diepe, brede, snelstromende rivier en ziet dat een kind in het water valt en meegesleurd wordt. We veronderstellen dat noch het kind, noch de toeschouwer kunnen zwemmen. Wat zal de toeschouwer doen? Ik veronderstel dat we geredelijk kunnen aannemen dat die persoon al het mogelijke zal doen om het kind te redden, behalve zelf in het water springen. Het maakt daarbij niet uit of de persoon in kwestie daarover rationeel heeft nagedacht of niet; of hij of zij intuïtief heeft aangevoeld dat het zinloos is om het eigen leven te riskeren zonder enige kans op redding voor het kind; of hij of zij bewust is ingegaan tegen de regel van de naastenliefde zoals bijvoorbeeld het christendom die voorschrijft, of tegen de burgerlijke wetgeving die zegt dat men verplicht is om een medemens in nood bijstand te verlenen.

    Ik neem aan dat de meeste mensen het erover eens zullen zijn dat die toeschouwer de juiste beslissing heeft genomen, namelijk alles doen dat mogelijk is, maar niet het eigen leven zinloos in gevaar brengen. Hoe we het ook bekijken, het lijkt ons een juiste beslissing, maar ze is hartverscheurend en treft ze ons zeer diep; hoe zeer we ook overtuigd zijn dat we de juiste beslissing hebben genomen, emotioneel kunnen we ons er maar moeilijk mee verzoenen.

    Een ander voorbeeld. Een kind is zwaargewond bij een verkeersongeval en heeft dringend een bloedtransfusie nodig. Er is toevallig geen bloed van het juiste type voorhanden. Een van de ouders heeft hetzelfde type als zijn kind, maar zij behoort tot een godsdienst die bloedtransfusies verbiedt. Indien zij beslist om desondanks toch haar bloed te geven, zullen we dat een rationele beslissing noemen, maar ook emotioneel en intuïtief is het de juiste houding. Indien zij integendeel de transfusie zou weigeren om religieuze redenen, dan zou dat vanuit alle andere standpunten onaanvaardbaar zijn.

    Rationaliteit is dus veeleer een eigenschap van beslissingen dan een exclusieve manier om tot een dergelijke beslissing te komen. Het heeft uiteindelijk geen enkel belang hoe men tot een conclusie komt, als het maar de goede is. Anderzijds moeten we toch erkennen dat zeker in een groot aantal van de gevallen het meer waarschijnlijk is dat men tot de juiste conclusies zal komen als men (rationeel) nadenkt dan als men dat niet doet. Onze emoties zijn niet altijd de beste raadgevers. De wanhopige toeschouwer bij het verdrinkende kind uit ons voorbeeld zal zich daarvan zeer pijnlijk bewust zijn. Onze intuïtie laat ons wel eens in de steek, zeker wanneer wij bewust om de tuin geleid worden door reclame of door gewiekste boosaardige individuen. Het zo geprezen gezond verstand moet dikwijls de duimen leggen voor de nuchtere wetenschap.

    Men verwijt me wel eens dat ik alles veel te rationeel bekijk. Mijn ietwat uitdagend antwoord daarop is steevast: is er een andere manier? Wat ik eigenlijk bedoel is: ik weet wel dat men ook irrationeel kan te werk gaan en met niets en niemand rekening houden, maar wie zou dat echt willen? Ik vind van mezelf niet dat ik gevoelloos ben, een koele kikker, dat ik geen emoties zou kennen, gelukkig maar! Die soms zeer hevige, overweldigende en ontredderende gevoelens verhinderen me echter (meestal...) niet om daarnaast en daarbij ook na te denken bij wat ik doe, denk en schrijf. Nadenken doodt de emoties niet. Filosofen en wetenschappers, de schoolvoorbeelden van mensen die nadenken, zijn vaak zeer emotionele mensen, het volstaat om hun biografieën te lezen om daaraan nooit meer te twijfelen. Emoties verdwijnen niet als men erover nadenkt, ze worden vaak nog complexer en zelfs heviger. Rationeel leven betekent niet dat men alle gevoelens vermijdt of uitschakelt. Wat we moeten betrachten is een gezond evenwicht tussen alles wat ons beroert, ook al weten we dat we daarin slechts zelden slagen.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    14-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Arvo Pärt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wie ooit muziek van Arvo Pärt gehoord heeft, zal dat nooit meer vergeten.

    Liefhebbers van klassieke muziek zijn er legio. Slechts heel weinig mensen lusten er helemaal niets van. Iedereen heeft zo zijn lievelingsstuk: Morgenstemming uit Peer Gynt van Grieg, de vijfde van Beethoven, de Radetzky-mars op Nieuwjaarsdag, de Bloemenwals van Tsjaikovski, Kleine Nachtmuziek van Mozart, Für Elise van Beethoven, Alle Menschen werden Brüder (idem), Traümerei van Schumann, een nocturne van Chopin, de Forel van Schubert, de triomfmars uit Aïda van Verdi, Nessun dorma uit Turandot van Puccini, Casta Diva uit Norma van Bellini…en zo kunnen we nog wel even doorgaan, keuze te over.

    Maar al die klassiekers van de klassieke muziek zijn oud, ze gaan al vele jaren, soms eeuwen mee. Je krijgt dan de indruk dat er sindsdien geen ‘klassieke’ muziek meer geschreven is. Voor veel mensen houdt de muziekgeschiedenis op ergens rond 1850. Wat daarna nog gecomponeerd is, ligt niet zo goed in het gehoor. Muziek uit de twintigste eeuw is… moeilijk, of dat denken we toch. Muziek van na 1950, daar weten we zo goed als niets van. Hedendaagse klassieke muziek, bestaat dat wel?

    Ik laat deze retorische vraag even nazinderen, om je dan mee te nemen naar een onbekend land, een onbekende componist en zijn onbekende muziek.

    Arvo Pärt werd geboren op 11 september 1935 in Estland, een lidstaat van de Sovjet-Unie sinds de bezetting in 1940, nu weer een onafhankelijk land, lid van de Europese Unie, met ongeveer 1,4 miljoen inwoners. In 1980 bereikten de wrijvingen en conflicten van Arvo Pärt met de Sovjetautoriteiten een hoogtepunt. Hij week uit met zijn echtgenote en twee zonen, eerst naar Wenen, waar hij de Oostenrijkse nationaliteit verwierf, daarna naar Berlijn. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie keerde hij terug naar zijn vaderland en verblijft nu vaak in Tallinn, de hoofdstad van Estland.

    Aanvankelijk schreef Pärt muziek in de stijl van zijn leermeesters aan het conservatorium, die zich vooral lieten leiden door de moderne, zelfs experimentele muziek van het begin van de twintigste eeuw, met als grote voorbeelden de dodecafonische en seriële muziek van Schönberg, Berg en Webern, maar ook het werk van Bartok, Sjostakovitsj en Prokofiev. Net als deze laatste twee had Pärt een gespannen verhouding met de cultuurkritiek van de Sovjet dictatuur. Soms werd zijn werk geprezen en bekroond, soms verboden als volksvreemd en elitair. Dit leidde tot een van de verscheidene periodes van stilte in het muzikale oeuvre van Pärt. Hij trok zich terug en bestudeerde zeer intensief de (Frans-) Vlaamse polyfone muziek van de 14de tot de 16de eeuw. Later zouden zijn opzoekingen hem naar de wortels zelf van de Europese muziek brengen: het Gregoriaans, de middeleeuwse muziek en die van de vroege Renaissance. We moeten daarbij bedenken dat tijdens de periode van de Koude Oorlog contacten met het Westen vrijwel onmogelijk waren.

    Geïnspireerd door zijn musicologische research begon hij te componeren in een totaal nieuwe stijl, gekenmerkt door een radicale vereenvoudiging. Waarom veel noten schrijven, als één enkele kan volstaan? Waarom complexe structuren opzetten en ingewikkelde methodes, als je met de eenvoudige toonladders uit het begin van onze muziektraditie al oneindig veel mogelijkheden hebt? Waarom vergezochte samenklanken uitproberen wanneer de eenvoudige drieklank, het samenklinken van drie tonen zoals do-mi-sol, waarbij je dus telkens een toon overslaat, al zo expressief is in al zijn mogelijke combinaties?

    Men noemt de muziek van Arvo Pärt minimalistisch en verwijst naar andere 20ste-eeuwse componisten die ongeveer tegelijker tijd die weg opgingen: John Cage, Terry Riley, Philip Glass, Steve Reich en John Adams in de States, in Europa onze nationale Karel Goeyvaerts, Louis Andriessen (Nederland), Henryk Gorecki (Polen), John Taverner (Groot-Brittannië), om de belangrijkste te vernoemen. John Cage ging het verst in die richting. Zijn compositie getiteld 4’33” is in de praktijk vier minuten en drieëndertig seconden stilte, voor een of meer muzikanten, met willekeurige instrumenten, die dus geen noot muziek spelen.

    Zover gaat Arvo Pärt niet, maar de stilte is hoorbaar aanwezig in al zijn composities. Het is alsof hij beschroomd is om de stilte te doorbreken, alsof hij enkel klanken wil laten horen die beter zijn dan de gewijde stilte, die de stilte nog accentueren.

    Wanneer ik spreek van ‘gewijde’ stilte, raak ik meteen een ander verrassend en opvallend aspect aan van de muziek van Pärt. Veel van zijn composities, vooral dan de vocale, dragen religieuze titels of verwijzen op een of andere manier naar godsdienstige thema’s: Stabat Mater, Miserere, Missa, Magnificat, Passio, De profundis, Nunc dimittis, Salve Regina, Da pacem Domine, Te Deum… Zijn symfonische en instrumentale werken dragen dan weer meer klassieke titels: symfonie, passacaglia, sonatine, quintetto, sonatine; soms zijn er meer sprekende titels, zoals het belangrijke Fratres (Broeders).

    Is Pärt een religieus componist? Ik zou het niet weten. Was Bach een religieus componist? Ben je een religieus componist als je religieuze muziek schrijft? En wat is religieuze muziek precies? Is muziek die ten gehore gebracht wordt bij religieuze plechtigheden ipso facto religieuze muziek? Luister eens naar een Bach-cantate, naar een mis van Haydn, naar de polyfone Vlaamse muziek die Pärt zich zo eigen heeft gemaakt… De kerken hebben steeds een beroep gedaan op de kunst, zowel de bouwkunst, de schilderkunst, de sierkunsten en de toegepaste kunsten en dus ook op de muziek. Zij zijn eeuwen lang de belangrijkste opdrachtgevers geweest, samen met de wereldlijke machthebbers, voor kunstenaars van alle slag. Zo is het ook met Pärt gegaan. Waar kon hij terecht met zijn composities voor koor? Bij de vele traditionele kerkkoren. In het door de goddeloze Sovjets bezette Estland was dat overigens zelfs een daad van verzet.

    Ik weet niet of Arvo Pärt een atheïst is of een diep gelovig man. Voor mij doet het er ook niet toe. Als ik zijn ‘gewijde’ muziek beluister, hoor ik nauwelijks de religieuze teksten, ik hoor de muziek, de klanken, ik luister bijna niet naar de betekenis van de (soms zeer banale of zelfs storende) woorden. Pärt is er niet op uit om die woorden naar voren te laten komen, om die religieuze betekenis te accentueren of te illustreren. Het is hem duidelijk te doen om de puur muzikale ervaring, net zoals bij Bach, dat andere grote voorbeeld van Pärt en van elke componist sinds Bach.

    Arvo Pärt noemt zijn muziek tintinnabuli, naar het Latijn voor ‘bel, klok’. Hij gaat inderdaad met de muzikale klanken om alsof het onveranderlijke, autonome auditieve gegevens zijn, zoals de toonhoogte en de klankkleur van klokken, die je enkel kan laten weerklinken zoals ze zijn. De klank van een viool kan je beïnvloeden door de manier van erop te spelen, die van een klok niet. Pärt beperkt zich ertoe de klanken die de mens ter beschikking staan te laten horen in hun meest eenvoudige vorm, hun simpelste combinaties. Door zijn goede muzikale smaak, zijn historische en musicologische opzoekingen en zijn subtiel emotioneel aanvoelen en zijn uitzonderlijk artistiek genie slaagt hij er telkens weer in om ons te verrassen en te boeien.

    Men zegt wel eens dat de tijd de beste toetssteen is voor kwaliteit: wat de kritiek der eeuwen heeft doorstaan, wat overblijft als al het onbelangrijke is vergeten, dat zijn de onvergankelijke meesterwerken van de mensheid, de klassiekers, dat is de canon en de norm. De werkelijkheid is anders. Er is een tijd geweest dat niemand nog naar werk van Johan Sebastian Bach wou luisteren, tot Mendelssohn hem weer onder de aandacht bracht. De muziek van voor 1600 was eeuwenlang totaal vergeten. Schuberts werk is tijdens zijn leven nauwelijks opgevoerd. Wie had er vijftig jaar geleden ooit muziek van Monteverdi gehoord, of van Bellini? Niemand had ooit van Henryk Gorecki gehoord, tot in 1992 een nieuwe opname van zijn vijftien jaar eerder gecomponeerde derde symfonie door een disc jockey gepromoot werd op de BBC; sindsdien zijn er een miljoen exemplaren van verkocht…

    De muziekgeschiedenis is er een van vergeten, miskennen en van revival. Wie we vergeten, wie we tot klassiekers verheffen, wie we van onder het stof halen, het heeft ongetwijfeld met de intrinsieke waarde, de kwaliteit te maken, maar ook met het toeval. Hoe zal het de muziek van Arvo Pärt vergaan? Ik weet het niet. Ik vond het in alle geval de moeite om hem onder uw aandacht te brengen. Misschien kende je hem niet, had je nog nooit zijn muziek beluisterd. Dan is het nu het moment om daar iets aan te doen. Zoek hem eens op in de mediatheek, ga eens naar youtube, koop eens een cd van hem. En als het niet meteen bevalt, wat ik durf te betwijfelen, geef hem dan een tweede kans. Die verdienen we toch allemaal?


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    10-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paulus' hooglied van de liefde

    Paulus, 1 Korintiërs 13,1-13

    De liefde

    1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal.

    Words, words, words… (Shakespeare, Hamlet, Act 2, scene 2).

    Dat is wat Hamlet antwoordt wanneer Polonius hem vraagt: wat ben je aan het lezen? De mens is het enige dier dat echt spreekt, het enige talige levende wezen. Wat wij met woorden kunnen vertolken is eindeloos, overweldigend, fabuleus. Stel je al de woorden voor, al de zinnen die de mensheid ooit heeft uitgesproken, gezongen, geschreven, geschreeuwd! En toch meent Paulus dat het allemaal niets is, als we de liefde niet hebben. Dan is ons spreken waardeloos, klinkt het luid maar hol. Is dat zo?

    Natuurlijk niet. Mensen praten voortdurend met elkaar zonder dat er liefde mee gemoeid is. Wij voeren zakelijke gesprekken, wij schrijven handleidingen voor het gebruik van elektrische apparaten en technologische gadgets, we luisteren naar wetenschappelijke uiteenzettingen… Je hoeft niet door liefde bevlogen te zijn als je spreekt, het komt er vooral op aan dat je verstaanbaar bent, dat je je gedachten helder kunt formuleren en ze overtuigend overbrengen. Liefde komt er slechts in uitzonderlijke gevallen aan te pas: wanneer je iemand je liefde verklaart, of je diepste zielenroerselen aan het papier of het scherm toevertrouwt; wanneer je afscheid neemt, tijdelijk of voorgoed. Maar dan blijkt pas hoe moeilijk het is om je gevoelens in woorden om te zetten. Dan voelen we aan dat woorden altijd tekortschieten, ontoereikend zijn. Net wanneer we ze het meest nodig hebben, glippen de woorden ons door de vingers en staan we, tot tranen toe bewogen, woordeloos, onmachtig om onze liefde in woorden te uiten.

    Er is nog meer aan de hand met deze beeldspraak van Paulus. Een dreunende gong, de schelle cimbalen, dat is wat een orkest de grootste schittering geeft, de meest indrukwekkende klank! Als een componist werkelijk alles uit de kast wil halen, dan doet hij precies daarop een beroep. De cimbalen zijn het exuberante hoogtepunt van elk machtig orkestraal meesterwerk, het apogeum, het ultieme paroxisme van de spetterende klankrijkdom. De Chinese gong overstemt met zijn doordringend galmende en minutenlang nazinderende klank het hele orkest. Ik wou dat ik met mijn taal een fractie kon bereiken van wat een bescheiden muzikant vermag met de oudste, meest simpele maar machtigste van alle muziekinstrumenten.

    Het spreekwoord zegt: je bent zo vaak mens als je talen kent. En wie bewondert niet een leraar of een spreker of een woordkunstenaar die mensen kan beroeren met zijn woorden? Is lezen niet een van de meest verheven menselijke vermogens? Schrijven wij niet elk jaar een miljoen boeken? Het is wel degelijk belangrijk dat we onze moedertaal kennen, dat we haar spontaan beheersen; dat we ook vreemde talen kennen, levende en zogenaamd dode, om teksten in hun oorspronkelijke bewoordingen te begrijpen. Het grootste gedeelte van de jarenlange opleiding die we onze kinderen geven, bestaat uit het aanleren van taal.

    Lewis Carroll biedt ons in zijn Through the Looking-Glass, ook een verhaal met een spiegel, volgende dialoog aan tussen Alice en Humpty Dumpty:

    `When I use a word,' Humpty Dumpty said in rather a scornful tone, `it means just what I choose it to mean -- neither more nor less.'

    `The question is,' said Alice, `whether you can make words mean so many different things.'

    `The question is,' said Humpty Dumpty, `which is to be master - - that's all.'

    Om het dan met Tina Turner te zeggen: What’s love got to do with it? What’s love but a second hand emotion…`Liefde’ is een weinig elegante kapstok waaraan we alles ophangen wat we niet met zijn eigen naam durven benoemen. Het is een vuig eufemisme, een verbastering van elk eerlijk spreken, de ultieme verleider uit de cataloog van Don Giovanni. Love is a four-letter word.

    2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.

    In de oudheid en nog lang daarna lieten boosaardige lieden hun goedgelovige medemensen geloven dat profetieën werkelijk mogelijk waren, dat bepaalde bijzonder begaafde mensen de toekomst konden voorspellen. Ook vandaag nog vind je mensen die hun horoscoop raadplegen of naar waarzeggers trekken. Maar we weten wel beter: alleen charlatans wagen zich aan dat soort van voorspellingen. Wetenschappers baseren zich op feiten om voorspellingen te doen, zoals de erg accurate weersvoorspellingen die we in de media krijgen. Beursgoeroes verkopen hun voorspellingen voor grof geld, maar als ze het zo goed weten, waarom zijn ze dan niet rijk? Er is dus niet zoiets als de gave van het profeteren, ook al heeft de katholieke kerk daaraan steeds vastgehouden, niet alleen over de voorspellingen in het Oude Testament, maar ook nu nog.

    Wij vertrouwen daarentegen voortdurend en bijna blindelings op onze kennis en die van anderen. We vertrouwen erop dat de brug sterk genoeg is om de trein te dragen of de duizenden auto’s. We rekenen erop dat de harde schijf onze gegevens ongerept zal bewaren. We verdringen elke irrationele vrees dat het vliegtuig misschien zomaar zal neerstorten. Nam et ipsa scientia potestas est (Bacon, Meditationes sacrae, 1579): want de kennis zelf is macht. Wij weten echter ook dat alle kennen, alle weten slechts voorlopig is, tot we weer een stap verder zetten. Of we ooit alles zullen doorgronden is weinig waarschijnlijk. Maar wat we nu al weten, is ronduit indrukwekkend.

    ‘Het geloof verzet bergen’. We lezen hier bij Paulus de bron van dit bekende gezegde. Coaches allerhande weten het: motivatie is alles! Wie overtuigd is dat hij tot iets in staat is, heeft een grotere kans om dat ook waar te maken dan iemand die pessimistisch is over zijn eigen kansen. Toch is dat niet altijd zo. Vaak overschatten we onze mogelijkheden en proberen we iets terwijl we goed weten dat het nooit kan lukken, dat we er niet toe in staat zijn. Vermetelheid, noemen we dat. Overdreven zelfvertrouwen en dat is nergens goed voor.

    Geloof alleen verzet geen bergen, je moet ook de middelen hebben. Een toerist vroeg ooit aan de beroemde pianist Arthur Rubinstein de weg naar Carnegie Hall in New York: “How do I get to Carnegie Hall?” Zijn laconiek antwoord: “Practice, practice, practice…” Oefenen, oefenen en nog eens oefenen. Wij verzetten onze bergen niet met geloof, maar met dynamiet, enorme graafmachines, bulldozers en trucks die vele tonnen rotsen in een keer kunnen vervoeren. Met hard werken, niet met bidden.

    Liefde, zegt Paulus, dat is wat we nodig hebben. In vergelijking met de liefde is de niet geringe gave van de profetie, het verstand om geheimen te doorgronden, de kennis die macht geeft en zelfs het geloof dat bergen verzet, niets, helemaal niets. Dat maakt ons op zijn minst nieuwsgierig naar wat die liefde dan wel mag zijn. Laten we verder lezen.

    3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

    Liefde, zegt Paulus, heeft niets te maken met liefdadigheid. Zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat iemand al zijn bezittingen zou verkopen om de honger te stillen van de armen: het zal niet baten, dat wil zeggen: je hebt er geen verdienste aan, het zal je niet ten goede gerekend worden, als je de liefde niet hebt. Dat is wat dubbelzinnig: moet je goede werken doen én bovendien de liefde hebben, moet je dus de goede werken doen uit liefde voor je medemens? Dat lijkt logisch. Als je het goede doet uit berekening, dan ben je een handeltje aan het drijven, zoals dat in de late middeleeuwen gebruikelijk was in de kerk: aflaten kopen, goede werken doen maar er verder lustig op los leven. Dat is het waartegen Luther in opstand kwam en vele andere ernstige gelovigen met hem. God is niet omkoopbaar, vonden ze. Of bedoelt Paulus iets anders, namelijk dat goede werken onbelangrijk zijn, dat je gewoon (nou ja, gewoon) de mensen moet liefhebben? Maar waarin bestaat dat liefhebben? Ook dat hopen we verder in de tekst te ontdekken.

    Wat bedoelt Paulus met het prijsgeven van ons lichaam en daar trots op zijn? Letterlijk staat er: zelfs al geef ik mijn lichaam over om het op te branden. Mogelijks verwijst hij naar de christelijke martelaars, maar het lijkt ons vreemd dat hij zelfs daarop zou afdingen, op wat Cicero servitutis extremum summumque supplicium,(In Verrem 2.5.169) noemde, en de "wreedste en meest afschuwelijke straf (crudelissimum taeterrimumque supplicium, ibid. 2.5. 165), de glorievolle marteldood, voor het christendom en vandaag ook voor de Islam de meest zekere weg naar de hemel. Misschien dat zijn toehoorders van toen deze allusie begrepen, voor ons en voor de meeste commentatoren, vroege en nu, is ze duister, om niet te zeggen onbegrijpelijk.

    4 De liefde is geduldig en vol goedheid.

    Hier begint Paulus aan de opsomming van de positieve aspecten van de liefde, na eerder benadrukt te hebben wat liefde niet is, of wat onbelangrijk is in vergelijking met de liefde. Vooreerst is liefde geduldig. Dat zal wel, in bepaalde gevallen. Een vader die zijn kind opvoedt, doet er goed aan geduldig te zijn, want met ongeduld komt ie nergens. Hij moet dus wel geduldig zijn, hij kan niet anders, kinderen laten zich nu eenmaal niet dwingen. Dat geldt ook voor andere geliefden. Maar geduld is niet identiek met liefde. Geduld is niet altijd de oplossing, soms moet je er ook eens flink kunnen invliegen. Doortastendheid en ijver zijn zeker zo belangrijk als geduld. Geduld kan ook een ondeugd zijn. Wij moeten ons durven verzetten tegen onrecht, het geeft geen pas om dan verduldig te zijn. Het Belgisch justitiebeleid is een schoolvoorbeeld van overdreven en misplaatst geduld, van schuldig verzuim, met andere woorden. Een overdaad aan geduld maakt meer slachtoffers dan gepast reageren.

    Dat liefde vol goedheid is, daar zal niemand aan twijfelen. Maar wat betekent goedheid hier? Niets. We worden er niet wijzer van, het is een leeg begrip. Laten we verder lezen.

    De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig;

    Dit lijkt wel erg evident. Afgunst is zowat het tegenovergestelde van liefde, net zoals oppervlakkigheid, aanstellerij en eigenwaan. Dat we in onze omgang met anderen niet brutaal mogen zijn of egoïstisch, we hebben Paulus niet nodig om dat te weten.

    ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan,…

    Dat is al veel moeilijker. Dat liefde zich niet laat opwinden en zomaar het kwaad over zich zou moeten laten gaan, dat geloof ik niet. Wij krijgen hier een beeld van de al te zachtaardige christen, de gelaten, onverstoorbaar lankmoedige gelovige die in alle omstandigheden vertrouwt in de wijsheid, en de liefde, wel te verstaan, van God. Het is een onmenselijk beeld, dat zelfs vloekt met andere Bijbelcitaten. Jezus zelf was allicht behoorlijk opgewonden toen hij de kooplui uit de tempel ranselde met zijn gordel… Dat liefde immuun zou zijn, of moeten zijn, voor alle kwaadwilligheid, dat aanvaarden wij niet. Een echtgenote die moe getergd is door haar bazige echtgenoot doet er goed aan om aan zichzelf en haar kinderen te denken en de onverlaat vaarwel te zeggen. De liefde moet van beide kanten komen. De tijd is gelukkig voorbij dat anderen voor ons beslisten wat huwelijksliefde is. De mens heeft het recht om voor zichzelf op te komen. Een liefde die doodt, fysiek of psychisch, is geen liefde, maar haat. De gedweeë, onderdanige gelovige die zijn plaats weet in de maatschappij en die zich willoos laat onderwerpen door hoogmoedige vorsten, barbaarse krijgsheren, gewiekste kooplui en machtsgeile afgodendienaars, die heeft zijn rug gerecht en kijkt zijn medeburgers vrank en vrij in de ogen. Vergelijk dat met dit citaat uit het deze brief:

    7, 17In het algemeen: laat ieder in de positie blijven die de Heer hem heeft gegeven, blijven wat hij was toen God hem riep. Dat schrijf ik voor aan alle gemeenten. 18Iemand die besneden was toen God hem riep, moet het niet ongedaan laten maken. Iemand die onbesneden was toen God hem riep, moet zich niet laten besnijden. 19Het is volkomen onbelangrijk of men wel of niet besneden is, belangrijk is dat men de geboden van God in acht neemt. 20Laat ieder blijven wat hij was toen hij geroepen werd. 21Wanneer u als slaaf geroepen bent, moet u dat niets kunnen schelen (hoewel u de kans om vrij te worden zeker moet benutten). 22Want een slaaf die door de Heer geroepen is, is een vrijgelatene van de Heer, zoals degene die als vrij man geroepen is een slaaf van Christus is. 23U bent gekocht en betaald, dus wees geen slaven van mensen. 24Laat, broeders en zusters, ieder voor God blijven wat hij was toen hij geroepen werd.

    Merk op dat vers 21 zeer controversieel is. In het Griekse origineel staat er: zelfs als je een vrij man kan worden, mallon chrèsai. Over de vertaling van die twee woorden zijn dikke boeken geschreven. Letterlijk betekent het: maak veeleer (daarvan) gebruik. Dat kan dan alle kanten uit: maak gebruik van de mogelijkheid om een vrij man te worden? Of, zoals de onverdachte Willibrord-vertaling het heeft: ‘blijf dan toch liever slaaf’! Die interpretatie past veel beter in Paulus’ redenering dat iedereen het best blijft wat hij is. Hij voegt er immers aan toe: zelfs als je officieel de manumissio zou krijgen en vrij man worden, dat betekent nog niets in de ogen van God. In de Nieuwe Bijbelvertaling krijgen we een verdacht vrije en modernere interpretatie: ‘hoewel u de kans om vrij te worden zeker moet benutten’. Maar waarom zou Paulus dan vervolgens blijven stellen dat slaaf zijn van mensen niets betekent: wie slaaf is van mensen is vrij voor God en omgekeerd.

    6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid.

    Wat is dat nu voor iets! Is er iemand die zich verheugt in onrecht, hetzij tegenover zichzelf, hetzij tegenover anderen? Geen mens die masochisme of leedvermaak zou gelijkstellen met liefde. En dat de waarheid ons meer verheugt dan leugen of misleiding, ook daaraan zal geen mens twijfelen.

    7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.

    Nee, dat doet ze niet. We zegden daarnet al dat liefde absoluut niet alles verdraagt, dat het helemaal geen teken van liefde is om geweld, onderdrukking, mishandeling of vernedering ‘liefdevol’ te verdragen. Waarom zouden we alles geloven wat men ons vertelt? Wat is er verkeerd met enig gezond wantrouwen? Waarom zouden we goedgelovig zijn? En waarom zouden we al onze kaarten op de hoop stellen, in plaats van te vertrouwen op eigen kunnen? Hoop op wat? Op het geluk, het fatum, op God? Wat is er zo goed aan volharden? Wij mogen bijvoorbeeld niet volharden in de boosheid. Overdreven ijver is een zonde. Onvoorwaardelijke trouw is waanzin.

    8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt.

    Profetieën zullen verdwijnen, zegt Paulus, nadat hij er zelf een heeft ten beste gegeven: de liefde zal nooit vergaan. Hij is er even zeker van dat onze taal en onze kennis zullen verloren gaan (samen met de onzinnige voorspellingen). Het is een apocalyptisch beeld, dat niet strookt met onze wereld, waarin taal en kennis hoogtij vieren en zorgen dat zeven miljard mensen erin slagen om te overleven, de meesten zelfs in behoorlijke tot ronduit luxueuze omstandigheden.

    Welke liefde is het die nooit zal vergaan? Wij mensen weten dat elke liefde stuk kan gaan. Paulus verbiedt echtscheiding, behalve bij gemengde huwelijken, wanneer de niet-christene partner wenst te scheiden. Blijkbaar is in dat geval de liefde niet zo onvergankelijk, de huwelijksband toch niet zo onverbrekelijk… Ouders hebben hun kinderen verstoten, kinderen hun ouders. De mens is in staat tot liefde, maar ook tot haat. Mensen kunnen elkaars hart breken.

    10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen.

    Ook dit is een irrationele verwijzing naar een aanstaande totale catastrofe, een wereldbrand, het einde van de wereld, de aanstaande terugkeer van Christus op aarde. Maar op welke gronden maakt Paulus deze gratuite, bevreemdende profetie, die overigens niet uitgekomen is?

    11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben.

    Dit zijn de woorden die mij en vele anderen het meest beroeren en ook het vaakst geciteerd worden. Paulus vergelijkt de overgang naar de volwassenheid met de sprong die wij zullen maken wanneer wij oog in oog zullen staan met, naar wij vermoeden, God zelf, hij die alles weet, die in het diepste van ons hart kan kijken en die ons weten zal verheffen tot een goddelijke absoluutheid, een ware identificatie tussen kennen en gekend worden. Maar wat als die overgang er niet is? Als er geen God is die op ons wacht?

    Wat is die wazige spiegel waar Paulus naar verwijst? Vooreerst moeten we beseffen dat de heldere spiegels die wij kennen in Europa pas in de Renaissance ontstaan zijn, in Venetië, de glas-stad bij uitstek, op het eiland Murano, waar de glasblazers naartoe verbannen waren wegens de gevaarlijke uitwasemingen in hun ateliers. Toen is men voor het eerst op grote schaal glazen spiegels gaan fabriceren, waarbij op de achterkant van geslepen glas een dunne laag kwik werd aangebracht. Pas rond 1850 heeft Justus von Liebig (die van de Liebig bouillonblokjes, ja) een procedé ontdekt om met het minder giftige zilvernitraat een hoogreflecterende laag aan te brengen op glas. In de oudheid waren spiegels gewoon gladde natuurlijke materialen, zoals obsidiaan en later alle metalen die men kon pollijsten. Korinthe was in de oudheid befaamd om zijn spiegels, zoals Murano later. Maar de kwaliteit van dergelijke spiegels was niet te vergelijken met wat wij nu gebruiken. Binnenshuis waren spiegels onbruikbaar, zelfs met kaarslicht. Het gereflecteerde licht is nauwelijks voldoende om veel meer dan een vage schaduw weer te geven van of voor wie erin kijkt. De vergelijking die Paulus maakt slaat dus op de primitieve spiegels die hij kende.

    Maar wat staat er letterlijk in de tekst? Blepomen gar arti di’ e[i]soptrou en ainigmati. ’Wij kijken nu immers bij middel van (of door) een spiegel naar een raadsel’.

    Wie in een antieke spiegel keek, zag slechts een vage, onduidelijke afspiegeling van zijn aangezicht of van datgene wat erin gereflecteerd werd. Als je niet wist dat het je eigen aangezicht was, dan zou je het niet eens herkennen, het zou een enigma zijn, een raadsel. In het Engels vertaalt men deze zinsnede gewoonlijk als volgt: For now we see through a glass, darkly. We weten inderdaad niet zeker of Paulus een echte spiegel bedoelde, want spiegels waren duur en zeldzaam. Hij kan ook verwezen hebben naar de primitieve half opake glazen of perkamenten ruiten die in de betere huizen gebruikt werden. Hoe dan ook, hij verwijst naar een onbeholpen, onvolmaakte manier om de dingen te zien, die hij contrasteert met het zien van aangezicht tot aangezicht, prosoopon pros prosoopon. Nu zien we slechts een gedeelte van wat er is, omdat de spiegel een onvolledig beeld weergeeft, maar dan zullen we alles zien, want als twee mensen van aangezicht tot aangezicht naar elkaar kijken, zonder dat er iets in de weg staat, dan herkent de ene de andere zoals de andere de ene herkent. Paulus beschrijft hier louter de manier van kijken, niet wát we zullen zien. De vertaling ‘dan zal ik kennen zoals ik zelf gekend ben’ is misleidend, dat staat er niet; de letterlijke tekst zegt: dan zal echter ik herkennen zoals ik ook herkend wordt: epigignooskoo betekent niet ‘door en door kennen, volledig kennen’, maar wel ‘toekijken’ en vandaar herkennen, erkennen, leren kennen, ontdekken, te weten komen. We moeten in de beeldspraak van de spiegel blijven: als we van aangezicht tot aangezicht kijken, dan is de herkenning on-middellijk en onmiddellijk. Het gaat niet over een diep doordringende kennis, maar om het doorbreken van het raadsel, de vage verschijning in de onvolmaakte antieke spiegel.

    13 Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.

    Geloof is misschien een erg menselijke karakteristiek, maar het is een deugd die we met mate moeten beoefenen. Geloof mag geen lichtgelovigheid zijn, dat hebben de mensen van vandaag zeer goed ingezien. Zonder hoop kan een mens ook niet leven. Maar ook hier zal niemand een blinde hoop verdedigen, een hoop tegen alle beter weten in. We moeten onszelf niets wijsmaken. Ongegronde hoop is een vorm van wanhoop. Blijft dus enkel de liefde over, de grootste van alle deugden.

    Maar weten we nu meer over die liefde dan tevoren? Hebben we iets bijgeleerd met deze beroemde passage uit de brief aan de Korintiërs, de stad waar uitgerekend de godin van de liefde werd vereerd, vooral onder de vorm tempelprostitutie? Ik niet.

    Het is een onsamenhangende tekst, oppervlakkig, banaal, nietszeggend. De liefde die erin beschreven wordt is er een die de mens vandaag en zeker de moderne vrouw niet meer ernstig kan nemen, niet meer aanvaardt.

    Waar Paulus aanvankelijk nog lijkt te spreken over de relaties tussen mensen hier op aarde, verwijst hij in het tweede gedeelte naar het eeuwigheidskarakter van de liefde tussen God en mens, naar een mystieke vereniging die ons wacht na de spoedige wederkomst van Christus, of na onze dood, een liefde die niet van deze wereld is.

    Gelovigen weten dat deze tekst vooral bij huwelijksmissen gelezen wordt. Hier volgen enkele andere citaten uit dezelfde brief; je zal met mij aannemen dat ze niet bij deze gelegenheden worden voorgelezen… Dat illustreert nog maar eens de ergerlijke gewoonte van de christenen om de Bijbel zeer selectief te gebruiken. Ik heb enkele opvallende passages vetjes weergegeven.

    1 Korintiërs 7

    De gehuwde en de ongehuwde staat

    1 Dan nu de punten waarover u mij geschreven hebt.

    U zegt dat het goed is dat een man geen gemeenschap met een vrouw heeft. 2 Maar om ontucht te vermijden moet iedere man zijn eigen vrouw hebben en iedere vrouw haar eigen man. 3 En een man moet zijn vrouw geven wat haar toekomt, evenals een vrouw haar man. 4 Een vrouw heeft niet zelf de zeggenschap over haar lichaam, maar haar man; en ook een man heeft niet zelf de zeggenschap over zijn lichaam, maar zijn vrouw. 5 Weiger elkaar de gemeenschap niet, of het moest zijn dat u er wederzijds mee instemt u enige tijd aan het gebed te wijden. Kom daarna echter weer samen; anders zal Satan uw gebrek aan zelfbeheersing gebruiken om u te verleiden. 6 Ik zeg u dit niet om u iets op te leggen, maar om u tegemoet te komen. 7 Ik zou liever zien dat alle mensen waren zoals ik, maar iedereen heeft van God zijn eigen gave gekregen, de een deze, de ander die.

    8 Wat de weduwen en weduwnaars betreft, zeg ik dat het goed voor hen zou zijn alleen te blijven, zoals ik. 9 Maar wanneer ze dat niet kunnen opbrengen, moeten ze trouwen, want het is beter te trouwen dan te branden van begeerte.

    10 Degenen die getrouwd zijn geef ik, nee, niet ik – de Heer geeft hun het volgende gebod: een vrouw mag niet scheiden van haar man 11 (is ze al gescheiden, dan moet ze dat blijven of zich met haar man verzoenen), en een man mag zijn vrouw niet wegsturen.

    12 Verder geef ik zelf nog – niet de Heer – het volgende voorschrift: wanneer een broeder een ongelovige vrouw heeft die bij hem wil blijven, mag hij niet van haar scheiden. 13 Dit geldt ook voor een zuster: wanneer ze een ongelovige man heeft die bij haar wil blijven, mag ze niet van hem scheiden. 14 Want de ongelovige man behoort dankzij zijn vrouw God toe en de ongelovige vrouw dankzij haar man eveneens. Zou dat niet zo zijn, dan zouden uw kinderen onrein zijn. Maar nu zijn ze geheiligd. 15 Maar als de ongelovige partij wil scheiden, moet dat maar gebeuren; in dat geval is de broeder of zuster niet gebonden. Bedenk echter dat u door God geroepen bent om in vrede te leven. 16 Wie weet, u zou uw man toch kunnen redden? En wie weet, u kunt uw vrouw toch redden?

    25Voor de ongehuwden heb ik geen voorschrift van de Heer, dus ik geef mijn eigen mening, als iemand die door de barmhartigheid van de Heer betrouwbaar is. 26Ik meen dat het vanwege de huidige beproevingen voor een mens goed is te blijven wat hij is. 27Hebt u een vrouw beloofd met haar te trouwen, verbreek die belofte dan niet; bent u niet gebonden aan een vrouw, zoek er dan ook geen. 28Het is weliswaar niet zo dat u door te trouwen zondigt, en ook wanneer een meisje trouwt zondigt ze niet, maar het huwelijk wordt een zware belasting die ik u graag zou besparen.

    29Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dat er maar weinig tijd rest. Laat daarom ieder die een vrouw heeft zo leven dat het hem niet in beslag neemt, 30ieder die verdriet heeft zo dat hij er niet door wordt beheerst, ieder die vreugde voelt zo dat hij er niet in opgaat, ieder die bezit verwerft alsof het niet zijn eigendom is, 31ieder die in deze wereld leeft alsof ze voor hem niet meer van belang is. Want de wereld die wij kennen gaat ten onder. 32Ik zou willen dat u geen zorgen hebt. Een ongetrouwde man draagt zorg voor de zaak van de Heer en wil de Heer behagen. 33Een getrouwde man draagt zorg voor aardse zaken en wil zijn vrouw behagen, 34dus zijn aandacht is verdeeld. Een ongetrouwde vrouw en een meisje dat nog niet getrouwd is, dragen zorg voor de zaak van de Heer, en wel zo dat ze God met heel hun lichaam en geest zijn toegewijd. Maar een getrouwde vrouw draagt zorg voor aardse zaken en wil haar man behagen. 35Ik zeg dit in uw eigen belang, niet om u aan banden te leggen, maar om u tot onberispelijk gedrag en onverminderde toewijding aan de Heer te brengen.

    36Maar wanneer iemand bang is zich tegenover zijn toekomstige vrouw te misdragen, omdat zijn verlangen naar haar te groot wordt, laat hij dan gevolg geven aan zijn wens met haar te trouwen. Dat dient dan te gebeuren. Het is geen zonde. 37Iemand echter die uit overtuiging, dus zonder dwang en uit vrije wil, voor zichzelf besloten heeft niet met haar te trouwen, handelt uitstekend. 38Dus iemand die met haar trouwt handelt goed, maar iemand die niet met haar trouwt handelt beter.

    39Een vrouw is gebonden aan haar man zolang hij leeft, maar wanneer hij is gestorven, is ze vrij om te trouwen met wie ze wil, mits het een huwelijk is in verbondenheid met de Heer. 40Maar ze is gelukkiger wanneer ze ongetrouwd blijft. Dat is althans mijn mening, en ik meen dat ook ik de Geest van God bezit.

    11

    1Dus volg mij na, zoals ik Christus navolg.

    De hoofdbedekking van de vrouw

    2Ik prijs het in u dat u mij bij alles als voorbeeld neemt en u aan de voorschriften houdt die ik u gegeven heb. 3Ik moet u echter nog het volgende zeggen.

    Christus is het hoofd van de man, de man het hoofd van de vrouw en God het hoofd van Christus. 4Iedere man die met bedekt hoofd bidt of profeteert, maakt zijn hoofd te schande. 5Maar een vrouw maakt haar hoofd te schande wanneer ze met onbedekt hoofd bidt of profeteert, want ze is in dat geval precies hetzelfde als een kaalgeschoren vrouw. 6Een vrouw die haar hoofd niet bedekt, kan zich maar beter laten kaalknippen. Wanneer ze dat een schande vindt, moet ze haar hoofd bedekken.

    7Een man mag zijn hoofd niet bedekken omdat hij Gods beeld en luister is. De vrouw is echter de luister van de man. 8(De man is immers niet uit de vrouw voortgekomen, maar de vrouw uit de man; 9en de man is niet omwille van de vrouw geschapen, maar de vrouw omwille van de man.) 10Daarom, en omwille van de engelen, moet een vrouw zeggenschap over haar hoofd hebben. 11Echter, in hun verbondenheid met de Heer is de vrouw niets zonder de man, en ook de man niets zonder de vrouw. 12Want zoals de vrouw uit de man is voortgekomen, zo bestaat de man door de vrouw – en alles is ontstaan uit God. 13Oordeelt u daarom zelf. Is het gepast dat een vrouw met onbedekt hoofd tot God bidt? 14Leert de natuur zelf u niet dat lang haar een man te schande maakt, 15terwijl het een vrouw tot eer strekt? Het haar van de vrouw is haar gegeven om een hoofdbedekking te dragen.

    16Iemand die meent zo eigenzinnig te moeten zijn af te wijken van wat ik zeg, dient te bedenken dat wij noch de gemeenten van God een ander gebruik kennen.

    14

    34Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken, maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. 35Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst
    09-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijdenkers in de USA: Susan Jacoby, Freethinkers
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een keerpunt in mijn houding tegenover godsdienst was ongetwijfeld het boek van Richard Dawkins, The God Delusion (2006), in het Nederlands vertaald als ‘God als misvatting’. Dit was geen obscuur boekje van een of andere gestoorde godsdiensthater, maar een wereldwijde bestseller van een vooraanstaande en alom gerespecteerde wetenschapper. Het gaf voor mij en voor vele anderen aan het atheïsme een vorm van legitimiteit en haalde de discussie over God en godsdiensten naar het voorplan, in het volle licht van de media. Van de Engelstalige versie zijn er al meer dan twee miljoen exemplaren verkocht.

    Sindsdien heb ik zowat alle boeken gelezen die daarover recentelijk verschenen zijn in het Nederlands, het Engels en het Frans. Vooral dank zij de monumentale studies van Jonathan Israel over de Verlichting ontdekte ik dat atheïsme helemaal geen recent fenomeen is, zoals men zou kunnen denken als men enkel Dawkins’ overigens uitstekende boek zou lezen. Atheïsme heeft altijd bestaan. Er zijn altijd mensen geweest die geen boodschap hadden aan het godsdienstig verhaal, die geen geloof hechtten aan het bestaan van een of meer goden die het rustig en zelfzeker hielden op de situatie van de mens hier op aarde. Over de geschiedenis van die alternatieve ideologie las ik al verscheidene werken, die ik hier ook besprak. Mijn aandacht viel een tijdje geleden op het boek van Susan Jacoby, Freethinkers. A History of American Secularism, Owl Books, New York, 2004, 417 pp., notes, selected bibliography, index, officiële prijs $ 18, maar bij Amazon al te koop voor ongeveer € 8 (paperback).

    Susan Jacoby is geboren in het uitstekende jaar 1946, zoals Jonathan Israel, Julian Barnes en Elfriede Jelinek (Nobelprijs literatuur), Cher, Dolly Parton maar ook George Bush en zijn echtgenote, Bill Clinton… Ze begon als journaliste en werkte mee aan talloze tijdschriften en kwaliteitskranten. Ze schreef een tiental goed onthaalde boeken en was zelfs een keer finalist voor een Pulitzerprijs. Ze is een overtuigde atheïste, zeer actief in wat men in Amerika het secularisme noemt, hier bij ons de humanistisch-vrijzinnige beweging.

    In dit boek gaat haar aandacht naar de vrijdenkers die mede de geschiedenis van de Verenigde Staten geschreven hebben, vanaf de Amerikaanse revolutie in de tweede helft van de 18de eeuw en de onafhankelijkheid in 1776, tot op de dag van vandaag. Voortdurend legt zij zinvolle verbanden tussen die geschiedenis van nu al meer dan twee eeuwen en de politieke en maatschappelijke thema’s die vandaag Amerika en de wereld beheersen.           Dat is zeker een van de meest aantrekkelijke aspecten van haar verhaal. Het verleent haar boek een levendigheid en een tastbaar contact met de actualiteit die een louter historische studie deerlijk zou moeten missen. Dat draagt in hoge mate bij tot de leesbaarheid van dit boek, dat overigens in een voortreffelijke taal en stijl is geschreven, zoals je mag verwachten van een door de wol geverfde journaliste en publiciste.

    Haar onderzoek brengt anderzijds toch een aantal belangrijke figuren uit de Amerikaanse intellectuele en sociale geschiedenis naar voren die naar haar zeggen vandaag zelfs in Amerika helemaal niet de aandacht krijgen die ze verdienen, of zelfs helemaal vergeten zijn. Lezers die niet vertrouwd zijn met de geschiedenis van en de huidige situatie in de Verenigde Staten, zullen nog vaker verrast zijn door de indringende portretten die de auteur schetst van figuren uit de strijd voor de onafhankelijkheid van de Amerikaanse kolonie, de vele disputen tussen de godsdiensten en de vrijzinnigen, de burgeroorlog tussen Noord en Zuid en de strijd tegen de slavernij, de burgerrechtenbeweging voor de negerbevolking en voor de vrouwen, de kwestie van de evolutieleer, de maatschappelijke discussies over socialisme en communisme, de rol van Amerika tijdens de twee Wereldoorlogen en de vele internationale conflicten, de Koude Oorlog en de meer recente maatschappelijke discussies onder George Bush, de president die de vergaderingen van zijn kabinet onverbiddelijk begon met een gebed waaraan al zijn ministers werden geacht deel te nemen.

    Sommige van de namen uit deze alternatieve geschiedenis van de Verenigde Staten zijn ons enigszins bekend, zoals die van Thomas Jefferson, een van de Founding Fathers, de belangrijkste auteur van de Declaration of Independence en de derde President (1801-09) en Abraham Lincoln, president tijdens de burgeroorlog. Anderen zijn voor de meesten van ons nobele onbekenden of ons enkel van naam bekend: Robert Ingersoll, Walt Whitman, Elizabeth Stanton Cady, Suzan B. Anthony, Anthony Comstock van de infame Comstock obscenity laws, W.E.B. Dubois, William Loyd Garrison, Emma Goldman, Lucretia Mott, Thomas Paine, om enkel de belangrijkste te noemen uit de lange lijst van integere mensen die zich hebben ingezet voor ‘de goede zaak’ en daar vaak hebben onder geleden, tot gevangenisstraf en deportatie toe. De auteur besteedt veel aandacht aan de rol van de godsdiensten in Amerika, aanvankelijk vooral de protestantse, later de evangelische en in de twintigste eeuw in het bijzonder de primordiale rol die het katholicisme, meegebracht door de Europese immigranten, speelde op religieus, moreel en maatschappelijk vlak. Zij heeft ook voortdurend oog voor de houding van de joodse bevolkingsgroep en de kleurlingen in al de godsdienstige en maatschappelijke controverses. Als vrouwelijk auteur gaat haar belangstelling vaak maar terecht naar de emancipatiebeweging van de vrouw, waarin vrijzinnige en antiklerikale voorvechtsters ongetwijfeld de grootste rol hebben gespeeld, en dat in een tijd toen alle godsdiensten haar onderworpenheid aan de man en haar plaats aan de haard voorhielden.

    Dit is een boeiend boek. Het werpt een helder licht op aspecten van de Amerikaanse geschiedenis en samenleving die wij niet kennen, maar die essentieel zijn als wij proberen om ook maar enigszins de huidige situatie in de Verenigde Staten te begrijpen. Voor ons in Europa is het een uitdagende confrontatie met wat hier gebeurd is (of net niet, of pas zoveel later…) in dezelfde perioden van de geschiedenis, hoe verschillend en gelijkend de evoluties verlopen zijn, bijvoorbeeld in de strijd om het algemeen enkelvoudig stemrecht, de schoolstrijd, de scheiding tussen kerk en staat, ethische kwesties zoals seksuele voorlichting, de pil, abortus, euthanasie.

    In de geschiedenis van de twintigste eeuw heeft ‘Amerika’, de United States een overweldigende rol gespeeld in Europa, op alle gebied. Deze eerlijke, aandachtige en verhelderende studie van het belangrijke aandeel daarin van de vrijzinnigheid is een uitzonderlijk geslaagde bijdrage voor een goed begrip van Amerika en aldus van onszelf.

    Ik heb helaas geen Nederlandse vertaling gevonden.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    08-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God is liefde
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Godsdienst is voor de mens een vorm van opium die hij zichzelf toedient. De rechtvaardigheid die moet bedongen en soms bevochten worden, stelt hij uit tot later, wanneer ze automatisch zal opgelegd worden door God: het nieuwe Jeruzalem. De rituelen en het slaafs volgen van de kerkelijke voorschriften is dan de garantie dat bij de eindafrekening de gelovige aan het langste eind zal trekken. Het godsdienstig verhaal is ook een manier om de plaats van de mens in het universum te duiden en de samenhang der dingen; er is een metafysica die de fysica verklaart. Dat ontslaat de mens van verder nadenken over de materie en de sociale verhoudingen: alles is immers van bij den beginne vastgelegd door een almachtig hoger wezen; wetenschappelijke verklaringen zijn overbodig, zinloos zelfs; economische, sociale en politieke vernieuwing zijn overbodig en contestatie is uit den boze: er is immers niets te winnen in het ondermaanse, alles wordt bepaald door het tijdloze, het hiernamaals. Men moet er dus alles aan doen opdat de godsdienst zou floreren en de maatschappij op theocratische basis inrichten.

    De kerken spelen handig in en bouwen voort op een voorwetenschappelijke manier van denken die de mens spontaan aankleeft. De priesterkaste en vele acolieten parasiteren op die goedgelovigheid. Toch is elke zinnige mens in staat dat primitieve denken te overstijgen, gewoon op basis van het gezond verstand. Het metafysische model is immers onbevredigend, het hangt met haken en ogen aaneen, het zit vol interne tegenspraak en steunt uiteindelijk op een blind aanvaarden van een geopenbaarde waarheid. Ook als inspiratie voor sociale actie is het niet efficiënt: godsdienst moet uiteindelijk steeds aanleunen bij de gevestigde macht, anders kunnen de kerken niet overleven, zij zouden bestreden worden door de burgerlijke macht of door rivaliserende kerken.

    Het religieus discours is dus gekenmerkt door vaagheid, oncontroleerbare apodictische uitspraken, mysteries, metafysische bespiegelingen en een kinderlijk idealisme dat gelooft dat alles in orde zal komen als iedereen zijn best doet, als we elkaar maar graag zien, als we onze aandacht maar richten op het schone, het goede, het nobele. Het grote woord is ‘liefde’. Het is een panacee, een dooddoener. Deus caritas est. Christus heeft de mens zo liefgehad dat hij zijn leven voor hen gegeven heeft. God heeft de mens zo liefgehad dat hij zijn eigen zoon heeft gezonden. Wij moeten elkaar liefhebben zoals onszelf, we moeten zelfs onze vijanden liefhebben. Als we iets willen begrijpen, moet dat gebeuren door liefde. Als mensen samenleven, kan dat alleen goed aflopen als ze elkaar liefhebben. Alles draait om de liefde, lees het maar bij Paulus:

    1 Korintiërs 13,1-13 De liefde

    1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. 2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. 3 Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.

    4 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, 6 ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. 7 Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.

    8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – 9 want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. 11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. 13 Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.  

    Dat klinkt misschien goed, maar niet als je het aandachtig leest. Probeer het eens?

    Ik voor mezelf heb er geen enkele moeite mee om te bekennen dat wanneer men over de liefde spreekt, ik geen flauw idee heb waarover men het precies heeft. Liefde is voor mij een zo goed als onbruikbaar begrip. Het dekt zovele ladingen, kent zoveel interpretaties, dat niemand goed weet wat ermee bedoeld is. Een uitdrukking als : God is liefde, Deus caritas est, is voor mij dan ook totaal onbegrijpelijk en irrelevant, het brengt niets bij aan mijn verstaan van God.




    Categorie:God of geen god?
    06-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brahms compleet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Aimez-vous Brahms? vroeg Françoise Sagan ooit, maar dat is lang geleden en wie heeft er zelfs toen het boekje gelezen? Wie kent haar nu nog?

    Brahms kennen we beter, denk ik. We hebben zeker allemaal al iets van hem gehoord. Meer dan waarschijnlijk was dat zijn meeslepende en opgewekte academische feestouverture, die gebaseerd is op studentenliederen zoals Gaudeamus igitur. Zeker de ouderen onder ons kunnen die zo mee neuriën. Ook zijn Hongaarse dansen zijn vrij populair, op piano of omgezet voor orkest. Wat mij steeds het meest plezier geeft bij het beluisteren van zijn muziek is zijn gulheid. Zijn composities voor orkest zijn altijd ruim bemeten, geen nouvelle cuisine voor hem. Dat blijkt ook uit zijn figuur. Die leent zich uitstekend tot karikaturen. Hij hield van de klassieke keuken. Daarin vind je genoeg room en boter in de saus om je cholesterolgehalte voor enkele weken in de stratosfeer te doen belanden. Brahms is niet zuinig met de instrumenten, er spelen er altijd een heleboel tegelijk, of met zijn melodieën die steeds verrassen en charmeren. Kortom, zijn muziek is welig en aangenaam.

    Op een dag, heel lang geleden was ik samen met mijn oudste broer aan het schilderen op een zolder die hij had ingericht als kinderkamer. Op de radio hoorden we een stuk kamermuziek dat ik niet kon thuiswijzen. Bij de afkondiging bleek het om een sextet van Brahms te gaan. Ik herinner me mijn reactie van toen nog: het lijkt wel Beethoven, maar het is hem niet. En dat is nog steeds zo: Brahms heeft goed naar Beethoven geluisterd, maar hij is daarbij niet blijven stilstaan, hij is verder gegaan op de weg die zijn grote voorbeeld had ingeslagen. Jarenlang heb ik, misschien mede daarom, Brahms wat links laten liggen. Waarom naar een epigoon (dat is een geleerd woord voor een navolger) luisteren als je het origineel bij de hand hebt?

    Later is dat veranderd en heb ik echt zin gekregen in Brahms, zodat ik nu volmondig bevestigend kan antwoorden op Françoises vraag: oui, je l’aime bien, moi, Brahms.

    Johannes Brahms werd geboren in Hamburg in 1833. Zijn vader was daar stadsmuzikant en moest allerlei officiële gelegenheden op alle mogelijke instrumenten luister bijzetten. Daarnaast speelde hij om den brode in restaurantjes en zelfs havencafés. Maar zijn begaafdheid en zijn ambitie brachten hem hogerop en uiteindelijk werd hij contrabasspeler in het stedelijk orkest, dat ook in de opera speelde. Zoon Brahms kreeg een goede opvoeding, ook muzikaal, maar moest met vader mee in de cafés en de schouwburgen. Zijn talent werd al heel vroeg duidelijk. Op zijn tiende was hij al bekend als wonderkind aan de piano. Toen hij eenentwintig was trok hij samen met een violist te voet door Duitsland en speelde overal waar hij kon; dat was dan Bach, Beethoven, populaire stukken, maar ook zijn eigen muziek, alles uit het hoofd, natuurlijk. Hij ontmoette tijdens de reis de beroemde Josef Joachim, violist en concertmeester, die hem bewonderde en hielp. Hij kwam ook in contact met Liszt, maar tussen die twee en ook met Wagner heeft het nooit geklikt. Het werd er niet beter op na een controverse over muziek, die in de pers enorm opgeschroefd werd. Kunst, en zeker klassieke muziek was toen een belangrijk onderwerp van gesprek en ook in de ‘media’.

    Brahms werd door Joachim geïntroduceerd in de kringen van het echtpaar Robert Schumann en Clara Wieck. Dat was een zeer gelukkige ontmoeting van rasmuzikanten die elkaar uitstekend aanvoelden en heerlijk konden samenspelen. Schumann was in de wolken over de composities van Brahms en schreef er lovend over in muziektijdschriften. Maar Schumanns geestelijke gezondheid was toen al bedenkelijk. Datzelfde jaar nog trachtte hij een eind te maken aan zijn leven door in de Rijn te springen. Hij werd opgenomen in een instelling en overleed in 1856.

    Uit die tijd dateert de hechte vriendschap tussen Brahms en Clara Wieck-Schumann. Zij was zijn muze, maar zelf ook een uiterst begaafde pianiste en meer dan verdienstelijke componiste. Van haar echtgenoot had ze verbod gekregen om na hun huwelijk nog te componeren. Dat zou nu niet meer lukken... Ook na het overlijden van Schumann bleef het tussen die twee bij een zeer warme en intense vriendschap, die gedurende meer dan veertig jaar een zeer grote plaats in hun leven heeft ingenomen. Brahms is nooit getrouwd, al waren er natuurlijk wel vrouwen in zijn leven, even zelfs de dochter van Clara…

    Vanaf 1862 verbleef Brahms in Wenen, de hoofdstad van de wereld in die tijd. Hij was er een belangrijke figuur in het muziekleven en daar schreef hij zijn bekende werken, vaak na vakanties in het gebergte. In Ein Deutsches Requiem vinden koor en groot orkest elkaar in ontroerende, ruisende zeeën van klank. Hij schreef nog vier symfonieën, twee pianoconcerten, een vioolconcert, een concert voor viool en cello, de Hongaarse dansen, een groot aantal werken voor koor, vaak met orkestbegeleiding en met solo’s voor alt of bariton, honderden liederen, sonates en kortere stukken voor piano, voor viool en piano, trio’s, strijkkwartetten, kwintetten en sextetten. Hij kreeg eredoctoraten van twee universiteiten. Voor dat van Breslau schreef hij als dank de Academische Festouverture.

    Brahms is ongetwijfeld een van de groten van de romantiek en zelfs van de hele klassieke muziekgeschiedenis. Hij was misschien niet de grote vernieuwer die Beethoven was. Als je de muziek van voor Beethoven vergelijkt met die erna, valt meteen op hoe verschillend die twee zijn; dat is met Brahms niet zo; hij bleef trouw aan wat hij geleerd had van zijn voorgangers en bleef zijn leven lang muziek schrijven op die prachtige basis. Wie de moeite doet om naar zijn muziek te luisteren, komt niet bedrogen uit. Enkele jaren geleden, tijdens een pianorecital in de Grote Aula van het Maria Theresiacollege in Leuven begon Radu Lupu met enkele betoverende Franse stukken, Ravel, Debussy. Toen hij daarna een sonate van Brahms bracht, kon je het verschil overduidelijk horen. Eerst het lichtvoetige maar wat oppervlakkige Franse aquarelwerk en dan het machtige olie-op-doek landschap van Brahms, substantieel, feilloos opgebouwd, meeslepend, begeesterend, zoals de Duitsers zeggen.

    Brahms was een vakman tot en met, in alle genres. Maar hij was ook steeds geïnspireerd, leverde nooit levenloos maakwerk af. Daarbij getuigt zijn muziek steeds van uitzonderlijk goede smaak: hij vindt een perfect evenwicht tussen ernst en luim, tussen mannelijke en vrouwelijke benaderingen, tussen orde en vrijheid, tussen engagement en bespiegeling.

    Het is moeilijk om niet van Brahms te houden, Françoise, eens je hem wat beter hebt leren kennen. Dat is wel vaker zo met mensen, maar bij Brahms is de moeite die je moet doen niet erg groot. Als je in de bibliotheek komt, ga naar de cd-afdeling, kies een strijkkwartet, een symfonie of een pianosonate en als je thuiskomt, maak jezelf een kop goede thee of koffie klaar, misschien met een chocolaatje van Neuhauss, zet je stereo op, plof neer in je luie zetel en geniet zoals ik.

    Laatst was ik op zoek naar een goede uitvoering van de pianosonates van Brahms. Ik vond op Amazon.fr een aantrekkelijk geprijsde box bij Brillant Classics. Maar toen ik nog wat verder keek, merkte ik van dezelfde producent een volledige uitgave, alles van Brahms, liefst 60 cd’s, voor ongeveer dezelfde prijs als voor het pianowerk alleen. Waarom dan nog aarzelen? Ik betaalde bij een Amazon-verkoper in Frankrijk € 25 plus € 3,40 verzendingskosten, dat is niet eens twee euro per cd. De uitvoeringen zijn uitstekend, de opnametechniek voorbeeldig. Wel uitkijken waar je de box koopt, want bij Amazon.fr zelf betaal je maar liefst € 80,95 en bij Proxis-Azur nog vijf euro meer! Laat je niet afschrikken door het kopen op internet, zeker niet bij Amazon. Ik heb er al tientallen boeken en cd’s en dvd’s gekocht en ik heb nog nooit problemen gehad; je moet wel een kredietkaart hebben, maar wie heeft dat tegenwoordig niet? Het is al bij al een veilig betaalmiddel. Bij Argenta krijg je Mastercard gratis, bij anderen betaal je een beperkte som per jaar.

    Veel luistergenot!


    Categorie:samenleving
    Tags:muziek
    04-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom ik geen socialist ben.

    Waarom ben ik geen socialist?

    Socialisme, communisme… zijn dat immers niet de logische consequenties van de leuze: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid? Logisch wel, maar in de praktijk? Waar het communisme verkeerd ging, is in het ondemocratisch karakter van de bestuursvorm die zeer snel verwerd tot een abjecte, bloedige dictatuur. Het socialisme heeft een betere pedigree. Wat is er dan verkeerd mee? Laat ons beginnen met enkele storende kantjes.

    In Vlaanderen hebben de socialisten hun Belgicistisch-nationalistische en internationalistische idealen altijd laten primeren op een gezond en solidair streven naar Vlaamse autonomie. Dat is al genoeg volksvreemdheid om nooit meer op een socialist te stemmen. Ook vandaag nog heeft de partijleiding haar les nog niet geleerd. De verkiezingsresultaten laten aan duidelijkheid nochtans niets over.

    Vervolgens identificeren we socialisme ook met syndicalisme en wel met een blind soort fanatiek syndicalisme dat altijd en overal partij kiest voor de ‘werkmens’, ook als die ongelijk heeft en tegen ‘de bazen’, zelfs als die gelijk hebben. Het extreem beschermd statuut van de délégué, de vakbondsafgevaardigde, is daarvan een pijnlijk voorbeeld.

    Economisch gezien is het socialisme vis nog vlees. Ze zijn tegen privatisering en voor staatsbedrijven, maar wat ze ervan maken, bijvoorbeeld in de ziekteverzekering, de post en de spoorwegen, is geen groot succes. Het ziet ernaar uit dat het economisch initiatief het best bij individuen blijft. Maar die eisen dan terecht een groter aandeel op in de winst, als de prijs voor hun inzet en voor de risico’s die ze nemen met hun kapitaal, en een hogere plaats in het bestuur van hun bedrijf. Het socialisme aanvaardt dat, maar gaat dan onverbiddelijk de strijd aan met de bazen voor beter loon voor de arbeider, dus minder winst voor de baas en voor meer medezeggenschap voor de werknemers, maar dan zonder dat die bijdragen in het kapitaal, dus zonder dat ze de risico’s nemen die de baas neemt en vaak ook zonder dezelfde inzet.

    Socialisme is dus geen communisme, maar ook geen kapitalisme, het is een vervelende en onverantwoordelijke spelbreker voor beide. De enigen die profijt hebben van dat soort van syndicaal socialisme zijn de vele vrijgestelden en de vele partijleden voor wie nutteloze postjes gecreëerd worden of die zonder de vereiste bekwaamheden benoemd worden en zo parasiteren op de rug van de arbeider. De arbeider krijgt de indruk dat het syndicaat hem beschermt, terwijl hij in feite nog moet betalen voor het syndicaat en de leeglopers en dus nog minder verdient. Dat het syndicalisme in de loop van de geschiedenis het lot van de arbeider sterk verbeterd heeft (8-urendag, vakantie, ziekteverzekering…) is slechts gedeeltelijk waar: ook de bazen hebben hun verdienste en het is vooral de politiek die de wetten heeft gestemd en de stakingen heeft georganiseerd om de wetten erdoor te krijgen.

    Het socialisme deelt met het communisme de verabsolutering van het gelijkheidsprincipe. Mensen zijn gelijkwaardig voor een aantal fundamentele rechten, maar verder zijn ze verre van gelijk. Ze hebben een individuele persoonlijkheid en die is belangrijker dan de basisrechten die ze gemeen hebben. Men moet dus meer aandacht besteden aan de verschillen dan aan de gelijkenissen. Gelijk loon voor gelijk werk is een goed principe, maar wanneer is werk echt gelijk? Als het aantal uren werk de enige regel is, dan is dat een aanfluiting van het gelijkheidsprincipe. Men moet de inspanning waarderen, maar ook de prestaties. Wie verantwoordelijkheid draagt en leiding geeft, moet met mate beter betaald worden &c. Dus veel minder algemene afspraken en meer echt loon naar werken, dat is de motor op de arbeidsplaats en van de economie. Daarbij moeten ook intellectuele prestaties gewaardeerd worden, waar nodig zelfs hoger dan louter manuele, want wie zou anders bereid zijn om zich ook intellectueel te engageren? In een kenniseconomie is er steeds minder plaats voor domme handenarbeid.

    Traditioneel wordt het syndicaal socialisme geassocieerd met de verdediging van de handarbeiders met de laagste lonen, niet van de intellectueel, die als een parasiet en bondgenoot van de bazen wordt aangezien. Het socialisme verdedigt aldus slechts een gedeelte van het (werk)volk en is mede verantwoordelijk voor de nefaste verdeeldheid onder de werknemers.

    Gelijkheid onder mensen is geen eenvormigheid, het is een gelijkheid van politieke rechten en plichten, niet van economische of sociale status. Het is niet de taak van de staat om alle middelen, alle bezit voortdurend gelijkmatig te herverdelen onder alle burgers, dat is trouwens een eindeloze en dus onmogelijke taak. De staat moet wel de elementaire vrijheden garanderen en de fundamentele gelijkheid van allen. Maar de staat kan en mag niet verhinderen dat mensen zich van elkaar onderscheiden op alle mogelijke manieren, tenzij daarbij geraakt wordt aan de fundamentele rechten van anderen.

    De staat zal zich dus vooral moeten bezig houden met universele voorzieningen, vanuit het principe dat wat door veel mensen gebruikt wordt, het best centraal voorzien wordt, zoals openbaar vervoer, wegen en al hun toebehoren zoals riolering &c.; gas, elektriciteit en andere energievoorzieningen voor huishoudelijk gebruik, water… Maar onmiddellijk stelt zich de vraag waarom sommige wel, zoals gas, maar niet stookolie en benzine? Waarom de postbedeling? Waarom niet internet? Waarom kindergeld? Dienstencheques? Hoever moet een staat gaan in zijn inmenging in het leven van zijn leden? Hier bij ons (en in andere landen, zoals de BBC en Radio France) was vroeger de radio een monopolistische staatsinstelling, er was niets anders. In Amerika was radio niet genationaliseerd. En intussen is het ook bij ons veranderd en er staan ons nog veel dergelijke veranderingen te wachten want de EU is op dat punt globaal veeleer liberaal dan socialistisch.

    De Sovjet-Unie was het tegendeel: alles werd verdeeld, ook het werk. Als er niet genoeg werk was, werkte iedereen minder. Iedereen was werknemer van de staat, artsen verdienden niet meer dan handarbeiders, hun studies waren betaald door de staat. Al de communistische systemen zijn teloorgegaan. Ze werken niet, ze moedigen de mens niet aan om te werken. Idealisme, altruïsme, egalitarisme zijn duidelijk geen algemeen menselijke gevoelens en het lijkt ook niet mogelijk om die blijvend, definitief aan te leren, laat staan universeel op te leggen. De mens zorgt in de eerste plaats voor zichzelf, dat is iets dat je hem en haar niet kan afleren, laat staan verbieden.

    Est modus in rebus: egalitarisme is maar aanvaardbaar als het slaat op een minimum, een overlevingsbasis, een leefloon, waarbij iedereen die zelf niet voldoende verdient door de staat onderhouden wordt zodat hij of zij niet omkomt, maar niet veel meer dan dat, anders ‘wordt het sociaal vangnet een hangmat’.

    Wat dan met de universele voorzieningen? Me dunkt dat daar vooral moet uitgegaan worden van enerzijds het subsidiariteitsbeginsel (leg de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijk niveau) en de eis van de grootst mogelijke efficiëntie.

    Het partijprogramma van de SP-A laat er echter geen twijfel over bestaan: ‘Zonder tussenkomst van de politiek leiden krachten in de samenleving spontaan tot sociale achteruitgang’.

    Ik ben het daarmee niet eens. Het is een gedachte die getuigt van een fundamenteel pessimisme, een overtuiging dat de mens, individueel en/of collectief, slecht is. Dat kan en wil ik niet aanvaarden.

    Het is overduidelijk dat alle pogingen om de mensen zoveel mogelijk werkelijk gelijk te maken in de praktijk, faliekant aflopen. Sociale vooruitgang mag niet leiden tot een massa van identieke robotten. De mens is te verscheiden in zijn mogelijkheden om hem te herleiden tot een nummer, een anonieme klant van het staatsbestel, niet te onderscheiden van zijn buur.

    Bovendien stelt zich onvermijdelijk de vraag waarom het met de politiek zoveel beter zou gaan dan wanneer men de maatschappij meer op haar beloop zou laten gaan. Waar halen de politiekers dan wel hun wijsheid vandaan? Wat hebben zij zoal bewezen als maatschappijhervormers? Denk aan Stalin, denk aan Hitler, denk aan Mao… Overigens is de politiek (gelukkig) veel ruimer dan alleen de socialistische partij of de linkse partijen in het algemeen. Een zin als die ik hier citeerde zal je niet vinden in het liberale programma of bij een centrum- of rechtse partij. Die staan veeleer voor een beperking van de rol van de staat.

    In de Sovjet-Unie was er niets anders dan politiek en zie maar hoe het geëindigd is voor de mens in een dergelijk systeem. Politiek heeft het laatste woord in een democratie, maar politiek moet vooral bescheiden zijn, anders is het een dictatuur. Er zijn andere krachten in een maatschappij dan alleen de politieke, bijvoorbeeld economische, sociale, artistieke en ook ideologische en religieuze. En er is nog altijd het autonome individu.

    Als de politiek alles voor het zeggen heeft, worden de andere democratische krachten gekneveld. Er moet dus slechts zo veel politiek zijn als nodig en zo weinig als noodzakelijk.

    Daarom ben ik geen socialist.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    02-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lichtmis, Chandeleur, Candlemas
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  2 februari, Lichtmis. Tijdens mijn loopbaan van bijna veertig jaar aan de Leuvense Universiteit heb ik jaarlijks het patroonsfeest meegemaakt: Maria, de Moeder Gods, met de eretitel Sedes Sapientiae, Zetel van Wijsheid, was en is de patrones van de Katholieke Universiteit. Op die dag zijn er geen colleges, de kantoren zijn gesloten. Om tien uur gaan de togati in stoet naar de Sint-Pieterskerk, daarna volgt een academische zitting tijdens dewelke een aantal eredoctoraten verleend worden aan wetenschappers, kunstenaars of publieke figuren.

    Lichtmis, in het Latijn Candelaria, in het Frans la Chandeleur, in het Duits Lichtmesse, kreeg die naam omdat tijdens de processie kaarsen worden meegedragen. Die processie werd door paus Sergius I (687-701) ingevoerd om dit Mariafeest luister bij te zetten. Zoals de Joodse wet voorschrijft, zou Maria haar eerstgeboren zoon naar de tempel hebben gebracht op de veertigste dag na zijn geboorte en hem aan Jahweh hebben aangeboden.

    Lucas 2,22-40 Toewijding van Jezus in de tempel

    22 Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, 23 zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’ 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.

    25 Er woonde toen in Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest rustte op hem. 26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. 27 Gedreven door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus’ ouders hun kind daar binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, 28 nam hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden:

    29 ‘Nu laat u, Heer, uw dienaar in vrede heengaan,

    zoals u hebt beloofd.

    30 Want met eigen ogen heb ik de redding gezien

    31 die u bewerkt hebt ten overstaan van alle volken:

    32 een licht dat geopenbaard wordt aan de heidenen

    en dat tot eer strekt van Israël, uw volk.’

    33 Zijn vader en moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. 34 Simeon zegende hen en zei tegen Maria, zijn moeder: ‘Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, 35 en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid van velen aan het licht komen.’

    36 Er was daar ook een profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard; vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, 37 en ze was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God dag en nacht diende met vasten en bidden. 38 Op dat moment kwam ze naar hen toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de bevrijding van Jeruzalem.

    39 Toen ze alles overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea, naar hun woonplaats Nazaret. 40 Het kind groeide op, werd sterk en was begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem.

    Aangezien de dag van Kerstmis niet van bij het begin vast lag, varieerde aanvankelijk ook de datum voor dit feest, maar sinds 542 ligt Lichtmis vast op 2 februari, op bevel van keizer Justinianus, om het einde van een plaagepidemie in Constantinopel te gedenken. Dit Mariaal feest heeft echter een moeizame verspreiding gekend in het christendom. Pas rond het jaar duizend komt het zowat overal voor.

    Die ene zin uit het loflied van Simeon, het befaamde Nunc dimittis, die verwijst naar Christus als het licht voor de heidenen, was dus de aanleiding om de processie met kaarsen op te luisteren.

    De mens is voor het eerst kaarsen gaan gebruiken in China, rond 200 voor onze jaartelling. Het principe is vrij eenvoudig en waarschijnlijk afgeleid van het gebruik van olielampen, waarbij een lont (de oorspronkelijke betekenis was: een vodje) of wiek (van ‘wikkelen’) in olie drijft, de olie opzuigt en stilaan zichzelf en de olie opbrandt. Een of andere slimmerik of misschien wel meer dan een heeft dan geëxperimenteerd met allerlei andere brandbare materialen dan de alomtegenwoordige olijfolie en zo kwam men bij dierlijk vet, talg, spermaceti (letterlijk: zaad van walvis, een vette vloeistof in de schedelholte van potvissen). Olijfolie blijft vloeibaar bij kamertemperatuur en ver daaronder, terwijl allerlei vet veel sneller stolt en dus kan verwerkt worden in een rol, met de wiek binnenin: een kaars.

    Er is onenigheid over de vraag of de Romeinen al kaarsen gebruikten. De moeilijkheid is dat er van olielampen wel massa’s archeologische overblijfselen zijn, maar dat kaarsen helemaal opbranden… We weten dus niet goed wat de Romeinen met candela (van candere, schijnen, oplichten) bedoelden: een licht, dat wel, maar welk soort? Een lamp, of een kaars? Zeker is dat rond 400, toen de macht van het Romeinse rijk aan het tanen was en olijfolie schaars werd, overal in Europa kaarsen in gebruik werden genomen. In het Frans: chandelle, eigenlijk een vetkaars, naast bougie (naar de Algerijnse stad met die Franse naam, Bougie, waar een zeer fijne was vandaan kwam) en cierge (van Lat. cereus, van was); Engels candle, Italiaans en Spaans candela.

    Waar komt ons woord ‘kaars’ dan vandaan? De meningen zijn verdeeld.

    Enerzijds verwijst men naar het Griekse woord voor papyrus: chartès. Wieken voor lampen en dus ook voor primitieve kaarsen, eigenlijk in olie gedrenkte wieken, werden gemaakt van papyrusrolletjes of van de pit van de papyrusplant. In het Latijn werd dat charta, zoals in Magna Charta en in ons woord ‘charter’. Maar blijkbaar gebruikte men ook de naam voor de stof waaruit de wiek gemaakt was voor de hele kaars. Van het Latijnse charta is het maar een kleine stap naar ‘kaars’.

    Anderzijds ziet men ons Nederlands woord afgeleid van het Oudhoogduits kerza of charza, maar de oorsprong van dat woord kent men niet, hoewel charza toch behoorlijk goed op charta lijkt, vind ik. Men zoekt het dan nog verder, namelijk bij cerata, van cerare, met was bedekken; cera is Latijn voor bijenwas, in het Grieks is het keros. Maar bijenwas is nu en was toen ook een luxeproduct. Het lijkt me weinig waarschijnlijk dat me de goedkope kaarsen, die meestal gemaakt waren van dierlijk vet, de naam zou geven van iets dat men waarschijnlijk nog nooit gezien had: een dure kaars van bijenwas…

    Naast de evidente ontlening candle heeft het Engels nog een ander woord voor (een dunne) kaars, namelijk taper. Dat zou volgens de Oxford English Dictionary afgeleid zijn van… papyrus (door een omwisseling van de begin p- tot t-. Een van de oudste manieren om een kaars te maken is door de wiek loodrecht onder te dompelen in vloeibare was of vet. Door telkens de aanwassende wiek uit het bad te halen, te laten opstijven en dan weer onder te dompelen, krijgt men stilaan een kaars met een specifieke vorm, namelijk dik van onder en dun van boven, waar de vloeibare was naar beneden loopt en pas daar opstijft. Zo’n taper gaf dan zijn naam aan het werkwoord to taper, schuins op- of aflopen, versmallen of verbreden, naargelang je het bekijkt.

    Zo, dat was nog eens een etymologische rondreis op de dag van de kaarskensprocessie. Steek eens een kaars aan, dat is best gezellig in huis.

     


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    01-02-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Huelgas Ensemble: A Secret Labyrinth
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Onlangs vroeg men op Klara, de Vlaamse klassieker radio, aan de luisteraars om hun suggesties voor de beste CD van het jaar 2010. Toevallig hoorde ik dat iemand een verzamelbox vermeldde van het Huelgas Ensemble van Paul Van Nevel, en ik spitste meteen de oren. Ik heb in de loop der jaren enkele Cd’s gekocht en ook enkele concerten bijgewoond van deze unieke formatie. Ik ontmoette de oprichter, dirigent en musicoloog Paul Van Nevel ook ooit toevallig en had toen een interessant gesprek met hem over Nicolas Gombert, wat aanleiding gaf tot de bijdrage die ik hier over Gombert schreef, klik hier als je die nog eens wil lezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=696798. Op de Vlaamse TV waren er af en toe uitgebreide interviews met de maestro, waarin ook zijn extramuzikale interesses aan bod kwamen, zoals zijn uitgebreide vertrouwdheid met alles wat met kwaliteitssigaren te maken heeft. Op een bepaald moment waren er geruchten over moeilijkheden die hij zou gehad hebben met enkele manuscripten of publicaties die hij had ontleend in een Italiaanse bibliotheek, maar ik neem aan dat alle misverstanden daaromtrent al lang opgehelderd zijn.

    Ondertussen is het ensemble onder zijn kundige leiding uitzonderlijke concerten blijven geven in binnen- en buitenland, steeds met een overweldigend succes. Zij doen dit al sinds de oprichting in 1970 aan de befaamde Schola Cantorum Basiliensis. In de loop van hun veertigjarig bestaan hebben ze ongeveer vijftig meesterlijke Cd’s uitgebracht, eerst bij Sony Classics, later bij Harmonia Mundi, maar sinds 2009 terug bij Sony. Bij die gelegenheid bracht Sony inderdaad een verzamelbox uit met vijftien Cd’s uit de eerste periode bij Sony Vivarte, meer bepaald de jaren 1990-98, onder de titel A Secret Labyrinth. Het is dus een heruitgave, maar wat voor een! Vijftien Cd’s in aantrekkelijke kartonnen foedraaltjes, in een stevige doos, alles in strak zwart, en vergezeld van een boekje met alle teksten in de oorspronkelijke talen en een vertaling in het Engels. Deze uitgave kreeg in 2009 dan ook terecht een Diapason d’Or. Alle details en nog veel meer over het ensemble vind je op hun website, klik hier: http://www.huelgasensemble.be/.

    Ik vond deze box bij Amazon en wou hem meteen bestellen. De laatste tijd doe ik dat bij Amazon France, omdat je daar voor bestellingen vanaf € 20 geen verzendingskosten naar België betaalt. Ik vond daar echter een nog interessantere aanbieding bij de verkoper Nagiry: € 21,99 plus € 3,40; samen dus € 25,39 voor vijftien uur muziek van het beste ensemble ter wereld voor muziek uit de Middeleeuwen en de Renaissance. Ter vergelijking: Amazon.fr vraagt voor deze box bijna € 40, FNAC maar liefst € 65! Het is dus wel even uitkijken…

    Intussen is de box aangekomen en wij beluisteren nu de Cd’s een voor een, niet na elkaar natuurlijk, maar af en toe, op momenten dat het rustig is in huis, tussen al de andere muziek door die we in huis hebben of die op de radio of de TV voorhanden is. Ook Lut is weg van de verrassende eenvoud of de overweldigende complexiteit van deze ongewone muziek. De technische kwaliteit van de opnames is voorbeeldig.

    Ik maak hier niet vaak reclame, maar dit is een uitzonderlijk artistiek aanbod en via internet hoef je er niet eens veel geld voor uit te geven: wat koop je nu vandaag nog voor € 25?


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    27-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtendag 2011

    Als uit voorname fusten

    Borrelen vreedzaam of verbolgen

    Ongerept gerijpte gedachten

    Naar een helderder verwerken

    Die ik aan mijn vingers toevertrouw

    En de vroede vormen

    Van vroom verworven woorden


    Povere moedermoorden


    Verloren overvloed onuitgesproken

    Uit gistend voorbewust berusten

    Temend tasten naar verklaard beraad

    En de stralende waan van gave dagen


    Als uit loden luchten

    Zijgt mijn velijnen kwijnen

    Naar jouw wantrouwige gouwen

    Die onvertrouwd zich het horen berouwen

    En de ogen in lankmoed hebben geloken

    Voor fluisterend duister

    En spichtig licht


    Hoe kunnen de welige walmen

    Van het belegen talmen

    Tot rijk begrijpen rijpen

    Hoe kan eigengereid ontwijden

    Donkere lichtjaren overschrijden

    En pijnend wanbegrip vermijden


    Hoe kan ik jou mijn hand

    Mijn woord toereiken?


    Wij zijn dezelfde weg gegaan

    Van ontluikend zelfverstaan

    Wij hebben als zuster en broeders

    Als wondere woordenbehoeders

    Elkaar de angstige danspassen geleerd

    De blik binnenstebuiten gekeerd

    Wij horen tot een zelfde ras

    Wij dragen dezelfde tekens in de ogen

    Wij lopen in dezelfde pas


    Taal snelt troosteloze eenzelvigheid voorbij

    Wij hebben elkaar ongemerkt begrepen

    Woordeloos ons denken niet ons spreken

    Moeiteloos overspannen de immense leegte

    Die tergend gaapt tussen zin en zijn

    Tussen de zachte onrust van het ongewisse weten

    En de perplexe speelsheid van het spontaner spreken


    Sapienti sat

    Een zucht is ons genoeg

    Een oogopslag

    Een halfverholen woord

    Genadig gesproken

    Bevrijdend aangehoord

    Als achtergelaten aren gelezen


    Al het onzegbare met povere klank

    Rune unciaal boekstaaf

    Foliant pamflet palimpsest

    Papyrus perkament foedraal

    Zomaar begrepen

    Argeloos dankbaar aanvaard

    Of tergend laaghartig gedagvaard


    Wij kunnen met elkander spreken

    We lezen wat er niet staat

    We horen wat niet gezegd kan worden

    En zeggen wat onuitspreekbaar is


    En schrijven

    En schrijven nog


    Voor wie oren heeft om te oren

    En ziet wat er niet staat

    Die luistert naar de stilte van het woord

    En de ruimte ademt die niet vergaat.




    Karel D’huyvetters

    Gedichtendag, donderdag 27 januari 2011


    Categorie:poëzie
    25-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Culinair contrast
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vorige zaterdag zijn we uit gaan eten. De reden daarvoor was dat we een cadeaubon hadden gekregen voor een sterrenrestaurant, voorwaar. Ik laat bewust alle details achterwege die zouden kunnen leiden tot de identificatie van dit etablissement, uit mijn verhaal zal je begrijpen waarom.

    Om de context een beetje te schetsen, wil ik vermelden dat het niet onze gewoonte is om dure restaurants te bezoeken. We zijn gepensioneerd en hebben dus geen zakenrelaties die ons uitnodigen en zelf voelen we niet de minste behoefte om veel geld uit te geven voor een bezoek aan een sterrenrestaurant. Wat we daarvan zien in de vele kookprogramma’s op tv bezorgt ons veeleer een afkeer van wat daar geserveerd wordt: te veel, te verfijnd, te vergezocht, te zwaar en vooral: te duur.

    Wat ons zaterdag overkomen is, beantwoordt volledig aan dit beeld. Het begon al met de amuse-gueules, die bestonden uit ingrediënten die totaal onherkenbaar waren gemaakt onder de vorm van chips en een dipmousse. Dit was een echter slechts een voorbode van wat daarna kwam. Geen enkel van de gerechten werd geserveerd in zijn natuurlijke verschijning, alles was gemaskeerd of onherkenbaar gemaakt, niet alleen van uitzicht maar ook van smaak, door de toevoeging van sauzen, ‘zalven’, coulis, schuim, lak, reducties en gels, altijd in microscopische hoeveelheden. De gerechten zelf waren ook van zeer bescheiden omvang en wat er aan aardappelen of pasta op het bord kwam, was al even onherkenbaar en in omvang, als we dat woord al zouden mogen gebruiken, beperkt tot een louter symbolische aanwezigheid.

    Er was keuze tussen twee vaste menu’s, maar per tafel kon je maar één menu kiezen, iedereen moest dus hetzelfde eten. Tussen de gangen hebben we uren gewacht, de hele vertoning heeft geduurd van 19 tot 24 uur. Om onze honger te stillen hebben we tussendoor al de broodjes verorberd die we konden te pakken krijgen. De wijn was goed, maar aangezien ik geheelonthouder ben, heb ik er alleen van geproefd en dan veel water gedronken om de vrij zoute gerechten door te spoelen. De nagerechten waren overvloedig, maar kwamen veel te laat op de avond en vielen daardoor als een baksteen op de maag, net als de veel te straffe koffie.

    Toen de rekening kwam, waren we meteen ontnuchterd. De cadeaubon was net genoeg voor de helft van de rekening, die opliep tot ongeveer € 100 per persoon en dan hadden we nog het minst dure menu gekozen en slechts de helft van het gezelschap had wijn gedronken. Wij vielen zowat van onze (harde, oncomfortabele) stoel.

    Wij waren niet zozeer zwaar ontgoocheld als diep verontwaardigd. Dit is, in onze ogen althans, een aanfluiting van wat een gezamenlijk feestmaal zou moeten zijn. De nodeloze en onzinnige zogenaamde verfijning die ten toon gespreid werd, ontlokte ons niet zozeer de verwachte verwondering en extase, maar veeleer wrevel en zelfs ronduit ironische opmerkingen. De hongerporties waren frustrerend. Een voorbeeld: de visschotel was zeetong, mijn lievelingsgerecht. Maar in plaats van een tong, kregen we één filetje, dus een vierde van een (kleine) tong, versierd met allerlei niet ter zake doende elementen, die de heerlijke natuurlijke smaak en de vaste textuur van een verse tong ten enenmale naar de bliksem hielpen. Dat is lekker eten verknoeien, zonder meer.

    De onvrede omwille van de gerechten werd nog geaccentueerd door de lange wachttijden. De bediening was professioneel maar allesbehalve hartelijk, zelfs niet eens vriendelijk. Geen wonder dus dat we bij het naar huis rijden uitvoerig lucht gaven aan onze negatieve gevoelens. We zijn er nog altijd niet goed van, trouwens. Eer wij honderd euro uitgeven, moet het al lelijk doen. Een boek van € 100, bijvoorbeeld, daar aarzel ik toch ten minste twee jaar voor en meestal beslis ik dan om het toch maar niet te kopen, hoe graag ik het ook zou hebben. Niet dat ik het me niet kan permitteren, maar ik kan het gewoon niet over mijn hart krijgen om daar zoveel geld aan te besteden. En nu hebben we elk zoveel uitgegeven voor één op alle punten totaal onbevredigend en frustrerend avondje uit, dat ons bovendien heeft achtergelaten met een gevoel van groot ongenoegen. Dit is niet het wereldje waarin wij ons willen bewegen, dit is gewoon decadent, moreel niet meer te verantwoorden. Dit was een domme, pijnlijke vergissing die we ons nog lang zullen berouwen.

    In scherp contrast daarmee staan de biologische en vegetarische kooklessen die ik op vijf opeenvolgende maandagen volg in het mooi gelegen en aantrekkelijke gezondheidscentrum Amethist in Ramsel, klik hier: http://www.amethist.be/site/. Samen met enkele familieleden en kennissen en begeleid door Ketty Roegist bereiden we daar samen een uitvoerige maaltijd die we dan gezamenlijk met veel smaak verorberen. We leren er veel bij over producten en gerechten en hun bereidingswijze. We genieten van het samen koken, twee aan twee en van de gezellige sfeer, waarbij eenieder aan het woord komt en respectvol aangehoord wordt. Ook de afwas en het poetsen doen we samen. De omgeving is landelijk, de keuken helder en uitstekend ingericht, Ketty is een bron van inspiratie en bruikbaar advies. Per les betaal je een som die je normaal moet overhebben voor een diner in een goed vegetarisch restaurant. Tevredenheid alom, een sociaal aangename en culinair leerrijke en smakelijke ervaring. Zo moet het, daar voel ik me goed bij.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    19-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Antonio Damasio: zelfbewustzijn, Self Comes to Mind
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor mijn vaste lezers is Antonio Damasio geen onbekende. Ik besprak hier al zijn drie vorige werken die voor een ruimer publiek bestemd zijn. Dat zijn achtereenvolgens Het ongelijk van Descartes (1994), Ik voel dus ik ben (1999) en Het gelijk van Spinoza (2003). Toen ik via Amazon vernam dat er een nieuw boek van hem stond te verschijnen, heb ik het onmiddellijk besteld; je krijgt het dan thuis bezorgd bij verschijnen, aan de beste prijs. Zo geschiedde en ik heb er enkele weken over gedaan om het nieuwe boek rustig, zonder overhaasting te lezen: Antonio Damasio, Self Comes to Mind. Constructing the Conscious Brain, Pantheon Books, New York, 2010, xi + 367 pp., index, $ 28.95 (hardcover). Op de uiterlijke verschijning van het boek valt niets aan te merken, behalve misschien het ontbreken van een leeslint, maar dat heb ik er dan zelf maar in gekleefd, een koud kunstje en echt wel gemakkelijker in het gebruik dan een bladwijzer.

    Dr. Damasio (°Lissabon 1944) is niet de eerste de beste. Hij bekleedt de David Dornsife leerstoel van ‘Neuroscience, Psychology, and Neurology’ en is directeur van het Brain and Creativity Institute van de University of Southern California. Zijn wetenschappelijk werk en zijn publicaties werden herhaaldelijk bekroond. Hij is dus geen kamergeleerde, maar een gespecialiseerd arts en een researcher die zijn eigen laboratorium leidt, waar hij patiënten onderzoekt en begeleidt die met neurologische problemen te maken hebben, ten gevolge van hersenbeschadigingen, door ziekte, ongeval of genetische afwijkingen. Het is vanuit dat concrete medische werk dat hij steeds vertrekt en dat geeft aan zijn boeken een geloofwaardigheid die anderen, die zich eveneens wagen aan het onderzoek van het menselijk bewustzijn, soms zo pijnlijk moeten missen. Je kan als filosoof of theoretisch psycholoog inderdaad wellicht nuttige veronderstellingen maken over de werking van onze hersenen, maar zonder verwijzing naar de experimentele en medische informatie daarover, blijft dat werk op zand gebouwd.

     De nieuwe gedachte in dit werk in de uitzonderlijk belangrijke reeks van publicaties van Dr. Damasio is er een die mij onmiddellijk aangenaam verraste: terwijl daar in de vorige nauwelijks enige aandacht werd aanbesteed, is dit werk doordesemd van de evolutiegedachte. De titel had dus, aansluitend bij het ongelijk van Descartes en het gelijk van Spinoza, kunnen zijn: het grote gelijk van Darwin. De (sl)echte Nederlandse titel luidt evenwel: Zelf wordt zich bewust. Hersenen, bewustzijn, ik (Wereldbibliotheek, ISBN 90-284-2376-1, € 27,50). In Filosofie Magazine verscheen onlangs een interview met de auteur, klik hier: http://www.veenmagazines.nl/00/FM/nl/0/artikel/print/27064/Antonio_Damasio:__Ons_ik_is_een_symfonie_.html .

    Met die idee sluit Damasio aan bij wat anderen al naar voren brachten, inzonderheid de vertegenwoordigers van de evolutionaire psychologie en de sociobiologie en auteurs als Steven Pinker, Richard Dawkins, Daniel Dennett, die hier allen al de revue passeerden. Het is dus helemaal geen nieuwe gedachte, maarwel een die tot nog toe opvallend afwezig was in de benadering van Damasio. Daardoor kon mogelijks het vermoeden rijzen dat hij dat nochtans wijdverbreid gedachtegoed niet zou delen. Met zijn nieuw boek heeft de auteur de waanideeën daaromtrent van kwaadwillige fundamentalisten en creationisten voorgoed weerlegd. Hij vertrekt nu zonder enige aarzeling of terughoudendheid van het feit dat de mens een vorm van leven is die zich ontwikkeld heeft uit de eerste, meest eenvoudige beginselen van het leven op aarde; dat het bewustzijn langzaam aan gegroeid is, geëvolueerd tot wat het vandaag is en dat volgens de wetmatigheden van de evolutieleer; dat andere levensvormen andere vormen van bewustzijn kennen, die ons veel kunnen leren over de gelijkenissen en de verschillen met het menselijke bewustzijn; dat het menselijk brein en zijn hele lichaam de bron is van zijn mind. Over de moeilijke terminologie en de vertaling ervan schreef ik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=464, het lijkt me nuttig dat je dat nog even zou nalezen.

    Ik aarzel om hier een uitgebreide bespreking van dit uitzonderlijk boek te maken. Om te beginnen meen ik dat anderen beter geplaatst en geschoold zijn om dat te doen en ik neem aan dat we niet lang zullen moeten wachten voor her en der grondige besprekingen zullen verschijnen: de publicatie van een boek van Dr. Damasio gaat nooit ongemerkt voorbij. Een tweede moeilijkheid is dat je een diepgaand werk als dit onmogelijk recht kan doen door het samen te vatten. Daarmee bewijs je niemand een dienst, niet de auteur en evenmin de lezer, want met enkele slogans en wat citaten kom je niet eens in de buurt van de subtiele redeneringen en de zorgvuldig opgebouwde argumentaties die dit boek kenmerken. Je zal het dus zelf moeten doen, lieve lezer. Meer nog dan de voorgaande werken van deze auteur is dit een ongemeen leesbaar boek. Het is op zichzelf al een samenvatting en verwerking van de standpunten uit de vorige werken en uit de lange lijst van wetenschappelijke artikels in tijdschriften die Damasio, vaak samen met zijn echtgenote Hanna en met andere medewerkers van zijn Instituut heeft gepubliceerd in de loop der jaren.

    Dit boek leest als een summa, een auto da fé, een geloofsbelijdenis, een wetenschappelijk testament, het resultaat van vele jaren geconcentreerd en geconcerteerd onderzoek en nadenken. Ik heb het gevoel dat hij geland is, eindelijk thuisgekomen. Alles wat hij tot nog toe heeft ontdekt of als hypothese naar voren gebracht, valt nu in de plooi, versterkt en bekrachtigd door een ruimer inzicht, dat hij deelt met de meest vooraanstaande denkers en wetenschappers van het ogenblik. Dit is niet alleen een vlijmscherpe analyse van wat ons bewustzijn kan zijn, het is ook een uiterst geloofwaardige en overtuigende synthese van zijn eigen onderzoeksresultaten en van die van vele anderen, in verschillende maar convergerende domeinen van de wetenschap.

    Er zijn op dit ogenblik tientallen, zo niet honderden recente boeken voorhanden over het wezen en de werking van het menselijk bewustzijn. Als je er één van leest, en dat ben je jezelf toch wel verplicht, meen ik, dan kan je veel slechter doen dan te kiezen voor dit meesterlijk geformuleerde en uiterst overtuigende meesterwerk van een van de meest geloofwaardige wetenschappers van onze tijd, op het toppunt van zijn kunnen. Wij moeten hem dankbaar zijn dat hij al zijn indrukwekkende kennis en ervaring heeft willen inzetten om ons een boek te brengen dat ook wij, met onze bescheiden achtergrond en onze beperkte verstandelijke vermogens, kunnen smaken, begrijpen en vervolgens ook integreren in onze gedachten over onszelf, over de anderen en over de samenleving.

    Antonio Damasio heeft met dit boek een belangrijke bijdrage geleverd voor het zelfverstaan van de mens. Niet te missen, dus.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    18-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de (vroege) geschiedenis van de vrije gedachte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vlaanderen is beroemd en berucht om zijn middenveld, zoals men dat tegenwoordig zegt. Waarschijnlijk is geen enkel land ter wereld zo sterk georganiseerd op alle domeinen van het sociaal leven. Omdat Vlaanderen ook een katholiek land was, zijn het de katholieke organisaties die hier de kroon spannen. Je kan het zo gek niet bedenken, of er is wel een katholieke vereniging die zich ermee bezighoudt, van het respectabele OKRA (Open, Kristelijk (sic), Respectvol, Actief), de beweging voor 55+, tot de zeker niet minder eerbare katholieke duivenbod (niet voor duiven, maar voor duivenmelkers). Vlaamse katholieken behoorden tot alle mogelijke verenigingen, van in hun jeugd en tot op hun sterfbed.

    Hetzelfde kan niet gezegd worden van de vrijzinnigen in Vlaanderen. Er is een Unie van Vrijzinnige Verenigingen, klik hier voor hun website. Ik onthoud me voorlopig van commentaar.

    Aan Franstalige kant is er CAL, Centre d’action laïque, klik hier. Ik weet niet goed meer hoe ik daar terechtkwam, enige tijd geleden, waarschijnlijk toen ik op zoek was naar de uitgever van de Dictionnaire historique de la laïcité en Belgique, klik hier.

    Bij dat Centre d’action laïque vind je onder meer een overzicht van de talrijke publicaties die het centrum zelf uitgeeft of promoot, klik hier. Als je goed kijkt, zal je zien dat een aantal titels met een asterisk* gemerkt zijn. Dat betekent dat ze in uitverkoop zijn, voor 2,50 € per boek, verzendingskosten inbegrepen. Ik heb niet lang geaarzeld en enkele dagen later bracht de postbode me een flink pakket van acht boeken, netjes uitgegeven, voor 20 €. IK heb er intussen ook al een van gelezen: Raymond Trousson, Histoire de la libre pensée, des origines à 1789, Collection Espace de Libertés, 1993, 314 p., bibliografie, index.

    In het eerste hoofdstuk behandelt de auteur het ontstaan van het vrije denken in de context van de Griekse en de Romeinse oudheid, de ontmoeting van het Romeinse Imperium en het christendom, het einde van het heidendom en de Middeleeuwen.

    Het tweede hoofdstuk behandelt de periode van de Renaissance tot aan de Franse Revolutie. Het eerste deel behandelt de periode van de Reformatie, het tweede le siècle classique, de 17de eeuw en het derde deel is gewijd aan de Verlichting, vanaf 1700 tot aan de Franse Revolutie.

    Raymond Trousson (°1936) is hoogleraar geweest aan de ULB, waar Franse literatuur doceerde en vergelijkende literatuurwetenschap. Hij publiceerde vooral over J.-J. Rousseau, Voltaire, Diderot, Arnault en de utopische roman. Is het die beroepsmatige vertrouwdheid met de literatuur die hem, in tegenstelling met veel professionele filosofen, zo’n voorbeeldige auteur maakt? Dit boek, dat qua genre behoort tot de Ideengeschichte, l’histoire des idées, leest in alle geval als een (goede) roman. Zijn Frans is bloemrijk maar zonder te vervallen in de typisch Franse verbositeit of het bedenkelijk postmodern structuralistisch gewauwel. Het volgt de mens die zelf wil denken, wars van alle sociale, politieke of religieuze druk. Dat brengt met zich mee dat weliswaar veel aandacht gaat naar precies die druk allerhande, maar meer nog naar de vele personen of groeperingen en bewegingen die zich daartegen steeds hebben verzet.

    De auteur doet dat steeds aan de hand van soms vrij uitvoerige maar steeds zeer sprekende citaten van de elkaar bestrijdende auteurs en autoriteiten. Hij steunt daarbij op betrouwbare monografieën en belangrijke verzamelingen van historische teksten, maar ook op de originele publicaties. Vaak is dat in gedateerd Frans, maar ik heb me daaraan nooit geërgerd, in tegendeel: het geeft een eigen charme aan de citaten van Voltaire, Montaigne, Rousseau, Diderot (afbeelding) en zovele anderen.

    Belangstellenden hoeven zich ook niet te laten afschrikken door de ondertitel: van de oorsprong tot 1789, alsof dit slechts een inleidend eerste deel zou zijn, een voorspel voor een belangrijker tweede deel. Ik heb in de bibliografie van de professor in elk geval geen dergelijk tweede deel gevonden; bovendien is de beschreven periode veel belangrijker voor de ontwikkeling van de vrije gedachte dan wat daarop gevolgd is. De Franse Revolutie is immers een duidelijke illustratie geweest van hoe het niet moet: men kan de democratie niet afdwingen met ondemocratische middelen, zoals de binnenlandse terreur of internationale militaire veroveringen op grote schaal.

    Beethoven was terecht teleurgesteld toen Napoleon zichzelf tot keizer troonde. Na zijn nederlaag volgde de Restauratie en een 19de eeuw die uitblonk in kleinburgerlijkheid, hypocrisie en sociale ongelijkheid. Die onzalige toestand duurde voort en culmineerde in de waanzinnige eerste Wereldoorlog, het echte einde van het Ancien régime. En nog had Europa zijn les niet geleerd. In plaats van democratie kregen we het tegenovergestelde, enerzijds in de voortzetting in sommige landen, zoals Engeland en Frankrijk, van de 19deeeuwse burgerlijkheid en de sociale ongelijkheid en het kolonialisme die haar zo kenmerkten, terwijl in Duitsland en in Rusland dictatoriale stelsels de Franse Revolutie op hun manier overdeden, met dezelfde vergissingen en uitspattingen en met nog meer onschuldige slachtoffers.

    Het is pas na het einde van de tweede Wereldoorlog, en vooral vanaf 1960 dat in vele westerse landen echte democratische bewegingen op gang kwamen en ook een einde maakten aan de beschamende en onmenselijke koloniale overheersing van andere 'rassen' en werelddelen.

    Wanneer wij vandaag in een democratisch land wonen, in een beschaafd Europa, in een wereld die althans formeel gesteund is op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, dan is dat omdat wij weer aangeknoopt hebben met het gedachtegoed dat ons is overgeleverd door de geschiedenis die zo krachtig en verhelderend beschreven is in dit boek van Raymond Trousson.

    Wij hebben de democratie niet uitgevonden in de 20ste eeuw. Ze is geboren uit de vrije gedachten in de hoofden van mensen, geleerden en eenvoudige arbeiders, sinds mensen gingen samen wonen en de beschaving zich langzaam voltrok. Zij hebben de idealen van vrijheid, gelijkheid, solidariteit levendig gehouden in de donkerste tijden van tirannie en religieuze dwingelandij; het was de leuze van de Verlichting en van de intellectuele leiders die hun bloedig einde vonden in de waanzin van de Franse Revolutie. Het imperialisme van de 19de eeuw en de onmenselijke dictaturen van de 20ste hebben die idealen kunnen onderdrukken, maar niet uitroeien. De fakkel is steeds doorgegeven, ook aan mijn generatie.

    Men mag over de soixante-huitards denken wat men wil, maar ik althans ben trots dat ik die glorieuze revolutie heb meegemaakt en dat ik de democratische gedachten mee heb helpen realiseren waar ik dat kon, hoe bescheiden mijn bijdrage ook geweest is.

    Ik kan dit werk van professor Trousson dus zonder enige aarzeling aanbevelen. Ja, het is in het Frans geschreven en dat is voor veel mensen een drempel. Uit eigen ervaring kan ik echter zeggen dat wie de moed heeft om daarover heen te stappen, een verrijkende intellectuele ervaring wacht. Het is nu eenmaal waarschijnlijker dat er in de grote wereldtalen meer uitzonderlijke bijdragen geleverd zijn tot de geschiedenis van onze beschaving dan er te vinden zijn binnen de nauwe perken van onze eigen taal. Dat je een buitengewoon goed geschreven en belangrijk boek als deze Histoire de la libre pensée in huis kan halen voor amper 2,5 euro is in feite een schande; dat je daarvan geen gebruik zou maken, is dat nog meer.



    Categorie:historisch
    Tags:maatschappij
    16-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ik heb de goede strijd gestreden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op mijn vijfenzestigste verjaardag


    Ik heb de goede strijd gestreden

    het genot uitgesteld, de eer en centen opgestreken

    belegd, gespaard, nerveus geïnvesteerd

    de middenweg gevolgd, gedeprimeerd

     

    het avontuur ontmoet in onderpand

    de wereld aan mijn voet in eigen land

    ik heb haar in de zwarte ogen gekeken

    onhandig bemind en zonder zegeteken

     

    Ik heb mezelf vaak goedgepraat

    zocht pratend uitstel voor de daad

    verliefd, verlangend, och steeds steriel

    niets dat blijvend bekoorde of beviel

     

    Toen de passie op sterven na dood was en stil

    en oude gezellen vol ongeduld of driest of kil

    aan die zomerslaap een tergend einde maakten

    kon ik aarzelend een laatste vuist nog maken

     

    Een doorstart, een laat begin, sans rancune

    nog even opgevoerd op een dolle bühne

    zo oud en toch nog moeten leren dat niets zeker is

    dat de droesem onder in de beker is

     

    Ik heb de goede strijd gestreden tot het eind

    aards bezit door erosie tergend ondermijnd

    nu kan ik even nog kranig genoeg van geest en lijf

    gul geschonken dagen vullen met temend tijdverdrijf

     

    De oogst is binnen, de schuren vol schoven

    de lang verwachte renten beloven

    dat de Indian Summer stralend gekomen is

    maar dat genot en wonne steeds onvolkomen is

     

    Wrevel brengt nog wrange onrust elke dag

    die smeulend ondergaat, maar vol ontzag

    kijk ik op en geniet van diepe kleuren

    levend woord en melodieën als wijd open deuren

     

    Het is wel wennen na veertig jaar ic dien

    om zo onverzadigd al lijdzaam toe te zien

    onwennig zoekend naar nieuwe oude wegen

    naar wat tendresse en vroege avondzegen

     

    Veertig jaar plooien in de wind heeft riet gekromd

    maar niet geknakt dat nu weer recht komt

    nu eerst is het dat ik onbevangen spreek en schrijf

    aere perennius of niet en gaandeweg de tijd beschrijf

     

    die ons nog rest eer over alle volle schuren

    slopend de nacht en winter sluipt in de bange uren

    laat het afscheid kort zijn ongewelddadig

    de akkers ingezaaid het lot ook dan nog mij genadig.

    (2006)


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    14-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voltaire, Prière à Dieu
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De naam van Voltaire (François-Marie Arouet, 1694-1778) is terecht onverbrekelijk verbonden met de Verlichting. Zoals wel meer van zijn tijdgenoten aanvaardde hij echter wel het bestaan van een God, maar dan een die los staat van alle bestaande godsdiensten, een soort van eerste beginsel, dat nodig is om de wereld in gang te zetten, een ordeningsprincipe om alles in stand te houden en te behoeden voor de totale ondergang. Voor hem is God als het ware de verpersoonlijking van al wat zinvol en ordenend is in de Natuur. Voor die God kan Voltaire in aanbidding neervallen, zoals een anekdote vertelt: bij een prachtige zonsopgang zeeg hij op de knieën neer en riep uit: Dieu tout-puissant! Je crois! Maar hij voegde er meteen aan toe: Quant à Monsieur le Fils, et Madame sa Mère, c’est une autre affaire…

    Voltaire was dus een deïst. Hij aanvaardde het bestaan van een Godheid, omdat die noodzakelijk was om de wereld te verklaren. Maar die God kwam verder niet tussen in de wereld, zeker niet in het concrete bestaan van de mensen. Het heeft dus geen zin om tot hem te bidden om iets te bekomen of om onheil af te wenden, men kan hem ten hoogste aanbidden vol ontzag en hem dankbaar zijn. Over die God kunnen we verder niets zeggen. Er is immers geen goddelijke openbaring, die is verzonnen door de kerk, wij kennen God enkel uit zijn schepping. Voltaire verafschuwde al de bestaande godsdiensten en hun wereldse praktijken. Over de katholieke kerk was hij vernietigend: Écrasez l’infâme!

    Merkwaardig is ook dat hij geen goed woord overhad voor atheïsten. Ik haast me erbij te vermelden dat zijn opvatting over wat een atheïst is grondig verschilt van wat men tegenwoordig daaronder verstaat. Voltaire beschouwde hen veeleer als nihilisten: mensen die in niets geloven, die geen enkel gezag aanvaarden, ook niet het wereldse, die geen morele wetten kennen, die menen dat alles is toegestaan en die leven als wilde dieren. Ik weet niet of er ooit verstandige mensen geweest zijn die een dergelijke levensopvatting gehuldigd of verdedigd hebben. Zeker is dat ook al ten tijde van Voltaire sommigen zich atheïst noemden of door anderen met die scheldnaam werden bedacht, maar die moreel zeer hoogstaande persoonlijkheden waren. Het is immers maar een kleine stap van het abstracte deïsme van Voltaire (en anderen) naar een eerlijk atheïsme dat de tussenstap van een als persoonlijk gedacht goddelijk natuurbeginsel overslaat en zich resoluut bekent tot de Natuur zelf, zonder een God die de natuur schept, in stand houdt of voor verval behoedt, of die de mensen die hem aanbidden op een bijzondere manier liefheeft en voor hen zorgt.

    Voltaire geloofde wel in de noodzaak van een soort van natuurlijke godsdienst, die de mensen door opvoeding, predicatie en religieuze praktijk de beginselen van de moraal bijbrengt, hen van het kwade weerhoudt door te dreigen met bestraffing en het goede aanprijst door hen te wijzen op de grote voordelen die dat oplevert. Voor de grote massa is het noodzakelijk dat zij geloven in een God die beloont en straft. Je veux que mon procureur, mon tailleur, mes valets croient en Dieu, et je m’imagine que j’en serai moins volé! Het is enkel in die zin dat we ook zijn meest bekende uitspraak moeten begrijpen: si Dieu n’existait pas, il faudrait l’inventer. God en godsdienst zijn dus noodzakelijke geachte politieke en sociale begrippen, middelen om de samenleving in goede banen te leiden. Voltaire heeft lak aan alle metafysica, aan alle theologie.

    Hij kon zich niet voorstellen, vanuit zijn uiterst geprivilegieerde intellectuele en maatschappelijke positie, dat gewone mensen uit zichzelf of geleid door andere principes dan religieuze, tot een moreel verantwoord leven zouden kunnen komen. Noch kon hij bevroeden dat de staat ooit zelf de morele opvoeding en de beloning en de bestraffing van (maatschappelijk) goed en kwaad op zich zou nemen.

    In het licht van dat alles moeten wij Voltaire, ondanks zijn levenslang fulmineren tegen kerk en staat, rekenen tot de gematigde denkers van de Verlichting, niet tot wat Jonathan Israel the Radical Enlightenment noemt.

    Hieronder vind je mijn vertaling van het korte maar krachtige 23ste hoofdstuk uit zijn Traité sur la Tolérance, het beroemde Prière à Dieu. Merk dat hij zich wel formeel tot God richt, maar van hem geen enkele tussenkomst verwacht; God heeft immers alles al gegeven. De aanhef, waarin hij stelt dat hij zich niet (meer) tot de mensen richt, is dus een misleidende literaire stijlfiguur. Het is wel degelijk een oproep tot de mensen zelf. Oordeelt u zelf:

    Ik richt me [dus] niet [meer] tot de mensen; maar tot u, God van al wat is, van alle werelden en van alle tijden, indien het aan povere schepsels, verloren in de onmetelijkheid en onmerkbaar voor de rest van het universum, vergund is u iets te durven vragen, gij die alles hebt gegeven, wiens decreten even onveranderlijk als eeuwig zijn; verwaardig u om met medelijden neer te kijken op de dwalingen die samenhangen met onze natuur: mogen die dwalingen niet tot ons onheil leiden.

    Gij hebt ons geen hart gegeven om onszelf te haten, geen handen om ons te wurgen. Maak dat wij elkaar helpen om de last te dragen van een penibel en kortstondig leven; dat de kleine verschillen in de kleding die onze zwakke lichamen bedekken, of tussen al onze ontoereikende talen, tussen al onze onvolmaakte wetten, tussen al onze onzinnige opinies, tussen al onze situaties die zo verschillend zijn in onze ogen en zo gelijk in uw aanschijn; maak dat al die kleine verschillen die de atomen onderscheiden die wij ‘mens’ noemen geen tekens van haat en vervolging zijn. Dat zij die kaarsen doen branden midden op de dag om u te eren, verdraagzaam zijn tegenover hen die vrede nemen met het licht van uw zon; dat zij die hun kledij bedekken met een wit gewaad om ons te zeggen dat we u moeten beminnen de anderen niet verwensen die hetzelfde prediken bekleed met een mantel van zwarte wol; dat het om het even is of we u aanbidden in een jargon dat gemaakt is in een dode taal of in nieuwere bewoordingen; dat zij wiens kledij gekleurd is in het rood of paars, die heersen over een klein deeltje van een klein hoopje van de modder van deze wereld, die enkele ronde stukjes bezitten van een bepaald metaal, dat zij zonder hovaardigheid genieten van wat zij grandeur noemen en rijkdom en dat de anderen hen beschouwen zonder afgunst; gij weet immers dat in die ijdelheden geen reden tot afgunst is gelegen, noch voor enige trots.

    Mogen alle mensen zich bewust zijn dat ze broeders [en zusters] zijn! Dat ze een afschuw mogen hebben van alle tirannie over onze zielen, net zoals ze het verfoeien dat ze met geweld beroofd worden van de vruchten van hun arbeid en van hun vreedzame bedrijvigheid! Als de gesel van de oorlog onvermijdelijk is, laten we dan elkaar niet haten in tijden van vrede. Laten we het korte moment van ons bestaan gebruiken om in duizend verschillende talen tegelijk, van Thailand tot in Californië, uw goedheid te prijzen die ons dit moment heeft geschonken.

    En dit is de oorspronkelijke tekst in modern Frans:

    Ce n’est donc plus aux hommes que je m’adresse;c’est à toi, Dieu de tous les êtres, de tous les mondes et de tous les temps:s’il est permis à de faibles créatures perdues dans l’immensité, et imperceptibles au reste de l’univers, d’oser te demander quelque chose, à toi qui as tout donné, à toi dont les décrets sont immuables comme éternels, daigne regarder en pitié les erreurs attachées à notre nature;que ces erreurs ne fassent point nos calamités. Tu ne nous as point donné un cœur pour nous haïr, et des mains pour nous égorger;fais que nous nous aidions mutuellement à supporter le fardeau d’une vie pénible et passagère;que les petites différences entre les vêtements qui couvrent nos débiles corps, entre tous nos langages insuffisants, entre tous nos usages ridicules, entre toutes nos lois imparfaites, entre toutes nos opinions insensées, entre toutes nos conditions si disproportionnées à nos yeux, et si égales devant toi;que toutes ces petites nuances qui distinguent les atomes appelés hommes ne soient pas des signaux de haine et de persécution;que ceux qui allument des cierges en plein midi pour te célébrer supportent ceux qui se contentent de la lumière de ton soleil;que ceux qui couvrent leur robe d’une toile blanche pour dire qu’il faut t’aimer ne détestent pas ceux qui disent la même chose sous un manteau de laine noire;qu’il soit égal de t’adorer dans un jargon formé d’une ancienne langue, ou dans un jargon plus nouveau;que ceux dont l’habit est teint en rouge ou en violet, qui dominent sur une petite parcelle d’un petit tas de la boue de ce monde, et qui possèdent quelques fragments arrondis d’un certain métal, jouissent sans orgueil de ce qu’ils appellent grandeur et richesse, et que les autres les voient sans envie:car tu sais qu’il n’y a dans ces vanités ni de quoi envier, ni de quoi s’enorgueillir.
    Puissent tous les hommes se souvenir qu’ils sont frères! Qu’ils aient en horreur la tyrannie exercée sur les âmes, comme ils ont en exécration le brigandage qui ravit par la force le fruit du travail et de l’industrie paisible! Si les fléaux de la guerre sont inévitables, ne nous haïssons pas les uns les autres dans le sein de la paix, et employons l’instant de notre existence à bénir également en mille langages divers, depuis Siam jusqu’à la Californie, ta bonté qui nous a donné cet instant.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    09-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Prima la musica?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Prima la musica, poi le parole

    Je moet geen pizzeria openhouden om het Italiaans van de titel van dit stukje te verstaan. Eerst de muziek, dan de woorden, zoiets. Benieuwd waarheen dat ons zal leiden? Ik ook…

    Muziek en woord, zo heette destijds ook het programmablad van Klara, de klassieke zender van de VRT. Daarmee verwees men naar de twee soorten uitzendingen: gesproken en muziek. Toen Klara nog BRT3 was, hebben ze eens een enquête georganiseerd onder hun luisteraars. Een ervan stelde voor om de dagprogramma’s om te wisselen met die van de nacht… Je moet weten dat van 24 tot 7 uur op Klara doorlopend klassieke muziek gespeeld werd, met enkel aan- en afkondiging; vandaag zijn zelfs die korte inleidingen verdwenen. De ondeugende luisteraar, met wie ik me wel wat verwant voelde, wou de vele praatprogramma’s verbannen naar de nacht en de hele dag mooie muziek beluisteren, zonder gezanik van commentatoren. Recentelijk is het nog meer de praatkant opgegaan: voortdurend krijgen we interviews met muzikanten, dirigenten, organisatoren, experts… wat ik van een muzikant wil horen is toch in de eerste plaats muziek, vele uitvoerende kunstenaars zijn niet steeds goed van de tongriem gesneden.

    Ik wou het hier hebben over de ontmoeting van muziek en woorden, over zingen dus, al dan niet met begeleiding.

    Je staat er niet bij stil, maar eigenlijk is zingen een best vreemde bezigheid: woorden krijgen iets extra mee, namelijk een melodie, met wisselende toonhoogte en ook een ritme en een tempo. Stel je voor dat je de weg zou vragen in een vreemde stad, en men zou je antwoorden met een liedje… En toch! Zingen is echt wel in, denk maar aan de talloze ‘songs’ die je op de radio hoort en hoe populair die zijn. Denk aan de meezingers op festivalweiden, popconcerten en de Last Night of de Proms in the Royal Albert Hall, aan de IJzerbedevaart, het Vlaams Nationaal zangfeest, aan krasse(nde) oudjes tijdens een begrafenisdienst in de dorpskerk. De mens is een zingend wezen, is dat altijd geweest en zal dat wellicht ook blijven, al zingen we nu zelf veel minder dan in mijn jeugd, toen er geen dag voorbij ging zonder een lied.

    Zingen is een speciale manier die mensen hebben om met elkaar te praten. In dat gezang zitten twee elementen: muziek en woord. En dan komt de vraag: wat is nu het belangrijkste? De noten? Of de tekst?

    Je zou denken dat de tekst toch wel voorrang heeft. Om je boodschap over te brengen gebruik je in de eerste plaats woorden. De muziek is iets dat eraan wordt toegevoegd, om het mooier te maken, als het ware. Muziek alleen, zonder woorden, is veel minder evident om een mededeling te doen.

    Tja, dat zou kunnen.

    Maar dan denk ik aan gezongen muziek, zoals de cantates van Bach en dan begin ik te twijfelen. Zowat alle muziekliefhebbers vinden Johan Sebastian Bach het begin en het einde van de muziek. Zelfs wie met totaal andere muziekvormen bezig is, drukt zijn erkentelijkheid en bewondering uit voor dit universele muzikale genie. Van al de mensen die zich ooit met muziek hebben bezig gehouden, is die ene mens, die geleefd heeft van 1685 tot 1750, nog steeds zonder enige twijfel de beste.Enkele jaren geleden ben ik als de gesmeerde bliksem ingegaan op een uitzonderlijk aanbod van Kruidvat: het verzameld werk van Bach, op 160 Cd’s. De prijs: € 80, dat is een halve € of twintig frankskes per CD, en daar staat meestal ruim 70 minuten muziek op. Vandaag kan je via de website van Kruidvat geen boeken, dvd's of cd's bestellen, jammer. De Brilliant Classics box is nog te koop via Amazon, de prijs is nu ongeveer 90 €.

    Maar ik dwaal af. Zelfs kenners zijn het erover eens dat de teksten van Bachs muziek vaak lamentabel zijn, karamelleverzen, melige godsdienstige prietpraat, zielloos gewauwel, werk van derderangs broodschrijvers, ongeïnspireerde dorpskapelanen. Dus daar gaat de redenering niet op: de letterlijke tekstboodschap is om zo snel mogelijk te vergeten, de muziek is duidelijk waar het om gaat.

    Een extreem voorbeeld van dezelfde stelling: in de jazzmuziek heb je scatt songs of een gedeelte ervan waar de zanger of zangeres geen woorden zingt maar zinloze geluiden maakt, zo van biebabelooba tadumdumtadiela… Louis Satchmo Armstrong en Ella Fitzgerald maakten pareltjes in dat genre.

    Ook in de klassieke muziek heb je dat: de vocalise is een lied of een aria zonder woorden, bijvoorbeeld op de letter a, of enkel geneuried, zoals het beroemde zoemkoor uit Madama Butterfly van Puccini. Het kan dus dat de woorden pas op de tweede plaats komen.

    Richard Strauss, ongetwijfeld een van de meest interessante figuren in de muziekwereld in eerste helft van de vorige eeuw, wijdde zijn hele leven aan het verkennen van de mogelijkheden van het samengaan van woord en muziek. Zijn laatste opera noemde hij zelf een ‘conversatiestuk voor muziek’, een muzikaal gesprek dus en gaat alleen daarover. Capriccio brengt het verhaal van een gravin die aan haar hof een groep kunstenaars bijeengebracht heeft. De componist en muzikant Flamand, de dichter Olivier en ook de regisseur La Roche vechten om haar aandacht, haar charmes en haar opdrachten. Elk vindt wat hij doet het belangrijkste en probeert dat ook te bewijzen. Volop gelegenheid voor Strauss om zijn beste kunnen te laten zien.

    Zijn Vier laatste liederen, geschreven enkele jaren voor zijn dood, zijn even betoverende staaltjes van het volmaakte huwelijk dat mogelijk is tussen woorden en muziek.

    Ik luister graag naar wat men oude muziek noemt. Dat is een ruime term voor alles wat vóór de romantiek komt, zeg maar voor Beethoven, anderen zullen zeggen voor Mozart, om het even. Bij veel van de vroegste stukken lijkt het wel alsof de woorden niet zoveel te betekenen hebben. Vaak zijn ze niet te verstaan, omdat ze gezongen worden in een taal die je niet verstaat, zoals gestileerd Italiaans of Middelnederlands, of omdat er zoveel versieringen gemaakt worden dat de woorden niet te herkennen zijn, zo van A-a-a-aa-aaa-a-mo-o-o-o-oooor… En dat dan voor twee, drie vier, tot zestien of zelfs tweeëndertig verschillende stemmen tegelijkertijd. Duidelijk dat de componist hier wou laten zien wat hij kon, de woorden waren kennelijk bijzaak.

    Iemand die daarin serieus verandering bracht, is Claudio Monteverdi. Die leefde van 1567 tot 1643. Laat de data die ik hier vermeld je niet afschrikken. Ze geven alleen maar een idee van hoelang geleden deze mensen leefden en hoe vreemd het eigenlijk is dat ze nu nog steeds belangrijk en modern zijn: er wordt overal ­ter wereld meer muziek van Bach gespeeld op een dag dan van The Rolling Stones, Eros Ramazotti of K3.

    Monteverdi wordt vaak de vader van de opera genoemd, hij zou dus de eerste opera gecomponeerd hebben. Wellicht is dat niet zo, maar L’Orfeo werd voor het eerst opgevoerd in Mantua aan het hof van de hertog, in 1607. Het is een feestelijke voorstelling van het oude Griekse verhaal van zanger Orfeus en zijn geliefde Euridice. Zij sterft door een beet van een adder tussen de bloemen, hij wil haar dood niet aanvaarden en gaat haar zoeken in de onderwereld, en brengt haar mee terug naar de levenden… of toch bijna. Het is verrassend om naar die muziek te luisteren, ze is zo ongelooflijk modern, levendig, de personages die opgevoerd worden zijn echte mensen, met echte gevoelens, die ze vertolken in tekst én muziek die onmiddellijk aanspreken, ook vandaag nog.

    En een andere belangrijke vernieuwing was dit: waar vroeger gezang begeleid werd met een harp, een gitaar of een tokkelinstrument, of een beperkte combinatie daarvan, werden nu alle bestaande instrumenten bijeengebracht in een afzonderlijke muzikale eenheid, het orkest, dat als een volwaardige partner optrad, als een eigen ‘stem’, een eigen personage, met toepassing van de juiste klankkleur van een instrument bij elke gelegenheid, zoals de jachthoorn in de verte, of de fluit voor de vogeltjes, of vernieuwende combinaties van instrumenten voor mysterieuze nevels.

    Er zijn verscheidene echt goede uitvoeringen van L’Orfeo, nu ook op DVD, zoals die met Jordi Saval, die voor de gelegenheid ook zichzelf en het hele orkest in aangepaste kledij stak. Alsof je erbij bent in 1607… In een brief zegt Monteverdi het heel scherp: de zangers vertolken gevoelens van echte mensen, niet van mythologische figuren, of van bomen, winden of abstracte goden.

    Muziek kan dus door toevoeging van tekst nog beter worden, nog krachtiger, een nieuwe dimensie krijgen. Denk aan Verdi, die een aantal drama’s van Shakespeare bewerkte voor de opera en aan zijn fenomenale expressieve versie van het Requiem. Denk aan Wagner, die in zijn tijd wellicht de belangrijkste componist van symfonieën had kunnen zijn, maar hij verkoos opera’s te schrijven en die te laten opvoeren in een operahuis dat speciaal voor zijn werken was gebouwd, een ‘gezamenlijk’ kunstwerk, waarin het hoogste waartoe een mens op artistiek gebied in staat was, in een groter geheel werd bijeengebracht.

    Tekst kan door muziek opgefleurd en zelfs verheven worden. Een eenvoudig gedicht wordt een lied en wordt door een groot publiek eigen gemaakt, zoals de Internationale, ooit, en andere verzetsliederen. Beethoven verbaasde zijn toehoorders toen hij in zijn Negende symfonie plots een koor en vier zangers inschakelde voor wat nu de Europese hymne is geworden. Mahler smokkelde kinderversjes en ook meer ernstige poëzie in zijn symfonieën binnen. In de Carmina Burana snerpt pijnlijk de hoge stem van de gans aan het spit boven het vuur, je zou voor minder.

    De eerste vijfendertig jaar van mijn leven luisterde ik vrij regelmatig naar operamuziek, zonder er ooit een gezien te hebben. Op zondagnamiddag krijg je trouwens nog altijd geliefde en soms minder bekende operafragmenten op Klara. Vaak licht men nu het verhaaltje wat toe, maar vroeger had ik er geen idee van waarover het ging, dus toen was de muziek voor mij het enige. Italiaans, dat ik niet begreep, klonk goed, met al die open klinkers, waar een tenor als Pavarotti of een sopraan als Callas een feest van verstaanbaarheid konden van maken. Bij opera-opvoeringen kon je een programma kopen met de tekst van het libretto, maar de zaal was in het duister gehuld, dus lezen kon je enkel tijdens de pauze. Dat lost men nu elektronisch op: de tekst wordt als onder- of boventitels van de scène geprojecteerd of in een lichtkrant gebracht, in de Munt zelfs in de beide landstalen, voor en na de pauze afwisselend links en rechts. Er zijn al huizen waar je de tekst kan volgen op een schermpje in de rug van de zetel voor jou. Dat maakt het trouwens overbodig om opera in vertaling te brengen, iets wat vroeger overal gebeurde, in het Frans, het Duits, het Engels, het Russisch, in Antwerpen zelfs in het Vlaamsch. Dus is tekst toch belangrijk!

    Ook Richard Strauss (niet van de wals-familie!) bood uiteindelijk bewust geen antwoord op de vraag wat nu eerst kwam, la musica of le parole. De Gravin wandelt weg uit de slotscène terwijl ze twijfelt wie ze ’s anderendaags zal ontmoeten, Olivier, de dichter, of Flamand, de muzikant. Zijn antwoord lijkt me nochtans evident: de versmelting van de twee in de zang van solisten en koor, begeleid door een majestueus orkest, opera dus, is de bekroning van de beide.

    Niets is zo kras als de mens, zei Sofokles al (op school noemden wij hem Chocofles…). De mens moet niet kiezen tussen al zijn mogelijkheden, hij kan gebruik maken en genieten van alles wat hij vermag. Demosthenes oefende zich voor zijn redevoeringen door aan het strand te staan schreeuwen boven het gedruis van de aanstormende golven, of met steentjes in zijn mond (iets voor de mensen onder ons die worstlzen mez eem kunftgebif). Hitler bouwde zijn macht op zijn voor de spiegel ingestudeerde dramatische toespraken. Hugo Claus las zijn gedichten voor en betoverde zijn publiek. Een eenzaam jongenssopraantje zingt tijdens de Advent in een lege kloosterkerk het Rorate caeli desuper en de dauw daalt neder over de harten van zeldzame gelovigen en de vele vertwijfelden. Evita Perón neemt afscheid van haar land en bezweert: don’t cry for me, Argentina. Het opwindend thema van Star Wars begeleidt de troopers op hun laatste dodelijke aanval op het hart van de Battle Star. Pavarotti heft aan het einde van zijn laatste concert Nessun dorma aan en geen mens die slaapt in Bayreuth, in Salzburg, in Glyndenbourne, Rome, Berlijn, Milaan, Madrid, New York, Sint-Petersburg, Los Angeles, of in Werchter.

    Muziek en woord, de mens in zijn nobelste gedaante.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    06-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Holocaust
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor uitzonderlijke gebeurtenissen gebruiken wij meestal grote woorden. We spreken van de Slag der Gulden Sporen, van de Franse Revolutie, van de Grote Oorlog (WO I); de ellende en de gruwel van oorlogen drukken we uit door ze met hun duur te benoemen: de Dertigjarige, de Tachtigjarige, Honderdjarige oorlog. We hebben het ook over de Copernicaanse Revolutie, over de Grote Verandering. In Ierland was er een Great Famine, in Londen the Great Fire, in 1348 heerste de pest of the Black Death. Alles is begonnen met de Big Bang, alles eindigt in de Apocalyps. Maar geen enkel woord heeft in onze tijd zo’n grote weerklank gevonden als de naam die wij geven aan de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog: de Holocaust.

    Dit vreemde woord hebben we overgenomen uit het Grieks. Je vindt er twee Griekse woorden in terug, holos en kaustos, ‘heel’ en ‘verbrand’. De term holokauston bestond al in de Griekse oudheid en verwees naar brandoffers waarbij een offerdier helemaal opgebrand werd (holokautein), tot er niets dan as van overbleef. Dit was in tegenstelling tot thyestai, waarbij de eetbare delen werden geroosterd en verorberd door de priesters, soms samen met de gelovigen; de beenderen en het vet liet men dan verder opbranden voor de goden. Ook de Joden kenden dat verschil: de term olah verwijst naar een ‘volledig offer’, waarbij er niets resteerde dan wat as, die dan door de priesters ritueel werd verwijderd en gedeponeerd op een koosjere plaats. Toen het Oude Testament in het Grieks werd vertaald als de Septuagint (rond 200 voor onze tijdrekening), gebruikte men voor het Hebreeuwse olah, brandoffer, het Griekse woord holokauston. Naar verluidt is men die term in zijn letterlijke, etymologische betekenis vanaf rond 1850 beginnen te gebruiken voor grote rampen. Na de Tweede Wereldoorlog werd het de vaste term, misschien ook omwille van de vreemde afkomst en de associatie met de Bijbel en het Jodendom, voor de vernietiging door de Nazi’s van zes miljoen Joden (en vele anderen). In de Joodse traditie spreekt men van de Shoah, Hebreeuws voor ‘onheil’. Nog later, in de Koude Oorlog, toen de totale vernietiging van de wereld in een nucleaire wereldbrand een reële mogelijkheid was, kreeg die verschrikking ook de titel van Holocaust, met hoofdletter.

    Een van de vindplaatsen in het Oude Testament van ons woord is het verhaal van Jephtha, Jeftha of Jefte. We vinden het in het Boek Rechters of Richteren, hoofdstuk 11. Jefta is de leider van de Israëlieten in een territoriaal conflict (toen ook al, ja…) met de Ammonieten. De onderhandelingen lopen op niets uit en

    29Toen werd Jefta gegrepen door de geest van de HEER. Hij trok door heel Gilead en Manasse, ging daarna weer terug naar Mispa in Gilead en trok van daar op tegen de Ammonieten. 30Hij beloofde de HEER: ‘Als u de Ammonieten aan mij uitlevert, 31dan zal het eerste dat me bij mijn behouden thuiskomst tegemoet komt voor u zijn; dat zal ik als brandoffer (= holokauston) aan u opdragen.’ 32Toen trok hij op tegen de Ammonieten en bond de strijd met hen aan, en de HEER leverde ze aan hem uit. 33Jefta sloeg hen terug van Aroër tot Minnit en Abel-Keramim en nam daarbij niet minder dan twintig steden in. Zo bracht hij een zware nederlaag toe aan de Ammonieten, die het hoofd moesten buigen voor de Israëlieten.

    34Toen Jefta terugkwam in zijn woonplaats Mispa, werd hij met reidansen en trommelspel verwelkomd. Zijn dochter ging voorop. Zij was zijn enige kind, andere zonen of dochters had hij niet. 35Meteen toen hij haar zag scheurde hij zijn kleren en riep uit: ‘Ach mijn kind, dat jij me deze slag moet toebrengen, dat juist jij het bent die me in het ongeluk stort! Ik heb de HEER een gelofte gedaan en daar kan ik niet op terugkomen.’ 36‘U hebt de HEER een gelofte gedaan, vader,’ antwoordde ze. ‘Nu hij u gewroken heeft op uw vijanden, de Ammonieten, moet u met mij doen zoals u hebt beloofd. 37Maar dit wil ik nog vragen: gun me voordat u uw gelofte ten uitvoer brengt nog twee maanden tijd, zodat ik met mijn vriendinnen de bergen in kan trekken om erover te treuren dat ik nooit iemands vrouw zal zijn.’ 38‘Goed,’ zei Jefta, en hij liet haar voor twee maanden de bergen in gaan om met haar vriendinnen om haar maagdelijkheid te treuren. 39Toen die twee maanden voorbij waren keerde ze naar haar vader terug, en hij bracht zijn gelofte ten uitvoer. Nooit had ze met een man geslapen. Sindsdien is het in Israël de gewoonte 40dat de jonge meisjes elk jaar vier dagen lang rouwklagen om Jefta’s dochter.

    Het is een verhaal dat de katholieke kerk vandaag niet onder de aandacht van de gelovigen brengt, om begrijpelijke redenen. Toch wordt Jefta in de Hebreeënbrief (die overigens niet van Paulus is) 11de hoofdstuk wel expliciet vernoemd en geprezen om zijn geloof:

    32Wat valt hier nog aan toe te voegen? De tijd ontbreekt me om te vertellen over Gideon en Barak, Simson en Jefta, David en Samuel, en over de profeten, 33die door hun geloof koninkrijken overwonnen, gerechtigheid lieten gelden, en kregen wat hun beloofd was; die leeuwen de muil toeklemden, 34aan vuur de laaiende kracht ontnamen en ontkwamen aan de houw van het zwaard; die hun zwakheid krachtig overwonnen, in de oorlog machtige helden werden en vijandelijke legers op de vlucht joegen. 35Vrouwen kregen hun doden terug doordat die uit de dood opstonden. Anderen werden gemarteld tot de dood erop volgde en wilden van geen vrijlating weten, omdat ze uitzagen naar een betere opstanding. 36Weer anderen kregen te maken met bespotting en geseling, zelfs met arrestatie en gevangenschap. 37Ze werden gestenigd of doormidden gezaagd, of stierven door een moordend zwaard. Ze zwierven rond in schapenvachten of geitenvellen, berooid, vernederd en mishandeld. 38Ze doolden door verlaten oorden en berggebieden en verscholen zich in grotten en holen onder de grond. Ze waren voor de wereld te goed. 39Al deze mensen, die van oudsher om hun geloof geprezen worden, hebben de belofte niet in vervulling zien gaan 40omdat God voor ons iets beters had voorzien, en hij hen niet zonder ons de volmaaktheid wilde laten bereiken.

    De traditie heeft het heel moeilijk gehad met dit Bijbels verhaal, meer nog dan met dat van het offer van Isaac; lees hierover meer en klik: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=426499

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=427925

    Bij Isaacs brandoffer, olah of holocaust weerhoudt de hand van God of zijn engel op het laatste moment het mes van Abraham. Jefta voert zijn verschrikkelijke belofte aan God zonder meer uit, zijn enige dochter onderwerpt zich na de gepaste rouwperiode goedschiks aan zijn barbaarse daad. In de vele bewerkingen die van dit verhaal zijn gemaakt, heeft men er een happy end aan gebreid zoals bij Isaacs offer: Iphis, zoals de dochter dan heet, wordt niet (al dan niet levend) verbrand, maar gebruik makend van de elementen in het verhaal die naar haar maagdelijkheid totterdood verwijzen, wordt haar doodsvonnis op het laatste moment na de obligate tussenkomst van een engel omgezet in een zeer betreurde levenslange verplichte maagdelijkheid.

    Zo is het in het oratorium van Haendel, Jephtha (1751), waar de heldhaftige vader een ontroerende aria zingt, waarin hij de engelen vraagt om zijn dochter op haar weg naar de hemel te begeleiden. De Deus ex machina-oplossing was allicht ook aanwezig in Meyerbeers opera De gelofte van Jefta (1812). Rond 1648 schreef Carissimi een oratorium Jephte, dat in 1967 door Hans Werner Henze werd gemoderniseerd, wellicht met dezelfde elegante vervorming van de oorspronkelijke Bijbelse versie. In 1659 schreef Vondel zijn ‘Jefta, een offergelofte’; ik vermoed dat ook daar voor die formule gekozen is. Meer recentelijk was er een roman van de Duitse schrijver Lion Feuchtwanger (1884-1958) Jefta und Seine Tochter (1957); daar is geen sprake van een soft versie, natuurlijk: de auteur is geen katholiek maar een jood en keert dus terug naar de originele versie in al haar dramatische onbegrijpelijkheid. Wanneer Oedipus beseft dat hij zijn vader heeft vermoord en zijn eigen moeder tot vrouw heeft genomen verwacht je ook niet dat Zeus in de wolken verschijnt om te zeggen dat het maar een grapje was om hem te testen en dat hij zich helemaal de ogen niet hoef uit te steken, toch?

    Zoals ik hier al vaker heb aangetoond, vind je in de Bijbel meer teksten die absoluut niet passen in de christelijke interpretatie dan andere. Het Oude Testament is voorwaar geen Gewijde Geschiedenis, behalve in de grondig gekuiste versies die wij op school in beduimelde handboeken aangeboden kregen. Ook dat is wat men in de christelijke theologie ‘accommodatie’ noemt (klik hier voor meer: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=506048). Als men in de Bijbel iets tegenkomt dat niet past in het beeld dat men van God wil ophangen, dan zegt men doodleuk dat het eigenlijk niet zo bedoeld is, dat het een andere, verborgen of onderliggende betekenis heeft, dat je dat storend element in zijn historische context moet begrijpen, dat God zich immers steeds heeft aangepast of geaccommodeerd aan zijn publiek. Hij sprak dus anders tegen de Israëlieten destijds dan hij nu tot ons zou spreken.

    Dat is allemaal goed en wel, het lijkt een aanvaardbaar hermeneutisch principe, dat we zonder enige aarzeling ook op profane teksten toepassen: je moet rekening houden met de Sitz im Leben als je een tekst wil begrijpen; je leest een middeleeuwse ballade niet zoals de tekst van een rapper. Het probleem met een dergelijke manier om de Bijbel te lezen is dat men die enkel toepast op de vervelende, storende of ronduit onaanvaardbare passages en al het overige, dat wel in overeenstemming is met het ideale godsbeeld, toch als het onomstootbare Woord van God zelf aanneemt.
     
    Exegeten hebben zich in de meest ingenieuze grammaticale en stilistische bochten gewrongen om het verhaal van Jefta anders te verklaren; wanneer dat niet lukte, heeft de kerk en de door de kerk gecensureerde kunst de tekst gewoon veranderd, al dan niet met een verwijzing naar het accommodatieprincipe. Maar waarom dat dan ook niet toepassen op de duizenden andere onaanvaardbare passages? Waarom vasthouden aan de mirakels? Eerst heeft het christendom die van het Oude Testament, van de Joden dus, verworpen als slechts een manier van spreken; later hebben de meest progressieve theologen dat ook willen toepassen op de mirakels die Christus zelf zou gedaan hebben, maar de kerk heeft dat nooit aanvaard. Ook zo voor de Verrijzenis: geen sprake van dat men dat figuurlijk zou lezen, nee: de Heer is waarlijk opgestaan, terwijl Jefta’s dochter niet echt vermoord is door haar vader als een zoenoffer voor God. Zie je wat ik bedoel?

    Laten we even terugkeren naar dat verhaal van Jefta. Aandachtige lezers of fervente operaliefhebbers hebben ongetwijfeld een belletje horen rinkelen toen ze het verhaal hier lazen: een koning of veldheer doet een uitdagende belofte aan de goden of God: indien hij een veldslag wint, zal hij het eerste dat hij tegenkomt bij zijn thuiskomst offeren; dat blijkt helaas zijn eigen kind te zijn. Het is het verhaal van de bekende opera van Mozart: Idomeneo Re di Creta (1781), op een libretto van Varesco. Erg origineel was dat libretto niet: in 1712 componeerde André Campra al een opera op een tekst van Antoine Danchet en Varesco liet zich gewillig en klakkeloos leiden door die versie van het Idomeneus-verhaal. Danchet had dat verhaal evenmin zelf bedacht. Het behoorde, althans wat de personages betreft, tot de klassieke oudheid, meer bepaald het Iliasverhaal, waar Idomeneus een van de aanvoerders is van de Grieken, een belangrijk adviseur van Agamemnon, een van de Grieken die plaats namen in het Trojaanse paard. Maar het verhaal dat ook hij een belofte deed aan de goden en dan zijn eigen zoon, Idamante bij Mozart, moest offeren, vinden we niet bij Homeros, ook niet bij Vergilius, maar pas veel later, bij een geleerd commentator van de Aeneis van Vergilius, namelijk Maurus Servius Honoratus (4de eeuw) en naar verluidt ook bij anderen na hem. Het verhaal werd opgepikt door Fénélon in zijn beroemde Les Aventures de Télémaque (1693-4), een onverbloemde kritiek op het vorstelijk absolutisme. Van daar heeft het dan zijn weg gevonden tot bij Mozart.

    Maar daarmee weten we nog niet waar het verhaal echt is ontstaan. Het was al gemeengoed in de vierde eeuw, Servius heeft het wellicht niet zelf verzonnen. In de Loeb-uitgave van Apollodorus ‘Bibliotheek’ door J.G.Frazer (van de Golden Bough, inderdaad) is er sprake van The Vow of Idomeneus (hoofdstuk 12). Het is echter onduidelijk waar en wanneer ‘de gelofte van Idomeneus’ voor het eerst verschenen is in de literatuur. Er zijn natuurlijk verscheidene elementen die ons bekend voorkomen. Het offeren tot de goden, vooral die van de zee, was een vast gebruik, dat lezen we al herhaaldelijk bij Homeros. Het meest bekende verhaal daaromtrent is dat van Iphiginea, de dochter van Agamemnon en Clytaemnestra, die door haar vader wordt geofferd om een gunstige wind te bekomen voor de Griekse vloot op weg naar Troje. Ook dat berust op een belofte die Agamemnon ooit had gedaan, namelijk dat hij het beste van de oogst van dat jaar zou offeren aan Artemis, niet beseffend dat de godin zijn dochter zou opeisen. Er zijn talrijke bewerkingen voor toneel en opera gemaakt op basis van de treurspelen van Euripides.

    In de Griekse mythologie vallen kinderen wel vaker als slachtoffer, denken we maar aan Medea. Idomeneus keert na de val van Troje terug naar Kreta, net zoals Odysseus en moet de goden van de zee en van de wind gunstig stemmen door zoenoffers. Het is dus geen grote sprong voor de verbeelding naar de tragische ontwikkeling waarbij het beloofde offer het eigen kind blijkt te zijn. Toch meen ik dat het niet onwaarschijnlijk is dat deze late aanvulling bij het Idomeneusverhaal uit de klassieke oudheid zou teruggaan op het Bijbelse verhaal van Jefta. Het Oud Testament was toen al lang vertaald in het Grieks en de Septuagint was in de Hellenistische periode en in de Romeinse tijd alom bekend, het was de versie waarin de Bijbel toen werd gelezen. In de vierde eeuw was het christendom de staatsgodsdienst. Een vermenging van twee tradities, de Grieks-Romeinse en de Bijbelse, is dus niet ongewoon. Dat men het Bijbelse verhaal heeft aangepast door het slachtoffer een zoon te maken in plaats van een dochter, lijkt dan weer te verklaren door de invloed van het verhaal van Abraham en Isaac, dat algemeen bekend en zeer geliefd was in de christelijke traditie.

    Ik eindig met een verwijzing naar twee min of meer recente films rond de Holocaust. In Sophie’s Choice, naar de roman van William Styron (1979), moet een moeder kiezen welk van haar twee kinderen zal gespaard worden in Auschwitz. Zij ‘offert’ haar dochtertje als brandoffer en spaart zo haar zoontje. In La vita è bella (1997) offert een vader zichzelf op om zijn zoontje te redden in een Nazi concentratiekamp.

    Wij denken nogal gemakkelijk dat brandoffers niet meer van deze tijd zijn. De herinnering aan de Holocaust en de gruwelen die ook vandaag nog gebeuren, moeten ons doen inzien dat de vreselijke keuzes waarvoor een mens zich kan geplaatst zien van alle tijden zijn. Misschien is dat de diepere betekenis van het verhaal van Jefta en van Idomeneus: het is niet God of de goden die ons een hartverscheurende, onmogelijke keuze opleggen of ons dwingen om ons aan roekeloos gemaakte beloften te houden. Dat is maar de inkleding, de ‘accommodatie’. De echte boodschap is dat het leven vol verrassingen is, dat tragische gebeurtenissen iedereen kunnen overkomen, dat het noodlot toeslaat wanneer we het niet verwachten, dat we het meest kwetsbaar zijn in wat ons het dierbaarst is.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    05-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.open brief aan een christelijk gelovige (niet kerkelijk)

    Open brief aan een christelijk gelovige

    Op mijn jongste bericht, dat je hieronder kan lezen, kreeg ik een reactie van een lezer die zich christelijk gelovig noemt, maar eraan toevoegt dat hij niet kerkelijk is. Hij kan zich min of meer vinden in wat ik geschreven heb over godsdienstvrijheid, maar hij is het helemaal niet eens met wat ik vervolgens schrijf over de katholieke kerk.

    Vooreerst wil ik nog even kort mijn eigen standpunt samenvatten. Godsdiensten zijn feitelijke verenigingen van mensen. Als dusdanig kunnen zij genieten van de rechten die alle verenigingen hebben in een bepaald land, maar vallen zij ook onder de wettelijke verplichtingen die verenigingen hebben, bijvoorbeeld ook de fiscale. Wanneer zij strafbare feiten plegen, dan kunnen zij daarvoor vervolgd worden. Zij hebben met andere woorden geen bijzonder juridisch statuut uit hoofde van het feit dat zij godsdienstige verenigingen of organisaties zijn. Ik leid dit alles af uit de grondwet, die zegt dat er vrijheid van vereniging is, vrijheid van godsdienst maar ook een volledige scheiding van kerk en staat.

    Laten we nu eens naar de praktijk kijken. De kerk heeft zich in België (ik beperk me tot wat ik weet) een zeer bijzonder statuut verworven. Ze is een staat in de staat. Het feit dat haar invloed en macht sterk getaand is, verandert daar niet zoveel aan. De aartsbisschop van Mechelen-Brussel is nog steeds de eerste in de protocollaire rij, hoeveel of hoe weinig gelovigen hij ook vertegenwoordigt. De kerkfabriek van een gemeente moet nog steeds opdraaien voor de kosten van de eredienst en het onderhoud van de gebouwen, hoeveel of hoe weinig gelovigen er ook nog naar der kerk gaan. De financies en de leiding en het beheer van katholieke scholen, klinieken, hospitalen, weeshuizen, verzorgingsinstellingen voor ouderen, personen met een handicap enzovoort, van kloosters, abdijen en congregaties enzovoort, zijn gehuld in mysterie. De controle op die ondoorzichtige organisaties is onbestaande. Klachten tegen kerkelijke instanties of bedienaars van de eredienst worden in de regel geseponeerd. De kerk onttrekt zich op alle mogelijke manieren aan elk burgerlijk maatschappelijk toezicht. De kerk is onaantastbaar, zij is immers boven alle verdenking verheven.

    Wie de geschiedenis bekijkt, weet dat de kerk allerminst een dergelijk statuut verdient. Als organisatie van mensen heeft zij zich schuldig gemaakt aan alle vergrijpen en misdaden die mensen en organisaties kunnen begaan. Zij heeft zich, om de woorden van kardinaal Danneels en verscheidene bisschoppen te gebruiken, meer bezig gehouden met het belang van de kerk en haar bedienaars dan met de gelovigen. Zij heeft vanuit haar overheersende positie misbruik gemaakt van die macht en dat op alle domeinen, sinds haar ontstaan en tot op de dag van vandaag. Gedurende tweeduizend jaar heeft zij een theocratisch machtsapparaat uitgebouwd dat zijn gelijke niet kent. All power corrupts, absolute power corrupts absolutely, dat is ook gebleken in de kerk. Hoe zij is omgegaan met ongelovigen, heidenen, anders-gelovigen, ketters, afwijkende meningen en dissidenten, is een afschuwelijke geschiedenis die met bloed en tranen is geschreven. Wat zij heeft aangericht in de hoofden van de mensen, in onze geesten, in onze hersenen, in ons verstand, is zo mogelijk nog erger. Zij heeft geprobeerd, en is daar grotendeels in geslaagd, om de hele wereld te doordringen van haar ideeën, om alle mensen te onderwerpen aan haar invloed en haar gezag. Zij heeft in zeer ruime mate bepaald hoe wij denken en doen. Haar leidraad daarbij was, zoals zij zelf toegeeft, haar eigen belang. De vestiging van het Rijk Gods hier op aarde, dat was en is haar doelstelling, kat’ holen tèn gèn, over heel de wereld, vandaar: katholiek.

    Dat gebeurde door de meedogenloze onderwerping van de mens aan de kerk, door het beknotten van zijn persoonlijke autonomie. De kerk schrijft voor wat goed en slecht is, beslist wat mag en niet mag. De kerk schrijft de wet voor, ze is de wet. De kerk is geen democratie, wenst dat niet te zijn, het is een hiërarchie, een gevestigde orde, waarbij alleen het opperste gezag beslist, onfeilbaar en onaanvechtbaar. Het is een organisatie waarin geen inspraak mogelijk is, waar geen verkiezingen zijn (behalve voor de hoogste functie), waar de gelovigen geen rechten hebben, enkel plichten en waar het interne kerkelijk recht enkel dient om het instituut te beschermen en te vrijwaren. De mens is niets, God, of de kerk, is alles.

    Wanneer ik dan de misdaden, en ik bedoel de burgerlijke misdaden, de strafbare feiten van de kerk vergelijk met die van om het even welke dictator: Hitler, Stalin, Pol Pot, Pinochet, Sadam Hoessein, dan stel ik vast dat zowel in omvang als in ernst van de misdaden de kerk ver boven elk van deze regimes uitsteekt. Het aantal onschuldige slachtoffers is ontelbaar, zoals objectief aantoonbaar is in de geschiedenis. Enkele voorbeelden: 90% van de oorspronkelijke bevolking van het Amerikaans continent, even veel mensen als er toen in Europa woonden, is uitgeroeid door de christelijke veroveraars; in de Dertigjarige godsdienstoorlog in Duitsland en omstreken is een derde van de bevolking uitgeroeid, de helft van de mannelijke bevolking, in veel streken bleef slechts een kwart van de bevolking in leven; van de Katharen is niemand overgebleven; het aantal rechtstreekse en onrechtstreekse slachtoffers van de kruistochten is niet te tellen; op de brandstapels en in de martelkamers van de inquisitie stierven honderdduizenden totaal onschuldige mensen, ook geleerden, intellectuelen en wetenschappers. De rijkdom die opgestapeld was in kerkelijke paleizen, abdijen, kerken en kloosters tot voor de Franse revolutie was onschatbaar. De waarde van de kerkelijke bezittingen oversteeg en overstijgt nu nog elke redelijke schatting. Al die bezittingen zijn op zijn minst op bedenkelijke wijze verworven. Wanneer vandaag een sekte als Scientology dat probeert, valt het gerecht er binnen en worden hun activiteiten terecht verboden of aan banden gelegd.

    Hitler en het Nazisme hebben de wereld gedurende enkele decennia in een hel veranderd, de meeste slachtoffers vielen in een periode van slechts enkele gruwelijke oorlogsjaren. De kerk daarentegen heeft een ononderbroken verschrikkelijke geschiedenis van tweeduizend jaar onderdrukking en schrikbewind. Kan men het mij dan kwalijk nemen dat ik zeg dat we duizend keer meer reden hebben om de kerk voor een internationaal strafhof te slepen en haar te vervolgen wegens misdaden tegen de mensheid en de menselijkheid? Men hoort nu voortdurend stellen, in verband met seksueel misbruik door de kerk en haar bedienaars, dat de feiten verjaard zijn. Stel dat Hitler, zoals sommigen blijven beweren, geen zelfmoord had gepleegd en ergens was blijven leven tot 1979 (hij zou dan 90 geweest zijn), met een grote schat aan juwelen en goud, zoals sommigen beweren. Indien men hem dan zou gevat hebben, zou men hem ook vrijpleiten wegens verjaring van de feiten en hem zijn schatten laten behouden?

    Dat is wat ik beweer: de kerk heeft gruwelijke misdaden begaan tegen de mensheid is daarvoor nooit ter verantwoording geroepen; zij heeft de mensheid bestolen en uitgebuit om zichzelf te verrijken en heeft nooit restitutie gedaan; zij heeft de mensheid misleid en opgezadeld met verderfelijke ideeën, die haar natuurlijke ontwikkeling hebben verlamd en haar voorspoed en ontwikkeling op ontstellende manier hebben afgeremd; zij heeft honger en ziekte in stand gehouden en zelfs bevorderd, zoals zij nog doet met HIV door haar condoomverbod. De huidige bewindvoerders van de kerk huldigen nog steeds dezelfde verderfelijke ideologie. Zij zijn nog steeds in het bezit van onschatbare rijkdommen. Hun geheime archieven zijn ontoegankelijk of vernietigd. Hun wereldse macht is nog steeds zeer aanzienlijk. Het seksueel misbruik is een ware plaag geweest in de kerk, altijd en overal, ook nu nog. De financiële malversaties en de witwaspraktijken, tot in het Vaticaan toe, zijn bewezen. De kerk is nog steeds een wereldlijke macht, met een internationaal erkend staatshoofd en met officiële ambassadeurs.

    Waarom treedt de burgerlijke overheid niet op? Waarom is de kerk onschendbaar? Wat is er zo speciaal aan die vereniging van mensen dat zij zich alles kan permitteren, dat zij geen verantwoording dient af te leggen over wat zij vandaag doet, laat staan over haar misdaden in het verleden?

    Indien de kerk vandaag zou behandeld worden zoals alle andere organisaties, dan was zij op korte tijd bankroet, zoals er nu al verscheidene bisdommen zijn die failliet gegaan zijn na veroordelingen voor seksueel misbruik door priesters. Indien zij controles zou krijgen van de fiscus, dan zou zij enorme sommen achterstallige belastingen moeten betalen. Indien men haar instellingen zou doorlichten, dan zou blijken dat zij inbreuken begaat tegen elke denkbare handelswet, tegen elke administratieve bepaling en elke wet uit het burgerlijk wetboek.

    Ik ben een voorstander van godsdienstvrijheid. Maar dan moet elke godsdienst gelijk behandeld worden, als een menselijke organisatie, geen goddelijke. Godsdiensten mogen geen beschermd statuut hebben, op geen enkel domein. Als men hoofddoeken verbiedt, dan ook Romeinse boordjes en gouden borstkruisen. Als men voetbalverenigingen belast, dan ook kerken en kloosters. De staat moet bedienaars van de eredienst geen wedde geven, moet geen kerken of sekten subsidiëren. Kerken mogen het maatschappelijk leven niet overnemen. Onderwijs, medische dienstverlening, zorg voor zieken, ouderen, personen met een handicap, wezen, armen en daklozen moeten door de staat zelf georganiseerd worden, niet door of via kerken. Kerken moeten zich ver houden van politieke beïnvloeding, ook over morele kwesties en de staat mag zich niet laten leiden door religieuze principes wanneer er beslissingen genomen worden voor alle burgers. En vooral: wanneer kerken of hun leden of bedienaars misdaden begaan, dan moeten zij daarvoor vervolgd en gestraft worden zoals iedereen.

    Ik wil deze open brief besluiten met een rechtstreekse vraag aan mijn christelijk gelovige maar niet kerkelijke lezer.

    Beste L., wat moet ik me voorstellen bij uw christelijk geloof? Hoe kan iemand christelijk gelovig zijn en niet kerkelijk? Wat is de basis van uw geloof? Is dat gesteund op een openbaring door God en Jezus Christus in persoon aan jou persoonlijk? Als dat zo is, dan zijn we uitgepraat, daar kan ik niet tegen op. Maar ik veronderstel van niet, want uit je reactie leid ik af dat je veeleer een redelijke mens bent. Dan heb je je geloof te danken aan de kerk, toch? Die heeft de mythische Christus zelf verzonnen, heeft eerst via Paulus haar boodschap verspreid en op schrift gesteld, heeft vervolgens zijn fictief levensverhaal en zijn vermeende uitspraken in het evangelie vastgelegd, na veel controverses over de inhoud. Die kerk heeft zich dan ontwikkeld over de hele wereld en zeer verstandige mensen hebben hun beste krachten gewijd aan haar verbreiding. De kerk heeft haar principes vastgelegd en onderwezen, overal ter wereld.

    Zonder de kerk is er geen geloof, geen beleving, geen principes, geen ideologie, geen Christus, geen God. Als je langer dan dertig seconden nadenkt, beste L., dan moet je erkennen dat jouw christelijk geloof gebaseerd is op wat andere mensen (de kerk) je gezegd hebben. Is het dan nooit bij jou opgekomen dat die mensen, zoals alle anderen, niet altijd zeer betrouwbaar zijn? Dat het loutere woord van een mens een zeer bedenkelijke basis is om je eigen leven op te verankeren? Hoe kan je afstand nemen van een kerk, haar organisatie, haar bedienaars, haar geschiedenis en toch jezelf christelijk gelovig noemen? Met wel recht?

    Waarin bestaat je geloof, beste L.? Waardoor laat jij je leiden? Hoe beslis jij over goed en kwaad? Over wat je doet en laat? Zijn het regels die je zelf autonoom hebt ontdekt? Dan ben je een vrijdenker. Of zijn het de regels van de openbaring, van het evangelie? In dat geval ben je kerkelijk, ook als je niet naar de mis gaat, want zonder de kerk is er geen evangelie, geen openbaring.

    Is je geloof dan misschien een diep ontzag voor het universum, een heilige overtuiging dat wij mensen elkaar als gelijke moeten liefhebben en ons milieu moeten respecteren, dat niemand zijn wil met geweld mag opleggen aan anderen en dat wij vreedzaam moeten samenleven met elkaar?

    Dan heet ik je van harte welkom in de kring van de vrije, gelijke en solidaire maar ongelovige mensen.



    Categorie:God of geen god?
    Tags:maatschappij
    03-01-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienstvrijheid en de grenzen van de democratie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vrijheid, gelijkheid en solidariteit zijn nobele principes die wij hoog in het vaandel dragen en terecht. De geschiedenis van onze beschaving is het lange, schrijnende verhaal van de strijd van de mens tegen elke vorm van onderdrukking. Vandaag staan we op dat punt, althans globaal gesproken, veel verder dan ooit het geval is geweest. Meer mensen leven in een democratische maatschappij dan ooit tevoren. Precies dat lijkt wel de aanleiding voor een aantal onder hen om vragen te stellen bij de grenzen van de democratie en van de tolerantie, de vrijheid die wij anderen gunnen.

    Wat bedoelen wij met vrijheid en hoe ver kan die gaan? Moeten wij ook de vijanden van de democratie en van de menselijke vrijheid het recht gunnen om ongehinderd hun gang te gaan en zo het met zoveel moeite opgebouwde en nog steeds precaire bouwwerk van onze vrije samenleving in het gedrang te brengen? Het is een indringende, fundamentele vraag voor ons allen. Laten we er wat dieper op ingaan aan de hand van enkele concrete voorbeelden.

    Een van de meest moeizaam verworven mensenrechten is de vrijheid van meningsuiting, vooral onder de vorm van de persvrijheid. Iedereen heeft niet alleen het recht om te denken wat hij of zij wil, wij mogen ook ons gedacht zeggen en schrijven. Niemand kan worden veroordeeld of bestraft voor het kenbaar maken van een opinie. Er zijn daarop maar heel weinig uitzonderingen en justitie is niet geneigd om die in de praktijk gemakkelijk toe te kennen. Enkel wanneer er zeer uitzonderlijk sprake is van flagrante en bewuste laster en eerroof, met grote persoonlijke schade voor de betrokkene, mag men zich verwachten aan een terechtwijzing of erger. Dat betekent dat men vandaag zowat alles kan schrijven en drukken of op het internet kan zetten. Pornografie in woord en beeld? Alles, alles kan. Persoonlijke aanvallen op een publiek persoon? Toe maar. Het persoonlijk leven van al dan niet bekende figuren in geuren en kleuren openbaar maken? Waarom niet?

    Maar men gaat nog verder, veel verder. Wij maken het mee dat men onschuldige gijzelaars op gruwelijke wijze afmaakt, live op internet. Zelfmoordterroristen spreken ons toe, getooid met hun wapens en springstoffen en loven de God die hen leidt en zal belonen. Politieke en religieuze leiders spreken hun banvloeken uit tegen hun tegenstanders en roepen hun volgelingen op om hun moorddadige fatwa’s voor hen uit te voeren, al dan niet tegen een fikse beloning. Zelfs in de meest democratische landen zijn er lieden die intolerantie prediken, die als enig agendapunt de vernietiging van hun ideologische tegenstanders hebben. Wat te denken van een anti-Islampartij? Van machtshebbers die hun politieke tegenstanders vervolgen, martelen en vermoorden? Van landen die zich gewapenderhand mengen in interne conflicten van andere landen?

    De tolerantie is vaak ver te zoeken. In Hongarije legt een nieuwe wet de persvrijheid grondig aan banden. In Rusland worden journalisten vermoord. In Myanmar en nu ook in China belanden dissidenten in de cel, ook als ze de Nobelprijs krijgen voor de vrede of misschien precies daarom.

    Er is, met andere woorden, een grens aan de verdraagzaamheid. Die ligt, in tegenstelling tot vroeger, niet zozeer op het domein van de welvoeglijkheid, het erotische en het seksuele, waar nu alles toegelaten is of gedoogd. Ook het religieuze, dat vroeger beschermd werd door de strengste wetten en straffen tegen elke vorm van blasfemie, ontkenning of kritiek, lijkt vandaag volledig vogelvrij. In de kunst heerst de grootst mogelijke verdraagzaamheid. Het zijn vooral ondemocratische regeringen of dictators die elke vorm van kritiek op hun bewind de mond snoeren.

    Het ontbreken van elke beperking van de vrijheid van politieke en religieuze bewegingen in de democratische regimes brengt echter met zich mee dat individuen en organisaties ongestraft het democratische karakter van de moderne samenleving in vraag kunnen stellen en zelfs openlijk bestrijden. Een journalist mag zich herhaaldelijk en op de meest grove wijze uitlaten over een bevolkingsgroep of de aanhangers van een religie, maar riskeert dat hij daarvoor vermoord wordt. Een politicus die hetzelfde doet, gaat vrijuit voor het gerecht, wordt verkozen bij acclamatie en bepaalt mede de politiek van het land. Imams mogen hun gelovigen oproepen tot de jihad en de invoering van de sharia bepleiten, bisschoppen mogen de bevolking aanzetten tot burgerlijke ongehoorzaamheid als het gaat om ethische kwesties.

    De vrijheid van meningsuiting lijkt te botsen met de tolerantie die aan de basis ligt van die vrijheid. Moeten wij intolerantie tolereren? Hebben vijanden van de democratie democratische rechten? Het is een moeilijke kwestie. Wij mogen zeker niet zover gaan dat wij dezelfde fouten begaan als degenen die ons systeem belagen. Wij mogen geen geweld gebruiken om geweld te verhinderen. Wij mogen niet liegen om de waarheid te doen zegepralen. Wij mogen of kunnen niemand dwingen om in de democratie te geloven. Wij mogen kritiek op de democratie niet verbieden.

    Tot nog toe is daarop maar één belangrijke uitzondering gemaakt: het is in vele landen verboden om de Holocaust onder het Nazisme te ontkennen. Of dat vandaag nog een terechte en efficiënte maatregel is, valt zeer te betwijfelen. Ook de meest rechtgeaarde filosofen en juristen menen dat men zoiets maar beter niet in een wet vastlegt en overtredingen daarop bestraft. De vrijheid van mening is hoogheilig. Zelfs een misdaad die zo onvoorstelbaar gruwelijk en enorm was als de uitroeiing van de Europese Joden door Nazi-Duitsland is uiteindelijk niet gediend met een dergelijke bescherming.

    Verdedigers van de democratie, zoals dienaars van het gerecht, zijn vaak gefrustreerd door de ongelijkheid tussen de plichten van de behoeders van de democratie en de rechten van haar belagers. Politiemensen hebben de indruk dat de strijd al te ongelijk is, dat misdadigers wettelijk beter bescherm zijn dan zij. Democratische politici zijn soms wanhopig omdat zij geen gebruik kunnen maken van de boosaardige tactieken en financieringsbronnen van opposanten met minder scrupules. Individuen en verenigingen die een humanistische ideologie aanhangen ergeren zich aan de schijnheilige machtspositie en de financiële en fiscale bevoordeling van gevestigde religies en aan de waanzin of de misdadige commerciële bedoelingen van sekten en groeperingen. De vrijheid die wij voor onszelf opeisen, moeten we ook aan alle anderen toekennen, ook als wij het absoluut niet met hen eens zijn.

    Ook daar zijn er grenzen, maar die hebben te maken met de wet: wat niet verboden is, is toegelaten. Alles wat we derhalve willen verbieden, moeten we nauwkeurig omschrijven. Maar dan vechten we opnieuw met ongelijke wapens: wij mogen alleen de wet toepassen, terwijl misdadigers en tegenstanders van de democratie zich aan geen enkele wet gebonden achten en alles in het werk stellen om aan de bestaande wetten te ontsnappen. Een simpele burgemeester in een dorp ergens in Vlaanderen die een meute neonazi’s over de vloer van zijn parochie- of cultureel centrum krijgt, heeft geen poot om op te staan als hij hun hatelijke samenkomst wil verbieden. Zolang men de wet niet overtreedt, mag men doen wat men wil. De democratie is niet geneigd om veel te verbieden, dat zou in tegenspraak zijn met haar devies van vrijheid en gelijkheid. Er is dus veel toegelaten en dat is maar goed ook. In de kerk was alles verboden, behalve wat toegelaten was en dat was verplicht.

    De democratie laat dus ook het ondemocratische toe en zelfs het antidemocratische. De vrijheid van vereniging laat toe dat de tegenstanders van de democratie zich verenigen, dat openlijk ondemocratische verenigingen zoals godsdiensten wettelijk erkend worden en zelfs financieel zwaar gesubsidieerd en beschermd. Ondernemingen klagen over de duizenden wetten en voorschriften die hen dwingen om de democratische rechten van hun werknemers te respecteren. Maar uitgerekend de godsdiensten ontsnappen aan die regels en wel in naam van de godsdienstvrijheid. In het katholiek onderwijs wordt je ontslagen indien je het niet eens bent met de dogma’s en de religieuze voorschriften of kritiek uit op de kerkelijke leiders, ook als er jou professioneel niets te verwijten valt. Een katholiek priester die openlijk zijn homo- of heteroseksualiteit beleeft of zelfs maar opeist, wordt meteen geschorst. Een vrouw die zich aanbiedt voor de priesteropleiding wordt geweigerd op grond van haar geslacht. En toch worden priesters betaald door de staat.

    Wanneer wij de democratie voorstaan en verdedigen, dan moeten wij altijd en overal trachten om de samenleving zo democratisch mogelijk te maken. Ook wanneer wij de democratie niet kunnen opleggen of afdwingen, moeten wij toch de moed hebben om, in onderling overleg en sine ire ac studio (Tacitus, Annales I, 1), dus zonder ongebreidelde woede of onterechte eenzijdigheid, wettelijk de grenzen van onze verdraagzaamheid vast te leggen. Wij moeten daarbij te werk gaan met grote omzichtigheid, maar met evenveel overtuiging en kordaatheid.

    In zijn alom bekeken Nieuwjaarsconferentie heeft de entertainer Geert Hoste dit jaar enkele ernstige momenten ingelast. Zijn striemende aanklacht tegen het seksueel misbruik van minderjarigen binnen de katholieke kerk leverde hem een voorspelbaar minutenlang daverend applaus op. Toch kan ik het niet eens zijn met de redenering achter zijn uithaal. Hij vertrok van een erkenning van de godsdienstvrijheid, van het priesterschap, zelfs van het recht op celibaat maar, zo waarschuwde hij de kerk en haar bedienaars: van onze kinderen moet ge met uw poten afblijven.

    Ik meen dat hij zich daar vergist. Vanzelfsprekend niet in zijn terechte verontwaardiging en zijn nauwelijks verholen dreigende taal. Hij vergist zich schromelijk wanneer hij enerzijds de kerk haar absolute vrijheid gunt, maar zich anderzijds absoluut verzet tegen de onvermijdelijke gevolgen van die vrijheid. Priesters die hun minderjarige gelovigen en anderen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd seksueel misbruiken, dat komt niet uit de lucht gevallen. Het gaat niet om een of andere kapelaan of onderpastoor, leraar of opvoeder, ooit, ergens, een zeldzame keer, nee: het is, of was een algemeen verschijnsel, eeuwen lang, overal ter wereld. Dat is geen toeval meer, dat is kwaad opzet en voorbedachtheid, zeker wanneer men doet alsof er niets aan de hand is, alsof zoiets normaal of onvermijdelijk is.

    Geert Hoste en vele Vlamingen met hem vergissen zich deerlijk wanneer zij denken dat het seksueel misbruik los staat van het machtssysteem en de seksuele moraal van de kerk zelf. Dat hebben sommige jongere en meer progressieve bisschoppen ingezien, dat heeft zelfs Godfried Danneels erkend. De kerk heeft haar priesters roekeloos in onhoudbare situaties gebracht en hen daar gehouden, hen liefdeloos gedwongen om taken en verantwoordelijkheden op te nemen die hen in de gelegenheid brachten om ongestraft misstappen te begaan. Zij heeft hun zondigheid geminimaliseerd, verzwegen en ontkend en hen alzo bevestigd in hun misdadige machtsposities. Zij heeft een systeem opgebouwd van normvervaging, medeplichtig stilzwijgen en laisser-faire dat het misbruik heeft doen toenemen tot onvoorstelbare proporties.

    Wij moeten de moed hebben om misdaden te bestraffen, waar en door wie ze ook begaan zijn. Als wij misdaden willen vermijden, dan moeten wij echter niet alleen de overtreders bestraffen. Wij moeten ook misdadige organisaties durven aanpakken. Wij aarzelen niet om dat te doen als het om drugsbaronnen of mensenhandelaars gaat. Waarom zouden we het doen wanneer de bewezen gruwelijke misdaden gebeuren onder de schijnheilige dekmantel van godsdienst en religie? De kerk is sinds haar ontstaan ontsnapt aan elke maatschappelijke controle en tot op vandaag bekleedt zij een beschermde positie die zij op objectieve gronden niet verdient. Meer nog, zij heeft de laatste greintjes van respect die wij haar omwille van het heilig principe van de menselijke vrijheid nog zouden kunnen gunnen, totaal verbeurd door haar onverbeterlijke, grenzeloze machtswellust en haar overweldigende misdadigheid.

    Wij hebben duizend keer meer redenen om de kerk te vervolgen voor misdaden tegen de mensheid en de menselijkheid dan wij ooit zouden kunnen aanvoeren tegen zelfs de meest onmenselijke dictator of rebellenleider uit de geschiedenis.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!