Michael Pauen, Spinoza
and the Theory of Identity (2P1-13), in Spinozas
Ethics. A Collective Commentary, M. Hampe, U. Renz & R. Schnepf (ed.),
Brill: Leiden-Boston, 2011, p. 81-98.
De auteur grijpt de recente belangstelling, onder meer bij
Antonio Damasio, voor Spinozas monisme (in tegenstelling met Descartes verguisde
dualisme) aan voor een bespreking van het aloude probleem van lichaam en geest.
In het eerste deel van dit artikel duidt hij de relevante plaatsen voor deze
problematiek aan in de Ethica; in het tweede deel besteedt hij aandacht aan
Spinozas theory of mind, en in het
derde deel gaat hij in op de receptie van Spinoza, vooral bij hedendaagse
theorieën.
Reeds in het eerste deel benadrukt de auteur het
epistemische karakter van de beide attributen, uitgebreidheid en denken: Per
a t t r i b u t u m
intelligo id quod intellectus de substantia percipit tamquam eiusdem essentiam
constituens. Onder attribuut versta ik datgene wat het intellect waarneemt
van de substantie als iets dat haar essentie uitmaakt. (E1d4)
Het gaat om het waarnemen
en de wijze waarop dit gebeurt en door wie, en niet zozeer om verschillende eigenschappen
die de substantie zou hebben. Op die manier zouden we immers dicht bij
hetzelfde dualisme terechtkomen dat Descartes voorstaat. Spinoza houdt het strikt
bij één substantie die op een onbepaald aantal manieren kan beschouwd worden.
Voor de mens zijn dat de uitgebreidheid en het denken. Dat
blijkt duidelijk uit E3p2s (partim): Haec
clarius intelliguntur ex iis, quae in schol. prop. 7. P. 2. dicta sunt, quod
scilicet mens et corpus una eademque res sit, quae iam sub cogitationis, iam
sub extensionis attributo concipitur. Unde fit, ut ordo sive rerum
concatenatio una sit, sive natura sub hoc sive sub illo attributo concipiatur,
(
). Dit zal men beter begrijpen uit wat we in E2p7 zeiden,
namelijk dat het verstand en het lichaam een en dezelfde zaak is, die men zich
nu eens voorstelt onder het attribuut van het denken, en dan weer onder dat van
de uitgebreidheid. Zo komt het dat de ordening of de opeenvolging van de dingen
één is, of de natuur nu onder het ene of het andere attribuut wordt bekeken (
).
De auteur van
het artikel zegt het zo: The difference between mind and body does not appear
on the side of the object, but on the side of the knowing subject, which has
two different modes of access to the one single substance. (Het
verschil tussen verstand en lichaam komt niet te voorschijn aan de kant van het
object, maar aan de kant van het kennende subject, dat twee verschillende
manieren van toegang heeft tot de ene enkelvoudige substantie.)
Wij stellen zo het monisme op het existentiële of
metafysische of ontologische gebied volkomen veilig, en leggen het dualisme dat
nodig is om onze dubbele ervaring van de werkelijkheid te verklaren helemaal
aan de kant van het subject, dus op het epistemologische, het gebied van het
kennen. Het is inderdaad perfect mogelijk dat men één en hetzelfde ding op
verscheidene manieren waarneemt, zonder dat de essentiële eenheid van dat ding
in het gedrang komt. Dit maakt het mogelijk dat verschillende mensen dezelfde
zaak op verschillende manieren benaderen of dat dezelfde persoon dezelfde zaak
op verschillende manieren bekijkt. Dat is ook onze ervaring, die volkomen te
verenigen is met de ondeelbare eenheid van het waargenomen ding.
De auteur wijst op het belang van deze interpretatie voor
een goed begrip van het zogeheten parallellisme van Spinoza: er kan geen sprake
zijn van twee parallelle dingen of gebeurtenissen, aangezien de substantie één
is; het parallellisme doet zich dus voor op het niveau van de kennis, het waarnemen,
de beeldvorming zeg maar van het object. Dat is de betekenis van E2p7: Ordo et connexio idearum idem est, ac ordo
et connexio rerum. De volgorde en het verband tussen de gedachten is
dezelfde als de volgorde en het verband tussen de dingen. Het gaat wel
degelijk om een identiteit (idem),
niet om een dualistische parallellie. Zie E2p7S: (
) id omne ad unicam tantum substantiam pertinet; et consequenter quod
substantia cogitans et substantia extensa una eademque est substantia, quae iam
sub hoc, iam sub illo attributo comprehenditur. Sic etiam modus
extensionis et idea illius modi una eademque est res, sed duobus modis
expressa;(
) (
)
heeft dit alles betrekking op één enkele substantie ; en bijgevolg is de
denkende substantie en de uitgebreide substantie één en dezelfde substantie,
die nu eens vanuit het ene, dan weer vanuit het andere attribuut begrepen
wordt. En zo ook is een modus van uitgebreidheid en de gedachte van die modus
één en hetzelfde ding, maar uitgedrukt op twee wijzen; (
).
Zo bestaat ook het denken uit een fysisch proces, dat men
ook epistemisch kan benaderen. Spinoza verduidelijkt dat in de demonstratio bij het scholium
van E2p17.
Deze interessante benadering van een klassiek probleem, niet
alleen bij Spinoza maar in de filosofie in het algemeen, blijkt dus een
belangrijke bijdrage te zijn voor een beter begrip van enkele kernpunten uit de
filosofie van Spinoza.
KD
Categorie:Ethica
Tags:Spinoza
|