Foto
Categorieën
  • etymologie (83)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (188)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (250)
  • literatuur (42)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (243)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 11-2025
  • 10-2025
  • 09-2025
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    13-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Emoties, justitie en de sharia

    Emoties kunnen, zo zegt ons het cliché, soms hoog oplaaien. We vergelijken ze zo met een verzengend vuur dat gevoed door brandbaar materiaal en voldoende zuurstof voor enorme hitte en vlammen zorgt.

    Ik ben veeleer iemand die probeert zijn emoties te beheersen.

    Dat is iets anders dan ze te ontkennen of te vermijden of te verdringen. Ik sta open voor alle spontane emoties, ik laat ze toe in mijn leven, ik verheug me erover, want ze tonen aan dat ik leef. Ik ben dus geen stoïcijn, die het geluk zoekt in het vermijden van emoties. Dat lijkt me een zielige bezigheid. Het geluk ligt niet in de afwezigheid van smart, net zomin als ongeluk gelegen is in de afwezigheid van vreugde; voor beide is veel meer nodig. Een mens die geen emoties kent, is geen mens, zo simpel is het.

    We hebben onze emoties nodig. Het zijn onmisbare mechanismen die de evolutie ons heeft aangereikt om gepast te reageren op allerlei omstandigheden. Ons lichaam reageert spontaan op prikkels, lang voor ons verstand dat in de gaten heeft. Het zou dus dwaasheid zijn om die waardevolle signalen te negeren, zowel in vreugde als in pijn. Wie geen verdriet heeft, nooit uitgelaten is, niet verliefd wordt, geen medelijden kent, geen tranen in de ogen krijgt, tja, wat voor leven heeft zo iemand?




    Anderzijds is het niet goed om je door je emoties te laten overweldigen. Wanneer het vooral of bijna uitsluitend je gevoelens zijn die je leven bepalen, dan ervaren we dat als een minder goede toestand waar we moeten zien uit te geraken. Wegzinken in ons verdriet, overmoedig worden door ons succes, alles in de waagschaal werpen omwille van een verliefdheid: het gebeurt en terwijl we het zelf misschien niet zo erkennen en ervaren, zal de buitenwereld hoofdschuddend zeggen: dat loopt niet goed af.

    Het komt er dus op aan om al die spontane gevoelens niet te ontkennen of te verdringen, maar ze volop en intens te beleven, maar dan op een evenwichtige manier. We moeten een plaats geven aan onze emoties. We moeten er vooral voor zorgen dat ze niet obsessief worden, dat ze alle andere gevoelens niet verhinderen en ons opsluiten in een eenzijdige kijk op het leven.

    Bij het nemen van onze beslissingen laten we ons vaak leiden door onze emoties en dat is normaal, dat is goed, dat is menselijk. Maar ook hier moeten we erop bedacht zijn dat we niet een bepaald gevoel laten overwegen. Iemands verdriet kan zo groot zijn, dat hij of zij er als het ware door verlamd is. We spreken dan al gauw van een depressie, maar die kan natuurlijk ook andere oorzaken hebben dan alleen maar verdriet, zoals stress, overbelasting, relationele problemen enzovoort.

    Wie zich enkel door emoties laat leiden, zal zelden voor een rustig, evenwichtig persoon doorgaan, of het nu een bepaalde emotie is of de vreemde chaos van emoties die een mens in de loop van een dag, een week, een maand, een jaar of een leven lang beroeren. Er moet nog iets anders zijn in ons leven dan alleen maar spontaan en ongeremd reageren op emoties. Men noemt dat gemakshalve de rede, het verstand.

    Wanneer we ons bewust zijn van onze emoties, wanneer we ze herkennen voor wat ze zijn, wanneer we zien hoe ze ons leven ingrijpend veranderen zonder dat we er erg in hebben, dan hebben we al een eerste stap gezet: we weten nu dat er iets aan de hand is, dat we ons meer dan gewoonlijk laten leiden door onze gevoelens, dat we anders reageren op de mensen en de dingen om ons heen. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat we uit onze omgeving signalen opvangen die ons wijzen op ons afwijkend gedrag. Het kan ook dat we als het ware onszelf observeren en enigszins verbaasd vaststellen dat we anders handelen en denken dan anders. Ons lichaam weet dat wij rouwen, verheugd zijn of verliefd lang voor wij dat voor onszelf uitspreken. Pas wanneer de spontane reacties van ons lichaam ons beginnen op te vallen, merken wij dat we ten prooi zijn aan een sterke emotie.

    Dan is het tijd om in te grijpen. Je kan dan toegeven aan je gevoelens, je eraan overgeven, erin zwelgen, jezelf erin verliezen. Maar je weet, zeker als je geen puber meer bent, dat dat geen oplossing is. Ofwel brengen die losgeslagen emoties je naar de rand van de afgrond, ofwel komt er vanzelf een einde aan: de tijd heelt alle wonden. In beide gevallen moet het evenwicht zich herstellen. Je moet weer ontvankelijk worden voor andere gevoelens dan dat ene dat je dreigt mee te sleuren. Je moet meer redelijk worden.

    Emoties kruiden het leven, een leven zonder is het leven niet waard. Laten we dankbaar zijn voor al onze emoties, hoe verrassend en onverwacht of verontrustend ze ook zijn. Maar we moeten ook leren hoe er mee om te gaan. Ze mogen ons niet overmeesteren, ons de baas worden. We moeten ze ten goede aanwenden, ze mogen niet destructief worden, voor onszelf noch voor de mensen om ons heen.

     

    Deze morgen werd ik sterk aangegrepen door twee nieuwsberichten. Ik werd meteen woedend en erg opgewonden, temeer omdat ik met mijn reacties geen blijf wist. Er bleef dus niets anders over dan enkele uren nadenken terwijl ik het huis de wekelijkse poetsbeurt gaf, waarbij je verstand toch ongeveer op nul staat, je weet immers wat je te doen staat, je hebt het al zo vaak gedaan. En van dat nadenken komt bij mij het schrijven, dat merk je nu.

    Het eerste bericht ging over een Belgische gangster van vreemde origine. Bij een overval waarbij slechts enkele honderden euro’s buitgemaakt werden, liep hij bij een vuurgevecht met de politie een schotwonde op. Enige tijd later was hij een van de daders van een zeer gewelddadige homejacking. Een jonge politieagente werd daarbij zomaar neer gekogeld met een zwaar vuurwapen. Nu meldt een krant dat deze man voor de verwonding die hij opliep bij de eerste overval een invaliditeitsuitkering kreeg van een ziekenfonds en dat hij die nog steeds krijgt, nu hij in de gevangenis zit voor de brutale moord op de politieagente.





    Ik weet zeker dat ik niet de enige ben die op zo’n bericht woedend reageer. Het is erg dat die man een uitkering krijgt terwijl hij in de gevangenis zit, waar hij er helemaal geen behoefte aan heeft. Het is terecht dat een politieke partij dat wettelijk onmogelijk wil maken. Maar wat mij zo boos maakt, is het feit dat hij een uitkering krijgt voor een letsel dat hij heeft opgelopen in een vuurgevecht met de politie naar aanleiding van een gewapende overval. Eerlijk, dat begrijp ik niet. Als je bij het sporten of gewoon in je huiskamer je been breekt en je houdt daaraan een blijvend letsel over en je hebt geen (dure!) verzekering, dan is dat het einde van het verhaal. De verzekeringsmaatschappijen zijn ervoor berucht om de bewijslast voor uitkeringen zo zwaar mogelijk te maken. En dan verneem je dit! Hoe is het toch mogelijk dat niemand er ooit aan gedacht heeft om dergelijke perverse gevolgen van onze sociale zekerheid uit te sluiten? Hoe is het mogelijk dat geen enkele ambtenaar of bediende, geen enkele raad van bestuur beslist heeft om die uitkering te weigeren of aan te vechten? Zijn letsel was immers blijkbaar niet van die aard dat het hem verhinderde om zijn gewelddadige levensstijl ongestoord verder te zetten. Een brave burger verliest zijn uitkering voor veel minder.

    Ik heb me tijdens het nadenken en nu nog tijdens het schrijven voortdurend afgevraagd of ik me niet teveel laat leiden door mijn emoties. Ik denk het niet. Ook nu mijn woede al wat gekoeld is, zoek ik tevergeefs naar een goede reden om die misdadiger een sociale vergoeding toe te kennen voor een letsel dat hij heeft opgelopen bij een gewelddadige overval. Waarom zou de maatschappij sociale voordelen toekennen aan iemand die de maatschappij zo brutaal belaagt en zoveel schade toebrengt? Om nog te zwijgen over het feit dat die man in zijn hele leven allicht nog nooit enige positieve bijdrage heeft geleverd aan de maatschappij.

    Ik begrijp het niet en ik weiger het te begrijpen. Als we zo doorgaan, dan stemt binnenkort iedereen op extreem rechtse en populistische partijen. En zullen de politiemensen misschien beginnen denken dat ze maar beter ineens kunnen schieten om te doden, zoals ook de gangsters zelf doen. Zo komen we zowel politiek als politioneel in een onverantwoorde escalatie terecht waarvan het einde voor beschaafde mensen zelfs niet denkbaar is.

    Het tweede bericht betrof een man van 48 die veroordeeld was tot een jarenlang rijverbod nadat hij in dronken toestand een dodelijk verkeersslachtoffer had gemaakt en vluchtmisdrijf had gepleegd. Sinds zijn veroordeling is hij nog herhaaldelijk betrapt op het gebruik van zijn wagen, een Porsche Boxster. Dat heeft hem nu al twee (!)veroordelingen opgeleverd tot levenslang rijverbod.





    Het is duidelijk dat die man het niet zal afleren. Hij zal altijd met zijn auto blijven rijden en hopen dat men hem niet betrapt. Maar zelfs als men hem betrapt: wat riskeert hij dan? Nog een veroordeling tot levenslang rijverbod? Dat is toch onzin! Waarschijnlijk staat er op het overtreden van zo’n rijverbod geen andere straf, of als er al gevangenisstraf zou op staan, dan zal dat een heel beperkte zijn, enkele maanden voorwaardelijk misschien. En wat dan nog? Hij kan gewoon doorgaan, voor hem is dat allemaal niets, hij doet gewoon waar hij zin in heeft.

    Staat de maatschappij machteloos in dergelijke gevallen? Ik weet het niet, maar het lijkt wel zo. De bestraffing is inefficiënt, ze bereikt het beoogde doel niet: de man uit het verkeer houden omdat hij een gevaar is voor zijn medemensen. Wat zou men kunnen doen, wat zou ik doen?

    Na enig nadenken ben ik tot deze conclusie gekomen: men had al bij de eerste overtreding zijn wagen in beslag moeten nemen en verbeurd verklaren. Een Porsche Boxster kost algauw een slordige 65.000 euro zonder BTW en andere belastingen. Zelfs iemand met diepe zakken voelt dat. Wanneer hij nogmaals in een wagen betrapt wordt, kan men hetzelfde doen; indien zijn nieuwe wagen minder kost dan zijn eerste wagen, legt men hem een supplementaire boete op tot hetzelfde bedrag. Als je bij elke overtreding 65.000 euro riskeert, dan ga je misschien nadenken, zelfs als je zo hardleers bent als deze kerel.

    Als we er niet in slagen om met ons gerechtsapparaat zo’n mensen tot betere gevoelens te brengen, als we hen niet met legale middelen kunnen uit het verkeer houden om hen te verhinderen onschuldige slachtoffers te maken, dan zullen we ook hier onvermijdelijk in een spiraal van geweld terechtkomen. Vroeg of laat zal men dan naar het systeem van de sharia grijpen. Volgens de letter van de Koran hakt men een dief eerst de rechterhand af en bij een tweede diefstal de linkerhand. Stelen wordt dan inderdaad wel erg bemoeilijkt. De vraag is alleen of wij de sharia willen, of er echt geen alternatief is. Ons huidig justitiesysteem is dat in alle geval niet. Wij zullen er dus een beter moeten verzinnen, of uiteindelijk ten onder gaan aan het geweld, dat van de misdaad of dat van de staat en de godsdienst.

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-02-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geluksmachines

    Iedereen wil gelukkig zijn. Alleen verschillen we van mening over wat geluk is en hoe het te bereiken. Als wij beelden zien van een haveloze junkie die zich in een verlaten pand inspuit met een of ander goedje, dan kunnen wij onmogelijk begrijpen dat hij bezig is met het zoeken naar geluk, maar toch is het zo. Die junkie is een mens en hij bevredigt op dat moment zijn hoogste verlangen, resultaat gegarandeerd, of toch voor eventjes, kostprijs slechts enkele euro’s.


    Als we om ons heen kijken, ligt het geluk op de meest onwaarschijnlijke plaatsen. Wij zijn geneigd om te denken dat alle mensen zowat hetzelfde willen: een goede gezondheid, een dak boven het hoofd, voldoende eten en drinken, werk of een zinvolle bezigheid, een partner… Maar dan blijkt dat we daarmee zelden tevreden zijn. We willen meer en andere dingen, het is nooit genoeg. Mensen die een prachtig huis hebben, trekken er voortdurend op uit om op schier onbereikbare plaatsen genoegen te nemen met een eenvoudige hut. Mensen met een mooi gezin geven plots alles op om een nieuw leven te beginnen met iemand anders. Mensen met een top job laten zich verleiden door de drank en drinken zich in de vernietiging. Jonge mensen met een schitterende toekomst voor zich zoeken vertier in drugs en weekeindplezier en rijden zich te pletter op een grauwe zondagmorgen. Ogenschijnlijk evenwichtige mensen komen terecht in misdadige sekten, waar ze een onwaarschijnlijk dwaas regime volgen van een idiote of gehaaide goeroe.

    De mens beschikt over een brede waaier van genotsensoren: lekker eten en drinken, een heerlijk parfum of de geur van de wassende zee, de roes van alcohol, seksuele opwinding, de voldoening van iets te bezitten, de euforie van het succes, de verdwazing van drugs, het artistieke genot, de voldoening van fysieke inspanning, de kick van sport… Geluk is niet eenduidig, het is veelvormig.

    En dus zijn er geluksmachines, systemen om ons geluk te verzekeren. Dat kan door zoveel mogelijk sensoren te prikkelen, door alle prikkels intens te bevredigen, een Bourgondisch leven te leiden. Het kan ook door van zoveel mogelijk afstand te doen, alle prikkels te vermijden en de rust op te zoeken van de eenvoud. Het kan door te vluchten in religieuze waanzin, of door filosofisch naar de Waarheid te zoeken. Het kan door zinvol te leven in een maatschappelijk verband, of net niet.




    Er zijn duizenden geluksmachines: een vibrator, een gevulde ijskast of wijnkelder, een tv of stereoset, een computer, een gamebox, een fitnesstoestel, een bibliotheek, een handboog, een fiets, een snelle wagen, penselen, verf en doek, beitels en steen, een tube met vluchtige lijm, pijnstillers, drugs…

    Wij zijn bijzonder vindingrijk in ons streven naar geluk, we zoeken het op de gekste plaatsen. Vijfduizend kilometer door sneeuw en ijs ploeteren op Antarctica zonder bevoorrading, met enkel de wind als hulp. Als jong meisje op je eentje de wereld rondvaren in een zeilboot. Te voet naar Compostella. Als gehandicapte de hoogste bergen beklimmen. Lees het eens na in het Guinness Book of Records: verbazingwekkend. Alsof we als individu of als groep niets anders te doen hebben.





    Godsdiensten zijn ook geluksmachines, de grootste die er zijn. Ze beloven je geluk hier op aarde en het eeuwig geluk in het hiernamaals, als je doet wat ze je voorschrijven. En het werkt: er zijn mensen die zich goed voelen bij die recepten, of toch niet slecht. Miljarden mensen bekennen zich tot een of andere godsdienst of ideologie, die ze min of meer fanatiek beleven. Daar is in principe even weinig op te zeggen als op andere geluksmachines, behalve als er dwang mee gemoeid is, of bedrog, als het beloofde geluk uitblijft of compleet illusoir is.

    Moeten we ieder diertje zijn pleziertje laten? Mag elkeen op zijn manier het geluk nastreven? Is dat een onvervreemdbaar recht, zoals in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring staat: the pursuit of happines? Zijn er hogere vormen van geluk en lagere? Is het belangrijk dat zoveel mogelijk mensen het hoogste geluk bereiken, wat dat ook moge zijn? Moeten we de mensen wijzen op de nadelen of gevaren van sommige geluksmachines, hen desnoods verhinderen om gelukkig te worden op de manier die zij hebben gekozen?

    Moeten we iets doen om die junkie te ontwennen en terug op het rechte pad te brengen? Moeten we een aan alcohol verslaafde collega of vriend terechtwijzen of helpen? Moeten we het gebruik van soft drugs verbieden en bestraffen? Moeten we mensen verhinderen om domme, nutteloze, dure en gevaarlijke dingen te doen bij het nastreven van hun geluk? Of is elke mens vrij om zijn eigen geluksmachine te kiezen?

    Het zijn vragen die we ons allemaal wel eens stellen.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    27-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen?

    Vertrekkend van het vaste principe van het eigenbelang dat al ons handelen motiveert, komen we als vanzelf bij de vraag of er grenzen moeten gesteld worden aan die zo typische menselijke neiging om rijkdom en macht te verwerven.

    Het ligt voor de hand dat er zeker maatschappelijke beperkingen zijn: de staat heeft middelen nodig om de gemeenschappelijke projecten uit te voeren en te financieren. Alle burgers zullen een deel van hun bezit of hun tijd moeten afstaan aan de staat. Meteen rijst de vraag of iedereen in dezelfde mate moet bijdragen en op dezelfde manier. Arbeiders zijn meer geschikt om hun arbeid ter beschikking te stellen, intellectuelen zijn daartoe vaak minder geschikt; zij kunnen dan hun kennis ten dienste stellen van de gemeenschap. In een moderne maatschappij zal men echter wellicht de verplichtingen en lasten die de staat oplegt, uitdrukken in belastingen, in financiële termen. En dan is de vraag nog altijd: moet iedereen evenveel bijdragen?

    Vanuit het standpunt van de gebruiker zou men kunnen stellen dat degenen die het meest voordeel halen uit een bepaalde gemeenschappelijke voorziening, daar ook het meest moeten toe bijdragen. Dit zal dan aanleiding geven tot specifieke belastingen, bijvoorbeeld voor het gebruik van de verkeerswegen: allerlei belastingen op auto’s en op brandstof. Wie geen auto heeft, betaalt dan die specifieke belastingen niet.

    Maar de specifieke belastingen zijn zelden toereikend: men zal steeds ook uit de gemeenschappelijke belastingen, de inkomstenbelasting moeten putten. Iedereen zal dus moeten bijdragen, ook voor diensten waarvan hij of zij zelf geen gebruik maakt. Typisch voorbeeld: de kinderbijslag en geboortepremies; iedereen betaalt, of men kinderen heeft of niet, en enkel wie kinderen heeft, geniet van dit voordeel.

    Moeten sommigen meer bijdragen dan anderen? Moeten de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen? Er is iets voor te zeggen. Wie grote rijkdom verworven heeft, op welke manier dan ook, kan gemakkelijk een deel daarvan afstaan zonder daarvan enige hinder te ondervinden. Wie maar amper genoeg heeft om te overleven, zal elke belasting als een zware last ervaren. Er is echter ook iets dat niet klopt in die redenering. Dat iedereen solidair moet zijn, betekent niet noodzakelijk dat de rijken meer moeten betalen dan de armen. Iedereen draagt evenveel bij tot en iedereen kan daarvoor in principe evenveel gebruik maken van de gemeenschappelijke diensten.

    In de meeste democratieën heeft men gaandeweg gekozen voor een progressieve belasting: hoe groter je inkomen, hoe zwaarder je belast wordt. Het is een systeem van herverdeling, een stilzwijgende overeenkomst waarover we niet meer nadenken.

    De armsten zullen dat misschien vanzelfsprekend vinden, maar de rijken zeker niet. Zij ervaren het als een rem op hun zin voor initiatief en hun werklust. Als je meer belastingen moet betalen naarmate je meer verdient, waarom zou je dan altijd maar meer willen verdienen door harder en langer te werken? Hoge belastingen voor veelverdieners werkt ontradend.

    Je kan het ook anders bekijken en dat is wat de meeste gegoede mensen doen: ze betalen gelaten de belastingen, omdat er toch nog altijd voldoende overschiet en hun inspanningen uiteindelijk toch veel beter beloond worden dan die van een eenvoudige arbeider.

    Op onze vraag of het verwerven van rijkdom gerechtvaardigd is, kan men dus op twee manieren antwoorden.

    Vanuit een ethisch standpunt is het niet onterecht dat wie veel meer heeft dan hij of zij nodig heeft, een deel daarvan afstaat ten bate minder begaafden of aan mensen die kampen met ziekte of tegenslag. In een gemeenschap gaat het maar goed als wij elkaar helpen en bijstaan, als we op elkaar kunnen rekenen, vooral in moeilijke tijden. Met de grotere bijdragen van de rijksten in het uitbouwen van algemene voorzieningen, stijgt het levenspeil van de hele gemeenschap en daar genieten ook de rijksten zelf van. Het is aangenamer om te leven in een welvarende gemeenschap dan alleen rijk te zijn in een wereld van armoede en menselijke ellende.

    Naast die morele overwegingen zijn er ook zakelijke en economische. De industrie en de handel, waarop de rijkdom van de ondernemers is gestoeld, heeft er baat bij dat zoveel mogelijk leden van de gemeenschap deelnemen aan het economisch bedrijf, dat ze kopen en verbruiken. Wie in armoede leeft, heeft geen rol van betekenis in het economisch leven tenzij als uitgebuite dommekracht. Industrie en handel hebben welvarende klanten nodig, anders werkt het niet. Bovendien verhinderen de belastingen blijkbaar niet dat er grote fortuinen zijn.

    Als we nu aanvaarden dat mensen zich verrijken, het liefst natuurlijk op een eerlijke en humane manier, met respect voor iedereen; als we bovendien aanvaarden dat hogere inkomens sterker belast worden, blijft nog de vraag over waar de grenzen leggen. Aanvaarden wij dat men zich binnen een bestaand fiscaal systeem, bijvoorbeeld de Belgische of de Nederlandse staat, tomeloos verrijkt?

    Blijkbaar wel. De belastingen zijn erg hoog voor de rijksten, maar ze zijn nooit honderd procent, je moet nooit alles afgeven wat je verdient. Als dat verdienen zonder veel inspanningen gaat, dan is zelfs een opbrengst van zelfs maar de helft van wat je verdient nog steeds een zeer aanzienlijk bedrag. Een manager die vier miljoen euro verdient per jaar zal het misschien vreselijk vinden dat hij daarvan ‘maar’ twee miljoen overhoudt, maar twee miljoen per jaar is een afschuwelijk hoog bedrag, zelfs als je dat niet elk jaar van je carrière krijgt.

    Toch is er iets dat wringt. Het heeft te maken met de ongelijkheid binnen een maatschappij. Door de hele geschiedenis heen hebben wij gezien dat economische en maatschappelijke diversiteit voor velen een aansporing is om zich op te werken, maar dat extreme materiële ongelijkheid onder de mensen aanleiding geeft tot sociale onrust. Het wordt algemeen als onrechtvaardig beschouwd dat sommigen zich zo kunnen verrijken dat de afstand tussen hen en hun medeburgers al te groot wordt. De adel in het feodale stelsel, de hogere burgerij in de steden, de kerken en de kloosters, de industriebaronnen, de gerechtelijke macht en de advocatuur, de hoogste magistraten en ambtenaren, de hoogste politieke mandaten en vooral, in de moderne tijd, de aandeelhouders: de gewone mensen hebben bezwaren tegen de concentratie van de rijkdom bij mensen die er naar hun aanvoelen veel minder moeten voor doen dan zij zelf. De laagste lonen worden uitbetaald voor arbeid die als het meest belastend en mensonwaardig wordt beschouwd, terwijl de rijken slapend of al spelend nog rijker worden, zo voelt men het aan. Dat is niet eerlijk. Het vermoeden rijst dat wij rijk is, niet volgens de regels speelt. Eerlijk duurt het langst, vooral eerlijk rijk worden. Rijkdom is diefstal. Rijk wordt men op de rug van de armen en de minder begaafden.

    Of het eerlijk is of niet, het lijkt niet wenselijk om de ongelijkheid al te hoog te laten oplopen, al was het maar om sociale onrust te vermijden. Maar hoe moet dat in zijn werk gaan? We moeten er zeker op letten dat we het persoonlijk initiatief niet fnuiken, want daar ligt zeker een belangrijke motor voor alle bedrijvigheid. Veel verdienen door hard te werken en vindingrijk te zijn, daar heeft niemand een probleem mee. Waar we het moeilijk mee hebben, dat zijn de excessen. Niemand is zo goed dat hij of zij daarvoor per jaar vier miljoen euro verdient.

    Wanneer een voormalig eerste minister miljoenen verdient als lid van allerlei beheerraden, dan ervaren wij dat zonder meer als een schandelijke zaak. Niemand heeft miljoenen euro nodig, dat is geen luxe meer, dat is overvloed. Wie zoveel geld heeft, beschouwen wij niet meer als een van de onzen, dat is een wereldvreemde, een gehate en verachte dief en bedrieger, noch min noch meer. Wij hebben respect voor mensen die het goed doen en het ver brengen, maar niet voor de superrijken.




    Dat is meteen ook mijn besluit: de staat moet ervoor zorgen dat er geen sociale onrust ontstaat; dergelijke onrust is onvermijdelijk wanneer sommigen teveel rijkdom vergaren; derhalve moet de staat verhinderen dat iemand echt onbehoorlijk rijk wordt.

    Dat kan op allerlei manieren, bijvoorbeeld door de hoogste belastingsschaal te verhogen tot honderd procent; al wat men verdient, op welke wijze dan ook, boven een bepaald bedrag, dat best hoog mag zijn, gaat dan naar de gemeenschap. Het kan ook door een belasting op grote fortuinen, gebaseerd op een kadaster van het bezit.

    In de eerste plaats echter moet de staat ermee ophouden om de eigen ambtenaren onredelijke salarissen en vergoedingen uit te betalen. De beheerders van het Belgische spoorwegnet zijn stuk voor stuk politiek benoemd, dat wil zeggen dat het partijleden zijn die uitgekozen worden om die vetbetaalde postjes te bekleden. Ik ben er zeker van dat een groot gedeelte van dat geld tersluiks terugstroomt naar de (zwarte) partijkas. Dat is oneerlijk, dat is bedrog, dat mogen wij niet dulden.

    Ik pleit dus niet voor een grootschalige herverdeling van het persoonlijk bezit, maar voor een systeem waarbij buitensporige inkomsten van welke aard worden afgetopt op een niveau dat de meerderheid van de burgers billijk acht, maar dat gerust heel wat hoger mag zijn dan het gemiddelde inkomen, dat ik nogal optimistisch ergens rond de twintigduizend euro situeer.

    Als ik daar zelf met de natte vinger een rond cijfer moet op plakken, dan zou ik denken aan een netto jaarinkomen van bijvoorbeeld honderdduizend euro, vijf keer het gemiddelde, dat is toch niet mis? Dat is 275 euro per dag, elke dag van het jaar, meer dan 8.000 euro per maand netto. Wie meer wil verdienen, die mag voor mijn part gerust verhuizen naar landen waar dergelijke grenzen niet gelegd worden, we zullen hen niet missen.

    Ik heb dan ook niet de minste sympathie voor Belgische sportvedetten die zich om fiscale redenen pro forma in Monaco gaan vestigen. Men moest hen verbieden om nog in ons land actief te zijn. In plaats van aanmoedigingen zou men hen langs de weg moeten uitschelden voor wat ze zijn: volksvreemde bedriegers.

     

     

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mentaliteitswijziging

    In deze tijden van sociale onrust past het dat wij nadenken over de manier waarop wij onze samenleving vorm geven.

    Enerzijds moeten we ons afvragen welke politieke filosofie de mensen het meest aanzet tot arbeid. Dat is in mijn ogen wellicht veeleer de liberale denkwijze, omdat ze gebruik maakt van de natuurlijke aandrift van de mens om in zijn eigen belang te werken. Het is pas in tweede instantie, door na te denken en ervaring, dat de mens gaat inzien dat zijn eigenbelang het best gediend is door samenwerking. Het socialisme of communisme, dat uitgaat van de gedachte dat de mens zich in de eerste plaats moet inzetten voor het gemeenschappelijke goed, gaat voorbij aan deze primaire aandrift van elk levend wezen en is daarom gedoemd om uiteindelijk te mislukken.

    Er is echter een tweede vraag, namelijk of de liberale ideologie ook daadwerkelijk leidt tot een betere wereld. Wanneer iedereen zich ongeremd inzet voor zichzelf, viert eigenbelang hoogtij en is de kans groot dat rijkdom zich dan concentreert bij de meest begaafden en bij weinig scrupuleuze lieden. Eigenbelang is dan wel een goede motivatie, maar het is geen principe waarop men een maatschappij kan bouwen. Het is niet omdat sommigen het goed hebben, dat iedereen het goed heeft.

    Er moet dus een instantie zijn die zich met de belangen van het bonum commune, het gemenebest, the Commonwealth bezighoudt. De staat zal middelen afnemen van zijn burgers om gemeenschappelijke projecten te realiseren, bijvoorbeeld rioleringen, wegen enzovoort. De vraag is of het niet beter is om ook dat over te laten aan het privé-initiatief. Op die manier zou het eigenbelang kunnen ingezet worden ten bate van de gemeenschap. In Amerika zijn de grote transcontinentale spoorlijnen op die manier aangelegd, het is dus wel degelijk mogelijk. Dergelijke projecten worden dan betaald door de gebruikers, zoals de péage in Frankrijk. Over het algemeen neemt men echter aan dat het beter is om publieke projecten door de staat te laten organiseren en via de algemene en bijzondere belastingen te laten betalen.





    Dat leidt tot een steeds grotere staatsinmenging, wat niet noodzakelijk meer efficiëntie meebrengt. Staatsambtenaren worden in de uitvoering van hun taken niet gemotiveerd door hun eigenbelang, aangezien ze geen persoonlijk voordeel hebben bij wat ze doen. Of ze gemotiveerd zijn door het algemeen belang valt nog te bezien, want velen van hen voelen ongetwijfeld aan dat ze ook daar slechts een heel geringe persoonlijke betrokkenheid: een staatsambt is voor de meeste mensen ‘slechts’ een job als een andere.

    Er is ook geen enkele reden om te denken dat het staatsapparaat beter geschikt zou zijn om de eigen wetten en besluiten uit te voeren dan privé bedrijven. Expertise verwerven op alle gebieden vereist een enorm aantal dure ambtenaren. Vandaag is dat zeker het geval in onze moderne democratieën, zonder een opmerkelijk hoger niveau van efficiëntie of een duidelijke daling van de kosten, in tegendeel. Het parlement en de kabinetten zijn zo druk bezig met het haastig opstellen en stemmen van allerlei wetten, dat er geen tijd is om degelijk werk te verrichten en aan langetermijnplanning te doen. Zo creëert men een ondoorzichtige, chaotische wettelijke, juridische en administratieve situatie waarin niemand nog de weg vindt. Het gevolg is massale ontduiking, zodat de maatregelen altijd te laat komen of ten onrechte gebruikt worden door mensen voor wie ze niet bedoeld zijn. Dat noopt de overheid dan weer tot strengere controle en het voortdurend aanpassen of zelfs intrekken van besluiten die nog maar net genomen zijn. Typisch zijn de toelagen die moeten afgeschaft worden wegens het grote succes; dat is een aanfluiting van goed beheer.

    Iedereen verlangt naar een meer doorzichtig en efficiënt beheer van de maatschappij, maar het wordt alleen maar ingewikkelder. Politici beloven radicale veranderingen op basis van populistische oplossingen, dat wil zeggen dat men een bepaalde beperkte bevolkingsgroep aanwijst als de schuldige voor al wat verkeerd gaat. Dat kunnen de vreemdelingen zijn, of de werkelozen, of het grootkapitaal, of de werkgevers, of mensen die een uitkering krijgen, of de gepensioneerden, of de inwoners van een andere deelstaat, maar natuurlijk nooit de meerderheid van de eigen bevolking.

    Toch is het steeds die meerderheid van de werkende bevolking die noodzakelijkerwijze moet opdraaien voor de belastingen die nodig zijn om het logge en steeds uitbreidende staatsapparaat draaiend te houden. Zij verwerven naspeurbare inkomsten door hun arbeid en het zijn de inhoudingen op die inkomsten die het grootste deel van de belastingen opleveren, omdat daarop nauwelijks kan gefraudeerd worden. Arbeiders en bedienden zijn de melkkoe van de staat.

    De populistische oplossingen zijn altijd leugenachtig omdat de waarheid veel complexer is dan het verhaal dat ze ons willen doen geloven. Ik ben een grote voorstander van de Vlaamse onafhankelijkheid binnen Europa of van een verregaande federalisering van België met de facto onafhankelijke deelstaten. Ik meen dat men de rol van de staat moet terugschroeven en het privé initiatief meer moet laten spelen. Ik ben ervan overtuigd dat de staatsuitgaven moeten gereduceerd worden en dat de belastingen omlaag moeten. Ik ben een tegenstander van grootschalige bouwprojecten en ik meen dat we het aantal auto’s op onze wegen drastisch moeten reduceren. Ik ben voor basisvoorzieningen in het openbaar vervoer, uitgevoerd door privé ondernemingen. Maar ik geloof niet dat dit stuk voor stuk de oplossingen zijn voor al onze problemen.

    Het probleem is eigenlijk niet hoe de staat of de maatschappij moet georganiseerd worden. De vraag is hoe we de mensen zo ver kunnen krijgen dat ze zich spontaan en welgemoed inzetten voor het eigen belang en dus ook dat van anderen. Het gaat veel meer om een mentaliteitswijziging dan om structurele maatregelen.

    Een voorbeeld. We zien op tv alle dagen programma’s over politiemensen in de uitvoering van hun taken. Dat is vooral preventie en het betrappen van misdadigers en hun arrestatie. Hoe meer wetten we maken, hoe meer er kunnen overtreden worden. Hoe nauwkeuriger en gedetailleerder de wetten, hoe moeilijker voor de gewone burger om ze te kennen en hoe minder de neiging om ze na te leven. Hoe meer overtredingen, hoe meer politie. Hoe meer politie, hoe meer pakkans. Waar gaat dat naartoe? In Amerika belandt een uitzonderlijk hoog percentage van de (armste) bevolking in de gevangenis. De uitgaven voor justitie en politie zijn enorm, en toch neemt de criminaliteit hand over hand toe. De oorlog tegen de criminaliteit en de drugs breidt steeds uit, maar zonder enig positief effect op de criminaliteit en het druggebruik.

    Wetten zijn noodzakelijk in een samenleving, maar als er geen bereidheid is om de wetten na te leven zonder dat men ertoe gedwongen wordt door bestraffing van overtredingen, dan loopt het fout. De wetten moeten een weerspiegeling zijn van de volkswil. Als dat het geval is, dan zal de bevolking haar eigen wetten zonder meer navolgen, op uitzonderingen na. Als de wetten niet gedragen worden door een groot deel van de bevolking, dan zal zij zich daaraan proberen te onttrekken.

    Een voorbeeld: wij rijden met auto’s die steeds sneller kunnen rijden en die desondanks veel veiliger zijn dan ooit tevoren. De neiging is dus groot om snel te rijden op de prachtige wegen die de staat daartoe heeft aangelegd. Het is duidelijk dat als de maximumsnelheid altijd en overal zou beperkt worden, het aantal verkeersslachtoffers veel lager zou zijn en de rijtijden toch korter. Maar een dergelijke maatregel is niet haalbaar, omdat we nu eenmaal die snelle en veilige auto’s hebben en die uitnodigende verkeerswegen. Meestal kan je veilig en snel rijden, dus doen we dat. Onder die omstandigheden de snelheid beperken tot bijvoorbeeld 75 km per uur is absoluut ondenkbaar: waarom zo traag rijden als het harder kan?





    Maar moet het echt zo?

    We zouden kunnen proberen om een wet te laten stemmen die de 75 km/u oplegt. Dat is immers in het eigen belang van de bevolking, hoe je het ook bekijkt. Maar zo’n wet krijg je er nooit door. Je zou een wet kunnen maken waarbij de topsnelheid van alle auto’s fysiek beperkt wordt tot die 75 km/u, dat is zeer eenvoudig technisch uit te voeren en het maakt snelheidscontrole overbodig. Je zou zelfs de topsnelheid automatisch kunnen laten aanpassen door zenders op het hele grondgebied, ter vervanging van de massa verkeersborden die er nu zijn. Dat is allemaal mogelijk, maar we doen het niet, omdat we het niet willen.

    Het gaat dus niet om de wenselijkheid of de technische mogelijkheidheden, dat is duidelijk, maar om de wil om het te doen. Het komt er dus op aan om de mensen zover te krijgen dat ze het willen. Dat heet een mentaliteitswisseling. Vroeger stookte iedereen allerlei afval op in zijn tuin, nu doet zo goed als niemand dat nog. Vroeger kiepten we allerlei toxisch materiaal zomaar in de goot, nu niet meer. Het is dus best mogelijk om de bevolking op andere gedachten te brengen. Goed dertig jaar geleden zou niemand aanvaard hebben dat we zouden verplicht zijn om het afval te sorteren en te betalen per kilo opgehaald afval. Nu staan we er niet meer bij stil.

    Maar als het om het verkeer gaat, dan is een grote meerderheid van de mensen wel erg hardleers. Men staat nog liever elke dag uren in de file dan met trein, tram of bus te reizen. Een gezin zonder auto(‘s) is een grote uitzondering. Er rijden bijna vijf en een half miljoen auto’s rond in België, dat is toch onvoorstelbaar veel? Denk eens aan wat dat kost, wat dat verbruikt en vervuilt… Maar zonder auto ben je een paria, een zonderling. Onze mobiliteit is heilig, we rijden voortdurend overal heen zonder lang na te denken over de gevolgen en de maar al te reële risico’s, zonder ons af te vragen of het wel nodig of noodzakelijk is. Bij het nemen van onze beslissingen speelt de vraag over de verplaatsing nauwelijks een rol: we gaan naar zee, en dat we daarvoor drie uur in de file moeten staan, dat is dan maar zo. Even naar de bakker, of een brief op de post doen, de kinderen ophalen van school of ontspanning, vul zelf maar aan.

    Het kan anders en vroeg of laat zal het anders moeten, tot dat besef zijn de meeste mensen al gekomen, de prijs van de brandstof staat spectaculair hoog en het ziet er niet uit dat die zal dalen voor de laatste druppel olie op is. Maar tot zolang rijden we als hing ons leven er van af, terwijl dat eigenlijk letterlijk zo is.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    20-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gadgets

    Men zegt dat jongens een technische knobbel hebben. Ik weet zeker dat meisjes die ook hebben: tijdens mijn loopbaan en ook daarna heb ik zelfs meer technisch begaafde vrouwen gekend dan mannen.

    Indien ik zelf niet over een dergelijke knobbel beschik, dan heb ik toch een sterke belangstelling voor al wat techniek is en dat sinds mijn prille jeugd. Ik wou altijd al weten hoe mechaniekjes werken, omdat het me zo verbaasde dat ze werkten: een lamp, de radio, een ouderwetse fonograaf, een wekker, een regulateur, een polshorloge, de telefoon, een radioantenne, een koptelefoon, een micro, een bandopnemer, later tv, videorecorder… Nog later kwam daar ook de computer en de PC bij, de printers en de scanners en faxen, daarna de radiogestuurde klok en dito polshorloge, de microgolfoven, de inductiekookplaat, afstandsbediening, de GSM, cd- en dvd-speler, internet, e-mail, internetbankieren, eBay, Amazon, Skype, de e-reader, digitaal en HD tv kijken, het houdt niet op.




    Zolang alles goed gaat, sta je er niet bij stil: je gebruikt al die dingen waarvoor ze bedoeld zijn zonder veel aandacht te schenken aan het toestel zelf of de diensten die erachter schuilgaan. Het is pas als zo’n ding het laat afweten, dat je beseft hoe afhankelijk je ervan bent.

    De laatste maand is het wel erg geweest hier in huis. Het begon toen we onze modem wouden vervangen door een draadloos exemplaar. Daar kwam ook een nieuwe HD digicorder aan te pas en een nieuw abonnement bij Telenet. Ik zal je niet lastig vallen met de details, maar het is een echte lijdensweg geweest, zowel technisch als administratief. Als je niet oplet, rekenen die onverlaten je allerlei kosten aan die ze kuis verzwegen hadden bij het maken van de afspraken, honderden euro’s! En dan al die kabels… niet te geloven! Het is een wirwar van allerlei draden, die zomaar in de knoop geraken, gewoon door daar te liggen, lijkt het wel. En het stof dat zich daar vergaart, ik schaam me diep, ik dacht dat het proper was in ons huis, tot ik achter de tv-kast keek, sjonge sjonge sjonge!

    Sinds enkele jaren maak ik me rond Nieuwjaar behoorlijk boos over de aanrekening die ik krijg van KBC, gewoon omdat ik een lopende rekening heb bij hen. Ik heb ook een rekening bij Argenta en daar is alles werkelijk helemaal gratis. En dus beslis ik elk jaar dat ik mijn KBC-rekening ga opzeggen. Tot nog toe was het er nooit van gekomen. Ik zag ertegen op om al de administratieve stappen te zetten die daarvoor nodig zijn. Maar toen onlangs bleek dat KBC aan zijn topmanagers royale bonussen uitbetaalde terwijl juist die mensen verantwoordelijk zijn voor de debacle, toen brak me de klomp: nu was het genoeg geweest!

    Lieve lezer, je weet niet waaraan je begint. Vooreerst moet je nagaan welke domiciliëringen je bij die bank hebt, dus welke doorlopende machtigingen je hebt gegeven voor het automatisch betalen van rekeningen, bijvoorbeeld voor water, gas, elektriciteit, internet en kabel-tv, ziekteverzekering enzovoort. Voor elk van die opdrachten moet je een wijzigingsformulier aanvragen, invullen en aan je nieuwe bank bezorgen. Dan moet je uitkijken of ze inderdaad de rekeningen aan je nieuwe bank aanbieden en of ze het niet dubbel doen door ook de oude bankrekening te pluimen. Maar het is niet alleen de debetzijde die je moet nakijken: je krijgt ook allerlei bedragen op je rekening, gelukkig maar: je pensioen, de uitkeringen en terugbetalingen van de ziekteverzekering, teruggaven van de belastingen en een aantal vaste of eenmalige toelagen van instellingen of diensten aan wie je ooit je bankrekeningnummer hebt doorgegeven. Ook die moet je allemaal een voor een aanschrijven, formulieren invullen enzovoort.





    Dagen ben ik er mee bezig geweest en het einde is nog steeds niet in zicht. Ik heb een beetje het gevoel dat ik terug in het arbeidscircuit zit: dit is het soort werk dat ik mijn hele leven heb gedaan. Toen ik op pensioen ging, hoopte ik dat ik ervan af was, of dat het tot een minimum zou beperkt blijven en dat was grosso modo ook zo. Tot ik de onzalige beslissing nam om die verdomde bankrekening op te zeggen!

    Ik merk dat zowel de technische als de administratieve beslommeringen vreselijk op mijn zenuwen werken. Ik loop onrustig rond, zonder altijd goed te beseffen waarom. Als ik een boek vast neem, moet ik moeite doen om bij de les te blijven, mijn gedachten dwalen voortdurend af. De muziek staat zoals steeds de hele dag op, maar ik luister maar met een half oor en erger me snel als ze weer aan het zaniken gaan.

    Ik heb blijkbaar behoefte aan vastheid, aan zaken die goed geregeld zijn en aan toestellen en diensten en mensen die zonder haperingen of morren doen wat ze verondersteld worden te doen, waarvoor ze betaald worden. Als dat niet het geval is, raak ik geïrriteerd en vind ik geen rust voor het weer in orde is. Dat is menselijk, denk ik. Maar ik heb wel een onoverzienbare reeks toestellen en diensten in huis en er is er altijd wel eentje dat het om onverklaarbare redenen niet doet.

    Ik heb een buurman die zich ver houdt van al die toestanden. Geen pc, geen kabel, geen gsm, geen telefoon, geen internet, geen bestendige opdrachten bij de bank. Hij onderhoudt zijn tuin op voorbeeldige wijze met de meest eenvoudige werktuigen, niets elektrisch, alles met de hand. Ik denk dat hij een veel rustiger leven heeft dan ik.

    Gisteren had ik een afspraak bij ons bevriend beeldhouwersechtpaar. Ze hadden een nieuwe hanglamp gekocht, maar kregen ze niet in gang. Ik had al eens een poging gedaan, maar zonder succes. Dan maar op internet gezocht hoe een wisselschakeling eruit kan zien, in het Vlaams een dubbele directie: een lamp die je met twee verschillende schakelaars aan en uit kan zetten. Vervolgens op internet de buienradar bekijken voor een pauze in de regen en dan met mijn nieuwe fiets (een verjaardagsgeschenk van Lut en mezelf) daarheen. Gelukkig vond ik nu wel de oplossing voor de lamp (de stroom bleek op de draad voor de aarding te zitten…).





    Zonder mijn technische knobbel had ik hen niet kunnen helpen. Zonder internet had ik ongetwijfeld een nat pak opgelopen en ook nooit geweten waarom er zoveel kabels uit het plafond kwamen voor een eenvoudige lamp.

    Zonder kabel zou ik interessante programma’s missen en vooral ook goede muziek in uitstekende kwaliteit. Zonder internet geen blogs, geen internetbanking, geen bestellingen van boeken, cd’s, dvd’s en (gratis) e-boeken bij Amazon en anderen, geen e-mail, geen videogesprekken met verre vrienden, geen opzoekingen in Wikipedia en in de verste uithoeken van het web…

    De enige toestellen die ik echt kan missen zijn de telefoon en de gsm, het mobieltje. Ik gebruik die uiterst zelden. Gelukkig hebben we nu een systeem van aanrekening dat zo goed als kosteloos is: we betalen alleen voor de zeer zeldzame gsm-gesprekken die we voeren, geen abonnementskosten; de vaste telefoon is gratis, of althans inbegrepen in het internetabonnement.

    Het is een afweging die je moet maken. Het is inderdaad mogelijk om ook vandaag nog te leven zonder al die gadgets (het woord alleen al!). Maar de moderne media maken het leven ook een stuk gemakkelijker en boeiender. De psychologische druk die ze zonder enige twijfel met zich meebrengen, moet je erbij nemen. Ik heb ervoor gekozen om dat te doen. Ik hoop echter van ganser harte dat de technische complicaties en de administratieve rompslomp nu voor een tijdje achter de rug zijn en dat ik me weer kan concentreren op wat echt belangrijk is: menselijk contact in al zijn vormen, lezen en nadenken, actief muziek beluisteren en genieten van al het boeiende dat de media ons bieden, en ook van de natuur, vanzelfsprekend.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.halal vlees en intolerant atheïsme

    Dat ik atheïst ben, dat is geweten. Dat ik antiklerikaal ben, eveneens. Voor mij, hier in ons land, in het landelijke Werchter, in mijn omgeving, betekent het dat ik mij sterk afzet tegen de katholieke kerk en haar invloed op de mensen, op de opvoeding van onze kinderen en op de maatschappij. Ik bekommer mij veel minder om het protestantisme, de mormonen of de moslims, gewoon omdat ik er niet direct mee geconfronteerd ben.

    Ik heb op een bijzonder pijnlijke manier moeten vaststellen dat binnen de Vlaamse georganiseerde vrijzinnigheid een rabiate islamofobie aanwezig en werkzaam is die ook nog de steun geniet van de leiding van die organisatie. Mijn aanvankelijke verbazing en wrevel over die situatie is snel omgeslagen in een radicale breuk met die mensen. Maar ik ben er nog altijd niet over heen. Wanneer ik me afvroeg waarom ik het spontaan en met zoveel overtuiging en emotie oneens was met die strekking binnen de vrijzinnigheid, dan moest ik het antwoord schuldig blijven. Als ik zo tegen godsdienst ben, waarom dan niet tegen de Islam, net zo goed als tegen het Christendom, de Mormonen enzovoort?

    Ik denk dat ik intussen een deel van het antwoord gevonden heb.

    Tijdens mijn loopbaan heb ik veelvuldige en intense contacten gehad met vreemdelingen, meestal studenten aan de Leuvense Universiteit. Ik heb mezelf slechts zelden betrapt op echt racisme, dat wil zeggen dat ik iemand zou geminacht hebben omdat hij of zij geen blanke was. Ik heb daar geen verdienste aan, het was gewoon zo, ik heb ook als kind nooit gedacht dat vreemdelingen minderwaardig waren, dat de ‘zwartjes’ in ‘onze Kongo’ minder mens waren dan wij.

    Nochtans is dat altijd de overheersende opvatting geweest in onze beschavingsgeschiedenis, indien we hier dat woord mogen gebruiken. Het verrast en verbaast me steeds weer wanneer ik lees hoe uiterst verstandige mensen zoals Kant of Voltaire er ideeën op nahielden over de andere rassen waarover wij, of toch de meesten onder ons, of dat hoop ik toch, ons nu zouden doodschamen.

    Hoe dan ook, het is bij mij nooit opgekomen dat een Indiaan, een Japanner, een Hottentot of een Eskimo echt anders zou zijn dan ik. De lichamelijke verschillen zijn louter dat, uiterlijke en oppervlakkige kenmerken, de huidskleur is alleen dat: de kleur van de huid, dieper gaat het niet. Het heeft allemaal geen bepalende invloed, wij zijn allemaal mensen, zoals blijkt uit het feit dat wij ook probleemloos met elkaar kunnen paren. De individuele verschillen binnen elk ‘ras’ zijn vaak veel opvallender dan wat bijvoorbeeld blank en zwart zogezegd scheidt.





    Het is ongetwijfeld dat spontaan aanvoelen van de fundamentele gelijkheid van alle mensen die ervoor gezorgd heeft dat ik zo geschokt was door het onverholen racisme en de vreemdelingenhaat van een aantal zogenaamde vrijzinnigen tegenover de moslims. Ik kan nog begrijpen dat men zich druk maakt over de Islam, zoals ik me wel eens laat gaan over het Christendom, vanuit een vrijzinnig standpunt. De Islam is inderdaad geen haar beter, of slechter. Maar daarover gaat het niet meer bij deze lieden. Hun vrijzinnigheid is maar het mom waaronder hun rassenhaat schuilgaat. Dat blijkt vooral uit het feit dat hun hevige emoties zich niet zozeer richten op de Islam als godsdienst, op de theologen of op de bedienaars van de eredienst, maar op de eenvoudige gelovigen.

    Zo wil men de moslims te allen prijze verhinderen om hun offerdieren ritueel te slachten. Dat punt is, tot mijn niet geringe verbazing, een centraal punt voor een bepaalde strekking binnen de vrijzinnigheid, die zich de Werkgroep Atheïsme noemt. Men gaat er zelfs allianties voor aan met Gaia, die het slachten van offerdieren zonder verdoving eveneens bestrijden.

    Er is naar mijn aanvoelen echter een belangrijk verschil tussen Gaia en die ‘vrijzinnigen’. Gaia is begaan om dierenrechten, naar ik vermoed vanuit een aanvoelen dat dieren niet onnodig hoeven te lijden en dat het de mens niet siert om dat te doen. Ik ben het daar hartsgrondig mee eens. Ik meen dat wij zo weinig mogelijk hogere diersoorten moeten consumeren. Wij hebben gemeenschappelijke voorouders, wij behoren allen tot één biologische levensvorm en als dusdanig verdienen de dieren ons respect. Dat blijkt onder meer uit de menselijke gewoonte om huisdieren te houden, die eten we toch ook niet op?

    Terloops wil ik opmerken dat in bepaalde gevallen het opeten van dieren me een toelaatbare afwijking van die regel lijkt. Neem nu schapen en geiten. Ik neem aan dat er, zoals bij de mens, evenveel mannelijke lammeren geboren worden als vrouwelijke. De vrouwelijke gebruiken we voor hun melk, maar van de mannelijke hebben we er maar een beperkt aantal nodig voor de voortplanting. Dus is er een oneconomisch overschot van mannelijke lammeren. Dat is ook zo voor de kippen, de runderen en voor alle dieren waarvan we hetzij de melk, de eieren of de jongen gebruiken voor onze voeding. We zouden al die mannetjes meteen kunnen doden bij de geboorte en dat gebeurt ook bij de kippen bijvoorbeeld. Mannelijke lammeren en kalveren laten we wat ouder worden, tot ze slachtrijp zijn en dan eten wij ze op. Ik geef toe, het is een subtiel onderscheid, maar als ik in de supermarkt vlees kies, dan is dat bij voorkeur lamsvlees en kalfsvlees, een bewuste keuze omdat die dieren er nu eenmaal moeten zijn, maar als economisch overschot geen overlevingskansen hebben. Het is als het ware een natuurlijk bijproduct van de veeteelt, die gericht is op de minder verwerpelijke melkproductie.

    Zo heb ik ook geen echt principiële bezwaren tegen het eten van vlees van dieren die hun economische rol gespeeld hebben, zoals oude melkkoeien, -schapen en –geiten, of fokstieren en bokken (in de mate dat die eetbaar zijn). Het kweken van dieren enkel en alleen voor hun vlees, zoals varkens, stuit me meer tegen de borst. Maar ik geef toe, ik vind dat ik om principiële redenen eigenlijk strikt vegetariër zou moeten zijn of zelfs veganist (die eten zelfs geen melk of eieren). Maar ik ben nu eenmaal opgevoed in een andere wereld en dus ben ik niet fanatiek in die zaken. Ik eet dus kalfsvlees en lam met mate. Vroeger at ik meer vis, als een alternatief voor vlees, maar dat is het probleem maar verleggen: vissen zijn ook dieren. Ik zie weinig verschil tussen een kip en een karper, bij manier van spreken.

    Maar retournons à nos moutons, zoals men in het Frans zegt, hoewel het hier veeleer het achterlaten van de schapen en de geiten en zo is.

    Die bepaalde groep binnen de vrijzinnigheid verzet zich niet zozeer tegen het slachten en verorberen van dieren, het zijn geen vegetariërs of veganisten, maar wel tegen het ritueel slachten, zonder verdoving, van offerdieren en van vee voor zogenaamd halal vlees, dat dus eveneens onverdoofd is gedood.





    Naar verluidt is het slachten van vee zonder verdoving overigens helemaal geen verplichting volgens de Koran, zoals ook het dragen van een hoofddoek maar met enige moeite uit de oorspronkelijke religieuze teksten kan afgeleid worden. Enkel het strikte Jodendom heeft een expliciet verbod op het verdoven van slachtdieren. Slechts een beperkt gedeelte van het zogenaamd halal vlees is afkomstig van dieren die zonder verdoving geslacht zijn. Maar dat terzijde, of toch enigszins.

    Nee, die bepaalde groep van zogenaamde atheïsten heeft geen probleem met het eten van vlees, maar wel met het onverdoofd slachten, niet omwille van het dierenleed, maar omdat de wet het verbiedt. Er is inderdaad Belgische en Europese wetgeving die het verdoven oplegt, maar er is praktisch overal nationale en internationale wetgeving die uitzonderingen toestaat voor rituele slachting. Men kan daarbij nog een onderscheid maken tussen de offerdieren die geslacht worden bij bijzonder gelegenheden zoals het einde van de Ramadan, en aan de andere kant de dieren die geslacht worden voor halal consumptie. Persoonlijk ben ik geneigd om minder zwaar te tillen aan de beperkte slachting zonder verdoving van offerdieren, hoewel ik pleit om in overleg met de betrokken godsdiensten tot een geleidelijke overgang naar minder gruwelijke praktijken te komen. Het zonder verdoving slachten van dieren in een commerciële context lijkt me uit den boze, er is ook geen duidelijke religieuze verantwoording voor te vinden en moet dus verboden blijven.

    De atheïsten over wie ik het heb zijn dus tegen de uitzondering die de wet toestaat. Dat is hun goed recht, wij leven in een vrij land, er is het recht op vrije meningsuiting, wat die mening ook is, zolang niemand daarbij nadeel ondervindt. Men kan voor abortus zijn of tegen, maar daarom moeten we elkaar nog de kop niet inslaan. Maar zij organiseren manifestaties en acties, al dan niet samen met Gaia, tegen rituele slachtingen. Kijk, dat is nu waar ik bij steiger.

    Met dergelijke acties schoffeer je de moslims bij hun traditionele religieuze rituelen en culturele feesten en zoiets doe je niet, vind ik. Ik ga ook niet een katholieke eredienst verstoren, een begrafenisdienst bijvoorbeeld, al zit ik me altijd zwaar te ergeren. Ik vind de Heilig Bloedprocessie en de Virga Jessestoet een verschrikking, maar ik beperk de uitdrukking van mijn afschuw tot het wegblijven van die gelegenheden. Van mij mag de Landelijke Gilde in de meimaand liederen zingen bij Mariakapelletjes, met kaarsjes en al, ik vind dat zelfs ontroerend.

    Ik begrijp dus de verontwaardiging en de woede niet van deze zogenaamd vrijzinnigen bij de rituele slachting van offerdieren. Het gaat hen immers niet om het dierenwelzijn, maar om de uitzondering die de Islam heeft bekomen op de wetgeving, op religieuze gronden. Men gunt het die bevolkingsgroep niet dat zij hun eigenheid op die manier uiten, zoals zij ook niet aanvaarden dat hun vrouwen en meisjes een hoofddoek dragen. Het was inderdaad de vrijzinnige directrice van het Antwerps atheneum, gesteund door de even vrijzinnige voorzitster van het Gemeenschapsonderwijs, die de actie tegen het dragen van hoofddoeken op school op gang trokken en voor het gerecht brachten. Uit de hoofddoekenkwestie blijkt duidelijk dat het niet gaat om misdaden of onmenselijke handelingen, zoals men nog zou kunnen stellen als het gaat om het slachten van dieren zonder verdoving. Door een hoofddoek te dragen doet men niemand kwaad, berokkent men niemand last, men ziet er alleen anders uit.

    En daar gaat het om voor deze in de grond allesbehalve vrijzinnigen: zij aanvaarden niet dat men er anders uitziet, dat men zich anders kleedt, dan men zich anders gedraagt, dat men andere tradities en gebruiken heeft, al dan niet religieus geïnspireerd. Dat is geen vrijzinnigheid, dat is racisme en wel van het ergste en meest gevaarlijke soort, dat hebben onze ouders meegemaakt met het Nazisme en andere vormen van fascisme en totalitarisme. Het gaat hier om grove en onredelijke onverdraagzaamheid tegenover wie anders is, ook als niemand daar echt last van heeft. Het gaat om het beledigen, hinderen, kwetsen, diaboliseren en uiteindelijk vervolgen van onschuldige medeburgers. Dat is schandelijk en onmenselijk en het heeft niets te maken met vrijzinnigheid en atheïsme, meer nog, het is in strijd met de grond zelf van elk oprecht en weloverwogen humanisme, met de basisideeën van de Verlichting en met de Rechten van de Mens. Het atheïsme, als uiting van het meest nobele en meest tolerante in de mens heeft niets te maken met dergelijk verwerpelijk gedrag en met dat soort liefdeloze en gevaarlijke ideeën en praktijken. Wie niet verdraagzaam is, kan zich niet met recht atheïst noemen.

    Zo zie je dus maar. Atheïst ben ik, zeer overtuigd zelfs en bovendien fervent antiklerikaal. Maar ik ben geen racist. Ik kom uit voor mijn gedacht, zonder een blad voor de mond te nemen. Ik spaar de Kerk niet, noch haar verantwoordelijken. Maar ik heb willens en wetens nog nooit een gelovige persoonlijk beledigd, uitgelachen of gehinderd bij het uitoefenen van zijn of haar rituele gebruiken. Er is, dat hoop ik althans, een hemelsbreed (!) verschil tussen mijn soms nogal krachtig uithalen naar de misbruiken binnen het christendom en de verfoeilijke onverdraagzaamheid van bepaalde individuen binnen de georganiseerde vrijzinnigheid tegenover allochtone moslims.

    Ik heb me dan ook meteen nadrukkelijk en onvoorwaardelijk gedistantieerd van hun uitspraken, hun geschriften en hun acties en me al na enkele dagen laten schrappen in die Werkgroep. Omdat het hoofdbestuur van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging dat niet doet en daardoor integendeel deze verwerpelijke opinies en acties steunt en bijtreedt, heb ik ook afstand genomen van deze vereniging en mijn lidmaatschap na één turbulent en teleurstellend jaar niet vernieuwd. Ik heb me duidelijk zwaar vergist toen ik meende dat ik daar kon thuiskomen.

    De intolerante vrijzinnigheid staat in haar vreemdelingenhaat op één lijn met het christelijk en moslimfundamentalisme dat zij zo zegt te bestrijden. Daaruit blijkt de ware aard van die lieden. Ik ontzeg hen, in naam van al wat mij dierbaar is en in naam van de hoogste principes van de Rede, het recht om zich vrijzinnig, humanistisch of atheïstisch te noemen. Zij zijn een smet op het blazoen van de Verlichting en de Menselijkheid.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    05-01-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Skype

    Terwijl onweer en storm over Vlaanderen raast, wil ik hier verslag uitbrengen over mijn jongste verkenning van de technologie die onze moderne wereld aanbiedt.




    Enige tijd geleden hielp ik een bevriende buurvrouw bij haar eerste stappen in de computerwereld. Dat was vooral e-mail, voor contacten met haar familie en kennissen en voor het verzenden en ontvangen van foto’s van en naar haar kinderen en kleinkinderen. Een van haar kinderen woont met zijn gezin in de Verenigde Staten en had haar gewezen op de mogelijkheden om via de PC te communiceren, beeld en geluid. Dat wou ze wel eens proberen en ze vroeg me ook daarbij om hulp. Maar ik had zelf geen ervaring met zoiets en dus werd het wat op de lange baan geschoven.

    Mijn tweede kleindochter vroeg voor haar Kerst- en nieuwjaarsgeschenk van ons een webcamera met micro. Haar beste vriendinnetje was naar het Verenigd Koninkrijk geëmigreerd en ze wou met haar contact houden. Dat was voor mij de aanleiding om ook zelf de stap te zetten. Op mijn PC was het programma Skype voorgeprogrammeerd en met de hulp van mijn erg handige oudste zoon was ik binnen enkele minuten aangemeld en online.

    Ik ga je niet vervelen met technische details. In de praktijk komt het hierop neer. Al wat je nodig hebt is een PC of Mac, uitgerust met een webcamera of 'webcam', een microfoon en luidsprekers of een koptelefoon of oortjes. In veel laptops is dat allemaal ingebouwd, zo niet kan je zelfs bij Kruidvat een webcamsetje aanschaffen voor een peulschil. Je haalt Skype gratis van het internet, je kiest een naam en een paswoord en dat is het. Je kan nu zomaar een videoconferentie houden met andere mensen die op Skype zitten en die aangemeld zijn. Je ziet je correspondent op scherm en jezelf in een klein schermpje rechtsonder.




    Mijn eerste gesprek was met Jacques, mijn Nederlandse vriend die ik via mijn blog leerde kennen. Wij mailen veel en bellen af en toe, maar we hebben elkaar nog nooit in levenden lijve ontmoet. Ook voor hem was het de eerste keer en wij waren allebei erg opgetogen over het resultaat. Het beeld en de klank waren uitstekend, met minimale haperingen. We waren meteen heel gemoedelijk aan het praten, we vergaten dat we een technologisch hoogstandje aan het uitvoeren waren en gingen helemaal op in het gesprek. Toen Lut even in beeld kwam, hebben we ook haar meteen betrokken in onze conversatie en ook zij was onmiddellijk gewonnen voor het ‘skypen’.

    Deze manier van contact opnemen voelt heel natuurlijk aan en voegt echt een dimensie toe aan het telefoneren, dat ik altijd erg kunstmatig en onpersoonlijk heb gevonden en dus vrijwel nooit doe, behalve wanneer het nuttig of nodig is. Videoconferentie of ‘skypen’ is werkelijk helemaal anders, het is natuurlijk geen ‘live’ gesprek, maar het komt wel erg in de buurt. Je kijkt elkaar in de ogen, je reageert op de lichaamstaal en vooral: je weet dat je zelf ook zichtbaar bent en dat is denk ik het verschil met telefoneren, waarbij je onzichtbaarheid altijd zorgt voor een slag om de arm, een bepaalde terughoudendheid en dat zorgt voor het onvolkomen, theatraal, onecht contact dat zo typisch is voor telefonie. Met het beeld erbij ben je veel dichter bij de levende realiteit.

    Zo, nu weet je dat je me niet alleen kan mailen, bellen, schrijven en opzoeken, je kan me nu ook skypen. Mijn skype-naam is karel.d.huyvetters zoals in mijn e-mail adres. Toen ik laatst keek, waren er ongeveer dertig miljoen mensen online. Binnenkort zullen we net zo vlot op die manier communiceren als nu via mail, chat en telefoon, waarschijnlijk nog meer zelfs. Skype (en tal van andere dergelijke programma’s) is beschikbaar voor ongeveer elk denkbaar toestel, ook iPhone en Blackberry en zo. Dat belooft…

    O, heb ik al vermeld dat je videoconferenties met ander Skype-klanten helemaal gratis zijn? Voor sommige andere diensten zoals bellen naar vaste lijnen en sms’en moet je betalen, let dus een beetje op wat je aanklikt.

    Misschien tot ‘ziens’?


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    27-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stakingsrecht in een parlementaire democratie

    Wij leven in een democratie en gelukkig maar. Het volstaat om even naar de beurtelings pathetische en schrijnende beelden uit Noord-Korea te kijken om te zien hoe goed wij het hier hebben. Een van de grondregels van de democratie is dat de meerderheid beslist. Dat is het gevolg van een ander basisbeginsel: alle burgers zijn gelijkgerechtigd. Er is niemand die zich kan beroepen op afkomst, bezit, kennis, geslacht of ras om zich boven de medeburgers te verheffen. Dat was vroeger wel het geval. De adel was gedurende het grootste gedeelte van onze geschiedenis een hogere stand of kaste en ook priesters en religieuzen behoorden tot een geprivilegieerde groep; rijken geschoolden hadden ook voordelen en het stemrecht was tot na de Tweede wereldoorlog voorbehouden aan mannen.

    Als iedereen gelijk is in rechten, hoe moeten we de samenleving dan organiseren? Het is vanzelfsprekend niet mogelijk om iedereen zijn of haar zeg te laten hebben als er beslissingen moeten genomen worden en afspraken gemaakt. In ons land en in veel andere hebben we een parlementaire democratie. Dat wil zeggen dat er vrije verkiezingen zijn voor vertegenwoordigers van het volk, die dan namens ons de beslissingen nemen. Dat verlegt het probleem natuurlijk alleen maar, want het is weinig waarschijnlijk dat die vertegenwoordigers het vaker eens zouden zijn dan de burgers die zij vertegenwoordigen. In tegendeel zelfs: het is precies hun taak om de verschillende opvattingen van de burgers te verwoorden, ze worden verondersteld van mening te verschillen.

    En dus hebben we nog een andere basisregel nodig om een einde te maken aan de discussies, waarbij iedereen probeert de andere te overtuigen van zijn of haar gelijk. In een democratie beslist de meerderheid. Over alle wetsvoorstellen wordt gestemd en enkel wanneer de meerderheid van de parlementsleden voor stemt, is het voorstel aangenomen. Meestal is een gewone meerderheid voldoende: er moeten meer stemmen voor zijn dan tegen, bijvoorbeeld 51/50. Meteen zie je de relativiteit van die basisregel: het kan gaan om slechts één stem. Dat betekent dat bijna evenveel vertegenwoordigers tegen zijn als voor. Echt ‘democratisch’ lijkt dat niet en meestal zal men proberen om een ruimere meerderheid te hebben. Soms, voor belangrijke beslissingen, is een ruimere meerderheid zelfs verplicht, precies om het democratisch karakter veilig te stellen, om te verhinderen dat een zeer kleine meerderheid haar wil zou opdringen aan een zeer ruime minderheid. In België is voor heel wat aangelegenheden een tweederden meerderheid vereist, die soms nog verder gekwalificeerd is, bijvoorbeeld dat er ook een meerderheid moet zijn in elk van de gemeenschappen en gewesten.





    Zo’n bijzondere meerderheid is een bijkomende garantie voor een ruime steun voor belangrijke veranderingen, maar het is in feite een beperking van de regel dat de meerderheid beslist. Zo kan een minderheid van ‘slechts’ één derde van de vertegenwoordigers verhinderen dat twee derden van het parlement een geldige beslissing neemt. Wij Vlamingen weten er alles van: de Franssprekende Belgen blokkeren zo sinds 1830 elke vooruitgang in onze ontvoogdingsstrijd.

    Maar goed, laten we maar aannemen dat een parlementaire democratie waarin bij meerderheidsbeslissingen geregeerd wordt, zonder enige twijfel beter is dan elk ander, niet democratisch systeem, zoals de Noord-Koreaanse dictatuur, of de presidentiële democratieën in Frankrijk en Amerika, waar één man (voorlopig geen vrouwen…) zijn veto kan stellen tegen democratische beslissingen van het parlement en eenzijdig de oorlog kan verklaren, zonder daarover het parlement te raadplegen.

    Betekent dat nu dat alle wetten die door het parlement gestemd zijn ook goed zijn?

    Het is een vraag die ik me dikwijls gesteld heb. In de jaren zestig hoorde ik professor ethiek Louis Janssens zeggen: de meerderheid heeft altijd gelijk, wij mogen ons niet onttrekken aan de wil van de meerderheid. Dat is me altijd bijgebleven. Het is een goed principe om te onthouden en in te roepen als we ooit zouden twijfelen. Maar ik meen dat we hier een belangrijk onderscheid kunnen en zelfs moeten maken.

    Het is immers zo, dat zelfs een parlement bevolkt met uitsluitend verstandige en deskundige mensen die bovendien met de beste bedoelingen bezield zijn, toch dwaze, onwerkzame en zelfs nefaste wetten goedkeuren. Het is immers goed mogelijk dat men niet alle consequenties tijdig heeft voorzien, of dat bepaalde aspecten aan de aandacht ontsnapt zijn, of dat nieuwe, onvoorziene omstandigheden de goedgekeurde wetten onuitvoerbaar of overbodig maken, terwijl het ontbreken van meer aangepaste wetten zorgt voor grote rechtsonzekerheid of zelfs onrechtvaardigheid.

    Zo heeft men op een bepaald ogenblik in België beslist om asielzoekers een soort leefloon toe te kennen van bij hun aankomst, in afwachting van de behandeling van hun vraag. Een nobel initiatief, ware het niet dat het nieuws daarvan zich als een lopend vuurtje verspreidde over de hele wereld, met een toevloed van asielzoekers tot gevolg, waarvan slechts een kleine minderheid uiteindelijk toegelaten werd. De toepassing van de wet trok dus massaal kandidaten aan en zorgde voor een overbelasting van de betrokken diensten, maar vooral ook voor een enorm tekort in de budgetten. Het heeft dus niet lang geduurd voor men die wet heeft aangepast.

    Wij moeten dus vaststellen dat niet alle wetten optimaal zijn en dat is nog een voorzichtig understatement. Betekent dat dan dat wij die wetten niet moeten naleven?

    Dat is een belangrijke vraag en hier duikt het onderscheid op. Het is ondenkbaar dat wij het aan de burgers zouden overlaten om te beslissen welke wetten zij zouden naleven en welke niet. Het kan niet anders dan dat alle burgers alle wetten moeten naleven, er is geen alternatief. Maar zoals we zagen, zijn niet alle wetten goede wetten, noch weerspiegelen zij altijd de wil van de meerderheid van de bevolking. Als wij aan de burgers zouden vragen of zij het eens zijn met algemene belastingsverhogingen of besparingen in de sociale uitkeringen, dan zou het antwoord wellicht negatief zijn. Er zijn nu eenmaal onaangename beslissingen die toch moeten genomen worden. En eens een wet van kracht is, mag niemand zich er nog aan onttrekken.

    De meerderheid beslist dus altijd en wij moeten ons daarbij neerleggen, omdat het tegenovergestelde, namelijk beslissingen door een minderheid, altijd veel erger is, als principe althans. Het is immers perfect mogelijk dat een kleine minderheid, of zelfs één persoon, zoals een absolute vorst, uitstekende beslissingen neemt, waartoe een democratisch parlement nooit in staat zou zijn, precies wegens de uiteenlopende belangen die de volksvertegenwoordigers voorstaan. Maar tegen de beslissingen van een absolute vorst of een oligarchie is geen verhaal of verzet mogelijk. De geschiedenis leert ons dat all power corrupts, absolute power corrupts absolutely. Macht leidt tot misbruik. Enkel in een democratie heeft men enige garantie dat de beslissingen uiteindelijk in het voordeel van de meerderheid van de bevolking zullen zijn, precies omdat het volk daarover zelf kan oordelen, wanneer het op gezette tijdstippen zijn vertegenwoordigers kan kiezen en bepaalde partijen aan de macht kan brengen of ze daaruit ontzetten.

    Alle wetten, hoe gebrekkig, onvolledig of onrechtvaardig ook, moeten dus nageleefd en geëerbiedigd worden. Maar dat betekent geenszins dat alle wetten ook goed zijn. De meerderheid beslist, daar blijven we bij, maar de meerderheid heeft niet altijd gelijk, en dat is even belangrijk als de eerste vaststelling. De meerderheid kan zich vergissen, zowel de meerderheid van de bevolking als de meerderheid van de verkozenen. Het is niet omdat de meerderheid beslist heeft, dat iets juist, goed, billijk en rechtvaardig is.

    Er zijn voorbeelden genoeg van beslissingen die door parlementen genomen zijn en die een land en een bevolking in het onheil gestort hebben. Zo was het pure waanzin om bij het uitbreken van de Eerste wereldoorlogen al de verdragen uit te voeren die men had gesloten en zo een lokaal conflict te laten ontaarden in een wereldbrand, enkel en alleen omdat men zich ertoe verbonden had om een ander land te steunen indien het aangevallen werd.

    Het Nazisme beschikte in Duitsland over een grote parlementaire meerderheid, hoe die ook tot stand gekomen was. Het was die meerderheid die de Jodenwetten goedkeurde. In de Verenigde Staten heeft het tot in de jaren 1960 geduurd voor er een einde kwam aan de officiële segregatie van blank en zwart en de zwarte bevolking stemrecht verkreeg. In Italië stemde het parlement jarenlang wetten die een eerste minister, Berlusconi, moesten buiten vervolging stellen voor corruptie, machtsmisbruik, belastingsfraude, belangenvermenging &c. En zo kunnen we nog lang doorgaan.

    Wat kunnen wij als burger doen tegen wetten die democratisch gestemd zijn, maar waarvan we overtuigd zijn dat ze onjuist en onrechtvaardig zijn?

    Om te beginnen mogen we niet te rap denken dat wetten slecht zijn. Het is niet omdat ze ons als persoon of als lid van een bepaalde groep slecht uitkomen, dat ze verwerpelijk zijn. Hogere belastingen voor wie meer verdient zal altijd door de enen verdedigd worden en door de anderen bestreden. Maar zolang de wet niet veranderd wordt, moet hij nageleefd worden en belastingsontduiking is geen individueel recht maar een misdaad.

    Dat is een teer punt. Wij hebben als individu altijd de indruk dat het ons goed recht is om bepaalde wetten naast ons neer te leggen of de gevolgen ervan te neutraliseren. Wij zien de staat dan als een vijandige instelling, die ons fnuikt in onze persoonlijke ambities en mogelijkheden. Ik kan die redenering begrijpen, het is immers niet zelden ook zo. Maar in een democratie kan het niet dat men selectief is in het naleven van de wetten. Het is alles of niets. Ofwel gehoorzaamt men alle wetten, ofwel stelt men zich buiten de gemeenschap, maar dan zal verrassend snel blijken hoe hard we als individu die gemeenschap nodig hebben.

    We moeten ons dus neerleggen bij alle wetten, ook dwaze en onrechtvaardige, maar dat belet ons niet om ze met alle democratische middelen te bestrijden. Zo gebeurt het vaak dat een nieuw samengestelde regering en een nieuw verkozen parlement belangrijke nieuwe beslissingen nemen, die ingaan tegen die van vorige regeringen. Bepaalde voordelen kunnen ingetrokken worden en nieuwe kunnen ingevoerd worden. Dat is de kracht van de democratie: de wetten zijn niet door God of de Vorst bepaald en onveranderlijk vastgelegd, zoals vroeger, maar door de volksvertegenwoordigers alleen en kunnen dus voortdurend veranderd worden, al naargelang de omstandigheden en de noodwendigheden en de inzichten van de wetgevers. De wetten zijn dus relatief, niet absoluut. Ze zeggen nu eens dit, dan weer dat. Ze zijn soms goed, soms slecht en nooit volmaakt. We moeten ze altijd toepassen, maar we kunnen en moeten ze ook altijd opnieuw in vraag stellen.

    Het is dus juist dat in een democratie de meerderheid altijd beslist, maar het is helemaal niet zo dat die meerderheid altijd gelijk heeft. De beslissingen worden genomen bij meerderheid, maar dat betekent niet dat ze daardoor ook steeds juist zijn. Elke burger heeft naast de plicht om zich te richten naar de wetten, ook de macht en de plicht om die wetten steeds in vraag te stellen. Eenieder kan vanuit de eigen situatie en volgens de eigen inzichten een oordeel vellen over de vigerende wetten en die eigen mening vrij verkondigen, individueel of in groep, op een democratische manier. Het is helemaal niet ondenkbaar dat één individu beter inziet dat een wet onrechtvaardig is dan een heel parlement. De goedkeuring door het parlement maakt een wet wel verplicht, maar niet noodzakelijk goed. Een wet is niet goed omdat hij door het parlement gestemd is, maar omdat hij bijdraagt tot het algemeen welzijn, en daarover kunnen de meningen verschillen.





    België staat voor enorme financiële problemen. Wij hebben boven onze stand geleefd, of beter: de staat heeft toegelaten dat wij boven onze stand leefden. De staat heeft jarenlang veel meer uitgegeven dan gedekt werd door de inkomsten. We hebben een ongelooflijk hoge staatsschuld opgebouwd of beter: gegraven. De normale inkomsten, de opbrengst van de belastingen blijft dalen wegens de wereldwijde crisis. Ook Europa verplicht ons om het jaarlijks begrotingstekort te beperken en de staatsschuld af te bouwen. Er moet dus bespaard worden en dat zal pijn doen. Allerlei groepen verzetten zich tegen die besparingen. Het is zelfs zeer goed mogelijk dat het gaat om een meerderheid van de bevolking. En toch moet ook die meerderheid in een parlementaire democratie zich neerleggen bij de wetten die het parlement stemt.

    De vakbonden zijn het niet eens met de regering. Zij betogen daartegen, vooral met hun eigen militanten, die daarvoor vrijgesteld zijn. Maar zij gaan ook over tot zeer gerichte stakingen, bij voorkeur in openbare diensten zoals het gemeenschappelijk vervoer, tram, trein en bus, die het hele land verlammen.

    Staken is een erkend recht. Maar het wordt hoog tijd dat wij dat stakingsrecht aan banden leggen. Het dateert uit de tijd, honderd jaar en meer geleden, toen de arbeiders en hun organisaties over geen andere middelen beschikten dan dat ultieme wapen, en toen het lot van de arbeider weinig benijdenswaardig was, ja onmenselijk, en de houding van het patronaat brutaal en onduldbaar wreed. Die tijd is sinds lang voorgoed voorbij. De discussies die men nu voert, gaan over randverschijnselen en overgangsmaatregelen. Niemand zal omkomen van ontbering tengevolge van deze besparingsmaatregelen, niemand wordt opvallend gespaard en iedereen, regering en werkgevers, is bereid om te praten over modaliteiten. Onder die omstandigheden het stakingsrecht inroepen, is verwerpelijk.

    Ook de vakbonden zijn ertoe gehouden om de wetten te eerbiedigen, ook als zij het er niet mee eens zijn en ook als zij niet geraadpleegd werden. In een parlementaire democratie beslist het parlement. De vakbonden behouden de algemene burgerrechten van verzet tegen onrechtvaardige wetten, maar zij hebben niet het recht om die wetten tegen te houden met andere dan democratische middelen. Stakingen zijn dat niet, nu niet meer, als ze dat ooit al waren. Stakingen zijn nu steeds een middel van een minderheid om haar wil op te dringen aan een meerderheid. Zo werkt het niet. Als de treinmachinisten vinden dat hun loon of arbeidsvoorwaarden of hun pensioen niet goed genoeg is, dan moet men daarover praten.

    Maar het kan niet dat nationale vakbonden een uiterst klein aantal mensen gebruiken om het hele land tot stilstand te brengen omwille van een beperkte aanpassing van de algemene sociale wetgeving. Door het ultieme wapen van de staking, in cruciale sectoren of als een algemene staking, zonder een voldoende overtuigende reden in te zetten, lokken de vakbonden een reactie uit, die dat wapen zal ontkrachten door het aan wettelijke voorwaarden te verbinden, zoals nu al het geval is, bijvoorbeeld een tijdige stakingsaanzegging en voorafgaand overleg, maar straks nog meer, zoals de minimale dienstverlening en het verbod op stakingspiketten die de doorgang van werkwilligen gewelddadig verhinderen, en het verbod om de openbare weg te versperren en het normale verkeer tegen te houden.

    Zo zien we nog maar eens hoe men door vast te houden aan particuliere verworven rechten en voordelen, uiteindelijk zijn eigen ruiten ingooit. Wanneer het eigenbelang botst met het individueel voordeel, is het de meerderheid die beslist. In een democratie is dat de democratische parlementaire meerderheid, niet de vakbond.

    Op onderstaande foto is het straatbeeld op de achtergrond veelzeggender dan de voorgrond, maar het is de man op de voorgrond die verantwoordelijk is voor wat er zich achter hem afspeelt. Hij lijkt zich daarvan duidelijk goed bewust





    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    07-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indignado: el pueblo unido jamas sera vencido

    Je hoort het dezer dagen een beetje overal: het geld is in onze maatschappij niet eerlijk verdeeld, de tegenstellingen zijn te groot. Of het nu gaat om de bonussen van topbankiers en traders, het salaris van managers van grote bedrijven, de inkomsten van topsporters, fotomodellen, kunstenaars of zelfs auteurs, wij ergeren ons aan de exorbitante bedragen waarover sommige mensen kunnen beschikken. Dat is vooral zo in tijden van besparingen. Zolang we het zelf goed hebben, kan het ons niet zoveel schelen dat een ander het nog beter heeft. Maar als men ons komt zeggen dat we moeten inleveren, dan vinden we dat men maar beter eerst de superrijken kan aanpakken, of toch zeker wie rijker is dan wij.

    Het is een normale reactie. Wie schatrijk is, merkt niet eens dat de prijs van het brood of de brandstof naar omhoog gaat. Het algemeen aanvoelen is dus ongeveer dit: wij hebben allen recht op welstand, maar niet op rijkdom.

    Dat is op zich geen slechte redenering. Als iedereen het redelijk goed heeft, als niemand iets tekort komt, als onze basisbehoeften ruim gedekt zijn, dan is iedereen toch gelukkig? Wat is het nut van superrijk te zijn? Wat ben je met vele miljoenen op je bankrekening?

    Het is ook een kortzichtige redenering. Een eerste kwestie is: hoe zorg je ervoor dat iedereen het goed heeft? Mensen zijn verschillend, ze hebben verschillende talenten en mogelijkheden. De ene zal dus meer verdienen dan de andere, zelfs veel meer. Een topvoetballer verdient ongeveer vierhonderd keer zoveel als de gemiddelde voetbalfan, om het eens extreem te stellen. Als we dat willen nivelleren, dan moeten we de topsporter zo zwaar belasten dat hij of zij bijvoorbeeld maar twee keer zoveel verdient als de gemiddelde burger. Maar dan stelt zich de tweede vraag: zou de topsporter zich dezelfde inspanningen willen getroosten voor een dergelijk loon?

    Ik herinner me een familielid, vijftig jaar geleden, die onderhoudsproducten verkocht voor auto’s. Een gedeelte van zijn salaris werd berekend op zijn omzet. Dus probeerde hij zoveel mogelijk te verkopen. Op een dag kiende hij het aanrekensysteem uit dat zijn werkgever gebruikte om zijn premies te berekenen. Hij ontdekte al gauw dat zijn verdiensten omhoog gingen tot op een bepaald punt, maar dan plots niet meer, er was een aftopping ingebouwd. Toen hij dat doorhad, hield hij elke maand op met verkopen op het moment dat hij de grens bereikt had waarop zijn extra inspanningen geen bijkomende inkomsten meer opbrachten.

    Er zijn verscheidene manieren om werk te verlonen. Je kan iedereen een basisinkomen geven, wat men ook doet, zelfs als men niets doet. Dat is het systeem van het communisme, maar in zekere mate ook dat van onze welvaartstaat, vooral in de rijkste landen van West-Europa. Iedereen heeft recht op een basisinkomen, of dat nu een minimumsalaris is, een werkeloosheidsuitkering, een bijdrage van de ziekteverzekering, een pensioen of een toelage van het OCMW of een andere dienst die het bestaansminimum garandeert. Dat is echter maar mogelijk als men aan alle werknemers een belasting oplegt die het uitbetalen van al die toelagen dekt. Het is een vorm van herverdeling, van solidariteit.

    Het probleem daarbij is dat als je geld kan krijgen zonder te werken, dat een zekere aantrekkingskracht heeft op een groeiend aantal mensen. Het zet hen vanzelfsprekend niet aan om te werken. Maar voor elke mens die niet werkt en toch geld krijgt, moet er iemand anders zijn die wel werkt en van wie je een stuk van zijn of haar zuur verdiende centen afneemt.

    Wij zijn het allemaal eens met solidariteit, maar met mate. Wij willen mensen helpen die het echt nodig hebben, maar we houden niet van profiteurs. De evolutie heeft in ons een bijna onfeilbaar instinct ingebouwd waarmee we profiteurs ontdekken en ontmaskeren. Sociale fraude is een zeer efficiënte manier om te overleven: je laat de anderen voor jou werken, je profiteert zonder te investeren en je houdt al wat je zelf verdient voor jezelf. Solidariteit kan echter alleen maar werken, indien er weinig of geen bedriegers zijn. En dus maken we onze solidariteit afhankelijk van allerlei strenge regels en beperken we het systeem al gauw tot het naakte bestaansminimum en zelfs dat beperken we in de tijd.

    We stellen vast dat wij helemaal niet geïnteresseerd zijn in een totale herverdeling van de rijkdom. Wij willen dat onze inspanningen renderen. Als dat niet het geval is, dan zijn we niet meer bereid om ons in te spannen.

    Een mooi voorbeeld van de herverdeling vinden we in de belastingen. Hoe meer je verdient, hoe zwaarder je belast wordt. Een basisinkomen wordt nauwelijks belast, terwijl tweeverdieners ongeveer de helft van hun inkomsten zien verdwijnen in allerlei vormen van belasting. Waarom doen ze het dan, vraag ik me soms af, waarom heb ik het zelf heel mijn leven gedaan?

    Vooreerst hebben we geen goed inzicht in ons globaal inkomen en de belastingen daarop. Ik ken niemand die een uitgekiend jaarlijks budget heeft, met alle inkomsten en uitgaven en met mogelijkheden om simulaties te doen: wat gebeurt er als ik meer of minder verdien? Bovendien is het niet altijd mogelijk om in te grijpen. Stel dat ik zou vaststellen dat ik door een beperkte loonsverhoging plots in een hogere belastingsschaal terechtkom. Zal ik die loonsverhoging dan weigeren? Zo werkt het natuurlijk niet.

    Vervolgens is het ook zo dat we zelfs met hogere belastingen en solidariteitsbijdragen toch nog altijd iets overhouden van onze extra inspanningen. Het is het klassieke antwoord als iemand zegt dat ie veel belastingen betaalt: ik zou graag zoveel belastingen betalen, want dat zou betekenen dat ik veel geld verdien! De staat is er inderdaad op bedacht om mensen niet al te zeer te ontmoedigen om meer te verdienen. Je wordt nooit honderd procent belast, dat zou contraproductief zijn, denk aan de beruchte Laffercurve ten tijde van Reagan: op een bepaald ogenblik brengen hogere belastingen steeds minder op.

    Je hebt dus enerzijds een aanvoelen dat iedereen het recht heeft op een correct maar beperkt bestaansminimum, maar anderzijds een even sterke overtuiging dat men recht heeft op de vruchten van zijn arbeid. Het is een dubbel systeem van solidariteit en eigenbelang, dat zo typisch is voor de mens. Eerst komt het eigenbelang, dat is de basis van alles. Maar omdat wij ontdekken dat het leven in gemeenschap voordelig is voor elk lid van die gemeenschap, zijn we bereid om een deel van ons eigenbelang op te offeren voor die gemeenschap. Dat is precies wat solidariteit is: verkapt eigenbelang. Onze solidariteit heeft niets te maken met nobele gevoelens, medelijden of naastenliefde, dat zijn maar de emoties die de evolutie en de cultuur ons heeft aangeleerd om het systeem van de solidariteit veilig te stellen. Uiteindelijk gaat het erom dat de mensen tot meer in staat zijn wanneer zij samenwerken. Zelfs de sterksten hebben er voordeel bij om in gemeenschap te leven. Ook de allerrijksten zijn voor ongeveer alles aangewezen op de anderen. Wij hebben er dus allen belang bij dat het goed gaat in de maatschappij. Dat betekent dat wij ook allen een deel van onze rijkdom afstaan aan de gemeenschap.

    Zoals ik al zei, zijn we zeer beducht voor bedriegers, mensen die wel genieten van de voordelen van de maatschappij maar er zelf zo weinig mogelijk toe bijdragen. Dat is vooral zo indien we zouden vaststellen dat ze dat zeer bewust doen, uit berekening en niet omdat ze door omstandigheden of beperkingen niet in staat zouden zijn om hun deel van de lasten te dragen. De verhalen zijn klassiek van de echtgenote van de dokter die met haar Mercedes naar het stempellokaal rijdt, de immigrant die leeft van zijn uitvoerig kindergeld en een ziekte-uitkering wegens een slechte rug, het slachtoffer van een ongeval dat levenslang werkonbekwaamheid veinst en door verzekering en sociale voorzieningen royaal onderhouden wordt. Dergelijke voorbeelden, reëel of verzonnen, maken ons echt boos en terecht, hoewel we zelf, wanneer de kans zich voordoet om een graantje mee te pikken, niet aarzelen om van allerlei systemen gebruik te maken, ook als het in de grond van de zaak niet echt nodig of verantwoord is.

    Maar het is niet alleen tegenover regelrechte profiteurs en bedriegers dat wij op onze achterste poten gaan staan. Wanneer wij merken dat het systeem ervoor zorgt of toelaat dat sommigen zich buitenmate verrijken, meer dan hun talenten of inspanningen verantwoorden, dan stellen wij daar even terecht vragen bij. Het is niet dat wij elke ongelijkheid afwijzen, in tegendeel, wij streven allen naar een vorm van ongelijkheid, omdat dit de basis zelf is van ons systeem, waarbij inspanningen een persoonlijk voordeel opleveren. Maar blijkbaar mag die ongelijkheid niet te ver gaan. Wij kunnen best verdragen dat iemand met een chique wagen rijdt, als we de kans krijgen, doen we dat zelf ook. We hebben evenmin bezwaren tegen een mooi huis met tuin, of een jaarlijkse vakantie. Dat zijn dingen waarnaar we allen streven. We willen goed leven, we leven tenslotte maar eens. En dus kijken we naar onze gegoede medeburgers niet zozeer met afgunst, maar zien we in hen zelfs een inspiratiebron: als we maar hard genoeg werken en sparen of zelfs enige risico’s nemen, dan kunnen we ons dat ook veroorloven. Het is al bij al een gezond principe, het zet ons aan om naarstig te zijn. Een persoon of een gemeenschap die vlijtig is, draagt daarvan steeds de vruchten.

    Rijkdom wordt maar een probleem wanneer we aanvoelen dat sommige rijken ook bedriegers zijn, net zoals de sociale profiteurs. Met een normale wedde of zelfs met twee, word je niet echt rijk in onze maatschappij. De legendarische hardwerkende Vlaming, Nederlander of Duitser weet dat hij of zij nooit schatrijk zal zijn. En toch zijn er mensen die zeer rijk zijn, stinkend rijk zeggen we dan. Hoe doen die dat?

    Tja, als ik dat wist…

    Soms organiseren we het zelf. Er bestaan sinds mensenheugenis loterijsystemen, waarbij je met een minimale inleg een fortuin kan verdienen. Het succes van loterijen neemt nog steeds toe, ze beantwoorden blijkbaar aan een reële menselijke behoefte. Dat wil zeggen dat heel wat mensen er stiekem van dromen om schatrijk te worden zonder er iets voor te doen en zich daar helemaal niet voor schamen. De reden daarvoor is dat het geen kwestie van bedrog is, maar van het toeval. De kansen dat je met je ene euro een miljard euro wint is infinitesimaal klein en iedereen heeft evenveel kans, dus is er niets aan de hand, vinden we en doen we met zijn allen mee aan dat gokspel, want dat is het toch.

    Maar eens er een winnaar is, dan begint de miserie. Geen enkele winnaar van het groot lot wil dat zijn of haar naam bekend gemaakt wordt. Maar wat dan? Als je plots je werk opzegt, een kasteel koopt, met een Rolls Royce en chauffeur rondrijdt, dan gaat men in je omgeving vragen stellen. Het duurt niet lang voor men vermoedt wat er gebeurd is en dan zit het spel op de wagen. Je hebt je fortuin eerlijk verworven, maar toch nemen al je medemensen, ook zij die aan dezelfde loterij deelgenomen hebben, het kwalijk dat je gewonnen hebt, dat je nu tot de stinkend rijken behoort.

    Ook in het geval van zeer succesvolle ondernemers en topambtenaren met fabelachtige wedden is er een spontane reactie. Wij gunnen onze medemens wel enig succes en financieel gewin, maar als het verschil te groot wordt, dan aanvaarden wij dat niet meer zo gemakkelijk. Waarom zou je als zelfstandige ondernemer zoveel meer mogen verdienen dan als arbeider of bediende? Wat is het verschil? Het gaat hier wel zeer duidelijk om een gradueel verschil. Een loodgieter, dakwerker, restauranthouder of wat dan ook mag gerust welvarend zijn, zelfs meer dan mensen die een vaste wedde hebben en dus minder risico’s nemen, maar het mag niet overdreven zijn, vinden we. Met andere woorden: als iemand zelfs door zijn eigen inzet en talent buitensporig rijk wordt in onze maatschappij, dan vinden wij dat ook een vorm van bedrog, net zoals sociale fraude. Wanneer de winsten excessief worden, dan spreken wij al gauw van fiscale fraude, ook wanneer een ondernemer of een CEO of PDG geen enkele wet overtreden heeft.

    Ook hier organiseert de maatschappij zelf de rijkdom, precies door enorme winsten en spectaculaire salarissen en bonussen toe te laten. Wij leven in een vrijemarkteconomie, in een kapitalistisch systeem. Het eigen initiatief wordt aangemoedigd, onproductief gedrag wordt bestraft. Intelligentie en ijver loont, beperkingen zijn precies dat: een blinde of gehoorgestoorde werknemer heeft het veel moeilijker om werk te vinden dan iemand zonder die handicap. De wet van vraag en aanbod heerst. Een succesvol manager die voor zijn bedrijf grote winsten opbrengt, zal dus door andere bedrijven gezocht worden en verleid met een hoger salaris. Bedrijven die niet bereid zijn om hun bedrijfsleiders zwaar te vergoeden, zullen het moeten doen met mindere goden en zullen dus minder succesvol zijn, zo gaat de redenering. En zo komen we in een opwaartse spiraal terecht waarvan het einde nog niet in zicht is.

    Maar dat was vijftig jaar geleden ook waar en toch was de kloof of de spanning tussen de hoogste wedden en de laagste in een bedrijf nooit zo hoog als nu. Een bedrijfsleider kan nu tot tweehonderd keer zoveel verdienen als een van zijn bedienden. Stel dat je € 2.000 per maand verdient, netto, dan steekt je baas elke maand € 400.000 op zak, kunt ge u dat voorstellen? En dan spreken we nog niet over de miljoenenbonussen en al de andere voordelen. Dit gebeurt niet alleen in privé ondernemingen, waar de vrije markt ongehinderd speelt, maar ook in staatsbedrijven, die eigendom zijn van de gemeenschap. Het is dus inderdaad de gemeenschap die de buitensporige winsten en salarissen niet alleen toelaat maar ze ook zelf toepast.

    Mijn overtuiging is, dat precies daar het ethisch probleem ligt dat wij zo goed aanvoelen. Wij zijn natuurlijke voorstanders van een samenleving waarin arbeid loont, maar niet van een onbeperkte vrijheid van het individu om zich grenzeloos te verrijken. Wanneer wij vaststellen dat er een te grote ongelijkheid ontstaat tussen de burgers, zelfs als ze de regels van het spel (grotendeels) volgen, dan verwachten wij dat de maatschappij ingrijpt.

    Een goed voorbeeld daarvan is de monopoliepositie in ons land van Electrabel, het bedrijf dat alle stroom produceert die België zelf voortbrengt, hoofdzakelijk in de kerncentrales. Die centrales zijn allemaal grotendeels afgeschreven, dus het bedrijf maakt nu zuivere winst, ook al omdat ze niet meer investeren in nieuwe kerncentrales, omdat die als onveilig en vervuilend beschouwd worden. De maatschappij voelt bij monde van de burger en de politiek het voordeel dat Electrabel daarbij doet aan als woekerwinst en legt het bedrijf een extra belasting op van honderden miljoenen euro, waartegen het bedrijf zich met alle macht verzet. Maar dat is een uitzondering. Meestal doet de politiek het omgekeerde, namelijk bedrijven belastingsvrijstelling verlenen, in de hoop hen hier te krijgen of te houden. Het perverse effect daarvan is dat de ondernemers zich nog meer verrijken, op kosten van de kleine man en vrouw, die zelf steeds meer belastingen moeten betalen.





    Het lijkt een dilemma. Als we het vrij initiatief fnuiken door te hoge belastingen, dan ontmoedigen we ongetwijfeld fataal het naarstig werken. Als we het winstbejag vrije loop laten, dan neemt even onvermijdelijk de onaanvaardbare schrijnende ongelijkheid toe tussen arm, welstellend, rijk en opulent.

    Vanuit een ethisch oogpunt, dus los van elke economische realiteit, ware het wenselijk dat elkeen zich spontaan zou inspannen om het zelf goed te hebben binnen een gemeenschap waartoe men zelf ook ruim bijdraagt, zo dat iedereen kan participeren aan de lusten en de lasten, maar zonder dat de individuele verschillen, of die tussen bepaalde bevolkingsgroepen, al te groot worden. De geschiedenis leert ons dat dit een ijdele hoop is, een utopie. De ongelijkheid is altijd zeer groot geweest en is nu globaal gezien niet geringer dan vroeger, wat men ook doet. Zowel het communisme als het kapitalisme leiden tot flagrante excessen, zowel economisch als op het vlak van de persoonlijke vrijheid en de algemene menselijke waardigheid. Het maakt niet uit of je een proletariër bent onder de tsaar, Stalin, Louis XVI of George W. Bush, een slaaf in het Ottomaanse Rijk, het Britse Imperium, Belgisch Kongo honderd jaar geleden of Abu Dhabi vandaag.





    Als we het aan de menselijke vrijheid overlaten, lukt het niet om de heilsstaat te realiseren, hoogstens tijdelijk een relatieve welvaartsstaat op enkele plaatsen ter wereld en zelfs dan en daar nog enkel voor een beperkte bevolkingsgroep, op de rug van een andere.

    Als we willen dat het anders is, en het is nog zeer de vraag of we dat echt allemaal willen, dan zal de staat regulerend moeten optreden. Dat is wat we nu meemaken.

    De burgers zijn het niet meer eens met de manier waarop de samenleving georganiseerd is. De ongelijkheid is te groot, ze zorgt voor sociale onrust. Het kapitalistische systeem maakt onschuldige slachtoffers, de democratie is geen garantie voor goed bestuur. De meerderheid laat zich horen via een mondige verontwaardigde minderheid, of ze nu echt indignados heten of niet. De sociale onrechtvaardigheid, het onverantwoord omgaan met staatsgelden en de onduldbare risico’s die banken en bedrijven nemen, worden overal aangeklaagd. Men wil af van de uitspattingen van het kapitalisme, maar tegelijkertijd is men bevreesd voor die van het communisme en het fascisme, die nog vers in het collectief geheugen liggen.

    Het zal een moeilijke evenwichtsoefening worden tussen het laisser faire en het staatsdirigisme. In elk geval biedt enkel een echte volksdemocratie de garantie dat de macht binnen de gemeenschap niet geaccapareerd wordt door enkelingen. Telkens wij vaststellen dat een individu of een groep zich buiten alle proporties verrijkt of politieke macht naar zich toetrekt, weten wij met zekerheid dat de maatschappij en haar burgers in gevaar zijn. Dan is het tijd om op te treden, binnen de grenzen van het democratisch overleg. Wanneer echter ook dat in het gedrang komt, zal geen enkele dictatuur bestand blijken tegen een volksopstand. El pueblo unido jamás será vencido.

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    04-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.absolute macht

    Het lijkt alsof de macht in deze wereld zich concentreert in slechts enkele mensen. Dat blijkt het duidelijkst in dictaturen. In Nazi-Duitsland was Hitler, de Führer de belichaming van de macht, zoals Stalin in de USSR en Mussolini in Italië. In vroegere tijden waren het keizers en koningen die almachtig waren. Op het hoogtepunt van het absolutisme verklaarde Louis XIV, de Zonnekoning: l’état, c’est moi. Hij regeerde officieel vanaf zijn vierde levensjaar tot zijn dood, tweeënzeventig jaar, drie maanden en achttien dagen later.




    Maar niet alleen de groten der aarde trekken alle macht naar zich toe. Dictators zijn er overal. Op het kleinste schip is de kapitein almachtig, schipper naast God. Een onderwijzer is meester in zijn klas. Een diensthoofd beslist autonoom. Het gezinshoofd was vroeger baas in eigen huis en op veel plaatsen in de wereld is dat nog zo.

    Toch is er iets vreemds met die situatie. Machthebbers zijn namelijk gewone mensen, zoals jij en ik. Zelfs wanneer men ooit aan koningen quasi goddelijke vermogens toeschreef, wist iedereen dat zij sterfelijk waren en behept met alle kenmerken van het mens-zijn. Machthebbers zijn, op de keper beschouwd, machteloos. Zij kunnen niet meer dan iemand anders, ze kunnen geen zieken genezen, doden opwekken, lood in goud veranderen, de oogst doen lukken; ze zijn niet onfeilbaar, noch onkwetsbaar, onoverwinnelijk of onsterfelijk. Ontelbaar zijn de koningen, hertogen en graven en later de hooggeplaatste politici die bij een moordaanslag om het leven kwamen. De gebroeders Kennedy waren daarvan het spectaculaire voorbeeld bij uitstek in de twintigste eeuw. Een kogel is voldoende om zelfs de machtigste mens ter wereld te vellen.

    De concrete macht waarover zij wel degelijk beschikken, hebben ze niet uit zichzelf. Herman Van Rompuy was een totaal onbetekenende politicus, tot hij op een dag eerste minister werd van België, en even later, om dezelfde redenen, president van Europa. Hij werd voor die functie gekozen niet omdat hij een machtig man was, maar precies omdat hij dat niet was. Wie was Barack Obama voor hij president van Amerika werd?

    De macht behoort niet bij de persoon, maar bij de functie. De machthebber bekleedt een functie, soms zeer tijdelijk, zoals Johannes Paulus I, die paus was gedurende welgeteld drieëndertig dagen. Wanneer een Franse koning stierf, verscheen een bode op het balkon die uitriep: le roi est mort, vive le roi!

    De functies die zij bekleden, hebben ze niet zelf gemaakt. Ze bestonden al voor hen en zullen ook na hen nog bestaan. Zelfs als zij een functie als het ware uitgevonden hebben, zoals Hitler, dan nog hebben zij dat maar kunnen doen omdat men hen dat heeft laten doen. Het is de maatschappij die de functies creëert en in stand houdt. De machthebbers beschikken niet over eigen middelen die hen in staat zouden stellen om een functie op te eisen of er zich aan vast te klampen, wanneer een meerderheid of zelfs een enkeling zich daartegen verzet. Berlusconi moest uiteindelijk aftreden, omdat zijn Europese collega’s vonden dat ze lang genoeg een beschamende clown naast zich geduld hadden. Indira Gandhi (niet de dochter van de Mahatma, maar van Pandit Nehru, de eerste premier van India) werd door haar eigen lijfwacht vermoord. De maatschappij en zelfs een enkeling kan op elk ogenblik een einde maken aan de macht van een individu.

    Het heeft dus niet veel zin om ons boos te maken over de machtigen der aarde en hen verantwoordelijk te houden voor al wat verkeerd gaat op de wereld. Keizer Karel, Philips II, Henry VIII, Louis XIV, Catharina de Grote van Rusland, Frederik van Pruisen, Maria Theresia en Jozef II, allen berucht om hun absolute macht, waren ‘slechts’ mensen. Als zij aan de macht gekomen zijn en aan de macht gebleven, is dat omdat een gans machtsapparaat hen aan de macht geholpen heeft en aan de macht gehouden. Wij zien slechts wie helemaal aan de top staat, maar daaronder bevindt zich een piramide van kleinere, veel minder zichtbare machthebbers die het systeem in stand houden. Het Nazisme is niet Hitler, het is gans het onzalige systeem dat gedurende een korte periode de hele wereld in vuur en vlam heeft gezet en meer dan zestig miljoen mensenlevens heeft geëist, 2,5 % van de wereldbevolking.

    Wanneer wij ons ergeren aan wat een of andere leider zegt of doet, dan moeten wij steeds beseffen dat wij niet machteloos hoeven toe te zien. Wij kunnen onze stem verheffen om ons ongenoegen of onze afkeuring te laten blijken. Wij kunnen protesteren. En wanneer het om onze eigen leiders gaat, kunnen wij ons democratisch recht laten gelden om hen de macht te ontnemen wanneer wij in het stemhokje staan. Met andere woorden: wij kunnen ons niet wegsteken achter de brede rug van onze leiders en zeggen dat het allemaal hun schuld is. Hitler heeft vermoedelijk niemand ooit zelf vermoord, dat hebben anderen gedaan. De schuld berust zowel bij de ene als bij de anderen. Er waren in Nazi-Duitsland genoeg tegenstanders van het regime om zelfs de machtigste en de meest beveiligde (en meest paranoïde) dictator van de twintigste eeuw uit te schakelen. Dat de enkele aanslagen op zijn leven mislukt zijn, zegt meer over zijn tegenstanders dan over hem.

    Wat is mijn pointe, zal je me vragen. Misschien dit: er bestaat geen absolute macht, alleen gedeelde macht. Wie deelt in de macht, deelt ook de verantwoordelijkheid. Laten we dus goed uitkijken wanneer we ons inschrijven in een verhaal, wanneer we onze steun verlenen aan een machtsapparaat, hoe aarzelend, onwillig of woordeloos ook. Als de twintigste eeuw ons iets geleerd heeft, dan ten minste dit: niemand zal ooit nog kunnen beweren: Wir haben es nicht gewusst.



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    28-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.belastingen

    In mijn jeugd heeft er nooit iemand de moeite genomen om me uit te leggen wat belastingen zijn. En toen ik begon te werken, in oktober 1968, was het enige dat me interesseerde aan mijn loon de som die op mijn bankrekening kwam. Dat er allerlei inhoudingen gebeurden op mijn bruto loon leek me een noodzakelijk kwaad. Wist ik veel voor wie of wat, of wat de tarieven waren. Ik kon er toch niets aan doen, de staat bepaalde alles en de personeelsdienst voerde het hopelijk correct uit. Zo is het veertig jaar gebleven. In Amerika zeggen ze: er zijn slechts twee zekerheden in het leven: death and taxes.

    Waarom betalen wij belastingen?

    Om de algemene voorzieningen te betalen: de straten, de autosnelwegen, de openbare verlichting, de riolering, dat soort dingen. Maar ook allerlei diensten: de politie en staatsveiligheid, het leger, de ambtenaren, het onderwijs. En vervolgens ook de sociale voorzieningen: ziekteverzekering, ouderschapsverlof, loopbaanonderbreking, vakantiegeld, werkeloosheidsuitkering, pensioen, kinderbijslag enzovoort. Iedereen geniet van de voordelen van onze welvaartstaat. En iedereen betaalt ervoor.

    Er zijn veel soorten van belasting. Als je iets koopt, dan betaal je belasting op de toegevoegde waarde (BTW). Dat loopt gauw op tot meer dan 20% voor zogenaamde luxeproducten, voor andere betaal je soms maar 6%. Ben je eigenaar van een woning, dan is er een jaarlijkse heffing, berekend op basis van de waarde van je eigendom. Maar de grootste brok is de personenbelasting. Enerzijds is dat wat de staat inhoudt op je loon of pensioen, anderzijds het gevolg van een herberekening eenmaal per jaar, waarbij alle stukjes van de belastingpuzzel voor elke burger samen gelegd worden. Als blijkt dat men te veel inhoudingen heeft gedaan, krijg je een stuk terug. In het omgekeerde geval moet je bijbetalen.

    Dat geeft soms aanleiding tot vreemde toestanden. Lut en ik zijn allebei gepensioneerd, wij krijgen een basispensioen van de staat. Lut krijgt elke maand het volledig bruto bedrag, er wordt niets afgehouden. Elk jaar noteren we dat netjes op het aanslagbiljet en enkele maanden later krijgen we de rekening gepresenteerd, altijd vervelend. Van mijn pensioen wordt van alles afgehouden, ik ontvang alleen het nettobedrag. Vraag me niet waarom bij mij wel en bij Lut niet. Toen ik nog aan pensioensparen deed, een levensverzekering afbetaalde en ook nog aan lange termijnsparen deed, kon ik die uitgaven gedeeltelijk in rekening brengen, zodat ik elk jaar een bescheiden som terugkreeg bij de eindafrekening van de belastingen, altijd een leuk moment.

    Op een dag heb ik eens uitgerekend hoeveel belastingen Lut in feite betaalde, dus na de eindafrekening en hoeveel dat voor mij was. Het was toch wel even schrikken: Lut, die dus elk jaar serieus moest bijleggen, betaalde maar half zoveel belastingen als ik, die elk jaar geld terugkreeg. De indruk die we hadden was dus helemaal verkeerd: het is niet omdat het saldo op je belastingbrief negatief is dat je zwaarder belast bent en het is niet omdat je een som terugkrijgt dat je minder belastingen betaalt. Waarom ik aanmerkelijk meer belastingen betaal dan Lut? Ik heb er geen flauw idee van!




    Deze morgen kreeg ik nog maar eens een brief in de bus van de Rijksdienst voor pensioenen. Goed nieuws: mijn pensioen stijgt met een maandelijks bedrag van 21 euro, bruto wel te verstaan. Maar ook de inhouding voor ziekte- en invaliditeitsverzekering gaat naar omhoog, evenals de solidariteitsafhouding en de bedrijfsvoorheffing, vooral die. Het netto batig saldo is… 5,4 euro. Dat is slechts 25% van de verhoging, de overige 75% gaat dus naar de belastingen. Merkwaardig, maar niemand die me uitlegt waarom dat zo is, ik heb er het raden naar. Ik kan wel telefoneren naar een gratis nummer, maar daar zullen ze me in het beste geval haarfijn uitleggen waarom dat zo is. Ik kan daar niets aan veranderen, de staat heeft het zo wettelijk vastgelegd, de ambtenaren doen niets anders dan de beslissingen uitvoeren, ook als het resultaat in dit specifieke geval toch wel opmerkelijk is.

    De onderhandelaars over de Belgische federale regering hebben net een akkoord afgesloten over de staatsbegroting. De discussie ging er vooral over of we het miljardengat in de begroting gaan dichten met nieuwe, bijkomende  belastingen dan wel met besparingen op de staatsuitgaven. In mijn geval is het dus een kwestie of men mijn pensioen zwaarder gaat belasten dan wel het bedrag ervan verminderen. Het verschil tussen beide laat me in principe koud, enkel het eindresultaat is van concreet belang en in beide gevallen zal ik minder pensioen hebben, niet veel minder wellicht, ik zal mijn levensstijl niet drastisch moeten aanpassen, ik zal het niet echt voelen, neem ik aan. Kan men met dergelijke kleine bijsturingen echt de grootste crisis sinds 1930 oplossen? Dat ze het dan doen in plaats van er zo over te zaniken!

    Ik denk dat ik de opinie van vele burgers vertolk wanneer ik hier verzucht: is het nu echt niet mogelijk om de onbeschrijflijk complexe materie van de belastingen wat eenvoudiger te maken, zodat wij zelf kunnen oordelen over de rechtvaardigheid van de herverdeling?

    Is het echt teveel gevraagd om bij de uitbetaling en de inning een en ander te combineren, vooral in het geval van mensen die uitsluitend van een uitkering of pensioen leven? De staat weet perfect wat onze inkomsten zijn, aangezien de staat ze zelf uitbetaalt. Net zo voor de onroerende voorheffing. Na enkele jaren zou men toch de nodige inhoudingen aan de bron kunnen doen, zodanig dat een belastingsbrief overbodig wordt. Als men het achteraf kan, waarom dan niet daarop anticiperen? Waarom Lut elke maand teveel geven en het dan achteraf terugvragen? Waarom van mij jaar na jaar teveel afhouden en me dan een stuk teruggeven? Wat al onzin om ambtenaren bezig te houden…

    En moet dat nu echt, een gepersonaliseerde brief met briefhoofd en enveloppe in veelkleurendruk, via de post thuis besteld om me met de regelmaat van de klok te laten weten dat ik enkele luttele euro’s meer (of minder) zal krijgen? Waarom niet een mailtje, of een algemene aankondiging via het tv-journaal en de krant? Dat zou al een serieuze besparing zijn.

    Er zijn maar twee zekerheden: de dood en belastingen. De dood is op zich gekenmerkt door een merkwaardige eenvoud: het ene moment ben je er nog, het volgende niet. Belastingen zijn veel complexer, omdat ze te maken hebben met het leven. Het is de manier van de staat om zich met ons leven te bemoeien: belastingen zijn er meer en meer om te bepalen hoe wij leven, hoe het geld verdeeld wordt, welke algemene voorzieningen er zijn, wie en wat begunstigd wordt en wie en wat niet. Het is hoog tijd dat we met zijn allen even stilstaan bij ons belastingsstelsel en dat de politici duidelijk maken waar het geld vandaan komt en waar het naartoe gaat, zodat wij ons daarover kunnen uitspreken, al was het maar om de echte armoede aan te pakken en de schandalige rijkdom, veeleer dan met een apothekersweegschaal de minuscule verschillen af te meten tussen twee min of meer welstellende mensen met een identieke loopbaan, zoals Lut en ikzelf, en ons om de haverklap blij te maken met een dode mus.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    21-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liberaal of sociaal?

    Vandaag staan in België, maar ook in alle andere Europese landen en zelfs in de hele wereld, twee ideologieën lijnrecht tegenover elkaar, twee maatschappijvisies. Enerzijds is er het liberale standpunt, anderzijds het socialisme. De discussie is vandaag des te heviger omdat er een niet aflatende economische crisis woedt, die de basis zelf van onze welvaart dreigt te ondergraven.

    Wie van de twee gelijk heeft, is de vraag. Het lijkt immers moeilijk denkbaar dat ze allebei gelijk hebben, zo diametraal tegengesteld zijn hun standpunten en de voorgestelde oplossingen. De liberalen verwijten de socialisten dat ze jarenlang de staatsfinancies hebben laten in het rood gaan om hun kiezers allerlei sociale en financiële voordelen te bieden. De socialisten wijzen naar de financiële crisis en haar economische gevolgen, die niet door hen veroorzaakt zijn, maar door het onrechtvaardig kapitalisme dat enkel de rijken steunt.

    De grondvraag daarbij, los van alle partijpolitiek, is inderdaad ideologisch. Het socialisme gelooft dat de minst begoeden in de maatschappij zich moeten verenigen om hun invloed te laten gelden in de politiek om de rijkdom te verdelen. Het liberalisme gelooft in de individuele vrijheid en het initiatief van elke burger, in zijn eigen kracht om voor zijn rechten op te komen en om zijn eigen welstand te verbeteren.

    De socialisten leggen de macht bij de partij, de vakbond, de mutualiteit, de socialistische verenigingen en uiteindelijk bij de staat, die onder hun leiding alle bezit eerlijk zal verdelen, door iedereen een minimaal menswaardig bestaan te garanderen, maar uiteindelijk door een volledige gelijkheid van alle burgers als ideaal voorop te stellen, los van hun persoonlijke verdiensten, zelfs los elk economisch principe. Elk socialisme is een vermomd communisme.

    Het liberaal principe benadrukt de individuele vrijheid en verantwoordelijkheid. De rol van de staat zien zij als minimaal, niet meer dan de garantie voor de individuele vrijheid van de burgers. De staat moet niet tussenkomen in de economie en mag de rijkdom die de burgers verwerven door hun inzet en talent niet afnemen om die zomaar weg te schenken aan anderen, die er niets voor gedaan hebben. Wanneer iedereen zich inzet voor zichzelf, is er geen staat nodig om voor zijn burgers te zorgen.

    In de ideale liberale staat zijn er geen belastingen en is de economie volledig in privé handen. Het is bijvoorbeeld niet de staat die de wegen aanlegt of het openbaar vervoer organiseert, maar privé ondernemers die dat doen volgens de wetten van de economie, die van winst en verlies.

    Voor de socialist is de heilsstaat pas bereikt als de staat alle macht in handen heeft en als een goede huisvader alle beslissingen neemt. Iedereen werkt voor de staat, er is geen privé bezit meer, geen privileges, iedereen is even rijk, iedereen is fundamenteel gelijk op alle vlakken.

    Stilaan zie je waar de adder in het gras zit.

    In een liberaal systeem is de individuele vrijheid de hoogste waarde. Er is niemand die zijn wil kan opleggen aan iemand anders. Iedereen mag zijn eigen talenten ontwikkelen naar best vermogen, zonder geremd te worden door bevoogding van wie of wat dan ook. Het resultaat is een veelheid van initiatieven in grote verscheidenheid, waarbij mensen samenwerken en met elkaar in concurrentie treden, steeds met de bedoeling om elke inspanning zo goed mogelijk te laten renderen. De kansen zijn er voor iedereen, succes is er voor de meest getalenteerde en de hardst werkende. Er is geen andere ideologie dan die van de vrijheid, die alles mogelijk maakt omdat ze niets verbiedt. De burgers zijn fundamenteel gelijk, omdat ze allen vrij zijn, ondanks hun onderlinge verschillen.

    In het socialistisch model bepaalt de staat wat goed is voor de mens en voor de maatschappij. Er is een staatsideologie, die beslist in alle domeinen van de samenleving. Er is een centrale instelling die alle beslissingen neemt, voor het goed van de burgers. Het is hier dat het schoentje wringt. Het is immers onvermijdelijk, zo leert ons de geschiedenis, dat degenen die deel uitmaken van het centrale gezag, zelfs indien zij aanvankelijk democratisch verkozen zijn, in feite een totaal ondemocratisch bestel organiseren. Elk centraal bestuur is een vorm van dictatuur, ook als het uitgeoefend wordt door de meest welwillende of zelfs meest verstandige mensen.

    Door liberalisme en socialisme extreem voor te stellen, komen de verschillen pas tot uiting. De keuze tussen de twee is uiteindelijk een keuze tussen vrijheid en dictatuur.

    Ik weet het wel, het socialisme is vandaag niet meer zo radicaal als ten tijde van het IJzeren Gordijn en de communistische overheersing van de helft van de wereld. En het liberalisme heeft zich verzoend met veel van de syndicalistische eisen. Maar over de grond van de zaak is er geen twijfel mogelijk: het gaat om vrijheid of dictatuur.

    De nadelen van het socialisme hoeven we nauwelijks te illustreren. Het volstaat te verwijzen naar de landen die nu in zware moeilijkheden zijn: telkens zijn het socialistische regeringen of coalities waarin zij de meerderheid uitmaken, die de desastreuze politiek hebben uitgetekend en uitgevoerd die hun land aan de rand van de afgrond heeft gebracht. Typisch zijn de enorme jarenlange begrotingstekorten door overdreven staatsuitgaven, niet gedekt door belastingen of natuurlijke rijkdommen.

    Wat dan over de nadelen van het liberaal kapitalisme? Zijn zij dan niet verantwoordelijk voor de huidige crisis? Is het niet de graaicultuur van de banken die de wereldeconomie heeft doen wankelen? Ja en neen. Het is ongetwijfeld zo dat er in de financiële instellingen onverantwoorde risico’s genomen zijn en zelfs misdadige praktijken. Maar dat is niet de regel. Geen enkele persoon, geen enkel bedrijf kan zich op termijn handhaven indien het oneerlijk te werk gaat, indien het de elementaire regels van de economie met voeten treedt. Men kan sjoemelen, maar vroeg of laat valt men door de mand. Men kan zich vergissen, maar vergissingen worden meestal zeer duur betaald. Zoals in alle aspecten van de samenleving is de beste langetermijnstrategie gebaseerd op eerlijke ethische beginselen: vrijheid, gelijkheid en solidariteit.

    De financiële instellingen en de andere bedrijven hebben een hoofddoel: succes, dat wil zeggen rendement voor de geleverde arbeid en het geïnvesteerde kapitaal, dat overigens niets anders is dan het resultaat van arbeid. Dit is een principe dat essentieel gezond is, er is niets verkeerds mee, wij beoefenen het allemaal en zonder enige scrupule in al wat we doen. Hoe komt het dan dat het toch verkeerd gegaan is?

    Ik denk dat we het antwoord op die vraag moeten zoeken bij de socialistische ideologie. Onder invloed van het socialisme zijn alle staten ter wereld geëvolueerd tot uiterst machtige instellingen. Wij staan er niet bij stil, wij vinden het evident dat de staat in alles het laatste woord heeft. Maar dat is een flagrante en onvergeeflijke vergissing. Waarom zou dat zo zijn? Waarom zou een individu het niet net zo goed of nog beter kunnen voor hebben dan de staat? Wat is er belangrijker, de staat of het individu?

    Wij hebben gezien wat er gebeurt als de staat belangrijker wordt dan het individu, onder het communisme, het nationaalsocialisme, het fascisme en alle andere dictaturen. Er is geen enkele reden waarom de staat beter of belangrijker zou zijn dan het individu, aangezien de staat steeds geleid wordt door een beperkt aantal individuen met beperkte inzichten (en enorme macht). Maar wij kunnen er niet naast kijken: in de twintigste eeuw heeft overal ter wereld het staatsapparaat de macht overgenomen van de burgers.

    Op die manier is er een mythe ontstaan, die van de onfeilbare staat. De staat heeft altijd gelijk, kan zich niet vergissen, is altijd eerlijk, rechtvaardig, efficiënt enzovoort. Het is een vergoddelijking van de staat, die op absoluut niets gebaseerd is. Kijk maar naar het Sovjetmodel en het nazisme, naar de waanzin van Pol Pot, Iran, Libië, Syrië en de Kim-dynastie, naar Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse dictators. De staat kan wel degelijk misdadig zijn en zijn bevolking en die van andere landen stelselmatig terroriseren en zelfs uitroeien.

    Het is de combinatie van deze twee gegevens die tot de huidige crisis heeft geleid.

    De economie is ervan uitgegaan dat de staat het spel eerlijk zou spelen, dat de staatshuishouding eerlijk en ernstig zou gebeuren, dat men de tering naar de nering zou zetten, dat men bij het nemen van de beslissingen zou uitgaan van gezonde principes. Maar dat is niet gebeurd, men heeft vals gespeeld. Men heeft de waarheid verborgen gehouden voor de burgers, men heeft de rekeningen vervalst, men heeft de opstapeling van de schulden verdoezeld en verborgen achter steeds nieuwe leningen en cosmetische maatregelen. Wij herinneren ons allemaal het moment toen men de Belgische schatkist heeft gered door het loon van alle ambtenaren van dit land niet aan het begin van de maand te betalen maar aan het einde, door het loon van december pas in januari uit te betalen. Wij herinneren ons de verkoop van staatsgebouwen, die op dat moment grote sommen opbracht, maar die ons voor de volgende decennia opzadelde met exorbitante huren voor dezelfde gebouwen. Zelfs een kind begrijpt dat je daarmee niets doet aan de economische realiteit, dat dit boekhoudkundige bewerkingen zijn die niets aan de zaak veranderen, die het probleem niet oplossen maar het alleen maar vergroten, omdat de oorzaken niet aangepakt worden, alleen de symptomen.

    De banken en de bedrijven hebben de overheid vertrouwd en dat is een zware vergissing gebleken. Zij hebben hun geld, nee ons geld toevertrouwd aan een stelletje politici die wel democratisch verkozen zijn, maar die volslagen amateurs zijn als het erom gaat om een moderne staat te beheren. Verscheidene democratische landen zijn op dit ogenblik niet alleen blut, dus zonder middelen, maar ze zijn op een misdadige wijze failliet gegaan: ze hebben zoveel geld geleend dat ze het op geen enkele manier nog kunnen terugbetalen. Als jou of mij dat overkomt, dan vliegen we in de bak. Niet zo de politici. Die stemmen gauw een wet zodat hun persoonlijke immuniteit veilig wordt gesteld en ze gaan gewoon door met hun desastreuze praktijken. Geen van hen durft het aan om de waarheid te zeggen en orde op zaken te brengen. De staat is een onbetrouwbare handelspartner gebleken.

    De banken hadden dat moeten voorzien, zegt men nu, maar dat lijkt me oneerlijk. Vaak zijn de banken door de staat gedwongen om leningen toe te staan, of heeft de staat hen verleid met staatswaarborgen die achteraf waardeloos bleken te zijn.

    Hier ligt een les voor ons allemaal: de staat moet zich niet inlaten met de economie, moet zich beperken tot het garanderen van de rechtsstaat, waarin burgers veilig kunnen opereren en desgevallend bij een onpartijdige justitie terecht kunnen om hun onderlinge conflicten op te lossen. Geen totalitaire regimes dus, geen staatsideologie, geen socialisme. Om het even waar het socialisme aan de macht is geraakt, is er een fataal virus binnengedrongen in de samenleving, waarbij de vrijheid en de verantwoordelijkheid van elke burger ondergeschikt gemaakt is aan de staat. Maar geen enkele staat is bij machte gebleken om van bovenaf voor de welvaart van zijn bevolking in te staan, in tegendeel. Socialisme heeft overal geleid tot armoede, onrecht, geweld, extreme ongelijkheid, economisch debacle.

    Elke mens moet zelf ijveren voor zijn geluk, niets of niemand kan dat voor hem of haar doen. Wij moeten op onszelf vertrouwen. Indien we dat niet doen, op wie of wat zouden we dan wel vertrouwen?

    Wij maken hier in België nu al jaren een crisis van het politiek bestel mee. De staatsstructuur kraakt, België barst. Men buigt moeizaam maar onvermijdelijk voor de realiteit van twee autonome gemeenschappen in dit land, maar men aarzelt om dat in wetten om te zetten die zowel de onafhankelijkheid als de samenwerking tussen de gemeenschappen regelen. In Wallonië is er een overgrote meerderheid die kiest voor een socialistisch model. In Vlaanderen is de liberaal denkende meerderheid ten minste even groot. In Brussel is er een sociale en economische chaos van staatarme immigranten, asielzoekers en sans-papiers vierdewereldburgers, steenrijke industriëlen, fiscale vluchtelingen en zwaar overbetaalde Europese ambtenaren en een dagelijkse toevloed van vooral Vlaamse pendelaars.

    Vandaag onderhandelt men tegen alle beter weten in verder over een regering voor het hele land, terwijl men zou moeten praten over de toekomst van de beide regio’s, elk volgens de eigen vrije keuzes. Vlaanderen kan zich onmogelijk verzoenen met de ideologische keuzes die noodzakelijk zijn om in Franstalig België de verkiezingen te winnen. De Franstalige linkse partijen ervaren de eisen van de Vlaamse partijen als een belediging voor hun levenswijze. En toch hoopt men een regering te vormen die wetten goedkeurt die gelden voor Vlamingen en Walen en Brusselaars en enkele duizenden Duitstalige gijzelaars van oorlogen en vredesakkoorden uit de vorige eeuw.

    In Vlaanderen beseft de meerderheid van de bevolking dat wij ons lot in eigen handen moeten nemen, dat wij niet naar de staat moeten kijken voor ons persoonlijk geluk. In Wallonië is men daar nog niet aan toe, omdat men kan rekenen op een centraal bestel dat onder het mom van sociale rechtvaardigheid de vruchten van de arbeid van Vlaanderen massaal overhevelt naar het Waalse cliëntelisme. De Franstaligen willen kost wat kost de centrale en socialistische staat als melkkoe behouden, Vlaanderen wil ervan af, zoals het ook af wil van de onverbeterlijke sociale parasieten die een socialistisch staatsbestel onveranderlijk met zich meebrengt.

    De Vlaamse liberaal-democraten en christendemocraten hebben de Vlaamse liberale democraten van de N-VA gedumpt om met de Franstalige linksen scheep te gaan in een regering waarin de 2/3 meerderheid van België een minderheidspositie inneemt. Ze willen een regering vormen die steunt op een meerderheid waarin de Franstaligen meer vertegenwoordigers in het parlement hebben dan de Vlamingen. Zover is het gekomen met de Belgische democratie. Ik hoop van ganser harte dat deze infame onderhandelingen na meer dan vijfhonderd dagen spectaculair mislukken. Bah!

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    17-11-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Veilig beleggen

    Dat het niet goed gaat in de financiële wereld, dat hoef ik je niet te vertellen. Enkele dagen geleden probeerde ik al een tipje van de sluier op te lichten (het gebruik van dit werkwoord is louter toevallig…) die over de banken en hun activiteiten hangt, toen ik het had over short gaan.

    Vandaag vraag ik me af of ons spaargeld wel veilig is. De aanleiding daarvoor is de spectaculaire teloorgang van de financiële afdeling van de christelijke zuil: eerst Dexia en nu ook ARCO. Jarenlang heb ik daar al mijn spaarcenten naartoe gedragen en ook enkele Arcopar-aandelen gekocht om te kunnen genieten van de al bij al beperkte extralegale voordelen. Ter gelegenheid van mijn echtscheiding, meer dan tien jaar geleden, heb ik dat gedeelte van de christelijke zuil verlaten, zoals ik hier beschreef.

    Alle instanties haasten zich nu om te zeggen dat ons spaargeld veilig is. Ook bij het debacle van Fortis en Dexia is geen enkele spaarder zijn geld kwijt geraakt. Er is een staatsgarantie per spaarboekje en per (spaar)verzekering van telkens 100.000 euro. Maar hoe realistisch is dat?




    Ik ben geen specialist ter zake, maar een snelle google leert me dat de Belgische particuliere activa ongeveer 922.000 miljoen euro bedragen. Dat is 922 miljard euro, bijna een biljoen. Als ik het goed begrijp, zijn dat de spaarcenten, onder een of andere vorm, van alle Belgen. Ik weet niet of die allemaal onder de garantieregel van 100.000 euro vallen, maar ik neem aan dat dit voor het grootste gedeelte zo is.

    Stel nu dat enkele grote banken failliet gaan, zoals bijna het geval was in 2008. Dat wil zeggen dat ze het geld niet meer hebben om iedereen zijn spaarcenten terug te betalen en dat de staatsgarantie dus speelt. Het gaat dan om enorme bedragen: zelfs als het maar om een tiende van al het geld gaat, is dat nog bijna honderd miljard euro!

    Maar de staat is zelf eigenlijk failliet: wij hebben een constant begrotingstekort en een opgebouwde staatsschuld van 340 miljard euro. De staat heeft dus helemaal de middelen niet om de garanties waar te maken die hij op zich heeft genomen. De staat is blut.

    Zelfs als ze niet failliet gaan, zijn de banken op geen enkel ogenblik bij machte om iedereen zijn spaargeld terug te geven. Dat kan ook niet: zij investeren ons spaargeld, zodat het opbrengt voor de bank en voor ons. Ze geven het dus aan iemand anders als een lening en krijgen daarvoor een interest, waarvan ze een deel aan ons geven, als interest op onze spaarcenten. Een bank heeft slechts een fractie van het geld in huis dat wij erin gestoken hebben, niet meer dan tien procent of zo.

    Ik wil je niet ongerust maken, maar het is toch wel goed dat we af en toe eens bedenken dat het allemaal draait om vertrouwen. Als wij er gerust in zijn en niet allemaal samen in paniek naar de banken lopen om onze spaarcenten af te halen, zoals in 1930 gebeurde in Amerika, dan is er niets aan de hand. De banken beleggen onze spaarcenten en wij krijgen een rente en we kunnen op onze beide oren slapen.

    Net zo voor de staatsgarantie: de staat bevestigt en herhaalt voortdurend: uw geld is veilig, tot 100.000 euro per spaarboekje en je kan verscheidene spaarboekjes hebben, soms zelfs binnen dezelfde bank. Voorwaarde is echter dat de staat die garantie nooit moet waar maken, want dat kan de staat echt niet, helemaal niet, absoluut niet, langs geen kanten. Daarom kan de staat ook geen banken laten failliet gaan, desnoods koopt de staat gewoon de bank of neemt een groot aantal van de aandelen over, zodat de staatsgarantie niet moet uitbetaald worden.

    Je begrijpt het: het is een kwestie van vertrouwen. Je spaarcenten zitten niet in een kluis bij de bank of bij de Nationale Bank, ze zijn belegd, ze circuleren. Ook zo voor het geld van de staat: de staat heeft geen geld, alleen maar schulden; de begroting dient enkel om de rente op de oude schulden en op het begrotingstekort te betalen.




    Geld is geen goud, het ligt niet ergens opgestapeld, het moet rollen, het moet werken. Geld is virtueel, het zijn bedragen op rekeningen en in statistieken, het is niet reëel aanwezig zoals in jouw portemonnee en zelfs die bankbiljetten zijn zelfs niet zoveel waard als het papier waarop ze gedrukt zijn. De waarde van geld is een afspraak, een fictie die werkt zolang we erin geloven. Denk aan je eigen bankrekening: het bedrag dat erop staat, zelfs op je lopende rekening, dat is er niet echt, het is maar een cijfer op papier of op een computerscherm. Het bestaat maar zolang je het niet opvraagt, zolang we het niet allemaal tegelijk opvragen. Onze wereld hangt aaneen met haken en ogen, met geld dat we sparen, op de bank zetten, die het uitleent, zodat het kan uitgegeven worden en er interest op betaald wordt enzovoort.

    Er zijn mensen die geen enkele lening hebben lopen. Ze hebben geen schulden. Ze komen toe met hun inkomsten om hun uitgaven te betalen en hebben nauwelijks genoeg overschot om een klein spaarpotje aan te leggen, een appeltje voor de dorst. Maar er zijn ook anderen, die een enorme schuldenlast torsen. Ze lenen voor alles: een eigen huis met alles erop en eraan, een auto, vakanties, zelfs voor hun dagelijkse uitgaven. Zo kunnen ze zich van alles permitteren, zonder dat ze daarvoor het kapitaal hebben. Ze betalen immers niet het volledig bedrag, maar enkel de interest op dat bedrag.

    Zie je het verschil?

    In het ene geval beschikt iemand over het kapitaal van zijn of haar inkomsten, stel 2000 euro per maand, waarmee je dus van alles kan kopen, maar in beperkte mate. Voor grote uitgaven, zoals een nieuwe auto, moet je jaren sparen. Dergelijke mensen hebben zelden iets tekort, maar ze leiden ook geen opvallend bestaan.

    In het andere geval heb je 2000 euro om leningen af te betalen. Stel dat je daarvoor 5% interest moet betalen. Voor €100 is dat dus €5. Met elke euro kan je dus 20 euro lenen. Met je 2000 euro kan je dus 40.000 euro lenen! Dat is wat heel wat huishoudens doen: ze lenen zoveel ze kunnen afbetalen en vergroten zo hun concrete rijkdom, hier en nu.

    Zie je ook de fout in die redenering?

    Als je een lening aangaat, dan moet je niet alleen de interest betalen, maar uiteindelijk ook de lening terugbetalen, zodat anderen dat geld kunnen gebruiken. Je leent bijvoorbeeld 100.000 euro om een flatje te kopen. Je betaalt dan over een periode van zeg maar 25 jaar maandelijks een interest en een gedeelte van het kapitaal terug, zodat na die 25 jaar het flatje helemaal van jou is. En gedurende al die tijd hoef je geen huishuur te betalen. Zo gaat het met alle leningen.

    Stel dat je leent om een dure auto te kopen. Je betaalt bijvoorbeeld op tien jaar af, de interest en het kapitaal. In feite kost je auto je dan veel meer dan als je hem cash zou kopen: de interest komt erbij, gedurende tien jaar. Als die interest 10% zou zijn, zou dat betekenen dat je voor je auto twee keer zoveel betaalt als dat je hem cash zou kopen. Zie je ‘t verschil?

    Iets anders is een ondernemer. Die koopt bijvoorbeeld een vrachtwagen aan en leent daarvoor geld aan 10%. Maar hij gebruikt die vrachtwagen om stookolie te vervoeren en maakt daarmee winst, zeg maar 15% van de aankoop van de vrachtwagen. Hij houdt dus 5% over als winst.

    Steeds meer gezinnen lenen zonder na te denken. Als ze hun leningen niet meer kunnen afbetalen, dan lenen ze om hun leningen te betalen. Ze laten zich verleiden tot aankopen die ze onmogelijk kunnen afbetalen met hun inkomsten. Ze lenen voor zaken die niets opbrengen, die zelfs geld kosten, zoals een auto, of die meteen op zijn, zoals een vakantie. Leven op krediet is a way of life voor veel mensen, maar het gaat ook vaak fout.

    Stel: je koopt voor zoonlief een blits wagentje voor zijn achttiende verjaardag, of omdat hij geslaagd is in zijn eerste jaar aan de unief. Maar de eerste week al rijdt hij dronken tegen een boom. Weg auto, maar niet weg lening: alles moet verder afbetaald worden, ook al is de wagen weg.

    Of je leent een fiks bedrag voor een mooi huis met tuin en zwembad, met een langlopende lening. De afbetaling doe je met je royale inkomsten als goedopgeleide en gezonde tweeverdieners, maar o wee: de ene verliest zijn baan wegens de crisis en de andere belandt in een diepe depressie…

    Laten we besluiten.

    Een gezonde economie draait op sparen en lenen, daar is niets mis mee. De banken nemen noodzakelijk risico’s: er zullen altijd leningen zijn die niet terugbetaald worden, dat kan niet anders, dus dat risico wordt mee verrekend in de interesten, zo gek zijn ze nu ook weer niet (hoop ik). De verbruiker kan inderdaad zijn voordeel doen met leningen aan te gaan: een eigen huis is een uitstekende belegging voor de toekomst en je hebt er het onmiddellijk genot van.

    Het gaat maar fout als er overdreven wordt. Als de gebruikers meer ontlenen dan zij kunnen afbetalen, als de bank leningen toestaat die onverantwoord zijn, meer risico neemt dan goed is. Het is dus een kwestie van vertrouwen, namelijk dat de ontlener zijn schulden afbetaalt en dat de spaarder kan rekenen op een interest en op het vrijwaren van zijn of haar kapitaal. Het komt erop aan dat iedereen zijn eigen zaken goed beheert: de verbruiker, de bank, de staat. Iedereen moet handelen en bon père de famille, als een goede huisvader en –moeder.

    Als het ergens verkeerd loopt, dan is het omdat iemand dat niet gedaan heeft. Als dat op kleine schaal gebeurt, dan is er nog niets aan de hand, het systeem kan tegen een stootje. Als het echter massaal gebeurt, als het een gewoonte wordt, a way of life, dan is er something rotten in the state of (in te vullen naar believen). Zonder goed beheer kan het hele kaartenhuisje instorten.

    Helaas is het dan steeds de werkende mens die de rekening kan en dus moet betalen. Alleen de belastingbetaler kan zonder enige moeite aangesproken worden, alleen wij kunnen ons niet verdedigen, alleen wij zijn de gewillige of machteloze slachtoffers van de grootheidswaan van de anderen.

    Zijn er dan geen absoluut veilige beleggingen? Toch: je geld in een bankkluis stoppen, de kans dat het daar gestolen wordt is gering. Maar dat is geen belegging, in tijden van inflatie verliest het jaarlijks aan waarde. Het geld dat oma twintig jaar geleden in een sok onder haar matras stopte, is nu maar half zoveel meer waard.

    Dus zelfs als je gewoon maar de waarde van je geld wil veilig stellen, voor jezelf of voor je kinderen, dan moet je ermee naar de bank. Dat wil zeggen dat je aangewezen bent, zoals bij alles wat we doen, op anderen. Zijn die te vertrouwen? Aan je eigen ken je de andere, zeggen ze bij ons. De meeste mensen zijn net zo goed en zo kwaad te vertrouwen als jijzelf.

    Ik geef je nog gratis deze gouden regel mee, die niet gesteund is op enige economische kennis of financieel inzicht, maar op vijfenveertig jaar ervaring: als een bankier beter gekleed is dan jij of slechter verzorgd, draai je dan om en zoek er een andere.

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    29-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.short, shorts, shorten en short gaan

    Short… Het woord deed hier bij ons zijn intrede rond 1960, toen de Amerikaanse ‘cultuur’ Europa veroverde, in de nasleep van onze ‘bevrijding’. Wij liepen al langer in korte broek, maar nu moest die short heten, om te passen bij de T-shirts die toen ook opdoken.

    Eigenlijk is het Engelse woord shorts, meervoud dus, omdat ook pants meervoud is. Shorts is een afkorting (!) van short pants. Pants is dan weer een afkorting van pantaloons en dat was de naam die men gaf aan de spannende lange mannenbroeken die rond 1650 in Frankrijk in de mode kwamen en die je nu nog ziet in ceremoniële kostuums. Ze kregen die naam naar een figuur uit de Italiaanse komedie, Pantaleone, die de typische Venetiaan voorstelde, en die uitgedost was met dergelijke broeken. En Pantaleone droeg de naam van een populaire heilige, San Pantaleone, die rond het jaar 300 de marteldood stierf en met zijn laatste ademtocht God om vergeving vroeg voor zijn beulen, waarop de stem van Christus weerklonk die hem de naam gaf waaronder hij bekend en vereerd zou worden: Panteleèmon. Daarin herkennen we pan, alles en eleèo, vergeven, zoals in Kyrie eleison, Heer vergeef ons. Hij die alles vergeeft, dus. In het Frans zegt men nog altijd pantalon.




    In het Engels is pants meervoud zoals gebruikelijk voor dingen die uit twee delen bestaan, zoals ook scissors, schaar (zoals het Frans ciseaux), in beide gevallen ook voorafgegaan door respectievelijk a pair of en une paire de… Denk ook aan glasses en binoculars. Panties is dan weer een verkleinwoord voor pants en verwijst naar de onderbroekjes van kinderen en vrouwen. Panty is het enkelvoud, zoals in pantyhose, broekkousen of kousenbroek. Hier bij ons is panty (enkelvoud, zoals broek) de afkorting voor kousenbroek.

    Maar ik wou het eigenlijk over een andere betekenis van short hebben, een die we dezer dagen af en toe in het nieuws horen, wanneer men het over de financiële crisis heeft. We beleven vreemde tijden. De staten, zoals de Verneigde Staten en de Europese Unie, maar ook afzonderlijke landen zoals Ierland, Portugal, Spanje, Italië maar vooral Griekenland worden belaagd door de beleggers en blijken onmachtig om zich daartegen te verzetten. De beleggers, dat zijn burgers zoals jij en ik, belagen dus hun eigen land of dat van anderen en veroorzaken zo een wereldwijde crisis waarbij fortuinen verloren gaan, banken failliet gaan en de wereld in een recessie terechtkomt zoals nooit tevoren. Iedereen wordt armer, zou je denken, maar is dat ook zo?

    Om de huidige problemen enigszins te kunnen volgen moeten we een cruciaal begrip uit het financiewezen doorhebben. Als wij denken aan speculeren, dan verstaan wij daaronder dat men iets koopt waarvan men hoopt dat het later meer zal waard zijn, zodat men het kan verkopen met winst. Als je een aandeel koopt in een bedrijf dat goede zaken doet, dan zal de waarde van dat aandeel stijgen. Door aandelen goedkoop te kopen en duur te verkopen kan je rijk worden, heel rijk, want de waarde van aandelen kan spectaculair stijgen, soms met honderden procenten op korte tijd.

    Maar aandelen kunnen ook in waarde dalen. Denk aan de bankaandelen van Fortis en Dexia: ooit waren die veertig keer zoveel waard als nu.

    Speculeren, dat is erop rekenen dat de waarde van een aandeel of iets anders zal veranderen. En let nu goed op: je kan ook geld verdienen als je speculeert op een waardedaling. Dat klinkt eigenaardig. Als je aandelen had van Fortis of Dexia, dan ben je nu je geld kwijt, toch?

    Hier komt ons woord voor de dag: short gaan of shorten. Wat is dat precies? Het is speculeren op een sterke waardedaling. En hoe doet men dat? Stel dat je vermoedt dat de waarde van de dollar sterk zal dalen tegenover de euro. Dan leen je een stapeltje dollars, laat ons zeggen voor 1000 €, aan de huidige prijs van 1,5 dollar per euro, dat is dus 1.500 $, voor een periode van drie maand. Aangezien het om een lening gaat, betaal je niet 1000 €, maar een rente, zoals voor elke lening. Stel dat de rente 4% is op jaarbasis, dan betaal je voor drie maand 1% op je 1000 €, dat is 10 euro. Je verkoopt vervolgens de geleende dollars en je bent zo 1000 euro rijker. Maar je hebt iets verkocht dat je eigenlijk niet hebt, dat is dus een tekort, vandaar short gaan of short selling.

    We waren uitgegaan van de veronderstelling dat de dollar zou dalen in waarde. Stel dat dit inderdaad gebeurt binnen die drie maand, bijvoorbeeld met 10%, een niet eens overdreven veronderstelling. Op dat ogenblik kan je met je geleende 1000 € dus 10% meer dollars kopen, dus 1.500 plus 150 maakt 1650$. Daarmee betaal je je lening van 1.500$ terug en je houdt 150$ over. Elke dollar is dan slechts 1,35 euro waard, maar dat is nog altijd 150 x 1,35= 202,5€. Daarmee betaal je je rente van 10€ en je hebt een zuivere winst van 192,5€ op drie maand tijd en dat zonder dat je ook maar één euro van je eigen kapitaal hebt moeten inzetten.

    Een belegger die erop rekent dat zijn geleend goed in waarde zal dalen, neemt natuurlijk een serieus risico: als de waarde in tegenstelling tot de verwachtingen plots spectaculair stijgt, moet die belegger de hogere waarde terugbetalen op het einde van de lening.

    In tijden van crisis is er voor beleggers niet veel te verdienen. De rente op leningen wordt laag gehouden om de economie weer aan te zwengelen en dus is ook de rente op spaargeld laag. Daarom zoeken zij andere manieren om hun geld te laten renderen en shorten of short gaan is er een van. Zij zoeken dan hun slachtoffers uit en vallen die aan door massaal aandelen te lenen en die te verkopen, erop rekenend dat ze die goedkoop zullen kunnen teruggeven. Wanneer de markten dit door hebben, verdwijnt het vertrouwen in die aandelen en gaan ze nog sneller dalen.

    Dat is, in een notendop en zeer sterk vereenvoudigd wat er nu gebeurt. Als er negatieve berichten verschijnen over een land, bijvoorbeeld Griekenland, dat een groot gat in de begroting heeft en dat zijn leningen niet meer kan afbetalen, dan lenen de beleggers massaal Griekse waardepapieren, en verkopen die onmiddellijk, waardoor de waarde ervan nog verder daalt. Ze kopen dan de bijna waardeloos geworden stukken, betalen daarmee hun leningen terug en strijken hun enorme winsten op.

    Dit is maar een tipje van de sluier die over de financiële wereld ligt. Er gebeuren daar zaken die onze verbeelding ver te boven gaan. Er zijn machten aan het werk waarvan niemand weet heeft, machten die sterker zijn dan de landen, de staten zelf. Er zijn groepen die meer geld bezitten dan zelfs grote landen, die een omzet hebben die groter is dan de begroting van aanzienlijke landen, die in feite bepaalde landen zouden kunnen kopen en dat in de praktijk ook doen.

    Wij denken dat wij in een democratie leven, waarbij de burger stemt voor een bepaalde partij en de aldus verkozen vertegenwoordigers de beslissingen nemen. Nu blijkt dat de politici als het erop aankomt totaal afhankelijk zijn van de financiële belangengroepen, die over veel meer geld en macht beschikken dan welk land ook, de V.S., de E.U. en China inbegrepen. De machtigen der aarde zijn niet de presidenten van die landen, maar anonieme financiële groepen. Zij nemen de beslissingen, die wij allen voelen. Zij laten een bank of zelfs een land failliet gaan als zij hun kans schoon zien, dat wil zeggen als een land of een groep beleggers teveel risico’s heeft genomen. En vervolgens nemen zij het zaakje over en maken nog meer winst.

    Naast en achter de ogenschijnlijke democratie zijn er dus wel degelijk andere krachten aan het werk, die aan elke democratische controle ontsnappen. Dit heeft niets te maken met idiote samenzwerings- of complottheorieën, dit gebeurt echt en op grote schaal.

    En toch… die verborgen krachten zijn niet helemaal verborgen. Het zijn de banken en de financiële instellingen die wij kennen en waaraan wij zelf mee werken, aan wie we ons spaargeld toevertrouwen en van wie we lenen voor onze noden en ons comfort. Als jij je spaarcenten aan een bank toevertrouwt, vraag jij dan wat ze ermee doen? Ik ook niet. Ik strijk mijn armzalige percentjes op, zelfs niet genoeg om de inflatie bij te houden. Op geen enkel ogenblik vragen wij rekenschap van de banken en verzekeraars, zolang ze hun verplichtingen tegenover ons naleven. Dat zij bijvoorbeeld enorme winsten maken met ons geld, daar hebben wij niets aan: zij hebben beloofd om ons een aalmoes te geven en dat doen ze en voor de rest hebben wij het nakijken. Wij werken dus mee, zij het als dommekrachten. Het is met ons geld dat de duistere financiële machten speculeren en hun macht opbouwen. Het zijn mensen zoals jij en ik die in die instellingen werken, het zijn eenvoudige mensen die aandelen hebben in die instellingen, of die op hen rekenen voor hun bijkomend pensioen.

    Er is dus een dubbel systeem aan het werk in onze maatschappij. Enerzijds heb je de politieke democratie en de mensen die werken voor hun boterham. Daarnaast wordt er ook op grote schaal gehandeld, al zullen sommigen zeggen: gesjoemeld. In die andere wereld gelden de regels van de democratie niet, noch die van de ethiek, zelfs niet die van het fatsoen. Daar is maar een wet, die van de sterkste en een principe, dat van de winst.

    Dat is niet moeilijk te begrijpen. Als je een bedrijf wil runnen als een democratie, dan ben je niet goed snik. Je hoeft maar naar de Belgische staat te kijken om dat te beseffen. Geen enkele bedrijfsleider ter wereld zal ons democratisch stelsel als model nemen. Het democratisch beslissingsproces is wel het meest ethisch hoogstaande dat er is voor de samenleving, maar het deugt niet als economisch principe. Wie winst wil maken, zal andere normen en waarden hanteren. Dat is de dubbele bodem in onze democratie. Voor de staat zijn alle burgers gelijk voor de wet, maar niet in onze economische structuur. Daar heerst een verregaande en fundamentele ongelijkheid, het is zelfs de basis van het systeem, want het beantwoordt blijkbaar aan een algemeen menselijke karaktertrek: iedereen wil zijn eigen lot verbeteren.

    We moeten ook niet onmiddellijk denken dat die duistere krachten enkel negatieve invloeden hebben. Zij zijn niet rechtstreeks verantwoordelijk voor de crisis in Griekenland: het zijn de politici die vervalste begrotingen hebben ingediend en die de putten gevuld hebben met onbetaalbare leningen. Alle landen hebben begrotingstekorten, alle landen hebben enorme staatsschulden. De staten leven boven hun stand. Wanneer de markten, lees: de duistere financiële wereld, Griekenland op de korrel nemen, dan heeft dat een helend effect. Het is enkel door de speculatie tegen dat land dat eindelijk duidelijk is geworden hoe desastreus de politiek wel was. Politici kunnen om het even wat beslissen, hun rekeningen hoeven niet te kloppen, zij handelen zogezegd in het algemeen belang, maar concentreren zich op het individueel belang van hun kiezers, zonder zich veel zorgen te maken over zelfs de meest elementaire regels van winst en verlies. De ander krachten, de economische en financiële, kunnen daarop een noodzakelijke correctie zijn.

    Uit dit alles blijkt dat ons bestel niet alleen politiek en dan democratisch is, maar ook economisch en dan kapitalistisch. De politici geven nu grif toe dat zij niet alles te zeggen hebben. Zij kunnen de markten niet dwingen, zij willen dat ook niet, wij geloven in een vrijemarkteconomie (met minimale correcties). De vrijemarkteconomie is wat de wereld doet draaien. Gelukkig maar dat zij niet werkt zoals onze democratische instellingen, onze parlementen, ons koningshuis, onze internationale instellingen zoals de U.N.O…

    Natuurlijk zijn er misbruiken in dat economisch bestel, die komen voortdurend aan het licht en er is nog veel meer dat het daglicht niet verdraagt. Je hebt individuele fouten, zoals plaatselijke kantoorhouders die met het geld van hun klanten gaan lopen en traders die met veel meer geld spelen dan toegelaten en dan plots miljarden verliezen. Je hebt de beruchte piramidesystemen, waarbij men grote winsten uitdeelt, niet op basis van reële opbrengsten, maar met de inleg van nieuwe klanten. Soms gaan individuele banken, of zelfs het hele bankstelsel in de fout, zoals in de Verenigde Staten, waar consumentenkrediet zoal a way of life is, maar waar men huizenhoge hypothecaire leningen toestond aan totaal onkredietwaardige klanten. Dat gebeurt vandaag ook hier bij ons.

    Maar hoor ik iemand ons kapitalistisch systeem fundamenteel in vraag stellen, behalve enkele jongeren die binnen enkele jaren zelf een burgerpak zullen aantrekken of anders een leven als halve gare marginalen tegemoet gaan? Zelfs de meest linkse traditionele partijen houden zich verre van al te grote staatsinmenging in het economisch leven. Ik heb nog niemand gehoord die bijvoorbeeld stelde dat short gaan zou moeten verboden worden. En de Tobintaks op financiële verrichtingen blijft een heikel punt, waaraan geen enkele politicus zich wil verbranden. Iedereen heeft schrik om de vrije markten onvrij te maken. Wij herinneren ons nog levendig wat dat heeft opgeleverd onder het communisme.

    Er moet dus een wederzijdse controle zijn: de banken moeten erop toezien dat de politici geen dwaze dingen doen, dat de begrotingen kloppen, dat de tering naar de nering gezet wordt. En de politici moeten ervoor zorgen dat de banken geen onverantwoorde risico’s nemen met het geld van de kleine spaarder en de argeloze belegger.

    Hoe dat moet gebeuren, is helemaal niet duidelijk. Enkele lucratieve maar louter symbolische postjes voor gesjeesde of bejaarde politici in de bestuurscolleges en beheerraden van de financiële instellingen zijn totaal nutteloos, dat is ten overvloede gebleken. De staat moet volledige maar discrete transparantie eisen van alle financiële verrichtingen en dat kan maar wanneer het staatsapparaat zelf beschikt over gekwalificeerd personeel. En de controle van de staatsfinanciën zal pas dan efficiënt zijn, wanneer ze gebeurt door onafhankelijke experts, die daartoe niet alleen alle informatie krijgen, maar ook het gezag om zelf in te grijpen, veeleer dan het recht om lauwe en vrijblijvende aanbevelingen te doen.

     

    Het zal niet voor morgen zijn.

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:etymologie
    28-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herfstmijmeringen

    Het vallen van de blaren…

    Sinds ik mijn blog schrijf, de Kroniek van mijn leven vanaf mijn zestigste, toen ik op pensioen ging, heb ik hier al enkele keren een min of meer droefgeestig geluid laten weerklinken. Niet zelden gebeurde dat in deze periode, in de herfst, begin november. De blaren van bomen en struiken beginnen te verkleuren en vallen af, de kruiden, de bloemen en planten verwelken. De vissen in de vijver komen nog maar zelden aan de oppervlakte, ze bewegen zich veel langzamer dan in de zomer. Het wordt kouder, vooral ’s nachts. Dit jaar hebben we een heerlijke nazomer, zelfs lang na Sint-Michiel. Overdag is het warm voor de tijd van het jaar, heerlijk open weer met een stralende hemel en een zon die ons nog koestert met haar gulle warmte. Maar we zijn aan de overgang begonnen naar de winter, dat merken we.




    Ik merk het ook aan mezelf. Ik voel me verwant met de tijd van het jaar. Weemoed heet dat en het is een complex gevoel. Ik kan niet zeggen dat ik eronder lijd of ervan geniet, het is een vreemde mengeling van beide. Nu ik officieel oud ben, vijfenzestig geworden, ben ik me intens bewust dat mijn laatste levensfase is aangebroken. Het grootste deel van mijn leven is voorbij, al wat nog komt is een reden tot tevredenheid, althans zo lang het goed gaat. Het is alsof ik geen recht meer heb op nog veel meer. Misschien komt dat omdat we in mijn familie niet oud worden. Ik ben de enige overblijvende uit ons gezin.

    Dat stemt me niet bepaald droefgeestig, ik voel me niet depressief of wanhopig. Ik weet gewoon dat het einde nadert, dat mijn leven bijna voorbij is. Ik hoef me daarover geen illusies te maken, er is ook niets bijzonders aan, sterven hoort net zo vanzelfsprekend bij het leven als geboren worden. Voor mij voelt het heel natuurlijk aan, zoals de herfst onvermijdelijk volgt op de zomer. Mijn dood komt elke dag een dag dichterbij, het zou kinderachtig zijn om dat te negeren of ertegen in opstand te komen. Leven is leren sterven.

    Als gepensioneerde kijk je ook anders tegen het leven aan. Ik ben nu rentenier, ik hoef niet te werken voor mijn brood. Elke maand krijg ik mijn pensioen en dat is genoeg om aangenaam te overleven, ik heb niets tekort, misschien ook wel omdat ik geen buitensporige noden of verlangens heb. Grote reizen doen we niet en we geven ook niet veel uit aan restaurantbezoek, dure concerten of modieuze kledij, drank of tabak. We kopen nog altijd heel wat boeken, maar vaak tweedehands of aan gereduceerde prijs.

    Maar die veeleer passieve manier van leven heeft een invloed op je gemoed. Ik heb geen grote of langlopende projecten meer voor mijn leven. Ik moet geen gezin meer stichten of onderhouden, geen huis meer bouwen, geen loopbaan uitbouwen, geen netwerk onderhouden, geen aanzien of rijkdom verwerven, geen publieke erkenning, geen belangrijke plaats in de maatschappij. Dat alles is voorbij, het ligt achter me, het hoeft niet meer.

    Maar als je ongeveer veertig jaar precies daarmee bezig geweest bent, dan is het niet vanzelfsprekend om van de ene dag op de andere zomaar het geweer van schouder te veranderen. Ik ben nu vijf jaar gepensioneerd en het is nog altijd wennen. Het komt me voor dat het vooral het ontbreken van betekenisvolle maatschappelijke taken is dat me het meest onwennig maakt. Ik heb de indruk, nee, ik weet dat de wereld nu aan mij voorbij gaat. Vroeger had ik een duidelijke en directe invloed op mijn omgeving in ongeveer alles wat ik deed, ik nam actief deel aan het maatschappelijk leven, door mijn arbeid en mijn inzet, door mijn gezin. Nu bevind ik mij aan de rand van die maatschappij. Ik word door die maatschappij betaald om te rusten, om niet meer te werken, om van mijn oude dag te genieten. Ik mag, vaak helemaal gratis, een beroep doen op al wat de maatschappij voor ons doet en dat is enorm veel.

    Maar ik voel me een beetje een profiteur: ik krijg alles en ik doe niets in de plaats. Vroeger stak ik het grootste deel van mijn tijd en energie in mijn arbeid en ik vond dat ik elke frank en later elke euro waard was die ik verdiende. Nu krijg ik zomaar geld, elke maand en ik moet er niets voor doen of beter gezegd: ik mag er niets voor doen.

    Nu zou je kunnen zeggen: ja maar, Karel, wat vertel je nou voor onzin. Niemand heeft je gedwongen om op je zestigste op pensioen te gaan, je had nog vijf jaar kunnen werken?

    Ja en neen. Ik weet niet zeker of het een algemeen verschijnsel is, maar ik denk het wel: het is niet evident om als ouder wordende werknemer mee te draaien in de onze economie. Heel veel mensen stoppen voor hun vijfenzestigste, aan de universiteit kende ik niemand die zo lang werkte. Het klimaat was daarvoor, laat ons het zo maar stellen, niet echt gunstig. Als je het gevoel krijgt dat men min of meer zit te wachten tot je opstapt of, erger nog, als men duidelijke signalen geeft dat men je liever kwijt dan rijk is, dan heb je niet veel nodig om een beslissing te nemen en de eer aan jezelf te houden, zeker als dat geen financieel nadeel biedt. Ik ben heel gelukkig dat ik vijf jaar geleden gestopt ben.

    Maar ik denk vaak na over hoe onze maatschappij met ouder wordende werknemers omgaat. Indien men het einde van onze loopbaan anders zou aanpakken, zouden we waarschijnlijk bereid zijn om langer te werken. Nu ligt het hoogtepunt van iemands loopbaan meestal helemaal aan het einde, ook financieel: men werkt zich op, steeds hoger op de ladder. Maar dat systeem staat onder druk. Enerzijds ervaart men zelf dat men vanaf zijn vijftigste niet meer dezelfde is. Anderzijds staan de jongeren te trappelen om de hogere functies over te nemen, zoals wij destijds.

    Indien men mij een andere, meer nederige functie had voorgesteld, met minder directe verantwoordelijkheden en impact en dus minder stress, eventueel minder dan voltijds, maar waarin ik mijn ervaring en kennis nog ten dienste had kunnen stellen, dan zou ik dat zeker aanvaard hebben, ook indien dat een loonverlies zou meegebracht hebben.

    De looncurve van vrijwel alle werknemers piekt nu op de dag dat ze op pensioen gaan. Maar dat hoeft niet zo te zijn. De financiële last van de werknemers vertoont een andere curve: zij is het hoogst op het moment dat zij een gezin stichten, een huis bouwen, een of meer auto’s kopen, op vakantie gaan; wanneer de kinderen groter worden en op hun beurt allerlei noden hebben. Wanneer de kinderen het huis uit zijn, daalt de behoefte aan geld, terwijl de wedde zelfde blijft of zelfs nog stijgt. Voor werknemers die dat wensen, zou het mogelijk moeten zijn om op dat moment een andere wending te geven aan hun loopbaan, om dan te beginnen aan de afbouw, over een langere periode die uiteindelijk uitmondt in een volledig pensioen. Dat kan voor iedereen verschillend zijn, afhankelijk van een hele boel factoren.

    Ik ben nu vijf jaar weg uit het actieve leven en ik hoor elke dag dat men iets zal moeten doen om de vergrijzing op te vangen, dat men onvermijdelijk langer zal moeten werken, dat brugpensioenen moeten afgeschaft worden enzovoort. Maar ik verneem heel weinig over concrete plannen om dat te doen. Als men echt iets wil veranderen, dan zal men moeten praten over de loopbaanopbouw en vooral de afbouw ervan. Men zal de arbeid anders moeten gaan organiseren, rekening houdend met de leeftijd van de werknemers. Men zal met name iets moeten doen met de leeftijdsgroep vanaf ongeveer vijftig jaar en wel iets positiefs, terwijl men nu aan heel veel mensen op die leeftijd een zeer negatieve boodschap stuurt: je bent niet goed genoeg meer, we willen jou weg…

    Het gaat daarbij niet alleen over een andere werkindeling: het is vooral een kwestie van respect voor de ouder wordende weknemer, zowel vanwege de directies en de personeelsdiensten als van de jongere werknemers. Vandaag is het zo dat respect wordt uitgedrukt in euro’s, extralegale voordelen, bedrijfswagens, verantwoordelijkheden, beslissingsmacht. Dat hoeft niet zo te zijn. Mensen op leeftijd hebben meer aan waardering voor wie en wat ze zijn op dat moment. Ze hebben meer aan begrip dan aan macht. Ze hebben meer behoefte aan rust dan aan geld.

    Maar dat terzijde. Of eigenlijk niet, want indien men er zou in slagen om mensen zoals ik langer zinvol aan het werk te houden, wat hoe dan ook toch nodig zal zijn, dan zou ik vandaag minder weemoedig zijn. Indien men ook de gepensioneerden meer zou betrekken in het maatschappelijk leven, dan zou ik me minder nutteloos voelen en minder schuldig omdat ik alleen maar krijg zonder er iets voor te doen.

    Ik heb vanaf de eerste dag van mijn pensioen geprobeerd om me nog maatschappelijk nuttig te maken, zonder daar enige vergoeding voor te vragen. Maar als vrijwilliger ben je een randverschijnsel, je telt niet echt mee, je hebt geen verantwoordelijkheid, geen stem in het kapittel. Je krijgt de minst interessante taken toegewezen, vaak dingen die anders helemaal niet zouden gebeuren, die men voor jou uitvindt en die dan ook geen enkel gevoel van voldaanheid kunnen opleveren. Een na een heb ik mijn vrijwillige taken opgegeven, precies om die reden. Ik heb me aangeboden voor andere taken, maar herhaaldelijk kreeg ik een ‘nee, toch maar niet’ te horen, of zelfs helemaal geen antwoord. Niemand reageert enthousiast op mijn aanbod om gratis voor hem of haar te werken. Is dat niet vreemd? Ik vind het wel. Maar ik weet nu stilaan dat het nu eenmaal zo is en dat ik maar beter daarmee kan leren leven.

    En toch… toch besluipt me onwillekeurig het gevoel dat het ook anders kan, dat ik wel degelijk nog iets kan betekenen voor de samenleving. Misschien is het daarom dat ik me zo verbeten op het lezen gestort heb, zeg maar studeren. En op het schrijven, want zo kan ik de kennis die ik opdoe en de inzichten die ik verwerf ten goede laten komen van jou, lieve lezeres, lieve lezer.

    Voor mensen in de herfst van het leven is dit seizoen als een donkere een spiegel, waarin we onszelf met weemoedige, ietwat meewarige blik bekijken. Wij herkennen onszelf in de natuur en putten kracht uit die verbondenheid. Maar er is een belangrijk, essentieel onderscheid. In de natuur volgt op de barre winter steeds een verrukkelijke nieuwe lente. Voor ons niet. Wanneer de laatste nacht valt, is het voorgoed voorbij voor ons. De lente is voor anderen.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    17-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De gemeentelijke hold-up

    Gemeente. Het woord valt de laatste tijd voortdurend en dat is geen goed teken. Wij leven in een tijd waarin uitsluitend het slechte nieuws de media haalt, alsof het goede nieuws het vermelden niet waard is, alsof het vanzelfsprekend is, terwijl wij veeleer de indruk hebben dat precies het goede nieuws schaars en dus sensationeel is en het slechte nieuws schering en inslag en dus afgezaagd en vervelend. Weer zeven weekenddoden? Tja, vorige week ook al en volgende week weer, wat doe je eraan…

    Onze Belgische gemeenten zitten in vieze papieren. Ze hadden hun geld belegd maar door de bankencrisis zijn ze bijna een miljard euro kwijt. In de vele nieuwsberichten daarover lijkt me een essentieel onderwerp te ontbreken: waar hadden die gemeenten dat miljard euro, toch geen peulschil, vandaan?

    Gemeenten zijn geen bedrijven. Ze dienen, zo lijkt het me, vooral om geld dat zij innen onder de vorm van gemeentelijke belastingen en een deel van de personenbelasting, uit te geven voor de werking van de gemeente, voor het welzijn van de burgers. Als zij op een bepaald moment geld op overschot hebben, zou je denken dat ze dat gaan gebruiken om het jaar daarop nog meer uit te geven of om de inkomsten, de belastingen, te verlagen. Het blijkt nu dat zij in tegendeel hun overschotten gecumuleerd hebben en belegd, om met de opbrengt daarvan hun begroting te spijzen. Zij hebben daarmee niet anders gehandeld dan elke brave huisvader of zorgzame moeder, maar is dat terecht geweest?

    Ik meen van niet. Waarom leggen gezinnen een spaarpotje aan? Vooreerst moeten zij al voldoende inkomsten hebben om een overschot te genereren nadat alle vaste en onvoorziene kosten betaald zijn, dat is een voorwaarde en een waaraan lang niet in alle gezinnen voldaan is. Maar goed, stel dat het zo is, dan is het wijs om het overschot niet aan te wenden voor nog meer consumptie en luxe, maar om een war chest aan te leggen, een reserve, een spaarpot voor als het minder goed gaat of voor uitzonderlijke grote uitgaven. Stel dat een van de kostwinners, of beide, werkeloos wordt, of werkonbekwaam, of wegvalt…

    Is dat ook zo voor gemeenten? Nee toch! Als hun begroting niet klopt, dan kunnen zij hun inkomsten zonder veel problemen verhogen door het jaar daarop de belastingen te verhogen. Dat is niet populair, maar aangezien alle uitgaven ten goede komen aan de gemeente, het volk dus, zal men daarover wellicht niet al te fel morren. Het jaar daarop kan men dan de uitgaven beter afstemmen op de inkomsten. Het lijkt dus niet nodig dat de gemeenten over grote reserves beschikken, in tegenstelling tot een gezin, dat niet zomaar zijn inkomsten kan doen aangroeien. Een gemeente heeft een vast inkomen, er komen elk jaar belastinggelden en subsidies binnen, dat is een zekerheid, een zekerheid die een gezin nooit heeft.

    Stel nu dat een gemeente zo welvarend is dat ze niet alleen alles kan doen wat ze wil voor haar ingezetenen, maar toch nog overschotten heeft. Ik denk aan de kustgemeente Knokke, waar zoveel rijk volk bijeentroept dat zelfs met zeer beperkte gemeentelijke opcentiemen de gemeentekas voldoende gespijsd is om al het nodige te doen. Vergelijk dat met bijvoorbeeld Schaarbeek, waar men een erg hoge graad heeft van werkeloosheid en vervangingsinkomens en dus relatief weinig inkomsten. Men kan een kei het vel niet afstropen. Maar goed: denk aan Knokke: de inkomsten zijn zo groot dat men overschotten heeft, men vindt geen projecten meer waaraan men het geld zou kunnen besteden. Wat doen we in dat zelfs voor Knokke onwaarschijnlijk geval? Spaarpotje dan maar.

    Als goede huisvader en moeder beleg je je spaargeld zo dat je de opbrengst en de zekerheid tegenover elkaar afweegt. Je eerste spaarcenten zal je wellicht extra veilig beleggen, zonder enig risico, op een spaarboekje of zo: geringe opbrengst, grote zekerheid. Iemand die een heel dikke portefeuille heeft, kan meer risico’s nemen: als het geld niets zou opbrengen of erger nog, zou verloren gaan, dan is dat nog niet erg, er is nog genoeg over, meer dan genoeg. Volgende keer beter.

    Wij zegden al dat een gemeente eigenlijk geen overschotten zou mogen hebben en ook geen tekorten. De begroting moet kloppen, zoals ook die van de staat en die van een huisgezin. Maar als er in een gemeente, zoals in een gezin, dan toch eens toevallige en tijdelijke overschotten zijn, dan mag en moet de gemeente die beleggen. Niet zoals een rijke ondernemer, maar als een goede huisvader: weinig risico, kleine winst. Het gaat immers niet om geld dat de gemeente zelf zou verdiend hebben, zoals de ondernemer, maar om geld dat zij heeft afgenomen van haar burgers, onder de vorm van belastingen. Het is dus ons geld, dat zij korte tijd mogen beheren, om daarna zo snel mogelijk weer een begroting in evenwicht te hebben en een zo laag mogelijke graad van belasting.

    Maar wat stellen wij vast? De gemeenten hebben massale overschotten, ten minste een miljard euro, althans in de context van de huidige problematiek van de failliete Gemeentelijke Holding en de even failliete bank Dexia. Wellicht zijn er hier en daar nog overschotten waar wij helemaal geen weet van hebben, zoals we ook niets wisten over deze gemeentelijke holding. Zij hebben die belegd, niet als goede huisvader, veilig en bescheiden, maar als zorgeloze miljonairs, in zeer risicovolle ondernemingen. We horen dat hen dividenden werden in het vooruitzicht gesteld van dertien procent, je leest het goed, dertien procent. Wanneer heb jij nog eens dertien procent gekregen van je bank? Dergelijke winsten zijn alleen maar mogelijk als er enorme risico’s genomen worden, dat is duidelijk. Een onderneming of een land dat bereid is om dertien procent te betalen voor een lening, moet wel zeer wanhopig zijn, of onvoorstelbaar overmoedig en in beide gevallen totaal onbetrouwbaar.

    De gemeenten hebben van hun overschotten een systeem gemaakt, een enorme war chest, een fantastische spaarpot, niet voor onvoorziene omstandigheden, maar om stelselmatig de jaarlijkse begroting te spijzen, bovenop de belastingsinkomsten. Dat is ethisch zeer bedenkelijk: wij betalen immers geen belastingen om enkele burgemeesters daarmee te laten spelen op de beurs! Belastingen moeten altijd minimaal zijn, niet meer dan absoluut noodzakelijk.

    Zolang het goed ging, was er geen vuiltje aan de lucht. De gemeenten konden in een eigen beleggingsclubje kapitalistje spelen en grote winsten maken, eerst en vooral voor het clubje zelf, voor de raad van bestuur van de holding en voor al het personeel. En vervolgens ook voor de gemeenten zelf. Maar ze hebben de fouten gemaakt die elke beginnende amateur maakt. Als professionele beleggers zoals grootbanken al kunnen failliet gaan, dan zouden kleine spelers zoals een stelletje burgemeesters van kleine en middelgrote Belgische gemeenten beter moeten weten dan zich op het gladde ijs van de haute finance te wagen. Met grote heren is het kwaad kersen eten. Het is een samenloop van omstandigheden, zegt men nu, maar dat is het altijd. Als het niet regent, is het goed weer. Maar vroeg of laat regent het, onvermijdelijk. Professionele beleggers weten dat je op zeer lange termijn moet rekenen, dat je alleen mag spelen met geld dat je niet nodig hebt, dat je niet al je eieren in één korf mag leggen, dat je nooit naar de raad van bankiers mag luisteren…



    Onze burgemeesters hebben hoog spel gespeeld en ze hebben verloren. Ze hebben niet hun maar ons geld verloren, waarvoor wij hard gewerkt hadden en dat zij ons ten onrechte en onnodig hadden afgenomen als belasting. Dat is diefstal, niet van de rijken, maar van elke burger die zijn belastingen en contributies betaalt.

    De gemeenten zijn niet alleen hun jaarlijkse dividenden kwijt, die waren ze al misgelopen na de vorige crisis, toen was er alleen nog geld voor bonussen voor de topmanagers, zij die ons geld verspeelden door onverantwoorde risicovolle beleggingen. Ze krijgen niet alleen geen interesten meer, ze zijn ook het kapitaal kwijt, de spaarpot is leeg, de aandelen en obligaties die ze ermee gekocht hadden, zijn niets meer waard, nu niet, straks niet en wellicht nooit meer. De schuldenaars zijn zelf immers ook failliet, ze zijn ook in vereffening, ze hebben zoveel geleend en aan zo’n hoge interest, dat ze onmogelijk hun schulden kunnen afbetalen, dat wil zeggen dat ze niet alleen geen interest kunnen betalen op hun leningen, maar dat ze ook het kapitaal niet meer kunnen terugbetalen, omdat ze het niet meer hebben, omdat ze het uitgedeeld en opgesoupeerd hebben, omdat landen als Griekenland, Portugal, Spanje en zelfs Italië op te grote voet geleefd hebben, omdat hun begroting jaar na jaar niet klopte, omdat ze voortdurend en structureel meer uitgaven dan ze inkomsten hadden en het verschil bijlegden met geld dat ze leenden, zonder enig vooruitzicht op of zelfs maar bedoeling van terugbetaling.

    Onze spaarpot is opgedaan door mensen in het zuiden van Europa, omdat hun politici hun begroting vervalst hebben. Niet toevallig waren dat vaak socialistische politici, die keer op keer verkozen werden omdat ze de uitkeringen verhoogden en de belastingen verlaagden, de oudste en zekerste verkiezingstruc ter wereld. Vandaag blijkt uit een enquête dat in Antwerpen (maar niet alleen daar, allicht) de allochtonen massaal links stemmen. De mensen met de minste kansen en die het meest rekenen op uitkeringen weten zeer goed waar de wind vandaan komt. Alleen maken ze zich (terecht) bijzonder weinig zorgen over begrotingen, die van de gemeenten, de gewesten of de staat, of die van Europa, of van de wereld. Het zijn anderen die zich daarover moeten buigen en ervoor zorgen dat het niet helemaal fout loopt.

    Wie zal dat betalen, wie heeft zoveel geld? Wie heeft zoveel ping-ping-ping en wie heeft dat besteld? Dat was een populair liedje in mijn jeugd. Het is vandaag ook weer de vraag. Het antwoord is zeer eenvoudig: jij en ik. Wie anders? De begroting van de staat moet uiteindelijk kloppen en wij moeten ze doen kloppen. Het is bij ons dat men terecht kan, alleen bij ons, omdat wij de enigen zijn die geld verdienen, die als het ware geld ‘maken’ door onze arbeid. Zelfs als men de verantwoordelijkheid voor het debacle zou leggen bij die mensen die ervoor verantwoordelijk zijn, in de gemeenten, de holdings, de banken, spaarkassen, verzekeringsinstellingen, vakbonden en corporaties die het verderfelijk spelletje hebben meegespeeld, dan nog zal men moeten vaststellen dat zij het geld niet (meer) hebben om te betalen voor het feest. Het is op, het is weg, elke zuur verdiende cent, aan de salarissen en bonussen van al de onbekwame en malafide tussenpersonen en aan de leningen die ze hebben toegekend aan notoir onbetrouwbare schuldenaars.

    Wie kan er dan nog de begroting redden? De eeuwige melkkoe, de belastingbetaler, de werkende mens, de spaarder, de rentenier. Niet de uitkeringsgerechtigden, daar valt niets te rapen en niet de ondernemers, want die moeten kapitaal genereren en de tewerkstelling verzekeren, die mogen we niets in de weg leggen. Arcelor-Mittal maakt miljarden winst per jaar maar betaalt slechts enkele honderden euro’s aan belastingen. Jij en ik dus, de gewone man en vrouw. De ene zal het wat harder voelen dan de andere en hier bij ons kunnen we nog wel wat hebben, zelfs als we moeten inleveren zullen de meesten onder ons nog niets tekort hebben, er zal alleen tijdelijk een stukje minder luxe zijn. Maar er zullen zeker mensen zijn die harde keuzes zullen moeten maken en niet alleen over de bestemming van hun tweede of derde vakantie per jaar. Ik hoop dat die zich binnenkort in het stemhokje zullen herinneren wie er verantwoordelijk is voor deze nieuwe aderlating: de mensen die wij verkozen hadden om ons geld goed te besteden.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    04-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dexia, o Dexia!

    Lang geleden, toen de mensen nog praatten en geen e-mails of blogs schreven, zette ik samen met mijn eerste echtgenote de eerste stappen in onze kapitalistische maatschappij. We werkten allebei en hadden dus elke maand wat overschot. Dat ging op een spaarrekening, maar welke? We gingen even informeren bij de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, die we allebei nog kenden van in de lagere school, toen we met bedrukte meetlatjes en rode spaarpotjes maar nog meer door de school zelf aangespoord werden om te sparen, op een heus spaarboekje, waarop de minuscule bedragen van één frank zorgvuldig werden ingeschreven, samen met de nog veel minusculere interesten. Het onthaal in het kantoor was onvriendelijk, de voorwaarden oninteressant. Blijkbaar was de hele actie erop gericht om goedkoop geld te (laten) verzamelen en dat zo goed en zo lang mogelijk bij te houden zonder ervoor te betalen en er zo zelf de winsten van op te strijken.

    We vonden dan als vanzelf de weg naar BAC, de bank van de Belgische christelijke arbeidersbeweging. Het was een bescheiden instelling, helemaal in de stijl van de andere poten van de christelijke zuil, meer een coöperatieve, een volksspaarbank dan een ‘echte’ bank, zoals de Generale Bank. Dat wekte vertrouwen en dat is nooit beschaamd in de vele jaren dat we daar klant geweest zijn. Je kon er terecht voor alle courante transacties en je kreeg er goed advies. Zo hoorden we daar het eerst dat er een interessante verkaveling was in Holsbeek. We hebben bij BAC geleend voor de grond, daarna voor de bouw van het huis. We namen er een levensverzekering, we deden er aan pensioensparen, de kinderen hadden er een spaarrekening die bij allerlei gelegenheden aangevet werd. We kochten er onze eerste spaarbons en onze eerste obligaties. Als we vreemde valuta nodig hadden voor onze buitenlandse vakanties, dan vonden we daar de beste wisselkoers. De bedienden aan het loket kenden ons en wij hen, het waren mensen zoals wij. De directeur woonde in een verkaveling bij ons in de buurt.

    Na mijn echtscheiding nam ik een eigen bankrekening bij Kredietbank, die hadden een kantoor in de buurt van mijn werk, dat was handig. Ik zal hier niet ingaan op mijn ervaringen met die bank, dat is een ander verhaal.

    Toen ik op pensioen ging, wou ik mijn geldzaken in orde brengen. Ik had mijn groepsverzekering gekregen en er was het pensioensparen en hier en daar nog wat op spaarrekeningen. Waarom dat niet consolideren en zien of we niet wat betere voorwaarden konden krijgen? Mijn eerste bezoek ging naar BAC, dat intussen BACOB en daarna Dexia geworden was. Het kantoor was nog op de oude plaats, maar was nu onherkenbaar veranderd, helemaal verbouwd, erg luxueus, glas, metaal en marmer, koel en indrukwekkend. Om de directeur te zien moest je een afspraak maken. Ik werd door hem ontvangen met alle egards, kopje koffie in zijn prachtig modern kantoor, een aantrekkelijke man, een dertiger, chique pak, wit hemd met manchetten en gouden manchetknopen, dure das, dure schoenen, opzichtig duur polshorloge, dure vulpen, dure bril, zonnebankbruin, net van bij de kapper. Een lange en ingewikkelde uitleg met veel geleerde woorden, maar gebracht met een grote zelfzekerheid. Natuurlijk zou men mijn geld goed beheren, voor klanten met een zeker vermogen (dat klonk goed, voor mijn bescheiden spaarpot) deed men iets speciaals, een vorm van private banking: gepersonaliseerd beheer van mijn kapitaal(tje), met vooruitzicht op aanzienlijke winsten en een verwaarloosbaar risico. En ook wat extraatjes: we kregen meteen gratis kaarten voor een toneelvoorstelling.

    Het was zeer aanlokkelijk en overtuigend. Er kon niets verkeerd gaan. En toch, toen ik thuiskwam en nog even nadacht over mijn ervaring bij het nieuwe Dexia, zei mijn hart me: nee, Karel, niet doen. En ik heb het niet gedaan. Ik heb mijn bescheiden spaarcenten verspreid over enkele kleine banken met een kantoor hier in het dorp, op spaarboekjes met een kleine interest en zonder enig risico.

    Dexia heeft sindsdien vele ups en downs gekend. Ze gingen bijna op de klippen met de bankencrisis, enkele jaren geleden. Vandaag is het weer zover. Het aandeel leed nog maar eens een verlies van maar liefst dertig procent op één dag en de dag is nog niet voorbij… Jongens wat ben ik blij dat ik toen niet op hun voorstel ben ingegaan! Mijn appeltje voor de dorst, mijn zekerheid voor mijn oude dag zou verschrompeld zijn, om nog te zwijgen van het hartzeer en de ongerustheid bij al het slechte nieuws, jaar na jaar.

    Waarom heb ik toen nee gezegd? Ik heb het me dikwijls afgevraagd. Ik ben geen financieel genie, ik heb me nooit veel met bankzaken beziggehouden. Het was dus geen weloverwogen beslissing met kennis van zaken, helemaal niet. Maar ik voelde me niet op mijn plaats in dat koele, onpersoonlijke moderne gebouw, ik vertrouwde de yuppie mooiprater niet, ik verstond niets van zijn verhaal over afgeleide producten en ik schrok van risico’s die hij minimaliseerde. Dit was niet meer de volksbank die ik had gekend, dit was big business. Wie betaalde het gloednieuwe pompeuze kantoor, wie de ongetwijfeld aantrekkelijke wedde en de bonussen van de directeur, de extraatjes en de persoonlijke service? Ik natuurlijk. Dat was het dat me toen deed afknappen en dat doet het nog steeds.

    Wat is er met de grootbanken aan de hand? Ik weet het niet, ik weet nog altijd niets over de financiële markten of de economie, ik begrijp daar echt niets van. Maar ik zie wel dat die banken overal in onze steden en dorpen luxueuze kantoren hebben, dat ze in de grote steden en de hoofdstad monumentale gebouwen hebben neergepoot, dat de CEO’s wedden hebben die ik me zelfs niet meer kan voorstellen, dat ze bonussen krijgen die ik niet anders kan omschrijven dan als obsceen. Dat ze verschrikkelijk veel kosten moeten hebben met al die gebouwen, al dat personeel, al die geleasede wagens, al die reclame. Dat ze hun bedrijf runnen met slechts één doel: winst maken, snel en veel. Dat ze risico’s nemen, enorme risico’s. Met het geld van hun klanten.

    Maar gelukkig niet met het mijne. Ik zal niet rijk worden van mijn spaarpotje, maar ik ben er zeker van dat het er morgen nog is en wat er overschiet als ik doodga, dat is voor mijn kinderen en kleinkinderen.

    Ik dacht dus dat ik veilig zat en dat ik het, achteraf bekeken, niet zo kwaad had gedaan voor een absolute leek. Maar nu blijkt dat niet echt het geval te zijn. De grootbanken dreigen failliet te gaan, ze bezwijken onder hun eigen gewicht, hun kostenstructuur en hun onverantwoorde risico’s. De nationale overheden kunnen dat niet laten gebeuren, zegt men, wij, dat wil zeggen de belastingbetalers moeten de banken redden. Ik word dus toch gerold, al ben ik geen klant van de banken die blijkbaar moeten gered worden.

    Die redding overigens moet niet één keer, maar telkens weer. Kijk, dat begrijp ik niet. Je zou denken dat als de staat een bank redt, die ook een serieuze bolwassing krijgt, dat er koppen rollen, dat men de misbruiken, de goede sier, de arrogantie en de onverantwoorde risico’s aan banden zou leggen, dat we terug zouden gaan naar de bescheiden maar efficiënte volksbanken, waar mensen met een overschotje hun centen konden deponeren en mensen die een huis bouwen een lening krijgen, een transactie waar iedereen wel bij vaart, zonder er rijk of arm van te worden.




    Ik althans heb geen verandering gezien. De banken zijn nog steeds gehuisvest in paleizen en de best gerestaureerde huizen in elk dorp en elke stad. Ze overspoelen ons dagelijks met reclame voor ingewikkelde producten zonder ons de kleine lettertjes uit te leggen. Ze sponsoren nog altijd kunst en cultuur en sport. Ze leven nog altijd op even grote voet. De bonussen zijn nog altijd obsceen, de wedden en de ontslagvergoedingen van de topbankiers eveneens. Dexia beweert om het uur op de VRT-radio dat ze mijn topbank zijn, terwijl het aandeel keldert en de Belgische on-regering zich buigt over een rampscenario.

    Ik weet niets van financies af. Maar ik denk dat ik wel weet waarom Dexia vandaag weer eens aan de rand van de afgrond staat. Ik weet immers waarom ik mijn spaarcenten destijds niet aan hen heb toevertrouwd.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    02-10-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cultuur

    Enkele dagen geleden drukte ik hier mijn verwondering uit over het feit dat het biologisch leven op aarde erin slaagt om al de verworven genetische informatie op te slaan in elk van zijn cellen en die zo door te geven bij de voortplanting. Als je dat vergelijkt met wat er gebeurt eens een mensenkind geboren is, dan valt pas op hoe merkwaardig dat is. Een pasgeboren kind is totaal hulpeloos en sterft na zeer korte tijd indien men het aan zijn lot overlaat, het heeft op zichzelf geen enkele overlevingskans. Het duurt zo ongeveer twintig jaar voor een mens geschikt is om zelfstandig een plaats in te nemen in de maatschappij.

    Je ziet het spectaculaire verschil: in een zaadcel en een eicel zit alle informatie om een mens te maken. Die ‘kennis’ wordt automatisch overgedragen, gewoon door het fysisch proces. Het gaat daarbij niet om zomaar enkele algemene instructies, maar om een enorme hoeveelheid kennis, die uiterst complex en ongelooflijk gedetailleerd is en een grote mate van betrouwbaarheid heeft. Als je dat vergelijkt met bijvoorbeeld de informatie die opgeslagen zit in de computers die de robotten in een autoassemblagebedrijf aansturen, dan zit in elke cel wellicht veel meer informatie dan in alle bedrijfscomputers ter wereld samen. Bovendien is de genetische informatie zelfsturend: er is geen enkele invloed van buitenaf nodig om het proces in gang te zetten, te controleren en bij te sturen. Voeding alleen en een geschikt milieu is voldoende. Met al de computers ter wereld zijn we nog lang niet in staat om iets te produceren dat zo complex is als de mens; we komen zelfs nog niet in de buurt. De natuur is ver vooruit op de mens.

    Bij elke mens die geboren wordt, wordt het volledig menselijk genoom mee overgedragen. Elke mens begint waar de vorige was, op hetzelfde evolutionair niveau. Al de verworvenheden van miljarden jaren leven op aarde blijven moeiteloos behouden. De ogen die in de mens ontwikkeld zijn, de handen, de hersenen, alles: met een beetje geluk is elke nieuwe mens een zo goed als perfect exemplaar, klaar voor gebruik. Je hoeft een baby niet te leren om zijn ogen te gebruiken of zijn handen of zijn hersenen, of zijn spijsverteringsstelsel. Enkele details wel: het duurt enige tijd voor we onze blaas en onze stoelgang kunnen controleren, voor we kunnen praten. Maar niet lang!

    Vergelijk dat nu allemaal eens met alles wat we niet genetisch hebben meegekregen. Praten is een goed voorbeeld: hoewel we van bij de geboorte alles in huis hebben om te kunnen praten, duurt het enkele jaren voor er iets verstandigs uit komt. Lezen duurt nog langer: zeven jaar eer we ermee beginnen en pas na enkele jaren gaat het vlot. Schrijven is nog moeilijker. De letters vormen gaat aanvankelijk erg moeizaam en stuntelig, het duurt enkele jaren voor we ons handschrift gevonden hebben. Maar wat we schrijven is meestal onbelangrijk en weinig origineel. Voor de meeste mensen komt daarin nooit enige verandering: ze kunnen wel schrijven maar ze doen het niet of node. Een heel kleine minderheid schrijft vaak en veel en min of meer origineel. Een nog kleiner aantal mensen schrijft zo goed dat men ze leest. En slechts enkelen bereiken een grote bekendheid en erkenning. Daaraan zie je hoe moeilijk dat proces is.

    Als cultuur, want daar gaat het om, in de ruimste betekenis van het woord, zo efficiënt zou overgedragen worden als ons genetisch materiaal, dan zou Einstein op de eerste dag na zijn geboorte al zijn relativiteitstheorie gedebiteerd hebben. Proust zou meteen begonnen zijn aan zijn Recherche, Picasso aan Guernica, Spinoza aan de Ethica, Sjostakovitsj aan zijn symfonieën en Haydn aan zijn strijkkwartetten…

    Je ziet wat ik bedoel. Cultuur is een andere dimensie van de mens, een die niet erfelijk is, die niet genetisch overgedragen wordt. Als je een Chinees kind na de geboorte vrijwel onmiddellijk zou overbrengen naar de Inuit op Groenland, zou het geen Chinees spreken maar Inuit. Onze twee Indische adoptiekinderen zijn net zo Vlaams als onze biologische kinderen.

    In de ongeveer twee miljoen jaar dat onze soort aan cultuur doet, vanaf de eerste primitieve instrumenten, hebben we ontdekt hoe we kennis kunnen overdragen op een niet-erfelijke manier: door de verworven kennis door te geven, door anderen te leren wat wij kennen of kunnen. In die lange periode is er aanvankelijk een belangrijke gelijklopende evolutie geweest: enerzijds ontwikkelde de mens nog vrij aanzienlijk op genetisch gebied, de echte homo sapiens duikt pas 200.000 jaar geleden op, de moderne mens is maar 50.000 jaar oud. De cultuur hield min of meer gelijke pas met de fysische kenmerken en mogelijkheden van de mens. Hoe groter en sterker de hersenen werden, hoe meer ze gebruikt werden. De echte beschavingsexplosie begon pas toen de mens zijn volledige fysische ontwikkeling had doorgemaakt. Het is ook dan dat het aantal mensen spectaculair toeneemt: de mens is fysisch aangepast aan vele omgevingen en beschikt ook over het verstand om te overleven en zich te verspreiden en verbreiden.

    Beschaving, cultuur is veel moeilijker over te dragen dan de genetische kenmerken. Het is een precair gebeuren, er kan zoveel fout gaan, er kan zoveel kennis verloren gaan doordat één bepaalde persoon sterft zonder dat die de specifieke kennis waarover hij of zij beschikt, heeft kunnen doorgeven. Sommige beschavingsgegevens worden ooit een keer ergens ontdekt en verspreiden zich dan razendsnel omdat ze zo succesvol zijn, zoals het wiel. Maar sommige beschavingen in Midden- en Zuid-Amerika hebben nooit zelf het wiel ontdekt, hoewel ze natuurlijk wel de ronde vorm kenden en zelfs met de bal speelden. Andere zijn zeer lokaal en worden angstvallig bewaakt, zoals het vervaardigen van zijde of porselein. Hoe minder mensen een bepaalde kennis hebben, hoe groter het risico dat ze verloren gaat.

    Cultuur is voor de moderne mens even belangrijk als zijn genetische informatie. Wij kunnen ons niet voorstellen wat er van een kind zou geworden indien het na de geboorte volledig verstoken zou zijn van alle, werkelijk alle beschavingsgegevens. Er zijn omzeggens geen voorbeelden van dergelijke ‘wilde kinderen’, precies omdat ze zo weinig overlevingskansen hebben. Het is vrijwel onmogelijk voor een mens om op te groeien buiten alle beschaving, hoewel de concrete beschavingsgraad zeer verschillend kan zijn en ook vele vormen kan aannemen. Een kindsoldaat in het oosten van Kongo heeft een andere cultuur dan de dochter van de eerste minister van een Europees land. Wij leven in een beschaafde wereld, in een cultuur. Ik bedoel daarmee niet dat die beschaving, die cultuur volmaakt is, verre van. Beschaving is een relatief begrip, het is veeleer beschrijvend dan normatief. De beschaving is alles wat de mens kenmerkt, maar dat niet genetisch overgedragen wordt. Dat kan, bijvoorbeeld in het oosten van Kongo, een zeer beperkte, zeer agressieve en wrede en in onze ogen weinig verheven ‘cultuur’ zijn, maar het is een vorm van beschaving.

    Genetisch materiaal wordt meestal bijna ongewijzigd doorgegeven, omdat het op een zeer eenvoudige manier gebeurt, gewoon door de celdeling. Cultuuroverdracht daarentegen is veel bewerkelijker, we moeten er veel meer moeite voor doen. Het kan ook alle vormen aannemen en het kan alle kanten uit, er is geen vaste norm, er is niet een bepaalde cultuur die vastligt voor iedereen, zoals in het menselijk genoom, dat maar geringe afwijkingen toelaat, bijvoorbeeld de huidskleur en enkele andere niet-essentiële lichaamskenmerken. Niemand weet precies wat er belangrijk is in cultuur en wat niet. Het is iets dat we voortdurend uitproberen, een tijdje gebruiken en dan weer verwerpen. Er lijkt een vooruitgang te zijn, zeker op technisch en technologisch gebied, maar er zijn ook elementen die behouden blijven. De piramiden van Gizeh wekken nog steeds onze bewondering, maar de bloedige religieuze gebruiken bij het afsterven van de farao’s zijn nu ondenkbaar. Cultuur ligt niet vast. Er zijn vandaag drie tot zesduizend talen, maar slechts enkele wereldtalen. Er zijn geen twee mensen die dezelfde cultuur hebben, of dezelfde opvatting over beschaving. Een van de meest geliefkoosde bezigheden van cultuurexperts is het discussiëren over de vraag wat cultuur is.

    Maar het lijdt geen twijfel dat de moderne mens een beschaafde mens is, een cultuurmens, iemand die leeft in een beschaving, in een cultuur. Dat bepaalt ons net zo goed en net zo sterk als ons genetisch materiaal. Wij moeten relatief weinig moeite doen om ons genetisch materiaal veilig te stellen. We leren snel dat bepaalde stralen schadelijk zijn voor ons erfelijk materiaal, maar voor de rest zijn er weinig concrete bedreigingen, de natuur heeft zich in die miljarden jaren goed beveiligd tegen het verlies of de beschadiging van de genetische informatie. Helemaal anders is het met onze beschaving. Als een mens geboren wordt, beschikt hij voor de volle honderd procent over al de genetische informatie, maar nul procent van de beschavingsgegevens. Elke mens moet helemaal van nul vertrekken. Wij beschikken bij onze geboorte wel over al de kenmerken en al de middelen, maar cultuur moet elk van ons opnieuw verwerven. Elk doet dat binnen de perken van de eigen mogelijkheden en binnen de eigen culturele context.

    Wij leven niet lang. Kinderen die vandaag geboren worden, hebben een levensverwachting van ongeveer tachtig jaar. Slechts ongeveer dertig tot veertig jaar daarvan zijn echt nuttige jaren. Eerst is er een lange leertijd, tot bijna dertig jaar in veel gevallen. En na de op alle vlakken meest vruchtbare periode volgt (hopelijk) een vrij lange rustperiode. We hebben dus weinig tijd om cultuur te verwerven en om er iets mee te doen. De meesten onder ons zijn in dat proces niet zeer actief. We nemen deel aan het culturele leven, maar op een vrij passieve manier: er zijn meer lezers dan schrijvers, meer kunstliefhebbers dan kunstenaars, meer melomanen dan muzikanten, meer mensen die een huis bouwen of kopen dan architecten, meer zieken dan artsen, meer stemgerechtigde burgers dan politici enzovoort. Er zijn heel weinig filosofen en nog minder moralisten of ethici. Het aantal mensen dat op een grensverleggende, bepalende of invloedrijke manier in het beschavingsproces betrokken is, is erg gering. De rol van enkelingen kan dus ongemeen belangrijk zijn, ten goede of ten kwade. Stalin, Hitler, Pol Pot, Sadam Hoessein. Mohammed, Luther, Spinoza, Diderot, Gandhi (het lijkt gemakkelijker om het ene lijstje te maken of aan te vullen dan het andere…).

    Als de beschavingsoverdracht niet goed geregeld is, dan loopt het verkeerd af. In Vlaanderen was de negentiende eeuw er een van armoede, zowel lijfelijk als intellectueel. De scholingsgraad was uiterst laag, de deelname aan de ‘hogere’ (Franstalige) cultuur zo goed als afwezig, de invloed van geloof en bijgeloof overal sterk aanwezig. In Duitsland nam het Nazisme de hele cultuur over en bepaalde hoe alles moest gebeuren, op basis van een verderfelijke ideologie. Hetzelfde gebeurde in de communistische wereld. In de Derde Wereld, zoals in de Vierde, ontbreekt het vaak aan de meest elementaire beschavingselementen: voldoende en verscheiden voedsel, drinkwater, hygiëne, gezondheidszorg, schoolse opvoeding, hoger onderwijs, eerbare werkomstandigheden en werkgelegenheid. Armoede of de concentratie van de macht en de middelen bij enkelen zijn de doodsteek voor beschaving. Democratie vormt altijd en overal het beste milieu.

    Cultuur begint bij het individu, maar straalt af op de samenleving. Als we de opvoeding van het individu verwaarlozen of mensen uitsluiten, of de opbouw en de werking van de samenleving niet zo regelen dat iedereen kansen krijgt, dan kan het ergste gebeuren, dat hebben we meegemaakt in de twintigste eeuw, dat maken we ook vandaag mee.

    We weten dus wat ons te doen staat. En hoe het niet moet. Dat is al iets.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    23-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ronnie

    Je ziet iemand een nagel in de muur kloppen en plots gebeurt het: hij slaat op zijn duim! Aaaaai! En nog enkele krachtwoorden. En je eigen reactie? Je maakt onbewust een geluid alsof je zelf op je vinger had geklopt, je schudt je hand alsof die getroffen was, je kijkt om je heen en trekt een bedenkelijk gezicht.

    Als je nog niet wist wat empathie was, dan weet je het nu: het vermogen om je in te leven in de gedachten en gevoelens van iemand anders. Het is een spontane reactie waarbij we ons onwillekeurig in de plaats stellen van de andere en als het ware zelf de pijn voelen die hij of zij voelt. We staan er niet bij stil, maar dat is in feite een vreemde reactie. Wij voelen immers helemaal geen fysieke pijn als iemand anders op zijn vinger klopt. Maar we kunnen niet anders dan zo reageren. Zelfs als we zoiets zien op de televisie hebben we die reactie, het hoeft niet eens in het echt te zijn, zo sterk is ons empathisch gevoel. Wij beelden ons voortdurend en onweerstaanbaar in hoe het zou zijn als ons zou overkomen wat wij bij anderen zien gebeuren. We proberen voortdurend te weten wat er omgaat in de mensen in onze omgeving en we zijn daar bijzonder goed in. Dat maakt het samenleven doenbaar.

    Probeer je nu even in te beelden dat het niet zo zou zijn.

    Je zoontje klopt met een hamer op zijn vingers en schreeuwt het uit: je staat erbij en je kijkt ernaar, maar het doet je niets. Je ziet voor je ogen een verkeersongeluk gebeuren en je rijdt gewoon verder alsof er niets aan de hand is. Je bekijkt de tv-beelden van de hongersnood in Somalië en je bent niet geschokt door het beeld van uitgemergelde stervende kinderen.

    We kunnen het ons werkelijk niet voorstellen. Hoe kan iemand zo onmenselijk zijn!

    Empathie is menselijk, het is een vereiste voor het mens-zijn. Het is ons aangeboren, het is algemeen menselijk. Het zit in onze genen. Dat is letterlijk zo: de mens is zo geëvolueerd dat in elke nieuwe mens die geboren wordt, dat empathisch vermogen ingeplant aanwezig is. Dat komt omdat de mens al heel vroeg is gaan samenleven in kleinere groepen: de familie, de clan, het dorp… Samenleven veronderstelt dat je rekening houdt met de andere. Mensen die omwille van hun genetisch profiel toevallig heel gevoelig waren voor het leed en het plezier van anderen hadden dus een evolutionair voordeel: zij waren meer geschikt om samen te leven. Bij de voortplanting waren het dus de mensen met dat genetisch kenmerk die de beste kansen hadden. Na honderdduizend jaar natuurlijke selectie is empathie een genetisch kenmerk van De Mens.

    Wil dat ook zeggen dat iedereen empathisch is, of even empathisch? Evident niet. Ons genetisch materiaal is een zaak, maar wat we ermee doen is iets anders. We hebben allemaal een neus en een reukzin, maar er zijn allerlei neuzen en de reukzin is bij de ene duidelijk beter ontwikkeld dan bij anderen. Je hebt zelfs mensen die niets ruiken, wegens een genetisch defect of een fysiek letsel. Je kan je natuurlijke begaafdheden ontwikkelen door oefening, zoals een muzikant of een schilder, of je kan ze verwaarlozen of negeren.

    Een mens is ook geen automaat. Wij zijn geen slachtoffers van ons genetisch materiaal. Wij hebben ook elk onze persoonlijke geschiedenis en die speelt een even belangrijke rol als onze genen. Wij worden geboren in een gezin, in een dorp of stad, in een land, op een bepaald ogenblik. Wij maken van alles mee en dat bepaalt in grote maten wie wij zijn, wat onze natuurlijke aanleg ook is.

    Het is dus een samenspel van vele factoren, genetische zowel als die uit onze persoonlijke geschiedenis. Zowel in het ene als in het andere geval kan er behoorlijk wat fout gaan.

    Mensen planten zich voort en geven aan elk nieuw exemplaar al de genetische informatie mee die nodig is om er een complete moderne mens van te maken. Het specifieke resultaat van miljoenen jaren menselijke evolutie wordt integraal doorgegeven. Elk kind heeft van bij de conceptie al de informatie in zijn cellen voor zijn verdere evolutie, er hoeft niets meer aan toegevoegd te worden. De foetus zal zich zelfstandig ontwikkelen, zonder enige nieuwe genetische inbreng van de moeder; die zorgt wel voor de voeding en kan op die manier wel een invloed hebben, door ondervoeding of door alcoholgebruik, roken, drugs of medicatie, of zelfs stress. Maar bij de overdracht van het genetisch materiaal kan het ook goed fout gaan. Een aanzienlijk aantal bevruchte eicellen wordt nooit voldragen precies omdat de juiste genetische informatie niet aanwezig is. Ook bij voldragen zwangerschappen zijn er afwijkingen: geen twee kinderen zijn identiek, ze verschillen allemaal en geen klein beetje. Dat kunnen opvallende maar onschuldige afwijkingen zijn, zoals blauwe ogen, ros haar of flaporen, het resultaat van erfelijke eigenschappen. Soms zijn het echte defecten: er ontbreekt een arm of een voet, een kind wordt blind of doof geboren, met een hazenlip, een open rug of het syndroom van Down.

    Het is ook mogelijk dat er defecten zijn in het genetisch materiaal die niet meteen lichamelijk merkbaar zijn. Autistische kinderen zien er niet anders uit dan andere. De afwijking die wel degelijk genetisch en lichamelijk is, bijvoorbeeld in de hersenen, blijkt pas wanneer ze opgroeien, uit hun gedragingen. En zo zijn er talrijke genetisch bepaalde zogenaamd mentale afwijkingen. Vroeger dacht men dat die op een of andere manier in onze ‘geest’ aanwezig waren. Nu weten wij dat het gaat om defecten in onze hersenen. Dat maakt het mogelijk om sommige van die defecten ongedaan te maken of hun invloed te beperken, door chirurgische ingrepen of door medicatie, therapieën en begeleiding.

    Er zijn ook defecten in de hersenen die nooit tot uiting komen. Ik zei het al, wij zijn niet het willoze slachtoffer van ons genetisch materiaal, of toch niet altijd. Het syndroom van Down heb je of je hebt het niet, maar het kan ook zijn dat je wel een ernstige afwijking hebt in je hersenen, maar dat je daar zelf geen weet van hebt en dat ook niemand anders dat merkt. Twee personen kunnen dezelfde afwijking hebben, terwijl ze toch maar manifest wordt in een van de twee gevallen.



    Men heeft vastgesteld dat psychopaten een heel specifieke hersenstructuur vertonen. Maar ook anderen hebben dat zelfde genetisch kenmerk, terwijl ze een volmaakt normaal leven leiden. Hoe komt dat? Uit onderzoek is gebleken dat het de persoonlijke levensomstandigheden zijn die daarvoor bepalend zijn. Iemand die geboren is met de typische genetische kenmerken van psychopathie, maar die opgroeit in een voorspoedig en gelukkig gezin, met liefde omringd, met ruime ontwikkelingskansen, die geen tegenslagen heeft, geen dramatische ervaringen meemaakt, heeft zeer weinig kans om ooit te ontdekken dat hij of zij eigenlijk genetische ‘voorbestemd’ is om een psychopaat te zijn. De afwijking in de hersenen zal nooit vastgesteld worden, tenzij bij een toevallige screening van de hersenen. Iemand met dezelfde kenmerken, maar die al in de moederschoot de nadelige invloed van zijn omgeving moest ondergaan, die nadien in een disfunctioneel gezin terechtkomt, mishandeld wordt en seksueel misbruikt en geen kansen krijgt, die heeft een grote kans om psychopathisch gedrag te vertonen, dat heeft men vastgesteld door uitvoerig onderzoek bij misdadigers.

    De twee factoren moeten dus aanwezig zijn, de genetische afwijking en de persoonlijke levensomstandigheden, om bepaalde gedragingen te veroorzaken.

    Het kan zijn dat er een defect is bij de overdracht van het genetisch materiaal dat de empathie veroorzaakt. We weten niet precies waar en hoe dat gebeurt, we kunnen alleen maar achteraf vaststellen uit iemands gedragingen dat hij of zij geen ‘normale’ empathie vertoont. Het is zelfs mogelijk dat de afwijking onmogelijk fysisch kan vastgesteld worden, zelfs niet door een gedetailleerde hersenscan met de meest geavanceerde medische apparatuur. Hoe dan ook, er zijn personen die een lager empathisch vermogen hebben dan anderen. Men kan dat voorstellen als een curve die gaat van zeer uitgesproken over normaal tot vrijwel volledig afwezig, van nul tot tien bijvoorbeeld. Psychologen kunnen dat onderzoeken aan de hand van nauwkeurige experimenten, die echter slechts een statistische nauwkeurigheid en voorspelbaarheid hebben.

    Het is niet gemakkelijk om ons een persoon voor te stellen met een dergelijk totaal gebrek aan inlevingsvermogen. Wat doet dat met een baby, met een peuter, een puber, een volwassene? Wat als daar nog allerlei negatieve omgevingselementen bijkomen?

    Enerzijds hebben we dus een ‘normale’ mens, iemand die niet opvalt, er is voor de rest immers niets aan de hand, de persoon kan intelligent zijn, charmant, behulpzaam, artistiek begaafd of goed in wiskunde, noem maar op. Alleen in bepaalde omstandigheden zal men misschien iets merken, maar dat is zelfs helemaal niet zeker. We moeten immers bedenken dat de persoon in kwestie er zich niet van bewust is dat hij of zij iets mist, of toch niet precies wat. Voor hem of haar is de eigen persoonlijkheid normaal, wij hebben de sterke neiging om te denken dat het de anderen zijn die ‘anders’ zijn. Iemand zonder empathie kan zich niet eens voorstellen wat dat is, zoals je aan een blinde niet kan uitleggen wat zien is en kleur en perspectief en licht…

    Zo iemand zal zich zo goed en zo kwaad als het gaat aanpassen aan zijn omgeving, zal proberen om zich te conformeren, aan de verwachtingen te beantwoorden, zoals wij dat allemaal doen. Maar het zal in dat geval niet gemakkelijk zijn. Waar een normale mens in zijn persoonlijke ontwikkeling geholpen wordt door zijn emoties, vooral zijn empathie, moet de emotioneel gehandicapte persoon voortdurend imiteren en alles veinzen. Als iedereen spontaan medelijden vertoont met het slachtoffer van een ongeval of natuurramp, moet Ronnie, laten we hem even zo noemen, goed opletten wanneer ze dat doen, hoe dat gebeurt, welke gelaatsuitdrukking men gebruikt, wat men zegt en dan hetzelfde doen. Hij weet niet wat afgrijzen is, hij wordt niet misselijk bij het zien van bloed, hij heeft geen bepaalde gevoelens als hij een mes vast neemt of een bijl of een pistool. Hij moet voortdurend faken en weet dat hij op elk moment door de mand kan vallen. Zo iemand wordt heel gauw erg goed in het doen alsof.

    Maar diep in zichzelf weet hij na enige tijd dat er iets aan de hand is. Hij speelt het spel wel en is er zelfs heel goed in. Wat de anderen onbewust doen, doet hij bewust en dat geeft hem een voordeel: hij kent al de truken en past ze moeiteloos toe op zijn nietsvermoedende omgeving, hij is een handige misleider, een eersteklas manipulator. Hij kan zich uitstekend voordoen voor wat hij niet is. Maar hij kan daarmee uiteindelijk geen vrede nemen. Hij wil ook zichzelf zijn, zoals hij echt is, zonder faken. En zonder empathie. Maar dat kan niet, dat is maatschappelijk onaanvaardbaar, asociaal. En dus moet het in het verborgene. Ronnie ontwikkelt naast zijn innemende verschijning en zijn normaal professioneel en sociaal leven een alternatief bestaan, waarin hij echt zichzelf kan zijn, zonder al de leugens waartoe de maatschappij hem verplicht. Hij wil de grenzen verkennen van een leven zonder empathie.

    Ronnie is overdag een brave leraar en een goede huisvader, een geliefde figuur in de plaatselijke verenigingen. Maar ’s nachts als de wereld slaapt is hij rusteloos en gaat hij op pad. Ongehinderd door de normale menselijke scrupules en remmingen en tezelfdertijd gedreven door alle andere menselijke driften en verlangens dwaalt hij rond op zoek naar bevrediging. Er is een eerste incident, aarzelend nog, onzeker. Als dat ongemerkt en dus onbestraft blijft, wordt hij stoutmoediger. Zijn jarenlange ervaring als misleider en manipulator komt hem nu goed van pas. Het wordt een spannend, opwindend en verslavend spel. Hij slaagt erin om zijn intense tweede leven verborgen te houden voor iedereen. Het is vooral seksueel geweld dat hem ophitst en bevredigt. Hij gaat daarin steeds verder en op een keer overschrijdt hij even moeiteloos de laatste grens als ooit de eerste.

    Moeiteloos, zeg ik. Ronnie heeft immers geen gevoelens die hem ervan zouden weerhouden om iemand seksueel te misbruiken, fysiek of mentaal pijn te doen of zelfs te vermoorden, noch schuldgevoelens achteraf die hem zouden kunnen bewegen om niet opnieuw te beginnen. Weet hij dan niet dat het niet mag? Natuurlijk wel. Hij leeft in een maatschappij met wetten, regels, afspraken, gewoonten en taboes. Hij is intelligent en weet wat van hem verwacht wordt en overdag volgt hij de regels feilloos. Maar hij doet het zonder overtuiging, als een spel, theater. Het is niet zijn echte leven, hij doet maar alsof. Hij heeft een ander leven, waarin die regels niet gelden, waarin ze zinloos zijn, omdat ze geen indruk maken op hem. Wij deinzen terug voor geweld omdat we de pijn van onze slachtoffers voelen. Hij voelt die niet. Het is niet dat hij die gevoelens verdringt of ontkent, nee: hij heeft ze gewoon niet, zoals een blinde niet kan zien, een dove niet kan horen. Dat is zijn schuld niet, hij kan er niets aan doen. Hij kan zich zelfs niet voorstellen hoe het is om die gevoelens te hebben. Voor hem is weten dat iets verboden is echt geen gegronde reden om het niet te doen. In zijn abnormaliteit staat hij boven de wetten van het normale.

    Bovendien voelt hij zich fataal gedreven door wat hij heeft meegemaakt sinds zijn prilste jeugd. Het ontluikende gevoel van totaal anders te zijn. De ontelbare incidenten, de strijd om aanvaard te worden zoals hij is, de hopeloze pogingen om zich aan te passen, om te zijn zoals de anderen. De vernederingen, de lijfstraffen, het misbruikt worden, het harteloze brutale geweld, de afwezigheid van vriendschap en liefde en tederheid. Dat is niet weg te denken. Dat is altijd bij je.

    Op een dag is Ronnie dan toch opgepakt. Hij heeft snel bekend, alles. Of toch bijna. Het stond in alle kranten, de tv-zenders brachten het nieuws in al zijn gruwelijkheid. En vandaag begint zijn proces.

    Ik stel me vragen. Men bestempelt hem als een lustmoordenaar en op een of andere manier stoort en kwetst me dat. Men behandelt hem alsof hij inderdaad een doodgewone vriendelijke leraar is, die daarnaast ook moordt en verkracht. Ik kan niet uit het oog verliezen dat Ronald Janssen geen ‘normale’ man is, maar iemand met enerzijds een ongemeen ernstig genetisch emotioneel defect en anderzijds met een gewelddadig verleden dat in combinatie met dat defect in vrijwel alle gevallen leidt tot de afschuwelijke misdaden die hij heeft begaan.

    Is hij dan onschuldig? Natuurlijk niet: hij heeft het gedaan, daar is geen twijfel aan, het is bewezen en er is zijn bekentenis. Verdient hij dan geen straf? Natuurlijk wel: de maatschappij moet zich beschermen tegen dergelijke misdaden en de dader definitief uit de samenleving verwijderen. Wist hij niet wat hij deed? Wist hij niet dat het verkeerd was? Natuurlijk wel. Wel dan?

    Ik blijf met vragen zitten. Zou hij die misdaden ook begaan hebben indien hij een normaal empathisch vermogen zou gehad hebben? En een gelukkige jeugd? Kan iemand zoals hij anders handelen dan hij gedaan heeft? Ik weet het niet, maar ik denk van niet. Het forensisch psychologisch onderzoek van dergelijke misdadigers wijst in die richting. We moeten vaststellen dat alle criminele psychopaten zowel een typische genetisch bepaalde hersenstructuur vertonen en daarnaast ook een sterk traumatische negatieve persoonlijkheidsontwikkeling hebben doorgemaakt. Betekent dat ook dat alle personen met deze kenmerken noodzakelijk en onvermijdelijk criminele psychopaten moeten worden? Ik weet het niet, de statistieken zijn wat ze zijn; het is niet mogelijk om de hele wereld te testen om te zien of er hier of daar toch geen mensen zijn met al de kenmerken van de psychopaat maar die het in de praktijk toch niet geworden zijn.

    Wij weten niet hoe het is om op te groeien en te leven zonder empathie en met een geschiedenis als slachtoffer van pijn en geweld en vernedering. Wij weten niet of een mens zich ooit kan onttrekken aan die onheilspellende omstandigheden, of het mogelijk is om vanuit die hel op eigen kracht of met de steun van anderen de weg te vinden naar normale menselijke emoties en rationaliteit en zo naar normale menselijke verhoudingen. We weten niet eens wie die mensen zijn, we kunnen jarenlang naast hen leven zonder enig vermoeden.

    Het besef dat Ronnie, Ronald Janssen geen ‘normale’ mens is, doet me nadenken over wat normaal zijn betekent, over wat het betekent om mens te zijn, normaal of niet.

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    14-09-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Politici: idealisten of poenscheppers?

    Men wil ons laten geloven dat politici nobele idealisten zijn die zich zonder enige berekening opofferen om onzelfzuchtig het land te dienen. Juist. En Sinterklaas bestaat echt en rijdt in december met een wit paard over de daken.

    Onze Vlaamse politici wijzen graag met een beschuldigende vinger naar de Mobutu’s, Kabila’s en Kagame’s van deze wereld: corrupte uitbuiters van hun eigen volk met vette bankrekeningen in het buitenland. Maar is het ooit anders? Wie hier bij ons in de politiek gaat, is uit op een goed betaalde baan. In het parlement voeren zij (slecht) theater op, in de regering doet men wat de partij beslist vanuit electorale berekening. Het eigenlijke denkwerk gebeurt door de medewerkers, door vet betaalde studies en door peperdure ingehuurde specialisten.

    België maakt een constitutionele crisis door. Vlaanderen is op vele punten al een onafhankelijke staat en wil verder gaan op die weg, ongehinderd door arrogante Franstalige Brusselaars en mismeesterde Walen. Helaas, het lukt maar niet, we zitten in een impasse. We slagen er niet meer in om een nationale regering te vormen en we verzuimen het om een gesprek te beginnen tussen de gemeenschappen over de boedelscheiding. De Franstalige minderheid weet dat ze daarbij niets te winnen heeft en alles te verliezen. Wat vermogen een miljoen Brusselaars en 3,5 miljoen Walen tegen 6 miljoen Vlamingen in een echte federale staat? Ze hebben enkel iets te betekenen zolang we een unitaire staat zijn, waarin ze van alles de helft kunnen opeisen en hun nefaste politieke beslissingen kunnen opdringen aan de meerderheid van een bevolking die hen niet verkozen heeft.

    Stilaan beginnen de Vlaamse politici in te zien dat het einde nabij is. De coryfeeën, de ‘leiders’, de grote stemmenkanonnen verlaten als ratten het zinkende schip en zoeken wanhopig een uitweg, het liefst zo goed mogelijk betaald. Ze worden PR-man voor de Belgische Brouwers, CEO van de katholieke zorgsector, provinciegouverneur, Europarlementslid, lid van de Europese Commissie, president van de Europese Unie en nu ook vicepresident van de OESO, een functie waarvan we het bestaan nooit vermoed hebben en die wel speciaal geschapen lijkt om voormalige nationale politici op te vangen, zoals honderden andere wazige maar lucratieve functies. Denk aan het voorzitterschap van de NATO, van de Eurozone, van het IMF, om nog te zwijgen over de vele postjes bij de UNO en zijn onderdelen. Dat het om goed betaalde postjes gaat moge blijken uit het feit dat sommigen zelfs (onder enige druk van het publiek) een afscheidspremie van 300.000 euro kunnen weigeren. Een nationale derderangs figuur kan het tot president van Europa brengen, met een jaarlijkse wedde van een half miljoen euro. Leterme krijgt nu ook zijn 'bekroning' (zie foto).



    Politici zijn mensen. Er zitten wellicht enkele idealisten bij, maar die leren het gauw af. Daarna gaat het om geld, macht, aanzien. En seks, blijkbaar. Zoals bij iedereen. Laten we dus niet meer doen alsof: niks idealisten, niks opofferen. Gewone mensen zoals jij en ik. In het beste geval. In het slechtste: ordinaire poenscheppers.

    Het ziet er niet goed uit voor België. Des te beter voor Vlaanderen!


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Ooh...
  • In paradisum
  • Idem dito
  • Kwezel
  • leidraad
  • Vermogensbelasting, een weeldetaks?
  • Schreien en schreeuwen
  • Spelen
  • Heilig
  • De vijgenboom, of de wortels van het antisemitisme.
  • Bidden
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!