VUB
leerstoel Willy Calewaert 2013 voor Jonathan Israel.
In mei 2013
kende de VUB de leerstoel Willy Calewaert toe aan de Britse historicus Jonathan
Israel. Op 8, 14, 21 en 23 mei hield hij lezingen over de bronnen en de
verspreiding van de Radicale Verlichting en de invloed ervan op de Franse en de
Amerikaanse revolutie.
De bronnen van de radicale strekking binnen
de Verlichting zijn volgens Israel onmiskenbaar te vinden in de werken van Spinoza
(1632-1677). Zijn één-substantie-leer (universum = God) was in de 17de
en de 18de eeuw het recept dat het best heeft gewerkt om de
bestaande religieuze en maatschappelijk structuren in vraag te stellen. Deze
leer stond diametraal tegenover de leer van een goddelijke schepping en een
hiernamaals waarop de toenmalige religieuze autoriteit berustte en het gezag en
de positie van vorsten en aristocratie - die nog grotendeels van goddelijke
principes werden afgeleid kwamen erdoor in het gedrang. Het was in die tijd
trouwens onmogelijk, zo stelt Israel, om de sociale orde te contesteren zonder
de religieuze concepten waarop die orde steunde kritisch te bekijken.
De verspreiding van de Radicale Verlichting
verliep volgens Israel in vier fasen. Op het einde van de 17de eeuw werden
de werken en de ideeën van Spinoza clandestien verspreid in de Nederlandse
Republiek. De meeste werken waren in het Latijn geschreven maar werden vertaald
in het Nederlands. Er waren in de Nederlandse Republiek echter heel wat uitgeweken
Franse Hugenoten. Zij zullen de Latijnse teksten van Spinoza in het Frans
vertalen. In die periode wordt vooral de religieuze autoriteit aangepakt. In
het begin van de 18de eeuw werden de Franse teksten met de radicale
ideeën verspreid in Frankrijk en in de rest van Europa. Dit gebeurde ook nog
vaak clandestien. Vanaf het einde van de jaren 40 van de 18de eeuw en
tot ongeveer 1770 vonden radicale ideeën definitief ingang in Frankrijk en
werden ze verspreid (deels clandestien, deels anoniem of zonder vermelding van
uitgever of drukker) door mensen als Diderot (1713-1784), dAlembert(1717-1783)
en vele anderen. In deze periode werd de radicale strekking de dominante
kritische stroming van de Verlichting in Frankrijk. Naast het religieuze gezag
werd nu ook het politieke gezag doorgelicht en op de korrel genomen. Na 1770
zijn, volgens Israel, twee werken zeer belangrijk voor de radicale kijk op religie
en samenleving: Le système de la nature en Lhistoire des deux Indes. Het
eerste is een werk gepubliceerd onder een schuilnaam maar geschreven door dHolbach
(1723-1789) met de hulp van Diderot. Het tweede is anoniem gepubliceerd in
Amsterdam en het werk van een collectief waar Raynal en Diderot veel hebben toe
bijgedragen. Dit laatste werk is een vlammende aanklacht tegen
kolonialistische uitbuiting (Philipp Blom, Het verdorven genootschap, p. 400).
Volgens
Israel zijn er in de Verlichting twee
stromingen te onderscheiden: een gematigde en een radicale. Wat zijn de verschillen? De Radicale Verlichting nam niet
alleen de religie en de kerkelijke machtsstructuren op de korrel maar klaagde
ook de bestaande sociale structuren aan. De meer gematigde stroming deed dat
niet. Voltaire bijvoorbeeld wou wel een seculiere samenleving zonder bijgeloof
en intolerantie maar hij bestreed niet het bestaan van een Opperwezen (deïsme),
hij accepteerde de positie van de heersende aristocratische klasse en hij
geloofde maar matig in het nut van opvoeding en onderwijs van het volk want het
algemeen belang interesseerde hem slechts matig. De Radicale Verlichting
daarentegen pleitte voor algemeen seculier (gemengd) onderwijs en voor
opheffing van de sociale structuren die mensen onderdrukten en dom hielden. Zij
kwam tevens op voor democratische vrijheden (godsdienst, pers, meningsuiting,
), gelijkheid (godsdienst, ras, geslacht,
), vertegenwoordiging van het volk.
De gematigden stelden de alliantie kerk-vorst-aristocratie niet in vraag. De
Radicale Verlichting deed dat wel want haar vertegenwoordigers vonden dat deze
alliantie niet het belang van de hele bevolking nastreefde. Op filosofisch vlak
was de Radicale Verlichting dus een aanval op de godsdienst, op sociaal
politiek vlak was het een aanval op de maatschappelijke verhoudingen en de
dominantie van kerk, vorst en aristocratie.
De stelling
van Israel is dat de Franse revolutie
geen revolutie was van het volk. Het was een elite die de radicale principes
ontwikkelde en verdedigde. Onder het volk leefden deze ideeën veel minder. Zelfs
heel wat revolutionaire vertegenwoordigers in de Nationale conventie waren
tegen gelijkheid en hadden niet veel op met het volk. Hoe komt het dan dat de
radicale ideeën van de Verlichting toch enige verspreiding kenden? Er waren verschillende
kanalen. In de eerste plaats waren er de kranten. In de pre-revolutionaire
periode was er een zekere vrijheid van pers en was de koninklijke censuur
geleidelijk afgebouwd. Tussen 1789 en 1794 fungeerden de Jacobijnse clubs als
verspreiders van bepaalde ideeën van de Radicale Verlichting. Er waren ook
discussiegroepen (de cercles sociaux) die
soms hun eigen bladen hadden en die zorgden voor enige verspreiding van de
ideeën van de Verlichting onder de ongeletterden op het platteland en in de
dorpen. In Parijs was er voor de buitenlandse intelligentsia de Britse club waar
Engelsen, Ieren en Amerikanen bijeenkwamen om over de nieuwe ideeën en de
noodzakelijke maatschappelijke hervormingen te discussiëren.
Volgens
Israel is er niet één Franse revolutie maar drie. Aanvankelijk waren
de liberale monarchisten aan zet. Zij
wilden de koning niet weg maar wilden wel sommige kanten van het ancien regime
herzien. Toen de rol van de koning taande, hadden de democratische republikeinen de overhand. Zij vertegenwoordigden de principes
van de werkelijk radicale Verlichting. Hun dominantie was te danken aan de
impact van de verspreidingskanalen die hierboven zijn beschreven. De
liberaal-monarchisten hadden lang niet zoveel aanhang in de pers en hun ideeën
waren niet zo verspreid. Vrouwen hebben via netwerken een belangrijke rol
gespeeld in het verspreiden van de radicale ideeën. Het feminisme maakte deel
uit van de Franse revolutie, aldus Israel.
Hij verwijst naar de invloed van Sophie Condorcet (1764-1822), Mary
Wollstonecraft (1759-1797), Olympe de Gouges (1748-1793), Etta Palm
(1743-1799), Helen Maria Williams (1761-1827). In 1792 zijn zelfs de
huwelijkswetten gewijzigd maar later is die hervorming weer teruggedraaid.
Robespierre (1758-1794) was tegen gelijkheid van vrouwen en wilde hen geen politieke
rechten toekennen. Met Robespierre kwamen de autoritaire populisten via een staatsgreep aan de macht. De
vrijheid van pers werd opgeschort want Wij
zijn het volk en wij hebben geen behoefte aan andere meningen. Deze fase van
de Franse revolutie heeft volgens Israel dan ook niets te maken met de Verlichting,
integendeel. Robespierre haatte de Verlichting, en zeker de radicale stroming.
De enige die genade vond in de ogen van de autoritaire populisten was Rousseau.
Het is in deze periode van tirannie dat de anti-kerkelijke acties en het
onthoofden van aristocraten en intellectuelen hun hoogtepunt bereikten. Van dan
af zullen de radicale ideeën van de Verlichting in de verdomhoek geraken. Deze
tendens zal zich doorzetten in de 19de
eeuw.
In de Amerikaanse revolutie was er
aanvankelijk ook een verschil tussen radicalen en gematigden. Thomas Paine
(1737-1809) behoorde tot de radicalen en zijn pamflet Common sense had grote
invloed op de onafhankelijkheidsstrijd. Zijn radicale ideeën werden niet door
iedereen gedeeld. John Adams (1735-1826) bijvoorbeeld vond ze zelfs gevaarlijk.
Hij vertegenwoordigde dan ook een conservatieve strekking die vooral onder de
informele aristocratie (oligarchie) aanhang had. Voor de conservatieven was er
geen sprake van het toekennen van vrouwenrechten, het afschaffen van de slavernij, het geven van rechten aan vrije
zwarten. Zij waren voorstander van een beperkt stemrecht, namelijk enkel voor
blanke mannen met geld. In slechts één staat
(Pennsylvania) is er voor korte tijd algemeen stemrecht geweest, maar
dat werd later afgeschaft. Omdat er in Amerika geen staatskerk was, was de
scheiding tussen kerk en staat een minder groot probleem dan in Europa. De
radicale ideeën waren aanvankelijk ook niet gericht tegen de godsdienst en het
religieuze gezag. Wanneer Paine aan het eind van de 18de eeuw de
georganiseerde godsdienst en de Bijbel bekritiseerde in zijn boek The Age of Reason
wordt hem dat niet in dank afgenomen. Hoewel het Amerikaanse volk en de
protestantse geestelijken aanvankelijk positief stonden tegenover de Franse
revolutie meer zelfs dan de elite ebde die sympathie weg vanaf de tirannie
en de aanvallen op de godsdienst en de vervolgingen van geestelijken. De
radicale ideeën van de Verlichting waren dan in het defensief.
Ondanks de
verschillen vindt Israel dat er toch meer gelijkenissen zijn tussen de Franse
en de Amerikaanse revoluties. In beide ging het om een strijd tussen gematigde
en radicale vertegenwoordigers van de Verlichting.
Hugo
Dhertefelt
Categorie:Spinoza-nieuws
Tags:Spinoza
|