Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (186)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (238)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    01-12-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de armen zult ge altijd bij u hebben
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    1 december 2010. Het is koud buiten, het vriest tot vijf graden onder nul en de gure noordenwind maakt dat het aanvoelt als min twaalf; in het Engels noemt men dat de wind chill factor, letterlijk de windkiltefactor of de gevoelstemperatuur. Kil is het ook in het hart van de Belgen, want duizenden mensen leven hier op straat, dag en nacht, sommigen met heel jonge kinderen. Asielzoekers, daklozen, marginalen, sans-papiers. Waarom?

    Het is een complexe zaak, maar niet zo ingewikkeld dat er geen oplossing zou te vinden zijn. Er is immers plaats en geld genoeg in België om nog veel meer mensen behoorlijk op te vangen, dat is evident. Er is dus sprake van manifeste onwil. En waarom wil men niet? Luister naar de wijze woorden van de eerste minister van de al maanden uittredende regering: wij moeten de vluchtelingenstroom tegenhouden, dat is de eerste prioriteit; er mogen niet zoveel mensen naar België komen, of toch niet dat soort mensen: ongeschoolde economische migranten, want onze wetgeving voorziet dat die hier niet welkom zijn. Na een (veel te lange) procedure stuurt men die onverbiddelijk terug. Men moet die mensen dus ontraden om naar hier te komen. Als men nu de vluchtelingen die zich hier aanbieden goed opvangt, dan verspreidt dat nieuws zich als een lopend vuurtje en dat veroorzaakt een aanzuigeffect.

    Haveloze en uitzichtloze mensen overal ter wereld die vernemen dat je in België eten en drinken krijgt, opvang in tehuizen of zelfs op hotel, dat advocaten klaar staan om ervoor te zorgen dat je een dwangsom van meer dan 500 euro per diem toegewezen krijgt als de overheid niet goed voor jou zorgt, dat een procedure via handige of menslievende advocaten en verenigingen kan uitgesponnen worden tot vele jaren en dat je ondertussen niet kan uitgewezen worden; kandidaat vluchtelingen die dat vernemen, hoeven er geen twee keer over na te denken: de schamele have en goed verkopen en allen hierheen! En als ze ons vermeend eldorado niet zelf ontdekken, dan zijn er genoeg handige mensenhandelaars die hen daarover inlichten en hen, voor een fikse vergoeding, zelfs naar hier brengen.

    Het is volkomen terecht dat de regering probeert om die machine infernale stil te leggen. Maar haar pogingen om de optimistische berichten over asiel in België te ontkrachten, worden ogenblikkelijk pertinent tegengesproken door de feiten. Asielzoekers hebben het wel degelijk goed in België, uitzonderlijk goed. De publieke opinie zal niet dulden dat zij hier echt onmenselijk behandeld worden. Wij staan min of meer open voor elke migratie, wij willen die sukkelaars helpen, wij hebben een ingeworteld barmhartige Samaritaan-gevoel. Wij hebben lak aan de wetgeving die economische migratie van ongeschoolden verbiedt. Wij wensen niet dat afgewezen asielzoekers en andere ongewenste migranten manu militari het land uitgezet worden. Wij herinneren ons de ontstellende dood van Semira Adamu, die door al te ijverige rijkswachters verstikt werd bij haar gedwongen repatriëring per vliegtuig. Wie hier afgewezen is, krijgt het bevel het grondgebied te verlaten, maar dat bevel wordt niet uitgevoerd en wie het negeert, riskeert niets: wat kan men als straf opleggen? Gevangenis? Bevel tot uitwijzing? Juist.

    Er zijn dus duizenden illegalen in ons land, sans-papiers, zoals in alle rijke landen. Zij leven en werken in de marge van de maatschappij. Het zijn onze moderne slaven, zonder rechten, uitgebuit en ingezet voor het werk dat niemand anders wil doen. Zij worden getolereerd, want niemand weet hoe men ze op een humane manier kan verwijderen en niemand, behalve rabiate racisten, wil ze kost wat kost terugsturen naar de miserie waarvoor ze gevlucht zijn. Zo zijn we niet. Denk ik.

    Het is dus een vicieuze cirkel, een eindeloze spiraal van wederzijds onbegrip. Wij kunnen de migranten niet tegenhouden. België heeft geen eigen grenzen meer en die van Europa zijn zo lek als een zeef. Amerika probeert zijn grens met Mexico te sluiten en dat kost stukken van mensen, maar elke dag trekken er duizenden toch illegaal over of onder de afsluitingen. Het is dus echt wel onmogelijk, moeten we toegeven, om ongewenste immigratie tegen te houden. Het lukt evenmin om hen terug te zenden. Er zit dus niets anders op dan ze op te vangen. Maar zelfs als we dat maar halfhartig doen, is dat blijkbaar nog voldoende om hen massaal naar hier te doen komen. Twintigduizend per jaar, dat is zoveel als een middelgrote stad die er elk jaar bijkomt in België. Die mensen verdwijnen in de meest gore krochten van onze samenleving en leiden daar een mensonwaardig bestaan. En precies dat lokt dan weer de volkomen terechte menselijke reactie uit dat we voor hen toch iets moeten doen, zonder ons af te vragen hoe het zover kunnen komen is, zonder ons druk te maken over de gevolgen van onze goede werken: het kan niet dat we mensen laten creperen op straat. En omdat men dat weet, komt men naar hier, want waar ze vandaan komen, crepeert men wel op straat. De slechtste vooruitzichten in België zijn vaak nog beter dan de beste voor de armsten in de armste landen ter wereld.

    Er is dus geen structurele oplossing. Wij zullen dus verder gaan met zwakke, vrijwel nutteloze pogingen om de immigratie te ontraden, met een opvang die het midden zoekt tussen milde gelatenheid en barse weerstand, met humanitaire hulp waar de staat faalt. Het staat in het evangelie. Jezus zei: de armen zult ge altijd bij u hebben.

    Het loont de moeite om die verrassende Bijbeltekst even na te lezen want daar staat ongeveer het tegenovergestelde van wat wij vermoeden.

    Beginnen we met Lukas, hoofdstuk 10:

    38Toen ze verder trokken ging hij een dorp in, waar hij gastvrij werd ontvangen door een vrouw die Marta heette. 39Haar zuster, Maria, ging aan de voeten van de Heer zitten en luisterde naar zijn woorden. 40Maar Marta werd helemaal in beslag genomen door de zorg voor haar gasten. Ze ging naar Jezus toe en zei: ‘Heer, kan het u niet schelen dat mijn zuster mij al het werk alleen laat doen? Zeg tegen haar dat ze mij moet helpen.’ 41De Heer zei tegen haar: ‘Marta, Marta, je bent zo bezorgd en je maakt je veel te druk. 42Er is maar één ding noodzakelijk. Maria heeft het beste deel gekozen, en dat zal haar niet worden ontnomen.’

    De blijde boodschap is hier dus niet dat je je gasten, lees: de armen, de asielzoekers, goed moet opvangen en verzorgen, maar dat je naar het woord van God moet luisteren. Dat is precies wat de meeste christenen altijd gedaan hebben en nog doen: naar de mis gaan en naar de prediking luisteren en de armen aan hun lot overlaten, op enige aalmoezen na. Er staat letterlijk dat er maar één ding noodzakelijk is: luisteren naar God. Wie dat doet, die verwerft een schat die hem of haar niet zal worden ontnomen, ook al heeft men tijdens zijn leven zijn naasten verwaarloosd. Léonard en Ratzinger zullen het graag horen. Zij zijn ervan overtuigd dat ook zij het beste deel hebben gekozen.

    We vinden deze passage niet bij Markus of Matteüs, maar bij Johannes, hoofdstuk 11, staat dit merkwaardige verhaal te lezen:

    1Zes dagen voor Pesach ging Jezus naar Betanië, naar Lazarus die hij uit de dood had opgewekt. 2Daar hield men ter ere van hem een maaltijd; Marta bediende, en Lazarus was een van de mensen die met hem aanlagen. 3Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis. 4Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: 5‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ 6Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit. 7Maar Jezus zei: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis; 8de armen zijn immers altijd bij jullie, maar ik niet.’

    De evangelist laat niets onverlet om het contrast zo scherp mogelijk te maken. De olie waarmee Jezus’ voeten worden gezalfd, is de duurste die er is, het hele huis ruikt ernaar. Dat Maria dan ook nog de voeten van de Heer afdroogt met heur haar, zal menig feminist de wenkbrauwen doen fronsen. Is dit de Jezus die wij kennen, de eerste socialist, de wereldverbeteraar? Is dit een voorbeeld voor ons allemaal?

    Blijkbaar heeft de redacteur het er ook wat moeilijk mee en maakt hij zich zorgen over de reacties van zijn lezers. Maar het verwijt dat hij heeft uitgelokt door het ronduit schokkende beeld van de verspillende luxe en de misplaatste, bijna slaafse verwennerij van Jezus door Maria, dat verwijt legt hij in de mond van Judas, de verrader, die hier al een veeg uit de pan meekrijgt: hij is de penningmeester van de Jezus & Apostelen, BVBA en het is vanuit die functie dat hij zich druk maakt over zoveel verspilling. Johannes gaat nog een stap verder: Judas’ verwijt en zijn zorg voor de armen is leugenachtig, hij meent niet wat hij zegt, hij denkt helemaal niet aan de armen die men had kunnen helpen met de vorstelijke som van 300 denarie, maar aan zijn eigen zakken, die hij vult met diefstal uit de verenigingskas. Hoe dan ook, Jezus veegt alle bezwaren van tafel. Hij ziet dit slechts als een voorschot op de balseming van zijn lichaam na zijn dood. Vreemd is dan wel dat in het evangelie letterlijk gezegd wordt dat men toen nieuwe olie heeft gebruikt, bij Marcus (c. 16) is het uitgerekend Maria van Magdala die samen met anderen wordt uitgestuurd om geurige olie te gaan kopen. Zwak argument dus. Maar Jezus gaat verder: laat Maria maar doen; de armen kunt ge altijd verzorgen, die zullen er immers altijd zijn; Jezus daarentegen is er maar één keer en dus moet men daarvan gebruik maken om hem te eren, ook als dat gebeurt met zoveel aperte verspilling en zoveel verwerpelijke onderdanigheid.

    Het beeld dat we hier van Jezus krijgen stemt overeen met wat de kerk altijd al heeft vooropgesteld: bovenal bemin uw God. Als we bekijken hoeveel inspanning en hoeveel geld er door de kerk is uitgegeven om God af te beelden en om hem een waardig huis te bouwen, als we al het goud zien dat voor zijn aanschijn en dat van zijn heiligen is opgestapeld, als we bedenken hoezeer wij in de liturgie bezig zijn met hem te loven en te eren, te aanbidden en te prijzen, dan valt elke vergelijking met de goede werken van de christengelovigen onvermijdelijk in het nadeel van de armen uit. Tot daar dus de blijde boodschap van het evangelie.

    Wat is het alternatief? Wat is onze verantwoordelijkheid als mens en medemens in het complexe en frustrerende verhaal van de immigranten?

    Vooreerst moeten we zakelijk zijn, zoals steeds en het probleem rationeel benaderen. Dat betekent dat we Europees moeten denken en handelen: onze grenzen zijn Europees; als we die willen beschermen, dan moet dat daar gebeuren, niet in elk land en zeker niet in een land dat geen buiten-Europese buren heeft. Vervolgens moet men vaststellen dat het sluiten van de grenzen een praktische onmogelijkheid is, evenals de verplichte repatriëring van alle illegalen en afgewezen asielzoekers. Men moet dus werken aan structurele maatregelen in de landen van waaruit de immigratie afkomstig is. Enkel indien het verschil tussen de armste landen en de rijkste kleiner wordt, zal de armoede-immigratie kunnen afnemen. Waarschijnlijk zal het duren tot de kruimels van de tafels van de rijken voldoende zijn om alle armen ter wereld te voeden eer we zover zijn.

    Ondertussen zullen de armen altijd bij ons zijn. Zij verwachten niet dat wij hun voeten overgieten met Chanel n°5 en ze afdrogen met ons haar. Maar wij mogen ons niet onttrekken, om welke reden dan ook, aan onze elementaire plichten als medemens. Wij moeten degenen die hier zijn een menswaardig bestaan gunnen, een mogelijkheid om ten minste te overleven. Welke vorm dat moet aannemen en hoe dat praktisch kan geregeld worden, daarvoor zijn er in België meer dan genoeg magistraten, ambtenaren, politieke verantwoordelijken, humanitaire organisaties en vrijwilligers om dat uit te maken. Maar dat wij met ons allen niet in staat zijn om een paar duizend mensen van straat te houden in deze vrieskou, dat is schandalig.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    04-11-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de mislukking van het integratiebeleid
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In Vlaanderen hebben we al vele jaren een politieke partij die zich, zij het op puur negatieve en hatelijke wijze, bijna volledig concentreert op de vele migranten die naar ons land gekomen zijn. Volgens hen moet Vlaanderen niet zozeer onafhankelijk zijn, maar vooral bevrijd van alle ’vreemden’: integreren of vertrekken is hun simplistische, rabiate boodschap.

    Zij lijken nu steun te krijgen uit onverdachte bron: bondskanselier Angela Merkel, daarin bijgetreden door onze dienstdoende eerste minister, de gefrustreerde kluns Leterme, beweren publiekelijk dat het immigratiebeleid mislukt is: er is te weinig integratie, de inwijkelingen hebben zich niet aangepast maar leven in eigen gemeenschappen, met behoud van hun gebruiken en gewoonten, hun taal en godsdienst. Het naast elkaar bestaan van gemeenschappen met een in essentie verschillende cultuur, ja zelfs een verschillende beschaving, wordt aangevoeld als een mislukking, als iets dat niet goed is, dat niet mag, iets dat aanleiding geeft tot conflicten, een bedreiging van de maatschappij en de welvaart.

    Men gaat er daarbij zonder verder nadenken van uit dat de immigranten zich zonder meer moeten aanpassen aan hun nieuw vaderland: zij moeten de taal of zelfs de talen leren, ze moeten zich kleden zoals wij en al onze culturele normen en regels overnemen. Wat de godsdienst betreft, is het duidelijk dat men beducht is voor de islamisering, kijk maar naar het succes van Wilders in Nederland. Andere politieke partijen mompelen wel iets over godsdienstvrijheid, maar ook over grenzen: niemand wil hier de sharia ingevoerd zien, zelfs niet voor moslims.

    Dat verlangen, of die eis tot algehele of grotendeelse integratie, is mijns inziens onredelijk en ook onterecht. Zo werkt immigratie niet. Wanneer een land vreemde arbeidskrachten aantrekt, asielzoekers toelaat, gezinshereniging aanvaardt, buitenlandse studenten lokt en burgers van een groot deel van de wereld zonder meer toelaat om legaal in te wijken, dan moet men daarvan de gevolgen dragen, alle gevolgen, ook de onvoorziene, ook de ongemakken.

    Zeker, er moet aanpassing zijn, maar geen eenzijdige! Wij moeten ons evenzeer aanpassen aan hun aanwezigheid als zij aan hun nieuwe levensomstandigheden. Het zou mooi zijn als zij onze taal vlekkeloos spraken op korte tijd, maar laten we ernstig zijn: Elio Di Rupo, eventjes de toekomstige eerste minister, en bijna alle andere Waalse en Brusselse vooraanstaande politici schieten op dat punt eveneens flagrant tekort; nochtans meent men dat we daaraan geen aanstoot mogen nemen… We veroordelen en verbieden zelfs het dragen van een hoofddoek aan moslima’s, maar we tolereren de vreemdste klederdrachten bij onze schoolgaande jeugd, bijvoorbeeld de lachwekkende hangbroeken die zo ver naar beneden zakken dat zowat de hele onderbroek zichtbaar is.

    Vreemdelingen verschillen van ons, maar wij verschillen onderling niet minder. Ik voel me meer verbonden met een Indiase theologiestudent dan met een Vlaamse Blokker, meer met een combattieve moslima met hoofddoek dan met een morbide autochtone gothic. Ik heb minder last van het vrijdagavondgebed dan van de wekelijkse voetbalrelletjes. Ik erger me meer aan de katholieke kerk in Vlaanderen dan aan de Dalai Lama.

    Welke cultuur is het overigens die de immigranten moeten assimileren? Ik heb eens een culturele quiz gemaakt, dan kan je jezelf testen, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=91

    De oplossingen vind je hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=92.

    Laten we eerlijk zijn: we weten zelf zo weinig van onze eigen cultuur, dat we allerminst reden hebben om van recente allochtonen te eisen dat zij er wel alles over weten.

    En dan de taalvereisten waarop iedereen zo insisteert. De meeste allochtonen kennen ten minste drie talen; Nederlands, Frans of Duits, onze ‘nationale’ talen zijn voor hen vaak al de vierde taal. Hoeveel Vlamingen kunnen zich op een dergelijke taalknobbel beroemen?

    Racisten menen dat iemands begaafdheid en intellectuele vermogens verschillen naargelang de etnische afkomst. Een neger kan nooit zo slim zijn als een blanke, wat ie ook doet, dat is dan de regel. Dat is natuurlijk onzin. Niemand twijfelt eraan dat Kofi Annan of Nelson Mandela beschaafde mensen zijn en elke vergelijking met om het even welke blanke kunnen doorstaan. Er zijn talloze voorbeelden van individuele niet-blanken die tijdens hun eigen leven de sprong hebben gemaakt van onder de klapperboom naar het beschaafde westen en die in niets moeten onderdoen voor blanken die hier al tienduizend jaar hun roots hebben. De wetenschap heeft ons op afdoende wijze aangetoond dat er wel raciale kenmerken zijn, maar dat ze niets te maken hebben met de intrinsieke verstandelijke en emotionele vermogens van de mens.

    Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er helemaal geen verschillen zijn. Verspreid over de hele wereld heb je allerlei groepen van mensen en die hebben allemaal een geschiedenis, die voor een groot gedeelte bepaalt wie en wat ze zijn, individueel en als groep. Het is evident dat er concentraties zijn van hoge beschaving en er zijn ook manifest fel achtergestelde gebieden, ik moet daarvan zelfs geen voorbeelden geven. Soms ben ik diep pessimistisch, op het wanhopige af, over de kansen om de onderontwikkeling van bijvoorbeeld zwart Afrika te keren. Maar ik twijfel er geen ogenblik aan dat individuele Afrikaanse negers in staat zijn om zich op uiterst korte tijd te ontwikkelen tot het hoogste beschavingsniveau, noch dat het ‘zwarte ras’ in globo staat is om integraal deel uit te maken van de beschaafde wereld. Onder de juiste omstandigheden kunnen zij zich evengoed opwerken als wij gedaan hebben. Daarbij moeten wij steeds bedenken dat wij, westerse blanken, voor een groot stuk verantwoordelijk zijn voor de ongunstige omstandigheden waarin de ‘onderontwikkelde’ wereld zich bevindt. Wij zijn rijk geworden door de koloniale roofbouw op de grondstoffen en de slavenarbeid van de Derde Wereld en ons beschavingspeil wordt nog steeds in ruime mate bepaald door het schrijnende, blijvende onevenwicht in de betalingsbalans tussen Noord en Zuid.

    Wanneer wij dus spreken over immigratie, dan hebben we het over het samenleven van gelijkwaardige burgers, met dezelfde rechten en plichten, maar niet noodzakelijk met dezelfde waarden, dezelfde cultuur, dezelfde godsdienst, dezelfde huidskleur. De internationaal erkende mensenrechten stellen uitdrukkelijk dat elkeen vrij is om zijn of haar leven in te richten zoals het hem belieft, binnen de grenzen van de geldende wetgeving. Het is evenmin toegelaten om wetten op te stellen die mensen discrimineren op niet-essentiële kenmerken of eigenschappen zoals ras, huidskleur, godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, geslacht, seksuele voorkeur, afkomst, laat staan kledij, haartooi of culinaire smaak, of literaire en artistieke interesse.

    De massale migratie van onze moderne tijd brengt dus mee dat er in bepaalde landen, vooral in West-Europa en Noord-Amerika, een steeds grotere diversiteit zal zijn, die in de plaats komt van de monocultuur die honderd jaar geleden nog vrijwel overal intact was.

    Merkel, Leterme en het Vlaams Belang en ook Wilders hebben gelijk als ze zeggen dat de integratie mislukt is, je moet ziende blind zijn om dat te ontkennen. Maar zij trekken allen helaas dezelfde totaal verkeerde conclusie. Zij denken dat we moeten blijven proberen om de volledige integratie na te streven en zelfs af te dwingen, terwijl we allen niet anders kunnen dan vaststellen dat dit nergens lukt, dat het in recente tijden nergens volledig of zelfs maar goeddeels geslaagd is.

    Ik meen dat men realist moet zijn en de volledige integratie van allochtone immigranten zelfs niet moet beogen.

    Zeker, er zijn minimale vereisten, maar die zijn wettelijk vastgelegd of kunnen in niet-discriminerende regels vastgelegd worden. Een elementaire basiskennis van een landstaal is daar zeker bij, maar dat moet niet eens opgelegd worden: zonder die taalkennis kan men in onze maatschappij niet functioneren. Maar men zal wel moeten aanvaarden dat allerlei mensen hun moedertaal spreken thuis, in de eigen kerk en de eigen verenigingen, misschien zelfs de eigen scholen en zelfs op het werk: de ploegen van allochtone arbeiders die onze straten opbreken hebben geen Nederlands of Frans nodig en als zij zich niet wensen te integreren, kunnen zij perfect op alle gebied aan hun trekken komen in hun lokale nationale of taalkundige gemeenschap. Daarmee verhogen ze hun kansen niet, noch die van hun kinderen om hogerop te geraken, bijvoorbeeld door hoger onderwijs te volgen, maar ook voor veel Vlaamse gezinnen is dat niet de eerste doelstelling.

    Begrijp me niet verkeerd: ik ben geen voorstander van dergelijke getto’s, want dat zijn het uiteindelijk, maar ik meen dat we ons daar niet kunnen of mogen tegen verzetten, uit respect voor de eigenheid van de immigranten. Het is een manier van samenleven die wij moeten aanvaarden in onze ruimere gemeenschap. Wat is er verkeerd mee dat bijvoorbeeld een Roemeens, Berbers of Peruviaans immigrantengezin de eigen taal blijft spreken, generaties lang? Als ze maar voldoende kennis hebben van een andere gangbare taal, dan is dat voldoende om hier te overleven en een waardig bestaan uit te bouwen. In het zuiden van de Verenigde Staten is het Spaans zowat de landstaal.

    Een reëel probleem met dergelijke getto’s of concentratiewijken is echter dat ons onderwijs, in een van de landstalen, daaronder lijdt. Wie een taalachterstand heeft omdat ie een andere moedertaal heeft en de onderwijstaal enkel op school gebruikt, die heeft een probleem, niet alleen voor de taalvakken, maar ook voor de andere, omdat taal nu eenmaal het middel is om kennis door te geven, alle kennis, ook wiskunde, fysica, scheikunde…

    Wie dus alle kansen wil open houden om zich op te werken, zal een zo goed als perfecte taalbeheersing moeten hebben. Maar net zoals voor de autochtone bevolking is dat een ideaal dat slecht voor weinigen weggelegd is. Er is nog steeds een Vlaams slecht opgeleid en werkloos of slecht betaald proletariaat, naast een gelijksoortige allochtone onderlaag van de maatschappij. Er is geen enkele intrinsieke reden (maar wel historische) waarom er een oververtegenwoordiging zou zijn van de allochtonen in dat proletariaat, tenzij ze daar zelf voor kiezen en er is geen enkele reden die ik kan bedenken waarom ze dat zouden willen blijven doen.

    Het ziet er niet naar uit dat wij op korte termijn naar de uniforme samenleving gaan waarvan Merkel, Leterme of de racisten in Vlaanderen en Nederland dromen, een situatie waarin de allochtone immigranten en hun nakomelingen naadloos geïntegreerd zijn op alle gebied. Wij zullen moeten leren leven met allerlei tussenvormen, gaande van individuen die alle obstakels overwinnen en tot de top van de maatschappelijke ladder doordringen, over anderen die enkel de laagste sporten bestijgen. Sommigen zullen op termijn als gelijken omgaan met de autochtone blanken en ook door hen aanvaard worden, anderen zullen verkiezen om hun culturele eigenheid te behouden en zich in een eigen midden op te houden, hun eigen culturele verenigingen uit te bouwen enzovoort.

    Er is geen formule die voor iedereen geschikt is of die we aan iedereen moeten willen opleggen. We doen dat niet voor de ‘eigen’ bevolking, waarom zouden we het doen voor de allochtonen? We zullen moeten leren leven met zichtbare, tastbare diversiteit op velerlei manieren, met mensen van allerlei afkomst, geaardheid, belangstelling en voorkeur. Dat is de toekomst van de mensheid en ik verkies ze boven elke vorm van opgelegde eenvormigheid of afgedwongen kunstmatige of valse gelijkheid.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    16-10-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De immanente ongerechtigheid van de aartsbisschop
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De katholieke aartsbisschop van Mechelen-Brussel, André Léonard, zegt in een autobiografisch boekje dit over aids:

    “Ik zie in deze epidemie dus geen straf, hoogstens een soort immanente gerechtigheid, een beetje zoals we op het ecologische vlak soms de rekening gepresenteerd krijgen voor wat we het milieu aandoen.”

    We moeten die zinnetjes goed lezen. Het meest opvallende daarin is het woordje gerechtigheid. Het is een zeer zwaarwichtig woord, dat we enkel in zeer ernstige omstandigheden gebruiken: gerechtigheid is geschied! De gerechtigheid Gods. Het zwaard der gerechtigheid. Naar recht en gerechtigheid. Het zijn staande uitdrukkingen voor plechtige, formele gelegenheden. Niemand zal dat woord ijdel of lichtvaardig in de mond nemen. We bewaren het om uitdrukking te geven aan onze diepste gevoelens over recht en rechtvaardigheid, vooral wanneer die in het gedrang zijn gekomen. Zo zeggen we aan het einde van een proces, wanneer een manifest onschuldige wordt vrijgesproken, of wanneer een onverbeterlijke misdadiger uiteindelijk toch wordt veroordeeld: gerechtigheid is (dan toch) geschied.

    Het gaat dus steeds om een situatie waarin iemand een overtreding heeft begaan, waarbij onrecht is gebeurd, waarbij een wet is overtreden, of wanneer iemand daarvan beschuldigd is. Gerechtigheid geschiedt, wanneer de uitspraak daarover gezien wordt als rechtvaardig, als in overeenstemming is met de geest en de letter van de wet. Dat zijn de elementen: een beschuldigde, de beschuldiging van een wetsovertreding, een oordeel volgens de wet en een evaluatie van dat oordeel.

    Laten we dat toepassen op aids en wat André Léonard daarover zegt.

    Wie is hier de beschuldigde? Dat is de persoon die aan aids lijdt. In een latere verduidelijking zei André Léonard dat hij enkel die personen viseerde die aids hadden opgelopen door promiscue seksueel gedrag, dus niet de kinderen die het hiv-virus hebben overgeërfd van hun ouders, noch de moeders die het hebben van hun wettige echtgenoot of omgekeerd, noch de verplegenden die besmet geraken in de uitvoering van hun taak enzovoort.

    Seksueel promiscue gedrag, zo zei Léonard, kan niet goedgekeurd worden door de kerk. Hij bedoelt daarmee elke seksuele daad buiten het monogame huwelijk, en daarbinnen elke seksuele daad die niet rechtstreeks en uitsluitend op de voortplanting gericht is.

    Dat verkeerd, onterecht gebruik van de seksualiteit is dan bijvoorbeeld masturbatie, orale en anale seks en wat dies meer zij, maar ook ‘normale’ seks met andere partners dan de wettige echtgenoot of seks tussen personen van hetzelfde geslacht, of seks van volwassenen met minderjarigen, of seks tussen minderjarigen of tussen ongehuwde volwassenen, of seks met dieren… we kunnen nog wel even doorgaan, want de menselijke vindingrijkheid op seksueel gebied is nauwelijks in te dijken.

    We kennen nu dus de beschuldigden: de aidslijders die de ziekte hebben opgelopen door promiscue seksueel contact.

    Wat is dan de beschuldiging?

    Dat zij bepaalde wetten hebben overtreden, anders kan je niet beschuldigd worden. Welke wetten zijn dat? Dat kunnen algemeen aanvaarde wetten zijn, uitgevaardigd door de staat en te boordelen door het gerecht. Seksueel verkeer tussen volwassenen en minderjarigen is strafbaar, dat is duidelijk. Maar wij zien onmiddellijk dat de kerkelijke wetgeving, of de christelijke moraal, veel verder gaat dan het strafrecht. Masturbatie bijvoorbeeld is (gelukkig) niet strafbaar, tenzij je dat in het publiek doet, zoals Diogenes. Wat volwassen partners, al dan niet van hetzelfde geslacht, al dan niet getrouwd, in de beslotenheid van een privéwoning of zelfs ergens op een afgelegen plek in de natuur doen, daar maakt de wet of het gerecht zich hier bij ons niet druk over. Promiscue seksueel gedrag is dus voor de burgerlijke wetgeving grotendeels niet strafbaar.

    Het is dus enkel de kerk die hier een oordeel en een veroordeling uitspreekt, voor een overtreding van de eigen wetten van de kerk, die veel verder gaan dan de wetten van de staat en zelfs verder dan de algemeen erkende rechten van de mens. Die zeggen immers dat men niemand mag discrimineren op basis van (onder meer) seksuele geaardheid of voorkeur, bijvoorbeeld homoseksualiteit. Iemand veroordelen op die basis is wel de grootst mogelijke discriminatie.

    Wat zegt nu de aartsbisschop over aids? Dat het geen straf (van God) is, maar een (soort van) immanente gerechtigheid. Met gerechtigheid bedoelt hij dat gerechtigheid is geschied, wanneer iemand aids heeft gekregen door promiscue seksueel gedrag. Met immanent bedoelt hij, dat het gevolg rechtstreeks verbonden is met de overtreding; hij spreekt van een ‘logisch gevolg’, onvermijdelijk, noodzakelijk, uit de aard van de zaak zelf. Hij stelt dus dat het in overeenstemming met de letter en de geest van de wet is, dat iemand dan aids krijgt.

    Over welke wet gaat het dan? Hier haalt Léonard de dingen door elkaar. Het is onmogelijk dat iemand door het overtreden van een kerkelijke wet een ziekte zou oplopen, terwijl iemand die niet kerkelijk is en dus niet gebonden door die particuliere wetten, die ziekte niet zou kunnen krijgen. Toch stelt hij dat men door het overtreden van (louter) kerkelijke wetten altijd en noodzakelijkerwijze aids zou krijgen, en dat je aids dus altijd kan vermijden door de kerkelijke wetten na te leven. Dat is de betekenis van immanente gerechtigheid.

    Laten we wel wezen. Aids krijg je door promiscue seksueel contact enkel indien je partner hiv-positief is en je geen voorzorgen neemt. Er is dus een heel ruime waaier aan seksueel promiscue gedrag waarbij je geen enkel risico loopt op aids, zelfs met aidspatiënten en hiv-positieve partners. Anderzijds kan je ook door louter toeval aids krijgen, bijvoorbeeld door een prikaccident in de verpleging. Er is dus geen sprake is van enige wetmatigheid, immanentie of noodzakelijkheid die verband houdt met de kerkelijke morele wetgeving.

    Er is ook geen sprake van enige wetsovertreding, althans niet van algemeen geldende wetten. Er is geen enkele wet die zegt dat je niet onveilig mag vrijen, zelfs niet met aidslijders of hiv-positieve partners. Er zijn slechts enkele gevallen bekend van mensen die veroordeeld zijn omdat ze wetens en willens en met kwaadwillige bedoelingen een partner buiten zijn of haar weten hebben besmet. Promiscue gedrag is dus niet strafbaar, zelfs niet als het risicovol is. Als er geen wet overtreden is, is er ook geen beschuldigde, geen veroordeling, en kan er ook geen sprake zijn van gerechtigheid wanneer iemand aids krijgt.

    We kunnen in bepaalde gevallen wel zeggen: eigen schuld, dikke bult, maar dan enkel wanneer iemand risicovolle seksuele contacten aangaat zonder de nodige voorzorgen te nemen. Dat geldt voor alle seksueel overdraagbare ziekten en dat geldt nog meer voor aids.

    Maar zelfs in dat geval is er wel sprake van een logisch gevolg, maar niet van gerechtigheid. Dat is de fundamentele vergissing van Léonard en dat is ook waaraan zoveel mensen zich storen. Hij dicht daar iets of iemand een macht toe om een oordeel te vellen, om een juridische en ethische of morele uitspraak te doen over oorzaak en gevolg. De ziekte mag dan al geen straf zijn volgens hem, het is in zijn ogen het ‘terecht’ onvermijdelijk gevolg van een onvoorzichtige daad; gerechtigheid geschiedt met andere woorden wanneer iemand onvoorzichtig is, de onvoorzichtigheid is een overtreding van een wet.

    Léonard weerhoudt zich nog net van te zeggen dat het een straf van God is, maar waar komt die gerechtigheid volgens hem dan wel vandaan? Niet van de burgerlijke wetgever, niet van de goddelijke. Het moet dus van de Natuur zelf komen: het is de Natuurwet die overtreden wordt en het is de Natuur die zich wreekt door de overtreder aids te bezorgen. Dat is de gedachtegang en het is belangrijk dat we dat inzien.

    Enerzijds is het een drogreden in hoofde van de aartsbisschop, want als de kerk over de Natuur spreekt, dan bedoelt ze daarmee steeds God zelf, want God is de almachtige schepper van de natuur, die hij constant in stand houdt. God heeft de natuur gemaakt zoals hij is. Als er aids is, is dat omdat God dat veroorzaakt of toelaat. Als hij zou gewild hebben dat er geen aids was, dan zou er geen aids geweest zijn.

    Het is ook niet de mens die tegen de wil van God in aids heeft in de wereld gebracht, door promiscue seksueel gedrag bijvoorbeeld. Zelfs in de fantaisistische veronderstelling dat aids op de mens is overgegaan door seksueel contact van de mens met hiv-positieve apen, is het nog altijd niet de mens die de apen hiv-positief heeft gemaakt; en als de kerk haar verbod op promiscue seksueel gedrag wil uitbreiden tot de bonobo’s, dan gaat ze, als ik goed ingelicht ben, zich een wanhopig ondankbare en uitzichtloze taak op de hals halen.

    Anderzijds is het verschuiven van de gerechtigheid Gods naar de Natuur een aanwijsbare filosofische en wetenschappelijke vergissing. Men dicht de Natuur dan een zeer antropomorfe wraaklustigheid toe die ze manifest niet heeft: de Natuur bestraft zogezegd wie haar wetten overtreedt. Je zou soms wensen dat het zo was, dan zouden we misschien wat voorzichtiger zijn. De vergelijking die Léonard maakt met milieuovertredingen gaat niet op. Zeker, als we de wereld vervuilen, moeten we in ons eigen vuilnis leven en we staan ongetwijfeld nog voor heel wat gevolgen van onze daden die we nu nog niet kunnen overzien. Maar het is een primitieve, animistische en totaal onwetenschappelijke manier van denken als we de natuur krachten en bedoelingen toedichten die er gewoon niet zijn. De natuur werkt met wetmatigheden en met het toeval, punt uit. De natuur heeft geen bedoelingen, geen emoties, kan niet blij of boos zijn, kan ook geen wraak nemen wegens overtredingen, er is in de natuur geen immanente rechtvaardigheid of gerechtigheid, ik wou dat het waar was! De natuur is het weerloos slechtoffer van haar belagers.

    Aids is geen reactie van de natuur op risicovol promiscue seksueel gedrag met hiv-positieve partners. Aids is een toevallige afwijking in de natuur, zoals ook de mens niet meer en niet minder is dan het resultaat van een lange evolutie, volgens bepaalde wetmatigheden maar evenzeer met veel toevallige omstandigheden en voorvallen.

    Er is dus in de natuur op geen enkele manier sprake van immanente gerechtigheid. Het is integendeel de kerk die aan de normale, logische consequentie van risicovol seksueel gedrag een morele betekenis geeft. Zij verbindt haar specifieke morele voorschriften en haar eigen, zogenaamd goddelijke gerechtigheid aan wat niets anders is dan een ethisch neutrale biologische wetmatigheid. Dat is vanuit wetenschappelijk maar ook vanuit filosofisch standpunt een ontoelaatbare uitbreiding.

    De kerk situeert dat risicovol seksueel verkeer vooral in homoseksuele middens. Voor dat vanuit kerkelijk oogpunt principieel ongerechtigd gebruik van de seksualiteit komt er, volgens de kerk, een onvermijdelijke natuurlijke reactie: aids. Dat is primitief denken. Men dicht De Natuur enerzijds 'normale' dingen toe, zoals het uitsluitend gebruik van seksualiteit voor de voortplanting binnen het monogame huwelijk. Dat is op zich al erg bedenkelijk, want ik zou de kinderen niet willen te eten geven die op een andere manier verwekt zijn, noch al het zaad bijeen dweilen, ook dat van (zogezegd) celibataire priesters, dat ooit ergens anders is beland dan in de schoot van de eigen wettige echtgenote.

    Anderzijds zijn er volgens de kerk in De Natuur ook abnormale seksuele dingen, zoals de eerder genoemde onanie, vreemd gaan &c. en weer dicht men De Natuur de macht toe om die vergrijpen te bestraffen met een gepaste tegenmaatregel: aids. De natuur reageert op verkeerd gebruik van seksualiteit door de daders een dodelijke ziekte te bezorgen. Dat is erger dan primitief denken, dat is waanzin, in dit geval religieuze waanzin. Dit is erger dan zeggen dat het een straf van God is. Het is De Natuur de schuld geven van aids.

    Bekijken we dan Léonards vergelijking met de ecologische rampen die we onszelf aandoen. Als we de vergelijking doortrekken, dan stelt de kerk elke ongepaste seksuele activiteit zoals masturbatie, overspel &c. gelijk met het storten van radioactief afval op zee. Hier zie je hoe mank die vergelijking loopt. In het ene geval is er sprake van een onbezonnen agressieve daad, die het natuurlijk evenwicht van de aarde in gevaar brengt. In het andere geval is er sprake van individuele seksuele praktijken die op zichzelf totaal ongevaarlijk zijn, zoals voorhuwelijkse betrekkingen, maar die grote gezondheidsrisico's met zich mee kunnen brengen wanneer men onvoorzichtig is bij het vrijen. Nu is het precies de kerk die zich met hand en tand verzet tegen het gebruik van het condoom, het eenvoudigste middel om de verspreiding van aids tegen te gaan.

    Om het zichzelf nog moeilijker te maken, vergeleek Léonard aids ook met longkanker, die je oploopt als je overdreven veel rookt. Weer begeeft hij zich op wetenschappelijk glad ijs. Er zijn overvloedige bewijzen voor een directe oorzakelijke band tussen roken en longkanker, maar er zijn vanzelfsprekend ook gevallen van verstokte rokers die honderd worden en van mensen die nooit gerookt hebben en toch aan longkanker sterven. Ook daar is er dus geen sprake van een immanente wetmatigheid. Maar er is absoluut geen sprake van gerechtigheid: roken is op zich niet verboden, enkel op bepaalde plaatsen. Roken is dus toegelaten, ook door de kerk. Hoeveel kinderen hebben niet leren roken van parochiepriesters en proosten van jeugdbewegingen? Wij weten nu dat roken risicogedrag is. Maar stellen dat de natuur zich wreekt door mensen longkanker te bezorgen, dat is dwaasheid en prietpraat.

    Longkanker kan nooit als gerechtigheid bestempeld worden, niet vanuit medisch oogpunt, niet vanuit moreel standpunt. Als we zo redeneren, dan lopen we onvermijdelijk vast. Risicovol seksueel gedrag doe je uit vrije wil; roken ook? Vergeten we dan zomaar wat de reclame teweegbrengt? Als er geen reclame zou zijn, wordt er veel minder gerookt, dat is bewezen.

    Laten we nog een stapje verder gaan in dezelfde richting. Werken in kolen- en kopermijnen en nog veel andere industrieën is ronduit gevaarlijk. En toch doen mensen dat massaal, uit vrije wil, of omdat er geen andere keuze is voor hen. Moeten we dan zeggen, met de aartsbisschop, dat stoflong, asbestosis, dood en verminking bij ongevallen allemaal het resultaat zijn van immanente gerechtigheid? Straks zitten we bij oudtestamentische en middeleeuwse religieuze opvattingen, waarbij God de pest stuurt om de mensen te bekeren… Ik ben er zeker van dat precies dat de onderliggende ideeën zijn van de aartsbisschop.

    Beide vergelijkingen zijn typische voorbeelden van hoe een vooraanstaand kerkelijk intellectueel zich laat verleiden tot wetenschappelijke nonsens op grond van theologische beginselen, namelijk dat er een God is die door zijn Openbaring aan de mens duidelijk maakt wat Hij wil en wat goed en slecht is, dat er dus een Goddelijke Natuurwet is en een goddelijke gerechtigheid om die te bewaken en de overtreders te bestraffen. Die is er niet. Wij staan er alleen voor. Als wij milieurampen veroorzaken, moeten we die zelf opruimen, als we dat nog kunnen. Als we zouden vinden dat seks tussen mensen van hetzelfde geslacht fout is, dan moeten we dat maar verbieden, op een democratische manier dan wel, niet op basis van een of ander dubieus boek van 2000 jaar geleden of op grond van de onsamenhangende uitspraken van een of andere zielige oude man.




    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    17-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.pedofiele priesters, ziekte en vrije wil
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    Vlaanderen is opgeschrikt door het ontstellend rapport van de Commissie Adriaenssens over het seksueel misbruik in pastorale situaties. Op een van de blogsites van de VRT opperde journalist Lucas Vanclooster dat de onmacht van de slachtoffers om over dat misbruik te spreken toen het, zolang geleden nu, gebeurde, te maken heeft met het feit dat zij niet wisten wat er gebeurde, omdat zij geen woorden hadden om het te benoemen, laat staan het ter sprake te brengen.

    Het is dus een taalprobleem… Ongetwijfeld waren wij (ik ben 64) slecht voorgelicht, maar dat we niet dierven spreken omdat we de juiste termen niet kenden, dat denk ik niet.

    Ik herinner me dat we samen met honderden andere jongeren in Antwerpen naar een schoolopvoering van het toneelstuk ‘Het gezin Van Paemel’ (1902) van Cyriel Buysse mochten. Op een bepaald moment verwijt de boer zijn jonge dochter dat zij zich heeft laten verleiden door de zoon van de baron. De beeldschone blonde Hilde Uytterlinden reageerde pathetisch-onnozel: ‘Moar Voadere, ken wistekik nie wattade hij wildegen doen!” De hele zaal, nokvol met jolige, hitsige pubers, barstte in minutenlang wild gejoel uit: hahaha, maak dat aan een ander wijs!

    Nee, het is mijn ervaring dat jongeren door het experimenteren met het eigen lichaam en met anderen ook in de jaren 1950 al vrij vroeg wisten wat seks is, zelfs als ze nog helemaal niet wisten waar het voor diende en hoe de voortplanting precies gebeurt. Ze wisten ook perfect goed, door een al te strenge opvoeding en de taboes die hen werden ingeprent, dat seks niet mocht voor het huwelijk, onder geen enkele vorm, onder geen enkele omstandigheid. Er zullen wel hier en daar wel enkele echt onnozele zielen rondgelopen hebben, maar de anderen wisten wel van wanten, op een kinderlijke manier, vanaf de eerste jaren van de lagere school.
    De kern van het probleem is dat er jongere en oudere volwassenen zijn die seks willen hebben met kinderen en jongeren. Dat is niet nieuw en ook niet eigen aan de kerk. Maar het is zeker ook onmiskenbaar permanent aanwezig in de kerk en dat is een extra odieus probleem, want het is de kerk die zich opwerpt als de verdediger van de morele norm. Seks is al helemaal verboden in de kerk voor de bedienaars van de eredienst en voor de gelovigen wordt het enkel geduld als een middel tot voortplanting.

    De commissie is door de kerk ingesteld voor het ‘onderzoek van seksueel misbruik in pastorale situaties’, maar wat er gebeurde was niet altijd in pastorale situaties, het was gewoon misbruik door volwassenen van kinderen en die volwassenen waren priesters, paters, nonnen &c.

    In die tijd was de kerk oppermachtig, haar bedienaars boven alle wetten en gezag verheven en dat uitte zich op vele manieren en vele vlakken. De bedienaars van de eredienst konden zich door hun machtspositie ongestraft bezondigen aan allerlei misdrijven, waarvan seksueel misbruik van kinderen ’slechts’ een zeer beperkt aspect is. Generaties van jongeren zijn geïndoctrineerd, geterroriseerd, gepest, hebben misleidende informatie gekregen en werd de juiste informatie onthouden. En bovendien werden ze ook nog eens seksueel misbruikt.

    De kerk heeft zich in de loop van haar geschiedenis steeds schaamteloos verrijkt en haar invloed in de samenleving zo groot mogelijk gemaakt, met alle middelen. Pas toen de kerk haar maatschappelijk belang en haar wereldse macht zag afnemen door de revoluties van de jaren 60, kwam ook de straffeloosheid in het gedrang en kwam er een einde aan het massaal misbruik, zoals er ook een einde kwam aan het massaal aantal priesters en religieuzen.

    De ‘heilige rest’ die overbleef, blijft echter nog altijd even machtsgeil en dus duurt ook het ongestraft seksueel misbruik voort. Vangheluwe is een goed voorbeeld: hij bleef jarenlang kinderen misbruiken en hij vindt nog altijd niet dat daar echt iets verkeerd mee was, hij betreurt alleen dat het uitgekomen is en dat niet iedereen zijn mening deelt, namelijk dat een verhouding als de zijne met zijn neefje tot de mogelijkheden behoort en dus ongestraft mag zolang ze geheim blijft.

    Laten we wel wezen. De kerk is sinds haar ontstaan alleen maar uit op macht, wereldse macht, op alle gebied, daarvoor kan niemand blind zijn, kijk gewoon om u heen, nu nog altijd, maar zeker tot in 1965. Zij kan de wereld alleen overtuigen dat dit niet (meer) zo is, door aan alle wereldse macht te verzaken: katholieke scholen, jeugdbewegingen, politieke partijen, culturele verenigingen, ziekenhuizen, mutualiteiten, banken, kerken, kloosters, financiële middelen, kunstschatten… Zie je het al gebeuren?

    Zolang de kerk met macht bezig is, zal er onvermijdelijk ook seksueel misbruik zijn door leden van de kerk. Mensen met (teveel) macht maken misbruik van anderen, ook seksueel, daar kunnen we absoluut zeker van zijn.

    Aartsbisschop Léonard wil dat de kerk terug bezig is met haar ‘core business’. Ik heb hem of iemand anders van de kerk nog niet horen uitleggen wat dat zou kunnen zijn. Als we naar de geschiedenis tot nog toe kijken, is dat niets anders dan het vestigen van een theocratische dictatuur, precies wat we nu aan de Islam verwijten.
    Voltaire heeft, naast veel onzin, ook dit gezegd:
    écrasez l’infâme. Een bom op de kerk, de Endlösung, eens en voor altijd… moeilijk denkbaar. We kunnen ook lijdzaam wachten tot er niets meer overblijft, maar dan moeten we aanvaarden dat ondertussen het misbruik voortgaat, ook het seksueel misbruik.

    Zopas hebben we uit de mond van de Paus zelf vernomen wat volgens hem en de kerk eigenlijk het probleem is met pedofiele priesters (en dus ook met alle andere pedofielen en met volwassenen die seks bedrijven met kinderen). Het zijn namelijk ‘zieken’ en zij begaan de feiten omdat zij op dat moment niet in staat zijn om gebruik te maken van hun vrije wil.

    Het zal wellicht niet lang duren voor ook uit medisch-wetenschappelijke en juridische hoek een storm van protest opgaat tegenover deze op zijn minst zeer bedenkelijke uitspraak.

    Wat Ratzinger zegt, is niets anders dan dat pedofielen niet toerekeningsvatbaar zijn, dat zij handelen uit een onweerstaanbare drang en dat zij dus geen misdaad begaan, of toch niet verantwoordelijk zijn voor wat ze doen. Daarom precies is men nooit opgetreden tegen priesters die kinderen misbruikten: zij wisten och Here niet wat zij deden, het zijn sukkelaars, zieken, mensen die niet anders konden handelen en die misschien zelfs nog het meest leden onder hun ‘afwijking’.
    Dat beeld klopt totaal niet met de werkelijkheid. De priester-daders waren vaak op alle mogelijke vlakken seksueel actief, met jongens en meisjes, met mannen en met vrouwen. Het profiel dat we van hen hebben, is dat van seksuele roofdieren, die zich vergrepen aan alle slachtoffers, maar natuurlijk het eerst en het meest aan de meest weerloze: kinderen, jonge vrouwen, wezen, verwaarloosden, mentaal gehandicapten. Is Vangheluwe een ziek man, die niet aan de verleidingen van zijn neefje kon weerstaan? Gedurende dertien jaar?

    Waarop steunt Ratzinger zich voor deze uitspraak? Ze wordt in alle geval niet gevolgd door de burgerlijke rechtbanken: pedofielen worden veroordeeld voor wat ze doen. Enkel in gevallen van evidente psychiatrische vastgestelde ontoerekeningsvatbaarheid worden ze niet veroordeeld tot gevangenisstraffen, maar geïnterneerd, wat hier in België eigenlijk nog erger is. Moeten we Ratzinger dan zo begrijpen? Moeten Vangheluwe en konsoorten niet gewoon naar de gevangenis, maar geïnterneerd worden (en na een plotse miraculeuze ‘genezing’ snel weer vrijgelaten)? Hoe perfide is de geest van onze kerkleiders?

    Ratzinger legt vandaag onverwist het probleem bloot dat de kerk heeft met seksualiteit: zij verstaan er niets van, omdat ze het niet willen verstaan. Seksualiteit is voor hen onlosmakelijk en exclusief verbonden met voortplanting. Alle vormen van seksualiteit die niet rechtstreeks tot voortplanting leiden, zijn onnatuurlijk, dat moet iedereen toch erkennen, dat is een natuurwet. Wie dus iets anders doet, bijvoorbeeld kindermisbruik, of homoseksualiteit, of masturbatie, handelt tegen alle beter weten in en kan niet anders zijn dan een zieke, een geesteszieke, iemand die niet weet wat hij doet, want anders zou hij dat toch niet doen? Een verstandig mens zal nooit wetens en willens iets doen dat in strijd is met de natuurwet. Ook homoseksuelen zijn dus zieken, verdwaasden.

    Ratzinger zou nochtans beter moeten weten. Paulus zegt het in de Romeinenbrief:
    15 Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat.

    (18) Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet.

    19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik.

    21 Ik ontdek in mij de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen.

    ‘Normale’ mensen zoals jij en ik weten zeer goed dat je niet gek of ziek moet zijn om iets verkeerds te doen. Anna Arendt heeft het over de banaliteit van het kwaad in het geval van Eichman. Vangheluwe is helemaal niet ziek of ontoerekeningsvatbaar. Hij is, helaas, een pientere hooggeschoolde intellectueel, zoals alle priester-daders; zij waren en zijn allen zeer goed op de hoogte van het verkeerde in hun daden, hun langdurige opleiding en de kerkelijke en burgerlijke wetgeving maken dat ten overvloede duidelijk. Als zij dan toch overgaan tot seksueel misbruik van weerloze of zelfs gewillige kinderen, dan weten zij pertinent dat ze een misdaad begaan. Dat zij het toch doen, bewijst niet dat ze gek zijn, ziek of ontoerekeningsvatbaar, maar dat ze zich boven die wetgeving verheven achten, dat ze het risico nemen, dat ze zoals alle misdadigers gevaarlijk leven, dat ze het lot tarten, dat ze zich machtiger achten dan andere mensen, dat ze hun eigen genot stellen boven het welzijn van anderen.

    Wij zijn, laten we het maar toegeven, allemaal zo, in mindere of meerdere mate, op bepaalde momenten, in bepaalde omstandigheden en wij weten dat maar al te goed. De meesten onder ons zijn al blij dat we het er meestal goed van afbrengen, dat we aan verleidingen allerhande kunnen weerstaan. Maar we weten zeer goed dat als we vallen, we volledig verantwoordelijk blijven, dat we het goede kennen en het kwade doen, dat we kiezen voor het verkeerde.

    Wat Ratzinger nu doet, is alle seksuele (en andere) misdaden van zijn priesters zonder meer toeschrijven aan God zelf, die immers de mensen heeft gemaakt zoals ze zijn en hen doet doen wat ze doen, die hen gemaakt heeft als zieke mensen die ongewild vreselijke dingen doen, die hen zelfs hun vrije wil ontneemt!

    Ratzinger wordt door velen geprezen als een van de grootste intellectuelen die de kerk ooit heeft gekend. Als dat zo is, dan is dat een vreselijk oordeel over de kerk en haar intellectuelen. Dommer dan deze uitspraken is namelijk nauwelijks mogelijk. Schandelijker evenmin.

    Maar misschien zijn Ratzinger en zijn juridische adviseurs veel geslepener dan we denken. Wellicht zijn ze al hun verdediging aan het voorbereiden tegen mogelijk klachten tegen de kerk zelf, als verantwoordelijke instelling. Die discussie, die in Amerika en in Ierland al geleid heeft tot het uitbetalen van vele honderden miljoenen euro’s aan slachtoffers van kerkelijk misbruik, komt hier in Vlaanderen vooralsnog nauwelijks aan bod. Wat zal de houding van de kerk zijn? Zullen ze de priester-daders laten vallen als een baksteen en hen aan het gerecht overleveren als individuele daders? In alle geval is de hiërarchie uiterst omzichtig met wat gezegd en toegegeven wordt. 

    Maar hoe is het mogelijk dat een instelling, die haar bedienaars praktisch vanaf de wieg volgt, ze een zesjarige opleiding geeft, ze onderwerpt aan kerkelijke wetten, van hen absolute gehoorzaamheid eist en hen volgt en beoordeelt in al wat ze doen, hoe is het mogelijk, vragen wij ons af, dat die instelling geen schuld zou treffen wanneer haar leden, priesters en religieuzen tot bisschoppen toe, zich schuldig maken aan afschuwelijke misdaden?

    Wie nu nog tot de katholieke kerk wil blijven behoren, neemt in mijn ogen een afschuwelijke persoonlijke verantwoordelijkheid op zich. Want het kerkelijk machtsmisbruik beperkt zich niet tot het schandelijke vrijwel systematisch seksueel misbruik van kinderen door bedienaars van de eredienst, maar was en blijft wijd verspreid over alle domeinen van de samenleving. Wie geen afstand neemt van dit sluipend vergiftigd systeem, ontkent het en maakt zich daardoor op zijn beurt onvermijdelijk mede schuldig aan al wat mensen in de kerk in naam van hun God hun medemens aandoen.

     



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    14-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pakistan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pakistan is volop in het nieuws, wegens de overstromingen en de gevolgen daarvan voor de bevolking. Wie ooit de sterk aangrijpende film ‘Gandhi’ gezien heeft, herinnert zich misschien vaag dat Pakistan een deel van India was, toen India nog tot het Brits Imperium behoorde. Na de Tweede Wereldoorlog werd India onafhankelijk en de moslims kozen voor een eigen staat: Pakistan, los van Hindoeïstisch India. Oorspronkelijk waren er twee delen, Oost- en West-Pakistan, rechts en links boven India. Maar de bevolking van Oost-Pakistan voelde zich benadeeld door het grotere West-Pakistan en werd na een burgeroorlog in 1971 het onafhankelijke maar doodarme Bangladesh.

    Pakistan heeft een bevolking die geschat wordt op 170 miljoen inwoners en is daarmee het zesde grootste land qua bevolkingsaantal. Het is een Islamitische republiek, de Islam is de staatsgodsdienst; het is het tweede grootste moslimland ter wereld, na Indonesië. In de korte geschiedenis van het land hebben de militairen een uiterst belangrijke rol gespeeld: er was een militaire dictatuur van 1958–71, van 1977–88 en van 1999–2008. Het leger is het zevende grootste ter wereld, met 612.000 militairen in actieve dienst en 512.000 reservisten. Pakistan is het enige moslimland dat over atoomwapens beschikt.

    Pakistan is een onverwachte maar belangrijke en trouwe bondgenoot van de Verenigde Staten van Amerika. Dat is nog duidelijker geworden na 9/11, in de strijd tegen Al-Qaida en de Taliban. Pakistan steunt, merkwaardig genoeg, als moslimland, volop de strijd van Amerika en zijn bondgenoten, onder wie voorlopig ook nog België en Nederland, tegen de moslimfundamentalisten in Afghanistan. Zij krijgen daarvoor jaarlijks miljarden dollars hulp van Amerika en andere Westerse landen, hulp die vooral ten goede komt aan het leger.

    De overstromingen die Pakistan nu teisteren zijn het gevolg van de zomerse moessonregens; sommige jaren zijn die zeer hevig, andere jaren veel minder. Dat maakt dat er soms overstromingen zijn, soms periodes van grote droogte. Vooral de zuidelijke Punjab en Sindh provincies, gelegen langs de Indusrivier, worden het meest getroffen door overstromingen.

    Dit jaar is de wateroverlast zo hevig, dat men spreekt van een van de grootste natuurrampen van de laatste vijftig jaar. De internationale gemeenschap probeert hulpprogramma’s op te zetten en geld in te zamelen, maar het enthousiasme is niet zeer groot.

    De redenen daarvoor vind je in mijn inleidende beschrijving van het land. Als moslimland zou het moeten kunnen aankloppen bij de superrijke medebroeders zoals de Golf-oliestaten, maar die hebben slechts weinig sympathie voor Pakistans bondgenootschap met Amerika en het Westen en verwijten het land ook zijn houding tegenover Afghanistan en de Taliban. Amerika en het Westen op hun beurt hebben weinig echt vertrouwen in een moslimstaat, zeker een die over atoomwapens beschikt. De bevolking van het Westen kijkt meewarig naar een land dat als een harde militaire dictatuur bekend stond en dat meer belangstelling had voor de uitbouw van het leger en het kernwapenprogramma dan voor democratische instellingen.

    Ik heb tot nu toe geen financiële bijdrage gestort voor Pakistan. Zeker, de nood is groot en het zijn de kleine man en vrouw en hun kinderen die de eerste slachtoffers zijn. Hun leed is schrijnend. Uit de reportages op TV leren we echter ook dat de inspanningen van de regering en van het leger niet bijzonder veel opbrengen. Men heeft een acuut gebrek aan helikopters om voedsel en medicijnen ter plaatse te brengen; waar zijn de talloze legerheli’s? Misschien ingezet in Afghanistan, zoals onze F16’s? De oorlogsmachine die daar aan het werk is zou zoveel nuttiger kunnen optreden op vliegafstand van de politieke brandhaarden…

    We vernemen ook niets over pogingen van de Pakistaanse regering om het probleem van de overstromingen grondig aan te pakken, zoals in China wel gebeurt, waar men met enorme projecten de grote rivieren probeert onder controle te krijgen.

    Pakistan kan maar op weinig sympathie rekenen. Het is een land met grote militaire, politieke en economische ambities, maar het komt ons voor dat het zijn prioriteiten niet op de juiste plaats legt, namelijk bij de eigen bevolking. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vele mensen hier ervoor passen om een land financieel bij te springen dat zijn eigen middelen en de uitvoerige vaste internationale hulp liever aanwendt voor militaire doeleinden en atoomwapens dan voor de verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking.

    Dat klinkt nogal cru, maar het is wel een realiteit. Het is een van die morele dilemma’s, waarbij je niet weet of je wel goed doet door te helpen. Velen onder ons hebben grote vragen bij de uiteindelijke bestemming van de financiële hulp: komt die wel bij de meest getroffenen en de minst bemiddelden terecht? Werkt men aan oplossingen op lange termijn?

    Solidariteit bij natuurrampen zou niet mogen afhankelijk zijn van liefdadigheid en goedbedoelde emotionele inzamelacties. Denk aan onze ziekteverzekering, de mutualiteit: men vraagt aan iedereen een beperkte bijdrage en garandeert zo een optimale zorg voor hen die het nodig hebben. Dat is het grondprincipe van elke verzekering, van elke samenleving, van elke beschaving: iedereen draagt bij voor het algemeen belang, samen zijn we sterk, l’union fait la force.

    Maar die berekende solidariteit heeft haar grenzen, letterlijk en figuurlijk. De ziekteverzekering is per land geregeld, ook in de Europese Unie. Onze gezondheidszorg hier in België en Nederland kan je onmogelijk vergelijken met die in de laatst aangesloten landen. Men kan van alle Europeanen niet verwachten dat ze bijdragen om aan iedereen in de hele Unie dezelfde rechten te geven, precies omdat niet iedereen dezelfde plichten heeft: de Bulgaren zijn niet in staat dezelfde bijdrage te leveren als de Fransen, om maar iets te zeggen. De solidariteit is dus geregeld per land, of per regio: een groep van mensen die verbonden zijn door sterke banden, een taal, een geschiedenis, een nationale identiteit, een economie… Toen Duitsland enkele jaren geleden door zware overstromingen geteisterd werd, weigerden zij alle internationale hulp: zij zorgden zelf voor het nodige en vergoedden de slachtoffers. Zo gaat het ook hier bij ons.

    Men zou kunnen denken aan een internationaal solidariteitsfonds, bijvoorbeeld onder het gezag van de Verenigde Naties, waarin iedereen bijdraagt naar eigen vermogen, een percentage op het BNP, bijvoorbeeld. Landen als Pakistan zouden daarin dan (veel) minder betalen dan zeg maar Amerika, maar (veel) meer dan Bangladesh. Op die manier zouden ze gedwongen worden om geld opzij te zetten voor natuurrampen, ook in eigen land, in plaats van het te spenderen aan militaire suprematie in de regio.

    Landen die getroffen worden door een natuurramp zouden dan een beroep kunnen doen op het internationale noodfonds, maar onder strikte controle van de VN, die erop zou toezien dat het geld goed besteed wordt, dat men aan lange termijnoplossingen werkt en dat de armsten het eerst geholpen worden.

    Ik ben geen principiële tegenstander van liefdadigheid, maar ik geef de voorkeur aan structurele maatregelen. Geld naar Afrika sturen, individueel of als ontwikkelingssteun van land tot land, is om vele redenen geen goed idee, meen ik, op basis van bijna tweehonderd jaar ervaring met ‘ontwikkelingssamenwerking’. Eerlijke handel moet de oplossing zijn, niet alleen kleinschalig, zoals nu, met de nuttige Fair Trade projecten, maar vooral op het vlak van de zware economie en de energie.

    Op conferenties van donorlanden worden keer op keer astronomische bedragen verzameld voor nooddruftige landen en streken, maar het resultaat op termijn is zeer bedenkelijk. In feite geven we aan die landen slechts een klein gedeelte terug van de winsten die we maken in onze handel met hen. We moeten op termijn naar een wereldeconomie waarbij iedereen beter wordt van de eigen inspanningen, in plaats van de huidige uitbuiting van de armen door de rijken, van de ene regio door de andere. De sterke economische ontwikkeling van de vroegere communistische landen, de vroegere Sovjet-Unie en China en van andere gebieden in Azië, zoals India, en in Latijns-Amerika, is een spectaculaire stap in de goede richting, die aan de oude industrieën nieuwe uitdagingen stelt.

    Afrika blijft ook op dat punt een probleemgebied, om vele, duistere redenen. Het mooiste en rijkste gebied op aarde, de wieg van de mensheid, wordt nog steeds verscheurd door het meest primitieve menselijk gedrag, zowel door de Afrikanen zelf als door de buitenlanders, die zich onveranderlijk als racisten en kolonialen gedragen. Wat een aards paradijs zou moeten zijn, is op vele plaatsen een ware hel en er is geen vooruitzicht op spoedige beterschap. Voor mij is dat werkelijk volkomen onbegrijpelijk, een knagend moreel tekort voor mezelf en voor iedereen.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    05-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het onverzoenbare verzoenen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dat men klare wijn schenkt: dat is wat wij allen verwachten.

    Het is een heel duidelijk beeld, want wie wil er nu troebele wijn drinken, of droesem in zijn glas? Het eerste wat we doen als we een glas wijn vastnemen is het tegen het licht houden. En wat is er bekoorlijker dan de heldere kleur van wijn, of die nu rijk dieprood, fonkelend goudgeel of zelfs mysterieus grijs-roze is? Het is verbazingwekkend hoe uit een omslachtig, messy proces zoiets zuivers als klare wijn kan ontstaan.

    Ik heb me de laatste tijd bewust onthouden van het leveren van politiek commentaar, zoals ook de hoofdrolspelers dat deden. We moeten de onderhandelingen over een nieuwe regering een kans geven, zowel in Nederland als in België. Maar het gaat niet goed in onze landjes, men geraakt er niet uit.

    Over de Nederlandse situatie durf ik mij niet uit te spreken. Het bestaan van een anti-Islampartij en het succes dat ze boekt stemt tot zeer zwartgallige gedachten. Ik ben atheïst en antiklerikaal, een absoluut voorstander van een volledige scheiding van kerk en staat. Maar ik ben ook een absoluut verdediger van de vrijheid van denken en daar hoort nu eenmaal ook religieus denken bij. Als mensen er godsdienstige opvattingen wensen op na te houden, dan betreur ik dat, maar ik meen dat we hen dat niet mogen verbieden. Als er in onze landjes moslims komen wonen, op een wettige manier, dan moeten die mensen zich zoals iedereen in wat ze doen aanpassen aan onze wetgeving, maar in hun gedachten zijn zij even vrij als iedereen. Men kan ten hoogste hopen dat zij, door hun blootstelling aan onze maatschappij en onze opvoedingssystemen, stilaan zullen inzien dat alle godsdienst en dus ook de Islam, geen bevrijdende boodschap heeft maar een verknechting is van de ene mens door de andere. Ik vind het intussen ongepast om de beoefenaars van een bepaalde godsdienst, of een bepaalde etnische groep te viseren en te beledigen met grove taal.

    In België poogt men het onverzoenbare te verzoenen, zoals het nu heet. De verkiezingen worden hier gehouden in de twee gemeenschappen en de drie gewesten. Walen kiezen hun vertegenwoordigers, Vlamingen de hunne, Brusselaars eveneens. Vlamingen kunnen niet voor Walen stemmen of voor Brusselaars &c. Die verkiezingsuitslag was overduidelijk: in Vlaanderen kiest 80% van de bevolking voor een centrumrechts beleid, in Wallonië een nog groter aantal voor een linkse politiek. Het vreemde in België is, dat wij met die regionaal verkozen vertegenwoordigers niet een eigen politiek mogen voeren in elk van de grote regio’s: centrumrechts in Vlaanderen, socialistisch in Wallonië, maar dat we een federale regering moeten vormen die wetten uitschrijft die voor heel het land gelden.

    Ik moet er geen tekeningetje bij maken: compromissen zijn dan de enige mogelijkheid, iedereen moet water bij de wijn doen… Dat hebben we sinds 1830 gedaan, met zeer wisselend succes.

    Gedurende de eerste 150 jaar van België betekende dat een overheersing van de Franstalige bourgeoisie op het Vlaamse proletariaat. Maar sinds 1960 ging Wallonië economisch gezien erop achteruit en Vlaanderen eiste een meer rechtvaardige verdeling van de middelen op, een die rekening hield met de onze meerderheidspositie in het land. Wij verkregen eerst culturele autonomie, later ook andere onderdelen van de staatsstructuur. Vlaanderen heeft nu een eigen parlement en regering en beslist autonoom over een aanzienlijk aantal domeinen. Maar de federale regering is nog steeds zeer machtig, zij beslist over het grootste gedeelte van de inkomsten en de uitgaven en de Franstaligen doen daar hun voordeel mee, ten nadele van Vlaanderen. Zij halen meer uit de centrale pot dan zij erin steken en ze beheren dat geld, althans naar onze mening, niet goed. Het socialistisch systeem is zogezegd gericht op de bescherming van de zwakkeren, maar het geeft ons veeleer de indruk dat het socialisme het zwak-zijn aanmoedigt en bestendigt dan men het probeert op te lossen, dat men de mensen zwak en dom houdt door hen verslaafd te maken aan uitkeringen, veeleer dan hen aan te moedigen om zich te bevrijden en op eigen kracht te vertrouwen. Men heeft dus in Wallonië een onredelijk grote groep van werklozen en ongeschoolde werkkrachten, die bestuurd wordt door een (bijna even grote groep) goed betaalde en bovendien nog corrupte partijbonzen en apparatsjiks. De hele maatschappij wordt getekend door een verregaand cliëntelisme. De federale staat onderhoudt Wallonië en Franstalig België, voor een groot gedeelte met het geld van de Vlaamse werkende mens.

    Dat systeem is in leven gehouden, met allerlei wetten en besluiten en vage compromissen, door alle politieke partijen, ook in Vlaanderen, tot op vandaag. Er is nu een nieuwe partij aangetreden, de Nieuw-Vlaamse Alliantie of de N-VA. Die wil een einde maken aan de bestaande toestand, aan de dure en onredelijke compromissen en aan de overheersing van de Vlamingen door de Franssprekenden.

    De oplossing die zij voorstellen is eenvoudig: klare wijn. Franssprekend België verschilt op alle punten zeer grondig van Vlaanderen, daar kan niemand omheen, de verkiezingsuitslag bewijst dat, voor zover dat nog nodig was. Laten we dus geen federale regering meer maken die onheilscompromissen moet sluiten waar niemand gelukkig mee is, nee: laat de Franstaligen in hun regio doen wat ze graag willen, en de Vlamingen net zo.

    De Franstaligen zijn het daarmee, na lang onderhandelen, nogal eens: zij kunnen zich immers niet blijven verzetten tegen wat de meerderheid van dit land wil, zij hebben geen enkel democratisch recht om aan de Vlamingen te zeggen hoe ze moeten leven en wij evenmin hoe zij zich moeten gedragen. Dat klinkt goed, ware het niet dat de Franstaligen te allen prijze willen verhinderen dat hierover ook een financieel akkoord gesloten wordt, waarbij elke groep de tering naar de EIGEN nering zet.

    Als de Franstaligen een dure uitkeringspolitiek willen voeren, dan moeten zij dat wel doen met eigen middelen, niet met subsidies van de federale regering, die gespijsd worden met Vlaams belastingsgeld. Dat is de kern van de zaak, al de rest is prietpraat. De N-VA wil precies dat en niets anders; zij wil dat het liefst onmiddellijk en als dat niet kan, dan toch grotendeels nu en de rest niet veel later. Ze willen daar geen prijs voor betalen, waarom zouden ze?

    Het is, om het een beetje karikaturaal te stellen, als twee families die naast elkaar wonen in dezelfde straat: het ene gezin bestaat uit werkschuwe uitkeringstrekkers, het andere uit nijvere bescheiden tweeverdieners; hoelang denk je dat de tweeverdieners zullen willen opdraaien voor de nefaste uitkeringen van hun buren?

    Naast de ten onrechte geromantiseerde en gedenigreerde strijd van de Vlaamse Beweging voor de erkenning van de Vlaamse taal en eigenheid is er sinds enkele jaren een duidelijk andere strijd bezig, die gericht is op economische en politieke zelfstandigheid van Vlaanderen. De grootste partij van Vlaanderen, de N-VA heeft dat als nadrukkelijke enige doelstelling, de tweede grootste, de CD&V, sluit zich daar nu, na een historisch verpletterende verkiezingsnederlaag, schoorvoetend bij aan; ook de derde, de liberale PVV wenst dit; het Vlaams Belang heeft nooit iets anders gewild.

    Blijft enkel de linkerzijde: de socialistische SPA en Groen!, die samen amper 20% van de Vlaamse bevolking vertegenwoordigen. Dat de Vlaamse socialisten eerst socialist zijn en dan Vlaams, dat weten we: ze verwachten, net zoals de Franstaligen, het heil van de federale staat, die zal ‘zorgen’ voor de zwakkeren in de maatschappij; het is echter zeer de vraag of de socialistische partij en haar top van linkse intellectuelen en nouveaux-riches vandaag ook nog maar enigszins representatief is voor die zwakkeren: die hebben al lang een onderkomen gevonden bij het Vlaams Belang en andere populistische zweeppartijen; de werkman is al lang geen zwakkere meer. Wat Groen betreft: zij blijven sinds jaren flirten met de kiesdrempel en dat is niet verwonderlijk; zij verknoeien hun belangrijk gedachtegoed elke keer opnieuw met volksvreemde standpunten: hun dwaas uitgesproken anti-Vlaams belgicisme en hun even stompzinnig fundamentalistisch aftands antikapitalisme en onrealistisch anti-globalisme.

    Men zegt dat de Franstaligen niet weten wat de Vlamingen willen, dat ze ons niet begrijpen. Dat is slechts gedeeltelijk waar. Om te beginnen moeten we het hen steeds weer in het Frans zeggen, want ze begrijpen ons Nederlands niet, nog altijd niet. Als ik Di Rupo of Onckelinckx in het ‘Neduurlaans’ bezig hoort, tuiten mijn oren. Maar ze doen ook alsof ze het niet begrijpen, dat komt hen immers goed uit. Vlaanderen wil slechts één ding: volledige onafhankelijkheid, klare wijn. Dat kan desnoods binnen België, zolang de huidige koning leeft, want Albert de Tweede is ook Albert de Laatste, de kans dat zijn stuntelende zoon Philippe ooit de wankele Belgische troon bestijgt, is immers onbestaande, tenzij als protocollaire marionet.

    Al wat er de komende dagen, weken, maanden, jaren te gebeuren staat, is slechts een voorspel op de definitieve regeling: een volledig autonoom Vlaanderen. De Franstaligen zullen zich blijven verzetten, de Vlamingen zullen blijven vechten. De dag van de boedelscheiding komt er nu echt wel snel aan. Ik hoop dat ik het nog mag meemaken. Ik zal dan, als geheelonthouder, toch het glas heffen: eindelijk klare wijn!




    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    18-08-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Malchus' oor en Petrus' zwaard

    47 Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd. 48 Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. ‘Degene die ik kus,’ had hij gezegd, ‘die is het, die moet je gevangennemen.’ 49 Hij liep recht op Jezus af, zei: ‘Gegroet, rabbi!’ en kuste hem. 50 Jezus zei tegen hem: ‘Vriend, ben je daarvoor gekomen?’ Daarop kwam de bende naderbij, ze grepen Jezus vast en namen hem gevangen. 51 Nu greep een van Jezus’ metgezellen naar zijn zwaard. Hij trok het, haalde uit en sloeg de dienaar van de hogepriester een oor af. 52 Daarop zei Jezus tegen hem: ‘Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. 53 Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen? 54 Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?’ 55 Toen zei Jezus tegen de omstanders: ‘Met zwaarden en knuppels bent u uitgetrokken om mij te arresteren, alsof ik een misdadiger ben! Dagelijks was ik in de tempel om onderricht te geven, en toen hebt u me niet gevangengenomen. 56 Maar dit alles gebeurt opdat de geschriften van de profeten in vervulling gaan.’ Daarop lieten alle leerlingen hem in de steek en vluchtten weg. (Mt. 26, 47-56)




    De Bijbel zegt: wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan. Dat staat enkel bij Matteus letterlijk zo te lezen; in de andere evangelies maakt Jezus een einde aan de schermutseling, bij Matteus en Johannes met het bevel het zwaard weer op te bergen. Enkel Johannes noemt Petrus als de leerling die het zwaard trekt en geeft ook als enige de naam van de dienaar van de hogepriester: Malchus. Lukas is de enige die vermeldt dat Jezus ‘het oor aanraakte en hem genas’; die passage is overigens betwist.

    Men zegt: het doel heiligt de middelen. Dan is de vraag: heiligt het doel ook het zwaard?

    Enkele jaren geleden, toen in verscheidene Brusselse kerken illegale immigranten langdurige hongerstakingen hielden, verzette Godfried Kardinaal Danneels zich voor de camera tegen de sans-papiers door te stellen dat een immoreel middel, zoals hongerstaking, nooit kan leiden tot een moreel verantwoord doel, in dit geval het verkrijgen van een verblijfsvergunning. Het immoreel middel, dus de misdaad, is in ons voorbeeld: het mishandelen en misschien zelfs doden van het eigen lichaam. Of het een verblijfsvergunning een moreel verantwoord doel is voor mensen die illegaal aanwezig zijn in een land, is overigens zeer de vraag. Dergelijke vergunningen worden het best afgeleverd alvorens men het land betreedt, of na een legale asielprocedure.

    Wat immoreel is, is verboden. Dat is de essentie van de moraal. Dus lijkt de redenering van de Kardinaal te kloppen: je mag je doel alleen op een aanvaardbare manier nastreven, je mag geen misdaden begaan om een verantwoord of zelfs een nobel doel te bereiken.

    Wie over lijken gaat om te bekomen wat hij wil, bijvoorbeeld dictators zoals Stalin, Hitler, Mao, Pol Pot, wordt door iedereen veroordeeld, zou je denken. Maar zelfs een intellectueel zwaargewicht als Sartre heeft jarenlang het communisme, met al zijn zware tekortkomingen en ronduit genocide aberraties, halsstarrig verdedigd. Het was, zoals Marx en Engels al gesteld hadden, een noodzakelijke gewelddadige tussenfase om de dictatuur van de adel, de kapitalisten en de kerk te breken en de macht zo aan het volk terug te geven. Eens dat doel bereikt was, zou men terugkeren naar een geweldloze maatschappij en naar democratie.

    De geschiedenis heeft ons geleerd dat dit een vergissing was.

    Er zijn wel meer mensen, ook hier bij ons en vandaag nog, die denken dat er ook goede dictators zijn, leiders die zich opofferen om eens en voor altijd komaf te maken met al wat er verkeerd is, tabula rasa, een schone lei. En dat daarbij lijken vallen, dat wil men er nog bijnemen, het is een prijs die men wil betalen.

    Helaas blijkt de redenering nooit te kloppen. De ‘onvermijdelijke’ slachtoffers vallen maar al te gauw, het kwaad daarentegen raakt niet zo snel uitgeroeid, er moeten steeds nieuwe categorieën van mensen uitgeschakeld worden, er staan steeds nieuwe tegenstanders op, er zijn altijd nieuwe schuldigen voor alles wat verkeerd gaat, de heilsstaat is altijd voor morgen.

    En ook de heldhaftige dictators blijken niet die onzelfzuchtige redders in de nood te zijn, die na volbrachte taak de macht spontaan weer afstaan aan het volk dat hen luidkeels heeft toegejuicht toen ze de macht grepen om orde op zaken te stellen. Ze worden keer op keer herverkozen in steeds grondiger vervalste verkiezingen, of ze schaffen de verkiezingen en het parlement ‘tijdelijk’ af. Ze worden ‘Président Fondateur à vie’ en zelfs na hun dood regeren ze verder, in de persoon van hun zoon, Baby Doc, Kim bis of Kabila fils.

    Na enige tijd blijkt ook dat zij kwansuis enorme persoonlijke rijkdommen vergaren, die ze dan het liefst op buitenlandse banken plaatsen, waar hun familie er ook na de val nog kan van genieten. En dat ze zichzelf goed soigneren: ook de Sovjet dictators reden in Rolls Royces rond, dronken champagne en aten kaviaar, namen frivole vakanties, hielden er maîtresses op na… Het patroon is helaas voorspelbaar: als een man alle macht naar zich heeft toegetrokken, wordt hij een grootschalig moorddadig beest, een vulgaire seksuele pervert, een ordinaire dief, een onbedaarlijke verslaafde aan eten, drinken en drugs, een pertinente leugenaar, een goedkope bedrieger, een vuige schrift- en geschiedenisvervalser.

    Power corrupts, absolute power corrupts absolutely.

    Ook binnen de Rooms-katholieke kerk heeft het doel vaak de middelen geheiligd. De kruisvaarten zijn een gemakkelijk, maar onweerlegbaar voorbeeld met verschrikkelijke impact. Om de heilige plaatsen te vrijwaren van Moslimbezetting en ontheiliging, om de bedevaartsroutes veilig te stellen, werden oorlogen uitgevochten op een nooit geziene schaal. Of neem los Reyes Catolicos, waarbij in de naam van de katholieke God de gelovigen van elke andere godsdienst gewelddadig werden bekeerd of gekeeld. De uitroeiing van de Katharen, Albigenzen, Hugenoten en andere protestanten… The Defenders of the Faith mochten alle middelen gebruiken en maakten maar al te graag van dat goddelijk privilege gebruik. Van onschuldige mannen en vrouwen werden bekentenissen afgedwongen door onwaarschijnlijk gruwelijke foltering en wanneer ze dan hun onbestaande schuld bekend hadden, werden ze publiekelijk verbrand.

    Ik ben geneigd om de Kardinaal voor één keer gelijk te geven: het is altijd verkeerd om moreel verwerpelijke middelen te gebruiken, want wie ze gebruikt, gaat er onvermijdelijk aan ten onder. Wie er met de vuile voeten doorgaat, heeft geen propere handen. Wie dus met het zwaard omgaat, zal erdoor vergaan. Helaas kan niet elk oor geheeld worden dat door Petrus is afgehouwen, noch elke kind of vrouw die door brutale kolonisators of nietsontziende warlords is verminkt. 

    Maar wat dan met het legitiem verzet tegen bijvoorbeeld net zo’n dictatuur? Wat met de zogenaamd rechtvaardige oorlog? De verdediging van have en goed, jezelf en je familie?

    Laten we een concreet voorbeeld nemen. De Verenigde Staten zijn, samen met verscheidene van hun bondgenoten, waaronder ook België en tot voor kort ook Nederland, in een oorlog gewikkeld tegen de Taliban in Afghanistan. Het moslimfundamentalistisch regime van de Taliban was in eigen land zeer gewelddadig en werd ook verantwoordelijk geacht voor terrorisme in het buitenland. Het bood onderdak aan Osama Bin-Laden en zijn Al Qaida. Op grond daarvan meende en meent de V.S. nog steeds dat een militaire ingreep noodzakelijk en verantwoord was. In die oorlog mag de tegenstander gedood worden; dat er ook collateral damage zou zijn, is onvermijdelijk: doden en gekwetsten onder de plaatselijke burgerbevolking, materiële schade bij bombardementen, verstoring van het economisch leven en van het sociale weefsel; doden en gekwetsten en levenslang gehandicapten ook onder de eigen troepen en de hulpverleners; de enorme kosten van de langdurige oorlogsvoering vallen ten laste van de burgers van de betrokken landen.

    Nog los van het feit dat die oorlog deerlijk mislukt is, dat het doel dus niet bereikt is (zoals elk weldenkend mens voorspeld had), kunnen en moeten we de vraag stellen of het ooit verantwoord is dat mensen gedood worden om een doel, welk doel dan ook, te bereiken.

    Als het gaat om individuele misdadigers, dan heeft de beschaafde wereld op die vraag een antwoord gevonden: de doodstraf is afgeschaft in de meeste landen. Wat iemand ook misdaan heeft, is nooit een reden om hem of haar om het leven te brengen. Wij hebben afstand genomen van het barbaarse (maar Bijbelse) ‘oog om oog, tand om tand’. Onze rechtspraak is niet uit op wraak, maar op het vrijwaren van de rechtsstaat.

    In de meest landen is de overgrote meerderheid van de bevolking de mening toegedaan dat dezelfde redenering geldt voor het voeren van oorlog. Landen, zoals mensen, moeten hun conflicten oplossen door onderhandelingen. Indien dat niet lukt, moet men ‘misdadige’ regimes onder druk zetten met niet-gewelddadige middelen en dat is wat er in de praktijk gebeurt en meestal heeft dat ook resultaat, zij het op lange termijn.

    Het zijn echter vooral de (militaire) grootmachten, de Verenigde Staten en Rusland, die voortdurend actief in echte oorlogen verwikkeld zijn, niet om het eigen grondgebied te vrijwaren, maar agressieoorlogen, gevoerd in andere landen. Het zijn, dat hebben we sinds lang ervaren, geen succesvolle operaties. Ze zijn dus, achteraf gezien, nooit verantwoord, precies omdat ze hun doel niet bereiken, ondanks enorme offers. Denk aan Vietnam.

    Maar dat is achteraf bekeken en dus kan men dat argument niet gebruiken om over de toelaatbaarheid van dergelijke oorlogen een oordeel te vellen nog voor ze beginnen. Men weet immers niet hoe ze gaan aflopen, men voorspelt altijd een korte en krachtige ingreep om de democratie te herstellen.

    We moeten dus een ander principe inroepen, een moreel standpunt innemen. Is het ooit verantwoord om mensen te doden omwille van wat zij denken of doen, dat is de vraag.

    We zeiden het al, niet op individuele basis, de doodstraf vinden wij immoreel, onaanvaardbaar in een beschaafde wereld, er zijn alternatieven; en als die alternatieven niet volmaakt zijn, als men veroordeelden misschien te gemakkelijk vrijlaat en zo toestaat dat ze opnieuw toeslaan, dan moet men bedenken dat ook de doodstaf niet volmaakt is als middel: wat als men een onschuldige veroordeelt en ombrengt? Die mogelijk is er steeds, dat heeft men ook vastgesteld.

    Is er enige reden waarom het doden van een groep mensen door een andere groep wel verantwoord zou zijn, terwijl het doden van individuen, zelfs gruwelijke misdadigers, overal afschuw oproept?

    Vooreerst is het doden van grotere aantallen mensen hoe dan ook steeds erger dan het doden van enkelingen. Een natuurramp is immers ook ‘erger’ naarmate er meer menselijke slachtoffers zijn. Als één moord al vreselijk is, hoe zouden honderden, duizenden, miljoenen doden dat niet nog zoveel meer zijn? Vervolgens moeten we vaststellen dat in een oorlog de slachtoffers, in tegenstelling met de rechtspraak, meestal onschuldig zijn. Het zijn, behalve in uitzonderlijke gevallen van genocide en misdaden tegen de mensheid, niet de simpele soldaten die zich hebben schuldig gemaakt aan de misdaden die de aanleiding zijn voor de oorlog; het zijn de politieke en militaire leiders van het betrokken land, bij hen berust de verantwoordelijkheid.

    Ook de doden die vallen in eigen rangen zijn, in principe en meestal ook in de praktijk, totaal onschuldig, net zoals de burgerslachtoffers. In de rechtspraak is de gerechtelijke dwaling, waarbij onschuldigen veroordeeld en bestraft worden, het ergste wat er kan gebeuren. Waarom zou dat anders zijn in globale of plaatselijke gewapende conflicten?

    Oorlogen worden steeds voorgesteld als onvermijdelijk en dus noodzakelijk: er is geen andere oplossing. Wanneer we echter de geschiedenis, zelfs alleen maar de meest recente, bekijken, dan blijkt steeds dat dit in feite niet zo is. De inval in Irak was onvermijdelijk, noodzakelijk, omdat Irak in het bezit was van massavernietigingswapens en die ook wou gebruiken. Men heeft moeten vaststellen dat die wapens er niet waren; de vraag of Sadam Hoessein ze ook wou gebruiken komt daarbij evident te vervallen. Overigens weten we zeker dat andere landen dergelijke wapens zonder enige twijfel hebben en vrijwel zeker niet zullen aarzelen om ze te gebruiken wanneer ze daartoe aanleiding zien (Israël, Noord-Korea, Iran, Pakistan, India,…). Moeten we dan tegen elk van die landen pre-emptive oorlogen voeren?

    Oorlogen vragen een hoge tol aan onschuldige mensenlevens. Ze zijn verwoestend en vereisen een langdurig en kostelijk herstel, economisch zowel als menselijk. Ze bereiken nooit hun doel. Ze duren altijd langer dan gepland. Elk weldenkend mens, elke religieus geïnspireerd mens, iedereen die een ernstige morele afweging maakt, moet tot de conclusie komen dat er duizend redenen zijn om geen oorlog te voeren en geen enkele reden, ooit, om dat wel te doen.

    Wanneer een politiek leider dus aan een ander land de oorlog verklaart of op een of andere manier militair ingrijpt, maakt hij zich ipso facto schuldig aan misdaden tegen de mensheid. Er is geen enkel excuus, geen enkel. Dat geldt voor iedereen, niet alleen voor kleine dictators en warlords in ontwikkelingslanden, maar ook en vooral voor de allergrootsten der aarde, inzonderheid de Verenigde Staten van Amerika.

    Als we nog iets dieper graven, dan stelt zich de vraag waarom de ene mens de andere niet mag doden. We kunnen ons tevreden stellen met het feit dat ‘gij zult niet doden’ het eerste en oudste morele voorschrift is van de mensheid, maar dat is niet meer dan de vaststelling van een feit. In principe is het dan nog altijd mogelijk dat dit een verkeerde regel zou zijn.

    De echte grond van de zaak is dat in kwesties van leven en dood wij allen gelijk zijn, dat niemand dan boven een ander staat als het gaat over het meest fundamentele van een mens, zijn leven. Waar zou men immers dat recht halen? Op wat zou het gesteund zijn?

    Op eigenbelang bijvoorbeeld. Laten we dat even aannemen: het eigen leven is belangrijker dan dat van de andere; als iemand mij aanvalt, dan mag ik mij verdedigen en desgevallend de andere doden; als iemand anders voedsel heeft, dan mag ik dat afnemen enzovoort. Het is evident dat we er zo niet komen, want wat voor mij geldt, geldt ook voor de andere. Een moraal die enkele eigenbelang kent, leidt tot oorlog en waanzin. Het gelijkheidsbeginsel, de erkenning van het feit dat de andere over dezelfde rechten beschikt als ik, is de grondslag van de beschaving.

    Zoals Spinoza het zo mooi zegt: niets is nuttiger voor de mens dan de mens. Wij zijn niet alleen gelijk en kunnen dus nooit aanspraak maken op enig voorrecht, we hebben elkaar ook nodig. Geen mens kan overleven zonder de anderen, niet in primitieve omstandigheden, niet in een moderne en complexe maatschappij. Het is dus zelfs in ons eigen belang dat we de andere niet doden, maar ermee samenwerken. Meer nog: het is onze enige kans op overleven.

    Het hoogste ideaal van de mens is zijn vrijheid, het zich niet onderworpen weten aan de willekeurige macht van de andere, aan het recht van de sterkste. Voor die vrijheid hebben we alles veil, maar ook dat is een universeel principe, dat voor iedereen geldt. Onze vrijheid kan niet gaan ten koste van die van de andere, ten koste van het leven van de andere.

    En zo hebben we de drie principes van elke moraal ontsloten: vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Wanneer we die op een verstandige manier toepassen, is de kans klein dat we een fundamenteel foute beslissing nemen. Dat zijn de beginselen die aan de basis moeten liggen van elke individuele keuze in ons leven, maar ook van elke politieke beslissing. Enkel wanneer deze principes ten volle gevrijwaard zijn, is een beslissing moreel verantwoord. 

    Doe eens een test, voor jezelf, op kleine schaal, of op wereldvlak. Het is een gouden regel: vrijheid, gelijkheid, solidariteit.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    09-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.independent means
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In Engelse romans uit de 18de eeuw was vaak sprake van gentlemen, persons of independent means. Dat waren dan mensen die een inkomen hadden dat niet afkomstig was van hun eigen arbeid. Ze genoten van een toelage, een erfenis, de opbrengst van eigendommen, de renten van geld dat voor hen was belegd in een trust. Het is mij niet bekend wat het aandeel was van de mensen met een dergelijk inkomen in het geheel van de economie. Het lijkt me veeleer een faciele, gemakkelijke literaire conventie te zijn: de auteur hoeft geen details te geven over de manier waarop een personage zijn brood verdient, het volstaat de magische woorden te vermelden: a person of independent means. Het was zelfs erg ongepast om daarover vragen te stellen in polite company. Hoe iemands rijkdom tot stand gekomen was, daarover werd niet gepraat.

    Het is een simpele economische wet dat rijkdom gegrond is op arbeid. Het is een even harde economische waarheid dat je door arbeid niet rijk wordt. Hoe dan wel? Marx zei dat het enkel door uitbuiting kan, door anderen voor jou te laten werken, door de vruchten van de arbeid van anderen duurder te verkopen dan je hen ervoor betaalt. Door zaken te doen dus, handel te drijven. Je koopt bijvoorbeeld tropisch hout in… de tropen, voor een prikje, want de arbeid is daar goedkoop en de grondstoffen gratis. Je verscheept het hout naar Engeland en verkoopt het daar als een zeldzaam en dus duur product en strijkt de winst op. Of je laat er schitterende meubels van maken door slecht betaalde arbeiders en strijkt de winst daarvan op. Steeds is er een zo groot mogelijk verschil tussen wat je zelf betaalt voor iets en de prijs die je ervoor vraagt als je het voortverkoopt, al dan niet na het verwerkt te hebben.

    De rijkdom van het Britse Imperium was gebouwd op die eenvoudige principes. Men maakte gebruik van een wereldwijd handelsmonopolie, in stand gehouden met militaire macht, gebaseerd op de handel in en het inzetten van slaven en op het leegroven van de natuurlijke rijkdommen van veroverde kolonies. Het geld stroomde toe in het Verenigd Koninkrijk. Handelaars werden op korte tijd schatrijk, rijker dan de landadel, rijker dan de vorst. Wij kijken vandaag nog steeds verbluft naar de uiterlijke tekenen van die welvaart in populaire Britse televisieprogramma’s over opulente landhuizen, schitterende antiek en beroemde kunstcollecties. Misschien is het goed te bedenken dat die weelde gebouwd is op de uitbuiting van alle klassen die zich onder die selecte bovenlaag bevonden. Enorme rijkdom is maar mogelijk als er ook enorme armoede is. Alle eigendom is diefstal, zo zegt Marx het.

    Charles Darwin was geboren in een zeer welstellende familie. Zijn vader bezorgde hem bij de aanvang van zijn loopbaan een legaat dat hem voor de rest van zijn leven voldoende inkomsten bezorgde zonder er te moeten voor werken. Charles huwde een van de erfgenamen van de wereldberoemde Wedgwood familie. Zo beschikte het gezin over uitgebreide independent means. Charles was ook nog een handige belegger, zodat het familiekapitaal nog substantieel aangroeide tijdens zijn leven. Darwin heeft dus geen dag in zijn leven gewerkt om den brode. Dat wil niet zeggen dat hij helemaal niet gewerkt heeft. Hij was de hele dag intens bezig en het resultaat van zijn ‘arbeid’ heeft ons wereldbeeld en de wetenschap ten minste even ingrijpend veranderd als bijvoorbeeld Copernicus dat deed. Maar hij leefde niet van zijn werk, zelfs niet toen hij beroemd was en zijn boeken goed verkochten. Hij was een rentenier, iemand die leefde van zijn renten, van de opbrengst van zijn eigendommen en zijn kapitaal, dat hij geërfd en gekregen had van anderen. Dat heeft hem in staat gesteld een zeer beschermd leven te leiden, volkomen vrij van financiële zorgen. Het is geen overdrijving om te stellen dat het ook die omstandigheden zijn geweest die hem in staat hebben gesteld om tot de wetenschappelijke inzichten te komen die zo ongemeen belangrijk zijn gebleken. Het is immers niet denkbaar dat een mijnwerker in Wales of een schoorsteenveger in Londen tot dezelfde conclusies zou gekomen zijn.

    Ik denk vaak over dergelijke zaken nu ik zelf a person of independent means ben. Laat me toe dat even te verduidelijken; ik ben immers niet geplaagd door enige victoriaanse preutsheid over mijn inkomen.

    Ik ben een gepensioneerd universiteitsambtenaar. Ik krijg een normaal pensioen zoals iedereen die in een gelijksoortige positie veertig jaar gewerkt heeft, ongeveer € 1250 per maand. Daarnaast heb ik de opbrengst van de groepsverzekering die de universiteit voor mij heeft afgesloten; de details daarvan hoef ik hier niet openbaar te maken, maar het gaat niet om spectaculaire sommen. Ik heb tijdens mijn leven ook nog wat gespaard en dat veilig belegd. Dat alles samen, gecombineerd met mijn bescheiden levensstijl, maakt dat ik geen financiële zorgen heb. Ik ben op mijn zestigste op pensioen gegaan en sindsdien hoef ik dus niet meer te werken om den brode.

    Mijn situatie is op dat punt dus te vergelijken met die van Darwin. Ik zeg wel: te vergelijken, niet identiek. Enerzijds was het kapitaal en de eigendommen waarover Darwin kon beschikken veel en veel aanzienlijker dan mijn bezit. Anderzijds heb ik wel degelijk gewerkt voor elke euro en voor alles wat ik bezit. Ik heb niets geërfd van mijn eenvoudige ouders en slechts een peulschil van mijn suikertantes. Ook mijn pensioen en de groepsverzekering kan je niet gelijkstellen met wat Darwin zomaar had gekregen van zijn ouders. Hoe men het ook draait of keert, ik heb recht op mijn pensioen, aangezien ik bijna veertig jaar lang mijn bijdrage geleverd heb aan het pensioenstelsel.

    Los van de oorsprong van mijn relatieve rijkdom, meen ik toch dat mijn situatie nu vergelijkbaar is met die van Darwin en andere persons of independent means. Ik kan mij permitteren om de hele dag te doen wat ik wil, mij bezig te houden. Ik hoef aan niemand rekenschap te geven of verantwoording af te leggen. Mijn middelen (means) maken mij independent. Niet enkel financieel onafhankelijk, bemiddeld dus, maar ook mentaal vrij.

    Wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Don’t bite the hand that feeds you! Zolang ik mijn boterham verdiende aan de universiteit, was ik met die instelling en met de hele maatschappij verbonden in een verhouding van afhankelijkheid. De maatschappij betaalde mij om mijn werk te doen en dat bracht verplichtingen met zich mee. Ik meen dat ik mij daar over het algemeen goed aan gehouden heb. Ik was misschien rebels in mijn denken, maar meestal veeleer burgerlijk in mijn doen. Ik behoorde tot het establishment.

    Toen ik op pensioen ging, kwam daaraan een einde. Ik moest wel wennen aan de ruimte die er plots kwam, aan de vrije tijd die ik nu volop kon besteden aan wat ik zelf belangrijk achtte. Maar meer verrassend en aanvankelijk onwennig nog was de innerlijke vrijheid die zich stilaan aan mij openbaarde, de independence van denken en doen die blijkbaar samengaat met financiële onafhankelijkheid. Dat heeft onvermoede perspectieven geopend, waarvan ik elke dag meer en meer met volle teugen geniet, misschien des te meer omdat ze in zo’n schril contrast staat met de grotendeels onbewuste mentale onvrijheid en de beperking van mijn mogelijkheden tijdens mijn loopbaan aan de universiteit.

    Als ik mij nogmaals vergelijk met Charles Darwin, dan wil ik vooraf Vergilius citeren: si parva componere licet magnis (Georgica IV.176-8): indien het mij vergund is het kleine naast het grote te plaatsen. Behalve het toeval dat we dezelfde voornaam dragen, is er inderdaad zeer weinig reden voor dergelijke vergelijking. Maar toch dit: het is vanuit dezelfde independence of means, dezelfde bemiddeldheid dat we ons ‘werk’ doen, ons bezighouden, ons intellectueel en emotioneel ontplooien, ik op mijn veel bescheidener manier, zonder ooit aanspraak te maken op enige algemene erkenning of wetenschappelijke verdienste, zonder ambities van onsterfelijkheid. En ergens diep in mijn democratisch aanvoelen ben ik trots dat ik althans mijn huidige status als a person of independent means zelf heb verdiend, al heeft het precies daardoor veel langer geduurd voor ik er kon van genieten en al zal ik er allicht veel minder lang kunnen van genieten dan Darwin is vergund geweest. Zoals Montaigne zegt: het maakt niet uit hoe lang je leeft, maar hoe intens; en: de dood duurt voor iedereen even lang.




    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    07-07-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Seks in Thailand
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het nadeel van internet, het web of hoe je het ook wil noemen, is dat je ongevraagd allerlei ‘gegevens’ of ‘informatie’ binnenkrijgt.

    Dat kunnen spams zijn in de mail: reclame voor penisverlenging en blauwe pilletjes, berichten dat je een onwaarschijnlijk hoog bedrag gewonnen hebt met de loterij, vragen om steunbetuiging aan zieke kinderen, waarschuwingen voor computervirussen (die net zelf virussen bevatten), kettingbrieven…

    De meesten onder ons zijn geabonneerd op een of andere nieuwssite, zoals die van bekende kranten of tv-nieuwszenders. Daar krijg je het nieuws continu toegediend in korte flashes, die je kan aanklikken om het volledige verhaal te lezen. Daar zijn interessante berichten bij van allerlei aard, maar er zit onvermijdelijk ook heel wat sensationeel nieuws in. Ik reken daartoe alle meldingen van moord en doodslag, slagen en verwondingen, burenruzies, alsook de seksuele misdaden.

    Zelf vind ik dat soort nieuws veeleer afstotend. Ik wens het niet te weten, zeker niet de gore details. ‘Vrouw steekt haar twaalfjarig zoontje neer.’ Ik lees met opzet geen kranten of weekbladen, precies om die berichten te vermijden. Het is al erg genoeg dat het allemaal gebeurt, we moeten er geen show van maken. Ik vind de algemene belangstelling daarvoor misplaatst en ongezond. Let wel, ik ontken niet dat die dingen gebeuren, ik wil niet doen alsof ze niet bestaan. Integendeel: het is allemaal nog veel erger en het gebeurt veel vaker dan we denken, niet alleen ver van ons bed, maar soms ook vervaarlijk dicht bij onze bedstee. Maar het is een aspect van de werkelijkheid dat ik veeleer verafschuw dan dat het me intrigeert.

    Af en toe is er iets dat toch blijft hangen, dat enige tijd in mijn kop rondspookt en me doet nadenken.

    Zo schreef ik hier enige tijd geleden over Robert King, de bekende dirigent van barokmuziek, die in 2007 vier jaar cel kreeg voor seksueel misbruik, klik hier voor het hele verhaal: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=580833. Ondertussen is hij weer vrij en treedt weer op met zijn Consort, ook in ons land, zonder dat iemand zich druk maakt over die feiten.

    Dezer dagen verschijnen her en der berichten over de beroemde pianist en dirigent, Michail Pletnev (53); die zou zich in Pattaya, Thailand schuldig gemaakt hebben aan het verkrachten van een minderjarige jongen. Hij riskeert twintig jaar cel.

    Artiesten zijn mensen zoals iedereen, er is geen enkele reden om aan te nemen dat zij meer of minder deugdzaam zouden zijn dan anderen. Het hoeft ons dus niet te verbazen als men een muzikant, een regisseur of een beeldhouwer, zeg maar, betrapt op seksuele misdrijven. Je kan blijkbaar een uitstekend pianist zijn en toch een dronkaard, zoals Andrei Nicholsky (on-)zaliger, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=651484. Of een vooraanstaand pianist en dirigent zoals Pletnev en toch aan sekstoerisme doen.

    Toch zijn dergelijke berichten telkens een diepe teleurstelling voor elke rechtgeaarde muziekliefhebber. Men verwacht van zijn idolen, van de mensen die men bewondert en dankbaar is om hun uitzonderlijke gaven, dat zij op alle gebied ten minste onbesproken zijn. Dat kan natuurlijk niet, dat weten we ook wel. Maar er is nog een verschil, vind ik, tussen de bekende gierigheid en verregaande slonzigheid van Beethoven of de minder dan voorbeeldige huwelijkstrouw van Haydn en de berichten over de seksuele misdaden van Robert King en Michail Pletnev.

    Ik wil nog even blijven stilstaan bij deze laatste. Hij werd dus aangehouden in een beruchte (als we die term nog mogen gebruiken in dit geval) Thaise stad waar sekstoerisme welig tiert. Dat is een onderscheid met Robert King, die zich vergreep aan zijn leerlingen en muzikanten in zijn dienst. Pletnev betaalde voor zijn seks, je kan niet zeggen dat de jongen die hij ‘misbruikt’ heeft zich niet kon verzetten, nee, hij heeft toegestemd. Dat wil niet zeggen dat er geen misbruik is, helemaal niet: wij moeten ons verzetten tegen elke vorm van prostitutie, zeker van minderjarigen. In die zin is die jongen nog steeds een slachtoffer. Maar we mogen ook de ogen niet sluiten voor het georganiseerde sekstoerisme in Thailand en elders. Dat de zedenpolitie Pletnev oppakt, is terecht, maar misschien is het ook wel heel erg hypocriet: er zijn vele tienduizenden sekstoeristen die men ongemoeid laat, van wie men het geld opstrijkt en voor wiens seksuele misdaden men meer dan één oogje dichtknijpt. Is het omdat het een wereldberoemde artiest is? Ik weet het niet.

    Er is recentelijk veel te doen over seksueel misbruik. Hier in Vlaanderen is alles in een stroomversnelling gekomen na de gedwongen bekentenissen van de voormalige bisschop van Brugge, klik hier voor mijn reactie toen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=631861. Maar wij weten al veel langer dat kinderen misbruikt worden in de kerk, lees wat ik daarover schreef in 2008, lang voor de bekentenissen van de bisschop: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=141243.

    Prof. Karlijn Demasure, lid van de kerkelijke commissie die gevallen van misbruik door priesters en religieuzen onderzocht, sprak van vijfduizend mogelijke gevallen in Vlaanderen alleen… En dan gaat het vrijwel uitsluitend over misbruik van mannelijke jongeren door mannelijke religieuzen; ander misbruik, door vrouwelijke religieuzen, of van vrouwelijke jongere of oudere slachtoffers, daarover zijn er geen cijfers, maar dat het voorkomt, veel voorkomt, dat weten we wel.

    Seksueel misbruik doet zich niet alleen in de kerk voor, dat is zeker. Het is niet eens overtuigend bewezen dat er, procentueel gezien, meer daders zijn binnen de kerk dan daarbuiten. Maar het is zoals met beroemde artiesten: je verwacht niet dat uitgerekend priesters en religieuzen zich schuldig zouden maken aan dat soort dingen. Fout dus: priesters en religieuzen zijn geen haar beter of slechter dan andere mensen. Blijkbaar is het kerkelijke verbod op elke vorm van seksuele beleving voor niemand haalbaar, wat had je gedacht.

    Wij leven in een promiscue, permissieve wereld. In gewone taal betekent dat dat er heel wat kan op seksueel gebied. Er is vrijwel geen enkele rechter die zich nog zal wagen aan de vervolging van wat volwassenen met elkaar doen in de beslotenheid van hun relatie, van welke aard of duur de relatie ook is. Ook onder jongeren is er intense seksuele activiteit van allerlei slag op steeds jongere leeftijd. Het Thaise sekstoerisme gebeurt open en bloot, om zo te zeggen. Porno vind je overal, tot de meest harde vormen toe, ook met kinderen, ook met dieren. Er is een indrukwekkende seksindustrie, met miljardenomzet. Het is allemaal zo, hoe zal ik zeggen, ‘normaal’ (?!?) dat een mens zich afvraagt: wat heeft Michail Pletnev voor vreselijks gedaan dat hij voor twintig jaar de cel in moet? Hij heeft voor een luttel bedrag wat gore seks gehad, neem ik aan, gedurende een half uur of zo, op een of andere manier, met een mannelijke prostitué die nog geen achttien was.

    Als twee jongens van zestien met elkaar in bed belanden voor een potje seks, dan zal geen haan daarnaar kraaien. Het gaat dus niet om de fysieke daden die Pletnev gesteld heeft: er zijn geen gewonden gevallen of zo. Het gaat ook niet om de seksindustrie. Het gaat enkel over het feit dat hij, als individu, seks heeft gehad met een ander, minderjarig individu. Dat zijn partner een betaalde prostitué was, is niet ter zake: volwassenen mogen geen seks hebben met minderjarigen.

    Waarom niet?

    Wij komen uit een wereld waarin seks uitsluitend behoorde tot de wereld van de volwassenen. Met kinderen werd niet over seksualiteit gesproken. Het bestaan van seks onder of met minderjarigen werd op alle mogelijke manieren ontkend. Natuurlijk was dat een dwaasheid: kinderen zijn even seksueel als volwassenen en zelfs veel meer seksueel dan de meeste volwassenen. Zij zijn seksueel actief van op zeer jonge leeftijd, alleen of met anderen, zoals de biechtvader vroeger altijd wou weten. Die anderen zijn seksgenoten of niet, leeftijdsgenoten of niet. Volwassenen hebben altijd seks gehad met kinderen, dit is geen nieuw verschijnsel, daar zijn geleerde en vooral ook minder geleerde boeken over geschreven. Ik zei het hier al eerder: is er niets, absoluut niets van al wat mogelijk is op seksueel gebied dat de mens nog niet gedaan heeft.

    Men spreekt in deze context vaak over de (seksuele) onschuld van kinderen. Dat die onschuld bestaat zal ik niet ontkennen. Maar men mag ze niet verwarren met onwetendheid: kinderen zijn misschien wel naïef, maar ze zijn niet onnozel. En over de seksuele onschuld van Thaise prostituees, mannelijke, vrouwelijke of andere, daarover moeten we ons helaas al helemaal geen illusies maken, vrees ik.

    Men zou kunnen zeggen, zoals de kerk dat doet, dat seks enkel binnen het huwelijk kan. Dat sluit dan meteen kinderen uit en zeker seks met partners van hetzelfde geslacht, want die is niet op de voortplanting gericht en dus verboden. Toch was men ook vroeger zeer tolerant: meisjes werden al op zeer jonge leeftijd huwbaar verklaard. En homofiele seks en seks met prenubiele minderjarigen had het niet onaantrekkelijke voordeel dat er geen risico’s op voortplanting was, een aspect dat priesters en religieuzen nooit ontgaan is, zeker toen er nog geen voorbehoedsmiddelen waren. Het lijkt wel of de kerk Bill Clinton volgt, die stelde dat seks die niet op voortplanting gericht is (orale, anale, alles behalve heteroseksuele genitale seks zonder voorbehoedsmiddelen) géén seks is.

    Seksualiteit is, zoals aartsbisschop Léonard en met hem de hele katholieke kerk zegt, van nature gericht op de voortplanting; ze voor iets anders gebruiken is ‘ziekelijk’. De brave man en de kerk vergissen zich, natuurlijk. Seksualiteit is veel rijker dan louter een soort dierlijke drift die de voortplanting aantrekkelijk maakt voor het zoogdier dat de mens is. Seksualiteit doordringt ons hele wezen en onze hele beschaving. Wij zijn seksueel in al wat we denken en doen. Onze seksuele activiteit uit zich op miljoenen manieren. Als je daaraan zou twijfelen, klik op Google eens ‘seks’ of ‘sex’ in en bekijk het resultaat, al dan niet met de afbeeldingen erbij…

    Heel lang geleden, ik moet een jaar of zes geweest zijn, ging ik op zomerkamp met de Christelijke Mutualiteiten, ik vermoed in Erwetegem. Op zaterdag gingen we onder de douche, in afzonderlijke douchecellen natuurlijk. Een potige non kwam de jongentjes om beurten inspecteren onder de douche. Dat was voor mij een probleem: wij hadden thuis geen douche, ik werd wekelijks gewassen staande op een stoel, met daarnaast een emmer. Daar stond ik dus, in de rij, wachtend op mijn beurt, in een gebreide zwembroek, niet wetend of ik die moest uittrekken of niet. Je broek uittrekken, dat was onkuisheid. Iemand anders in zijn blootje zien, dat was onkuisheid. Toch heb ik toen van in de rij gezien, toen het gordijn van een van de douches even opzij werd geschoven door de non van dienst, dat het jongetje helemaal bloot was. Ik wist dus wat er van mij verwacht was. Dat was een opluchting, want ik was erg bevreesd om me belachelijk te maken, om niet te weten hoe je onder de douche ging. Maar ik heb nog jaren ernstige morele twijfels gehad: ik had onkuisheid bedreven door mijn gluren naar het naakje van dat knaapje achter het gordijn…

    De tijden zijn veranderd, gelukkig maar. Het probleem is, dat we niet goed meer weten wat mag en kan en wat niet. Vroeger was dat duidelijk: onkuisheid was een doodzonde, je riskeerde de hel, eeuwig. En dat zichzelf of elkaar bevredigen onkuisheid was, daarover bestond niet de minste twijfel.

    Vandaag zijn de grenzen wel heel ver verschoven. Het gaat zelfs zover dat toen ik het bericht las over Pletnev in Thailand, ik me spontaan en oprecht vragen stelde over de celstraf van twintig jaar die hij riskeert. Niet alleen staan die in schril contrast met de onwaarschijnlijk lichte vier maand voorwaardelijk voor een dronken doodrijder van drie studentes, onlangs nog hier bij ons in Vlaanderen. Ik vermoed dat Pletnev zelf ook verstomd stond over de aantijging en de mogelijke straf. Ik veronderstel zelfs dat hij zijn daad niet echt als moreel grondig fout gedrag heeft aangevoeld. Twintig jaar voor wat casual sex met een betaalde prostitué?

    Het enige wat ik met mijn verhaal heb willen aantonen, is dat wij met zijn allen eens heel diep moeten nadenken over waar wij met de seksualiteit naartoe gaan en of het nog mogelijk is om samen af te spreken waar we naartoe willen. Het kerkelijke standpunt is nu onaanvaardbaar. De wereld verzet zich unaniem als men een vrouw dreigt te stenigen voor overspel (terwijl de man vrijuit gaat) of als men een homo-koppel in Afrika vervolgt. Wij tasten de grenzen van het welvoeglijke en het toelaatbare elke dag verder af. Er is verregaande normvervaging en onzekerheid, dat stellen we voortdurend vast in de sensatiepers, in de artistieke wereld, de reclame, bij de politie én in de rechtspraak.

    Waar liggen de grenzen?

    Waarom?

    Op welke principes steunen wij ons nog?

    Wie zal het ons zeggen?


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    22-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BBQ, barbecue
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De zomer is officieel begonnen, de langste dag (16 uur en 30 minuten) en de kortste nacht zijn voorbij, op mijn elektronisch weerstationnetje is de smiley verdwenen die het lengen van de dagen aankondigt na 21 december. Bij Stonehenge heeft men het opgaan van de midzomerzon gevierd. Voor de kinderen en jongeren komt de vakantie nu echt dichtbij. Het festivalseizoen is aangebroken, honderdduizenden jongeren ondergaan hun seksuele initiatieriten en experimenteren met alcohol en drugs. Miljoenen vakantiegangers begeven zich op weg, te land, ter zee en in de lucht.

    In die lucht hang de onmiskenbare geur van walmende houtskoolvuren, Provençaalse kruiden, verhitte olie, gebraden vlees en vis: het is barbecuetijd!

    Barbecue, of BBQ, is een leenwoord. Het gaat terug naar de jaren 1650, toen de Spaanse ontdekkingsreizigers het oppikten op Haïti. In het plaatselijke Arawaks was barbakoa letterlijk een rooster van stokken. Ze gebruikten zo iets om erop te slapen, maar ook om er vlees op te drogen of te roken. Het Spaanse barbacoa en nadien het Engelse barbecue sloeg aanvankelijk op een maaltijd van geroosterd vlees of vis. Onze betekenis, waarbij allerlei gerechten gegrild worden op een open vuur in een bak, dateert slechts van 1931.

    Uit het Surinaams-Nederlands hebben we ook barbakot en barbakotten overgenomen. De oorsprong is dezelfde, maar slaat veeleer op het roken dan grillen.

    Ik ben, lieve lezers, geen liefhebber van barbecues en barbecueën.

    Vooreerst is het, zoals alle manier van koken, niet gemakkelijk om het goed te doen. Barbecueën is een kunst. Je moet een goede installatie hebben, de juiste houtskool of houtsoorten; het vuur gestadig opbouwen tot het de juiste temperatuur heeft, het voedsel klaarmaken en kruiden, de juiste olie, de geschikte afstand van de grill tot het vuur, het voedsel op de juiste plaats op de grill, tijdig keren en vooral net lang genoeg laten bakken: er kan zoveel verkeerd gaan! Als je rekening houdt met de hoeveelheid alcohol die barbecuekoks verwerken tijdens het bakken dan is het geen wonder dat het meestal ook helemaal in het honderd loopt. Zelden is een stuk vlees of vis net lang genoeg gebakken dat het van buiten knisperend is, van binnen heet maar niet droog, net genoeg gekruid om de smaak te verhogen, niet te verknoeien… Voor grote groepen houdt men het gebakken vlees warm au bain-marie; maar dan verliest het al het aantrekkelijke van het grillen.

    Ook de bekende kebabs, de spiesen met vlees en groenten zijn zelden helemaal gelukt. Men steekt er verschillende soorten vlees op, met daartussen groenten, maar die hebben allemaal een ander gaarpunt, dus als het lamsvlees al mooi rose is, is het varkensvlees nog gevaarlijk ongebakken vanbinnen en het runds veel te seignant, terwijl de (aj)ui(n) en de paprika’s al verbrand zijn.

    BBQ’s zijn zelden een culinair hoogtepunt. De kwaliteit van het vlees is meestal matig, alsof je voor het grillen niet het beste vlees mag gebruiken. Men neemt vrede met gedeelten van het beest die men anders niet op zijn bord zou willen; ter compensatie wordt het vlees dan veel te pikant gemarineerd of overvloedig in olie geweekt. Worsten zijn in, terwijl ik anders nooit worst eet.

    Ik hou ook niet van barbecueën als sociale bezigheid. Al van bij het aperitieven begint het overvloedige drinken, om in de stemming te komen. Bij het eten gaat dat door, om het pikante en veel te zoute voedsel door te spoelen. Al dat drinken verhoogt de ambiance, maar ook de decibels gaan de hoogte in, iedereen staat omzeggens te schreeuwen om zich verstaanbaar te maken tussen de kraaiende, gillende, daverend lachende gasten. Als geheelonthouder sta je erbij en kijkt ernaar, meewarig, niet geneigd om je te mengen in de algemene vrolijkheid.

    Op een BBQ is er geen gelegenheid voor een rustig gesprek of om de banden met vrienden en kennissen aan te halen en wat bij te praten. Ernstige onderwerpen zijn uit den boze. Je ‘kiest’ je gezelschap of je valt in een groepje en die groepjes blijven bijeen alsof ze met elkaar getrouwd waren, de hele avond. Misschien zit er in een ander groepje iemand die je al lang niet meer hebt gezien en die je echt graag zou willen aanspreken, maar je kliekje in de steek laten wordt als verraad beschouwd: zijn die anderen zoveel interessanter dan wij, ja? Iedereen zit met verlatingsangst, niemand wil muurbloempje zijn, iedereen is blij dat hij of zij erbij hoort.

    Zo’n barbecue kan vele lange uren duren. De tijd dat je met eten zelf doorbrengt, is beperkt. Wat doe je dan de rest van de tijd? Praten. Maar dat wordt vrijwel onmogelijk gemaakt, zeker als er ook nog luide muziek gemaakt wordt, van het type eviva España!

    En toch trekken we straks met zijn allen weer van de ene barbecue naar de andere, vreten we het nauwelijks te vreten zomervoeder, drinken we de goedkope zure wijn en het lauwe verschaalde bier, proberen we tevergeefs iets gezegd te krijgen boven de boembassen en het elektronische slagwerk uit.

    ’s Anderendaags worden we dan wakker met een fikse kater, een hese stem en brandende ingewanden die luidruchtig protesteren tegen de overdaad aan pikant verbrand eten, goedkope drank en hete kruiden.

    Men kan zich vragen stellen over de zin van het leven. Ik geef toe, ik ben geneigd om me daarmee in te laten, ik vind dat een boeiende, interessante bezigheid. Je bent er ook nooit klaar mee.

    Maar ik zal nooit, in geen honderd jaar begrijpen waarom de mensheid barbecuet.




    Categorie:samenleving
    Tags:eten en drinken
    16-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Krijtlijnen in de politiek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bij de recente verkiezingen is nog duidelijker gebleken dat wij steeds minder traditioneel stemmen. Ik bedoel daarmee dat we niet ons leven lang voor dezelfde partij stemmen, de partij van onze eigen zuil. Een evidente reden daarvoor is dat er nu ook partijen zijn die nadrukkelijk buiten de zuilen staan, die geen binding hebben met vakbonden, mutualiteiten, banken, verzekeringsinstellingen, reisbureaus, onderwijsnetten of met religieuze of ideologische organisaties.

    Vroeger was dat wel anders. In België had je de socialisten, de katholieken en de liberalen, die elk een volledige zuil hadden uitgebouwd. Men bleef zijn hele leven lang daaraan trouw, met weinig afwijkingen. De verschuivingen tussen de partijen waren dan ook niet spectaculair.

    Het is met de opkomst van de thema-partijen dat daarin verandering is gekomen. Dat was in de eerste plaats een Vlaamse partij, de Volksunie en daarnaast een milieu-partij, Agalev, later Groen. Vooral jonge kiezers werden erdoor aangetrokken, zij hadden het niet zo voor verzuiling. Zij voelden immers aan dat de oude opdeling niet meer klopte. Links, rechts en centrum waren loze begrippen, waarvan niemand nog wist wat ze betekenden.

    Laten we eens proberen om daarin wat klaarheid te brengen. Op welke punten lopen de meningen van de mensen vandaag uiteen?

    Met de spectaculaire winst van de N-VA, de Vlaamse nationalisten, kunnen we er niet om heen: de Vlamingen willen een meer autonoom Vlaanderen. Hoe dat moet, in welke context, dat heeft minder belang. Wat telt is dat wij niet meer afhankelijk willen zijn van inmenging van de Franstaligen. Wij willen het zelfbestuur dat wij nu al legitiem hebben in ons ‘gewest’, met een echt parlement en een eigen Vlaamse administratie, verder uitbouwen. Wij willen meer bevoegdheden overnemen van de centrale Belgische staat en die zelf uitoefenen zoals het ons belieft.

    Dit is een duidelijke optie binnen de hele Vlaamse bevolking. Alle Vlaamse partijen sluiten zich daarbij aan, maar niet met dezelfde overtuiging en niet met dezelfde prioriteiten.

    Deze keuze voor zelfbestuur wordt niet gedeeld door de Franstaligen, niet in Wallonië en niet in Brussel. Toch beschikken zij nu reeds over dezelfde autonomie als Vlaanderen en beginnen zij er de voordelen van in te zien. Maar zij weten ook dat zij minder talrijk zijn dan de Vlamingen, minder welvarend ook. In een land waar nog heel wat kwesties paritair verdeeld worden, dat wil zeggen evenveel voor de Franstaligen als voor Vlaanderen, is de Franstalige minderheid steeds in het voordeel. Evenzo voor kwesties die geregeld worden zonder dat men rekening houdt met de sub-nationaliteit van de mensen: alle Belgische werklozen krijgen steun als ze daar recht op hebben; als er meer zijn in Wallonië dan in Vlaanderen, dan is dat zo. Als er meer kosten gemaakt worden in Waalse ziekenhuizen dan in Vlaamse, dan is dat zo. Als er meer mensen met een leefloon zijn in Brussel, dan is dat maar zo. Dat betekent dus dat we voor elkaar opdraaien, dat we solidair zijn. Vlamingen betalen zo jaarlijks vele miljarden voor uitgaven aan Franstalige kant. Een van de meest frappante voorbeelden is de verdeling van de opbrengst van de verkeersboetes. Onder meer door het plaatsen van flitspalen proberen we in Vlaanderen het verkeer veiliger te maken. Maar de opbrengst van de boetes gaat voor een zeer groot gedeelte rechtstreeks over de taalgrens, waar men niet eens flitspalen wil plaatsen.

    Het is dus evident waarom de Franstaligen België willen behouden: zij hebben er financieel voordeel bij. Het is meteen ook duidelijk dat de Vlamingen dat beu zijn: waarom zouden wij betalen voor de Franstaligen, wij betalen toch ook niet voor de Luxemburgers of de Nederlanders? Wij denken over de Franstaligen niet als landgenoten. Er is geen Belgisch nationaliteitsgevoel, het is er nooit geweest, alle kunstmatige pogingen ten spijt. Vandaag schiet er in Vlaanderen vrijwel niets meer over van die fictie. Men spreekt nu openlijk van het einde van België. Eindelijk.

    Er zijn ook scheidingslijnen die de ‘Belgen’ onderling verdelen. Ook binnen een autonoom Vlaanderen en een autonoom Franstalig gewest zullen er meningsverschillen en politieke tegenstellingen zijn. Wellicht zullen die anders zijn aan weerskanten van de taalgrens, dat blijkt duidelijk uit de verkiezingsuitslag: in Vlaanderen stemt 80% rechts, 20% links. Bij de Franstaligen is dat precies andersom. Maar daarmee weten we nog niet wat we bedoelen met rechts, links en centrum…

    In feite betekenen die termen zo goed als niets meer. De socialisten noemen we links, omdat ze voor de kleine man opkomen. Er is echter geen enkele partij die het zich kan permitteren om niet voor de kleine man op te komen, die zijn namelijk vrij talrijk en vormen dus een niet onaanzienlijke groep van de kiezers. Nog talrijker, in onze welvaartsstaat, zijn de kiezers in het centrum, de modale Belg die in Vlaanderen zeker niet arm is. Alle partijen vissen in die vijver.

    En dan is er het thema van de economie, de basis van onze welvaart. Geen enkele partij kan het zich veroorloven om maatregelen voor te stellen die de bedrijven in moeilijkheden zouden brengen. Zelfs de vakbonden brengen een gezond respect op voor de ondernemers. De tijd van het marxisme, van de staatsbedrijven en van de nationalisering van ondernemingen is definitief voorbij. Zelfs de vroegere traditionele staats- nutsbedrijven, water, gas, elektriciteit, openbaar vervoer, post, luchtvaart… ze ontsnappen niet aan privatisering en internationale schaalvergroting. De Europese Unie bevordert dat: er moet op alle domeinen een gezonde concurrentie komen binnen de Unie, zodat er lagere prijzen komen, een betere dienstverlening en meer eenheid en gelijkvormigheid binnen de Unie.

    De verschillen tussen de partijen zijn in de praktijk dus zeer klein, ook ideologisch. Op economisch vlak gelooft iedereen in de vrije markteconomie en de globalisering, mits er sociale correcties ingebouwd worden om de zwaksten te beschermen. Dat laatste is overigens vastgelegd in internationale en Europese verdragen die de basismensenrechten garanderen.

    Sinds het ontstaan van België was vormde de katholieke godsdienst steeds een scherpe breuklijn. Je had de katholieken en de ongelovigen, een duidelijk onderscheid, dat ook in de verzuiling tot in de kleinste details werd uitgebouwd. Maar de zaak is veel complexer dan dat. De Kerk van België heeft immers steeds ook ideologische en politieke keuze gemaakt voor haar gelovigen. Zo koos zij onveranderlijk voor het gezag, voor het establishment en dus ook voor de rijken. Zij gebood haar gelovigen volgzaamheid, nederigheid, gehoorzaamheid: men moest zijn plaats kennen in de maatschappij. Opstand, verzet, protest was uit den boze.

    De Kerk was behoudsgezind. In België staat dat gelijk met steun aan de Franstaligen, die de macht stevig in handen hadden. Maar in Vlaanderen sprak het gewone volk Vlaams… De Kerk heeft ingezien dat zij die groep niet mochten verliezen: het geloof gedijt immers vooral bij de arme, slecht opgeleide bevolking. De Kerk loste dat op door aan te sturen op een verfransing van de hogere bevolkingslagen, vooral door het secundair onderwijs uitsluitend in het Frans te organiseren, en anderzijds de pastoraal in de volkstaal te organiseren; de liturgie was hoofdzakelijk in het Latijn voor iedereen.

    De ongelovigen, de ideologische erfgenamen van de Verlichting, zagen dat met lede ogen aan. Zij bestreden dan ook de Kerk en de godsdienstigheid, die ze als een bedreiging zagen van de ontvoogding van de mens. Meteen bestreden ze ook het ‘Vlaams’, want dat was de taal van de lagere bevolking, die in de greep was van de Kerk. Het Frans was dus in hun ogen een element van ontvoogding, ook van de Vlamingen.

    Vandaag liggen de kaarten anders. Het België van 1830 bestaat niet meer, zelfs niet meer het België van 1960. Het Nederlands is een volwaardige taal op alle gebied. Niemand in Vlaanderen aanvaardt nog dat er een Franstalige intellectuele superioriteit zou zijn. Bij de Franstaligen leeft dat wel nog, zij spreken immers een ‘internationale’ taal en sommige Franstalige intellectuelen denken helaas nog altijd dat wij Vlamingen een vergissing begaan hebben door niet voor het Frans te kiezen. Maar hun droom van een tweetalig Vlaanderen is niet uitgekomen. De tweede taal in Vlaanderen is het Engels, niet het Frans.

    Vlaanderen is ook grondig geseculariseerd. Kerkbezoek is teruggelopen tot minder dan 10%. De invloed van de Kerk is gering. Wellicht zitten er nog meer gelovigen bij de Vlaamse ‘christelijke’ partij, de CD&V, maar er zitten er ook elders. De CD&V heeft haar volstrekte meerderheid van na 1945 nu wel definitief verloren, ze zijn ook niet meer de grootste partij van Vlaanderen. Het katholiek zijn speelt geen rol van betekenis meer bij de verkiezingen en dat zal zich nog doorzetten in de toekomst.

    En dan is er nog het koningschap. Het is merkwaardig dat in 1830 de niet-gelovigen, die dus normaal gesproken ook voor de idealen van de Verlichting stonden, toch voor een nieuw Belgisch koningshuis hebben gekozen en dat ook trouw gebleven zijn, zelfs min of meer tot op vandaag.

    België is vandaag verdeeld over het koningschap. Het staat symbool voor de eenheid van België. Wie dus België wil behouden, op een of andere manier, is voor de koning. Wie geen rol van betekenis meer ziet voor een unitaire staat, is republikein of ziet nog enkel een protocollaire rol weggelegd voor de vorst.

     

    Dit is mijn analyse, anno 2010, van de Vlaamse kiezer: hij is in de eerste plaats Vlaams. Verder is hij links noch rechts, zeker niet extreem. Hij is ongelovig of onverschillig. Hij wil de resultaten van zijn arbeid zoveel mogelijk in eigen handen houden en ziet slechts een beperkte rol voor de staat, die hij vooral beoordeelt op zijn efficiëntie. Hij is bereid een deel van zijn inkomsten af te staan, onder de vorm van belastingen, voor het gemene goed en zelfs voor de minderbedeelden, maar dat laatste slechts met mate: hij wil zelf niet profiteren en houdt dus niet van ‘profiteurs’: mensen die geld krijgen zonder ervoor te werken of zonder ervoor gewerkt te hebben. Dat zijn werkonwilligen, of mensen die van het systeem profiteren zonder ertoe bijgedragen te hebben, zoals asielzoekers en werkloze economische immigranten.

    Politieke partijen zullen het dus moeilijk hebben om zich te profileren, ze zullen allemaal hetzelfde verhaal moeten vertellen, met ten hoogste enkele accentverschillen.

    Het verschil met de Franstalige kiezers is opvallend. Zij zijn even ongelovig, maar de arbeidsethiek is veel minder uitgesproken aanwezig. Zij verwachten wel veel van de staat, ook als ze er niet aan meegebouwd hebben. Zij zijn niet Vlaams, vanzelfsprekend en zien in elke uitbreiding van de Vlaamse zelfstandigheid een bedreiging voor hun beschermd statuut. Ze beschouwen een nationaal parlement, een nationale regering en de koning als de garantie voor hun (onrechtmatig) verworven rechten en hun niet te verantwoorden bevoordeelde positie in het land. Ze weigeren de taalgrens te aanvaarden als een definitieve territoriale grens en eisen het recht op om overal in België, dus ook in Vlaanderen, Franstalig te zijn.

    In een ‘land’ dat zo verschillend is in zijn gemeenschappen en gewesten, is het dwaas en zelfs onmogelijk om een betekenisvolle unitaire bovenstructuur te behouden. Laten we naast een protocollaire koning ook de rest van België protocollair maken, tot we op een dag, binnen Europa, echt solidair autonoom kunnen zijn.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    14-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bart De Wever
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een Vlaamse verkiezingsoverwinning, zo mogen we het wel noemen. Wij zijn de overwinnaars, maar wie of wat hebben we overwonnen?

    In de eerste plaats onszelf. Eindelijk hebben we massaal als zelfbewuste Vlamingen gestemd, voor Vlaanderen. Niet zozeer tegen iets of iemand, maar voor onszelf, als individu en als volk.

    We hebben ook een aantal individuen en organisaties overwonnen, die ons hadden aangeraden om niet voor Vlaanderen te stemmen, maar voor België: de vakbonden, de leiders van het verzuilde middenveld, maar ook de traditionele partijen, die ons voorhielden dat stemmen voor Vlaanderen niet goed was, dat België moest behouden blijven, dat we moesten blijven samenwerken met de Franstaligen. Ik schreef hier dat zij een historische vergissing maakten (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=655684).

    Het resultaat van de verkiezingen heeft mij gelijk gegeven. Ik hoop dat al degenen die voor het behoud van de status quo gepleit hebben (en dus voor hun eigenbelang en hun goedbetaalde baantjes) nu eindelijk zullen inzien dat zij zich vergist hebben. Maar ik vrees dat zij hardnekkig zullen blijven geloven in hun eigen gelijk.

    De Vlaamse christen-democratie beleeft barre tijden. Het heeft me altijd verbaasd dat de katholieke Vlamingen wel massaal de kerk de rug hebben toegekeerd, maar de katholieke zuil zijn trouw gebleven: het katholiek onderwijs, katholieke ziekenhuizen, katholieke vakbond, katholieke mutualiteit, katholieke bank en spaarkas, katholieke vrijetijdsverenigingen, katholieke reisbureaus en vooral: de katholieke partij.

    Gisteren is aan die laatste verankering eindelijk een einde gekomen. De CD&V heeft nog nooit zo weinig stemmen gehaald. De partij wankelt, de verzuiling werkt niet meer, de innige en zekerheid biedende band tussen zuil en partij is niet meer.

    De traditionele partijen geven hun nederlaag toe, maar stilletjes verwijten zij de kiezer dat hij zich vergist heeft: wij hadden voor hen moeten stemmen. Het is echter hun vergissing, niet de onze. Zij hebben jaren de tijd en de gelegenheid gehad om het Belgisch probleem op te lossen en zij hebben nagelaten om dat te doen. Vlaanderen is al voor een groot stuk onafhankelijk binnen België, maar zij weigeren het werk af te maken. Zij blijven ideologisch denken: links, rechts, centrum… in plaats van Vlaams. Zij zien blijkbaar niet in dat je met de Franstaligen NIET moet blijven praten en onderhandelen en compromissen sluiten om een zogenaamd gezamenlijk standpunt te bereiken dat voor het hele land geldt.

    Het moet radicaal anders: wij moeten aan de Franstaligen gewoon zeggen wat wij willen. Als zij dat ook willen, dan kunnen wij dat samen doen, voor heel België. Willen zij iets anders, dan doen zij dat maar, maar enkel voor de Franstaligen. Wij zullen dan in Vlaanderen doen wat wij willen.

    Een voorbeeld: het asielbeleid en de immigratie. In Vlaanderen is er een overgrote meerderheid van de bevolking die de instroom van vreemdelingen aan banden wil leggen, die voorwaarden wil stellen voor immigratie, die een onderscheid wil maken tussen echte asielzoekers en economische vluchtelingen en gelukzoekers en rondzwervende misdadigers en mentaal of sociaal gehandicapten. De Franstaligen denken daar anders over, waarom, ik weet het niet en het interesseert me ook niet. Zij mogen hun eigen politiek bepalen, wij de onze.

    Een ander duidelijk voorbeeld: de Franstaligen menen dat je de misdaad niet moet beteugelen met gevangenis- en andere straffen, zeker niet voor jongeren. Zij menen dat je met heropvoeding en intensieve (en dure) begeleiding betere resultaten kan bereiken. Wij Vlamingen menen dat daarvoor geen enkel bewijs is, wetenschappelijk of in de praktijk, wel integendeel. Wij wensen strengere wetten en een hardere aanpak, ook als dat betekent dat we meer mensen in de gevangenis moeten stoppen om ons tegen hen te beschermen. Wij willen dus justitie hervormen: geen middeleeuws standengerecht, maar een efficiënt apparaat dat uitsluitend gericht is op de bescherming van de maatschappij. Wie een misdaad begaat, moet daarvoor boeten.

    Die tegenstelling zorgt ervoor dat niets verandert, dat niets werkt. De misdadigers profiteren van de situatie, de politie is gefrustreerd, justitie slaapt en draait vierkant. Het is beter dat de Franstaligen het op hun manier proberen en wij op de onze.

    Dat zijn de onderhandelingen die moeten gebeuren: kijken wat we eventueel samen kunnen doen.

    Wat zou dat kunnen zijn? Het leger, zegt men dan gewoonlijk. Maar zijn wij het daarover eens? Willen wij hetzelfde met het leger aan beide zijden van de taalgrens? Het zou me verbazen…

    De moeilijkheid is velerlei. Wij spreken niet alleen een andere taal, wij hebben niet alleen een grote culturele en sociale en zelfs economische autonomie, wij hebben ook andere politieke, sociale en economische ideeën. Dat heeft zich gisteren nogmaals uitzonderlijk geuit in de verkiezingsuitslag. Aan Vlaamse kant zijn er amper nog 15% linkse kiezers, 85% is centrum-rechts, rechts en extreem-rechts. Aan Waalse zijde is het net omgekeerd. Hoe wil je dan dat wij een federale regering maken?

    Wellicht wordt het een Belgische oplossing, zoals we die meegemaakt hebben vóór het Egmont-akkoord. Dat ging zo: binnen een formeel unitaire instelling maakt men twee afdelingen die in de praktijk volledig onafhankelijk werken, met een eigen leiding en eigen budget, maar met een vage superstructuur en een unitair hoofd, dat eigenlijk niets te zeggen heeft.

    Zo heeft men de Leuvense universiteit op termijn gesplitst. Het begon met de zogenaamde ‘Vlaamse Leergangen’, enkele colleges in het Nederlands voor de Vlamingen. In de woelige jaren ’60 en ’70 heeft dat geleid tot twee vrijwel onafhankelijke universiteiten, elk met een pro-rector, met daarboven een klerikale Rector Magnificus. Die unitaire superstructuur heeft nog vele jaren bestaan als een fantoominstelling, zoals fantoompijn: je hebt pijn in een lidmaat dat er niet meer is. Zo was er een heuse Raad van Beheer van een unitaire universiteit die er al lang niet meer was.

    Iets dergelijks kan men doen met de sociale zekerheid, bijvoorbeeld de RVA, de Rijksdienst voor Arbeidsbemiddeling, die de werklozen schorst als ze niet aan de voorwaarden voldoen om een uitkering te krijgen. Vlaanderen wil ook daar een hardere lijn volgen. Welnu, laten we de sociale zekerheid en de RVA niet splitsen, maar wel de facto opdelen in twee autonome afdelingen, die elk een eigen beleid voeren met hun deel van de (rechtvaardig, dat wil zeggen volgens objectieve criteria) verdeelde middelen.

    Ik vermoed echter dat de N-VA iets anders op het oog heeft met de sociale zekerheid. Zij willen echt zelfstandig werken. Als dan blijkt dat de Franstaligen niet toekomen met hun inkomsten, dat zij dus in het rood gaan, dan kan Vlaanderen desgevallend bijspringen, of omgekeerd (!). Dat zal dan evenwel gebeuren in overleg: de Franstaligen zullen moeten kunnen aantonen dat hun deficit niet te wijten is aan wanbeleid of buitensporige uitgaven, maar structurele demografische oorzaken heeft. Wellicht zal men van Vlaamse kant dan zekere compensaties en wederkerigheid eisen, met een transparante boekhouding.

    De komende dagen en weken zullen beslissend zijn voor de toekomst van België. De N-VA heeft de sleutel in handen, voor het eerst kan men niet federaal regeren zonder hen. Als Bart De Wever dus meent dat men niet eerlijk onderhandelt zoals hierboven beschreven, kan en zal hij beslissen, ja, beslissen, zonder verder overleg en zonder compensaties, om het aan Vlaamse kant autonoom te doen zoals de Vlamingen willen, binnen een unitair maar steeds meer verdampt fantoom-België. Als men dat aan Franstalige kant niet wil, dan voorspel ik binnen het jaar een onafhankelijkheidsverklaring van Vlaanderen in het Vlaams Parlement, met een uit volle borst gezongen Vlaamse Leeuw en al.

    Let op mijn woorden…



    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    09-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.België, staat van ontbinding, Peter De Graeve
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Als je op pensioen bent, heb je niet alleen al de tijd van de wereld om na te denken over het verleden, je wordt er als het ware ook toe genoopt. Je denkt terug aan de gebeurtenissen van vroeger, je kijkt terug op je leven, je probeert te begrijpen, letterlijk de dingen op een rijtje te zetten, een verantwoording geven van je ‘actieve’ leven. Je wil de zin, de betekenis achterhalen van wat voorbij is. Tijdens je leven is er immers veel gebeurd dat je op dat moment zelf niet kon duiden. Je weet niet waarom de dingen gebeurd zijn zoals ze zijn gebeurd, je weet niet waarom mensen je zus of zo behandeld hebben.

    Ik was, daarover zijn alle bronnen het eens, geen gemakkelijke jongen. Ik was nooit spontaan sympathiek bij klasgenootjes, neefjes en nichtjes; bij ouderen en volwassenen, mijn opvoeders en leraars wekte ik ronduit vijandige gevoelens op. Als kind voel je dat wel aan, natuurlijk, maar begrijpen doe je het niet. Je ziet jezelf niet bezig en kan dan de reacties van je omgeving niet plaatsen. Je reageert met dezelfde vijandigheid die je ondervindt, met een opstandigheid en arrogantie die je reputatie van moeilijk kind nog versterken. Je sluit je op in jezelf en sluit je af van de anderen. Ik was een einzelgänger

    Dat heeft een trend gezet, die mijn hele verdere leven mede heeft bepaald. Veel zorgen heb ik me daarover meestal niet gemaakt, ik glorieerde veeleer in mijn uitzonderingsstatuut, ik voelde me boven de massa verheven. Odi profanum vulgus et arceo, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=401.

    Nu mijn jeugd als een steeds ijlere herinnering achter mij ligt en het gewoel van mijn carrière en het groeiend gezinsleven hebben plaats gemaakt voor echt vrije tijd en berusting, denk ik inderdaad vaak: waarom toch? Waarom ben ik zoals ik ben, waarom zien de anderen me zo?

    Was het mijn vroegrijpheid, ook seksueel; mijn rijzige gestalte en fysieke kracht; mijn scherp verstand en belezenheid, mijn taalgevoeligheid? Dat alles in de grootst mogelijke bescheidenheid, natuurlijk…

    Dat zal wel meegespeeld hebben. Maar als ik een constante zoek in de vele wrijvingen en conflicten die ik in mijn leven heb meegemaakt, dan denk ik dat het mijn intellectuele eerlijkheid is geweest die me het meest parten heeft gespeeld en mijn sterk rechtvaardigheidsgevoel.

    Ik beoordeelde de dingen onbevangen, onderwierp ze aan mijn spontane kritiek en gaf dan ongezouten mijn mening te kennen, zonder veel rekening te houden met gevestigde posities, tradities, afspraken en koehandel.

    Dat heeft me van heel jongs af aan voortdurend in botsing gebracht met gezag en voogdij. Voor een kind is dat zijn hele omgeving, zeker in de twintig eerste naoorlogse jaren. Pas rond 1965 kwam daarin een radicale breuk, toen jongeren overal ter wereld op velerlei wijze in opstand kwamen tegen de wereld van hun ouders. Alle gezag moest het ontgelden: wij zouden zelf wel beslissen hoe we wilden leven, want wat onze ouders ervan gemaakt hadden, dat trok ons niet aan. Het was vooral hun algemene onderdanigheid aan het werelds en religieus gezag die ons tegen de borst stuitten, een gezag dat op niets anders gebaseerd was dan traditie, dat niet gesteund was op redelijke, maar enkel op gezagsargumenten. Waarom? Daarom! Omdat ik het zeg! Omdat het nu eenmaal zo is! Omdat het altijd zo geweest is!

    De enige functie van gezag, zo zagen wij al gauw in, is het gezag in stand houden. Men deed niets met de autoriteit die men had, of toch niet veel goeds. Men oefende het gezag uit en dat was dat. Onze ouders, opvoeders, de kerk, de jeugdbeweging, de politiek, het leger, de zakenwereld: alles was gegrondvest op blind gezag en even blinde onderworpenheid. Mijn generatie, of toch een deel daarvan, een veeleer beperkt deel zelfs, moet ik toegeven, nam daarmee geen vrede. Wij zagen dagelijks het falen van het gezag en de tekortkomingen van de pompeuze gezagsdragers. Wij doorzagen de intellectuele en morele leegte van elke autoriteit. Het gevolg was dat wij het ‘systeem’ verwierpen en de gezagsdragers minachten: wij voelden ons boven hen verheven. Wij zouden de wereld veranderen. En dat hebben we gedaan.

    Wij hebben, met vallen en opstaan, onze wereld meer democratisch gemaakt. Kinderen zijn geen onmondige onderworpenen meer, ouders en leraars geen potentaten. Lijfstraffen zijn uit den boze en jongeren zijn nu oneindig veel vrijer dan toen. De individuele vrijheid van de mens is enorm toegenomen, kadaverdiscipline wordt niet meer getolereerd. Iedereen vult zijn leven in zoals het hem uitkomt. Wat we doen en laten is geïnspireerd door persoonlijke keuzes. Niemand moet ons komen vertellen wat goed en slecht is, dat maken we zelf wel uit. Autoriteit is niet meer van deze tijd. Zelfs van de hoogste gezagsdragers zeggen we zonder aarzelen: zijn kak stinkt net zoals de mijne.

    Geen wonder dat instellingen die enkel op gezag gebouwd zijn het hard te verduren hebben gehad. Het leger, waar jongens gedrild werden tot ze man werden, hebben we afgeschaft. De kerk, de wrekende arm Gods, heeft afgedaan. De elitaire politieke klasse, de adel, de bourgeoisie: weg ermee.

    Dergelijke gedachten speelden door mijn hoofd bij het lezen van Peter De Graeve, Staat van ontbinding. Essay over de ontsporing van de democratie in België, 152 blz., ASP, 2008,  € 17,50.

    Dit is een essay in de ware betekenis van het woord. Van Dale geeft deze definitie: niet te korte, voor een ruim publiek bestemde, subjectief gekleurde verhandeling over een wetenschappelijk, cultureel of filosofisch onderwerp, gekenmerkt door goede, persoonlijke stijl. Zelden is een definitie zo raak geweest op alle punten. De auteur is professor filosofie aan de Universiteit Antwerpen en politiek publicist.

    In dit essay bekijkt hij de geschiedenis van België, van het ontstaan in 1830 tot op het onzalige huidige moment van het nakende einde van de unitaire staat. De rode draad die hij blootlegt is die van het democratiseringsproces van onze maatschappij.

    De revolutie van 1830 in België was echter, in scherpe tegenstelling met de Franse Revolutie van 1789, geen doorbraak van het democratisch gedachtegoed. Het waren behoudsgezinde krachten die toen het ancien regime in stand hielden en de macht verankerden in de nieuwe Belgische monarchie, de adel, de bourgeoisie en de kerk, die allen, zonder uitzondering uitsluitend Franstalig waren en het Nederlands verafschuwden. Ook de Vlaamse Beweging was lange tijd gevangen in dat feodale denken, ook zij verwachtten het heil van bovenaf.

    De auteur ziet in de ontvoogdingsstrijd van de Vlamingen tegenover de Franstaligen dus niet zozeer een ‘romantisch’ nationalisme, als wel een bewustwording van de democratische rechten van de Vlaamse bevolking, die zich verzette tegen het gezag van een autoritaire Franstalige opperlaag. Wat men wou was niet een Vlaamse autonomie naar het liberale, ancien regime Belgisch model, maar een volksdemocratie.

    In die zin is 1948 een kantelmoment, toen alle Belgen inderdaad gelijk voor de wet werden door de invoering van het enkelvoudig algemeen stemrecht voor mannen en vrouwen. Het was het begin van een evolutie die zich onverminderd zou doorzetten tot op vandaag. Want wanneer wij ons vandaag willen afscheiden van België, dan is dat vooral omdat wij afstand willen nemen van een ondemocratische voogdij over ons volk en ons land door een Franstalige volksvreemde politieke elite. Wij wensen niet bestuurd te worden door Franstaligen, wij wensen niet bestuurd te worden vanuit Brussel.

    In die zin is het een onvergeeflijke dwaasheid geweest om van Brussel onze hoofdstad te maken en ons Vlaams parlement daar onder te brengen, in een stad die van ons en onze taal niet wil weten, die alleen uit is op ons geld. Brussel zal nooit onze hoofdstad zijn!

    En zo komen de twee vluchtlijnen van mijn verhaal bijeen.

    In 1946 ben ik geboren in een wereld die nog heel dicht lag bij het ancien regime, maar die de kiemen in zich droeg van de democratische revolutie die zich in Vlaanderen zou afspelen in de volgende twintig jaar. Als kind heb ik me steeds verzet tegen alle onterecht en ongefundeerd gezag, thuis en op school en in de kerk. Toen ik de eerste keer aan de verkiezingen mocht deelnemen, heb ik mee de spectaculaire opgang van de Volksunie bewerkt, die de politieke macht aan het volk en aan Vlaanderen wou geven. Aan de universiteit in Leuven heb ik als ‘schacht’ mee betoogd en geschreeuwd tegen de heerschappij van de bisschoppen over de unitaire universiteit en vervolgens tegen de aanwezigheid van de Waalse universiteit op Vlaams grondgebied en de verfransing van Leuven en omstreken. Ik heb, eerst als student en later als universiteitsambtenaar, meegewerkt aan de democratisering van de onderwijsstructuren, aan het medebestuur door de studenten en het administratief personeel.

    Vandaag beleven we ontegensprekelijk belangrijke momenten in die geschiedenis van de Vlaamse democratische bewustwording. Die krijgt nu haar definitieve vorm in een grote nieuwe stap naar de autonomie, de zelfstandigheid, ja de onafhankelijkheid. Mijn engagement en mijn temperament getrouw, zal ik in mijn laatste levensjaren blijven ijveren voor de idealen van mijn jeugd: individuele vrijheid binnen een Vlaams democratisch en solidair bestel, waarin niemand, wat ook zijn geslacht, geaardheid, afkomst, overtuiging of huidskleur weze, het hoofd moet buigen voor zijn medemens of de knieval moet doen voor wie zich boven anderen verheft.

    Wie zich ernstig en aangenaam wil bezinnen over de toekomst van Vlaanderen, wie zich terdege wil voorbereiden op de ongemeen belangrijke verkiezingen van zondag, doet er goed aan te rade te gaan bij Peter De Graeve en zijn essay Staat van ontbinding. Dan mag je al het geleuter en de slogans in de media vrolijk vergeten.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    08-06-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een onafhankelijk en democratisch Vlaanderen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Verhitte gemoederen… dat mag je wel zeggen. Verkiezingskoorts is een ander cliché. Aan clichés overigens geen gebrek in deze opgewonden dagen in de aanloop naar de verkiezingen. Peilingen zijn… peilingen, menen de ondervraagde politici. Dank u, maar dat wisten we al. De echte stemming gebeurt op 13 juni… dat staat op onze kiesbrief, dank u nogmaals. Het woord is aan de kiezer… Niet echt: we mogen ten hoogste een bolletje rood maken, of een vlekje aanstippen op een scherm en verder onze mond houden. De kiezer heeft altijd gelijk… Dat is juist, maar dat horen we enkel in de week voor de verkiezingen, samen met allerlei argumenten om ons op andere gedachten te brengen; vreemd, als we toch gelijk hebben…

    En dan zijn er de debatten, of beter: de verkiezingsshows, uren lang. Wellicht verstandige mensen debiteren fortissimo en onverdroten de meest onnozele dooddoeners, niet netjes op hun beurt maar tegelijkertijd, tegen de moderator op, die ze tevergeefs luidkeels tracht uiteen te houden. Wat al onzin. Net zoals het verkiezingsdrukwerk. Je vindt er allerlei informatie in, maar niets inhoudelijks over de programmapunten. Veel en grote veelkleurige foto’s, sommige duidelijk stevig bijgewerkt of zo fel gedateerd dat je de politici niet eens herkent.

    Op basis van al dat moeten wij ons gedacht opmaken. Tja…

    Als het over zakelijke aangelegenheden gaat, zoals hoeveel we verdienen, hoeveel belastingen we betalen, hoeveel voor onze gezondheidszorg, ons pensioen, hospitalisatie; hoeveel we ‘trekken’ van de mutualiteit, als we werkloos zijn, als we op pensioen gaan; hoelang we moeten werken per week, per jaar, hoeveel jaar; de prijs van voedsel, water, gas, elektriciteit, stookolie; de index; het onderwijs, justitie, het milieu, enfin, alles ongeveer, dan lopen de programma’s niet ver uiteen, hoe kan het ook anders? Het zijn hoogstens accentverschillen, zelfs tussen de meest linkse en meest rechtse partijen, want elke partij zoekt de grote massa van kiezers op die zich in het centrum bevinden.

    Waarop baseren we ons dan om een keuze te maken? Mijn oudste zoon zei gisteren: op de partij die jouw standpunt verdedigt over een onderwerp dat je op dit eigenste ogenblik persoonlijk belangrijk vindt. Ben je ambtenaar, dan stem je niet voor een partij die het aantal ambtenaren fors wil doen dalen en hun wedde bevriezen. Ben je gepensioneerd of bijna, dan wil je meer pensioen en de zekerheid dat het zal uitbetaald worden, je hebt er immers je leven lang voor gewerkt en betaald (dat denk je, maar je hebt betaald voor die van je ouders; het zijn je kinderen die jouw pensioen zullen betalen). Ben je jong, dan wil je een job en die ook houden. Heb je kinderen, dan wil je opvang en kindergeld; ben je ziek of gehandicapt, dan wil je behoorlijke en betaalbare zorg; ben je een crimineel…

    We denken dus allemaal aan onszelf. De partijen weten dat maar al te goed en maken een programma op, samen met marketing specialisten, om daarop in te spelen. Maar gaan verkiezingen daarover?

    Nog een cliché: verkiezingen zijn het feest of de hoogdag van de democratie. Laten we daar even bij stilstaan.

    In landen waar geen verkiezingen zijn, of waar ze niet eerlijk verlopen, is er geen democratie, zeggen we. Hoe zou dat komen? Wij lijken te geloven dat de machthebbers die we verkiezen beter zijn dan degenen die de macht zomaar grijpen. Democratie is ontstaan als reactie tegen allerlei vormen van dictatuur, waarbij de ene mens de andere met geweld aan zich onderwierp. Denk aan oosterse potentaten, aan keizers en koningen in het ancien régime, maar ook aan Stalin, Hitler, de Chileense junta. Denk vooral aan het feodaal stelsel, waarbij de erfelijke adel en de kerk de macht en het bezit monopoliseerden in een zeer kleine groep, ten nadele van de overgrote meerderheid, die geen rechten had. De democratie is gegroeid uit het verzet tegen die toestand.

    Dat begon al in Griekenland, 2.500 jaar geleden, op beperkte schaal, met de verkiezing van vertegenwoordigers van het volk in wetgevende en controlerende vergaderingen, met de aanstelling van onafhankelijke rechters. Hier bij ons is het vooral met de Verlichting dat er enigszins schot in de zaak kwam. De Franse Revolutie was een pijnlijk maar uiteindelijk heilzaam experiment. Op het algemeen enkelvoudig kiesrecht hebben we in België moeten wachten tot in 1948!

    Wij beweren dat België nu een democratisch land is, een voorbeeld voor de wereld. Wij hebben immers eerlijke verkiezingen, er is de scheiding der machten, de koning heeft weinig meer dan een protocollaire rol, de adel is onbeduidend, de kerk bijna uitgeteld; alle Belgen zijn gelijk voor de wet. Iedereen heeft gelijke kansen. De rijkdom is (nogal) evenredig verdeeld.

    We hebben dus een democratie, we moeten er niet meer voor strijden, we hebben ons doel bereikt. Ons land heeft democratische instellingen en die werken naar behoren, of toch bijna.

    Die instellingen zijn voor het allergrootste gedeelte bevolkt met mensen die niet democratisch verkozen zijn. Enkel de kamer, de senaat, de provincieraden en de gemeenteraden worden verkozen. Laten we over de senaat zwijgen: iedereen is het erover eens dat die het best zo snel mogelijk afgeschaft wordt. Idem voor de provincieraden: niet die raden hebben het voor het zeggen, maar de gedeputeerden en die zijn niet verkozen. De gemeenteraden hebben een belangrijke, maar plaatselijk beperkte rol. Meestal zijn het dezelfde personen die jarenlang de plak zwaaien, populaire figuren die iets doen voor de mensen en voor hun gemeente.

    Blijft over: de kamer. Het zijn echter de politieke partijen die bepalen wie er op de lijst komt en ook hoe hoog of hoe laag op die lijst. De directe invloed van de stem van de individuele kiezer op de uitslag is gering. Eenmaal de volksvertegenwoordigers verkozen zijn, zijn het gedweeë stemautomaten: de partijtop beslist hoe er gestemd wordt, meerderheid tegen minderheid, massaal, zonder vrijbuiters.

    Al de andere instellingen, justitie, de departementen, de ministeries, de kabinetten, al de talloze raden en commissies: geen verkiezingen. Men wordt aangesteld. Idem voor de sociale organisaties, vakbonden, mutualiteiten; idem voor culturele organisaties en instellingen…

    In de zakenwereld zou niemand ervan dromen om met verkiezingen te werken. Als je een zaak opricht, ben je ‘baas’, niemand die daar bedenkingen bij heeft, jij beslist, binnen de perken van de wetgeving, of toch ongeveer. Mensen worden aangeworven omdat men denkt dat ze goed zijn, de beste voor een job. Geen verkiezingen, ben je mal?

    Zo zie je het relatieve belang van verkiezingen. Waar er verkiezingen zijn, hebben ze niet altijd veel belang. Voor belangrijke zaken en taken houden we helemaal geen verkiezingen, vinden we verkiezingen zelfs uit den boze: de koning, de eerste minister, de andere ministers, hun medewerkers, de voorzitters van kamer en senaat, rechters en magistraten, topambtenaren…

    Ben ik dan tegen verkiezingen? Sommige zou ik inderdaad afschaffen, omdat ze overbodig zijn, zoals de provincieraden en de senaat. Maar voor andere zou ik ze dan weer invoeren: een rechtstreeks verkozen president, geen erfelijke koning; of anders een rechtstreeks verkozen eerste minister. Ook de burgemeester mag voor mij best rechtstreeks verkozen worden. En sommige verkiezingen moeten drastisch veranderen, zoals die voor de kamer: geen kopstem meer, die de volgorde van de partij bevestigt; geen lijsttrekkers en -duwers, maar een alfabetische lijst met kandidaten, evenveel mannen als vrouwen; geen opvolgers; wie verkozen is, zetelt voor de hele ambtstermijn.

    Verkiezingen zijn inderdaad de hoeksteen van de democratie, maar de verkiezingen die wij houden, hebben nog maar weinig met democratie te maken. Ze worden uitgehold door allerlei manipulaties, ook al is de stemgang vrij. De kiezer heeft niet de indruk dat hij of zij bepaalt wie er aan de macht is. De belangrijke zaken worden nog altijd achter de schermen beslist. Denk aan Frank Vandenbroucke (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=387260). Een stemmenkanon, maar opzijgeschoven door het partijapparaat en zelfs door niet-gekozen anonieme adviseurs buiten de partij.

    Als je zondag gaat stemmen, maak er dan een feest van de democratie van. Geef geen kopstem, maar stem op de kandidaten zelf; je mag binnen de lijst van je keuze zoveel stemmen uitbrengen als je wil. Als je de kandidaten niet persoonlijk kent, stem dan bijvoorbeeld eens op de vrouwen, er zijn er veel te weinig in de politiek en dat merk je, helaas.

    Maar het belangrijkste is, dat je een stem uitbrengt voor de democratie zelf.

    In dit land kunnen we enkel voor Vlaamse kandidaten stemmen. Dat is vreemd, want we worden bestuurd door een federaal, nationaal parlement, waarin ook de Franstaligen zetelen en dat ze op de de beslissingen wegen, dat weten we maar al te goed: BHV, maar ook justitie, asielbeleid, sociale zaken, financiën… Dat is niet democratisch, de Franstaligen zijn onze vertegenwoordigers niet en toch beslissen zij over ons, maar wij kunnen niet over hen beslissen.

    Wat kunnen we eraan doen? Door te stemmen voor partijen die een einde willen maken aan die ondemocratische toestand. België is een fundamenteel ondemocratisch land in zijn unitaire staatsstructuur. De monarchie, de kerk, het grootkapitaal, de francofonie en de nationale politieke instellingen nemen de macht weg van de burgers zelf. Vlaanderen heeft recht op een eigen democratisch bestuur, zonder inmenging van de Franstaligen en van de unitaristen. De enige democratische stem die je kan uitbrengen is er dus een voor een onafhankelijk en democratisch Vlaanderen. Dat is de essentie.

    Veel keuze heb je dan niet, denk ik persoonlijk. Het VB is door en door ondemocratisch en racistisch. De traditionele partijen willen enkel het bestaande ondemocratische Belgische bestuursapparaat in stand houden. Enkel N-VA gaat openlijk voor Vlaamse onafhankelijkheid binnen Europa, op termijn, maar liefst zo vlug mogelijk en in het partijprogramma zijn geen storende antidemocratische standpunten te zien.

    Wij hebben bewezen, in het Vlaams Parlement en in de Vlaamse administratie, dat wij Vlaanderen zelf degelijk kunnen besturen op een open en democratische manier. Laat dus voor een keer je traditionele ideologische voorkeur en je klein materieel eigenbelang achterwege en maak er zondag een hoogdag van voor de Vlaamse democratie. Geef Vlaanderen de kans en de politieke macht om voorgoed een einde te maken aan de historische onderwerping en de vernedering van ons land en ons volk.




    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    26-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaanderen vrij!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    E

    en historische vergissing: het is vermetel om dat te voorspellen. Maar het ziet ernaar uit dat de traditionele politieke partijen en hun zuilverwanten in Vlaanderen bezig zijn met de grootste vergissing in hun geschiedenis.

    Deze verkiezingen gaan over de toekomst van België. De aanleiding zowel als de oorzaak is een conflict tussen de gemeenschappen en gewesten van dit land, de Vlamingen en de Franstaligen. De regering, die uiterst moeizaam tot stand kwam en nooit op dreef, is uiteindelijk geïmplodeerd, verlamd door haar onmogelijkheid tot regeren, door de communautaire onwil en de onoverkomelijk tegengestelde belangen tussen de taalgroepen.

    Het is niet dat we geen andere problemen hebben om over te praten. Maar over de economische en sociale problemen kunnen we niet eens meer praten in dit land, want telkens botsen de vertegenwoordigers van de delen van dit land op elkaar. Wij raken het niet meer eens, over niets. Dat heeft weinig te maken met de taal zelf, maar alles met het feit dat dit land niet meer bestaat als een sociaal-economische eenheid. Wallonië en Brussel zijn zo verschillend van Vlaanderen, dat de oplossingen voor de ene een reële bedreiging zijn voor de belangen van de andere. Het is niet dat we niet willen samenwerken of dat de tegenstellingen denkbeeldig zijn, nee: we moeten elk aan onze eigen problemen kunnen werken, er zijn geen gezamenlijke oplossingen meer te vinden.

    Dat blijkt onder meer en overduidelijk uit het feit dat ondanks de val van de federale, nationale regering, de Vlaamse regering rustig verder werkt: al de aspecten waarvoor Vlaanderen zelf bevoegd is, en dat zijn er niet weinig, handelen we verder af, alsof er geen vuiltje aan de lucht is. Het is dus perfect mogelijk om onze eigen zaken te behartigen zonder federale inmenging en zonder overleg met de Franstaligen in dit land. Wij willen dat uitbreiden, het liefst tot alles, het liefst onmiddellijk, het liefst binnen Europa.

    Wij hebben geen behoefte meer aan een nationale regering. We zijn dus ook niet bereid om met de Franstaligen te onderhandelen over een gezamenlijk nationaal regeringsprogramma. Het enige wat we met hen nog willen bespreken is de boedelscheiding, in een gesprek van gemeenschap tot gemeenschap. De staatshervorming mag en kan niet gerealiseerd worden in het Belgisch parlement, maar door de parlementen van Vlaanderen en van de Franse Gemeenschap. Wij zijn geen vragende partij meer, wij zijn een eisende partij. Wij willen ons lot in eigen hand nemen, eindelijk! We zijn niet op zoek naar compromissen, halfslachtige oplossingen, uitstel en afstel: wij willen zelfbestuur, nu. Wij hebben lang genoeg gewacht, wij weten wat we willen en ook wat we zeker niet meer willen: België.

    De traditionele partijen zeggen voortdurend: er is geen andere oplossing dan praten met de Franstaligen. En inderdaad: zij hebben zich laten vastzetten, in al hun gesprekken, in een Belgisch carcan met duizend grendels die van de minderheden valse meerderheden maken. Het is duidelijk dat er met de Franstaligen niet te praten valt, dat zij het spel steeds vals spelen, of het nu over BHV gaat, over de faciliteiten of over om het even wat. Er is wel degelijk een andere weg: niet meer praten in het parlement, waar alle geblokkeerd is, maar daarbuiten, van gemeenschap tot gemeenschap. Wij achten ons niet meer gebonden door de Belgische wetten, die nog nooit iets anders beoogd hebben dan Vlaanderen knechten en benadelen. Ja, wij willen gebruik maken van onze meerderheid. Meer nog: wij willen een absolute meerheid zijn in ons eigen land. Iemand enig bezwaar?

    Het Vlaams Belang wil dit al lang en zegt het nu ook weer overduidelijk: Vlaamse onafhankelijkheid. Lijst Dedecker idem. De NV-A blijft dit ook als haar einddoel stellen. Samen vertegenwoordigen zij een ruime meerderheid van de Vlamingen, straks ook van de Vlaamse kiezers.

    De positie van de traditionele verzuilde partijen daarentegen is zoals ze altijd is geweest: verdeeld en verward. Zij beseffen eigenlijk ook wel dat het zo niet verder kan met België, dat een ‘grote’ staatshervorming nodig is, maar zij doen dat niet van harte. Zij zijn geen Vlamingen in hart en ziel, ze zijn nog altijd halfbakken synthetische Belgen. Zij willen verder werken in een Belgische staat, met een Belgische regering die boven de deelstaten staat en die aan die deelstaten enkel wat bijkomende bevoegdheden wil geven, maar zeker niet de belangrijkste: sociale zaken, economische zaken, financiën, buitenlandse zaken, justitie, het leger. Zij willen enkel de zogenaamde culturele autonomie wat uitbreiden. De structuur van België, daaraan wille ze niets veranderen en ook niet aan het symbool ervan: het koningshuis.

    De traditionele partijen en hun vrienden van de katholieke, socialistische en liberale zuilen richten nu al hun pijlen op de Vlaamse partijen en vooral op de NV-A, een democratische, niet populistische en niet racistische centrum-rechtse partij en dus hun meest bedreigende concurrent. In ‘geheime’ peilingen (ik heb er zo al twee ingevuld in de voorbije dagen) lijkt de NV-A af te stevenen op een spectaculaire overwinning: zij zouden de grootste partij van Vlaanderen worden en misschien ook van België!

    De traditionele partijen, de vakbonden, de mutualiteiten: ze hebben het nog altijd niet begrepen, zij beseffen nog altijd niet dat de gemiddelde Vlaming hun spelletjes beu is. Ik zeg wel de gemiddelde Vlaming, niet enkele extremisten, niet de romantische Vlamingen van de IJzerbedevaart en het Vlaams-Nationaal zangfeest, niet de laatste overblijvende ‘zwarten’ uit de laatste oorlog of hun kinderen, niet de racisten en extreemrechtse rakkers, nee: de man in de straat, Jan met de pet, de doorsnee Vlaming, jij en ik, lieve lezers: wij willen een zelfstandig Vlaanderen, hoe dan ook.

    De katholieken hebben dat nog niet door. Ze zouden nochtans moeten: hun eigen stemmenkanon, de man met 800.000 voorkeurstemmen, heeft geprobeerd om met overleg tot een staatshervorming te komen. Vijf minuten politieke moed was blijkbaar niet voldoende. Hij heeft gefaald, niet éénmaal, maar tot vijf maal toe, drie jaar lang. Hij heeft zelf publiekelijk verklaard dat het Belgisch overlegmodel de grenzen van zijn mogelijkheden heeft bereikt. En toch gaan de katholieken weer met een ‘nationaal’ programma naar de kiezer: zij willen misschien wel een ander België, maar nog steeds België. Ze krijgen het niet over hun lippen dat Vlaanderen zelfstandig, autonoom, onafhankelijk moet zijn. Zij willen het eindeloos praten inderdaad nooit opgeven.

    De socialisten en vooral hun syndicale vrienden blijven ook op hun standpunt: zij zijn nooit oprechte Vlamingen geweest, het zijn altijd al Belgicisten geweest, de laatste om hun partij en vakbond te splitsen. Het zijn onbuigzame dogmatische ideologen die een aftandse solidariteit blijven voorstaan van de ‘werkers’, over alle grenzen heen. Zij zingen nog altijd met een slap vuistje de Internationale en dromen voort van een wereldwijd arbeidersparadijs. Zij beseffen niet dat die communistische droom voorgoed voorbij is, behalve in Noord-Korea en Cuba. De Vlaamse arbeiders van vandaag weten wel beter: zij willen eerst af van de Belgische ziekte om dan in een zelfstandig Vlaanderen hun rechten beter te kunnen verdedigen, hier en nu, en binnen Europa. Zij hebben al lang door dat een prutsland als België niets betekent in de internationale economie, dat het een overbodige tussenstap is. Wat heeft België gedaan voor Opel Antwerpen? Wat hebben de Franstaligen in de federale regering ervoor gedaan, denk je? Enkel de Vlaamse regering liet van zich horen. De toekomst van het sociaal overleg en van onze sociale zekerheid ligt in een Europese solidariteit, niet in een pietluttige Belgische.

    De liberalen weigeren eveneens om de kaart van de Vlaamse onafhankelijkheid met volle overtuiging te spelen: België moet blijven bestaan, het moet zelfs versterkt worden, zodat het nationale, federale niveau kan blijven werken. Zij zien nog altijd heil in nationale structuren, hoewel ze nu toch al jaren meemaken dat we daar gewoon onze tijd verspelen en dat de Vlaamse belangen deerlijk geschonden worden.

    Ik heb het bij de vorige verkiezingen al geschreven. Dit land hoeft voor mij niet te blijven bestaan, ik heb me nooit ook maar één seconde Belg gevoeld, ik zie geen enkele reden om het onding in stand te houden, emotioneel noch praktisch en er zijn duizenden redenen om er onmiddellijk een einde aan te maken. Laten we eenzijdig de onafhankelijkheid uitroepen en dan met de Franstaligen bespreken hoe we de scheiding regelen, niet op lange termijn, nee, nu.

    Wat dan met het leger, zal je zeggen? Wat met de economie? De buitenlandse betrekkingen?

    Waarom kunnen andere landen wel onafhankelijk zijn en wij niet? Er zijn iets meer dan zes miljoen inwoners in Vlaanderen. Dit zijn de landen van de Europese Unie die minder inwoners hebben: Malta, Luxemburg, Cyprus, Estland, Slovenië, Letland, Litouwen, Ierland, Finland, Slowakije, Denemarken. Klik hier voor een goed overzicht: http://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_lidstaten_van_de_Europese_Unie.

    Als we naar het BNP kijken, het geheel van alle inkomsten, dan staat België nu op de zevende plaats. Vlaanderen zou op dat gebied zeker nog meer EU-landen die meer inwoners hebben dan wij, ver achter zich laten mocht het onafhankelijk zijn.

    Wat niet zinvol is om in Vlaamse handen te houden, regelen we het best met Europa. We weten nu dat het binnen België echt niet meer kan, tenzij we bereid zijn om elke dag genaaid te worden door de Franstaligen.

    Wie dat niet inziet, begaat werkelijk een historische vergissing. Het zijn de traditionele partijen die de Vlamingen dwingen tot drastische oplossingen, die ze in de handen drijven van de ‘Vlaamse’ partijen en die zo hun eigen ondergang bewerken.

    Vlaanderen wil zelfstandig zijn. Dat willen we nu eindelijk definitief geregeld zien. We willen daarover niet overleggen of onderhandelen, geen prijs betalen, geen compromis sluiten, niks daarvan. Wij voelen en wensen geen enkele solidariteit meer met de Franstaligen binnen België. Solidair willen we enkel nog zijn binnen Europa. De Franstalige Belgen betekenen voor ons niet meer dan de Basken, de Griekse Cyprioten, de Slovenen of de Laplanders.

    Het gaat al lang niet meer over BHV, dat is slechts een detail. Wij willen over de hele staatsstructuur spreken en ten gronde. Wij willen vrij zijn!

    En dan zien we wel hoe het verder moet in een onafhankelijk Vlaanderen. Dan zal het Vlaams Belang enkel nog een racistisch programma hebben. Dan zal de NV-A beoordeeld worden op haar sociaal-economisch programma, zoals de traditionele partijen. Dan kunnen we eindelijk praten over de echte problemen van onze samenleving, in ons eigen land, binnen Europa en in de geglobaliseerde wereld.

    Wie zich nu niet achter die toekomstvisie schaart, begaat werkelijk een historische vergissing en zal afgestraft worden door de kiezer. Wie dat niet begrijpt, leest de tekenen aan de wand niet.




    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    20-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Drugs
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Drugs, dat wat vreemde woord dat we met de drugs zelf overgenomen hebben uit de internationale, Engelssprekende wereld. Er gaat geen dag voorbij zonder dat de media het daarover uitgebreid hebben, of het nu om zogenaamd recreatief gebruik gaat, om verslaving of om verboden middelen in de sport. Wat heeft de mens toch met drugs?

    Eerst nog even etymologisch uitstappen: Van Dale laat weer een kans liggen. De verwijzing is naar het Franse woord drogue, dat in het Engels drug werd. Maar waar komt drogue vandaan? Van het Nederlands ‘droog’, zo simpel is het. ‘Droge vaten’ was een vaste commerciële benaming van wat in het Engels dry goods is, een term die vooral bij bevrachters en in de scheepvaart gebruikt werd. Wij kennen drogisterij, drogist en drogerij: het slaat allemaal op kruiden, wortels, basten, gommen en andere als medicijn of in de techniek gebruikte natuurproducten, bij uitbr. ook verfstoffen, chemicaliën enz. (Van Dale). Vreemd toch hoe een Nederlands woord eerst naar het Frans moet, dan naar het Engels en vervolgens in die bastaardvorm terug naar het Nederlands. Drugs klink nu eenmaal meer speciaal dan ‘droogs’.

    Er zijn in onze leefomgeving een aantal producten die, als ze op een of andere manier met ons lichaam in contact komen, een bijzonder effect hebben. Je hoeft maar een hartige espresso te drinken om te weten dat koffie een opwekkend effect heeft: aaaah, dat doet deugd, zie! En hoeveel mensen zijn er niet die ’s avonds als ze thuis komen een aperitiefje drinken? Ga naar een receptie en na een half uur stijgt het rustig geroezemoes tot een uitgelaten concert van mensen die alcoholplezier hebben. Rokers krijgen hun kicks van een regelmatige dosis nicotine. Talloze gebruikers van slaapmiddelen rekenen op dat pilletje om snel naar dromenland te vertrekken. En als men zich niet helemaal fit voelt of ergens pijn heeft, zijn er gemakkelijk verkrijgbare middeltjes om je wat beter te voelen.

    Al zolang als we van de mens weten, weten we ook dat hij met dergelijke middelen omgaat. Het is van alle tijden en alle culturen, het is onvermijdelijk, onuitroeibaar, menselijk, kortom.

    We zijn ook erg tolerant.

    Het is pas de laatste jaren dat men vindt dat roken niet evident is en nog steeds zijn er hardnekkige verdedigers, ook al weten zij perfect goed dat roken dodelijk is. Blijkbaar nemen ze dat zeer reële risico erbij. En voor wat? Voor een verslaving aan een drug, voor het relatief beperkt genot van het roken. Hetzelfde met alcohol. Lange tijd maakte men zich vrolijk over iemand die eentje teveel ophad. Als je wat aangeschoten bent, wijst men je niet meteen met de vinger, nee, op feestjes en zo zijn het eerder de geheelonthouders, de zuurpruimen die het moeten ontgelden, zij zijn de sfeerverstoorders, de spelbedervers. Wie heeft de moed om een collega aan te spreken op zijn ‘probleempje’, terwijl iedereen ziet dat zijn of haar carrière en huwelijk eronder lijdt? Men haalt ten hoogste de schouders op, en glimlacht meewarig. Ach, ja, hij of zij lust wel graag een glas…

    De winnaar van de Elizabethwedstrijd voor piano in 1987, Andrei Nikolsky (1959-1995) had ook een zwaar drankprobleem en reed zich op een nacht dronken te pletter tegen een boom. Dan denk je toch: al die jaren oefenen, al dat talent, al dat succes en je dan stomweg doodrijden omdat je weer teveel gedronken hebt…

    En dan de ‘echte’ drugs. Wat is er nu nog verkeerd met een jointje? Het is altijd het vergoelijkende ‘jointJE’. Dat kan toch geen kwaad? Je mag het zelfs bij je hebben, je mag het kopen en gebruiken. Maar je mag het niet kweken of verkopen, vreemd toch. Cannabis lijkt ingeburgerd, de wetgever laat het toe, waarom dan niet? Dokters zeggen dat het zelfs heilzaam kan zijn. Beter af en toe een jointje roken dan zwaar alcoholisme, toch? En zo gaat het verder. Er is XTC en cocaïne en heroïne en wat nog allemaal. Op party’s en privéfeestjes wordt geëxperimenteerd zonder veel scrupules, ook in ‘goede’ middens.

    De mens tast de grenzen af van de invloed van vreemde producten op zijn lichaam. Hij is op zoek naar opwinding of rust, naar genot, naar dat goed gevoel, naar extase, naar vergetelheid. Het gewone leven, dat voor de meesten onder ons bestaat uit één derde slaap, één derde werk en één derde vrije en half-vrije tijd, is op zichzelf niet voldoende. We hebben pieken nodig, afwisseling, dingen die de sleur doorbreken, die het leven kleur geven, zoals dat heet, waar we kunnen naar uitkijken. De jaarlijkse vakantie(s), verjaardagsfeestjes, de zilveren bruiloft, oudejaarsavond… Op die momenten willen we ons goed voelen, willen we plezier maken en dan gaan we eens goed eten. En drinken. En slikken. En spuiten.

    En ’s anderendaags zitten we met een kater en zweren we dat we nooit nog een glas aanraken. En toch…

    We zien de ravages van overmatig gebruik, we hoeven niet ver te zoeken in onze omgeving. Maar dat houdt ons niet tegen. We weten dat we niet volmaakt zijn, dat we zwak zijn, dat we toegeven aan de verleiding, aan onze verslaving. Wij zijn ook maar mensen. Het zou zo simpel zijn, als er geen alcohol was, bijvoorbeeld. Dat had je maar gedacht! Kijk maar naar wat er gebeurde tijdens de drooglegging in the USA. In de Islamwereld mag zogezegd ook niet gedronken worden. In Noord-Europa is de drank in de cafés onbetaalbaar, dus wordt er thuis met liters tegelijk verzet.

    Tabak zou je gewoon kunnen verbieden, denk je dan. Maar dat lukt langs geen kanten, denk aan de pantomime in de (Belgische) Franse Gemeenschap over Francorchamps en dat gaat dan alleen nog maar over de reclame voor tabak!

    Wij weten perfect waar de grondstoffen voor drugs vandaan komen, coca, papavers… maar we slagen er niet in die productie stop te zetten. We kennen de transportlijnen en zelfs de criminele kartels die zich met de verkoop bezig houden. Maar we krijgen ze niet klein. In de USA woedt een oorlog tegen de drugs, maar de overwinnaars zijn de bestrijders, die er rijk van worden en de producenten en verkopers, die nog nooit beter zaken deden. De verliezers zijn altijd de gebruikers, die wel geklist worden en die massaal opgesloten worden in gevangenissen waar ze meestal blijven gebruiken en waar ze zeker niet genezen van hun verslaving.

    Sommige mensen hebben blijkbaar niet genoeg aan een rustig leven. Ze hebben nood aan allerlei kicks, aan uitspattingen, aan risico’s. Zonder dat flamboyante is het leven maar saai, het leven niet waard. Zoals mijn broer zaliger tegen mij zei: je rookt niet, je drinkt niet, je loopt niet achter de vrouwen aan, waarvoor leef je dan nog? Dat je gewoon content kunt zijn zonder roken, drinken, drugs, dat is tegenwoordig bevreemdend. Over vrouwen zullen we het niet hebben, dat zijn geen drugs, voor zover ik weet, tenzij in extreme gevallen. Maar ik weet wel dat als je high bent van welke drug dan ook, vrouwen meestal niet veilig zijn voor mannen.

    We krijgen de drugs niet uit onze wereld, we willen dat ook niet, eigenlijk. Dus zullen we er moeten leren mee leven.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    13-05-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mei 68, veertig jaar later
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Als je naar buiten kijkt of op de thermometer, dan zou je het niet zeggen, maar we zijn in de maand mei van het jaar 2010.

    Met de naam van deze maand is er iets vreemds. In verscheidene dialecten spreekt men van ‘de mei’. Dat vind je ook terug in sommige liedteksten: ’t was in de mei, de blijde mei…

    Er is ook een uitdrukking: de oude mei; die verwijst naar de aanpassing van de kalender onder Gregorius XIII in 1582. Vroeger was 1 mei de verhuisdag, de dag waarop alle huishuurcontracten verliepen. Dat was best een handige regeling: je had een ruimere keuze aan huurhuizen, maar er was natuurlijk ook meer concurrentie voor de betere huizen. Die oude traditie, die in vele landen heeft bestaan, is nu helemaal verdwenen. Toen dus de Gregoriaanse kalender hier ingevoerd werd, verdwenen er plots elf dagen. Maar een jaar is een jaar, voor de huurder zoals voor de eigenaar en dus vervielen de huurcontracten het volgend jaar niet op 1 mei, maar op 12 mei; dat was dus de dag die vroeger 1 mei was, vandaar ‘de oude mei’: de twaalfde mei.

    Het eigenaardige is nu dat je dat alleen met ‘mei’ kunt doen: de februari, de augustus, nee, dat klinkt helemaal niet. Ook in het Engels heb je dat: the queen of the May. The king of the July daarentegen is onzin. Van Dale helpt ons geen zier; hij noemt mei een de-woord, mannelijk dus, maar dat is nonsens, niemand zegt: de mei is droog, hij is droog. De aanduiding ‘de (m.)’ betekent trouwens helemaal niet dat het een woord zou zijn dat een lidwoord kan hebben, want Van Dale zegt hetzelfde over alle twaalf maanden: februari, de (m.).

    Woorden die geen lidwoord verdragen zijn (meestal) eigennamen: Karel, Werchter, Vlaanderen (maar niet zo in het Frans: la Belgique, le Congo; of af en toe in het Engels: the Sudan, the Lebanon, maar Belgium). Mei is ook een eigennaam, zoals alle namen van de maanden en zou dus geen lidwoord mogen hebben. Als we er toch een merken, zij het in het dialect of in verouderde, staande uitdrukkingen, dan wijst dat erop dat men ‘mei’ ook als soortnaam gebruikte of aanvoelde. Wellicht heeft dat te maken met een vereenzelviging van de meimaand met de lente. Die begint officieel veel vroeger, in maart al, rond de 21ste bijvoorbeeld, als de dagen en de nachten even lang zijn, maar dan voelt het meestal helemaal nog niet als lente. Denk eraan dat we elf dagen kwijtgespeeld zijn, precies om de kalender weer in evenwicht te brengen met de seizoenen.

    Het is dus emotioneel vooral in mei dat we aan de lente denken, op goede ervaringsgronden. De ijsheiligen Mamertus, Pancratius en Servatius hadden/hebben hun feestdag op respectievelijk 11, 12 en 13 mei; pas nadien is het in onze streken veilig om plantgoed buiten te zetten. ‘De mei’ zou dan een synoniem zijn voor ‘de lente’, een soortnaam veeleer dan een eigennaam zoals december enzovoort. Een betere uitleg kan ik niet bedenken.

    Ik zou je nu even willen meenemen naar de meimaand van 1968. In verscheidene landen waren er toen rellen en opstootjes, sommigen zeggen zelfs revolutionaire opstanden. Vooral de universiteiten waren broeihaarden van onrust en verzet. Er zijn nadien geleerde boeken geschreven over die gebeurtenissen, waarin specialisten zich hebben gebogen over de oorzaken ervan en ook de gevolgen. We hebben er zelfs een uitdrukking aan overgehouden: een achtenzestiger, de vertaling van het meer bekende Franse soixante-huitard: iemand die mei ‘68 meegemaakt heeft, die achter de ideeën van mei ’68 staat of is blijven staan. Ter vergelijking: iemand die aan de California goldrush van (rond) 1849 deelnam, was een Forty-niner.

    Ik ben een ‘echte’ 68er, mag ik wel zeggen. Ik was toen 22 en student in Leuven, waar ik aan de manifestaties heb deelgenomen, die trouwens al begonnen waren in 1966, met het mandement van de Belgische bisschoppen, die zich vruchteloos verzetten tegen de splitsing en de roep ‘Walen buiten!’.

    Voor ons was het slechts één uiting van een meer algemeen aanvoelen, namelijk het verzet tegen het gezag. In de jaren ’60 van de vorige eeuw kwam die onvrede zeer duidelijk naar voren, maar ze had haar directe voedingsbodem natuurlijk in de voorafgaande periode van vlak na de oorlog. Het is moeilijk om ons nu nog voor te stellen hoe strak de leefwereld toen gebouwd was op concentraties van gezag. De koning, de paus, dat was de top en daaronder was er een getrapte hiërarchie, waarvan elk echelon zijn eigen meerwaarde dwingend opeiste tegenover de onderliggende. Het was je plaats in de maatschappij die bepaalde hoeveel macht en aanzien je had en dat vertaalde zich in alle aspecten van het leven. Als je arm was, was je ook dom, slecht gekleed, onbeschaafd, zonder moreel besef, gewelddadig, verslaafd aan alcohol en seks enzovoort en vice versa. Gezag was het cement van de maatschappij. Als je een hogere functie of ambt bekleedde, dan wás je dat ambt. De koning en zeker de paus waren nog maar nauwelijks mensen. Wat een hoger geplaatste zei, was wet. Zij hadden altijd gelijk, over hun beslissingen werd niet gediscussieerd. Zo was het ook in het gezin: vader en moeder namen autonoom de beslissingen en legden die op aan de kinderen. Luisteren betekende toen ‘gehoorzamen’.

    Het is werkelijk niet meer te vatten hoe alles vroeger onveranderlijk vast lag, van oudsher geregeld was, hoe weinig ruimte er was voor zelfs de meest voor de hand liggende veranderingen. Ne varietur! Letterlijk: mag niet veranderd worden! Het werd met een grote rode stempel op definitieve notariële akten aangebracht, maar het kon net zo goed op de hele maatschappij slaan: er mocht niets veranderen. Dat was ook niet nodig want alles was perfect, het was immers door het gezag opgelegd en het gezag vergist zich niet. En niet alleen dat: als er dan toch iets moest gewijzigd worden, dan ging het initiatief daarvan alleen van het gezag uit; het was ondenkbaar dat men zou rekening houden met de wensen, verlangens of verzuchtingen of voorstellen van de mensen op wie die nieuwe regels zouden van toepassing zijn, dat men hun mening zou vragen. Paternalisme was troef: het gezag wist immers beter wat goed was voor de ondergeschikten dan zij zelf.

    Dat was natuurlijk op alle niveaus een onhoudbare situatie. Het onderwijs maakte van ons verstandige jonge mensen en dat leidde tot een bewustwording van het onrecht van elke kadaverdiscipline. Gezaghebbers kunnen zich vergissen, dat merkten we voortdurend. Ik heb sinds mijn prille jeugd altijd al een probleem gehad met lege vormen van gezag, met macht die enkel gesteund is op positie. Als een onderwijzer zich vergiste, dan merkte ik dat luidruchtig ironisch of hilarisch op tijdens de les. Als iemand misbruik maakte van zijn of haar macht, dan verzette ik me daartegen, soms ongemeen fel, zoals jonge mensen eigen is. Als ik een voorschrift als onrechtvaardig aanvoelde, dan lapte ik dat aan mijn laars of contesteerde het met klem en onverzettelijk. Als er voor een gewoonte geen andere rechtvaardiging bestond dan ‘het is altijd al zo geweest’, dan vond ik dat elk evenwaardig alternatief ten minste een goede kans verdiende. Ik heb nooit vrede genomen met het antwoord ‘daarom!’ op mijn talloze vragen: waarom? Ja, ik ben een ambetanterik, een vervelende luis in de pels. Dat is me niet in dank afgenomen, ik heb dan ook mijn deel van de klappen gekregen waarom ik vroeg.

    Er schiet van de wereld van toen vrijwel niets meer over. Gezag, autoriteit: het zijn woorden die wij niet meer gebruiken, begrippen die we niet meer (er)kennen.

    De rol van de kerk, die zo algemeen bepalend was voor elk detail van onze samenleving toen, is herleid tot een absoluut nulpunt. Het recent debacle in het bisdom Brugge toont ten overvloede aan dat positie geen legitimiteit verleent aan macht, gezag, autoriteit, dat functie en persoon niet te scheiden zijn.

    Maar we hadden dat al eerder meegemaakt, toen de vorige bisschop van Brugge meende rechtstreeks te moeten ingrijpen in de verkiezingsstrijd en van de preekstoelen liet verkondigen dat stemmen voor de Vlaamsgezinde Volksunie ‘zondig’ was. Wij hebben er ons niet aan gestoord, het werd een verpletterend succes en een definitieve afgang voor de politieke ambities van de kerk in Vlaanderen. Vandaag zijn het de opvolgers van de bisschoppen, de seculiere vrijgestelde voormannen van de katholieke zuil, die ons aanzetten om toch maar onze stem niet weg te gooien door nog maar eens voor een Vlaamsgezinde partij te stemmen, maar enkel voor de partijen die een eigen vakbond hebben. Schandelijk en verwerpelijk is die houding van de nieuwe rode, groene en blauwe kazuifeldragers, de kampioenen van de uitdagende palettenvuurtjes en de beschamende torenhoge ontslagpremies, van de stakingen die er geen zijn (zodat er ook geen stakingsgeld moet betaald worden). Zij beseffen niet (hoop ik) dat de door hen gesloten bedrijfspoorten misschien wel nooit meer open zullen gaan, dat na het betalen van de ontslagpremies de bedrijven andere oorden zullen opzoeken.

    In ons maatschappelijk systeem zijn de syndicaten de erfgenamen geworden van het verfoeilijke ancien regime, de laatste verdedigers van het ne varietur, het status quo, de oude verhoudingen tussen werkgevers en -nemers. Zij hebben geen oog voor de diepgaande maatschappelijke veranderingen die zich de laatste zestig jaar hebben afgespeeld, hier en in de hele wereld. Syndicale actie is nuttig, nodig en zelfs noodzakelijk, maar dan met nieuwe spelregels. Maar dit terzijde op deze dag van Rerum fanfarum.

    Ook de wereldlijke macht is getaand. De koning heeft nog enkel de macht die men hem gunt en dat is niet veel. Zijn luttele traditionele toespraken tot het land zijn nauwlettend geïnspireerd door de ministers en geschreven door zijn secretaris; het zijn prekerige, saaie plichtplegingen, ongeïnspireerde clichés die oproepen tot middelmatigheid en vernederende compromissen. Er is in dit land geen vaderlandsliefde, geen patriottisme mogelijk, Sire, België is ons vaderland niet, nooit geweest. Enkel Vlaanderen verdient die eretitel.

    Wij hebben ook lak aan het hele staatsbestel. Een senator, een volksvertegenwoordiger, een minister, dat was vroeger Iemand. En nu? Hier ben je de ene dag syndicaal afgevaardigde bij een bedrijf in faling en de volgende dag minister; of je bent de dochter of de zoon van; of je bent een BV, een Bekende Vlaming, om welke frivole reden dan ook, en dat levert je zomaar een verkiesbare plaats op bij de verkiezingen en een groene of rode zetel. Wie kan nog enig respect opbrengen voor onze politici, voor onze hogere ambtenaren? Wij hebben allemaal het gevoel dat zij niet alleen niet beter of slimmer zijn dan wij, nee, we zijn ervan overtuigd dat wij het veel beter weten dan zij. Om het met een gevleugeld woord van de overwinnaar van de laatste Belgisch-nationale verkiezingen te zeggen: wie gelooft die mensen nog?

    Het gezag is verdwenen, er zijn geen autoriteiten meer. Er zijn ook geen regels meer, of beter: er zijn er miljoenen, die elkaar onbeschaamd overlappen en tegenspreken en die om de haverklap veranderen, soms nog voor ze in werking treden, als ze dat ooit al doen. We hebben nu het tegendeel van ne varietur: het kan nu niet snel genoeg veranderen. Er is geen enkel aspect van onze maatschappij dat niet op losse schroeven is gezet, dat niet al duizend keer veranderd is. Er is geen enkele zekerheid meer, geen enkele, omdat er geen enkele gezagsstructuur meer is om die te garanderen of af te dwingen. Het gezag weet niet meer wat het wil, het is een duiventil, een decretenmachine, een dolgedraaide wettencarrousel.

    Er is ook geen enkele persoon meer die het gezag belichaamt, die gezagsvol kan optreden op korte of langere termijn. Wij hebben alle vertrouwen verloren in elke vorm van personencultus of heldenverering, wij zijn in al onze verwachtingen tegenover personen diep, diep teleurgesteld. Leiders als Hitler en zijn bende, Stalin, Mussolini en ook Berlusconi, Pol Pot, de Griekse, Chileense en Argentijnse kolonels, de Koreaanse Kim- of de Amerikaanse Bush-dinastie, Khomeini, Saddam… Maar ook de nulliteiten die landjes als het onze eventjes bestieren. Je zou voor minder je geloof verliezen in politieke gezagsdragers. En zelfs als er iemand naar voren treedt die ons door zijn ernst, humor of zelfbewust optreden verrast, dan is die even later van het toneel verdwenen, meestal met een vetbetaalde sinecure: Steve Stevaert, Guy Verhofstadt, straks wellicht ook Lamme Goedzak Leterme.

    Voor de hoogste functies kiezen we bij voorkeur nulliteiten uit: onverstaanbare Ban Ki-moon van de Verenigde Naties, ocharme de vijfregelige rijmloze Herman Van Rompuy voor Europa, om nog te zwijgen van de vertwijfelde dame die de ‘leiding’ had tijdens de recente grieppandemie.

    Geen gezag, geen vaste regels, geen duurzame wetten, geen blijvende afspraken, geen betrouwbare voorschriften. Alles is bespreekbaar, eindeloos bespreekbaar. Geen enkele oplossing is definitief, elk compromis is tijdelijk, een voorspel slechts van een volgend rondje palavers en koehandel; geen koe is zo dood dat ze niet nog eens uit de gracht kan gehaald worden. Over BHV, de pensioenen, kernenergie en vooral de staatshervorming kunnen we nog eeuwen doorgaan.

    Wil je zonnepanelen op je dak, dubbel glas in je ramen? Prachtig, je krijgt daarvoor zomaar een pak subsidies; maar voor je aanvraag is opgesteld volgens de ingewikkelde regels die men heeft verzonnen en voor de commissie (politiek) is samengesteld die de aanvragen moet evalueren en eventueel goedkeuren, blijkt dat de subsidies ontoereikend en dus uitgeput zijn; er zit dan niets anders op dan het contract dat je ondertekende (zonder contract is je subsidieaanvraag helaas onontvankelijk) dan toch maar te laten uitvoeren aan de volle prijs, wat een streep is door de aantrekkelijke rekening die de overheid en de firma in kwestie je met een stralende glimlach hadden voorgerekend.

    Wat doen mensen in die omstandigheden? Wat ze altijd al hebben gedaan: ze trekken hun plan. Wat is de beste manier om je huis wit te laten schilderen? In het zwart, juist. Is het statuut van ondernemer fiscaal fataal? Geen nood, we maken er een bvba of een bv van, een netjes besloten vennootschap. De banken moeten hun gegevens aan de fiscus doorspelen, maar de fiscus knijpt een oogje toe.

    Je hebt een misdrijf begaan? Een horde van Bekende Advocaten staat aan te schuiven om je pro Deo te verdedigen en zelfs een fikse schadeloosstelling voor jou (en voor hen) in de wacht te slepen. Je hebt enkele mensen vermoord? Dan ben je ongetwijfeld geestesziek, je hoort niet thuis in een gevangenis, we zullen je interneren… in een gevangenis. Misschien zal je daar zelfs miraculeus genezen, wie weet en dan ben je terug vrij!

    Je hebt kinderen seksueel misbruikt? Ach, hoe sneu dat het zo lang verborgen is gehouden (mits het betalen van ampel zwijggeld of met de nodige dreigementen en morele druk)… Nou is het toch wel verjaard zeker! Maar we leven wel met je mee hoor! Kijk maar: we geven het zelfs toe, we richten een commissie op, we zeggen hardop dat het niet mag! Dat kost ons immers welgeteld twee keer niets, we hoeven niet eens de daders te straffen, we geven ze wel een andere taak, waar ze rustig opnieuw kunnen beginnen en van hun pensioen genieten.

    Kan je het ons kwalijk nemen dat we gedegouteerd zijn? Dat we nog enkel interesse hebben voor het brood en de spelen die ons zo gul worden aangeboden? We leven erop los, als God in Frankrijk. Alles mag, niets moet! Het zal onze tijd wel duren! Carpe diem!




    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    27-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaanderen, de tsjeven en de sossen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Blijkbaar is er iets dat ik niet begrijp. Wij weten allemaal, aan beide kanten van de taalgrens, die een landsgrens is geworden, dat er geen sprake kan van zijn dat wij een stuk van ons Vlaams grondgebied aan de Franstaligen zullen afstaan, nu niet, straks niet, nooit niet. Geen morzel gronds.

    Iedereen in België weet dat en toch doen sommige politici alsof er daarover nog te praten valt. Wat Vlaanderen betreft is dat niet het geval, zelfs de Vlaamse liberalen, die heus niet met leeuwenvlaggen staan te zwaaien, hebben het nu begrepen. Gedaan met het gezeur: het antwoord is nee.

    Waarom zouden we ook? Omdat er kapitaalkrachtige Franstalige Brusselaars in onze Vlaamse gemeenten rond Brussel zijn komen wonen? Kom nou! Je moet het eens proberen in gelijk welk van onze buurlanden, in gelijk welk land ter wereld: een grens is een grens. Als je emigreert, dan moet je je aanpassen. Is dat racisme, intolerantie, arrogantie, onbegrip? Alleen hier, in dit prachtige land van ons dat eindeloos verscheurd wordt door onoplosbare communautaire crisissen.

    Iedereen weet het nu en de oplossing is ook voor iedereen duidelijk: Vlaanderen en de Franstaligen moeten elk hun eigen landsgedeelte krijgen, autonoom worden, onafhankelijk. Ze kunnen nadien beslissen hoe ze de boedel delen en eventueel ook of er nog zaken zijn die we gezamenlijk willen regelen. Ik vermoed echter dat dit niet het geval zal zijn. Ik heb de splitsing van de Leuvense universiteit van zeer nabij meegemaakt, eerst als student op de barricades, daarna als ambtenaar. De twee universiteiten praten niet met elkaar, punt uit. Het is al moeilijk genoeg om één universiteit draaiend te houden, als je nog rekening moet houden met een andere, dat is om moeilijkheden en burenruzies vragen.

    Maar zo duidelijk stellen bepaalde politici van dit land het niet. Over de Franstaligen zullen we het even niet hebben, die willen België alleen maar in stand houden omdat ze zonder Vlaanderen veel, veel slechter af zijn. Maar de ellendige tsjeven, de zogenaamd christelijke zogenaamd democratische en vooral zogezegd Vlaamse grootste partij van Vlaanderen kan nog altijd de stap niet zetten, zij krijgen het woord autonomie niet over de lippen, laat staan ONAFHANKELIJKHEID (net zoals ze het woord ATHEÏSME niet kunnen uitspreken).

    Waarom? Is er iets dat zij weten en wij niet? Is er iemand binnen die partij die ons één reden kan geven waarom wij niet onafhankelijk zouden zijn, desnoods binnen een confederatie, maar liefst van al nog binnen Europa?

    Idem dito voor de al even ellendige socialistische partij, of wat er nog van overschiet. Ook zij hebben zich nog geen leeuwenvlaggen aangeschaft, zij stappen nog altijd liever op in folkloristische 1 meistoeten, ze zingen of prevelen met nauwelijks gebalde vuist de internationale en ze verzetten zich domweg, zonder enige ideologische reden, tegen elk voorstel dat Vlaanderen dichter bij de onafhankelijkheid brengt. Zo verliezen ze keer op keer de verkiezingen, ze zien hun kiezers massaal overlopen naar de Vlaamsgezinde partijen, maar ze trekken er geen lessen uit, ze zijn halsstarrig en ideologiseren zichzelf in de vernieling.

    Er is in Vlaanderen geen plaats meer voor grote verhalen en grote ideologische tegenstellingen. Wij leven in een geglobaliseerde wereld, als klein land ondergaan we de wil van de grote landen en de grote bedrijven. Het verschil tussen de verkiezingsprogramma’s is op alle gebieden totaal verwaarloosbaar. Het enige wat de mensen nog interesseert, is een staatsbestel dat werkt en dat ons toelaat te werken.

    De Belgische staat is stuk, onherstelbaar kapot, versleten tot op de draad, niets kan nog, alles loopt fout en draait vierkant. We verliezen onze tijd met onnozele politieke palavers in een poppenkastparlement, terwijl we allen weten dat die palavers niets helpen, niets oplossen, dat alle vroegere palavers Vlaanderen benadeeld hebben, dat de Franstaligen er alleen maar op uit zijn om ons weer eens te pluimen.

    Het is nu eindelijk genoeg geweest. Wij zijn het beu, België heeft afgedaan, België is gebarsten, lang geleden al en vandaag is het gebroken, het bestaat alleen nog in de geest van de Brusselse Franstalige patriotten uit 1830.

    De toekomst van Vlaanderen én de Franstaligen ligt in een volledige onafhankelijkheid. Alleen de tsjeven en de sossen schijnen dat nog niet te weten. Ze zullen het wel weten na de verkiezingen, denk ik.

    De Franstaligen hebben zich doodgeërgerd aan het beeld van de volksvertegenwoordigers van het Vlaams Belang die in het parlement ons nationaal volkslied, De Vlaamse Leeuw aanhieven. Ik hoop het binnenkort te mogen beleven dat álle Vlaamse volksvertegenwoordigers en alle senatoren gezamenlijk in het parlement ons volkslied aanheffen om eindelijk de Vlaamse onafhankelijkheid te vieren.





    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    02-04-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Barnard, Vermeersch, God en Allah
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat is er toch aan de hand met intellectueel en (dus) vrijzinnig Vlaanderen?

    Eerst was er Etienne Vermeersch die het absoluut nodig vond om zijn erudiete stem te verheffen en te pleiten voor een hoofddoekverbod in de scholen en voor ambtenaren. Nu is er ook Benno Barnard die zich heeft laten verleiden tot een (poging tot) lezing onder de idiote en uitdagende titel ‘Leve God, weg met Allah’. Na waarschuwingen van de politie liet hij zich bewaken door twee ‘kleerkasten’, maar desondanks en zelfs met de politie in de zaal is zijn lezing niet kunnen doorgaan. Ik heb me afgevraagd: had hij wel een tekst? Of alleen maar die dwaze, onnozele en nutteloos uitdagende titel? En heeft hij zijn honorarium opgestreken?

    Wat is toch zijn werkelijke bedoeling geweest? Ik kan me niet voorstellen dat hij het kamp heeft gekozen van het christelijk fundamentalisme (‘leve God!’) of van het fundamentalistische extreem rechts gedachtegoed (‘weg met Allah!’). Wie heeft hij willen bereiken? Wie heeft hij willen kwetsen? Wie wil hij bekeren? Welk spelletje heeft hij met de media en via hen met onze goedgelovigheid gespeeld?

    Natuurlijk was er goedkope verontwaardiging alom: hoe durven die moslimfundamentalisten een lezing verstoren, in een universiteitsaula nog wel, door een van onze geliefde auteurs! Ook in het zogenaamd duidingprogramma Terzake bleek de journaliste van dienst enkel geïnteresseerd in de ene kant van de kwestie, namelijk het optreden van de moslims. Hoe vaak heeft het Vlaams Blok/Belang bijeenkomsten allerhande verhinderd, vaak met lijfelijk geweld? Hoe vaak extreem linkse groupuscules? Waarom is de kinderachtig sloganeske en zogezegd ironische mening van Barnard meer vrij en beschermenswaard dan de luidruchtige liturgische mening van de aanhangers van Allah? Omdat hij een van ons is en zij niet?

    Barnard heeft blijkbaar een reputatie als fervent Islamcriticus. Voor moslims vertaalt zich dat in moslimbashing. Dat er dan harde woorden vallen en af en toe zelfs klappen, dat hoeft niemand te verwonderen. Maar hebben jullie gezien hoeveel volk er in de zaal was, buiten de lijfwachten en de politie? Het was voorwaar geen massabijeenkomst.

    Barnard geeft nu ook af op de ‘sufkoppen’ die niet doorhebben dat de Islam binnenkort de hele wereld onderdrukt en iedereen de sharia oplegt, een opvatting die hij deelt met Vermeersch.

    Nou…

    Ik ben het niet eens met Vermeersch wanneer die de schoolgaande jongedames wil verbieden een hoofddoek te dragen. Ik ben het ook niet eens met Barnard wanneer hij in de Islam een reële en concrete bedreiging ziet voor onze democratie. Ben ik nu een sufkop?

    Laat me zeer duidelijk zijn: ik ben atheïst en antiklerikaal, wie daaraan twijfelt, moet maar eens rondneuzen hier op mijn website. Ik ben dus een fel tegenstander van al wat godsdienst is. Men moet van mij dus geen goed woord verwachten over Christendom noch Islam. Ik ben ervan overtuigd dat onze wereld beter af is zonder godsdienst.

    Maar ik zie in de Islam niet de wereldbedreigende internationale macht die Vermeersch en Barnard zo blijken te vrezen. En ik vind ook niet dat de Islam een groter gevaar is voor de democratie dan het Christendom. Het zijn allebei achterlijke ideologieën en idiote godsdiensten, die hun volgelingen volkomen waanzinnige ideeën voorhouden, hen teisteren met nutteloze, bespottelijke voorschriften en hen paaien met stupide beloften over het hiernamaals, die zelfs een klein kind als uit de lucht gegrepen herkent. Maar daar blijft het bij, voor mij.

    Ik kan me namelijk niet voorstellen dat de mensheid wereldwijd zo gek zou zijn om het Christendom van onze voorouders in te ruilen voor de Islam van de ayatollahs. Ik deel de mening van velen die ervan overtuigd zijn dat de Islam vroeg of laat het lot zal ondergaan van het Christendom, namelijk een geleidelijke erosie en aftakeling van binnen uit, een steeds verder gaande secularisering die eindigt in een marginalisering van elke godsdienst.

    Ik zie de toekomst van de wereld tegemoet als een burgerlijke maatschappij, waarin godsdienst een bijkomstigheid is, een randverschijnsel dat niet kan weerstaan aan het gezond verstand, de wetenschap en de redelijkheid.

    Ik heb mij de laatste drie jaar erg verdiept in de filosofie en de geschiedenis van het atheïsme. Dat heeft me gesterkt in de overtuiging dat vanaf het begin van onze beschaving godsdienst slechts één van de aspecten was en zeker niet het belangrijkste. Er zijn ontelbare godsdiensten geweest en geen enkele is de ware gebleken. Gelovigen zijn meestal totaal onwetend over hun godsdienst en trekken zich er bijzonder weinig van aan in hun concrete gedragingen. Godsdienst is een bescheiden onderdeel van de beschaving van een land, een volk, een tijd, het is niet meer dan dat. Zelfs in de perioden die men traditioneel beschouwt als de hoogtepunten van de christelijke godsdienst, bijvoorbeeld de periode na Constantijn en de ‘duistere’ middeleeuwen, of de Contrareformatie of het Victoriaanse tijdperk, waren er veel meer ongelovigen dan gelovigen en binnen de kerk meer ketters en andersdenkenden dan rechtgelovigen. De macht van de kerk was steeds vermengd met de wereldse en wie zal zeggen wie of wat in die onzalige belangenvermenging de bovenhand had?

    In alle landen en in alle tijden is er steeds de kritische stem geweest van het gezond verstand, van de intellectuele benadering, van de wetenschap, van het overleg, van het protest. Men kan boeken verbranden, maar nooit allemaal, nooit helemaal. Men kan de mens niet verhinderen te denken en te spreken en te schrijven, hoe hard men dat ook probeert.

    We moeten met andere woorden godsdiensten niet overschatten. Het is niet al goud dat blinkt, het is niet al godsdienstig dat bidt. Het zou me sterk verbazen dat al de zogenaamd fundamentalistische moslims zo deugdzaam en vroom zouden zijn als men ons wil doen geloven. We hebben tweeduizend jaar ervaring op dat punt en we weten dus wel beter. Onder al dat godsdienstig vertoon gaan gewone mensen schuil, mensen zoals u en ik en wij weten dat wij geen heiligen zijn; waarom zouden de anderen het dan wel zijn?

    Wij hebben gezien hoe christelijke Tv-predikanten publiekelijk wenend door de mand gevallen zijn, hoe talloze priesters en religieuzen hun kap over de haag hebben gegooid; we maken het mee dat priesters en religieuzen zich aan onze vrouwen en onze kinderen vergrijpen, dat ze uit zijn op materieel gewin, op een welgedaan leven. Waarom zou dat anders zijn bij de moslims? Wij weten dat de strenggelovige Saudische prinsen zich in Westerse lustoorden wentelen in al de zondige praktijken die de Koran zo scherp veroordeelt. Waarom zouden eenvoudige moslims anders zijn dan eenvoudige christenen?

    Ik geloof dus niet dat wij over enkele jaren allemaal moslims zullen zijn en dat de sharia hier binnenkort onder handgeklap zal ingevoerd worden. Dat weten Vermeersch en Barnard ook maar al te goed en als zij nu even in de media doen alsof zij dat vergeten zijn, dan moeten wij ons afvragen waarom.

    Wat wel mogelijk is en zelfs waarschijnlijk, is een groeiende invloed van de Islam op onze maatschappij, nu er zoveel moslims naar het Westen geëmigreerd zijn. We zullen dus meer exotische klederdrachten zien, meer moslimfeesten en –gebruiken en ongetwijfeld ook wel enkele ideeën die eigen zijn aan die godsdienst. Is dat een evolutie die we moeten verwerpen en bestrijden?

    Vooreerst zal het überhaupt niet gemakkelijk zijn om die beïnvloeding te vermijden. Je kan bijvoorbeeld de mensen niet verbieden om op een bepaalde manier gekleed te gaan. België gaat als eerste land ter wereld de boerka verbieden op publieke plaatsen. Maar zelfs onder de ondertekenaars van dat wetsvoorstel zijn er die terecht vermoeden dat we nog lang niet zover zijn. We weten dat men van de kant van de Islam alle rechtsmiddelen zal aanwenden om die wet tegen te houden. Zelfs als de hoogste rechtsinstanties in België het verbod op de boerka zouden bevestigen, wat absoluut niet zeker is, dan zijn er nog de internationale en het is meer dan onwaarschijnlijk dat die zich daartoe zouden (durven) lenen.

    Ben ik nu een voorstander van de boerka? Niet echt, nee, maar ik vind het geen belangrijke kwestie en dus moeten we er niet te veel mee bezig zijn, we hebben wel andere katten te geselen, als ik het even zo mag stellen.

    Onze wereld is al gevoelig veranderd. We leven niet meer in het eenvormige land van onze ouders. Die multiculturele evolutie zal zich onweerstaanbaar doorzetten, we hoeven maar naar de grootsteden in Amerika en Europa te kijken, om van Azië en Afrika te zwijgen, om te zien hoe het er hier in de toekomst gaat uitzien: een bonte verscheidenheid in onze uiterlijke verschijning en in onze gebruiken en gewoonten, ook de godsdienstige. Maar dat alles binnen een rechtsstaat waarin alle inwoners zich voegen naar de wetgeving die zij gezamenlijk opgesteld hebben.

    Het zou me verbazen indien dat de sharia zou zijn. Het zou me verwonderen indien dat iets fundamenteel anders zou zijn dan de democratie die wij nu kennen, die gebouwd is op de principes van de Verlichting, zoals die vastgelegd zijn in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

    Intellectuelen als Vermeersch en Barnard zouden moeten weten wanneer die democratie in het gedrang komt. Dat is niet het geval als pubermeisjes een hoofddoek willen dragen op school, noch wanneer enkele heethoofden zich door de bewust provocerende titel van een lezing laten verleiden tot wat verbaal protest en enige kleinschalige baldadigheid.




    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij
    31-03-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jeu de Maingain, jeu de vilain
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    We leven in een vreemd land.

    De politieke leider van de Brusselse Franstalige partij vergelijkt de beslissing van de Vlaamse regering in verband met de niet-benoeming van drie burgemeesters in de Brusselse rand met die van de Duitse bezetter. Voor hem is dat een heldere logica, een vergelijking die nauwelijks mank gaat.

    Het conflict is vrij eenvoudig.

    Men heeft in België op een bepaald moment een taalgrens getrokken, in een wanhopige poging om een ‘definitief’ einde te maken aan de taalkwestie en aan de voortdurende politieke spanningen tussen de Nederlandstalige en Franstalige inwoners van dit land, vooral in en rond Brussel. De Franstalige Brusselaars hebben die taalgrens nooit echt aanvaard. Zij redeneren zo: wij leven in België en wij vestigen ons waar we willen en we spreken de taal die we willen, zeker onze moedertaal.

    Vlaanderen wil de verfransing rond Brussel tegengaan en houdt zich dus strikt aan de taalgrens en de taalwetten. Die twee opvattingen zijn niet te verzoenen.

    Stel je eens in de plaats van die Franstalige Brusselaars. Zou jij in hun geval je eigen taal opgeven en ‘Vlaams’ gaan spreken?

    Nochtans is dat precies wat Vlamingen altijd doen. De vele tienduizenden Vlamingen die in de Waalse industrie en in de landbouw gaan werken zijn in de negentiende en ook nog in de twintigste eeuw, zijn allemaal, zonder enige uitzondering, op de waardij van één generatie, volledig verfranst. Vlamingen die naar Nederland uitwijken, zelfs tijdelijk, spreken binnen de kortste keren het Nederlands van hun omgeving. De Vlaamse emigranten naar Canada en naar de Verenigde Staten spreken Engels, hun kinderen spreken alléén Engels. Mijn jongste zoon is na zijn studies Germaanse in Leuven naar Brussel gaan werken en sprak binnen de kortste keren zo vlot Frans dat zijn collega’s niet konden geloven dat hij een Vlaming was.

    Wat is het verschil met de Franstalige Brusselaars?

    Heel eenvoudig: zij hoeven zich niet aan te passen. Er wordt op hen geen druk uitgeoefend om zich te onderwerpen aan hun omgeving: zij domineren hun omgeving. Zij zijn meer begoed dan de Vlamingen, ze kopen de huizen en de gronden in de randgemeenten van Brussel gewoon op. Ze werken in de grootstad en hebben er een goede baan, maar verkiezen te wonen in de landelijke groene maar vooral elitaire gordel rond Brussel, waar ze ver zijn van de allochtone emigranten die Brussel onveilig en verloederd maken.

    Waarom zouden ze Nederlands leren?

    Voor onze rijke cultuur? Zij beschouwen de Franse als veel rijker en ze hebben niet eens ongelijk. Geen enkele Vlaming zal beweren dat de Vlaamse taal, de Vlaamse kunst of literatuur belangrijker zijn dan de Franse en gelijk hebben ze.

    Ze hoeven ook geen moeite te doen om zich verstaanbaar te maken, zoals de Vlamingen die naar een anderstalige streek emigreren of gaan werken. Waar ze ook gaan, verstaat men hun Frans en is men zonder meer bereid om hen in het Frans aan te spreken. In enkele randgemeenten zijn ze nu overweldigend in de meerderheid, zodat ze zich kunnen beroepen op ‘democratische rechten’: de drie burgemeesters zijn inderdaad democratisch verkozen, met zeer ruime meerderheden.

    Waarover zeuren wij dan?

    Omdat democratie niet zomaar de wet van de meerderheid is, of van een plaatselijke meerderheid. Democratie veronderstelt ook dat men de wetten van het land respecteert en in België zijn dat ook en vooral de taalwetten en de talloze infame akkoorden die de taalgroepen hebben gesloten om hier samen te kunnen overleven. Men kan dus niet zomaar ergens een streek overnemen, kracht is macht, en alle wetten en overeenkomsten en compromissen aan zijn laars lappen. Wij Vlamingen mogen dat niet op Waals grondgebied, zij mogen dat niet op Vlaams. Ook dat is zeer eenvoudig, ook dat is democratie.

    De Franstalige Brusselaars moeten leren inzien dat België inderdaad een vreemd land is, dat het samenleven van anderstalige groepen slechts mogelijk is als men elkaar respecteert en de afspraken naleeft, als men zich onthoudt van imperialistische praktijken. België hangt aaneen met de subtiele afspraken die de bevolkingsgroepen in de loop der eeuwen hebben gemaakt. Wie daaraan raakt, brengt het voortbestaan van dit België in direct gevaar.

    Jeu de main, jeu de vilain, zegt men in het Frans; bij ons is dat ongeveer: wie wind zaait, zal storm oogsten.

    Misschien heeft Vlaanderen niet veel te winnen met het einde van België. Franssprekend België en met name Wallonië hebben echter zeer veel te verliezen. Maar daar trekken de Franstalige Brusselaars zich niets van aan: hun sterke unie met Wallonië is een cynische politieke berekening, een kwestie van zetels in het parlement. Zij hebben geen last van de economische teloorgang van Wallonië, zij eten uit de vleespotten van Brussel en Europa.

    Men kan en zal wellicht nog honderd jaar zeveren over de taalkwestie in en rond Brussel (want elders stelt die zich niet, tenzij misschien in de bescheiden gemeente Voeren). Maar één ding is zeker: de Vlaamse Gemeenschap zal de veroveringsdrang of zelfs de de facto annexatie van de Brusselse rand door de Franstaligen nooit aanvaarden. Er is geen enkele politieke partij die dat aan haar leden kan verkopen. Er is geen enkele politicus of politica die naar de (Vlaamse!) kiezer kan trekken met een reputatie van laksheid op dat punt, laat staan een schandvlek van capitulatie.

    Er is dus geen politieke oplossing voor het probleem van de verfranste randgemeenten. De onzinnige toestand die er gegroeid is, zal wellicht nooit de officiële erkenning krijgen die de Franstaligen opeisen, noch hebben we veel reden om te hopen dat die verfransing ooit nog ongedaan kan gemaakt worden. Men zal dus, aan beide kanten van de taalgrens, met die onzinnige situatie moeten leren leven, want niemand is bereid ervoor te sterven.

    Als de Franstalige Brusselaars en de Waalse politici die hen steunen of dulden het spel dus hoog willen spelen, moeten ze beseffen dat hen ongetwijfeld hetzelfde lot wacht, en wel in dezelfde streek, als de Franse Empéreur Napoléon in 1815. Het is misschien goed dat ze bedenken dat de leeuw die nu over de povere restanten van het toenmalige slagveld en de al dan niet verfranste maar steeds verder oprukkende verkavelingen waakt, geen symbool is van België/la Belgique maar destijds is opgericht door de (enige) Nederlandse koning van de zeer tijdelijk verenigde Nederlanden ter herinnering aan zijn zoon, overigens een minder dan geniaal strateeg, die tijdens de slag bij Waterloo gewond was geraakt.

    Ook dat is een historische vergelijking en een minder kwetsende, denk ik.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek, maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!