Brief 76
BdS aan Albert Burgh
Wat ik nauwelijks kon geloven toen het mij door anderen verteld werd, verneem ik eindelijk uit jouw brief: je bent niet alleen een lid van de Roomse Kerk geworden, zoals je zegt, maar je bent er tevens een bijzonder scherp voorvechter van, en je hebt al geleerd kwaad te spreken van je tegenstrevers en als een razende tegen hen te keer te gaan. Ik had me voorgenomen niet op je brief te reageren, omdat ik er zeker van was dat je meer nood had aan respijt dan aan goede raad om weer tot jezelf te komen en bij je naasten; ik laat daarbij nog andere redenen onvermeld, waarmee jij het destijds eens was, toen wij onder elkaar het geval van Steno bespraken, in wiens voetsporen jij nu treedt. Maar enkele vrienden, die samen met mij grote verwachtingen hadden gekoesterd omwille van jouw uitmuntende natuurlijke talenten, vragen me met aandrang dat ik niet zou tekortschieten in mijn plichten als vriend en dat ik veeleer zou acht slaan op wat je ooit was dan wat je nu bent, en nog meer van die aard. Daardoor ben ik er uiteindelijk toe gebracht om deze luttele woorden tot jou te richten, en ik vraag je met klem dat je ze gelijkmoedig zal willen lezen.
Ik zal het hierbij niet hebben over de kwalijke praktijken van de priesters en pausen, zoals tegenstanders van de Roomse Kerk gewoonlijk doen, om jou van hen af te keren. Dergelijke verhalen voert men immers gewoonlijk dikwijls kwaadwillig aan vanuit laaghartige gevoelens, en meer om uit te dagen dan om iets bij te brengen. Ik zal zelfs toegeven dat er in de Roomse Kerk meer personen te vinden zijn met een grote eruditie en een bewonderenswaardige levenswandel, dan gelijk welke ander christelijke kerk: aangezien die meer leden telt, zal men er eveneens meer personen van elke aard vinden. Maar dit althans zal je helemaal niet kunnen ontkennen, tenzij je met je verstand ook je geheugen hebt verloren, namelijk dat er in gelijk welke kerk talrijke heel eerlijke mensen zijn, die God dienen in rechtschapenheid en naastenliefde. Zo hebben wij er veel gekend onder de Lutheranen, de Gereformeerden, de Mennonieten en de Enthousiasten; en om nog te zwijgen van anderen: je weet nog van jouw voorouders, die ten tijde van de hertog van Alva met evenveel vastheid als vrijmoedigheid alle mogelijke martelingen ondergaan hebben omwille van hun godsdienst. Vandaar dat je zal moeten toegeven dat een heilig leven niet eigen is aan de Roomse Kerk, maar gemeenschappelijk aan alle kerken. En omdat we daardoor weten, om het met de Eerste brief van Apostel Johannes, hoofdstuk 4, vers 13 te zeggen, dat wij in God zijn en God in ons is, volgt daaruit dat om het even wat de Roomse Kerk onderscheidt van de andere kerken, helemaal overbodig is en bijgevolg enkel is ingesteld vanuit bijgelovigheid. Zoals ik immers met Johannes zei is enkel de rechtschapenheid en de naastenliefde het enige en meest zekere bewijs van het ware katholieke geloof, en van de ware vrucht van de Heilige Geest, en overal waar men die vindt, daar is waarlijk ook Christus aanwezig, en waar ze ontbreken, daar is ook Christus afwezig. Want enkel geleid door de Geest van Christus kunnen wij gebracht worden tot de liefde voor de rechtvaardigheid en de naastenliefde. Als je dat maar terdege bij jezelf zou overwegen, dan zou je jezelf niet ten gronde richten, noch je familie in bittere smart doen verzinken, die jouw lot nu zo bedroefd bewenen.
Ik kom nu echter terug op je brief; daarin betreur je dat ik me heb laten verleiden door de Heerser der boosaardige geesten. Komaan, gebruik je verstand en kom tot je zinnen! Toen je nog bij je verstand was, aanbad je, als ik me niet vergis, de oneindige God, door wiens kracht alles op absolute wijze tot stand komt en behouden blijft; maar nu roep je in je dromen een Heerser op die de vijand is van God en die tegen de wil van God in de meeste mensen (goede mensen zijn gewis zeldzaam) misleidt en bedriegt, mensen die God om die reden overlevert aan deze meester der misdaden om in eeuwigheid doodgemarteld te worden. De goddelijke rechtvaardigheid zou dus hieruit blijken, dat de Duivel de mensen ongestraft kan misleiden, en dat de mensen die zo ellendig door die Duivel bedrogen en misleid zijn, helemaal niet ongestraft kunnen blijven.
Dergelijke absurditeiten zouden misschien nog enigszins kunnen getolereerd worden, indien je de oneindige en eeuwige God zou aanbidden, en niet de God die de Châtillon in de stad die in België Tienen genoemd wordt, ongestraft aan zijn paarden te eten gegeven werd. En jij beweent mij als een ellendig wezen? En mijn filosofie, die je nooit onder ogen hebt gekregen, noem je een waanbeeld? O, jij hersenloze jongeman, wie heeft je zo verdwaasd dat je gelooft dat je dat allerhoogste en eeuwige kan opeten en in je ingewanden hebben?
Nochtans lijk je toch je verstand te willen gebruiken, en je vraagt me hoe ik weet dat mijn filosofie de beste is van al degene die ooit ergens ter wereld gedoceerd zijn of nu nog gedoceerd worden, of ooit zullen gedoceerd worden, een vraag die ik voorwaar met veel meer recht aan jou zou kunnen stellen. Want ik althans presumeer niet dat ik de allerbeste filosofie heb ontdekt; ik weet echter dat ik inzicht heb in de ware filosofie. Als je me zou vragen hoe ik dat dan wel weet, dan zal ik antwoorden: op dezelfde manier waarop ook jij weet dat de drie hoeken van een driehoek gelijk zijn aan twee rechte hoeken, en dat dit afdoende is zal niemand ontkennen die beschikt over een gezond stel hersenen en niet droomt van boze geesten die ons valse ideeën influisteren als waren het ware: de waarheid wijst immers zichzelf aan, en ook wat onwaar is.
Maar jij, die presumeert uiteindelijk de allerbeste godsdienst ontdekt te hebben, of beter: de beste personen, aan wie je jouw goedgelovigheid hebt toegezegd, en die weet dat zij de beste zijn van alle andere die andere godsdiensten onderwezen hebben en nog steeds onderwijzen, of hierna nog zullen onderwijzen; heb jij soms al die godsdiensten onderzocht, zowel de oude als de nieuwe, die hier en in India en overal ter wereld onderwezen worden? En zelfs als je die onderzocht zou hebben, hoe weet jij dan dat je de beste hebt uitgekozen? Want je bent niet bij machte om voor jouw geloof enige verantwoording af te leggen. Maar je beweert vrede te nemen met het interne getuigenis van de Geest Gods, terwijl alle anderen daarentegen door de Heerser van de boosaardige Geesten misleid en bedrogen worden. Maar eenieder die zich buiten de Roomse Kerk bevindt, verkondigt met hetzelfde recht over zijn godsdienst wat jij over de jouwe zegt.
Wat je verder nog beweert over de gemeenschappelijke consensus van myriaden mensen, en over de ononderbroken successie enzovoort, is krek dezelfde litanie als die van de Farizeeën. Die brengen immers met niet minder zelfzekerheid als de aanhangers van de Roomse Kerk myriaden getuigen aan, die met gelijke vasthoudendheid als de getuigen van de Roomsen voortvertellen wat ze gehoord hebben alsof ze er zelf bij waren. Vervolgens voeren ze hun oorsprong terug tot Adam zelf. En met dezelfde arrogantie werpen zij voor dat hun kerk tot op de dag van vandaag verbreid is en onveranderlijk en onwrikbaar blijft bestaan tegen de vijandige wil van de heidenen en de haat van de christenen in. Ze beroepen zich er allermeest op dat ze ouder zijn dan de andere godsdiensten. Als uit een mond roepen ze uit dat ze hun tradities van God zelf ontvangen hebben, dat alleen zij het woord Gods bewaren, zowel geschreven als ongeschreven. Niemand kan ontkennen dat alle ketterijen uit hun godsdienst zijn voortgekomen, terwijl zijzelf constant behouden bleven gedurende enkele duizenden jaren, zonder enige dwang van een rijk, maar uitsluitend door de werkzaamheid van hun bijgeloof. De mirakelen die ze beschrijven zijn genoeg om duizend praatvaars uit te putten. Maar waarop ze zich het meest op beroemen is dat zij veel meer martelaren tellen dan enig andere volk en dat zij nog dagelijks het aantal uitbreiden van de personen die omwille van het geloof dat ze belijden met een uitzonderlijke standvastigheid van gemoed geleden hebben, en dat is geen leugen: ikzelf weet onder anderen van een zekere Juda die men de getrouwe noemt, die te midden van de vlammen, toen men hem al voor dood hield, de hymne aanhief die begint met de woorden ‘Aan U, mijn God bied ik mijn ziel aan’, en al zingend de geest gaf.
De ordening van de Roomse Kerk die je zo uitvoerig looft, houd ik veeleer voor een politiek bestel, dat voor heel velen winstgevend is; en ik meen dat er geen ordening meer geschikt is dan die om het gewone volk te bedriegen en dwang uit te oefenen op het gemoed van de mensen, indien er de ordening van de Mohammedanen niet was, die haar nog ver overtreft. Want vanaf het ogenblik dat dit bijgeloof ontstaan is, is er in hun kerk geen enkele afscheuring geweest.
Als je dus de telling goed bijhoudt, zal je zien dat enkel wat je ten derde vermeldt, namelijk dat ongeletterde en vuige mensen omzeggens het hele aardrijk tot het christelijk geloof hebben kunnen bekeren. Maar die redenering pleit niet uitsluitend in het voordeel van de Roomse Kerk, maar van alle kerken die de naam van Christus belijden.
Maar stel dat al de argumenten die je aanvoert enkel op de Roomse Kerk slaan. Denk je dan dat je met diezelfde argumenten op mathematische wijze ook de autoriteit kan bewijzen van die Kerk? En aangezien dat op verre na niet zo is, waarom wil je dan dat ik aanneem dat mijn bewijsvoeringen afkomstig zijn van de Heerser over de boze geesten, maar dat die van jou geïnspireerd zijn door God, vooral wanneer ik vaststel, en jouw brief duidelijk aantoont, dat jij je slaafs onderworpen hebt aan die Kerk, niet zozeer geleid door de liefde voor God, maar uit vrees voor de hel, die de enige oorzaak is van dat bijgeloof. Bestaat jouw nederigheid niet hierin, dat je in niets op jezelf vertrouwt, maar op anderen, die door zeer velen verdoemd worden? Beschouw jij het niet als arrogantie en hoogmoed dat ik gebruik maak van de rede en vertrouw op dat woord van God dat in het gemoed aanwezig is en dat nooit bezoedeld of vernietigd kan worden? Laat dat uitzichtloze bijgeloof varen en aanvaard de rede die God je geschonken heeft, en beoefen die, als je niet tot de wilde beesten wil gerekend worden. Hou op, herhaal ik, met die absurde vergissingen mysteries te noemen, en verwar niet zo walgelijk datgene wat ons nog onbekend is, of nog niet ontdekt, met datgene wat aantoonbaar absurd is, zoals die verschrikkelijke geheimenissen van die Kerk, waarvan jij denkt dat ze in dezelfde mate het intellect te boven gaan als ze strijdig zijn met het correcte denken.
Overigens is het fundament van de Tractatus Theologico-Politicus, namelijk dat de Schrift uitsluitend door de Schrift moet verklaard worden, en dat je zo heftig en zonder enig argument vals noemt, niet zomaar een veronderstelling, maar er wordt onweerlegbaar bewezen dat het waar en zeker is, vooral in het zevende hoofdstuk, waar eveneens de opinies van de tegenstrevers weerlegd worden; voeg daar nog aan toe wat aan het einde van het vijftiende hoofdstuk bewezen wordt. Als je daaraan aandacht wil schenken, en ook nog de geschiedenis van de Kerk wil onderzoeken (want ik zie dat je daar helemaal niets van afweet), zodat je zou zien hoe valselijk de pausgezinden talrijke zaken voorstellen, en door welk fatum en met welke listen de Paus van Rome zelf zich pas zeshonderd jaar na de geboorte van Christus meester gemaakt heeft van de heerschappij over de Kerk, dan twijfel ik er niet aan dat je eindelijk zal tot bezinning komen. Ik wens je van ganser harte toe dat dit gebeurt.
Categorie:Brieven
Tags:Spinoza
|