Interview
Spinozas ongehoorzaamheid. Een gesprek met Jonathan
Israel
Sonja Lavaert
Overgenomen uit De Uil van Minerva (2012), met toestemming van
de auteur en de redactie.
Spinoza was de eerste
filosoof die systematisch de voordelen van democratie, individuele vrijheid en
gelijkheid bepleitte als basis van een seculiere sociale en ethische theorie.[i] Samen met een kleine groep van denkers legde
de Hollandse filosoof in de 17de eeuw de grondslag van een radicale
verlichting die democraten en vrijdenkers een eeuw later zouden realiseren in
de Franse revolutie. Dit is een notendop de these die Jonathan Israel uitvoerig
argumenteert in de om en bij 3000 bladzijden van zijn drie delen tellende
monumentale werk over de verlichting dat met Democratic Enlightenment voorlopig
wordt afgesloten.[ii] Het begon toen de Britse historicus in Radical Enlightenment van
2001 een studie maakte over Spinoza en de denkers uit diens omgeving.[iii] Tijdens zijn onderzoek naar de Hollandse republiek in het decennium
daarvoor verrichte Israel baanbrekend historisch werk over de republiek was
hij geïntrigeerd geraakt door de storm van heftige reacties, de ophef en de
historische wending die het gedachtegoed van deze club bleek te
bewerkstellingen. Spinoza en zijn vrienden brachten de idee op gang dat het
doel van politiek erin bestaat het leven goed te maken voor iedereen en dat
ieders belang gelijkwaardig is. Dit doel kon slechts worden gerealiseerd door
de afschaffing van religieuze autoriteit, de volledige vrijheid van denken en
meningsuiting en de beslissingsmacht bij het volk. Een politiek radicale
stelling waarvan Israel meent dat ze doorwerkte tot in de Franse revolutie. Dus
zette hij zijn onderzoek verder: eerst in Enlightenment Contested waar
hij zich boog over de eerste helft van de 18de eeuw, nu in Democratic
Enlightenment waar hij in detail de aanloop naar en het begin van de
revolutie volgt. Het zijn de ideeën van radicale filosofen, zoals Diderot die
in het voetspoor van Spinoza de samenleving helemaal en grondig wilden
veranderen, niet de gematigde van de meer bekende verlichtingsfilosofen zoals
Locke, Hume, Voltaire of zelfs Rousseau, die zijn gerealiseerd in de eerste
jaren van de Franse Revolutie. In kringen van historici is het uitermate
controversieel te beweren dat een historische wending wordt voltrokken door
filosofieën en een revolutie veroorzaakt door (alleen maar) ideeën. Het blijft
moeilijk om wat uiteindelijk een filosofische stelling is wetenschappelijk te
bewijzen misschien kan dat alleen filosofisch? maar het is een feit dat
Israel een indrukwekkende hoeveelheid boeiend tekstmateriaal met elkaar in
verband brengt, terecht de aandacht vestigt op minder bekende auteurs, het
onderzoek daarmee ten zeerste verrijkt en bijdraagt tot de vernieuwing van de
belangstelling voor de verlichting, politieke filosofie en Spinoza. We hebben
een gesprek over zijn boek, de philosophes, de rede, en uiteraard over
Spinoza, democratie en revolutie. Op mijn vragen antwoordt hij genuanceerd,
bescheiden, geduldig, vaak schaterlachend, nieuwsgierig naar de hem minder
bekende auteurs of hun kritiek op zijn werk, begaan met de wereld, enthousiast
liefhebberend in ideeën en filosofie. Jonathan Israel houdt van intellectuele
controverses maar kan ik hem ook verleiden tot controversiële uitspraken?
In de drie delen van
uw werk, ook in het laatste, maakt u een onderscheid tussen een gematigde en
een radicale verlichting; het zouden de radicale ideeën zijn die leidden tot de
revoluties op het einde van de 18de eeuw en aan de basis liggen van
de actuele democratie. Het breekpunt tussen gematigde en radicale verlichting,
en des te meer met de antiverlichtingsdenkers, is de houding tegenover religie,
het atheïsme. Is atheïsme een voorwaarde voor democratie?
Neen, natuurlijk niet.
Democratie is een poging om vrijheid van geloof, denken en uitdrukking te
garanderen voor iedereen. Zeggen hoe mensen moeten denken zou juist in strijd
zijn met democratie. Ik denk niet dat Spinoza ooit heeft gedacht dat de
meerderheid van de mensen atheïst zou worden en er zijn ook in onze tijd geen
tekenen die wijzen in de richting van een grote toename van atheïsme. Hoe zou
het dan een voorwaarde kunnen zijn? Het heeft geen zin dit te stellen. In de 18de
eeuw waren het vaak gelovigen die de idealen van de revolutie omhelsden; zij
zagen het democratisch gedachtengoed als een erfenis van hun christelijk geloof.
Ook zo in Spinozas omgeving had je figuren zoals Jarig Jelles die vanuit hun
religieuze overtuiging aansloten bij zijn verlichte denken.
Anderzijds is het toch
wel de vraag of iemand die uitgaat van een religieus standpunt echt kan
geëngageerd zijn in democratie. Mij komt het voor dat gelovigen die kozen voor
de verlichting, zoals bijvoorbeeld de Unitariens, doorgaans gelovigen
waren die zich verzetten tegen elke vorm van institutionalisering van hun
geloof. Op het eerste gezicht lijkt het religieuze perspectief van Priestley en
Jarig Jelles in strijd met hun verlichte ideeën maar dat wordt anders wanneer
je kijkt naar wat ze begrijpen onder religie, dus als je de inhoud van hun
geloof van naderbij bekijkt. Je merkt dan dat democratie
in feite inherent was aan hun religieus perspectief.
U denkt niet dat het
belangrijk is atheïsme te onderlijnen?
Toch, ik denk van wel,
maar in een intellectueel debat, onder filosofen die uit zijn op de waarheid.
De meeste mensen zijn evenwel niet geïnteresseerd in de waarheid maar ze zijn
wel degelijk begaan met wat er gebeurt in de maatschappij en in de wereld.
Tegenwoordig ontbreekt
een goed links alternatief in Italië, Frankrijk of om het even waar. De ideeën
die circuleren in linkse partijen zijn allemaal nogal ontgoochelend, maar mocht
er wel een goed links bestaan, dan zou het niet zo veel bereiken door te
spreken over atheïsme of religieuze kwesties. De linkse leiders zouden wellicht
atheïsten zijn maar ze zouden er niet over spreken want dit is niet de goede
manier om de boodschap te brengen. Ik ben niet zo radicaal als sommige anderen
zijn, wat atheïsme betreft.
Hetzelfde trouwens in
verband met de revolutie. De meeste van de radicale filosofen die ik bewonder,
waren zeer bekommerd om het geweld dat een revolutie met zich kan meebrengen.
Ze hoopten het geweld te kunnen vermijden. Geweld is iets afschuwelijk. In de
eerste jaren van de Franse Revolutie, begin de jaren 90, voor de komst van de
terreur en Robespierre, was het de grote trots van de revolutionairen dat ze
ten opzichte van de andere Spaanse, Engelse, Amerikaanse revoluties die
allemaal zeer gewelddadig waren, veel meer hadden bereikt de totale
afschaffing van alle feodaliteit en
dat terwijl ze de meest rationele en minst gewelddadige van alle revoluties
hadden bewerkstelligd. We hebben daar nu bijna geen idee meer van door alle
gewelddaden die daarna gebeurden. De minimalisatie van het geweld in de
beginjaren van de Franse revolutie was een grote realisering.
Denkt u dat de
ideeën van de radicale verlichting zijn gerealiseerd in de huidige westerse
democratieën?
Ik ben er van overtuigd
dat de Franse revolutie de basis vormt voor onze westerse democratie, wat de
principes betreft. De ideeën waarvoor men streed universele mensenrechten, een
maatschappij die het welzijn van de meerderheid van de mensen probeert te
realiseren vormen de onderliggende beginselen van de westerse democratieën.
Althans, in Europa; in de Verenigde Staten is men meer begaan met de belangen
van het individu. Het Amerikaanse congres dient eerder de belangen van grote
bedrijven dan het algemeen belang. Maar toch
, de grote politieke idee van de
radicale verlichting is de volkssoevereiniteit, wat wil zeggen dat het de
plicht is van een regering om de algemene wil te realiseren. We hebben de
volkssoevereiniteit niet enkel aan Rousseau te danken; in de 18de
eeuw waren een hoop denkers van oordeel dat politiek wordt bedreven in het
belang van het volk in het algemeen. En de moderne democratieën hebben deze
traditie en principes geërfd, helaas zonder er zich bewust van te zijn. Ze
kennen hun intellectuele bronnen niet, kennen niet hun eigen
familiegeschiedenis. De historici hebben hier veel te weinig onderzoek naar
gedaan en er onvoldoende over nagedacht. De republiek is de wil van het volk en
moet tegemoet komen aan de belangen van het volk gezien als een geheel: dit is
de grote idee van de 18de eeuw. De moderne democratieën hebben deze
principes geërfd maar of ze er ook naar leven, is weer een andere zaak.
Dat zou er kunnen op
wijzen dat het eerder de gematigde verlichtingsideeën zijn in de plaats van de
radicale die zich hebben gerealiseerd in de huidige democratieën. Is vandaag
een radicale verlichting niet nog steeds subversief? Zo denken wellicht actuele
radicale filosofen zoals Antonio Negri.
Ik ben het daar
helemaal mee eens. Vooral in de Verenigde Staten, maar ook in Europa, overal in
feite. We hebben nergens een democratie die de radicale vrijheid van
uitdrukking, geloof en denken heeft gerealiseerd. Radicale verlichting is
vandaag nog steeds subversief, overal.
Hebben we dan niet
nog steeds een revolutie nodig?
Een revolutie is nodig
in de zin dat het denken en de instellingen dienen te veranderen. Ik heb het
echter moeilijk met mensen die de rol van Rousseau overschatten zoals naar mijn
mening Negri doet, en die teruggaan op een heel specifieke interpretatie van
verlichting en volkssoevereiniteit zoals je ook al zag bij Babeuf. De manier
waarop de echte revolutionaire intellectuelen spraken, zijn we helemaal kwijt.
Babeuf, zoals Negri vandaag, vond de
vertegenwoordigende democratie corrupt omdat ze niet de wil van het volk
vertegenwoordigde en dus verwierp hij de democratie. Hij riep de menigte op tot
een nieuwe revolutie, tot samenzwering en geweld. Daarvoor werd Babeuf dan ook
veroordeeld. De Grondwet van 1793 was democratisch maar niet geïmplementeerd.
De Grondwet van 1795 daarentegen was niet democratisch maar wel
geïmplementeerd. Enkelingen controleerden de regering die zich een republiek
gebaseerd op vertegenwoordiging noemde. Veel van de intellectuelen, zoals
bijvoorbeeld Benjamin Constant die pas later liberaal werd, als jongeman was
hij veel radicaler, of Brissot zeiden terecht: je moet de regering steunen in
dergelijke omstandigheden want volkse opstanden zullen niet evolueren in de
goede richting. Een omwenteling moet worden voltrokken door een kleine groep
van mensen die werken op een manier zoals men deed in de eerste jaren na 1789.
De universele mensenrechten, de afschaffing van feodaliteit en slavernij, de
emancipatie van de joden en al de positieve dingen die in het begin werden
gerealiseerd, waren niet een realisatie van de menigte. Ik ben het wat dit
betreft niet eens met Negri. Deze dingen kwamen uit de filosofie, niet uit de
volkse wil.
Robespierre zei: weg
met de filosofie, dit is een zaak van de gewone mensen, en ik vertegenwoordig, meer
dan anderen, de gewone mensen. Dat is zeer gevaarlijk en ook verkeerd.
Robespierre kon hiermee het volk voor zich winnen maar het was volgens mij
verkeerd. Het klinkt revolutionair de sansculottes te mobiliseren, maar in
feite is het contrarevolutionair. De sansculottes vernietigden de revolutie.
Uw interpretatie van
Spinoza als immanent denker en materialist is in overeenstemming met de
marxistische Franse interpretaties van de jaren 70 zoals van Matheron of
Macheray. Dus ook met de interpretatie van Negri, denk ik dan.
Ik ben het eens met
Negris interpretatie van Spinoza maar niet met zijn interpretatie van de
menigte in Spinozas werk: de menigte krijgt geen positieve rol toebedeeld door
Spinoza. Natuurlijk was Spinoza een revolutionaire denker, maar niet op de
manier zoals Negri dat ziet. Alles heeft te maken met rationaliteit. Spinoza
dacht dat de maatschappij beter werd naarmate ze rationeler werd. Negri denkt
in een totaal andere richting. Subversieve acties in het teken van een
verbetering van de maatschappij gebeurden in de Franse revolutie door een
kleine groep mensen, filosofen, die de maatschappij in een welbepaalde richting
wilden veranderen. Spinozas subversie bestond in de creatie van een soort
ondergrondse elite, te vergelijken met de Illuminati in de 18de
eeuw, een beweging van een kleine groep mensen die zich bezighielden met
filosofie en probeerden in sleutelposities terecht te komen om van binnenuit
dingen te veranderen. Dit is een model van subversie dat niet afhangt van de
menigte. De zaken gaan erop vooruit wanneer ze rationeler worden maar de
menigte kan niet rationeler worden. Een maatschappelijke revolutie is nodig
voor de mensen maar ze kan niet voltrokken worden door de mensen: dit is
het punt waarop ik het niet eens ben met Negri.
Is dit niet het
probleem van elke overgang? Hoe vertaal je radicaal nieuwe ideeën in
instellingen?
Bij Spinoza is het een
filosofische kwestie. De maatschappij moet op een meer rationele basis worden
georganiseerd. Hoe rationeler mensen zijn, hoe beter ze kunnen samenwerken,
delen, overleggen, compromissen sluiten, belangen laten samenvallen, et cetera.
In het algemeen zijn mensen echter niet zo rationeel: ze hebben vooroordelen,
zitten vol ressentiment en wrok, zijn afgunstig, haatdragend en jaloers
en
daarom is er ook zon sterke tendens tot achteruitgang en verslechtering van de
toestand. Als dingen beter gaan, hebben we dat zeker niet te danken aan de
menigte. Dit is de les van Spinoza en die is moeilijk in overeenstemming te
brengen met de interpretatie van Negri.
Is de eis van
rationaliteit niet in strijd met realisme? Dingen werken niet zo, u zegt het
zelf. Hoe kan een politiek systeem, gebaseerd op rationaliteit,worden
gerealiseerd?
Zoals in de Franse
revolutie, daar gebeurde dat. Dit is geen inbeelding, het gebeurde echt, het is
een feit. Dit is ook de reden waarom ik een intellectuele geschiedenis van de
Franse revolutie aan het schrijven ben, want ik meen dat het concept van
radicale verlichting een betere manier is om de revolutie te verklaren. De
groep filosofen en journalisten, Condorcet, Brissot, et cetera., ook Babeuf wat
dit betreft, Marat niet, hij uitgezonderd, maar verder al die journalisten die
de revolutie ondersteunden tussen 1789 en 1793, allemaal waren ze voor echte
persvrijheid. Dit is het enige voorbeeld in de geschiedenis van een echte
vrijheid van meningsuiting. Het was niet zoals in Rusland waar alle vrijheid
van uitdrukking meteen werd opgeheven. In die beginjaren 90 verschenen kranten
die tegen elke verandering waren, de meest reactionaire verdedigingen van het Ancien
Régime werden gepubliceerd. De royalistische Gazette de Paris
verscheen tot 1792. Als men over persvrijheid sprak, dan was dit echt waar.
Deze revolutionaire vrijheid was te danken aan twintig à dertig mensen in de
Assemblée Nationale op wie alles steunde, een kleine groep van intellectuelen
die voor geen enkele sociale klasse representatief waren. De marxisten zeggen
altijd: er waren geen boeren en arbeiders vertegenwoordigd in de Assemblée
Nationale. Dat is waar, maar wat ze vergeten is dat er ook geen bankiers,
handelaren of zakenmensen waren... De Assemblée Nationale bestond uit
journalisten, advocaten, intellectuelen, een elite met andere woorden, maar wel
een elite die democratisch was verkozen. Advocaten vormden de grootste groep
maar zij waren niet de belangrijke figuren. De echt belangrijke figuren waren
een heel kleine groep intellectuelen die ijverden voor mensenrechten, voor de
afschaffing van feodalisme, titels en slavernij, en zich keerden tegen elke
vorm van discriminatie: van joden, zwarte mensen, vrouwen. Het gaat altijd over
dezelfde kleine groep, Condorcet, Sieyès, Volney, Mirabeau,
niet meer dan
dertig mensen die totaal niet representatief waren voor de grote sociale
blokken.
In uw werk keert u
zich expliciet af van de postmoderne kritiek op de verlichting. U kunt evenwel
toch niet ontkennen dat er een spanning bestaat tussen de universalistische
idee van gelijkheid en van één mensheid enerzijds en de verschillen anderzijds.
Negri en andere radicale denkers zoals Michael Hardt, die ook uitgaan van de
gelijkheidsgedachte en ijveren voor algemene mensenrechten, vervangen het
problematische universalisme door de notie van common. Hoe gaat u met die spanning om? Of
anders gezegd, hoe verbindt u universalisme met politieke vrijheid en met het
bestaan van verschillen? En met vrijheid van uitdrukking?
Ik denk dat er een
spanning móet zijn tussen universalisme en vrijheid van uitdrukking want
iedereen wil iets anders. Vrijheid voor iedereen kan niet anders dan een spanning
creëren want je wil tegemoet komen aan iedereen die elk afzonderlijk
verschillende dingen wil. Ik zie de oplossing in een mix van vrijheid en
beperking. Je kunt geen absolute vrijheid hebben. Van sommige mensen die
gevaarlijke dingen doen, zoals de maffia, moet je overigens de vrijheid
beperken. Je kunt mensen niet tegenhouden om gevaarlijke dingen te denken, maar
je kunt en moet ze wel tegenhouden om gevaarlijke dingen te doen want je moet
de rest van de maatschappij beschermen. In de mate dat hij een spanning erkent
tussen gelijkheid en vrijheid en bekommerd is om alle mensen, denk ik dat ik
dichter sta bij Negri dan bij de postmoderne filosofen, of Foucault: in zijn
denken zie ik geen universalisme. Een van de grote motoren van de radicale
verlichting, van Histoire philosophique des deux Indes bijvoorbeeld, het
eerste werk waar de idee als dusdanig wordt geformuleerd, is dat er één
mensheid is.[iv] Het inzicht dat we allemaal mensen zijn is een
mijlpaal in het denken van de radicale verlichting.
De visie van
Rousseau op volkssoevereiniteit en algemene wil verschilt levensgroot van die
van Spinoza. Ze kan zelfs aanleiding geven tot onverdraagzaamheid, kwezelarij,
racisme, militant patriottisme
Ze kan niet alleen, ze
gaf daadwerkelijk aanleiding tot dit soort zaken. Van zodra Robespierre het
overnam, kreeg je dat chauvinisme en de vreemdelingenhaat die er voorheen
helemaal niet waren.
In verband met
Rousseau heeft u het over de heiligheid van het recht en de gehoorzaamheid
aan de wetten. Die woorden deden me denken aan de kritiek van de Italiaanse
filosoof Paolo Virno. Deze actuele radicale denker interpreteert Spinoza als
een kritiek op en omkering van de visie van Hobbes, en hij doet dat op basis
van het gebruik van de concepten volk en menigte. Voor Hobbes moest de menigte
worden omgevormd tot een gehoorzaam, volgzaam en stilzwijgend volk. Zou men
kunnen zeggen dat Rousseau Hobbes herhaalt, terwijl Diderot aansluit bij
Spinoza?
Ik denk dat Diderot
inderdaad aansluit bij Spinoza, en ik vind ook dat filosofen en historici zich
veel meer bewust moeten worden van de samengestelde natuur van het concept
algemene wil. De algemene wil is een zeer complex begrip in de revolutie, een
begrip dat we overigens helemaal niet te danken hebben aan Rousseau, ook al
wordt hij er doorgaans mee geassocieerd en werd hij ook tijdens de revolutie
veel vaker dan anderen vermeld. Hij was het bekendst, de meest aanvaarde naam
maar tezelfdertijd was iedereen kritisch tegenover zijn visie. Tot zover zijn
we het eens, de algemene wil is complex, maar ik denk dat Hobbes idee toch
helemaal iets anders is dan dat van Rousseau. Soevereiniteit voor Hobbes is
niet bij het volk maar bij een koning. Hobbes ziet de noodzaak om de menigte te
vervangen door een verenigd volk dat achter één principe staat akkoord maar
dat één principe is een koning. Bij Rousseau is dat niet een koning.
Ziet u geen verschil
tussen volk en menigte?
Ik zie vooral het
verschil tussen Rousseau en Hobbes. Voor Hobbes wordt vrede gegarandeerd door
de soeverein, iemand die buiten het volk staat, terwijl Rousseau de algemene
wil zoekt als uitdrukking van het volk, dus binnen het volk. Rousseau denkt
intern en actief, en volgt Hobbes niet. Rousseau las daarentegen wel aandachtig
Spinoza maar hij spreekt er niet over want is het niet met hem eens. Volgens
Maria José Villaverde zijn een aantal passages in Rousseau direct gebaseerd op
Spinoza zonder dat hij er evenwel expliciet naar verwijst.[v] Zij beweert zelfs dat de fameuze uitspraak dat
mensen moeten gedwongen worden om vrij te zijn, rechtstreeks zou ontleend zijn
aan Spinoza
Ik weet niet of dit klopt. Ik heb het niet gecontroleerd, maar ik
weet wel dat Rousseau een aandachtige lezer was van Spinoza, en het niet met
hem eens was. Rede speelt bij Rousseau geen rol. Het is geen leidend principe.
Hij is echt een filosoof van de gevoelens en emoties.
In het Theologisch-Politiek Traktaat schrijft Spinoza
dat angst, religie en gehoorzaamheid een gelukkig driespan vormen, dat
democratie daar weinig mee te maken heeft of zelfs het tegenovergestelde
nastreeft mensen bevrijden van angst zal vrede brengen wat ik lees als een
pleidooi voor rationaliteit, moed en ongehoorzaamheid. Gaat de discussie tussen
Spinoza/Diderot en Rousseau niet over gehoorzaamheid?
Mhm
Ongehoorzaamheid
tegenover wie? Toch niet tegenover de wet en de staat? Ik denk dat Spinoza
subversief en ongehoorzaam is, doch niet op een gewelddadige manier. Hij is
niet direct ongehoorzaam tegenover de wet. Hij is ongehoorzaam op een subtiele
manier, ja en neen, misschien
Misschien is hij ongehoorzaam in een zekere zin
maar je moet echt voorzichtig zijn met dit soort uitspraken. Een anarchie kan
erger zijn dan om het even wat. Diderot en ook de andere revolutionaire
filosofen waren zeer beducht voor de gevolgen van wetsbreuk en anarchie.
U linkt
ongehoorzaamheid meteen aan geweld. Bestaan er geen geweldloze revoluties?
De echte revolutie ís
juist geweldloos en stelt een einde aan het geweld. Geweldloze ongehoorzaamheid
gaat samen met democratie.
Om nog eens terug te
komen op het materialisme en de immanente visie van Spinoza. Wat betekent dit
materialisme voor uw visie op de historische realiteit?
Spinoza lezen heeft mij
zeer veel geholpen en geleid tot een meer naturalistische visie op macht en
religie. Religie is iets moeilijks om te begrijpen in de geschiedenis, het is
een soort van mysterie. Ik denk zelfs dat het des te meer een mysterie is voor
wie religieus is. Er zijn zoveel religies die gepaard gaan met zoveel
conflicten. Waarom zijn er zoveel theologische en religieuze conflicten?
Spinoza hielp me te begrijpen waarom religie zo belangrijk is in de traditie, waarom
je in de geschiedenis zo veel vaker hiërarchische maatschappijen ziet. Ik ben
als historicus altijd geboeid geweest door de omwenteling van de moderne
geschiedenis, waarom men op een bepaald moment gebroken heeft met een traditie
die al eeuwen meeging. Spinozas metafysica gebaseerd op de idee van één
substantie helpt om die omwenteling te verklaren. Waarom vinden mensen een
maatschappelijk systeem en waarden die gedurende eeuwen werden geaccepteerd,
ineens niet meer bruikbaar in de 18de eeuw? Spinozas materialisme
kan die ommekeer verklaren.
U zegt weinig over
het marxisme, en als u er over spreekt, is het meestal in negatieve zin. Toch
is uw visie niet zo verschillend van een historisch materialisme?
Wel, als je alle bagage
van het verleden kon wegnemen en enkel een gezuiverd marxisme kon overhouden,
het marxisme van de intellectuele debatten in de westerse wereld die heel
interessant zijn
als je de echte betekenis van Marx humanisme nagaat, krijg
je een ander beeld dan waar het marxisme doorgaans mee wordt geassocieerd en
dat is inderdaad niet zo ver bezijden mijn visie. Toch ben ik het niet eens met
het economisch determinisme van Marx, dat mechanisch en reducerend is. Er is
bij Marx geen materialistisch determinisme. Materialisme is volgens mij iets
anders dan een benadering die alles herleidt tot economie. Uiteraard moeten we
ons bewust zijn van de economische machinerie en belangen. Zoals vandaag: we
moeten beseffen dat de financieel-economische groepen verantwoordelijk zijn
voor deze grote crisis waar we in zijn terechtgekomen, maar ik denk niet dat
deze groepen corresponderen met een klasse zoals Marx dacht. Zijn
klassentheorie klopt niet. In de Verenigde Staten wordt tegenwoordig de
middenklasse net zo goed uitgebuit door de grote bedrijven als de
arbeidersklasse. Het gaat voor iedereen slechter. Het concept van de twee
sociale basisblokken, de proletariërs en de bourgeois, is een inadequaat
instrument om de historische realiteit te verklaren. Een mooi voorbeeld daarvan
zien we in de Belgische revolutie van 1787-90 zoals ik ze heb beschreven in
mijn boek.[vi] De revolutie in België toont dat Marx fout is.
Men was in Vlaanderen, Brabant, Luik en Henegouwen helemaal niet zo tegen de
aristocratie, het verhaal was helemaal anders dan in Frankrijk. Volgens mij
biedt het marxisme een inadequate historische verklaring omdat het werkt met
onbruikbare categorieën zoals het proletariaat en de bourgeoisie.
Wat mij boeit is hoe
intellectuele controverses ook sociale fenomenen zijn, ideeën en sociale
geschiedenis die samenkomen. De radicale verlichting was niet succesvoller dan
de gematigde omdat ze betere ideeën had ze hàd betere ideeën, daar niet van
wel omdat de ideeën kwamen op een moment dat de sociale noden en verzuchtingen
zo hoog waren en van een aard dat het zo niet verder kon. We zijn vergeten hoe
afschuwelijk de structuren en wetten waren in de 18de eeuw. De
ongelijkheid was verschrikkelijk. Het wettelijk systeem afschuwelijk. Er waren
een hoop mensen die geen rechten hadden, die niet werden beschermd, vooral
mensen in een ondergeschikte positie. Als een dienstmeid haar arm brak tijdens
het werk, kon ze nergens terecht. Heel veel mensen hadden reden om ongelukkig
te zijn. Misschien begrepen ze niet wat er fout was met de maatschappij in haar
geheel maar op het moment dat de intellectuelen zeiden dat de maatschappij rot
was en alles diende te veranderen, klopte dat precies met hun ervaring en dus
gaven ze hun steun. We zijn het vergeten maar het Ancien Régime was een
afschuwelijke maatschappij. In feite was niemand toen geïnteresseerd in de
emancipatie van de joden of de afschaffing van de zwarte slavernij, tenzij de
intellectuelen dan, maar dat zat mee in het pakket, een logisch pakket waarin
emancipatie van joden en afschaffing van slavernij verbonden waren met andere
punten die wel konden rekenen op de steun van een grote meerderheid, om
allerlei soorten van redenen.
Zoals met de
patriottenbeweging, de meeste mensen wisten nauwelijks waarover ze spraken en
in een ideologie over democratie waren ze al helemaal niet geïnteresseerd. Maar
velen hadden redenen om mistevreden te zijn, de katholieken waren het beu
behandeld te worden als tweederangsburgers, en zo ontstond er steun voor de
revolutie, een incoherente steun. Zo konden ideeën de motor worden van echte
sociale verandering.
Doorheen uw werk
legt u sterk de nadruk op de samenhang van Spinozas denken, een samenhang die
uiteraard te maken heeft met zijn zijnsleer van één substantie. Ziet u die
logische samenhang nog steeds gelden als iets dat nuttig is voor onze
democratie vandaag? Is een zijnsleer à la Spinoza een voorwaarde voor de
vorming van echte democratie?
Uiteindelijk wel, ja.
Filosofisch is het monisme een voorwaarde om democratie te denken. Dat de
éénsubstantieleer, radicale verlichtingsideeën en politieke democratie
samenhangen wordt doorgaans niet gezien en daarom vond ik het belangrijk om dit
te tonen. Ik heb de term radicale verlichting niet uitgevonden, Margaret
Jacob gebruikte de term als eerste en in de jaren 90 werd het een collectief
onderzoek waaraan ik hoop inmiddels een bijdrage te hebben geleverd.[vii] Het is belangrijk te weten dat er een radicale
verlichting bestaat als compleet verschillend van de gematigde verlichting. Dit
is wat ik heb willen levendig maken op een directe manier mensen bleven maar
zeggen dat ik te zeer categoriseerde, de categorieën dramatiseerde in het
hoofdstuk over de aardbevingen.[viii] Er zijn verschillende manieren waarop mensen
kijken naar de realiteit. Er bestaat geen middenpositie tussen de radicale
verlichting en de conservatieve visie zoals de gematigde verlichting claimt. Óf
je ziet aardbevingen als natuurkundig fenomeen dat je mogelijks nog niet
helemaal kan doorgronden de radicalen óf je ziet ze als een straf of
interventie van God de reactionairen. De gematigde verlichting schippert
tussen die twee, schrijft sommige aspecten aan God toe, andere aan de natuur,
net zoals ze de samenleving wil verbeteren maar toch niet haar structuren wil
veranderen. Dat is een onmogelijke positie die uiteindelijk terugvalt, leidt
tot of samenvalt met het behoud. Ik ben het totaal niet eens met Philipp Blom
als hij beweert dat Hume een radicale verlichte denker is. Hume is reactionair.
En je kunt dit doortrekken vanavond zal ik dat ook doen in de discussie met
Blom er ontbreekt bij hem (Hume, maar ook Blom) een politieke dimensie. Het
epicurisme zoals van Lucretius waar Blom de nadruk op legt en dat inderdaad
zijn belang heeft voor Spinoza, is een individuele geluksfilosofie die de
politiek of religie niet uitdaagt doch juist vereist dat men afziet van de
maatschappij. Dit is iets totaal anders dan wat in de radicale verlichting
gebeurt, iets totaal anders dan wat Spinoza probeert duidelijk te maken.
Spinoza is revolutionair omdat zijn ideeën slaan op politiek en maatschappij.
Spinoza is subversief in de zin dat hij de publieke sfeer en wetten probeert te
veranderen.
Noten
[i]
Aldus Israel J. in: In strijd met
Spinoza. Het failliet van de Nederlandse Verlichting (1670-1800),
Amsterdam, Bert Bakker, 2007, p. 5.
[ii] Israel J., Democratic Enlightenment. Philosophy, Revolution, and Human Rights
1750-1790, Oxford, Oxford University Press, 2011.
[iii] Israel J., Radical Enlighentment. Philosophy and the
Making of Modernity 1650-1750, Oxford, Oxford University Press, 2001.
[iv] Raynal, Diderot, Deleyre, et
cetera., Histoire philosophique et
politique des établissements et du commerce des Européens dans les deux Indes
(6 vols., Amsterdam, 1770): Israel J., 2011, p. 964.
[v] Maria José Villaverde,
Rousseau, lecteur de Spinoza, SVEC 369 (1999), pp. 107-139: Israel J., 2011, pp. 1025.
[vi]
Israel J., 2011, pp. 873-882.
[vii]
Margaret Jacobs publiceerde in 1981 The
Radical Enlightenment en lanceerde dus als eerste de idee van twee soorten
verlichting, een radicale van libertijnse vrijdenkers, en een hoge,
filosofische die Israel gematigd zal noemen. Israel neemt het onderscheid en
de terminologie over in zijn Radical
Enlightenment van 2001 (en in de twee andere delen van de trilogie plus in
de kleinere werken die hij ondertussen publiceerde) maar het is zijn verdienste
de stelling dat de radicale vrijdenkers teruggaan op het werk van Spinoza en
van denkers in diens omgeving met een overvloed aan materiaal te hebben
onderbouwd.
[viii]
In hoofdstuk 2, het eerste na de inleiding, Nature and Providence: Earthquakes
and the Human Condition, maakt Israel het verschil tussen gematigde en
radicale verlichting duidelijk op een directe en beeldrijke manier door een
bespreking van de grote aardbeving-controverse van 1750-57: Israel J., 2011,
pp. 39-55.
Categorie:Spinoza-onderzoek ontsloten
Tags:Spinoza
|