mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
18-03-2009
Ratzinger, aids en condooms
Hij kan het niet laten, paus Ratzinger. Hij is, al van lang voor hij zichzelf tot paus liet uitroepen na een jarenlang zorgvuldig voorbereide verkiezingscampagne, bezeten van de orthodoxie, de zuivere leer van de kerk. Niks aanpassen, niks compromis, niks moderniseren, niks toegeven, of zoals ze het in Gent zeggen: nie pleuën, niet plooien dus.
Wat die zuivere leer is, dat is dan weer iets anders, want in haar lange geschiedenis heeft de kerk zich wel degelijk aangepast aan van alles en nog wat. Sommige dogmas, zoals dat van de onbevlekte ontvangenis en de ten hemel opneming van Maria en dat van de onfeilbaarheid van de paus, zijn zeer recent en andere zijn zeer recentelijk nog afgeschaft, zoals dat over het vagevuur: na 2000 jaar is men tot het inzicht gekomen dat het vagevuur niet bestaat, sorry, iedereen buiten, we sluiten, maar waar moeten al die sans-papierszieltjes dan naartoe? De hemel? De hel?
De zuivere leer is een min of meer lukrake verzameling van totaal verouderde Bijbelse teksten, voorbijgestreefde voorschriften uit de vroege kerk, hersenspinsels van kerkvaders en godgeleerden, superstities, dwalingen en 19de-eeuwse maatschappelijke vooroordelen en fobieën.
De kerk heeft het moeilijk met de lichamelijkheid van de mens. Maar aangezien de mens zijn lichaam is, niets dan zijn lichaam en zijn hele lichaam, heeft de kerk het moeilijk met de mens. Ze wil er iets van maken dat geen mens meer is: een eunuch, die zoals Alberich in Wagners tetralogie zijn seksualiteit afzweert om de goudschat, het Rheingold te bemachtigen, iemand die al zijn natuurlijke aandriften overmeestert om een contemplatief leven te gaan leiden (of lijden), bij voorkeur ergens in afzondering van de wereld, als een stiliet bovenop een zuil, een letterlijke pilaarbijter, of in een kloosterslot, waar zelfs geen katten van het andere geslacht toegelaten waren. De kerk, godsdienst in het algemeen heeft het moeilijk met ongeveer alle natuurlijke behoeften en functies van de mens: zich voeden en ontlasten, zich kleden, zich beschermen tegen de natuur, zich voortplanten, zich verenigen met anderen om gezamenlijke doelen na te streven, leven in de natuur, omgaan met ziekte en de dood. In de Islam staat zelfs beschreven uit hoeveel stenen een goede ontlasting mag bestaan Godsdienst, het woord bekent het bijna letterlijk zelf, misprijst de mens, het is een mislukking, een misbaksel dat je zeker niet aan zijn lot mag overlaten, dat je moet bekeren, kerstenen, omvormen, kneden tot iets dat je vanuit de kerk gemakkelijk kan manipuleren. Godsdienst zegt hoe het moet, hoe het niet mag. Ze beroepen zich daarbij op het gezag van God zelf. Maar stel nu eens heel eventjes, als een veronderstelling, dat er geen God is: op wat baseren ze zich dan? Juist: op niemendal, op zichzelf, op gedachten en uitspraken van mensen. Godsdienst als machtswellust, een heilsboodschap gebaseerd op de Grote Leugen, the God Delusion.
Godfried Kardinaal Danneels zei het al: het gebruik van condooms is verboden, maar als je HIV-besmet bent en je wil geslachtsgemeenschap, dan kan je toch maar beter een condoom (doen) gebruiken, als een profylactisch middel, zoals je rubberen handschoenen en mondmaskers aandoet om infecties te voorkomen. Het condoom als medicijn dus, en zeker niet als voorbehoedsmiddel tegen ongewenste zwangerschap of als vrijgeleide voor recreatieve seks.
Seksualiteit is gebonden aan voortplanting, dat is zeker. Het leven hier op aarde, dat wel eens het enige leven in het hele universum zou kunnen zijn, plant zich voor vrijwel alle soorten voort op een seksuele manier, dat wil zeggen tussen partners die over verschillende organen beschikken die allebei noodzakelijk zijn om eicel en zaadcel te produceren en te verenigen. De soorten zijn alle voorzien van een aandrift om te copuleren, om het leven voort te zetten. Het is de sterkste aandrang die wij kennen en hij heeft een essentiële functie, ook in onze hedendaagse overbevolkte wereld, in onze gesofistikeerde technologische maatschappij. De voortplanting en alles wat ermee te maken heeft, het leven zelf dus, is nog steeds waarover het gaat, ook voor ons, mensen, wat wij hier voor de rest ook aanvangen.
Aids is ontstaan, wellicht ergens in de buurt van waar ook het menselijk leven is begonnen en is van daar een onwaarschijnlijke destructieve veroveringstocht begonnen, langs kanalen die men aanvankelijk niet bevroedde (homoseksuele contacten). Het is een wereldwijd medisch probleem dat zich geënt heeft op datgene wat ook voor de mens essentieel is: voortplanting en dus seks, tenzij we alle voortplanting in proefbuisjes zouden doen, quod liever non, dacht ik. Er is nog geen vaccin, de vooruitzichten daarop zijn twijfelachtig, het duurt nog wel even. Men kan de ziekte al wel onder controle krijgen, dan wordt ze chronisch in plaats van dodelijk op korte termijn, maar de medicijnen daarvoor zijn duur en de behandeling moet op een goed gecontroleerde manier gebeuren. Het is dus belangrijk dat zo weinig mogelijk mensen besmet worden.
Men kan natuurlijk iedereen testen en dan alle seksuele contacten met besmette personen verhinderen. Hoe dat zou kunnen weet niemand, natuurlijk. Iets dergelijks is wel gebeurd onder de Joodse bevolking van New York; daar was een erfelijke ziekte ontstaan, die één op vier kinderen liet sterven voor het zesde levensjaar. Men heeft dan een programma opgestart om alle Joodse kinderen (vrijwillig) te testen. Wanneer een koppel wou gaan trouwen, konden ze nakijken of ze allebei positief waren en daar dan hun conclusies uit trekken; de meesten besloten dan om niet te trouwen of niet samen kinderen te hebben. Het gevolg is dat de ziekte nu bijna volledig verdwenen is onder de Joodse bevolking in New York en men weer rustig kan trouwen met wie men wil.
Gezien de omvang van het Aidsprobleem is die oplossing onmogelijk, zeker in grote delen van Afrika en Azië. Het gebruik van condooms is een gemakkelijke, vrij efficiënte en goedkope manier om er iets aan te doen. Er is dus geen enkele reden om dit middel niet te gebruiken. En toch is er een enorme tegenstand, niet zozeer van de eventuele gebruikers, maar van sommige regeringen en van ongeveer alle godsdiensten en dan niet om medische maar om zuiver ideologische redenen, of gewoon omdat het in tegenspraak zou zijn met wat in een heilig boek staat dat geschreven is in een tijd dat er nog geen aids en ook geen condooms waren. Het condoom verhindert de bevruchting (hopelijk en meestal) en dat mag niet, zegt paus Ratzinger, de mens mag niet ingrijpen in dat proces, of toch niet met een condoom, een stukje plastic of latex of rubber of wat dan ook, dus ook niet met chemische middelen, zoals de pil of crèmes, of voorwerpen allerhande. Het mag bijvoorbeeld wel door onthouding: geen seks, of geen seks tijdens de vruchtbare periode van de vrouw. Het verbod om in te grijpen in de seksualiteit en de voortplanting is een van de meest wereldvreemde stellingnemingen van de kerk. Het wordt vanzelfsprekend nagenoeg niet nageleefd en was en is zowat de belangrijkste reden voor de kerkvlucht. Maar de kerk geeft niet toe, nu niet, straks niet, nooit niet, nie pleuën. De kerk is de extreme, compromisloze beschermer van het leven geworden: geen voorbehoedsmiddelen, geen abortus, geen kunstmatige bevruchting en geen euthanasie. Het is een vreemde houding voor een instelling die voor de rest de mens zo geringschat dat ze hem laat geboren worden met de erfzonde: hij is door en door en intrinsiek slecht, komt verdorven op de wereld en moet door allerlei hocus pocus sacramenten gered worden, moet in christelijke scholen opgeleid worden tot een waardig gelovige, moet zijn hele leven godsdienstig doorbrengen en maakt dan kans, alst God belieft, op het eeuwig leven in het hiernamaals, zonder noemenswaardig lichaam weliswaar. Het is even vreemd dat die zelfde levensgezinde, pro vita kerk haar bedienaars het recht ontzegt op voortplanting en op seks en dat zij de vrouw uitsluit van elke zinvolle functie binnen haar organisatie, allemaal zelfs niet op ideologische of theologische gronden, maar omdat ze vasthoudt aan wat ooit iemand in een heilig boek zou geschreven hebben, al is zelfs dat meer dan twijfelachtig.
Het is allemaal al zo dikwijls gezegd, maar het blijft onbegrijpelijk. Wat een oude man als paus Ratzinger bezielt, mag God weten. Voor de hele wereld is het waanzinnig, boosaardig, crimineel, mensonterend, schaamteloos, schandelijk.
Categorie:God of geen god? Tags:seksualiteit, godsdienst
14-03-2009
De klacht van vrije christenen
Ik ben geboren in een verzuild Vlaanderen, waar ons hele sociale leven opgedeeld was in ideologisch onderscheiden organisaties: katholiek, socialistisch of liberaal, groen, blauw of rood. Mijn ouders behoorden tot de katholieke zuil en dus ging ik naar katholieke scholen, de Katholieke Universiteit. Later koos ik voor een bankinstelling met sterke christelijke banden en werd ik lid van de christelijke mutualiteit, de onderlinge ziekteverzekering en dat laatste is zo gebleven. Als dusdanig ontvang ik het weekblad van de Koepel van Christelijke Werknemersorganisaties en ik heb de gewoonte om dat helemaal door te nemen. Er staat veel syndicaal nieuws in, maar af en toe ook meer algemene artikels. Toch heb ik er herhaaldelijk aan gedacht om te vragen dat ik Visie niet meer zou krijgen: ik kan best zonder en ik kan mij onmogelijk vereenzelvigen met ongeveer de hele inhoud. Soms denk ik eraan om lid te worden van een neutrale ziekenkas, maar dat is weer zon rompslomp.
De ondertekenaars zijn progressieve christenen. Zij zetten zich af tegen het pauselijk ultraconservatisme. Ze eisen een plaats op voor de leek in de kerk. Ze willen de kerk van binnen uit hervormen, volgens principes en krachtlijnen die naar voren kwamen in het Tweede Vaticaans concilie van de jaren 60 van de vorige eeuw. Ze willen democratisch leiderschap. Ze roepen de christenen op om zich te verenigen in vrije gemeenschappen, tot zolang het mogelijk is binnen de bedding van de Kerk.
Het is een zeer moedige tekst, die me aangenaam verrast heeft. Het is zeker een ander geluid dan wat we dagelijks uit Rome en zelfs uit Mechelen horen. De ondertekenaars zijn geen piepjonge spring-in-t-velds, het zijn directeurs van scholen, bejaarde professoren, mensen uit het middenveld die belangrijke functies bekleden of bekleed hebben, geschoolde theologen, priesters, pastors, godsdienstleraars, mannen en vrouwen die zich hun leven lang actief hebben ingezet binnen de Kerk. Lees de tekst, het is echt wel de moeite en hij is nog kort ook.
Toch heb ik naast mijn sympathie voor dit initiatief (en voor de ondertekenaars, van wie een aanzienlijk aantal mij bekend is), ook enkele bedenkingen.
Zo spreken zij zich zeer negatief uit over het kerkelijk leiderschap in de laatste vijftig jaar. Dat zijn tevens de beste jaren van hun leven Waarop hebben zij al die tijd gewacht? Meteen na het Concilie was duidelijk dat er geen grondige inhoudelijke verandering zou komen, iedereen wist dat de vernieuwing in Europa deerlijk en pijnlijk mislukt was, ook al keerde de voorganger de gelovigen niet langer de rug toe tijdens de Eucharistieviering. Misschien was het de recente beslissing van paus Ratzinger om weer de Tridentijnse (klik hier voor de verklaring: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=163) toer op te gaan, in zijn persoonlijke kledij maar ook theologisch, ideologisch, liturgisch en politiek en inderdaad weer Latijnse missen toe te laten en zelfs te propageren, met de rug naar de kerk.
En wat bedoelen ze met: binnen de Kerk zolang dat mogelijk is? Hoe ver zijn ze bereid te gaan? Zijn compromissen mogelijk? Zijn ze progressief of radicaal? Wat zijn vrije gemeenschappen, vrije christenen? Zij beroepen zich op het Evangelie, maar dat doet ook Rome, en de getuigen van Jehova en Intelligent Design en de rabiate fundamentalisten. Wat is hun ideologie? De teksten van Vaticaan II? Maar ook Rome beroept zich daarop Wie zal uiteindelijk bepalen hoe het moet in die verenigingen? Het blijft allemaal heel vaag en onduidelijk.
Ze verwijzen ook naar Franciscus en naar de kerkgeschiedenis met vele pogingen tot vernieuwing. Maar precies de geschiedenis van Franciscus zou hen moeten op hun hoede doen zijn. Reeds tijdens zijn leven, maar zeker vanaf zijn dood in 1226 is de orde (van vrije christenen?) die hij gesticht had door interne twisten verdeeld en door de Kerk beurtelings bestreden en bevorderd, tot ze uitgegroeid was tot een wereldmacht met enorme bezittingen en invloed, met Franciscaanse pausen, kardinalen, bisschoppen en theologen, die tegenstanders en dissidenten bestreden met alle middelen, tot de inquisitie toe
Ik ben benieuwd naar het vervolg van de open brief. En naar het lot van de ondertekenaars binnen de Kerk.
Categorie:God of geen god? Tags:Godsdienst
06-03-2009
Sam Harris: Brief aan een christelijke natie
Sam Harris, Letter to a Christian Nation. A Challenge to Faith, xvi + 96 pp., Bantam Press, 2007. With a Foreword by Richard Dawkins.
Een attente en vriendelijke lezer maakte mij attent op de Nederlandse vertaling van dit boek toen ik hier een ander, meer uitgebreid boek van Sam Harris besprak, je kan dat hier nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=233644. De vertaling gaat onder de titel: Brief aan een christelijke natie. Het geloof op de proef gesteld, uitg. AP.
Ik kan over de inhoud van dit ophefmakende boekje niet veel meer zeggen dan wat ik over zijn eerder boek schreef; ook nu heb ik de meest ernstige bezwaren tegen zijn pleidooi voor experimenten met embryonale stamcellen en tegen zijn vergoelijking van abortus. Ik meen dat hij daarmee het atheïsme geen diensten bewijst, noch een onder vrijzinnigen algemeen aanvaard standpunt verdedigt. Ik verwijs hierbij naar wat ik schreef over het minste van twee kwaden; Harris zegt letterlijk dat abortus een veel minder kwaad is dan veel ander menselijk lijden: If you are worried about human suffering, abortion should rank very low on your list of concerns (p. 37).
Dit is een onvergeeflijke morele dwaling. Het is niet omdat er erger of vaker voorkomend lijden is dan abortus (en daarover kan men dan nog gerust van mening verschillen, want wat zijn de normen waaraan je dat gaat meten?), dat abortus niet te allen prijze moet vermeden worden. Dat gebeurt het best door een degelijke seksuele opvoeding, die begint op zeer jeugdige leeftijd, in het gezin en op school en eventueel in de jeugdbeweging. Daarbij moet voldoende nadruk gelegd worden op de betekenis en de hoge waarde van seksualiteit voor de gehele mens, die ongetwijfeld veel breder en dieper is dan het kortstondig zuiver lichamelijk genot van het orgasme. Maar men zal uiteraard niet kunnen voorbijgaan aan de risicos van het onvermijdelijk jeugdig experimenteren en dus zullen voorbehoedsmiddelen geredelijk beschikbaar en degelijk toegelicht moeten worden.
Abortus is en blijft een bijzonder brutale ingreep op het leven, op welk ogenblik na de conceptie dan ook, zowel voor de foetus als voor de ouders en de betrokken families. Elke banalisering ervan is een verwerpelijke ontluistering van de menselijke waardigheid en integriteit. Het moet onze bedoeling blijven om abortus enkel te aanvaarden in extreme menselijke noodsituaties en die dan op een veilige en begeleide, humane manier te laten uitvoeren in gespecialiseerde centra. Voldoende aandacht moet ook gaan naar de mogelijkheid om ongewenste zwangerschappen toch te laten doorgaan met het oog op adoptie kort na de geboorte; ikzelf ben niet overtuigd van deze oplossing en ik meen dat er geen morele of religieuze dwang of druk mag uitgeoefend worden op de betrokken ouders, maar ik vermoed dat het in bepaalde gevallen voor hen verkieslijk kan zijn daarvoor te opteren.
Deze beide zeer controversiële en tevens totaal misbare standpunten van Harris ontsieren een betoog dat overigens wellicht overtuigend kan zijn voor een aantal mensen die zich ook daarzonder al vragen stellen over hun geloof, en wie doet dat niet?
Na lezing van dit bestsellende pamflet ben ik van mening dat het al het/de poeha in vooral de Engelssprekende media absoluut niet verdient. Ik durf zelfs zo ver te gaan hier onvervaard te stellen dat je op deze bescheiden website waarschijnlijk even overtuigende, verdedigbare en af en toe zelfs meer evenwichtige standpunten over de vraag naar God en de plaats van religie in de maatschappij en in het leven van het individu kan lezen. En ik verdien er geen cent mee, en dat vind ik best.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
Anne Provoost (1964) is een Vlaams auteur, ga eens kijken op haar verzorgde website: http://www.anneprovoost.be/nl/pmwiki.php/Auteur/Auteur. Ze is atheïst en schreef daarover dit zeer leesbare pamflet, dat ik u hierbij graag aanbeveel. Het is een eerlijke, bedachtzame tekst, niet opruiend, die vrij goed de situatie schetst in Vlaanderen inzake geloof en zeden.
Bij de lectuur maakte ik volgende bedenkingen.
Het geloof van moderne christengelovigen hier bij ons staat meestal op een laag pitje. Het is vrijwel onmogelijk om uit iemands doen en laten op te maken of hij of zij gelovig is of niet. Men spreekt er niet over, men voelt niet de behoefte om zich kenbaar te maken, ook niet als ongelovige. Waarover we niet kunnen spreken, daarover zwijgen we. En verder halen we de schouders op: ieder zijn of haar gedacht. Dat gaat goed zolang het werkelijk zijn of haar gedacht is, en niet dat van anderen, van de Kerk, de Paus, het Humanistisch Verbond, de Islam of een of andere atheïstische auteur. Wij zijn individualisten, onze ideeën halen we niet zomaar ergens anders, we denken zelf wel na, dank u wel. En zo wordt de omertà onderhouden, de zwijgplicht over geloof en zeden die vooral onder intellectuelen heerst. Dat laat alle ruimte om te praten over om het even wat, al is dat meestal iets dat in de krant of het weekblad stond, of een reportage op tv, of een boek waarover iedereen het heeft maar dat heel wat minder mensen ook gelezen hebben.
Aangezien niemand nog echt gelooft, met alle heftigheid en bekeringsdrang van een Paulus, is alle onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen zo goed als verdwenen, op recepties, in concerten, in theater- en filmzalen, op terrasjes en in cafés, op het werk en op vakantie, in bad en in bed.
Moderne gelovigen storen zich niet meer aan de voorschriften van de Kerk, die ze overigens niet eens meer kennen; de zondagsplicht onderhouden ze niet, ze houden ook hun Pasen niet; biechten doen ze niet meer, want zijn er nog wel zonden? Waar de wetten van het land twijfel zou laten, beslist hun rekkelijk geweten over goed en kwaad, niet de Paus in Rome. De Bijbel, zelfs in de meest moderne onherkenbaar makende hertaling, lezen ze niet, want ze hebben hem niet eens in huis. Ze stemmen op dezelfde kopstukken, op dezelfde patijen als de ongelovigen, want een partij van louter gelovigen of alleen maar ongelovigen is er niet meer, en ook geen Brugse bisschop om dat te verplichten of te verbieden.
Moderne ongelovigen van hun kant zijn geen libertijnen. Ze leven zoals hun buren, de moderne gelovigen. Ze onderhouden de wetten van het land en luisteren naar hun geweten, dat gevormd is in de zelfde scholen, de zelfde cultuur, de zelfde samenleving. Ze zijn even behoudsgezind als hun gelovige collegas, en even vooruitstrevend, al naargelang. En zoals Anne Provoost aan het einde van haar betoog zegt: zij eisen al de goede menselijke eigenschappen op die (volgens de gelovigen) voorbehouden zijn aan gelovigen, en recupereren begrippen als naastenliefde, heil en redding, vrede, opoffering, barmhartigheid, bezinning, soberheid, eerlijkheid, gelijkheid, inkeer, heiligheid, moraal; ze beoefenen de zeven kapitale deugden en vermijden de zeven hoofdzonden (klik hier voor de details:
Modern geloof is een persoonlijke zaak geworden. Wat men gelooft en welke consequenties daaraan vasthangen, beslist men zelf. Geen mens die nog een catechismus of een geloofsboek ter hand neemt, een encycliek of een herderlijk schrijven, een parochieblad of een Osservatore Romano. Geen mens die nog de dogmas kent, laat staan hun geschiedenis of betekenis. De morele standpunten van de Kerk legt men naast zich neer; het begon met het verbod op de pil en condooms, dan abortus, dan euthanasie, dan kunstmatige bevruchting. Wat goed en slecht is, dat maakt elk voor zich wel uit.
Maar dat is de situatie hier in Vlaanderen en in misschien ook in delen van West-Europa. Dat is de situatie onder intellectuelen of toch mensen die aan de schoolplicht voldaan hebben. Dat zijn, laat ons eens ruim schatten: 50 of 100 miljoen mensen? En wat met die andere zes miljard?
Godsdienst stelt de zaken echt wel anders. Voor de gelovige is er een Opperwezen, Iemand waarmee men rekening moet houden, die ingrijpt in deze wereld, ten goede of ten kwade, naarmate men zijn geboden volgt of niet, en die uiteindelijk op basis daarvan zal beslissen over ons lot in eeuwigheid. Er is ook een Kerk die namens Hem gezagsvol spreekt, apostolisch, zonder tegenspraak, onfeilbaar. Een Kerk die niet democratisch is verkozen, niet democratisch wordt geleid, maar op Zijn gezag. Er is ook een Boek, een Bijbel, waarin Gods woord geïnspireerd staat opgetekend, en dat de Weg wijst, de Waarheid en het Leven. Er zijn geboden die zeggen wat goed is en wat niet, niet in het algemeen en het vage, maar heel duidelijk en precies, niet alleen over God maar ook over de mens en de samenleving; niet alleen over jou maar over alle mensen.
Wij mogen dat vergeten zijn, gemakshalve, maar dat is niet voor iedereen zo. In Amerika is er een sterke beweging om een en ander weer in voege te brengen, niet als een persoonlijke overtuiging in de beslotenheid van je hart, maar als een publiek afgelegde geloofsbelijdenis, met alle consequenties van dien. Wat je zelf ook moge denken, je behoort in alle gevallen te doen wat de Kerk voorschrijft, zonder morren. Als die kerk, jouw kerk beslist dat de evolutieleer onwaar is, dan moet je dat niet alleen gelovig aanvaarden, je moet die evolutieleer ook bestrijden, bijvoorbeeld door hem te laten verbieden op de school van je kinderen, of door te eisen dat men ook het Bijbels scheppingsverhaal als alternatieve wetenschappelijke waarheid aanleert, het creationisme.
Naast de bijna twee miljard christenen van alle soorten en gezindten en alle gradaties van vroomheid en Bijbelvastheid, zijn er ook nog moslims, een miljard of iets meer wellicht. Ook voor hen geldt wat ik net zei, met dat verschil dat ze het Boek, de Bijbel wat herschreven hebben en hun dogmas wat anders geformuleerd. Ook hen wordt voorgehouden wat ze moeten doen en dat is niet zelden erg gewelddadig, zoals het opblazen van eeuwenoude beelden, of van de gelovige zelf, samen met zoveel mogelijk onschuldige slachtoffers op een bus of een marktplein; dat is het met geweld onderdrukken en ombrengen van vrouwelijke gelovigen; dat is het publiek terechtstellen van homoseksuelen, afvalligen en andersdenkenden.
Het is dus niet voor iedereen elk zijn gedacht, geloof is niet altijd en overal een privé kwestie waarover men niet spreekt in beschaafd gezelschap.
En ook bij ons laaien de gemoederen op als godsdienst ter sprake komt, in het hoofddoekendebat, bij relletjes over Gaza, bij al dan niet beledigende uitspraken, vermeende of vermoede religieuze discriminatie, bij de vraag of in publieke gebouwen nog kruisen mogen hangen, of in Amerika in de discussies tot voor het Hoogste Gerechtshof over de Pledge of Allegiance, die bij officiële gelegenheden en bij het begin van de dag in publieke scholen vereist wordt: "I pledge allegiance to the flag of the United States of America, and to the Republic for which it stands: one Nation under God, indivisible, With Liberty and Justice for all." En heb je de eedaflegging gevolgd van Barack Hussein Obama II? Heb je de verwijzingen naar God geteld? Heb je gezien hoe hij de eed aflegde met zijn hand op de Bijbel, vastgehouden door zijn echtgenote en op de vraag van de Chief Justice So help you God? met overtuiging antwoordde: So help me God!! (Het geeft ons een goed idee van de voorbeeldige en vlotte rechtsgang in de States als zelfs de Chief Justice er niet eens in slaagt deze woorden af te lezen van een spiekbriefje: "I do solemnly swear (or affirm) that I will faithfully execute the Office of President of the United States, and will to the best of my ability, preserve, protect and defend the Constitution of the United States", zodat ze het s anderendaags nog even moesten overdoen). Een presidentskandidaat die zou verklaren of zelfs maar laten vermoeden dat hij ook maar enigszins twijfelt aan het bestaan van God, heeft evenveel kans om verkozen te worden als, zeg maar, die andere (Saddam) Hoessein.
Anne Provoost doet een oproep om, in het licht van die nieuwe golf van rabiaat geloof en onredelijkheid die op ons afkomt, als atheïst niet lauw te zijn, de zwijgplicht te doorbreken, mondig te worden, argumenten te zoeken en aan te brengen voor het atheïsme, indien niet tegen het geloof. Daarin kan ik haar zonder aarzelen bijtreden. Maar ik leg wellicht iets meer nadruk op wat overtuigde atheïsten scheidt van overtuigde gelovigen dan zij doet in haar pamflet, dat qua taal en stijl nauwelijks beantwoordt aan de tweede, gebruikelijke betekenis die Van Dale aan dat woord geeft, en ik citeer hem hier voor één keer graag met de etymologische verklaring:
pamflet (pam·flet)
het; -ten
(1790) <Eng. pamphlet, uit de Lat. persoonsnaam Pamphilus uit het populaire me. Lat. dichtstuk Pamphilus seu de Amore, na uitvinding van het boekdrukken een semiliterair genre, een als brochure verspreid traktaat over actuele zaken
1· gedrukt geschrift van geringe omvang over een actueel onderwerp
2· een geschrift dat zich op felle toon tegen iem. of iets richt
synoniem: libel, schotschrift.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
23-01-2009
Sam Harris: The End of Faith en het begin van het leven
The End of Faith is de titel van het boek dat Sam Harris in 2004 schreef en dat een jaar later als paperback uitkwam. De ondertitel, Religion, Terror and the Future of Reason, geeft de inhoud vrij goed weer, achteraf gezien. Er kwam veel reactie, van verscheidene kanten en het antwoord daarop van Harris verscheen in boekvorm: Letter to a Christian Nation.
Harris is een felle tegenstander van elke vorm van geloof, vanuit een zuiver intellectueel standpunt, maar ook omwille van de nefaste invloed die geloof heeft op mensen. Daarvan geeft hij talloze voorbeelden, vooral uit de Islamwereld en men moet toegeven dat hij die voorbeelden niet ver heeft moeten zoeken. Daarnaast meent hij dat wat goed is in godsdienst, net zo goed zonder godsdienst kan: gemeenschapsvorming, ethisch leven
Het is een vreemd, frustrerend boek. Er zijn uitstekende passages, overtuigend geschreven, met sterke argumenten. Er zijn ook ronduit agressieve passages, die duidelijk geschreven zijn met de bedoeling om te schokkeren; ik zal niet zo ver gaan om van kwaadwilligheid te spreken, maar het is toch wel duidelijk dat Harris de Islam geen goed hart toedraagt. Sommige passages zijn dan weer weinig meer dan journalistieke controverse. Al bij al is het, naar mijn aanvoelen, een te snel geschreven werk, met meer retoriek dan nuttig, een ongelijke opeenstapeling van gedachten en redeneringen, waarvan de samenhang vaak zoek is. Daardoor is het uiteindelijk onevenwichtig en verliest het aan overtuigingskracht. Het laatste deel is een verrassend pleidooi voor het Boeddhisme en meditatietechnieken; ook vanuit atheïstische hoek is hem dat nogal kwalijk genomen.
Technisch gezien had ik het moeilijk met de zeer talrijke eindnoten: 62 bladzijden zeer kleine druk; soms is het gewoon een referentie naar een artikel of boek, soms een kort commentaar, soms ook een excursus van enkele bladzijden. Dat is ergerlijk storend: je weet op voorhand niet of de noot nodig is om het verdere betoog te volgen, dan wel een simpele verwijzing; je zit dus telkens heen en weer te bladeren, met twee bladwijzers en in de helft van de gevallen stel je dan met een zucht vast dat het weer gewoon een bibliografische verwijzing is, die je helemaal niet nodig hebt op dat moment, wreed ambetant; het is nog een bewijs voor de gebrekkige structurele opbouw van het boek.
In de tijd van de Verlichting mocht je als auteur van een antireligieus boek al blij zijn dat het gedrukt werd; als er van de oplage van enkele honderden exemplaren een tiental niet in beslag genomen werden, dan had je geluk. De tijden zijn veranderd: Harris heeft honderdduizenden exemplaren verkocht, hij stond 33 weken op de bestsellerslijsten. Ik vond geen Nederlandse vertaling.
Ik wil even wat dieper ingaan op een van de vele discussies die hij aansnijdt in The End of Faith, namelijk de kwestie van het gebruik van stamcellen. We hebben er allemaal wel al over gehoord, maar waarover gaat het precies? De Paus is ertegen en George Bush heeft alle overheidssteun onttrokken aan onderzoek op stamcellen. Je zou dan verwachten dat het gaat om het ultra-conservatief verzet van fundamentalistische christenen tegen de evidente vooruitgang van de wetenschap en zo stelt Harris het ook voor. Maar zo eenvoudig is het niet, vind ik.
Vooreerst moeten we een onderscheid maken tussen stamcellen afkomstig van embryos en die van volwassenen. Bij de volwassen mens zorgen stamcellen voor de constante vernieuwing van het lichaam. Men kan ze onttrekken aan navelstrengbloed en aan het ruggenmerg om ze te gebruiken om allerlei ziekten te bestrijden. Stamcellen komen ook voor in de eerste fase na de bevruchting van menselijke eicellen, de eerste drie tot vijf dagen, als er ongeveer 50 tot 150 cellen gevormd zijn. Het interessante aan die cellen is dat ze voor ongeveer alles kunnen ingezet worden, ze zijn nog niet gespecialiseerd. Door cloning en andere technieken bekomt men cellen met een hoge therapeutische inzetbaarheid. Op dit ogenblik gebeurt er op verscheidene plaatsen in de wereld wel onderzoek op embryonale stamcellen, maar is er nog geen goedgekeurde therapie. Naast technische moeilijkheden is er namelijk ook een ethische kwestie: bij het aanmaken van stamcellen voor therapeutisch gebruik wordt het zeer prille embryo vernietigd. Daarom werkt men nu vrijwel overal met stamcellen van volwassenen, of zoekt men naar technieken die de embryos niet vernietigen.
De geneeskunde en de farmaceutische industrie verwacht zeer veel van het therapeutisch gebruik van stamcellen voor ziekten waarvoor men nu nog geen therapie heeft: kanker, Parkinson en vele andere vaak voorkomende ziekten. Stamcelonderzoek is grensverleggend, een topprioriteit aan universiteiten en medische centra.
Harris maakt geen onderscheid tussen embryonale en volwassen stamcellen; hij verdedigt met aandrang het onderzoek op blastocysten, de bevruchte cellen in het vroegste stadium. Hij doet dat op een naar mijn aanvoelen grove manier: na drie of vijf dagen kan men helemaal nog niet spreken van een mens; die 150 cellen kunnen geen pijn voelen, dus mag men er zonder meer alles mee doen wat nuttig kan zijn voor de bestrijding van belangrijke ziekten, in de eerste plaats onderzoek, maar hij sluit ook therapeutische gebruik, wanneer dat mogelijk zou zijn, niet uit.
Ik heb het daar zeer moeilijk mee. Een bevruchte eicel is geen mens, dat is evident. Maar het is ook niet niets. Dergelijke cellen komen ter beschikking tijdens het proces van in-vitrofertilisatie: het zijn overschotjes, als het ware, bevruchte eicellen die men heeft aangemaakt maar die niet ingeplant worden om een of andere reden. Ik vermoed dat de meeste mensen hopen dat men met die cellen een beetje eerbiedig omspringt: van de ingeplante exemplaren hoopt men dat ze uitgroeien tot een mens en dat maakt ze heel speciaal. Het is dus niet verwonderlijk dat men ook voor de niet-geselecteerde bevruchte eicellen enig respect verwacht; ik hoorde ooit een onderzoeker verklaren dat die gewoon weggegooid werden, zonder meer, met het afwaswater, letterlijk. Experimenten op levende cellen, die al een aantal dagen aan het ontwikkelen zijn en waarbij een einde gesteld wordt aan de verdere ontwikkeling om bepaalde onderdelen te gebruiken voor therapieën, zijn overal ter wereld controversieel. Het is dan ook ongepast om zo brutaal elk bezwaar van uit religieuze zijde tegen embryonaal stamcelonderzoek af te wijzen. In dit geval verwoordt de rechterzijde een algemeen menselijk aanvoelen en het verbaast me dat Harris dit aangrijpt als een voorbeeld van de nefaste invloed van religie op de maatschappij. Ik ben eigenlijk verbijsterd dat hij dat zelf niet aanvoelt. Hij bewijst daarmee het atheïsme of de redelijkheid, waarmee hij zo hoog oploopt, helemaal geen dienst. Men kan niet alles rationaliseren, er zijn grenzen, er zijn principes, en het begin van het menselijk leven is te belangrijk om er zo lichtvaardig over te spreken en te schrijven. Het helpt ook niet om te verwijzen naar evoluties in het aanvoelen van de mens: ik wens niet te leven in een maatschappij waarin men zonder enige scrupule tijdelijke vormen van menselijk leven zou gaan kweken met als enig doel het oogsten van therapeutisch materiaal, zelfs indien er geen andere therapie zou zijn, wat overigens helemaal niet het geval is.
Ik sta dan ook zeer huiverig tegenover experimenten zoals aan de Katholieke Universiteit Leuven, waar men blijkt te werken op embryonale stamcellen, maar dan zonder de cellen te doden: men kloont cellen en neemt dan de klonen weg. Ik vraag me dan af wat er verder gebeurt met de bevruchte eicellen: worden ze na het klonen nog gebruikt om in te planten? Want als dat niet zo is, dan moeten ze vroeg of laat toch afgevoerd worden, want helemaal in vitro kunnen we nog geen mensen maken.
Net als de meesten onder ons weet ik te weinig over deze technieken om een gefundeerd oordeel te vormen. Toch pleit ik voor de grootste voorzichtigheid hieromtrent. Het is een discussie die mijlen ver af staat van bijvoorbeeld het probleem van abortus, waar toch altijd sprake is van een noodsituatie, bij het kind of de ouders. Hier gaat het daarentegen om het therapeutisch gebruik, mogelijks op industriële schaal, van menselijk materiaal dat in essentie bezig is uit te groeien tot een volwaardig zelfstandig persoon en waarbij door een klinische ingreep een einde wordt gesteld aan dat leven.
Je moet voorwaar geen gelovige zijn om daartegen zeer principiële bezwaren te hebben.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
22-01-2009
Goddelijke Voorzienigheid
Ik weet niet waar mijn Moeder zaliger het allemaal vandaan haalde, ze heeft nauwelijks de lagere school doorlopen, maar veel religieuze begrippen en tradities heb ik van haar geërfd, ze zou blij zijn dat te horen. Ze heeft altijd gehoopt dat ik ooit nog zou terugkeren naar de Kerk. Op dat punt, zoals op vele andere, wellicht, moet ik haar teleurstellen. Anderzijds hoop ik dat ze, zoals ze tijdens haar leven noodgedwongen deed, zich kan neerleggen bij mijn eerlijke overtuiging en daaraan heimelijk de voorkeur zou geven boven de lauwheid die ook in de Bijbel wordt uitgespuwd.
Ik hoorde haar vaak verwijzen naar de Goddelijke Voorzienigheid: die zorgde ervoor dat een gevaar onverhoopt vermeden werd, of een gunst je onverwacht in de schoot viel. Vandaag hoor je daar niet meer over praten, maar het is wel een fundament van het geloof, vroeger en nu. Geloven betekent dat men aanvaardt dat er een Hoger Wezen is, dat in een liefdevolle verhouding staat tegenover de mens, elke mens persoonlijk. Dat wil zeggen dat God voor de mens zorgt, dat hij vooruitkijkt, de mens behoedt voor gevaren. Dat is de letterlijke betekenis van voorzienigheid, pro-videntie, vooruitziendheid en we vinden die zorg terug in het Oude Testament, in het Nieuwe en in elke theologie, bij Augustinus, Thomas maar evenzeer bij Calvijn en Luther.
Een God die niet voor de mensen zorgt, die niet ingrijpt in de wereld ten gunste van de mens, dat is een uitvinding van de Deïsten, die enkel een God nodig hadden om de wereld te scheppen, om hem in gang te steken, zodat hij, als een perfect uurwerk, daarna gewoon op eigen kracht kon verder tikken: Locke, Voltaire, Leibniz, Newton, dus een God van filosofen en wetenschappers, een wetenschappelijk postulaat, een principe dat men nodig had om de wereld en de natuurwetten te verklaren. Het probleem daarmee is natuurlijk dat als men ontdekt dat de wereld ook draait zonder dat principe, dat de zwaartekracht niet afhankelijk is van het bestaan van God, zoals Newton nog dacht, die God redelijk overbodig wordt.
Men mag het draaien en keren zoals men wil, maar het is verdomd moeilijk om ook maar één bewijs, één betrouwbare aanduiding, een redelijke grond te vinden voor die goddelijke voorzienigheid. De Bijbelse verhalen van het Oude Testament kunnen ons niet overtuigen: God heeft zijn volk vaker in de steek gelaten dan gered en niet alle straffen waren verdiend. De mirakels en profetieën, die zelfs voor Pascal een voldoende reden waren om te geloven, zijn nu totaal ongeloofwaardig, letterlijk genomen, en kunnen ten hoogste nog een symbolische betekenis hebben. Het Godsvertrouwen was en is een zeer vermetele weddenschap. De zon schijnt op de bozen zoals op de goeden, de zaligsprekingen van de Bergrede zijn mooie dromen, er zijn geen garanties dat men zal beloond worden voor het goede, misdaad loont vaak wel, en misdadigers ontlopen hun terechte straf vaak genoeg. Het is een illusie om zo te denken, dat weten we allemaal en in de praktijk is ons leven gebaseerd op die harde realiteit. Wie ons vertrouwen wil krijgen, moet het verdienen en we blijven waakzaam, want helemaal zeker kan je nooit zijn, zelfs niet in de meest liefdevolle verhouding. We zijn realisten, pragmatici, soms zelfs een beetje cynisch, liever dan goedgelovig. Als politici over vertrouwen spreken, boer pas op uw kippen!
Geloven in de Goddelijke Voorzienigheid was en is de grondhouding van de gelovige. Het is aanvaarden dat men zijn lot niet in eigen handen heeft, dat er een almachtige God is die ons heeft geschapen, die ons elke dag in leven houdt en die alles over ons weet, ook wat de toekomst brengt. Dat is een ander aspect van voorzienigheid: God kan vooruitkijken en zien wat ons te wachten staat. In zijn almacht heeft hij alles beschikt. Vandaar dat men is gaan denken dat, vanuit het standpunt van God, alles al van in eeuwigheid vastligt, wij zijn voorbestemd, al weten we dat niet. Als je daarop de nadruk gaat leggen, dan kom je bij de predestinatieleer van Calvijn en komt de menselijke vrijheid in het gedrang: alles ligt vast, ook het uur van onze dood. Waarom ons dan nog zelf zorgen maken over ons leven hier op aarde? God zal voor ons zorgen, is het niet hier, dan later, na de dood, tot in eeuwigheid.
Voor elke theologie is het probleem van de vrije wil een struikelblok. Teveel goddelijke almacht en de mens is een onooglijk radertje zonder enige originaliteit of persoonlijke verantwoordelijkheid, wij leven slechts bij de gratie Gods. Teveel menselijke vrijheid en de almacht en het bestaan zelf van God komt in het gedrang. Het zijn vrijwel onverzoenbare standpunten, zodat we ons onvermijdelijk vragen gaan stellen over de begrippen zelf. Vandaag is het moeilijk om onder redelijke mensen nog op die manier te spreken over God; wie dat toch doet, wordt al gauw onredelijk en gaat standpunten verdedigen en ook daden stellen die niet meer stroken met onze beschaving. Maar we mogen of kunnen onze ogen niet sluiten voor het feit dat miljarden mensen met minder of meer fanatisme op die manier in het leven staan. Mensen hebben daar behoefte aan, zegt men, en het bewijs lijkt meteen geleverd voor de waarde van het geloof, alsof het feit dat mensen alcohol tot zich nemen de waarde van alcohol zou bewijzen.
Sommige extreem cynische denkers beweren dat een gelovige houding, ook al berust ze op een illusie, toch waardevol kan zijn, omdat ze de mens rust geeft, hem helpt te overleven, zin geeft aan wat anders een zinloos bestaan zou zijn. Om een andere drug als voorbeeld te nemen, zoals Marx al deed: religie is de opium van het volk, het is de illusie die mensen omhelzen wanneer ze geen andere uitweg meer zien uit hun miserie. Ook Oosterse religies (de aanhalingstekens staan er omdat de meeste Oosterse godsdiensten zelfs het woord God niet eens kennen) zijn op dat principe gebaseerd: als je maar de juiste levenshouding aanneemt, kan je alles aan. Haal diep adem, mediteer een half uurtje, wordt één met de natuur
Dergelijke oplossingen zijn evenwel slechts povere lapmiddelen voor zeer reële menselijke problemen: een dergelijke boodschap heeft vandaag in Gaza bijvoorbeeld maar een geringe kans op slagen. Als je een moeder of vader die een kind verliezen een pilletje geeft of een borrel, of een dosis morfine, of een yoga sessie, of een verwenweekend, of een Bijbelwake, of klinisch-psychologische begeleiding, dan zal dat telkens wel effect hebben. Maar het gaat uiteindelijk toch slechts over symptoombestrijding, om tijdelijk soelaas. Het echte leed wordt niet gelenigd, het steekt later hardnekkig weer de kop op, tot het, in het beste geval, slijt met de tijd. Na de alcohol komt de gore kater, na de euforie de zwarte ontnuchtering, na de berusting de doffe pijn, na de illusie de bittere, bittere ontgoocheling.
In de beschavingsgeschiedenis zijn er naast de talloze versies van godsdienstigheid ook steeds mensen geweest die getwijfeld hebben aan het religieuze model, ook wanneer een bepaalde godsdienst alomtegenwoordig was en met alle middelen doorgedrukt, zodat het zelfs voor de meest originele en begaafde mensen een ware heldendaad was om zich dergelijke vragen te gaan stellen. Zoals men er blijkbaar een mens niet kan van weerhouden om zich tot een God te wenden, zo kan de mens ook niet laten om zich van die God af te wenden en radicaal anders te denken over zichzelf, de medemens en de wereld: er is geen God, er is geen goddelijke voorzienigheid; God heeft de wereld niet geschapen; de Bijbel is niet het woord van God, mirakels zijn onmogelijk, goede of kwade of heilige geesten bestaan niet; profeten kunnen de toekomst niet voorspellen; priesters zijn mensen zoals wij; de Kerk is een organisatie van mensen met menselijke doelstellingen; er is geen leven na de dood, de mens heeft geen onsterfelijke ziel, er is geen verrijzenis, geen laatste oordeel; Jezus is niet de zoon van God, niemand kan uit een maagd geboren worden, Jezus noch Maria zijn met hun lichaam in de hemel opgenomen; er is geen hemel en geen hel, geen vagevuur en geen erfzonde.
Er is het (bijna?) oneindige universum, met een onooglijke, kwetsbare maar verbluffend rijke aarde, waarop ooit (als enige?) leven is ontstaan dat zon spectaculaire diversiteit heeft ontwikkeld, met als (voorlopig?) hoogtepunt de mens, de denkende materie. Dit is een radicaal inzicht, wars van al het steriele en verderfelijk strijdbare fanatisme dat alle godsdiensten noodzakelijk kenmerkt. Het is een extreem eenvoudige houding, die geen behoefte heeft aan lapmiddelen, zoethoudertjes of illusies en die niets in de plaats stelt van de oude afgodenbeelden. Het is een volstrekt neutrale positie, die niemand veroordeelt of bestrijdt, die alles tracht te begrijpen en te verklaren vanuit de gegevens zelf, Ockhams mes in de hand. Het is een nederige, niet-dogmatische ingesteldheid, die zichzelf voordurend ten gronde in vraag stelt en altijd open staat voor nieuwe inzichten. Het is ook een eis tot radicale solidariteit met het hele universum, met alle medemensen, alle andere vormen van leven en onze hele omgeving. Het is een ontzaglijke verantwoordelijkheid, in het licht van de voorbije geschiedenis en in het vooruitzicht van de toekomst.
Het is wellicht de onverbiddelijke uitdaging van deze volmaakte zuiverheid die mensen, vertwijfeld door hun tergende onvolkomenheid, zo doet huiveren en die zo onbegrijpelijk veel rauwe agressie oproept tegenover hen die haar desondanks toch betrachten en die, gelouterd door het bevrijdende vuur van een ultieme catharsis, niet anders kunnen dan de blik gevestigd te houden op de horizon, waarachter een betere wereld daagt.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
29-12-2008
Onnozele Kinderen en Thomas Becket
Gisteren, de 28ste, was het Onnozele Kinderendag. In het Evangelie van Matteus, II, 16 staat het verhaal van de moord op al de mannelijke kinderen jonger dan twee jaar die in Bethlehem geboren waren. Koning Herodes was daarmee niet aan zijn proefstuk, zijn levensverhaal leest als een boek van Stephen King. Zo liet hij, naast ten minste één van zijn dertien vrouwen en een andere zoon, ook zijn zoon Antipater, terechtstellen op verdenking van hoogverraad. Hij had daarvoor de toelating nodig van keizer Augustus, die bij die gelegenheid (in het Grieks) zou gegrapt hebben: Je kan maar beter Herodes varken (hus) zijn dan zijn zoon (huios). Ook vandaag nog heb je in Israel meer overlevingskansen als varken dan als Palestijn. Maar terwijl de Palestijnse slachtoffers van het conflict in Gaza maar al te reëel zijn, lijken de onnozele kinderen totaal verzonnen: geen enkele andere bron spreekt over een dergelijke wandaad, terwijl we over de andere hebbelijkheden van Herodes goed ingelicht zijn.
Vandaag, 29 december herdenkt de katholieke kerk Thomas Becket (1118-1170). Hier en daar meent iemand dat het Thomas à Becket moet zijn, maar daar is geen enkele reden toe. Het lijkt wel Mrs. Bucket (emmer) die vindt dat ze Bouquet (ruiker) moet genoemd worden
Sommigen onder ons herinneren zich misschien Thomas Becket van de geschiedenisles of van het toneelstuk dat T.S. Elliot eraan wijdde en dat voor het eerst werd opgevoerd in de kathedraal van Canterbury in 1935. Daarin is aartsbisschop Becket een figuur die zich verzet tegen de autoritaire macht van de koning, Henry II en die daarom op zijn bevel in de kathedraal vermoord wordt door vier van zijn ridders. Dit is ook wat de katholieke kerk ervan vindt: Becket wordt sinds zijn dood vereerd als een martelaar, maar in Engeland natuurlijk niet meer vanaf Henry VIII en ook vandaag niet in de Anglicaanse kerk. T.S. Elliot gebruikte het historisch personage om zijn ideeën over het rijzend fascisme te vertolken, maar deed daarmee de waarheid danig geweld aan.
Thomas of London, zoals hij door zijn tijdgenoten genoemd werd, begon zijn loopbaan als hoveling en muntte meer uit in de jacht dan in zijn studies. Uiteindelijk kreeg hij rond 1142 een postje toegewezen in de hofhouding van Theobald, de aartsbisschop van Canterbury; hij werd er diaken en daarna aartsdiaken. Het was Theobald die hem in 1154 aan koning Henry II aanbeval als chancellor, kanselier dus, de rechterhand van de koning. De aartsbisschop en zijn collega-bisschoppen hadden gehoopt dat Thomas hen welgevallig zou zijn, hij zou de belangen van de kerk verdedigen bij de koning. Maar dat bleek een misrekening: Thomas koos in alles de kant van de koning en gebruikte zijn kennis van de kerkelijke wereld om allerlei hatelijke belastingen te laten goedkeuren en de privileges van de kerk te beknotten. Ondertussen liet hij zich wel verder uitbetalen als aartsdiaken van Canterbury. Thomas steunde de koning in zijn strijd tegen en in Frankrijk, waar hij ook effectief als ridder deelnam aan de vijandelijkheden.
Na de dood van Theobald stelde Henry II zijn vriend en raadsman Thomas voor om de functie van aartsbisschop van Canterbury, in de praktijk het primaatschap van Engeland, op te nemen, naast zijn taken als kanselier. Dat gebeurde in 1162, maar Thomas nam meteen ontslag als kanselier, zoals gebruikelijk was. En weer bleek hij een fameuze kazakkeerder te zijn: hij betoonde zich een zeer onafhankelijke aartsbisschop, die de koning herhaaldelijk dwarsboomde en van zijn ervaring als kanselier gebruik maakte om uitsluitend de kerk te dienen, tegen de wensen en de belangen in van zijn vroegere vriend en meester, de koning. Hij ging daarin zo ver, dat hij uiteindelijk de vlucht moest nemen naar Frankrijk in november 1164. Hij bleef daar ageren tegen de koning, met de steun van de paus, of een van de pausen, want er was ook een tegenpaus op dat moment. Zo excommuniceerde hij enkele bisschoppen en ook naaste medewerkers van de koning. Henry II reageerde door in 1170 zijn troonopvolger te laten kronen door een van de rivalen van Thomas, zijn aartsvijand en aartsbisschop van York, met wie hij nog samen in Canterbury had gediend. Thomas nam dat natuurlijk niet: het was het traditioneel voorrecht van Canterbury om die kroning te doen; hij schorste van uit Frankrijk meteen alle bisschoppen die eraan deelgenomen hadden. Toen Henry dat vernam zou hij uitgeroepen hebben: Will no man rid me of this turbulent priest? Is er dan niemand die mij verlost van deze woelige priester?
Op kerstdag 1170 excommuniceerde Becket al zijn tegenstanders.
De woedende uitroep van Henry II was genoeg voor enkele van zijn ridders. Zij trokken naar Canterbury en vermoordden Becket in de kathedraal.
De moord op de aartsbisschop van Canterbury, door medewerkers van de koning, ging als een schok door Europa. Becket werd meteen als martelaar vereerd; twee jaar na zijn dood verklaarde paus Alexander III, met wie hij had samengewerkt tegen Henry II, hem heilig. In 1174 ging Henry op boetetocht naar Canterbury. De populariteit van sint Thomas Becket verspreidde zich snel, met volle steun van Henry II en van diens dochters, in hun respectieve huwelijken her en der, zelfs tot in het Heilig Land en in IJsland. Canterbury werd een beroemd pelgrimsoord, onder meer voor de denkbeeldige vertellers van de Canterbury Tales van Chaucer.
Mijn gewoonte getrouw heb ik jullie opmerkzaam gemaakt op het feit dat niet alles wat ons voorgehouden wordt evangelie is, zelfs niet het Evangelie zelf, en zeker niet het bloedige verhaal van de Onnozele Kinderen. Vervolgens heb ik jullie laten zien dat de historische Thomas of London niet de moderne heldhaftige verdediger was van de mensenrechten die T.S. Elliot ervan gemaakt heeft in zijn Murder in the Cathedral, noch de zachtaardige onschuldige dienaar van de kerk die het slachtoffer werd van een absolutistische en hatelijke vorst.
Hij blijkt in tegendeel een zeer onberekenbare en zelfs onbetrouwbare politieke figuur geweest te zijn, die de mensen die in hem hun vertrouwen hadden gesteld wel zeer in hun verwachtingen heeft teleurgesteld, zowel zijn voorganger, de aartsbisschop van Canterbury toen hij zelf kanselier van de koning was, als die zelfde koning toen hij op zijn beurt aartsbisschop van Canterbury geworden was op voorspraak van die koning. Dat is nog geen reden om iemand te laten vermoorden, maar Thomas was een nijdig baasje, een man die niet op zijn kop liet zitten, een kemphaan, een mens met een supergroot ego, onverzettelijk als hij dacht gelijk te hebben, blind voor de mogelijkheid dat anderen misschien ook af en toe een heel klein beetje gelijk konden hebben, niet bereid tot gesprek en zeker niet tot enig compromis, zelfs niet een eervol. Hij was een man van uitersten, die zelfs zijn leven veil had voor zijn gelijk. Bij nader toezien en achteraf bekeken waren zijn overtuigingen misschien toch niet zo belangrijk: de meningsverschillen gingen tenslotte enkel over een paar twijfelachtige kwesties van het kerkelijk recht, niet over Goed en Kwaad. De heroïsche en fatale tweestrijd met Henry II, die vijftien jaar jonger was, kon hij onmogelijk winnen, en dat wist hij wel, maar tot toegeven was hij niet bereid, net zo min als de koning trouwens. Het was een confrontatie van twee vrienden, van een vorst en zijn nauwste medewerker, van een geliefde leerling en zijn even geliefde leermeester.
Het werd een drama van vriendschap en haat, trouw en verraad, van wereldlijke en kerkelijke hoogmoed, van bovenmenselijke karaktersterkte en de onzalige onmacht om met minder dan het absolute vrede te nemen.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
24-12-2008
mensen van goede wil?
Het aantal missen dat ik in mijn leven bijgewoond heb, vooral dan in mijn jeugd, is niet te tellen. Dat is voor velen onder ons zo. Duizenden keren hebben we de vaste gebeden en gezangen gepreveld en gezongen, we kenden alles rats van buiten, al verstonden enkel zij die Latijn kenden ook wat we toen beleden. Enkelen slechts zijn trouw gebleven aan die gebruiken, al is ook daarvan niet zo veel overgebleven na het Tweede Vaticaans concilie.
We herinneren ons vast wel het Gloria, zeker de aanhef: Gloria in excelcis Deo, et in terra pax hominibus bonae voluntatis. Straks is het kerstavond en in de middernachtmis zal hier en daar het Gloria weerklinken, heel toepasselijk, want het is een citaat uit het kerstverhaal van Lukas, hoofdstuk 2, vers 14. Het is wat de engelen zingen in de hemel: Glorie aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen van goede wil.
We kennen dat zo goed, geen mens die er zou aan twijfelen dat het precies zo is.
En dan heb je een ambetanterik zoals ik, die zich afvraagt: is dat wel zo?
De tekst van het Gloria is in de liturgie niet veranderd, althans de Latijnse tekst niet. Maar ik was verrast door de huidige officiële vertaling: en vrede op aarde aan de mensen die hij liefheeft. De oude tekst, die ons in het geheugen en in ons hart gebrand is, die een begrip geworden is over de hele wereld, een hoogtepunt van de kerstnacht, de kern van de boodschap van het kerstekind, de Prince of Peace, klopt niet, de Engelen hebben zich vergist in hun tekst. De vrede is niet bedoeld, blijkt nu, voor de mensen van goede wil, maar voor de mensen die God liefheeft, of in wie hij zijn welbehagen heeft, of een welgevallen, er zijn verscheidene vertalingen mogelijk. Dat weet men al heel lang, de Bijbelvertaling van 1951 heeft ook al de nieuwe tekst. Maar hebben wij daar iets over vernomen? Ik in alle geval niet, en ik ben mijn hele actieve leven elke dag omringd geweest door theologen en exegeten.
Wat is het verschil, zal je me vragen? Ik vind dat het een groot verschil is. Als de vrede gewenst wordt aan alle mensen van goede wil, dan zegt God, via zijn engelen (en engel komt van het Grieks voor boodschapper) dat mensen, alle mensen, vrede kunnen verwachten als ze maar van goede wil zijn. Een beetje goede wil is alles wat er nodig is, hoe dikwijls hebben we dat al niet aan elkaar gezegd. Als iedereen meewil, dan komen we er wel. We mogen niet van slechte wil zijn, want dan gaat het niet. Ik heb het tweede deel van die Kerstboodschap altijd van het beste gevonden dat de Kerk te verkondigen had, als een werkelijk universele boodschap.
Ik ben dan ook zeer teleurgesteld dat men dat kwansuis veranderd heeft. De vredeswens geldt nu enkel voor de mensen die God liefheeft, in wie hij zijn welbehagen gesteld heeft. Wat maakt dat uit? Heeft God dan niet alle mensen (even) lief? Wel neen. De Kerk heeft altijd een zeer duidelijk onderscheid gemaakt tussen de mensen, bijvoorbeeld tussen gelovigen en heidenen, tussen katholieken en protestanten, tussen goede en slechte mensen, tussen mensen die niet zondigen en zij die dat wel doen, en tussen kleine zondaars en grote. Een theoloog als Schillebeeckx zegt zelfs dat enkel de goede mensen het eeuwig leven zullen hebben, de zondaars verdwijnen in het niets bij hun dood, ze mogen zelfs niet naar de hel om eeuwig te branden.
De vredeswens is dus enkel voor het volk Gods, de uitverkorenen en daarmee zitten we in een belangrijke Oudtestamentische traditie. God heeft zich een volk uitverkoren, Israel, boven alle andere. Hij zorgt als een goede vader voor dat volk, zolang het hem en hem alleen trouw blijft. Zij mogen geen andere goden dienen, of hij stuurt vreselijke straffen op hen af. Maar hij bevrijdt het uit ballingschap, verdedigt het tegen zijn vijanden en brengt het naar een land dat overstroomt van melk en honing (maar helaas niet van olie: het is het enige land in heel het Midden-Oosten waar geen druppel olie in de grond zit, en dat na veertig jaar ronddolen, maar dit terzijde). De andere volkeren die in het land woonden (en wonen ) mogen vernietigd worden, in hen heeft God duidelijk geen welbehagen. De mannen en mannelijke kinderen mogen, nee moeten afgeslacht worden, de vrouwen die al een man bekend hebben ook, de maagden mogen de Israëlieten als vrouwen of als slaven nemen. Niet gij hebt mij gekozen, zegt de Heer, maar ik u. Vrede is er dus enkel voor de mensen die God heeft uitverkoren, niet voor iedereen, zelfs niet als men van goede wil is, dat is nu eenmaal niet voldoende, jammer hoor.
Wat gaan we dus vannacht beluisteren? Wellicht vrijwel overal de oude tekst, in het Latijn en zelfs in het Nederlands en in talloze andere talen. Maar voor het eerst zal er bij mij een ongemakkelijke twijfel knagen: de boodschap van de engelen aan de herders klonk eigenlijk anders, de blijde boodschap, het Evangelie heeft een andere tekst en die was bestemd voor eigen volk, dat God had uitverkozen en liefhad, en niet voor alle mensen van goede wil. Jammer, voor de vele mensen van goede wil die naar vrede snakken en daarvoor in de eerste plaats in het eigen hart kijken, en niet naar een of andere God in den hoge, die ook vandaag nog vooral aanroepen wordt om ten strijde te trekken tegen ongelovigen, ook in het land waar de engelen ooit hun twijfelachtige boodschap verkondigden. Bethlehem is nu een Palestijnse stad op de West Bank, de linkeroever van de Jordaan.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
15-12-2008
God is Not Great - God is niet Groot
Het aantal boeken over atheïsme dat de jongste jaren verschijnt, is nog wel te tellen, maar het is wel opvallend hoog. Bovendien halen ze vaak de toppen van de bestsellerslijsten. Dat was ook het geval met God is Not Great. The Case Against Religion, 307 pp., 2007, van Christopher Hitchens. In Amerika verscheen het met de alternatieve ondertitel: How Religion Poisons Everything en die vinden we ook terug in de Nederlandse vertaling: God is niet groot. Hoe religie alles vergiftigt. Ik was al begonnen in de Nederlandse vertaling die ik in de stadsbibliotheek van Leuven had gevonden, maar dat bleek nog maar eens een frustrerende bezigheid te zijn: een doenbare vertaling voor wie geen Engels kent, maar een kwelling voor wie overal het Engels doorheen leest. Dus bestelde ik via Internet de hardcover voor een redelijke prijs; toen het boek maar niet aankwam, porde ik de verkoper wat aan, die beweerde dat hij het al lang had verzonden, maar geen nood: hij zou gratis een nieuw exemplaar opsturen, de volgende dag nog! Uitleg Enkele dagen later kreeg ik een mailtje van de verkoper: hij had te weinig postzegels geplakt, was vergeten vermelden dat het printed papers waren, enfin, hij zou het nóg eens opsturen en ja hoor, na nog een weekje had ik eindelijk mijn boek en ondertussen is het ook uit.
Het begon goed: de auteur is journalist van beroep en geeft ook les in Engelse literatuur en taal aan de universiteit. Levendig, dus en erudiet, grappig, hilarisch met momenten, vol goede invallen, sprekende anekdoten; de overtuiging van de auteur, zijn woede, verbazing, frustratie spetteren van het blad; de eerste helft van het boek had ik in geen tijd uit. Daarna is de toon wat rustiger, de argumenten ernstiger, het tempo wat trager, de argumenten wat langer uitgesponnen, de anekdoten ook. Of dat nu goed of slecht is, laat ik aan de lezer over.
Ik weet niet goed aan wie ik het boek moet aanraden. Atheïsten zullen het met plezier lezen, want mensen krijgen nu eenmaal graag bevestigingen van wat ze zelf denken. Ik weet niet of ze veel zullen bijleren: de basisargumenten tegen religie zijn bekend, sommige al meer dan tweeduizend jaar. De anekdoten en persoonlijke getuigenissen van de auteur zijn best wel overtuigend, maar dat zijn illustraties, geen doorslaggevende argumenten, zeker niet voor niet-atheïsten, om ze zo maar eens te noemen. Aan mijn gelovige lezers kan ik dit boek niet aanraden: ze zullen zich vaak geschoffeerd voelen en de gevoelsargumenten zullen hen niet imponeren; tegenover de persoonlijke ervaringen van de auteur zullen zij terecht hun eigen beleving plaatsen, of voorbeelden die het tegendeel aantonen voor wie dat ook wil zien.
Het enorme succes van boeken over atheïsme, ook hier bij ons, moeten we niet zien als een bedreiging voor ons traditioneel katholiek en religieus Vlaanderen. Statistieken tonen aan dat Vlaanderen voor Kristus niet alleen van de voorpagina van De Standaard is verdwenen, maar ook definitief uit de harten van de overgrote meerderheid van de Vlamingen. Ondanks de talloze waarschuwingen van welwillende klokkenluiders, ook binnen de katholieke kerk, heeft de hiërarchie geweigerd om de dooi, die ingezet was met het Vaticaans concilie, om te zetten in een waarlijke lente voor de gelovige mens. Door vast te houden aan voorbijgestreefde en zelfs ronduit stupide dogmas, aan een ondemocratische gezagsstructuur, aan het niet te verantwoorden verplichte celibaat voor priesters, aan de materiële bezittingen van de kerk; door niet op te treden tegen priesters en religieuzen die misbuik maakten van hun positie om seksuele misdaden te plegen; door onbegrijpelijk verzet tegen de evenwaardige rol van de vrouw; door het autoritair verbieden van sociaal alom aanvaarde praktijken rond seksualiteit, stervensbegeleiding en andere morele kwesties; kortom door alle tekenen des tijds naast zich neer te leggen en te blijven dromen van de middeleeuwen, heeft de kerk haar goedmenende gelovigen deerlijk in de steek gelaten, aan hun lot overgelaten, teleurgesteld en blijvend van zich afgekeerd. Binnen echt heel afzienbare tijd zijn er geen zondagsmissen meer bij gebrek aan priesters, geen sacramenten meer, geen kerkelijk begrafenissen. Men heeft werkelijk ostentatief en met ware verachting voor andersdenkenden alle kansen gemist om nieuwe wegen in te slaan, om het geloof aan te passen aan een totaal veranderde wereld. Men is reactionair blijven vasthangen aan onbelangrijke bijkomstigheden, in plaats van de essentie van de boodschap te redden en die op een aangepaste wijze te verkondigen. De wereld is veranderd, de mensen zijn grondig veranderd. Het geloof is achtergebleven, verkommerd, op sterven na dood. En dat is niet de schuld van de atheïsten: Nietzsche verkondigde niet: God móet dood, hij stelde vast: God IS dood, de mens heeft God niet meer nodig en heeft hem afgedankt. Dat is ook de teneur van het boek van Hitchens: er is geen enkele reden waarom je nu nog tot een kerk zou behoren, in tegendeel zelfs.
De schuld voor het debacle van het katholiek geloof en zijn kerk ligt onmiskenbaar bij de kerkelijke overheid en nergens anders. Het is een loodzware verantwoordelijkheid. Ik kan me niet voorstellen dat verstandige mensen als Godfried Danneels en Joseph Ratzinger gerust slapen.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
08-12-2008
The Cambridge Companion to Atheism
Cambridge University Press is een departement van de Britse universiteit met die naam; het is ook een multinational. Recentelijk kocht ik twee van hun publicaties, uit de indrukwekkende reeks Cambridge Companions. In zeer verzorgde volumes van zo'n 400 à 500 bladzijden krijg je een zeer gedegen status quaestionis, een overzicht van het meest recente onderzoek over een bepaald onderwerp, auteur of figuur. Als je een zoekopdracht geeft op de website van de Press krijg je een overzicht van 1.699 titels; neem nu nog dat de helft dubbelen zijn (hardcover en paperback van dezelfde titel), dan zijn er nog 800 waaruit je kan kiezen. Enkele titels: Atheism, The String Quartet (dat zijn de twee die ik kocht), en verder elke filosoof die je maar kan bedenken, elke componist, elk genre, elke literaire auteur... Ze zijn niet altijd goedkoop, maar mits een beetje te zoeken vind je wel een betaalbaar exemplaar voor ongeveer £10 in vele gevallen. De website laat je met de Boeken-Google ook de inhoudsopgave bekijken, soms kan je hele hoofdstukken lezen, er zijn boekbesprekingen... echt de moeite.
Ik kan mijn voorstelling van The Cambridge Companion to Atheism dus met een gerust gemoed beperken tot deze link:
http://www.cambridge.org/uk/catalogue/catalogue.asp?isbn=9780521603676&ss=exc. Er is namelijk geen Nederlandse vertaling, voor zover ik kon nagaan. En ja, het is zeer de moeite, in zijn grote verscheidenheid: achttien bijdragen over zowat alle belangrijke aspecten van het probleem, gebracht in (meestal) verstaanbare taal, wetenschappelijk verantwoord, evenwichtig (er zijn ook tegenstanders van het atheïsme bij de auteurs), niet agressief. Nog maar een bewijs dat je geen beeldenstormer of papenvreter hoeft te zijn om atheïst te zijn. Ik vertaal het besluit van de laatste bijdrage in het boek:
Wat we kunnen besluiten over de modale atheïst in de Westerse samenleving vandaag, is dat die persoon meer dan waarschijnlijk een man is, getrouwd, met een hogere opleiding. Kan men ook spreken van een modale atheïstische persoonlijkheid? We kunnen dit benaderend psychologisch profiel aanreiken. We mogen stellen dat atheïsten naar voren komen als minder autoritair, minder beïnvloedbaar, minder dogmatisch, minder vooringenomen, meer tolerant tegenover anderen, met eerbied voor de wetten, mededogend, gewetensvol, en goed opgevoed. Ze zijn zeer intelligent, velen van hen zijn betrokken in het intellectuele of wetenschappelijk leven. Kortom, het zijn mensen die je best wel als buren wil.
Zo hoor je het ook eens van een ander.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
01-12-2008
Leven over de dood heen
Aansluitend bij enkele vorige teksten over onsterfelijkheid en de ziel wil ik nog wijzen op het interdisciplinair colloquium dat de Faculteit der Godgeleerdheid van de K.U.Leuven in het voorjaar van 1990 organiseerde over het Leven over de dood heen. Bij Acco verscheen toen onder de zelfde titel een verzorgd verslagboek, waarin onder de redactie van Jan Lambrecht en Leo Kenis de lezingen en andere bijdragen opgenomen werden. Ik leg een beetje stiekem de nadruk op verzorgd', omdat ik toen als secretaris van de Faculteit, sterk betrokken was, zowel in de voorbereiding en de organisatie van het colloquium als bij de publicatie van het verslagboek. Wij hadden toen op het secretariaat van de Faculteit een behoorlijke expertise opgebouwd in wat men toen desktop-publishing noemde: het camera-ready maken van teksten op de PC, om ze zo aan de drukker te leveren. En als ik na al die jaren het resultaat bekijk dat wij toen met uiterst eenvoudige middelen konden bekomen, dan ben ik behoorlijk trots. Maar dat terzijde.
Het colloquium had toen heel wat succes en het boek is sindsdien lang uitverkocht, je kan het soms nog tweedehands vinden en ik kan het je objectief aanraden. Het zijn hoogstaande en diepgravende bijdragen van uit verschillende oogpunten, die een zeer goed overzicht geven van wat men ook vandaag nog kan zeggen over de aan- of afwezigheid van een verwachting naar een leven na de dood.
In drie lezingen in het kader van de Mgr. Dondeyne-leerstoel voor een ruimer publiek, brachten Guido Maertens, Marcel Janssens en Herman-Emiel Mertens bijdragen over respectievelijk het hedendaags aanvoelen rond deze problematiek; een taal voor het hiernamaals in de literatuur; de boodschap van Evangelie en Kerk. Het zijn drie zeer leesbare en genietbare, eerlijke teksten, wars van alle dogmatiek of belerende betweterigheid, en dat geldt zeker ook voor de auteurs van de andere bijdragen.
Jan Lambrecht s.j. geeft op een bijna zakelijke manier weer wat de Bijbel over het hiernamaals zegt, neuroloog Dokter Erik Pillen vertelt ons zeer nuchter over de confrontatie van de geneeskunde met de dood. Psycholoog Jos Corveleyn illustreert de menselijke verwachtingen tegenover een nabestaan, zowel vanuit enquêtes als vanuit de literatuur, bijvoorbeeld Freud. Jan Van der Veken bekijkt het probleem' vanuit zijn filosofisch vakgebied, maar met sterke krachtlijnen naar wat het geloof en de theologie daarover kunnen zeggen. Bijzonder interessant is ook wat antropoloog René Devisch vertelt over overlijden als overleven in traditioneel Centraal-Afrika. De bijdrage van de immer controversiële theoloog Edward Schillebeeckx is... controversieel; en ja, Schillebeeckx leeft nog, hij is geboren in 1914. Eberhard Jüngel heeft het in zijn heldere en ook voor niet-theologen erg duidelijke uiteenzetting over het laatste oordeel als daad van genade, een hoopgevende benadering, zoals ook die van Herman-Emiel Mertens trouwens. In het derde deel zijn kortere bijdragen opgenomen: Wim Beuken s.j. over het Oude Testament, Emilio Platti over de Islamitische eschatologie, Willy Vande Walle over het Boeddhisme en het hiernamaals, Urbain Dhondt over filosofie en onsterfelijkheidsgeloof. Antoon Vergote besluit met een gevat overzicht van de discussies en enkele rake slotbeschouwingen.
Ik vermeld hier ook graag het boek van Jan Lambrecht s.j. dat de basis vormde voor zijn bijdrage in het colloquium en het verslagboek: Daar komt toch eens... Opstellen over verrijzenis en eeuwig leven', eveneens uitgegeven bij Acco, in de Nikè-reeks. Op misschien één erg gespecialiseerde bijdrage na zijn ook dit zeer goed leesbare teksten voor een ruimer publiek van geïnteresseerde leken'.
Het is zeer goed mogelijk dat fundamentalistische christenen of zeer behoudsgezinde gelovigen aanstoot nemen aan deze teksten. Men vindt er immers vrijwel nergens de traditionele, de officieel kerkelijke of de volkse devotionele beelden en begrippen over de dood, het oordeel, het hiernamaals, de ziel... Elk van de auteurs gaat op zoek naar de grond van de zaak en geeft vrank en vrij zijn eigen eerlijke mening en als hij iets niet weet, dan zegt hij dat ook. Er worden geen fabeltjes verteld, er wordt geen valse hoop gegeven, geen verwachtingen opgewekt die niet kunnen ingelost worden. Hoop, maar dan wel gegronde hoop, is blijkbaar het maximum van wat deze wetenschappers te bieden hebben aan de zoekende mens. Dat lijkt misschien niet veel, maar het is stukken eerlijker en geloofwaardiger dan wat men ons vroeger probeerde wijs te maken.
Op de foto: de bibliotheek van de Faculteit Godgeleerdheid te Leuven
Categorie:God of geen god? Tags:filosofie, dood, hiernamaals
16-11-2008
over de ziel, onsterfelijkheid en verrijzenis
Het was in Antwerpen, tijdens de laatste drie jaar van mijn humaniora, dat ik tijdens een weekend mijn huisgenoten in mijn gastgezin teisterde met de vraag: wat is de ziel? Geen die het wist, op wat vage uitleg na, restanten van slecht verteerde allegorieën uit de godsdienstles, bijgeloof of volksdevotie. En ikzelf, die een opstel moest maken over het onderwerp, wist het al evenmin. Het is nochtans geen dwaze vraag. De ziel is een belangrijk thema in onze beschaving, zoals blijkt uit onze taal, de beeldende kunsten, het theater, de film... Het is het exclusieve onderwerp van een hele wetenschap, de psychologie en een essentieel onderdeel van elke filosofie, elke theologie, elke ideologie, elk mens- en wereldbeeld. Als ik vandaag de vraag opnieuw zou stellen, zou het antwoord wellicht niet beter geïnformeerd of overtuigender zijn dan vijftig jaar geleden.
Ik las onlangs een boek uit 1984, cursusnota's eigenlijk, van de hand van professor Pater de Pater', zoals hij zichzelf steeds noemde aan de telefoon, Wilhemus de Pater, emeritus hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte in Leuven: Immortality. Its History in de West, viii + 200 pp. Het heeft al die tijd ergens in een doos gezeten, tot ik er eindelijk (nog) eens aan begon. Als we spreken over de onsterfelijkheid van de mens, dan stelt zich meteen de vraag wát er dan precies onsterfelijk is en dat brengt ons bij de ziel. Het is immers sinds mensenheugenis evident dat ons lichaam niet onsterfelijk is; het moet dus iets anders zijn en dat is, in talloze versies gedurende de hele geschiedenis van het mensdom, de vraag geweest naar de ziel.
Ik vond onlangs ook tweedehands Imagining the Soul. A History, x + 246 pp., 2003, notes, bibliography, acknowledgements, index, illustrated, van Rosalie Osmond, volgens de flaptekst a writer, reviewer and lecturer, working for the University of London's department of continuing education...a regular contributor to The Tablet. Het boek is inderdaad een overzicht van de beeldvorming van de ziel in onze beschaving, met veel aandacht voor de concrete vorm die men in de loop der tijden aan de ziel heeft gegeven in literatuur, theater en in de beeldende kunst. Er is een aanzienlijk verschil in de kwaliteit van de verschillende hoofdstukken, voornamelijk door de keuze van de voorbeelden: uit minderwaardig of onbetekenend materiaal kan je nu eenmaal geen belangrijke conclusies trekken, uit een te beperkt aantal gevallen kan je geen significante regels afleiden.
Tenslotte las ik ook Spinoza's Heresy. Immortality and the Jewish Mind, xvi + 225 pp., 2001, notes, bibliography, index, van Steven Nadler. Het is een zeer leesbare wetenschappelijke studie over het onsterfelijkheidsdenken in het Oude Testament en de Joodse filosofie tot in de tijd van Spinoza, in een poging om te begrijpen waarom die filosoof op zo'n hardvochtige wijze uit zijn gemeenschap werd verstoten en ook door de christengemeenten verafschuwd werd.
Wie nu denkt dat ik alles weet over de ziel en onsterfelijkheid, die heeft het goed mis. De eerste conclusie die ik moest trekken is dat geen mens weet wat de ziel is, noch of we onsterfelijk zijn. Weer staan we voor dat soort vaste waarden van onze cultuur, waarover zogezegd iedereen het eens is, een vanzelfsprekendheid, tot je de moeite doet om je af te vragen, zoals professor Dondeyne ons leerde: wat is er uiteindelijk van aan?
Dat heeft ook in dit geval nooit iemand weerhouden om met veel aplomb zijn of haar standpunt ter zake uiteen te zetten en zelfs op te leggen. In tegendeel met wat wij denken, is er nergens, ook niet binnen de katholieke kerk, een eensgezinds standpunt over de ziel, onsterfelijkheid of verrijzenis, de hereniging van de ziel met het lichaam aan het einde der tijden. Tot capita, tot sensus: zoveel meningen als hoofden. Er zijn inderdaad geen twee auteurs of kunstenaars die over deze onderwerpen het zelfde standpunt innemen; de verschillen zijn spectaculair, de overeenkomsten bijkomstig.
En dat hoeft ons niet te verbazen, want het is spreken over iets dat we niet weten, dat we niet kennen, waarvoor er geen enkel bewijs is, waarvoor er geen bewijs kan zijn.
Dat is evident zo voor onsterfelijkheid en verrijzenis, maar ook voor de ziel. Het is pas recentelijk dat men precies daarover eindelijk met enige wetenschappelijkheid kan argumenteren, op basis van ernstig neurologisch onderzoek. Maar de conclusies daarvan wijzen in al hun voorlopigheid naar deze ontnuchterende vaststelling: er is blijkbaar niet zoiets als een ziel in de mens, er is niets dat beantwoordt aan wat men altijd met die term heeft aangeduid.
Of men nu kijkt naar wat men de Griekse oudheid dacht, in het Oude Testament, de Evangelies en de andere geschriften van het Nieuwe Testament, de Patristiek, de Scholastiek, de theologische en filosofische ontwikkelingen sinds de Verlichting, de Joodse traditie of de hedendaagse cultuur: eigenlijk tast men in het duister. Men probeert, in het beste geval althans, op een zinvolle, samenhangende manier te spreken over de mens als een wezen dat geboren wordt en sterft, dat denkt, voelt en handelt, leeft. Men zoekt een plaats te geven aan aspecten die men duidelijk voor ogen heeft en andere, die men veronderstelt als werkelijkheden achter de ogenschijnlijkheid. Maar er is niet veel waarop men zich kan baseren, op deze zekerheden na: we worden geboren, we leven, we sterven.
Het is precies rond die op zich onbegrijpelijke zekerheden dat de mens steeds verhalen heeft geweven, met een fantasie die werkelijk geen grenzen kent, in de volksverbeelding of de kunst, noch in de filosofie en het allerminst in de theologie en de volksdevotie. Men heeft voortgebouwd op veronderstellingen en valse voorstellingen, men is tot het waanzinnige blijven doorbomen op verkondigde waarheden' en zo is men uiteindelijk beland bij de rijstpap met gouden lepeltjes, zwarte duivels met hoorns en pijlstaarten die de zondaars voor eeuwig braden in de hel, witte en zwarte zieltjes, het vagevuur, zielen die geen rust vinden en als spoken ronddolen in de wereld...
Anderzijds heeft men natuurlijk ook altijd getracht om bepaalde niet evidente maar belangrijke inzichten onder woorden te brengen. Toen de mensen stilaan begonnen in te zien dat zij heel veel gemeen hadden met hun omgeving, maar op essentiële punten verschilden van al het andere, gingen ze op zoek naar wat dat onderscheid precies was: het vermogen om te denken en te spreken, zich dingen te herinneren en plannen te maken. Daarvoor zocht men een verklaring en een naam en een daarvan was: de mens heeft een ziel, en alleen de mens heeft die. Anderen waren het daarmee niet eens: het belangrijkste onderscheid is dat tussen wat leeft en wat niet leeft, de ziel is het levensbeginsel, dus ook planten en dieren hebben een (soort van) ziel.
En wat is die ziel dan? Waar komt die vandaan? Is die er ook voor de geboorte al, is ze er altijd geweest, ergens in een zielenmagazijn? Of ontstaat ze pas bij de conceptie? En wat gebeurt er als de mens sterft? Gaat de ziel dan ook gewoon dood, of keert ze terug naar het magazijn, misschien voor een nieuwe beurt? Of is een ziel eigen aan elke mens, is ze precies wat de ene mens onderscheidt van de andere, wat hem of haar uniek maakt? Blijven al de herinneringen, al de kennis en vaardigheden, al de gevoelens bewaard in de ziel als het lichaam sterft? Wat gebeurt er dan met die ziel? Hoe ziet ze eruit? Heeft ze een specifieke vorm, verschillend van mens tot mens, zoals het lichaam, en dus herkenbaar? Materieel kan ze niet zijn, zoals het lichaam; hoe is ze dan wel? Een schaduw, de laatste ademtocht, een gevleugelde geest, een vogel, een vlinder, een mini-mens?
De ziel werd ook heel vaak gezien als de geestelijke zetel van de rede en de nobelste en meest verheven gedachten van de mens; daartegenover stond dan het onvolmaakte, vergankelijke lichaam, onderhevig aan alle mogelijke gevaren en bovendien getormenteerd door de wilde passies van de zinnen: vraatzucht, dronkenschap, geilheid, machtswellust, luiheid, gemakzucht, leugen en bedrog, wreedheid en moordlust, een reeks zonder einde. Dat is de aloude, effenaf nefaste, ronduit perfide tweedeling van de mens in een verheven ziel en een zondig lichaam, die in het christendom de mens tot zo'n onzalige excessen zou voeren.
Een andere seminale gedachte doet al heel vroeg haar intrede: het rechtvaardigheidsgevoel, dat ons ook nu nog vaak vreselijke parten speelt. Wij mensen zien dat het er in de wereld niet altijd eerlijk aan toe gaat: de zon schijnt voor de goeden en de bozen, de regen valt ook op de rechtvaardigen, men krijgt zelden het verdiende loon, misdaad loont maar al te vaak wel, eerlijk duurt inderdaad het langst, veel te lang zelfs. Dat leidt tot de gedachte dat als er geen rechtvaardigheid is op deze wereld, er wellicht een vergelding is in het hiernamaals. Wie een uitzonderlijk goed leven leidt of echte heldendaden presteert, die moet daarvoor een beloning krijgen, niet (alleen) hier en nu, maar ook daarna. Bijna in alle beschavingen is er een plaats waaruitzonderlijk verdienstelijke personen naartoe gaan als ze sterven, of zelfs zonder te sterven, met lichaam en al, en waar ze een gelukzalig leven leiden. Stilaan komt men tot de overtuiging dat iedereen na de dood zal beoordeeld worden, met een straf voor de kwaden en een beloning voor de goeden. En weer zijn er vele mogelijkheden. Misschien zijn het enkel de goeden die zullen mogen voortleven onder een andere vorm, terwijl de andere gewoon verdwijnen; anderzijds: misschien is dat niet genoeg als straf en wacht hen helse marteling, tijdelijk of eeuwig. En kan een ziel wel genieten van hemels geluk en ook genoeg pijn lijden, als er geen lichaam meer is dat precies het geschikte instrument is voor beide tegengestelde ervaringen? Misschien komt daar wel de zeer vreemde gedachte vandaan van de verrijzenis van het lichaam, de hereniging van de immateriële ziel met het lichaam, alle zielen met al hun lichamen, op de jongste dag, als de Rechter het allerlaatste oordeel komt vellen en de wereld eindigt? Maar welk lichaam dan? Toch niet dat van het ogenblik van de dood, zeker niet bij heel jonge of heel oude mensen! Wanneer zijn we op ons best, om te genieten of om te lijden?
Meteen is het gevaar duidelijk van elke loze veronderstelling: eenmaal men uitgaat van een principe, een premisse, volgen de consequenties, wie A zegt zit al heel gauw aan X, Y en Z, dat wil zeggen in het ongewisse. En waar filosofen, theologen en kunstenaars af en toe zelf nog weten dat ze niet letterlijk spreken, maar in beelden, nemen gewone mensen die beelden al te gemakkelijk voor werkelijkheid en wie kan het hen kwalijk nemen?
Men zou, zonder echt te overdrijven, kunnen stellen dat de vraag naar het leven na de dood behoort tot de kern van het menselijk denken, vroeger, nu en wellicht zolang er mensen zullen zijn. In het Westen is dat vrijwel steeds gesteld in morele termen: het hiernamaals dient om te belonen en te straffen, dus kijk maar uit wat je hier op aarde uitspookt. Heel veel mensen konden (en kunnen) zich eenvoudig niet voorstellen dat iemand zou nalaten om kwaad te doen indien er geen bestraffing is, hier, misschien maar zeker later. Men was er heilig van overtuigd dat zonder Rechtvaardige Rechter de hele wereldorde zou teniet gaan in absolute chaos. Zonder God en godsdienst was moraal eeuwen lang ondenkbaar.
En zo keerde men de oorspronkelijke gedachtegang om: men vertrok van het bestaan van God, voegde er de erfzonde aan toe, een werkelijk ontstellende gedachte, namelijk dat wij allen zondig zijn, onwaardig om het eeuwig leven te verdienen, omdat de eerste mens gezondigd hebben, al weten we niet precies wat ze precies gedaan hebben, maar het was erg genoeg om de hele mensheid in het verderf te storten, stel je voor; maar dat is een wel erg onverkwikkelijke gedachte en dus moest er een Messias komen, een Redder, die de mensen zei en toonde hoe het moest en die zich ten slotte voor hen opofferde en zo de hemel weer bereikbaar maakte... Hoe onvoorstelbaar vreemd deze gedachte wel is, is steeds weer gebleken toen men deze Blijde Boodschap ging prediken in andere culturen: christelijke missionarissen werden meestal ofwel vrolijk uitgelachen en genegeerd of meteen afgemaakt voor ze nog meer onzin konden uitkramen en nog meer onheil aanrichten.
Ik probeer te besluiten. Het is mij nu nog meer duidelijk geworden dat alles wat men tot nu toe gezegd, geschreven en gepredikt heeft over de ziel, het leven na de dood en de verrijzenis van het lichaam gesteund is op de al dan niet redelijke veronderstellingen, theorieën en fantasieën van mensen, ingegeven door de omstandigheden van hun bestaan. Er zijn ontelbare elkaar uitsluitende opvattingen, ook nu nog. Er is bij de mensen geen enkele duidelijkheid over deze kwesties, nergens ter wereld. Vrijwel niemand houdt in de praktijk ernstig rekening met een of andere van deze uiteenlopende opvattingen. De overwegende houding is de agnostische: er is nog niemand teruggekeerd om te zeggen hoe het is, we weten er dus niets van. Stilaan legt de wetenschap de basisstructuren bloot van het menselijk bewustzijn en van het leven zelf. In dat mensbeeld is geen plaats meer voor de vale schijngestalten uit het verleden.
En ondertussen proberen bijna zeven miljard mensen te overleven in deze wereld, zonder zich daarover erg druk te maken.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
01-11-2008
Allerheiligen, Allerzielen en Halloween
Allerheiligen en in mindere mate Allerzielen waren in onze jeugd echte hoogdagen; de laatste jaren is het meer en meer Halloween dat benadrukt wordt, en de herfstvakantie; geen van beide kenden we als kind. Allerheiligen zelf is ook een relatieve laatkomer in de kerkelijke kalender, al kent men het sinds de jaren 800; het gaat zelfs terug tot het jaar 609, toen paus Bonifatius IV het Romeinse Pantheon, letterlijk de tempel van alle goden, toewijdde aan Maria en alle martelaren, op de eerste zondag na Sinksen. Het werd verschoven naar 1 november onder Gregorius III en tot een universeel feest gemaakt door Gregorius IV, rond 825, toen een kapel in Sint-Pieters in Rome aan alle heiligen gewijd werd.
Zoals gebruikelijk heeft de kerk daarmee ingespeeld op veel oudere tradities. 1 november markeerde de definitieve scheiding tussen de zomer en de winter. De zomeractiviteiten op het veld waren achter de rug, de wintervoorraden waren ingeslagen, het leven verplaatste zich van buitenshuis naar binnen. Buiten heerste de leegte, de onvruchtbaarheid, de dood. Een goed moment dus om de overledenen te gedenken. In veel tradities vinden we sporen terug van die overgang van leven naar dood in de nacht van de 31ste oktober. Het was dan dat de beide werelden, die van de levenden en die van de doden, het dichtst bij elkaar kwamen. Men beeldde dat uit door vermomd als geesten en spoken, met maskers en lompen en pruiken, in de schemering en de nacht rond te lopen; men stak vuren aan en hing lantaarns op, zodat men enigszins kon zien waar men liep. Vooral in Schotland en Ierland was dit erg gebruikelijk en in de 19de eeuw hebben de emigranten die folklore meegenomen naar Amerika, waar Halloween een echt kinderfeest is geworden: het zijn de kinderen die zich vermommen en van huis tot huis gaan om snoep en geschenkjes te bedelen, met de bedreiging: trick or treat! Of: een geschenkje of ik beheks je! De commercie heeft het ook naar onze streken uitgevoerd, net zoals het heidense' Kerstmannetje Santa Claus, het Amerikaans alternatief voor Sinterklaas.
Spoken, geesten, heksen, tovenaars... het is allemaal folklore geworden, een reden tot vermaak, zelfs het griezelen is nu lekker', tijdens winterse nachtelijke wandeltochten of bij ziekelijke, degoutante horrorfilms. Niemand die nog echt gelooft dat er in de wereld iets anders bestaat dan mensen en dieren en planten, bacteriën, virussen... Nu een overgrote meerderheid van ons ook niet meer in het hiernamaals gelooft, in hemel of hel, denkt men ook anders over de doden: we gedenken ze, we denken aan hen terug, we her-denken ze met weemoed, verdriet of gemengde gevoelens, al naar gelang. We brengen ze terug in onze herinnering, maar we weten dat ze niet terugkomen, dat ze niet ergens anders zijn. We weten dat ook wij zullen sterven, maar wat er dan met ons gebeurt, dat weten we niet, we kunnen het niet weten. We gaan ervan uit dat het dan wellicht met ons gedaan is, zoals ons lichaam zal wegrotten of in rook en as opgaan, zal ons machtig, verontrustend, heerlijk en pijnlijk zelfbewustzijn ooit definitief stilvallen, na de aftakeling die het tijdens ons leven al onderging door ziekte of gewoon ouderdom. Wij hebben geen plan voor een hiernamaals, het speelt geen rol in ons leven, op het ontnuchterende weten na dat we nu eenmaal sterfelijk zijn, dat het leven al bij al kort is, zelfs als we nu gemiddeld veel ouder worden dan ooit en veel langer genieten van onze oude dag.
Dat sobere inzicht in het leven en de dood is er niet vanzelf gekomen. Op het puin van de Grieks-Romeinse cultuur en de religieuze tradities van het Midden-Oosten heeft het christendom een godsdienst gebouwd met als basisgegeven de overwinning van het leven op de dood: de mens kan eeuwig leven, de dood is maar een overgang uit dit tranendal naar een schitterende eeuwigheid. Hoeveel meer dan moeten wij ons tijdens dit leven hier op aarde al richten naar die toekomst, hoe onbelangrijk is het lijden hier... De kerk en de gelovigen hebben op die precaire grondgedachte kathedralen en paleizen opgericht van verdraaide eruditie, van op hol geslagen theologie en lege filosofie, van fantasie en folklore en volksdevotie.
Tegen die heilige huisjes hebben mensen met gezond verstand en scherpzinnige denkers sinds de vroegste aberraties gereageerd, maar het was een eenzame strijd, die ze vaak met hun leven moesten bekopen. Ook wij hebben die weg moeten gaan, elk op onze eigen manier. Wij hebben geworsteld met gewetensvragen, hebben ons afgekeerd van lege rituelen en holle frasen en de inmenging van de kerk in het leven. We zijn zelf gaan nadenken, tot het geloof voor ons een minimale persoonlijke invulling kreeg, of totaal verdween.
Maar dat is niet overal het geval. Tot verbijstering van wie teruggevallen is op sobere, redelijke en pragmatische inzichten en leefregels, zijn er ook vandaag nog wellicht veel meer mensen die nog steeds geloven in een almachtige God, in engelen en duivels en geesten, die zich mengen in het bestaan van de mensen. En het zijn geen goedgelovige, simpele mensen, maar wereldleiders, politieke en religieuze, die denken en handelen en beslissen vanuit een geloof dat de meeste kinderen in hun prille jeugd al achter zich laten.
Galilei heeft, onder ook fysieke druk van de kerkelijke overheid, zijn wetenschappelijke inzichten in de kosmos moeten verloochenen: nee, de aarde draaide niet om de zon zoals de andere planeten, maar stond roerloos in het midden, door God daar geplaatst voor de mens. Hij zou, toen hij de gevangenis verliet, gemompeld hebben: eppur si muove! Dat betekent zoveel als: en toch beweegt ze! Toch zijn er ook vandaag nog overigens verstandige mensen die dat en ook ongeveer alle wetenschappelijke verworvenheden ontkennen en zelfs gewelddadig bestrijden, allemaal in naam van God of Allah. Dat is voor mij het mysterie van het geloof: het belijden, tegen alle beter weten in, van opvattingen die nergens goed of nodig voor zijn, het afwijzen en ontkennen van wat we met onze eigen ogen zien.
Categorie:God of geen god? Tags:filosofie, dood, hiernamaals
22-10-2008
Ursula & Cordula
Ursula en Cordula, twee namen die vroeger heel vaak voorkwamen, niet alleen in Vlaanderen, maar in de hele (christelijke) wereld. Vandaag weet amper nog iemand dat die namen bestaan hebben. Geen van beide oorspronkelijke heiligen, naar wie al de volgende Ursula's en Cordula's genoemd waren, wordt nog officieel gevierd in de katholieke kerk sinds de hervormingen van 1969 (!). Nochtans waren ze allebei heel populair, vrijwel tot op het moment dat ze uit de lijsten verdwenen zijn. Talloze kunstenaars, en niet van de minste, bijvoorbeeld Memling, hebben hun verhaal uitgebeeld, bezongen en verteld. Wij kennen hier bij ons de vrouwelijke congregatie van de Ursulinen, gesticht door Angela de Merici in 1535, die zich vooral met de opvoeding van jonge meisjes bezighield; er is een belangrijke secundaire school in Sint-Katelijne-Waver.
Wat weten wij over die twee heiligen? In een woord: niets. Dat is ook de reden waarom men ze bij de herziening van de heiligenkalender in 1969 stillekens weggelaten heeft. Er is geen enkel historisch document dat hun naam vermeldt, al de legenden rond hun leven of dood, zijn gedurende 1600 jaar verzonnen, aangedikt, vermengd met andere verhalen en aangepast aan plaatselijke of tijdelijke omstandigheden.
De eerste vermelding van maagdelijke martelaressen verschijnt in een inscriptie van rond 400 op de huidige kerk van Sankt Ursula in Keulen. Het is een vage tekst over de oprichting van een basiliek op de plaats waar naar verluidt' maagden hun leven zouden gegeven hebben voor het geloof. Dat is alles, meer is er niet, geen namen, geen data, geen aantallen. Enkele honderden jaren later spreekt men al van ettelijke duizenden maagden, van wie de voornaamste Pinnosa zou geweest zijn. Daarna zijn de aantallen zeer uiteenlopend: twee, elf (Ursula, Sencia, Gregoria, Pinnosa, Martha, Saula, Britula, Saturnina, Rabacia, Saturia, and Palladia), tweeduizend, elf honderd, tot elf duizend vanaf het jaar 900. Waar komt die 11, 1100 of 11.000 vandaan? Ook dat weten we niet. Heeft iemand een onduidelijke aanduiding op de inscriptie in Keulen verkeerd gelezen als XI? Heeft men er later XI MV van gemaakt, elf Vrouwelijke Martelaren (undecim martyres virgines), en is dat dan weer verkeerd gelezen als undecim milia virgines (er werd veel afgekort in inscripties en manuscripten)? Was een van de maagden Undecimilla, letterlijk Elfje? Het was in de Romeinse tijd inderdaad gebruikelijk om vooral slaven geen naam maar een volgnummer te geven; Primus, Secundus, Tertius, Quartus, Quintus, Sextus &c. Heeft men die Undecimilla dan gelezen als undecim millia, elf duizend? In de kerk in Keulen liggen duizenden beenderen, waarschijnlijk de overblijfselen van een begraafplaats die men rond 1100 (!) heeft ontdekt; toen een dokter in de 19de eeuw vaststelde dat er ook dierlijke beenderen bij waren, moest hij de stad verlaten onder druk van de kerk en de publieke opinie...
De elementen die we het vaakst terug vinden in de legende zijn deze. Een Britse prinses werd uitgehuwelijkt aan een heidense koning, maar stelde als voorwaarde dat hij zich zou bekeren en drie jaar zou wachten met de voltrekking van het huwelijk. Van die adempauze maakte ze gebruik om de vlucht te nemen naar het vasteland. Toen ze met elf gezellinnen en 1000 dienaressen voor elk van hen, de oversteek maakte, brak er een storm los die het schip ergens in Gallië deed stranden. Van daar begonnen ze aan een lange pelgrimstocht die hen tot in Rome bracht. Daar nam de paus ontslag en reisde met hen mee. Zo kwamen ze in Keulen terecht, dat door de Hunnen belegerd werd. Ze werden verraden en uitgeleverd en alle 11.000 vermoord door de Hunnen, Ursula door Julius, de aanvoerder zelf, met een pijl. Dat is het verhaal van Sint-Ursula en de 11.000 maagden, en het heeft alle twijfels, bedenkingen en ernstig wetenschappelijk onderzoek overleefd tot in 1969. Er zijn talloze versies van, die honderden stichtelijke bladzijden vullen.
Cordula verschijnt ook in een van die legenden. Ze was een van de gezellinnen en had zich verborgen tijdens de slachting, maar de volgende dag kreeg ze spijt en onderging vrijwillig het zelfde lot.
Dat laatste element heeft een vreemde echo in een verhaal uit de Franse Revolutie, dat we voor het eerst vermeld vinden in de memoires van Mère Marie, van het Karmelietessenklooster van Compiègne, die de Terreur overleefde. Toen de vermoorde nonnen later door de kerk zalig verklaard werden, vond de jonge Duitse katholieke schrijfster Gertrude von le Fort in hun verhaal inspiratie voor haar roman: Die letzte am Schafott (1931). Dat is later bewerkt tot een toneelstuk, dat veel succes kende in katholieke middens; ik herinner me opvoeringen door een amateurgezelschap in mijn geboortestad Eeklo, met mijn al te vroeg overleden zus in de rol van Blanche de la Force ( cf. von le Fort). Georges Bernanos werd aangezocht voor een filmscript en breidde het verhaal uit met personages en gebeurtenissen. Francis Poulenc (1899-1963) maakte er een opera van: Dialogue des Carmelites, gecomponeerd in 1953, première in La Scala in 1957. Vooral de scène met het akelige geluid van de guillotine is vermaard. De jonge zuster Blanche onttrekt zich aanvankelijk aan het lot van de andere zusters, maar komt dan in een uiterst dramatische scène opdagen om als laatste op het schavot haar plaats in te nemen bij haar medezusters, als een nieuwe Cordula.
Zelfs als we enig begrip opbrengen voor de wellicht vermeende goedgelovigheid van de gelovigen gedurende meer dan 1600 jaar, kunnen we vandaag niet anders dan ons vragen stellen over een kerkelijke overheid die dit en andere verhalen niet alleen heeft toegelaten maar ook nog bekrachtigd op de meest formele wijze: heiligverklaring, met een officiële feestdag op 21 oktober (voor Ursula en de 11.000 maagden, of toch 10.999, want Cordula werd op 22 oktober gevierd, natuurlijk). Al heel vroeg hebben historici en zelfs theologen gewezen op de uiterst zwakke gronden voor de verering van deze schijn-heiligen, maar tevergeefs. Hoe wijd verspreid het verhaal was moge onder meer blijken uit de naam van de Virgin Islands, de Maagdeneilanden in de Caribische zee, zo genoemd door Columbus zelf: Santa Ursula y las Once Mil Vírgenes. Op het wapenschild verschijnt zogezegd Sint-Ursula, alleen, met een olielamp in haar hand en nog 11 (!) olielampen daar rond. Die olielampen lijken me echter veeleer een verwijzing naar de parabel van de wijze en de dwaze maagden (Matheus 25, 1-13). Je kan het allemaal aandoenlijk vinden of ook gewoon onzin. Het toont nog maar eens aan dat de menselijke verbeelding geen grenzen kent, vooral inzake religie.
Categorie:God of geen god? Tags:etymologie, wetenswaardig
12-09-2008
God zonder religie?
God zonder religie is de uidagende titel van het boek van Sankara Saranam, uitgegeven bij Servire in 2008, de vertaling van God without Religion (2005), 320 blz., enkele voetnoten, uitvoerig register. Het is een interessant maar ook een ongewoon boek.
Enerzijds spaart de auteur zijn kritiek niet op de gevestigde godsdiensten en hun geschiedenis. Maar in tegenstelling tot de talrijke anderen die dat lang geleden of recentelijk ook deden, wenst hij een alternatief aan te bieden, een uitweg uit de impasse. Hij onttrekt zich zo aan de kritiek die gelovigen niet volkomen onterecht uiten op de beeldenstormers: en dan? Wat nu? We weten nu wat er fout is, maar hoe moet het dan wel?
De bedoeling van onze auteur moge dan al prijzenswaardig zijn, al gauw blijkt dat beeldenstormen een veel gemakkelijker klus is dan kathedralen bouwen.
Wie zich verwacht aan een systematische uiteenzetting van het alternatief, zal wellicht teleurgesteld zijn, zoals ook ik was. Een aantal begrippen en termen duiken op, zonder veel uitleg, alsof ze bij iedereen bekend zijn. Maar ik althans vond ze meestal vrij vaag. Anderzijds is het discours, de taal, de redenering steeds helder en rationeel. Het is dus even zoeken.
Er zijn enkele hoofdstukken die, met veel waarschuwingen en zelfkritiek, de wat esoterische kant op gaan. Toch zijn ook die zeer leesbaar en interessant; we zijn hier zeer ver van wat je bijvoorbeeld in goedkope horoscopen kan lezen, gelukkig maar.
Onze auteur is, zijn (aangenomen?) naam laat het vermoeden, een adept van oosterse spiritualiteit, meditatie en lichaamstechnieken. Stel u daarbij geen zweverige new age toestanden voor, in tegendeel: hij waarschuwt zeer scherp tegen allerlei modieuze en commerciële charlatans. Hij heeft ongetwijfeld gelijk wanneer hij zegt dat wij te weinig met ons lichaam bezig zijn, ons hele lichaam, inclusief onze geestelijke vermogens. De meesten onder ons weten niets af van de invloed die er kan uitgaan van lichamelijke houdingen en praktijken voor ons bewustzijn. Daar ligt zeker voor westerlingen een onontgonnen terrein, dat naast onze geestelijke ook onze lichamelijke gezondheid wezenlijk kan bevorderen. Het boek biedt daarvoor concrete en heldere praktische richtlijnen en suggesties.
Toch schuilt er een gevaar in zijn titel en zijn raadgevingen. Het lijkt er af en toe toch wel op dat hij in de plaats van de gevestigde godsdiensten als alternatief toch een of andere vorm van religie plaatst, met eigen rituelen, grote figuren, morele praktijken, gemeenschappen &c. Het is onduidelijk hoe men in een dergelijk systeem al de fouten kan vermijden die de bestaande godsdiensten gemaakt hebben. Hij moge dan al het enorme voordeel hebben van te kunnen beginnen met een onbeschreven blad, een grondige kennis van al wat verkeerd is gegaan bij de anderen en de allerbeste intenties, het kan me dunkt niet echt lang duren eer hij noodgedwongen zal kennismaken met de concrete zwakke, onvoorspelbare, onvolmaakte en soms ronduit misdadige mens in al zijn complexiteit. Dan zal wellicht blijken dat zijn alternatief niet grondig verschilt van de even zuivere ideeën die aan de grondslag lagen van de boodschap elke religieuze hervormer, elke profeet, elke politieke leider.
Toch is dit een zeer moedig boek, onbevangen, open, waardig, verstandig, echt de moeite waard. Het zal misschien iets meer die mensen aanspreken die belangstelling hebben voor lichamelijke beleving, spirituele praktijk en actieve meditatie dan hen die, zoals ik, de problematiek meestal veeleer op een louter intellectuele manier benaderen. Maar ik geef graag toe dat ook ik in de grond die eerste aanpak feitelijk de betere en meer geïntegreerde vind. Het is een waardevol boek, waaruit wij allen zeer veel kunnen leren op verscheidene niveaus van ons bestaan en denken.
Toch een waarschuwing: ik weet totaal niets af van de activiteiten van de auteur of van enige organisatie waarmee hij verbonden is en kan daarover dan ook niets zeggen. Ik heb enkel dit boek gelezen en mijn beoordeling steunt alleen maar daarop.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
28-07-2008
de vlag en de lading
Lesprit de lathéisme. Introduction à une spiritualité sans Dieu is de uitdagende titel van een van de meest recente (2006) boeken van André Comte-Sponville, de Franse filosoof van wie ik hier al het indrukwekkende Petit traité des grandes vertus besprak: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=47332
In zijn karakteristieke enthousiaste en geëngageerde stijl neemt de auteur zich voor om na te gaan of het mogelijk is om te spreken van een spiritualiteit, een onderwerp dat typisch behoort tot het godsdienstige, voor mensen die niet geloven, voor atheïsten, agnostici of hoe men ze verder ook wil noemen. Het is een onderwerp dat mij en ongetwijfeld ook anderen aantrekt. Het is immers niet omdat men zich heeft afgekeerd van godsdienstige regels of van kerkelijke rituelen, dat men geen innerlijk leven zou (mogen/kunnen) leiden. Ik was dus zeer benieuwd naar de antwoorden van Comte-Sponville, in aanvulling bij zijn boek over de deugden, dat ook wel geschreven is vanuit zijn zelfverklaard atheïsme, maar toch zeer nauw aansluit bij de traditionele gelovige opvattingen. Is er zoiets als een typisch atheïstische spiritualiteit en zo ja: wat houdt die in?
Comte-Sponville begint met een omweg. Hij stelt, niet ten onrechte natuurlijk, dat als men over een onderwerp wil spreken, men eerst de termen moet definiëren. Dus moet men eerst preciseren wat men bedoelt met godsdienst of religie en zelfs met God. Het eerste vrij lange hoofdstuk is een uitgebreid antwoord op de vraag: kan men voort zonder religie? Het tweede, even lang, behandelt de vraag naar het bestaan van God, met de klassieke antwoorden en zijn reactie daarop. Het derde, wel iets korter, heeft als titel: welke spiritualiteit is er voor atheïsten?
Ik heb de beide inleidende hoofdstukken met zeer veel genoegen gelezen en ik kan u alleen maar aanraden om hetzelfde te doen. Ik had het gevoel dat ik daarmee nu definitief vrijgesteld ben van alle verdere commentaar over atheïsme: beter kan ik het zelf niet zeggen. Hoor ik daar een zucht van opluchting? Als we dit boek vergelijken met dat van Michel Onfray: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=60146 dan kan de tegenstelling nauwelijks groter zijn. Dit is een rustig, wijs en bezonnen betoog, zonder agressie, zonder verwijten, vol begrip en mededogen, gesteund op respect voor andere opvattingen. Elke gelovige kan dit lezen zonder geschandaliseerd te zijn en er nog veel van opsteken ook.
Ik was des te meer gebrand om het laatste hoofdstuk aan te pakken; ik was wel al een beetje wantrouwig geworden, want we waren ondertussen al aan bladzijde 145 gekomen van de 217 die de tekst telt, overigens in een zeer verzorgde uigave met een meer dan voldoende grote druk. In dat laatste hoofdstuk laat de auteur helaas na om zijn methodologische bezorgdheid van de eerste hoofdstukken te honoreren. Wat is spiritualiteit? Hij gaat niet na wat die was of is voor de gelovige, noch legt hij uit wat er bedoeld kan zijn met een spiritualiteit voor niet-gelovigen. Zich baserend op één enkele min of meer mystieke natuurervaring, probeert hij met veel citaten en verwijzingen en met veel grote woorden en vrij wollige literaire frasen, die scherp afsteken tegen de duidelijke, heldere filosofische overwegingen en stellingen van de eerste twee hoofdstukken, een idee te geven van wat zon ervaring betekent.
Het is ronduit teleurstellend, ik waande me in een new age seminarie. Het is alsof plots een andere auteur de pen heeft overgenomen en een vaag betoog schrijft, in een parodie van de stijl van Comte-Sponville, over hoe één uiteindelijk vrij banale ervaring tijdens een nachtelijke boswandeling de grenzen doorbreekt van alle denken en doen.
In zijn dankwoord zegt de auteur dat de eerste hoofdstukken gebaseerd zijn op talrijke lezingen, die ook in twee andere publicaties zijn verwerkt, samen met een co-auteur. Comte-Sponville heeft in dit boek zijn aandeel daarin gerecupereerd, wat zijn goed recht is, en het resultaat mag er zijn, het is zelfs voortreffelijk. Het derde hoofdstuk lijkt meer op een toegeving aan de zachte sector: aan een publiek dat op zoek is naar een bevestiging, een legitimatie van een vaag oceanisch gevoel van eenheid met het Al, waarin alle scherpe kanten van het dagelijks bestaan, de strenge vereisten van de filosofie en van de wetenschap en de dogmas van de (westerse) religies opgeheven worden. Het is meer dan een beetje oneerlijk om het boek de titel mee te geven van het korte en op alle punten onbevredigende laatste hoofdstuk. Het is betreurenswaardig dat er bovendien in dat hoofdstuk zelfs geen poging van een antwoord komt op de kernvraag: is er een specifieke spiritualiteit voor atheïsten? Er is zelfs geen antwoord op de vraag: wat is spiritualiteit.
Wie dit boek dus koopt in de hoop er een guide for the perplexed te vinden, een praktische leidraad voor het leven gebaseerd op atheïstische beginselen, een hoopgevende boodschap voor wie het goed meent met zichzelf en met de anderen maar die zich heeft afgekeerd van de gevestigde religies, die komt serieus bedrogen uit. Enerzijds verdedigt Comte-Sponville de moraal, de ethiek en zelfs de rituelen van het christendom en het Judaïsme, die volgens hem quasi onverkort blijven gelden voor wie, zoals men in Nederland zegt, van zijn geloof is gevallen; anderzijds ontleent hij geen enkel nieuw gegeven aan de toch niet onbelangrijke scheiding der geesten die zich voordoet wanneer iemand God en de Kerk de rug toekeert. De auteur noemt zich herhaaldelijk een athée fidèle, wat we net niet kunnen vertalen als gelovig atheïst, maar zoals uit de context blijkt veeleer ongeveer als getrouw atheïst; in het Frans heb je natuurlijk de dubbele betekenis in het ene woord, fidèle: gelovig en trouw of getrouw. Hij blijft dus trouw aan zijn opvoeding, aan onze westerse cultuur, inclusief de godsdienst(en).
Soms vraag ik me, met Onfray trouwens, eerlijk af waarin het atheïsme van Comte-Sponville bestaat, waarin hij eigenlijk verschilt van de meeste gelovigen, die ook niet weten wie of wat God is, maar trouw gebleven zijn aan de rituelen en gebruiken van hun jeugd en aan de tradities van hun cultuur. Op zon momenten lijkt atheïst eerder een uitdagend uithangbord, dat veel twijfels en onduidelijkheid moet verbergen achter sterke filosofische redeneringen. Dit is niet het atheïsme waar ik naar streef. Ik ben gedreven op zoek naar een reëel alternatief voor wat het christendom aanbiedt, niet alleen op filosofisch gebied, maar inderdaad ook voor het dagelijks leven, voor de rituelen op de grote momenten van het leven, voor de gemeenschapsvorming Ik wil weten waarom de traditie die inderdaad ook de mijne is, die mijn jeugd heeft getekend, waarschijnlijk ongeveer zoals die van André Comte-Sponville (°1952), zoals die van zoveel van de mensen die vandaag rondom mij leven en werken en zoals ik met zoveel vragen zijn blijven zitten, waarom die traditie mij zo vreemd is, mij in die mate doet revolteren, nu vijftig jaar later. Ik zoek naar de verschillen die er kunnen en moeten zijn tussen een levenshouding die religieus en kerkelijk is en een andere die dat bewust en nadrukkelijk niet is. Ik denk dat veel van wat er in de twintigste eeuw gebeurd is, zelfs veel van wij nu meemaken ten minste gedeeltelijk kan verklaard worden door de spiritualiteit die toen heerste. Ik ben zeker de enige niet die er zo over denkt, er zijn daarover boeken geschreven, bijvoorbeeld over de rol van de katholieke Kerk tijdens het Nazisme. Het meer dan verontrustend religieus fundamentalisme in Amerika en in de Moslimwereld, maar ook het bijna vanzelfsprekend racisme van onze moderne maatschappij zijn niet ontstaan in het luchtledige. Wij hebben de lessen niet geleerd uit de onvoorstelbare barbarij en de banalisering van het geweld van de voorbije eeuw. Wij hebben mijns inziens niet voldoende grondig gezocht naar de menselijke mentaliteit die de onbeschrijflijke moordpartijen heeft mogelijk gemaakt en die ook vandaag goede mensen vreselijke dingen laat of doet doen.
Het heeft me pijn gedaan bij een auteur die ik hoogacht zon teleurstellende vaagheid en ontstellende dubbelzinnigheid te moeten ervaren. Het boek over atheïstische spiritualiteit moet nog geschreven worden, vanaf de eerste bladzijde, althans als we ons baseren op dit zeer heterogene werk van André Comte-Sponville.
Het boek is vertaald in het Nederlands en is te koop voor 18.50:
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst, atheïsme
15-07-2008
Filosoferen met de kettingzaag
Michel Onfray, Traité athéologique, 305 blz., Livre de Poche, 2005.
In verscheidene restaurants met een wereldkeuken staat in het menu naast de soms best cryptische namen van de gerechten vaak ook een aanduiding van de temperatuur van wat je op je bord zal krijgen: hot, hotter, hotst, uitgedrukt in sterretjes, rode uitroeptekens of duiveltjes: een goed idee, want bij sommige uitheemse bereidingen gaat men wel héél ver. Zo hoorde ik ooit een verhaal over een restaurant waar men de klanten aanmaande om, als ze tijdens de maaltijd dan toch gebruik wilden maken van het toilet, de handen uitvoerig te wassen vóór het plassen
Zo zijn er ook gradaties in andere domeinen: je hebt soft en harde porno, soft en harde drugs, gewone supporters en harde kernen Bij de lezing van dit boekje moest ik daaraan denken. Er zijn blijkbaar ook gradaties in het atheïsme. Je hebt de zeer evenwichtige en rustig betogende, zoals George Smith, zie mijn bespreking http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=227
Voor Onfray moeten we, vrees ik, spreken van een athéisme hors catégorie, zoals de hoogste bergen in de Tour, de Tourmalet en de Aspin, de Puy de Dôme. Onfray is een heel erg verontwaardigd man, woedend is het woord en hij neemt geen blad voor de mond. Hij analyseert de monotheïstische godsdiensten, Jodendom, christendom, Islam, niet met een scalpel, zoals een chirurg, maar met een kettingzaag Dat is nog wat straffer dan Nietzsche, de filosoof met de hamer.
Het probleem is een beetje zoals met ander heet spul: trop is teveel: harde porno gaat al gauw vervelen, de roes van hard drugs lijkt meer op een coma, hevige supporters noemt men ook wel eens hooligans. Driehonderd bladzijden schelden en schreeuwen tegen al wat godsdienst is, dat is (zelfs) voor mij niet nodig. Het mist ook zijn doel: zelfs al heeft de auteur gelijk, en dat heeft hij meestal ook wel, dat moet gezegd, dan nog zal hij meer lezers afstoten dan overtuigen door zo wild tekeer te gaan.
Dit is dus een boekje enkel voor regelrechte godsdiensthaters en of religieuze masochisten en dat is echt wel spijtig, want er staat ook heel veel interessante informatie in. Een voorbeeld: Hitlers Mein Kampf (1924) is nooit op de index gezet door de Kerk, maar wel Larousses woordenboek, alles van Bergson, Gide, de Beauvoir en Sartre; vreemd toch Een ander: moslims mogen hier geen alcohol drinken en geen varkensvlees eten, maar wel in het paradijs, daar krijgen ze het in overvloed; vreemd: als iets zo goed is dat het volop wordt aangeboden in het paradijs, wat is er dan verkeerd mee?
Door het hele betoog heen valt steeds weer op dat de auteur geen duidelijk onderscheid maakt tussen God en de godsdienst. Hij valt een God aan waarvan hij zelf zegt dat hij niet bestaat. Als God niet bestaat, heeft hij ook al de misdaden niet op zijn geweten die Onfray hem aanwrijft. Die zijn dan voor rekening van de mensen die die God uitgevonden hebben. Maar dat komt slechts zijdelings naar voren in het betoog, met heel harde woorden voor al wat priester, bisschop of paus is, of profeet, imam of rabbijn. De geschiedenis van de drie godsdiensten is er een van mensen, niet van goden. Als wij willen weten hoe het zo verkeerd is kunnen gaan, dan moeten we daar geen God achter zoeken, maar mensen, geen goddelijke geboden, maar menselijke drijfveren. Een godsdienst staat of valt niet met het al dan niet bestaan van zijn God, maar met het geloof van zijn volgelingen. Laten we even Onfray gelijk geven en zeggen: de God van de christenen bestaat niet; maar dat doet niets af van het bestaan van het christendom, met zijn geschiedenis, zijn theologie, zijn geestelijke en wereldlijke macht, zijn invloed op heel onze cultuur.
Wat het meest teleurstelt, is dat de auteur zijn belofte niet waarmaakt om elementen aan te reiken voor een lekenstaat voor na het christendom, pour une laïcité post-chrétienne. Wat zou hij in de plaats stellen van wat de godsdiensten gedaan hebben of beogen? Wat voor samenleving staat hij voor? Welke moraal? Geen woord daarover, jammer.
Het boek is ook vertaald in het Nederlands: Atheologie. De hoofdzonden van jodendom, Christendom en islam.
PS voor de hoofdletters verlaat ik mij op Van Dale, dus Jodendom, christendom en Islam, ik heb daarbij geen bijbedoelingen. De vertaler daarentegen is in de titel net andersom tewerk gegaan. Betekenisvol?
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst, atheïsme
13-07-2008
Lees dit niet!
De tekst van de cartoon: Maar dit pamflet is blanco? Wel, we zijn atheïsten...
De rechtstreekse aanleiding om met mijn blog te beginnen, in januari 2006, was niet zozeer mijn zestigste verjaardag, maar wel het feit dat ik sinds mijn pensioen, enkele maanden daarvoor, meer was gaan lezen en schrijven en muziek beluisteren. Ik had de gewoonte aangenomen om wat gedachten, een soort van kroniek van mijn geestelijke leven, op papier te zetten, nadien ook op PC, een instrument waarmee ik toch al jaren professioneel vertrouwd was. Ik wou ook iets vastleggen van de boeken die ik las, een boekbespreking of zo, die me zou helpen om de inhoud beter te verwerken. Ik heb me toen voorgenomen en dat ook uitgesproken, om geen negatieve kritieken te schrijven: als een boek niet goed is, dan moet je er verder ook geen woorden aan vuil maken, lees een ander en schrijf dan daarover.
Soms moet je een uitzondering maken.
Bij het zoeken naar werken over atheïsme in de catalogus van de Leuvense stadbibliotheek (online beschikbaar met een klik: http://bib.vlaamsbrabant.be/F/?func=find-c-0&local_base=leuv en van daar kan je ook naar andere (Vlaamse) gemeentelijke bibliotheken) vond ik De geschiedenis van het atheïsme van Hubert Dethier, 206 blz., 1995. Ik reserveerde het boek elektronisch (0,75 ) en ging het dezelfde dag nog halen. Welnu: ik raad u aan dat niet te doen. Het blijken enkel wat opgesmukte cursusnotas te zijn, veeleer dan een degelijk uitgewerkt en goed geschreven boek; zoiets zou bij een belangrijke uitgever nooit genade vinden in de ogen van de lectoren, tenzij met veel herwerking. Dethier (1933-) is/was professor filosofie aan de VUB. Het is spijtig dat het vele materiaal niet beter geïntegreerd is in een duidelijk betoog. Nu moet je de spaarzame zinvolle conclusies en verhelderende inzichten gaan zoeken tussen langdradige en soms zelfs onsamenhangende uiteenzettingen. Nee, dit is niet dé geschiedenis van het atheïsme.
Ik luister vrij vaak naar het programma van Bart Stouten op de VRT, elke weekdag van vijf tot zeven s avonds. Daar hoorde ik zijn zeer enthousiaste verwijzing naar een recent boek van Ger Groot, een Nederlands filosoof die ook in kranten en algemene tijdschriften publiceert. Het ging om Het krediet van het credo, 159 blz., SUN, 2006. De Leuvense stadsbibliotheek bleek zelfs twee exemplaren te hebben en ze waren niet uitgeleend, dus reserveerde ik er ook maar eentje. Helaas was ook dit een teleurstelling. Meer nog: ik heb mij mateloos zitten ergeren aan dit boekje. Het is een min of meer ingrijpende bewerking en herschrijving van acht artikels of lezingen van de auteur, daterend van 1993 tot 2006. Ze zijn verscheiden van onderwerp, maar handelen steeds over wat de ondertitel van het boekje samenvat als godsdienst ongeloof katholicisme. De auteur noemt zich onkerkelijk en atheïst, met een katholiek verleden waar hij geen moeilijkheden mee heeft.
Van waar mijn teleurstelling?
Van een filosoof mag je een ernstig betoog verwachten. Je vertrouwt erop dat hij zijn termen consequent gebruikt, dat de aangehaalde feiten kloppen, dat hij correct citeert en dat zijn voorstelling van het gedachtegoed van andere auteurs en stromingen met een grote graad van objectiviteit gebeurt. Je hoopt ook dat de onderliggende bedoeling, de eigen overtuiging van de auteur, duidelijk en volgehouden blijkt uit de tekst.
Als ik deze vrij eenvoudige vereisten hier opsom, dan ligt het voor de hand dat ik van mening ben dat de auteur van dit boekje op die punten ernstig tekortschiet en dat is ook zo, ik bedoel: ik meen dat hij inderdaad zondigt tegen deze en vrijwel alle principes van de intellectuele eerlijkheid. Grote woorden, maar ik meen het, echt waar. Er is geen bladzijde zonder een zin of passage waarbij je ernstige bedenkingen kan en moet maken. Voortdurend blijkt wat voor de auteur een evidentie is of een feit en dus geen verklaring behoeft, allerminst evident of feitelijk te zijn of een algemeen erkende waarheid of opinie. Zijn voorstelling van de godsdienstige praktijk en de gelovige overtuiging is uiterst eigenzinnig en voor zover ik dat kan nagaan zeer vertekend, om niet te zeggen absurd.
Dat doet de lezer dan ook vragen: waarom? Wat is de hidden agenda, het addertje in het gras? Wat steekt er achter al die verdraaiingen, halve waarheden, verborgen in preteriten of pretermissies, litotes en andere geniepige stijlfiguren en truken van de logica, sofismen, zorgvuldige verzwijgingen en ronduit foute informatie en interpretatie, om nog te zwijgen van de tergende miskenningen van het gezond verstand?
Ik weet het niet goed. Ik vermoed dat de auteur heimelijk een erg conservatief denker is, met veel heimwee naar het emotionele katholicisme van zijn jeugd (of nog vroeger: de Statenbijbel, bijvoorbeeld, niet de Nieuwe Bijbelvertaling) en een grondige afkeer van en zelfs minachting voor het autonoom denkende moderne individu. Dat mag allemaal, maar dan zou ik dat wel graag in de inleiding lezen of in de conclusie of desnoods op elke bladzijde. Nu zijn dat mijn eerlijke vermoedens na de lectuur; de enige andere mogelijkheid, die ik weiger onder ogen te zien, is dat deze filosoof in feite een malin is, een flauwe plezante, met een verborgen boosaardigheid, een kwaadwillige intelligentie, iemand die zich anders voordoet dan hij is, die er plezier in heeft de mensen op het verkeerde been te zetten en daar schadenfreude aan beleeft, iemand die niet te goeder trouw is; dan zou het boekje precies het tegenovergestelde doel hebben dan het geadverteerde en de zaken zo schromelijk verkeerd voorstellen dat je denkt: dit kan niet, zo gek kan het niet zijn, dit is een persiflage, de auteur bedoelt eigenlijk net het tegenovergestelde Dat is wat ik namelijk herhaaldelijk spontaan gedacht heb bij het lezen.
Enfin, je weet het ondertussen al: als je mijn mening ook maar enigszins respecteert, neem dan een wijde bocht rond dit onwelriekend misbaksel. Je kan je tijd wel beter gebruiken. Het is al erg genoeg dat ik de mijne ermee verdaan heb.
Zoals ze bij ons zeggen: ander en beter!
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
09-07-2008
Victor Stenger: God, the Failed Hypothesis
In de kolom aan de rechterkant vind je onder meer enkele... links: doorverwijzingen naar websites die ik interessant vind. Het zijn er maar enkele, in de favorieten van mijn web browser staat er een hele lijst voor eigen gebruik, dit zijn er die ik met mijn lezers wil delen.
De eerste is een zeer bruikbare database van Engelstalige fictie, de tweede brengt je bij de tweedehandsboekhandel In t Profijtelijk Boeksken, en de reden daarvoor is dat ik een dag per week de Leuvense vestiging open houd op vrijwillige basis. Dan volgt een verwijzing naar Zembla, de zeer knappe site over Vladimir Nabokov, sinds vele jaren een van mijn meest geliefde auteurs.
Onlangs heb ik er twee nieuwe aan toegevoegd. De eerste heet Edge (het scherp van de snee, de uiterste grens) en dat is een Engelstalige site met artikels over grensverleggend wetenschappelijk onderzoek, maar dan gebracht in een begrijpelijke taal. Een uitdaging. De tweede nieuwkomer is The Secular Web en het woord zegt het zelf: het gaat om het seculiere en dat is in het Nederlands het tegenovergestelde van het klerikale, het religieuze. Het is eveneens een Engelstalige website met uitstekende documentatie over het atheïstisch ideeëngoed.
Even een etymologisch uitstapje over die twee woorden.
Seculier, daarin zien we L. saeculum, eeuw, tijdspanne, zie ook Fr. siècle. Het seculiere heeft dus te maken met datgene wat in de tijd gebeurt, het tijdelijke, dat wat de leken betreft, niet het eeuwige, dat is voor het klerikale. De oorsprong van klerikaal moeten we ver gaan zoeken, namelijk in de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament (door 70 vertalers, vandaar). In Deuteronomium 18, 2 wordt over de Levieten, de kosters, eigenlijk, maar genoemd naar de stam Levi waartoe ze (aanvankelijk) behoorden, gezegd: de Heer zelf is hun bezit (klèros), ze mochten derhalve zelf geen bezittingen hebben. In het laat-Latijn betekende clericus gewoon priester en omdat in de middeleeuwen enkel die enige geleerdheid bezaten, gebruikte men het woord vanaf 1500 algemeen voor iemand die kon lezen en schrijven, ook zo in het Nederlands: klerk, een lagere bediende op kantoor.
Ik heb net (weer) een boek uit over atheïsme: God. The Failed Hypothesis. How Science Shows That God Does Not Exist, 294 pp., 2007. De auteur is een bekende Amerikaanse emeritus professor in de fysica en de astronomie en ook in de filosofie en de auteur van verscheidene boeken over de raakpunten van wetenschap, filosofie en religie en pseudowetenschap. Het is een knap boek, uiterst bevattelijk geschreven, ernstig, maar met toch af en toe een knipoog of een ironische opmerking. De bewijsvoering is ontnuchterend en onverbiddelijk (er is inderdaad een hoofdstukje over de vraag of bidden helpt om iemand te doen genezen: nee, mijnheer de kardinaal), maar (meestal) niet agressief of verontwaardigd. De auteur stelt zich op een strikt wetenschappelijk standpunt en verantwoordt dat door erop te wijzen dat het geloof en de kerken zelf aanspraak maken op een waarheid die ook voor de wetenschap geldt. Ik vraag me alleen maar af of een gelovige ooit verder zal lezen dan het eerste hoofdstuk Wellicht zijn het enkel mensen zoals ik, die al met twijfels leven over God, het hiernamaals en religie of die daarvan al lang afstand genomen hebben, die boeken als dit lezen en dat is spijtig, al was het maar vanuit een puur intellectueel standpunt.
Herhaaldelijk blijkt in dit boek hoe de toestand in Amerika zoveel zorgwekkender is dan hier bij ons: je hebt daar een zeer sterke invloed van fundamentele christenen, die kunnen beschikken over zeer veel geld en allerlei invloed in alle domeinen van de samenleving, tot het presidentschap toe: George W. Bush verklaarde herhaaldelijk dat hij de Wil Van GOD uitvoert. Atheïsten zijn daar blijkbaar mensen die je zelfs niet uitnodigt op een barbecue Als de regering een advies wil over morele kwesties, dan gaat ze te rade bij de vele kerken die daar actief zijn.
Dat is hier toch anders, althans dat werd zo toen de christelijke partij in de oppositie zat, dan kon je het beleven dat prof. Vermeersch de officiële adviescommissie mocht voorzitten over euthanasie. Wat de CD&V daarmee nu gaat doen weet ik niet, want christelijke wetenschappers moet je hier bij ons ver gaan zoeken, en waarschijnlijk al helemaal niet bij de 7 % van de bevolking die nog naar de mis gaat. Hoe dan ook: Vlaanderen is zeer sterk geseculariseerd (daar heb je dat woord weer en hier komt ook het andere:), er is zelfs nauwelijks nog sprake van antiklerikalisme, hoofdzakelijk omdat de clerus zo goed als uitgestorven is en er al jaren geen nieuwe kandidaten meer komen opdagen. Hoe anders was het nog nauwelijks vijftig jaar geleden! En wat zovelen voorspeld hebben en menigeen ook gevreesd, namelijk dat de Vlaanderen een amoreel oord des verderfs zou worden, een broeihaard voor misdaad, alcoholisme en seksuele uitspattingen, is merkwaardigerwijs (gelukkig) niet bewaarheid: de mensen leven nu wel anders, de tijden zijn veranderd en de zeden ook, maar dat er sprake zou zijn van moreel verval, dat kan men toch niet aantonen, tenzij vanuit een eng dogmatisch en totaal voorbijgestreefd fundamentalistisch katholiek standpunt.
De boeken van Stenger zijn ook bij ons vlot te krijgen in de boekhandel, dit boek bijvoorbeeld kost 15 voor de paperback versie (Proxis/Club). Ik heb geen Nederlandse vertalingen kunnen vinden.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
30-03-2008
Rondas creationist?
Het zogenaamde derde programma van de officiële Vlaamse radiozender, nu Klara, is sinds mijn jeugd voor mij erg belangrijk geweest en ik durf aan te nemen dat dit voor vele andere Vlamingen met enige intellectuele en artistieke belangstelling zo is geweest. Het was jarenlang de enige plek waar je in Vlaanderen terecht kon voor klassieke muziek in vrijwel alle vormen, vooral ook de oude muziek, jazz, etnische muziek, poëzie, boekbesprekingen, informatie over tentoonstellingen en interviews met belangrijke mensen en vooraanstaande auteurs. De Nederlandse zenders kon je niet overal ontvangen, net zomin als de Franstalige, Duitse en Engelse.
Op heel wat punten hoefde je ook niet naar ander en beter te verlangen, bijvoorbeeld voor oude muziek, want Vlaanderen was het centrum van waaruit de vernieuwde belangstelling ontstond voor alles wat van vóór Mozart was en voor de originele uitvoeringspraktijk. Ook op het gebied van etnische en volksmuziek zat je wel goed, met uitstekend gedocumenteerde programmas met ook eigen veldopnames van Herman Vuylsteke. De jonge René Jacobs mocht er de resultaten voorstellen van zijn studies over de Italiaanse barok. Niño de Flandes, onze eigen Wannes Van de Velde leerde ons wat flamenco echt is. Denijs Dille wist werkelijk alles over Bartok en Delius. Vele uren hebben wij aan de radio gekluisterd gezeten.
Maar met de intellectuele praatprogrammas heb ik het altijd moeilijk gehad. Eerst was er jarenlang de onvermijdelijke maar o, zo betweterige Frans Boenders en vandaag de dag heeft Jean-Pierre Rondas die nare traditie con brio overgenomen, bij voorkeur op zondagvoormiddag, van elf tot twaalf. Het valt af en toe nog wel mee, maar vandaag had hij het over een onderwerp dat me nauw aan het hart ligt: Darwinisme, atheïsme en enkele auteurs waarvan ik verscheidene werken heb gelezen en die ik hier ook heb besproken of gesignaleerd, vooral Richard Dawkins en Daniel Dennett. Aanleiding was een boek van de Anglicaanse priester en theologieprofessor (maar hier ten tonele gevoerd als historian)Alister McGrath, The Twilight of Atheism, met wie Rondas een uitgebreid interview had, in het Engels. Wat we daar hebben moeten horen, was ronduit ergerlijk. McGrath mag natuurlijk zeggen wat hij wil, en Rondas ook, maar dan liefst niet onder het mom van een wetenschappelijk (verantwoord) programma. Niet alleen was Rondas totaal kritiekloos voor de merkwaardig conservatieve opvattingen van zijn geïnviteerde, hij deed er telkens nog een schepje bovenop.
Met hun gezamenlijke rabiate aanval (de wederzijdse exactly!s waren niet uit de lucht) op de recente atheïstische zondvloed (sic) zaten ze, hoe kan het ook anders, al heel snel gezellig te keuvelen in de duistere fundamentalistisch religieuze hoek van het creationisme. Toen Rondas dat in de allerlaatste minuten van het programma zowaar ook begon in te zien, stelde hij dan maar de vraag aan McGrath, die ons daarop een staaltje gaf van zijn slick obscurantisme: nee, hij was geen creationist, maar hij geloofde wél in creation. Hoe die schepping dan in haar werk ging, daar was helaas geen tijd meer voor, maar het was niet op zeven dagen gebeurd, Augustinus had daarop al gewezen, zodus.
Ik ga me hier niet moe maken met al de hatelijkheden, moedwillige verdraaiingen, manifeste leugens en wetenschappelijke enormiteiten op te sommen die deze beide gelovigen gedebiteerd hebben in de loop van hun gesprek. Wat ik u allen zou willen aanraden is dit: schenk in hemelsnaam niet te veel belang aan wat journalisten als Rondas vertellen over wat dan ook, en zeker niet over godsdienst, Darwinisme en het bestaan van God, maar overtuig uzelf, lees de auteurs zelf, zelfs McGrath voor mijn part, maar dan ook Dawkins (en niet alleen The God Delusion, vert. God als misvatting) en Dennett (en niet alleen Breaking the Spell). Dan zal je merken dat je hun tendentieuze uitleg niet nodig hebt om die boeken te begrijpen, ze zijn echt niet zo moeilijk. Gegarandeerd dat je dan ook tot andere conclusies zal komen dan zij, die hun eigen angsten en vooroordelen laten voorgaan op de objectiviteit en intellectuele eerlijkheid die je toch zou mogen verwachten op onze nationale openbare omroep op een zondagmorgen rond ten elven.
En mocht je dan toch de indrukwekkende religieuze revival niet willen mankeren die McGrath en Rondas menen te bespeuren, dan is er geen reden tot haast: er is nog ruim plaats in onze kerken dezer dagen. Of wat je daar aantreft van aard is om je er lang te houden is nog een andere vraag.