Brief 67
Albert Burgh aan BdS
Firenze, 3 september 1675
Ik had je beloofd, toen ik ons land verliet, dat ik je zou schrijven, vooral indien er mij onderweg iets meldenswaardigs zou overkomen. Nu die gelegenheid me vergund is, en zelfs een van het grootste belang, kwijt ik me van mijn verplichting en meld je dat ik door Gods oneindige barmhartigheid weer opgenomen ben in de Katholieke Kerk, en daarvan lid geworden ben. Hoe dat gebeurd is, zal je kunnen opmaken uit het geschrift dat ik gestuurd heb aan de hooggeachte en hooggeleerde heer D. Kranen, hoogleraar te Leiden, en ik voeg hier in het kort nog toe wat voor jou nuttig is.
Zozeer als ik jou voorheen ooit bewonderde omwille van de subtiliteit en de scherpte van jouw verstand, zozeer beween en beklaag ik jou thans. Want terwijl jij een zeer intelligent iemand bent, begiftigd met een door God met uitzonderlijke gunsten onderscheiden verstand, en de waarheid lief hebt, ja zelfs met gedrevenheid, laat jij nochtans toe dat je door die ellendige en zeer hoogmoedige Meester van de boosaardige geesten laat misleiden en bedriegen. Want wat is heel jouw filosofie immers anders dan louter een illusie, een waanbeeld? En toch heb je aan haar niet alleen je gemoedsrust in dit leven toevertrouwd, maar tevens je eeuwige zielenheil. Ziehier op welke miserabele grondvesten jouw al berust. Jij veronderstelt dat jij uiteindelijk de ware filosofie hebt ontdekt. Hoe weet je dan dat jouw filosofie de beste is van al die andere die ooit ergens ter wereld onderwezen zijn geworden en nu nog onderwezen worden, of in de toekomst ooit zullen onderwezen worden? Om nog te zwijgen over wat in de toekomst nog zal bedacht worden! Heb jij dan al die filosofieën onderzocht, zowel de antieke als de hedendaagse, die hier, en in India, en overal ter wereld onderwezen worden? En als je die al terdege zou onderzocht hebben, hoe weet je dan dat jij de beste uitgekozen hebt? Je zal zeggen: mijn filosofie is in overeenstemming met de juiste rede, de andere zijn ermee strijdig; maar al de andere filosofen, op jouw volgelingen na, zijn het oneens met jou en met hetzelfde recht zeggen zij over zichzelf en hun filosofie hetzelfde als wat jij over die van jou zegt, en ze beschuldigen jou, zoals jij hen, van onwaarheden en dwalingen. Het is dan ook duidelijk dat jij, om de waarheid van jouw filosofie te laten blijken, argumenten moet aanvoeren die niet evengoed gelden voor de andere filosofen, maar enkel op die van jou van toepassing kunnen zijn. Ofwel moet jouw filosofie als net zo onzeker en waardeloos bestempeld worden als al de andere.
Ik zal me nu echter beperken tot jouw boek, dat je voorzien hebt van die goddeloze titel, en jouw filosofie samenvoegen met jouw theologie, aangezien jijzelf die waarlijk door elkaar haalt, ofschoon je met een duivelse listigheid beweert te stellen dat de ene onderscheiden is van de andere en andere grondslagen heeft; op die manier zal ik verdergaan.
Misschien zal je dus zeggen: de anderen hebben de H. Schrift niet zo herhaaldelijk gelezen als ik, en uit die eigenste H. Schrift haal ik de bewijzen voor mijn stellingen; het is immers de erkenning van het gezag van de H. Schrift die het onderscheid uitmaakt tussen de christenen en de andere volkeren van heel de wereld. En hoe doe ik dat? Door duidelijke teksten samen te brengen met meer obscure verklaar ik de H. Schrift, en uit die eigen interpretatie stel ik mijn eigen dogma’s op, of bewijs ik wat al van tevoren in mijn brein opgekomen is. Maar ik bezweer je, denk eens ernstig na over wat je daar zegt; hoe weet jij immers dat jij die samenvoeging goed doet, en verder dat wanneer die samenvoeging gebeurt zoals het hoort, dat volstaat voor de interpretatie van de H. Schrift, en dat je zo tot een juiste interpretatie komt van de H. Schrift? Vooral omdat de katholieken zeggen, en wat ook zeer waar is, dat het Woord Gods niet in zijn geheel in geschrifte is overgeleverd, en dat zodoende de H. Schrift niet enkel door H. Schrift alleen kan verklaard worden, ik zou zeggen niet alleen niet door één enkele persoon, maar zelfs niet door de kerk zelf, die de enige interpreet is van de H. Schrift. Men moet immers eveneens de apostolische overleveringen raadplegen, wat bewezen wordt vanuit de H. Schrift zelf en uit het getuigenis van de kerkvaders, en ook nog in dezelfde mate in overeenstemming is met de juiste rede en met de ervaring. En aangezien dus jouw vertrekpunt zeer onjuist is, en tot een slechte afloop leidt, waar blijft dan heel jouw leer, als die steunt en opgebouwd is op deze onware grondslag?
Zodoende dan, indien jij gelooft in de gekruisigde Christus, erken dan jouw allerslechtste ketterij, kom terug op die perversie van jouw natuur en verzoen je met de kerk.
Want wat zou jij op een andere manier jouw leer bewijzen dan al de ketters die ooit Gods kerk verlaten hebben, nu nog verlaten en ooit in de toekomst zullen verlaten, deden, doen en zullen doen? Zij allen immers, zoals ook jij, maken gebruik van hetzelfde principe, namelijk uitsluitend van de H. Schrift, om hun dogma’s uit te vinden en te onderbouwen.
En verheug je er maar niet over dat wellicht de Calvinisten, ook wel Gereformeerden genoemd, noch de Lutheranen, nog de Mennonieten, noch de Socinianen &c. jouw leer niet kunnen weerleggen. Want die zijn er allemaal, zoals gezegd, even slecht aan toe als jij, en zitten evenzeer als jij in de schaduw van de dood.
Als je daarentegen niet in Christus gelooft, dan ben je er slechter aan toe dan ik vermag uit te spreken; maar er is een gemakkelijke remedie: kom immers terug op je zondigheid, en zie de verderfelijke arrogantie in van jouw ellendige en waanzinnige denkwijzen. Je gelooft niet in Christus: waarom? Jij zegt: omdat met mijn principes de leer en het leven van Christus allesbehalve overeenstemt, en evenmin de leer van de christenen over Christus zelf met mijn leer. Maar dan zeg ik nogmaals: jij durft het aan te denken dat je de meerdere bent van al diegenen die ooit in de maatschappij of in Gods kerk opgetreden zijn, van de patriarchen, de profeten, de apostelen, de martelaren, de doctores, de belijders en de maagden, van de ontelbare heiligen, meer nog, godlasterlijk de meerdere van de Heer Jezus Christus zelf? Ben jij dan de enige die hen door jouw leer, jouw levenswijze en uiteindelijk in alles overtreft? Maak jij, een armzalig mensje, een vuige aardworm, meer nog: stof, een maaltijd voor de wormen, je dan in een onuitsprekelijke godslastering sterk dat jij de voorkeur geniet boven de vleesgeworden wijsheid van de eeuwige Vader? Beweer jij dan dat jij als enige meer vooruitziend en groter bent dan al diegenen die ooit sinds het ontstaan van de wereld tot Gods kerk behoorden en geloofden dat Christus zou komen, of al gekomen was, of dat nu nog geloven? Op welke grondslag steunt deze roekeloze, waanzinnige, verwerpelijke en vermaledijde arrogantie van jou?
Jij ontkent dat Christus de zoon is van de levende God, het Woord van de eeuwige wijsheid van de Vader, dat zich in het vlees vertoond heeft, dat voor het mensengeslacht geleden heeft en gekruisigd is. Waarom? Omdat dat allemaal niet beantwoordt aan jouw principes. Maar benevens het feit dat het al bewezen is dat jij niet de juiste principes hebt, maar onware, roekeloze, absurde, zeg ik nu nog meer, namelijk dat zelfs indien je zou steunen op ware beginselen, en daarop alles zou opbouwen, je daarmee nog altijd niet alles zou kunnen verklaren wat er in de wereld is, ooit gebeurd is of nu gebeurt, noch zou het je dan vrijstaan om vermetel te beweren, wanneer iets met diezelfde principes in strijd blijkt te zijn, dat dat precies daarom waarlijk onmogelijk is, of onwaar. Er zijn immers heel wat zaken, neen, ontelbare die je, hoewel we over de natuurlijke dingen wel iets met zekerheid weten, toch helemaal niet kan verklaren. Je zal zelfs de klaarblijkelijke contradictie van dergelijke fenomenen met de andere niet kunnen oplossen door jouw verklaringen, die jij voor uiterst zeker houdt. Jij zal met jouw beginselen werkelijk niets verklaren van wat er gebeurt bij hekserij en bij bezweringen, alleen maar door het uitspreken van bepaalde woorden, of simpelweg door het dragen van die woorden of van een teken, geschreven op een of ander materiaal; en evenmin van de ontzettende verschijnselen van wie bezeten is door demonen; ikzelf heb daarvan verschillende voorbeelden gezien en ik heb uiterst betrouwbare getuigenissen vernomen over ontelbare dergelijke zaken, van talloze uiterst betrouwbare personen, die daarover eensluidend spraken. Hoe zou jij kunnen oordelen over de essentie van al de dingen, zelfs als we toegeven dat sommige ideeën die jij in gedachten hebt, adequaat overeenstemmen met de essentie van de dingen waarvan zij het idee zijn? Jij kan immers nooit zeker zijn dat de ideeën van alle geschapen dingen van nature aanwezig zijn in het menselijk brein, dan wel dat veel ideeën, indien niet allemaal, daarin kunnen voortgebracht worden en waarlijk ook voortgebracht worden door externe objecten, of ook door suggesties van goede of kwade geesten, en door de klaarblijkelijke goddelijke openbaring. Hoe is het dan mogelijk dat jij, zonder het getuigenis en de levenservaring van andere personen te raadplegen, om nog te zwijgen van het onderwerpen van jouw oordeel aan de goddelijke almacht, uit jouw principes nauwkeurig zou kunnen omschrijven en voor zeker vastleggen, het actuele bestaan, of niet bestaan; de mogelijkheid of onmogelijkheid om te bestaan van bijvoorbeeld de volgende dingen, namelijk of die er daadwerkelijk zijn, of niet zijn, of kunnen zijn, of niet kunnen zijn in de wereld, zoals daar zijn een wichelroede om metaal te ontdekken en onderaards water; de steen die de alchemisten zoeken, de macht van woorden en tekens; het verschijnen van allerhande geesten, zowel goede als boze, en hun macht, hun kennis en hun inbezitneming; de verschijning van planten en bloemen in glazen flessen nadat ze verbrand zijn; sirenen; aardmannetjes die zoals men zegt vaak in mijnen te zien zijn; de antipathieën en sympathieën van talloze dingen; de ondoordringbaarheid van het menselijk lichaam, &c? Werkelijk niets van al dat vermelde, mijn beste filosoof, zal je kunnen bepalen, zelfs indien je zou beschikken over een verstand dat duizend keer subtieler en scherpzinniger zou zijn dan het jouwe; en indien jij uitsluitend vertrouwt op je eigen intellect om een oordeel te vellen in deze en dergelijke kwesties, dan denk je vast nu al op dezelfde manier over zaken die jou onbekend zijn, of waarmee je niet vertrouwd bent, en die vandaar voor onmogelijk gehouden worden, maar die voorwaar enkel als onzeker moeten gezien worden, tot je overtuigd wordt door het getuigenis van ontelbare getuigen die te vertrouwen zijn. Ik stel mij voor dat Julius Caesar net zo zou geoordeeld hebben, indien iemand hem zou gezegd hebben dat het mogelijk is een stof samen te stellen die in latere eeuwen heel gewoon zou zijn, waarvan de kracht zodanig werkdadig is dat ze burchten en hele steden, en zelfs bergen in de lucht zou doen vliegen, en die wanneer ze opgesloten wordt in een of andere ruimte, na de ontsteking plotsklaps op wondere wijze uitzet en alles wat haar werking in de weg staat, vernietigt: dat zou Julius Caesar hoe dan ook niet geloofd hebben, maar voluit schaterlachend zou hij die man weggehoond hebben, als wou hij hem overtuigen van iets dat strijdig was met zijn oordeel, zijn ervaring en de hele krijgskunst.
Maar laten we terugkeren naar ons onderwerp. Als jij de zaken die ik vermeldde niet kent en er ook niet kan over oordelen, hoe zal jij dan, een miserabele mens, opgezwollen van duivelse hoogmoed, vermetel oordelen over de ontzettende mysteries van het leven en het lijden van Christus, die zelfs katholieke leraren als ondoorgrondelijk voorhouden? Wat raaskal je dan nog verder met je onbenullig en futiel geleuter over de ontelbare mirakelen en de tekenen die na Christus zijn apostelen en leerlingen, en nadien niet minder dan duizenden heiligen als een bewijs en een bevestiging afleverden van de waarheid van het katholieke geloof, door de almachtige kracht van God, en die door dezelfde almachtige barmhartigheid en goedheid van God ook nu nog op onze dagen overal ter wereld ontelbaar gebeuren? En indien je dat niet kan tegenspreken, wat je zeker onmogelijk kan, wat lig je dan nog dwars? Geef je gewonnen, kom terug op je dwalingen en je zonden; neem een onderdanige houding aan en herleef!
Overigens weze het me vergund dieper in te gaan op de feitelijke waarheid, zoals die waarlijk de grondslag is van de christelijke godsdienst. Hoe zal je, wanneer je er goed over nadenkt, de bewijskracht durven ontkennen van de consensus van zoveel myriaden mensen, van wie ettelijke duizenden jou mijlenver vooruit waren en nog steeds zijn op het gebied van de leer, de geleerdheid en de waarlijk subtiele grondigheid, en de volmaaktheid van levenswijze, en die allen unaniem en uit een mond bevestigen dat Christus de Zoon van de levende God vlees geworden is, geleden heeft, gekruisigd is en gestorven is voor de zonden van het mensengeslacht, verrezen is, verheerlijkt is en als God heerst in de hemelen met de eeuwige Vader in eenheid met de Heilige Geest, en al het andere dat daarmee verband houdt: dat door diezelfde Heer Jezus, en nadien in zijn naam door de apostelen en de andere heiligen door de goddelijke en almachtige kracht in Gods kerk ontelbare mirakelen zijn gebeurd, die het menselijke bevattingsvermogen niet enkel te boven gaan, maar die tevens strijdig zijn met het gewone verstand, en waarvan tot op de dag van vandaag ontelbare materiële aanwijzingen wijd en zijd verspreid over de hele wereld zichtbaar aanwezig zijn, en dat dergelijke mirakelen nog steeds gebeuren? Zou ik dan niet evengoed mogen ontkennen dat de oude Romeinen er ooit geweest zijn, en dat keizer Julius Caesar door het onderdrukken van de vrijheid van de republiek hun staatsbestel heeft omgevormd tot een monarchie? En me niets aantrekken van al de monumentale overblijfselen die iedereen in het oog springen en die de tijd ons nagelaten heeft, van de macht van de Romeinen, en anderzijds al evenmin van het getuigenis van de zeer zwaarwichtige auteurs die destijds de geschiedenis hebben geschreven van de Romeinse republiek en van het keizerrijk, en daarin heel veel over Julius Caesar hebben verhaald; of het oordeel van zoveel duizenden mensen, die ofwel zelf de vermelde monumenten hebben gezien of daaraan, aangezien door ontelbaren bevestigd wordt dat ze bestaan, evengoed ooit geloof hechtten als aan de vermelde histories en die ook nu nog geloven. En dat allemaal op grond van het feit dat ik deze nacht gedroomd zou hebben dat de monumentale getuigenissen die er overgebleven zijn van de Romeinen, geen reële dingen zijn, maar louter illusies; en dat op dezelfde manier ook wat van de Romeinen verteld wordt van dezelfde aard is als wat in die boeken die men romans noemt, over Amadis de Gaula en soortgelijke helden op kinderachtige wijze verteld wordt; en dat Julius Caesar ofwel nooit echt bestaan heeft, ofwel zo hij al bestaan heeft, hij een zwartgallige idioot was die niet in het echt de Romeinen van hun vrijheid beroofd heeft door zelf de troon van de keizerlijke majesteit in te stellen, maar die ertoe gebracht werd, hetzij door zijn eigen dwaze verbeelding, hetzij door de overredingskracht van vrienden die hem flatteerden, te geloven dat hij al die machtige dingen gedaan had. Kan ik dan verder zo niet evengoed ontkennen dat het Chinese rijk door de Tataren bezet is? Dat Constantinopel de hoofdstad van het Turkse rijk is, en talloze soortgelijke zaken? Is er wel iemand die zou menen dat ik, als ik dat ontken, goed bij mijn hoofd ben, en mij zou vrijpleiten van betreurenswaardige waanzin? Want dat alles wordt ondersteund door de gezamenlijke consensus van enkele duizenden mensen, en hun zekerheid daarover is ten zeerste evident, omdat het onmogelijk is dat zij allemaal, wanneer zij die dingen en nog talloze andere beweren, zichzelf iets wijsmaken, of anderen iets wensten wijs te maken gedurende zoveel eeuwen, meer nog, in een opeenvolging van talloze jaren sinds de eerste jaren van onze wereld tot op de huidige dag.
Overweeg ten tweede: de Kerk van God heeft zich verbreid vanaf het begin van de wereld tot op deze dag in een ononderbroken voortzetting en blijft onwrikbaar en stevig bestaan, daar waar al de andere, heidense of ketterse godsdiensten althans hun ontstaan later kenden, als ze al niet al aan hun einde gekomen zijn; hetzelfde moet men zeggen over de koninkrijken en over de opvattingen van alle mogelijke filosofen.
Overweeg ten derde: door de incarnatie van Christus is de Kerk van God overgegaan van de cultus van het Oude Testament naar die van het Nieuwe Testament, en is door Christus zelf, de Zoon van de levende God gesticht; vervolgens is ze verbreid door de Apostelen en hun leerlingen en hun volgelingen, allen mensen die naar wereldse maatstaven ongeletterd waren; nochtans hebben zij al de filosofen in verwarring gebracht door het onderricht van de christelijke leer, die in strijd is met de gewone opvattingen en elke menselijke redenering overtreft en te boven gaat. Dat waren mensen die naar wereldse maatstaven verwerpelijk waren, smerig en onbehouwen, en die niet de steun kregen van het gezag van wereldse koningen of prinsen; integendeel: zij werden door hen vervolgd met alle mogelijke onheil en hebben met alle tegenslagen ter wereld te kampen gehad. Hoe meer de uiterst machtige Romeinse keizers zich toelegden om hun inspanningen te belemmeren of zelfs onmogelijk te maken, en zoveel ze konden de christenen ter dood brachten op alle mogelijke manieren van martelaarschap, hoe meer die inspanningen succes hadden. En in die omstandigheden verbreidde de Kerk van Christus zich in een korte tijdspanne over het hele aardrijk, tot uiteindelijk de Romeinse keizer zelf, en de koningen en heersers van Europa bekeerd waren tot het christelijk geloof en de kerkelijke hiërarchie de wijdse macht verwierf die men vandaag de dag kan bewonderen. Dat alles gebeurde door middel van de naastenliefde, het mededogen, de verdraagzaamheid, het vertrouwen op God en de andere christelijke deugden, en niet met wapengekletter en het geweld van talrijke legers, en de verwoesting van gewesten, zoals de wereldse heersers hun grenzen uitbreidden. De poorten van de hel vermochten niets tegen de Kerk, zoals Christus haar beloofd had. Bedenk hier ook het verschrikkelijke en onuitsprekelijk gruwelijke lot dat de Joden tot de uiterste graad van ellende en onheil heeft gebracht, omdat ze de daders waren van de kruisiging van Christus. Doorloop, doorblader en herbekijk de geschiedenis van alle tijden, en je zal in gelijk welke andere organisatie niets vinden, zelfs niet in je dromen, dat daarmee kan vergeleken worden.
Ten vierde: merk op dat deze eigenschappen tot de essentie behoren van de katholieke Kerk, ja waarlijk dat ze onafscheidelijk zijn van die Kerk, namelijk haar aloude geschiedenis, waardoor ze als opvolgster in de plaats kwam van de Joodse godsdienst, die toentertijd de ware was, bij Christus een aanvang nam zestien en een halve eeuw geleden, en door deze lange geschiedenis heen heeft ze een nooit onderbroken reeks van haar herders gekend, en daardoor komt het dat alleen zij de boeken bezit die heilig zijn, en puur goddelijk en onvervalst, tezamen met de even zekere en onbezoedelde ongeschreven overlevering van het woord Gods; daarnaast haar onwrikbaarheid, waardoor haar leer en de bediening van de sacramenten, zoals die door Christus zelf en de Apostelen ingesteld is, onaangetast en zoals het hoort in al haar kracht bewaard is gebleven; haar onfeilbaarheid, waarmee ze al wat met het geloof te maken heeft met het hoogste gezag, betrouwbaarheid en waarachtigheid vastlegt en beslist krachtens de macht die Christus zelf haar met dit doel voor ogen heeft verleend, en krachtens de leiding van de Heilige Geest, van wie de Kerk de Bruid is. Haar onhervormbaarheid, waardoor het zeker is dat ze, aangezien ze niet kan vervalst worden of bedrogen worden, noch anderen bedriegen, daar nooit nood aan heeft. Haar eenheid, waardoor al haar leden hetzelfde geloven, hetzelfde aanleren wat het geloof aangaat, een en hetzelfde altaar en alle sacramenten gemeenschappelijk hebben, en ten slotte streven naar een en hetzelfde einddoel, in een obediëntie die ze onderling gemeen hebben. Het feit dat geen enkele ziel zich van haar kan afscheiden, onder welk voorwendsel dat ook weze, zonder dat die meteen ook een eeuwige verdoeming oploopt, tenzij die nog voor de dood weer met haar verenigd wordt door een penitentie; van daar dat het duidelijk is dat al de ketterijen uit haar verdwenen zijn, en zij altijd, constant aan zichzelf gelijk, en stevig gevestigd, als gebouwd op een rots, behouden blijft. Haar enorme uitgestrektheid, waarmee ze over de hele wereld zichzelf verbreidt, en wel op zichtbare wijze, wat niet kan gezegd worden van gelijk welke andere schismatieke, ketterse of heidense organisatie, noch van enig politiek regime, of een filosofische leer, zodat geen enkele van de vermelde eigenschappen van de katholieke Kerk van toepassing is, of van toepassing kan zijn, op enig andere organisatie. En ten slotte haar voortdurendheid tot het einde van de wereld, die haar verzekerd is geworden door de Weg, de Waarheid en het Leven zelf, en die ook de aanwezigheid van al de vermelde eigenschappen, die zowel door dezelfde Christus beloofd en toegekend werden door toedoen van de Heilige Geest, eveneens manifest bewijst.
Ten vijfde: denk aan de bewonderenswaardige ordening waarmee de Kerk geleid en gestuurd wordt, een zo omvangrijk lichaam: dat bewijst manifest dat zij niet in geringe mate afhankelijk is van de Goddelijke Voorzienigheid en dat haar bestuur door de Heilige Geest op wonderbaarlijke wijze ingericht, beschermd en geleid wordt; zo ook roept de harmonie die zichtbaar is in alle dingen van dit universum, de almacht, de wijsheid en de oneindige voorzienigheid uit, die alles heeft geschapen en ook in stand houdt; immers, in geen enkele andere organisatie wordt een dergelijke ordening, die zo prachtig is en zo strikt, en zonder onderbreking onderhouden.
Ten zesde: bedenk dat de katholieken niet alleen in ontelbare aantallen, zowel mannen en vrouwen (en ook vandaag zijn er daarvan velen, en ik heb er persoonlijk gezien en gekend) op bewonderenswaardige en zeer heilige wijze geleefd hebben en door de kracht van de almachtige God en in de aanbiddelijke naam van Jezus Christus vele mirakelen hebben verricht, en er ook nu nog dagelijks plotse bekeringen gebeuren bij zeer veel personen die overgaan van een zeer slecht naar een beter, waarlijk christelijk en gewijd leven, en allen zijn ze van dien aard dat ze in de mate dat ze heiliger en meer volmaakt zijn, ook nederiger zijn en zichzelf meer onwaardig achten, en de lof voor een heiliger levenswijze aan anderen overlaten. Zelfs de zwaarste zondaars behouden echter desondanks steeds het vereiste respect voor de heilige zaken, en belijden hun eigen slechtheid, beschuldigen zich van hun eigen ondeugden en onvolmaaktheden en willen daarvan bevrijd worden en zo hun leven beteren, zodat men kan stellen dat de meest volmaakte ketter, of filosoof, die er ooit geweest is, onder de meest onvolmaakte katholieken amper verdient vermeld te worden. Daaruit vloeit voort, en blijkt op zeer manifeste wijze, dat de katholieke leer de meest wijze en bewonderenswaardige is omwille van zijn diepgang, en dat die, in een woord gezegd, alle andere doctrines ter wereld overtreft, en wel omdat die leer de mensen beter maakt dan die van de andere, van gelijk welke organisatie, en hun de veilige weg voorhoudt en schenkt naar de gemoedsrust in dit leven, en naar het eeuwige zielenheil dat daarna moet nagestreefd worden.
Ten zevende: bezin u ernstig over de publieke bekentenissen van talrijke ketters, gehard door hun koppigheid, en van zeer ernstige filosofen, namelijk dat wanneer zij het christelijk geloof hebben aangenomen, ten langen leste inzien en tot het besef komen dat zij voordien ellendig waren, blind, onwetend, ja dwaas en waanzinnig, toen ze opgezwollen waren door hun hoogmoed en opgeblazen door de wind van hun arrogantie zichzelf ten onrechte overtuigd hadden dat ze ver boven de anderen verheven waren door de volmaaktheid van hun leer, hun eruditie en hun levenswandel; sommigen van hen hebben nadien een zeer heilig leven geleid en hebben de herinnering aan ontelbare mirakelen nagelaten; anderen zijn gezwind en met het grootste gejubel het martelaarschap tegemoet gegaan; niet weinigen, onder wie de goddelijke Augustinus, zijn de meest subtiele, meest diepzinnige en meest wijze, en dus ook de meest nuttige doctores van de Kerk geworden, ja als haar steunpilaren.
En bedenk ten slotte uiteindelijk ernstig het aller-ellendigste en onrustige leven van de atheïsten, hoewel die wel eens een grote mentale hilariteit voordoen en het willen laten voorkomen dat ze hun leven blijmoedig doorbrengen in de grootste innerlijke gemoedsrust; bekijk echter vooral hun zeer ongelukkige en verschrikkelijke dood, waarvan ikzelf enkele voorbeelden heb gezien; ik ken er zeer vele, zelfs ontelbare naar het woord van anderen en even zeker uit de geschiedenis. Leer dus door hun voorbeeld tijdig tot uw zinnen te komen.
Zo zie je immers ook, of althans ik hoop dat je inziet, hoe vermetel jij je verlaat op de opinies van jouw verstand. Wanneer Christus immers waarlijk God is, en tegelijk mens, zoals absoluut zeker is, kijk dan tot wat je teruggebracht bent: door te volharden in jouw abominabele dwalingen en je zeer zware zonden, wat kan je dan nog anders verhopen dan de eeuwige verdoemenis? Overweeg zelf maar hoe verschrikkelijk dat is. Hoe weinig reden heb je om de hele wereld uit te lachen, behalve je ellendige volgelingen; hoe dwaas overmoedig en opgeblazen kom je tevoorschijn door je gedachte van de uitmuntendheid van jouw verstand en de bewondering voor jouw zeer ijdele, ja zeer valse en zeer ongodsvruchtige leer. Hoe walgelijk maak je jezelf nog ellendiger dan zelfs de wilde beesten, door jezelf de wilsvrijheid te ontnemen. Immers, als je die werkelijk niet ervaart, noch aanvaardt, hoe kan je jezelf dan zo bedriegen en denken dat jouw leer de hoogste lof, ja ook de meest exacte navolging waard is?
Als je niet wil, en ik mag er niet aan denken, dat God noch jouw naaste zich over jou ontfermt, heb dan tenminste zelf medelijden met jouw eigen ellende, waarin je het erop toelegt om jezelf nog ellendiger te maken dan je nu al bent, wat minder ellendig is dan je zal zijn als je op de ingeslagen weg doorgaat.
Kom tot inkeer, jij filosofische mens, en erken jouw wijze dwaasheid en jouw waanzinnige wijsheid; wordt nederig in plaats van hoogmoedig, en je zal genezen zijn. Aanbid Christus in de Heilige Drievuldigheid, opdat Hij zich verwaardigt zich te ontfermen over jouw ellende en jou redt. Lees de heilige Vaders en de doctores van de Kerk, en mogen die jou inzicht geven in wat jou te doen staat om niet ten onder te gaan, maar het eeuwig leven te verwerven. Ga te rade bij katholieken die grondig bekend zijn met hun geloof en getuigen van een goede levenswandel, en die jou veel zullen zeggen dat je nooit hebt geweten, en waardoor je zal verbluft zijn.
En ook ik heb je deze brief ijverig geschreven met een waarlijk christelijke bedoeling, vooreerst opdat je de liefde zou kennen die ik voor jou koester, hoewel je een heiden bent; en vervolgens om je te vragen dat je niet zou volharden in het in het verderf storten van nog anderen ook.
Ik besluit als volgt: God wil jouw ziel redden van de eeuwige verdoemenis, als jij dat althans wil. Twijfel er niet aan gehoor te geven aan God, die je al zo vaak geroepen heeft via anderen en die je nogmaals en misschien voor de laatste keer roept via mij, die zelf deze genade heeft verworven door het onuitsprekelijke mededogen van God zelf, en diezelfde genade van ganser harte over jou afsmeekt. Wijs haar niet af; want als je niet luistert naar God die jou roept, zal de toorn van dezelfde Heer over jou ontbranden en bestaat het gevaar dat je van zijn oneindig mededogen uitgesloten wordt en dat je zal eindigen als het ellendige slachtoffer van de goddelijke gerechtigheid die alles in haar toorn verslindt. Moge de almachtige God dat verhinderen ter meerdere eer van zijn naam en tot heil van jouw ziel, maar niet minder als een heilzaam en na te volgen voorbeeld voor de vele aller-ongelukkigste personen die jou verafgoden, door onze Heer en Redder Jezus Christus, die met de Eeuwige Vader leeft en heerst, in eenheid met de Heilige Geest, in alle eeuwen der eeuwen. Amen.
Categorie:Brieven
Tags:Spinoza
|