Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (76)
  • God of geen god? (173)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (244)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    29-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.individu en samenleving (4)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dat christelijke waarden ons ingeprent en soms zelfs ingestampt en ingeslagen zijn, weten wij senioren zeker wel.
    Sommige van die 'waarden' zijn ondertussen waardeloos geworden. Denk maar aan echtscheiding: vroeger plaatste je je daarmee meteen buiten de kerk, nu stoppen hier 75% van de huwelijken voor de dood ons scheidt. Wie vroeger socialist was, was geen goede katholiek, enzovoort, voorbeelden genoeg te bedenken, en geen triviale. De blijde boodschap, dat is wat eu-vangelion letterlijk betekent, was al te vaak niets meer dan uiterlijkheden, vooroordelen en ver-oordelen. In plaats van verlichting, verplichting. Alles was verboden, behalve wat toegelaten was, en dat was verplicht.

    De waarden die stand gehouden hebben zijn in feite universele waarden, en dat waren ze dat ook al voor, of ondanks het christendom.
    Ik pleit ervoor dat wij als individu onze verantwoordelijkheid nemen, zelf beslissen, maar zeker ook op basis van de informatie die ons wordt aangereikt, en die stroom is vandaag eindeloos, en dat maakt ons onzeker, maar duizend keer liever die onzekerheid geboren uit individuele vrijheid dan terug naar de valse zekerheid van de dictatuur van kerk, politiek en kapitaal.


    In Tolkiens onmisbaar boek, dat ik in 1967 ademloos (figuurlijk althans) uitlas in één ruk, en sindsdien wel dertig keer herlas, heb je de tragische Boromir, zoon van Denethor. Hij wil de Ring gebruiken voor een goed doel, namelijk Saurons bedreiging van Minas Tirith, het laatste bolwerk tegen het kwaad, weerstaan. Hij probeert dat eerst door op het overleg bij Elrond het gezelschap naar Minas Tirith te leiden, en herhaalt zijn pogingen ook nog onderweg. Aragorn en ook Frodo voelen evenwel dat hij de Ring ook begeert om de macht die ervan uitgaat. En uiteindelijk bezwijkt Boromir, als een waanzinnige Roeland, voor die verleiding van de macht en probeert hij Frodo de Ring met geweld af te nemen.

    Waar wil ik naartoe? Het kwade, de vijand zit in onszelf, in elk van ons. Het heeft ook een naam: machtswellust: één Ring om te heersen over allen.

    Als er een erfzonde is, dan is het die wel. En dat heeft de kerk niet gezien, dunkt mij, verblind als ze was door haar obsessie met de menselijke sexualiteit, die eigenlijk de meest normale zaak van de wereld is. En misschien ook wel omdat ze zelf niet vies was van de macht, in vroegere eeuwen wereldlijke macht, en tot op onze dagen in de macht over de zieltjes, de hoofden en de harten van de mensen. Op kleinere schaal had je de priesters: leraars, directeurs, opvoeders in onze scholen, proosten van de jeugd- en andere bewegingen en verenigingen, pastoors, bisschoppen, allen bezig om de mensen te beïnvloeden, en zich waarschijnlijk niet eens bewust dat ze daarmee de duivel in hun eigen hart volgden: machtswellust. Ze zijn nu wel bescheidener geworden, God zij dank…


    26-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Individu en samenleving (3)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ongelooflijk toch dat mensen nu nog kunnen denken dat er ook goede dictaturen bestaan en beweren dat de mensen al even gelukkig waren en zijn zonder al die democratische rechten. Het is wel zeer simplistisch om te stellen dat de mensen gelukkig waren onder de almachtige farao’s, keizers en koningen. Wat laat ons toe te denken dat dat zo was? Ik zou in alle geval niet graag meegewerkt hebben als slaaf aan de bouw van de piramiden, kastelen, kathedralen en paleizen. De kloof die gaapt tussen degenen die de gebouwen hebben opgetrokken en degenen die ze hebben laten optrekken is ontstellend breed en diep. Het lot van de werkers was weinig benijdenswaardig, bijvoorbeeld als ze bij de voleinding van de piramide mee werden ingemetseld om geen geheimen te verklappen.
    Ik heb tegenover onze kathedralen een frustrerende haat-liefde verhouding: ze zijn indrukwekkend, een summum van het kunnen van de mens in die tijd. Maar ze zijn evengoed in hun buitenmaatse arrogantie een schrijnend beeld van de ongelooflijke grootschalige uitbuiting toen van de ene mens door de andere, zij het ad maiorem Dei gloriam.

     

    En waar blijft het individu en de cultuur onder een dictatuur? Er zijn mensen die ervan overtuigd zijn dat ook onder een dictatuur belangrijke culturele bloei en mogelijk is.

    Het zou me benieuwen of iemand ook maar één goed voorbeeld heeft van een bloeiende cultuur, waarin individuen gedijen, onder een dictatuur. Gengish Khan, was dat niet die waarvan men zei dat er geen gras meer groeide waar zijn paard zijn hoeven had gezet? Pol Pot... had die ook nog maar iets met cultuur te maken? Hitler liet boeken verbranden en zag overal ontaarde kunst en kunstenaars die nodig naar de kampen moesten. Stalin en cultuur, moeten we nu lachen of wenen? Vraag eens aan Theodorakis wat hij van de kolonels vond, aan Neruda of hij gelukkig was in zijn vaderland? Wie kan er nog onder de indruk zijn van zielloze massamanifestaties zoals we die zo vaak gezien hebben in de vroegere communistische regimes? De cultuur en de vrijheid van het individu onder Franco, Salazar, Idi Amin, Mobutu... in hemelsnaam!
    Ik meen dat er een bittere tegenspraak bestaat tussen cultuur en dictatuur, en dat cultuur enkel vooruitgaat als individuen een kans krijgen om zich te vrij ontwikkelen. Dictators zijn steeds verbeten tegenstanders en brutale onderdrukkers van zowel cultuur als individuele vrijheid. En zonder die individuele vrijheid geen cultuur die naam waardig. Dictatuur en geweld gaan onvermijdelijk samen, en geweld en cultuur niet, zo simpel is het.

     

    In elke discussie geldt: ieder zijn zeg, of in het Latijn: tot capita tot sensus. En zoals ik al zei: gelukkig dat wij mogen zeggen wat wij denken, of we daarbij nu ver en diep nagedacht hebben of eerder gewoon even kwijt willen wat op onze lever ligt. Een discussie over individu en maatschappij mag evenwel niet verglijden naar een partij-politieke twist.
    Ik vrees dat in de komende maanden en zelfs jaren, met de opeenvolgende verkiezingen, de partijen zich graag zullen profileren, en ons, individuen, hun denkpatroon zullen trachten op te leggen. Zij zullen de agenda gaan bepalen, terwijl het juist andersom zou moeten zijn: wij, de burgers van dit land, zouden de politici moeten herinneren waarover het gaat. En de kwestie van de hoofddoeken bijvoorbeeld is daarbij voor mij van zeer ondergeschikt belang, dat wil zeggen: het is eventueel een interessant discussiepunt, maar er staat meer op het spel dan dat, bijvoorbeeld onze economie, ons sociaal model, en het recht van het individu om een eigen mening te hebben, los van wat de politieke partijen of de georganiseerde godsdiensten verordenen of op het voorplan schuiven.

    Het zijn steeds individuen, individualisten, die het opnemen tegen de gevestigde waarden en gedachten. En in een democratie mogen zij dat doen, zij kunnen het doen, het wordt zelfs van hen verwacht. In Stalins tijd en die van Hitler mocht dat NIET, punt uit, men werd uitgeschakeld. Het verschil tussen een dictatuur en zelfs een manke democratie moet je uiteindelijk meten aan het aantal lijken dat ze achterlaten, uitgedrukt in miljoenen in het geval van Stalin en Hitler.


    Als individu moeten we voor onszelf bepalen wat wij het belangrijkste vinden in ons leven, en daarvoor moeten we ons inzetten, dat moeten we verdedigen. En dan kunnen we nog stemmen voor de partij waarvan we denken dat ze daar het meest zal voor doen als ze aan de macht is. ALS ze aan de macht komt, want wat heb je anders bereikt met je stem? Het is al wat je hebt, maak er gebruik van. Door je stem te onthouden aan die partijen die volgens jou de verkeerde beslissingen hebben genomen, kan je die partijen dwingen om hun standpunt bij te stellen.

    Een voorbeeld.

    Onze traditionele politici hebben hier vijftien, twintig jaar geleden een uitstekende opvang georganiseerd voor asielzoekers uit landen waar de mensenrechten deerlijk geschonden werden. Zij deden dat ongetwijfeld vanuit de beste grootmoedige gevoelens en overtuigd dat de meerderheid van de kiezers er net zo over dacht. Toen de wereld daarop natuurlijk onmiddellijk reageerde met een stroom gelukzoekers (ook daarmee is in principe niets verkeerd, anders was Amerika nu quasi onbewoond), hebben die partijen niet (tijdig) ingezien dat de gevolgen van hun haastig en onrealistisch idealisme niet geaprecieerd werden door de bevolking. En dat hebben ze aan den lijve moeten ondervinden: het individu maakte gebruik van zijn stemrecht om zijn ongenoegen kenbaar te maken. Nu weten ze het wel, en al die allicht goedbedoelde maatregelen zijn ondertussen grotendeels ingetrokken, en de asielstroom is tot normale proporties teruggebracht.
    Partijen moeten de kristallisatie zijn van wat er leeft onder de mensen, dat was vroeger zeker zo, denk maar aan de verzuiling. Maar de traditionele partijen hebben in het recent verleden vaak de bal misgeslagen en hebben noodgedwongen hun stijl en zelfs hun inhoud moeten aanpassen.

    Dat is dus ook mijn pleidooi: laten we ons toch niet te veel de les spellen door anderen, zoals dat vroeger ging: de kerk, de partij, het kapitaal... We zijn ondertussen genoeg geëmancipeerd en opgevoed om zelf te denken. En het denken verandert ongelooflijk snel, er zijn geen vaste waarden en grote verhalen meer die de massa kunnen beroeren. Men blijft ook niet meer zijn hele leven voor één partij stemmen, zoals vroeger. Er zijn steeds meer onbesliste kiezers en blanco- en proteststemmers. De waarheid wordt niet meer van bovenaf vastgelegd, ze ontstaat in de individuele bewustwording.


    23-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris Elizabeth George
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ex libris  George, Elizabeth, In the Presence of the Enemy, 1996, 637 pp., paperback, In ‘t Profijtelijk Boeksken-Leuven, € 3.

     

    De naam van Elizabeth George zie je voortdurend opduiken in boekhandels en 2dehandse boekenwinkels. Ze is een succesvolle schrijfster van thrillers, krimi’s, detectiveverhalen, politieromans, hoe je ze ook wil noemen. Ik heb het bekijken van de Tv-series van dergelijke boeken lang geleden afgezworen, maar ik zie in de Tv-programma’s vaak de naam van haar ‘hoofdfiguur’, Inspector Lynley, verschijnen.

    Waarom zet ik die aanhalingstekens?

    Lynley is al zoveel hoofdfiguur in dit verhaal als koning Arthur in de Arthur-verhalen. De term ‘raamvertelling’ lijkt me hier zeer van toepassing. Het is een trucje dat de auteur werk bespaart: eenmaal ze de figuur heeft, kan ze die, samen met enkele vaste nevenfiguren en een specifieke omgeving, in dit geval de vrouwelijke sergeant Havers en CID-New Scotland Yard, als vaste achtergrond gebruiken voor telkens weer nieuwe verhalen. Maar Lynley en Scotland Yard spelen geen rol van betekenis in de ontwikkeling of de oplossing van het verhaal, en de sergeant nauwelijks.

    De andere personages moeten het dan maar doen. En ook hier hapert er entwat. Ik heb nog maar zelden een zogenaamd ernstig boek gelezen, dus geen parodie of persiflage, waar de personages zo karikaturaal getekend waren.

    Je hebt een jonge vrouw, een rijzende ster in de politiek, die enkel aan die politiek denkt, en daar zelfs haar eigen familie opoffert, zonder ook maar één ogenblik te aarzelen, zonder een traan te laten. Je hebt een specialist in forensische technieken, vingerafdrukken en zo, met een toegewijde vrouw en een even toegewijde medewerkster, allemaal very upper class, met huispersoneel en al. Je hebt een vrijwel gewetenloze hoofdredacteur van een schandaalkrant. En verder nog een aantal nevenfiguren, allemaal uitvoerig beschreven, en allemaal parodieën van zichzelf, karikaturen in wat ze zeggen, doen en zijn, totaal voorspelbaar in hun reacties, ongevoelig voor wat anderen zeggen, onverschillig voor de gebeurtenissen die hen en anderen overkomen.

    Wat ze ook gemeen hebben is dat ze praten, en praten, en blijven praten, bladzijden lang. De auteur kruipt dan in hun vel en geeft de conversaties weer met al de trekjes die bij die typetjes horen: de zwarte politieman, de Ierse muziekleraar, de oudere secretaresse, de kapelaan, de B&B-houdster… Het is allemaal wel knap gedaan, maar meer dan zeshonderd bladzijden kleine druk is echt meer dan genoeg van dat.

    En de gebeurtenissen zelf zijn eerder aan de magere kant: kidnapping, met alles erop en eraan, maar als enige actie voor een lange thriller is dat pover. De ontrafeling is dus lang uitgesponnen, en pas in de laatste bladzijden komt de actie wat op dreef, maar dan weet je al dat het niet lang meer kan duren, het boek is bijna uit. Ik kreeg dat nare teleurgestelde gevoel dat me ook overviel als kind in de bioscoop, toen ik op de lichtende klok zag dat de film nog maar tien minuten kon duren en dat er dus niet veel meer op komst was…

    Wat bij andere dergelijke verhalen een van de meer aantrekkelijke kanten is, namelijk het behoedzaam toestoppen van allerlei suggesties over wie ‘het’ zou kunnen gedaan hebben, en het even stiekem ontkrachten ervan, zodat je zelf betrokken geraakt bij het oplossen, dat proces wordt hier verknoeid door de ongeloofwaardigheid van de ‘hints’ en het binnenhalen van allerlei figuren als zovele deus ex machina, een noodoplossing uit het oude theater, waarbij een externe figuur het onmogelijk geworden verhaal komt redden met een totaal onvoorspelbare ingreep.

    Ik heb mezelf wat moeten dwingen om niet na dertig bladzijden te stoppen met dit boek. De rest van de bladzijden heeft me enkel bevestiging gebracht van mijn eerste indrukken. De auteur kan natuurlijk wel schrijven, al is het taalgebruik soms zo krampachtig gekunsteld dat het zelfs ongewild grappig wordt of, zoals gezegd, onnatuurlijk ‘natuurlijk’.

     

    De langdradige conversaties, het zwakke verhaal en de onwaarschijnlijk rechtlijnige karakters maken dit boek althans voor mij totaal overbodig, er is zoveel beter op deze drukke markt. Minder kieskeurige lezers (en ik wil deze medemensen geenszins met de vinger wijzen, iedereen geniet van wat hij of zij het best vindt) kunnen deze turf misschien nog smaken op een strand ergens op vakantie, maar zelfs aan hen zou ik eerder aanraden om iets te lezen van John Le Carré, P.D. James, Ed McBain, Alistair MacLean, Ian Rankin, Lee Child, Martin Cruz Smith, je vindt besprekingen hiernaast onder het trefwoord ex libris.

    Of (her)lees eens Shogun van James Clavell, of Dune van Frank Herbert.


    22-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geweld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Geweld. Het is niet weg te denken uit onze geschiedenis. Als we denken over de primitieve mens, dan denken wij in de eerste plaats aan geweld. Primitieve mensen zijn mensen die denken en handelen in termen van geweld, het is pas later dat beschaving optreedt en dat de mensen leren praten over hun problemen, eerder dan onmiddellijk op de vuist te gaan. Althans, dat is wat wij denken. En onze contacten met de primitieve stammen lijken ons gelijk te geven. Anderzijds is er nooit op zo’n grootschalige en doortrapte manier geweld gepleegd als door de moderne mens. En in elk van ons is dat geweld nog aanwezig, klaar om naar buiten te komen bij de eerste gelegenheid.

    Nu zijn er gelegenheden waarbij het gebruik van geweld aanvaard wordt. Dat is in de eerste plaats zelfverdediging, en ik neem daar de verdediging van anderen, zoals gezinsleden, ook bij. Recentelijk heeft men de grenzen van zelfverdediging afgetast: eigenaars van handelszaken die hun bezit verdedigden tegen herhaalde en drieste aanvallen en daarbij vuurwapens gebruikten, soms met dodelijke afloop, worden door het gerecht vervolgd. Soms worden ze vrijgesproken, soms veroordeeld maar niet effectief bestraft. Het is duidelijk dat de letterlijke zelfverdediging niet het enige aanvaard gebruik van geweld is. Een gangster die op de politie schiet en die in zo’n vuurgevecht het leven laat, heeft maar gevonden wat hij gezocht heeft, zegt men, en men is verontwaardigd dat men die politiemannen zelfs maar aan een onderzoek onderwerpt. Moeilijker is het wanneer een politieman een ongewapende wegvluchtende man per ongeluk in de rug schiet, maar laten we maar aannemen dat dat inderdaad een jammerlijk ongeluk was.

    Verantwoord geweld is ook het verzet tegen een aanval, zoals die van België, Frankrijk, Polen… tegen Hitler, de inval van Sadam Hoessein in Koeweit. Maar wat met die van Bush II in Irak? Wat met de USA in Vietnam? Rusland in Tsjetsjenië?

    Geweld is meestal niet efficiënt. Meestal zijn er andere middelen om een doel te bereiken. Maar geweld is vaak onvermijdelijk. Als iemand je op je gezicht slaat, is het wijs van te gaan lopen, maar het is waarschijnlijk dat sommigen onder ons even agressief zullen reageren. We moeten ons toch niet laten doen, zeker? En dan escaleert geweld.

    In Israel wordt één soldaat ontvoerd. Akkoord dat men die terug wil, maar ondertussen zijn er al honderden doden gevallen en enorme schade aangericht en de kans op blijvende vrede weer voor jaren verkeken.

    Er is zo veel geweld in deze wereld, de oorlogsindustrie is een van onze voornaamste bezigheden. Elk ogenblik worden er mensen gefolterd, vermoord, doodgeschoten in oorlogen en guerilla-gevechten. En dan spreken we nog niet over misdaden, over wat mensen elkaar aandoen buiten die zogenaamde internationale conflicten en burgeroorlogen.

    We verwoesten onze omgeving om de haverklap, zoals nu weer in Libanon, een van de mooiste landen ter wereld, en Israël, Irak, landen waar onze beschaving ontstaan is, waar de Bijbel de tuin van Eden situeert.

    Is geweld echt onvermijdelijk? Is er werkelijk niets aan te doen?

    Ik krijg af en toe het verwijt te horen dat ik het kwaad in de wereld onderschat. Niet iedereen wil het goede, er zijn ook kwaadwillige mensen, misdadigers die ander mensen neerknallen zonder er bij stil te staan. Er zijn ook misdadige regimes die dat doen. En daartegen moeten we ons verdedigen. Wettige zelfverdediging.

    Maar moet dat door op onze beurt geweld te gebruiken? Geweld is niet efficiënt: de doodstraf uitvoeren heeft, zo zegt wetenschappelijk onderzoek ons, geen gunstig gevolg effect in de misdaadbestrijding. In Irak is de gewelddadige tussenkomst van de USA tegen de misdaden van Sadam uitgedraaid op nog meer geweld, met uiteindelijk misschien meer doden dan Sadam kon maken? Rusland moest al gaan lopen in Afghanistan, en in Tsjetsjenië ziet her er al niet beter uit. Hitler was duidelijk in het ongelijk toen hij ander landen binnenviel, maar de reactie na zijn nederlaag, met de bezetting en onderdrukking van heel Oost-Europa door de Sovjets was niet veel beter, toch?

    Mensen die de oorlog hebben meegemaakt zeggen me dat ik niet weet waarover ik praat. Zonder de gewelddadige tussenkomst van de geallieerden zou er nooit een einde gekomen zijn aan het nazisme en zijn misdaden. En de Amerikanen mogen dan veel invloed hebben in West-Europa, maar we zijn toch nog vrij? Of toch vrijer dan daarvoor? En dan de landen achter het IJzeren Gordijn? Dus gerechtvaardigd geweld kan toch efficiënt zijn, de enige oplossing?

    Ik vraag het me af.

    Had het nazisme het nog lang kunnen uithouden? Is het mogelijk dat één land tientallen andere landen onderdrukt en onderdrukt houdt? Is dat niet wat de sovjets geprobeerd hebben? En is dat uiteindelijk ook niet mislukt? En is die overgang niet vrijwel geweldloos gebeurd? Net als in Spanje en Portugal? Oekraïne? Polen? Roemenië? Argentinië? Chili?

    Is er dan toch een alternatief voor geweld?

    Is de pen dan toch sterker dan het zwaard?

    Is de mens dan toch in staat om bij te leren?

    Is er dan toch nog hoop?

     


    21-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris John Updike: Terrorist
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ex libris: Updike, John, Terrorist, 2006, 310 pp., hardcover, Club Leuven, € 25.

    John Updike was een van de auteurs die ik leerde kennen in 1975 of zo, toen ik een abonnement nam op The New Yorker. Ik keek uit naar zijn korte en langere bijdragen, ze fascineerden me in hun bevrijdende beschrijving van de combinatie van seks, werk, familieleven, godsdienst in het misschien wel snobberige leven van de hogere middenklasse van het Oosten van de U.S.A. Er was veel dat ik kon herkennen, veel waarnaar ik kon verlangen. Hij durfde te schrijven wat ik dacht, zijn personages durfden te doen waar ik van droomde. Dat was het leven, dacht ik, waarvoor ik gemaakt was.

    Maar ik was me ook zeer bewust van het don Quixote-syndroom, de man die zo gek werd van het lezen dat hij verliefd werd op de dochter van de cafébaas en met zijn bezemsteel de windmolens te lijf ging. Literatuur is ‘maar’ dat: boeken lezen die geschreven zijn door die andere gefrustreerden, de auteurs.

    En toch heb ik altijd genoten van Updike. Ik heb de meeste van zijn vele boeken gelezen en heel veel van zijn kortverhalen en zelfs zijn poëzie. Toen zijn laatste nieuwe uitkwam, heb ik hem onmiddellijk gekocht en gelezen. Ik had in Knack de boekbespreking gezien, maar opzettelijk niet helemaal gelezen, ik wou mijn plezier niet laten bederven. Een zinnetje had ik wel gezien, en ik wou dat het niet zo was, want het verklapt stomweg het einde, dus als je nog kan, lees de recensie niet voor het boek.

    Ik zal dus dezelfde fout niet maken. Het verhaal is vrij eenvoudig: een jongeman wordt betrokken in een terroristische aanslag. Wij krijgen een beschrijving van de periode die gaat van zijn laatste weken op de middelbare school, zijn eerste maanden op het werk tot de verjaardag van 9/11. We leren hem kennen, zijn moeder, een vriendinnetje, een adviseur op zijn school en diens vrouw en schoonzus, zijn werkmakkers, zijn leraar op de Koranschool. We vernemen wat ze zeggen en denken, hoe ze denken. We krijgen een beeld van het dagelijks leven in dat stuk van de wereld in onze dagen, een wereld die we kennen van TV, het nieuws, de reportages, de films, kranten, tijdschriften… Onze wereld.

    Updike schrijft literatuur. De Knack-recensent was teleurgesteld. Als je verwacht een thriller voorgeschoteld te krijgen, dan kan ik dat begrijpen, maar hoewel Updike heel vaak, eigenlijk altijd over actuele gebeurtenissen en situaties schrijft, heeft hij nog nooit een thriller geschreven. Hij is een woordkunstenaar, die zinnen kan neerzetten die gerust een halve of een hele bladzijde vullen met kronkelende constructies, onverwachte woorden en combinaties, alle mogelijke stijlfiguren, heerlijk treffende beschrijvingen van mensen, dingen, de natuur, gevoelens, angst, tevredenheid, geluk of wanhoop. En daarin stelt hij nooit teleur, daarin is hij de onovertroffen meester van de Engelse literatuur van de laatste 50 jaar.

    Nabokov schreef dat voor een auteur één waarneming meer betekent dan honderd ideeën. Dat is ook zeker waar voor Updike. Hij tovert de werkelijkheid zo beeldend voor ons dat we ze bekijken als met nieuwe brillenglazen, als na een bevrijdende regenbui of na een te lang aanhoudende winter. Zijn vergelijkingen - hij maakt inderdaad nog vergelijkingen, en wel op elke bladzijde! – zijn als cartoons: ze doen je verrast maar aangenaam glimlachen in hun stiekeme revelatie van een waarheid die je niet gezien had, en die nu als een zen-ervaring van het blad springt. Ik heb meer plezier aan één bladzijde Updike dan aan een heel jaar Knack. Vandaar dat ik mijn abonnement niet zal vernieuwen, trouwens: tijdverlies is het, tijd die ik zo veel beter kan gebruiken om te lezen op een niveau dat zoveel hoger ligt op alle gebied, qua psychologisch inzicht, menselijkheid, eruditie, taal, verfijnde artistieke geneugten, informatie, duiding, pure menselijkheid in al zijn gekwetste vergankelijkheid en onvermoede alledaagse heldhaftigheid.

    De auteurs van The New Yorker hebben mij ongemerkt sterk beïnvloed in mijn artistieke verwachtingen en zelfs mijn wereldbeeld. Die vaststelling brengt gevoelens van dankbaarheid naar voren, maar ook van spijt, want ook de TNY is niet meer wat het was. Of ben ik niet meer dezelfde?

    Ik heb echt wel genoten van deze Updike, ook als is het geen ‘grote’ literatuur. Maar wat is dat, grote literatuur? Wie schreef die dan wel? Ik zou het niet zomaar kunnen of durven zeggen. Daarom dat mijn lijstje van auteurs en boeken als titel kreeg: auteurs van wie ik het werk verzamel; ik heb gewoon in mijn boekenkast gekeken en gezegd wat daar staat, niet wat daar zou moeten staan, of wat ik zou moeten gelezen hebben.

    Van Updike staat er veel. Gelezen.


    19-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris: Slaughter vs. Walters
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ex libris:

    Slaughter, Karin, Kisscut, 480 pp., 2003, paperback, In ‘t Profijtelijk Boeksken-Leuven, € 3.

    Walters, Minette, The Dark Room, 508 pp., 1995, paperback, In ‘t Profijtelijk Boeksken-Leuven, € 2

     

    Karin Slaughter is de jongste revelatie in de Amerikaanse thrillerwereld. Knack besteedde aan haar meest recente boek een vrij lovende bespreking. Reden om er eens iets van te lezen, zeker als het kan voor € 3 voor een turf van bijna 500 pp.

    Maar ik weet niet wat ik ervan moet denken.

    Natuurlijk leest het vlot, het verhaal is spannend, de feiten gruwelijk… Maar dat is alles wat je ervan moet verwachten. Men noemt tegenwoordig alles ‘literaire thriller’, maar ik denk dat we een onderscheid moeten maken. Dit is een thriller, een geen kwaaie, maar het is geen literaire thriller en in mijn opinie ook geen literatuur, tenminste niet in de klassieke betekenis van het woord.

    Eerst even het verhaal, zonder veel te verklappen, natuurlijk. Een kleine voorstad ergens in de U.S., het is warm. De lokale politie komt tussenbeide in een ruzie tussen teenagers. Er valt een dode. En dan ontrafelt zich een kluwen van jeugddelinquentie, kindermisbruik, porno… Veel aandacht (en veel pagina’s) gaat naar de beschrijving van het gewone leven van de hoofdpersonages: ze praten wat, ze maken plannen, ze worden teleurgesteld. Het niveau van die gesprekken ligt zowat tussen terrasjesbabbels en gespreksgroeppsychologie. Op dat niveau beweegt de auteur zich als een vis in het water. Ook de beschrijving van de actie is eerder vlot, ontspannen, dan echt donker en dreigend. En dat staat in vrij sterk contrast bij de toch wel gruwelijke feiten en misdaden die beschreven worden. Ik denk dat daar een van de redenen ligt voor mijn gebrek aan echt enthousiasme. Het is allemaal wat te zonnig, te losjes, en dat komt omdat het verhaal helemaal geschreven wordt vanuit de ‘witte’ hoofdpersonages, en die zijn wat kleurloos, wat oppervlakkig, wat teveel middenklasse zonder echte problemen. Ze bekijken het allemaal en worden betrokken in het verhaal door de feiten, maar ze nemen voortdurend afstand, het zijn de anderen die moreel verwerpelijk zijn, zij staan daarboven, zij zijn spic & span, Mr. and Mrs. Proper.

    Ik zei ook al, je moet niet teveel verwachten van dit boek, zeker niet op literair vlak: de taal is vlot maar niet spetterend, de stijl is eerder volks, je struikelt niet over woordspelingen, allusies, rake typeringen, verrassende formuleringen, goed geïntegreerde natuurbeschrijvingen, filosofische overwegingen. Misschien was dat ook niet de bedoeling, maar dat is dan wel spijtig. In alle geval voor deze lezer.

     

    Een totaal ander verhaal brengt ons Minette Walters’ The Dark Room. Eerst en vooral is Walters een Britse, tegenover de wel heel stereotiepe Amerikaanse Slaughter. Ook de wereld waarin de beide verhalen zich afspelen kan moeilijk meer verschillend zijn: de Amerikaanse mid-West, een klein stadje, de bevolking lower-middle class en minder aan de ene kant; Engeland met een complexe upper class, de hardwerkende middle classes en ook de vierde wereld, de druggebruikers, alcoholisten… Dat maakt het verhaal om te beginnen al heel wat ingewikkelder en dus spannender. Ook hier enkele details, zonder ‘spoilers’.

    Het begint met de verrassende ontdekking van twee lijken. Dan is er een zelfmoordpoging. En dan blijkt er een verband te zijn tussen de twee. De vrouw die de zelfmoordpoging overleeft, lijdt aan geheugenverlies. Haar pogingen om zich de gebeurtenissen te herinneren lopen parallel met die van de politie om de zaak te klaren. We krijgen stukje voor stukje van de puzzel aangereikt, met veel achtergrond, tot aan het verrassende maar geloofwaardige einde.

    En wat ik zo miste bij Slaughter krijg je hier volop. Alleen de natuurbeschrijvingen zijn wat magertjes, maar dat is altijd riskant: teveel en je verhaal valt stil. Te weinig, en je weet niet eens welk jaargetijde het is en of het regent of moordend heet is. Het boek van Walters staat intellectueel een verdieping hoger dan dat van Slaughter. De dialogen van de personages, het uitdiepen van de achtergronden en motiveringen, de sociale omgeving, het politiewerk, het is allemaal zoveel krachtiger, dieper, interessanter, boeiender dan bij haar Amerikaanse collega.

    Meer van dat, dus. En eentje was genoeg van Slaughter. Sorry.

     

    Even een doordenkertje. Nog altijd zonder uit de biecht te klappen, maar de ‘dader’ heeft in beide gevallen het zelfde beroep. Door de keuze legt een auteur toch ook een zekere schuld bij dat beroep en spreekt daaruit een zeker moreel oordeel, een veroordeling, een ontmaskering niet alleen van de persoon, maar ook van de het beroep. Goed om daar even bij stil te staan als je het boek uit hebt.


    18-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.individu en samenleving (2)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mensen met een wat kort geheugen en extreme politieke neigingen sparen hun kritiek niet op onze instellingen en onze politici: zij zijn het die ons dictatoriaal de multiculturele samenleving opdringen. Zij verwijten de staat dat hij de rechten van de (autochtone!) individuen fnuikt, terwijl het toch die individuen zijn die werken voor het BNP (en de allochtonen die er onterecht van genieten…).

    Natuurlijk leeft elke staatsvorm van de individuen, de staat genereert zelf in principe niets, integendeel zelfs; alleen de individuen zijn productief, uiteindelijk. Dat maakt de staat nog niet tot een dictatuur. Want waar zouden we het liefst leven, in een democratie of in een dictatuur? We mogen toch onze ogen niet sluiten voor het enorme verschil tussen bijvoorbeeld onze democratie hier en nu, ook al is die niet volmaakt, en de dictaturen van het Nazisme, Stalinisme, Pol Pot, Kim Il Sung & Zn... Laten we toch, al was het maar uit respect voor de slachtoffers van de echte dictaturen, vroeger en nu, een beetje redelijk blijven als we zeuren over dit landje van ons.

    We zijn gezegend met een quasi probleemloos bestaan, nergens is het zo goed, nergens kan het individu zich ontplooien zoals hier, niemand hoeft honger, kou of ontbering te lijden, nergens is de politiek zo open en zo toegankelijk voor iedereen: kijk maar wie er zich allemaal politieker mag noemen, volksvertegenwoordiger en senator, daar was in de tijd van onze ouders wel meer voor nodig dan een grote bek of een aardig figuur.

    Hier is alles mogelijk, en dat brengt gevaren mee. Maar om de zoveel jaar mogen we allemaal, en dat is wel anders dan in een dictatuur, onze stem uitbrengen om te laten zien of zij die in onze naam regeren, het goed of slecht gedaan hebben. Ik zou maar niet klagen, daarvoor hebben we het veel te goed. Als we dan toch ongelukkig zijn, dan moeten we eens diep in ons eigen hart kijken.

    Intellectuele eerlijkheid gebiedt ons te erkennen dat althans hier in ons land het nooit zo goed geweest is voor de overgrote meerderheid van de mensen. Wie iets anders zegt heeft een eigen politieke agenda, vrees ik. Dat mag, natuurlijk, alles mag. En dat is juist het punt: vroeger mocht niet alles, verre van. Voltaire werd opgesloten, verbannen... Wij mogen schrijven wat we willen. Gelukkig maar!

    Anderen dromen dan weer van een stevige dictatuur om de rechten van de autochtone individuen te herstellen: alle immigranten terug naar huis! Men stelt de daadkracht van de dictatuur tegenover de vermeende onmacht van de democratie. En zo gaat het meestal als dictaturen ontstaan: wie geen gelijk haalt in het democratisch proces, neemt zijn toevlucht tot geweld om de macht te grijpen, zogenaamd ten dienste van het volk en ter bescherming van de heilige principes… Maar wat met geweld begint, gaat meestal verder met geweld, meer geweld en eindigt vaak ook in geweld.


    14-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Individu, cultuur en samenleving
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op een van de forums van Seniorennet nam ik enige tijd geleden deel aan een levendige discussie over de plaats van het individu in de maatschappij. Vaak ging het daarbij over de integratie van allochtonen: zij zijn zo anders dat ze niet in onze maatschappij passen.

    Ik heb mijn argumenten en reacties bijeengebracht en in een ietwat breder kader gezet. Het is een wat losser betoog dan men van mij gewoon is, daarvoor vraag ik welwillend begrip.

    Om het wat overzichtelijk te houden heb ik er een aantal afleveringen van gemaakt. Dit is het eerste deel.

     

    Allochtonen, ook al zijn ze hier derde generatie, hebben hoe dan ook een andere cultuur hebben dan de ‘onze’ en kunnen daardoor niet thuishoren in onze maatschappij;  ze kùnnen zich zonder meer niet integreren. Het is een argument dat men vaak hoort.
    Daarbij overschat men het aandeel van de ‘eigen cultuur’ in de mens, en onderschat men het algemeen menselijke en het specifiek individuele. Een mens is een mens, het doet er niet echt toe wat voor mens we tegenover ons zien staan, wat zijn huidskleur, geslacht, geschiedenis, cultuur is. Om aan te tonen dat 'educatie' niet echt belangrijk is in die discussie heb ik op mijn blog een quiz gezet die test wat we van onze eigen cultuur weten. Ik daag iedereen uit om die eens te proberen, de vragen zijn echt niet vergezocht. Als je dan ziet hoe weinig wij van onze cultuur weten, en hoe weinig Marokkanen bijvoorbeeld net zo van de hunne, dan is er kans dat we toch met mekaar kunnen praten.

    Wat ik bedoel is dat we wat dieper moeten kijken dan dat laagje vernis dat we cultuur noemen. Het belang van culturele verdwijnt in het niet als we zien hoe groot de verschillen zijn tussen de mensen met dezelfde cultuur. Hoe nauw verwant voel ik mij met mede-Vlamingen als de Leuvense politiecommissaris? FDW van het VB? Voormalig rector Oosterlinck van de Leuvense universiteit? Of met president George Bush, paus Benedetto of Silvio Berlusconi, om maar een paar personen te noemen met op papier en in principe dezelfde cultuur? En hoe weinig verschil ik van allochtone medeburgers die hier geboren zijn en hier hun volledig onderwijs hebben genoten? Er is meer dat ons met hen bindt dan dat er ons scheidt, als we maar de moeite willen doen om zo naar hen te kijken.

    Men verwijt de allochtone moslims dat zij vanuit hun godsdienst onverdraagzaam zijn tegenover onze westerse maatschappij en de vrijheid van het individu. Maar de katholieke kerk en de katholieke zuil hebben nooit iets anders gedaan dan zich met dogmatische regeltjes verzetten tegen de vrijheid van dat individu. Als we nu echt heel erg ons best doen en even eerlijk zijn, en dan vijftig jaar achterom kijken, hier in ons eigen landje: getrouwde vrouwen mochten geen onderwijzeres zijn in de katholieke scholen. Koppels zaten gescheiden in de kerk. Op vrijdag geen vlees. De zondag alleman in de kerk. Vrouwen met een hoed of voile. De bisschop van Brugge die zei dat stemmen voor de Volksunie zondig was. De paus van Rome die zei dat zich laten inenten tegen koepokken zondig was (dat was iets vroeger, akkoord). Zwemmen in het openbaar verboden voor vrouwen. Vrouwen die in de fabriek werken waren goddeloos. Een lange broek dragen was ondenkbaar voor een vrouw. Gescheiden mensen mochten (mogen!) de communie niet ontvangen. De parochiepriester die rondgaat om de ouders aan te sporen meer kindjes te maken (en ondertussen gauw ook even de St.-Pieterspenning int, die infame onzichtbare belasting die Rome’s wereldlijke belangen in stand hield).
    Herken je bepaalde toestanden als je naar de moslims kijkt? Wij waren en zijn niet beter dan zij…
    Wees toch niet zo angstig, stoor u toch zo niet aan wat oppervlakkig wat anders is dan jij, zoek het gelaat dat achter duizend jaar geschiedenis zit. Laat duizend bloemen bloeien. Wees jezelf, en laat ruimte aan anderen om dat ook te doen, op hun ritme. Geef die mensen wat tijd en wat welstand, en je zal wat zien.
    Als je wil zien.
    En anders moet je je tijd maar verdoen met kankeren, dat is mode hier en nu, zeker onder intellectuelen die niets tekort hebben. Onze tijd hier is beperkt, het grootste deel zit er al op voor ons senioren, waarom toch voor onze laatste jaren zitten zeuren? Kijk naar de leliën des velds en de vogels in de lucht...


    13-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De antwoorden op de quiz
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hier dan de oplossingen.

     

     

    Een regulateur vond je vroeger in elke keuken, elk salon. Het is geen klok voor de duivensport, dat is een constateur; beursverrichtingen regelt niemand, anders de bak in! Het is dus een uurwerk met verstelbaar slingergewicht in een langwerpige kast: met het gewicht kan je de klok perfect afregelen. Vooral de Weense exemplaren met een houten slingerstaaf die op de seconde tikken, zijn heel mooi.

    Igor Stravinsky componeerde Le sacre du printemps, de eerste opvoering in 1913 was een schandaal.

    A score is 20 stuks, soms ook ‘heel veel’.

    Er zit 24 ‘blad’ in een ‘boek’ papier, en in een riem 20 boek, dus samen 480 blad, meestal afgerond tot 500.

    Zo’n beeldje dat de Japanners traditioneel aan een koordje aan hun gordel hangen is geen surimi, gelukkig, want dat is nep-krabvlees; wel netsuke, en Kazuo Ishiguro is de naam van de auteur van onder meer The remains of the Day, mooi verfilmd ook.

    Palingkruid is niet citroenkruid of citroenmelisse, maar salie.

    Dat ander essentieel ingrediënt voor paling in ’t groen is geen brandnetel, daar maak je hoogstens soep mee; zurkel of zuring is juist, niet altijd gemakkelijk te vinden, zeker niet vers. Zuurkool was een grapje: paling in ’t groen met zuurkool? Ugh…

    De maan heeft maanfasen. Venus heeft geen maanfasen, maar wel fasen zoals de maan.

    Milo in ‘de Venus van Milo’ is niet Meiloon, die beeldhouwer heb ik verzonnen; wel de Nieuwgriekse naam voor Melos, het eiland waar men het beeld vond in 1820; de man die de arm ontvreemde zullen we wel nooit kennen.

    Rubberhout is geen waterdicht hout waarmee men kano’s maakt, die werden vroeger van berkenbast gemaakt; ook geen veerkrachtig hout voor roeispanen, al vind ik dat zelf goed gevonden; het is dus het hout van de bomen die latex leveren; vroeger werd dat weggegooid eens de boom uitgeput, nu wordt het volop gebruikt, onder meer voor kapblokken in de keuken en voor speelgoed, het heeft een prachtige blonde kleur.

     ‘Kwikzand’ is misschien wel bijna zo glibberig als kwik, maar het heeft er niets mee te maken; het is ook zand waarin je rap wegglijdt, maar kwik betekent hier niet rap, het is dus ‘levend’ zand; in het Engels heeft men ook een restant met die betekenis in de uitdrukking ‘the quick and the dead’, die bij de terugkeer van de Messias zullen geoordeeld worden.

     ‘Iemand op de korrel nemen’ doe je niet met de loden balletjes in de cartouche, noch met een korrel zout, maar met het richtpunt op de loop van een vuurwapen.

    Joden dragen een keppeltje. Bisschoppen ook. Dat is geen biretta of baret, maar een solideo, omdat het alleen voor God werd afgezet, soli Deo; het alpijntje drogen onze (groot)ouders, een zwart vilten soort alpinomuts.

    De … die men na een opsomming zet zijn wel puntjes, maar de naam is beletselteken, en niet et cetera...

    Het lettertype Times New Roman is niet het gemaakt voor het Vaticaan, noch voor de Franse Nouveau roman, maar voor de krant The Times in de jaren dertig.

    Het woord delete op je toetsenbord is niet van het Frans délire, dat is een waandenkbeeld, een delirium; ook niet van dat gekke Engelse letterwoord, maar van het Latijn delere, uitvegen, maar dan via het Engels, akkoord.

    Een * is geen asterix, dat is zoals Nero een stripfiguur. De ampersand ziet er zo uit: &; dus is het een asterisk, van het Griekse asteriskos, een sterretje.

    De herautenstaf met twee slangen die onder meer als symbool voor de geneeskunde gebruikt wordt is misschien wel een embleem, maar de naam is de caduceus; calumniëren is belasteren.

    Een Zaanse klok is niet genoemd naar de verzonnen fabrikant, Zaan en zonen, ook niet naar Xanten aan de Rijn, dus naar Zaandam, waar ze oorspronkelijk gemaakt werden; Atlas prijkt op de bel, een ruitertje op de slinger, en de koperen gewichten zijn mooi druppelvormig.

    Het gif dat Socrates toegediend kreeg volgens de traditie was het vaste gif voor dergelijke doodstraffen in het oude Griekenland, niet dolik, dat wel verdovende eigenschappen heeft, maar de veel gevaarlijker dollekervel of gevlekte scheerling; de doldrums noemde men de windluwe streken rond de evenaar.

    Een tuimelaar is zowel een acrobaat, een onderdeel van het mechanisme van een beiaard als een duivensoort die tuimelend naar beneden komt, en ook nog een tiental andere betekenissen, volgens Van Dale.

    Ik hoop dat je ervan genoten hebt. En ik heb weer een paar van die mythische woorden wat verhelderd.

     

     

     


    12-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Quiz
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



















    Even quizzen? Hier komen de vragen, morgen de oplossingen.

     

    Laten we simpel beginnen. Een meerkeuzevraagje.

    Wat is een regulateur?

    -       een klok voor de duivensport

    -       iemand die de beursverrichtingen regelt

    -       een uurwerk met verstelbaar slingergewicht in een langwerpige kast

    Gevonden? Dan doen we verder. Muziek?

    Wie componeerde Le sacre du printemps?

    Makkelijk… Hoe goed is uw Engels?

    Hoeveel is a score?

    -       20

    -       24

    -       124

    Nu we toch over hoeveelheden bezig zijn: hoeveel ‘blad’ zit er in een ‘boek’ papier?

    -       12

    -       24

    -       36

    En in een riem?

    -       12 boek

    -       20 boek

    -       100 boek

    Niet gemakkelijk… Je moet al van de stiel zijn om dat te weten. Daarom weer wat gemakkelijker: hoe heet zo’n beeldje dat de Japanners traditioneel aan een koordje aan hun gordel hangen?

    -       surimi

    -       netsuke

    -       ishiguro

    Culinair nu. Welk kruid noemde men palingkruid?

    -       citroenkruid

    -       citroenmelisse

    -       salie

    En wat is een ander essentieel ingrediënt voor paling in ‘t groen?

    -       brandnetel

    -       zurkel of zuring

    -       zuurkool

    Iets helemaal anders. De maan heeft maanfasen. Venus ook?

    Nog over Venus: wie of wat is die Milo in ‘de Venus van Milo’?

    -       Meiloon, de beeldhouwer

    -       Melos, het eiland waar men het beeld vond

    -       Miloon, de man die de arm ontvreemde

    En nog wat anders: wat is rubberhout?

    -       waterdicht hout waarmee men kano’s maakt

    -       veerkrachtig hout voor roeispanen

    -       hout van de bomen die latex leveren

    Wat betekent kwik in ‘kwikzand’?

    -       zo glibberig als kwik

    -       zand waarin je rap wegglijdt

    -       ‘levend’ zand

    Wat is de korrel in de uitdrukking ‘iemand op de korrel nemen’?

    -       de loden balletjes in de cartouche

    -       een korrel zout

    -       het richtpunt op de loop van een vuurwapen

    Joden dragen een keppeltje. Bisschoppen ook. Hoe heet dat dan?

    -       biretta

    -       solideo

    -       alpijntje

    Hoe noemt men de … die men na een opsomming zet?

    -       puntjes

    -       beletselteken

    -       etcetera

    Waarom heet het lettertype Times New Roman?

    -       het is gemaakt voor het Vaticaan

    -       voor de Franse Nouveau roman

    -       voor de krant The Times

    Waar komt het woord delete op je toetsenbord vandaan?

    -       van het Frans délire, weglezen

    -       van het Engels: Destroy Each Line Each Time End

    -       van het Latijn delere, uitvegen

    Hoe heet een *?

    -       een asterix

    -       een ampersand

    -       een asterisk

    Hoe heet de staf met twee slangen die onder meer als symbool voor de geneeskunde gebruikt wordt?

    -       emblema

    -       caduceus

    -       calumneus

    Waarom heet een Zaanse klok zo?

    -       naar de fabrikant, Zaan en zonen

    -       naar Xanten aan de Rijn

    -       naar Zaandam

    Welk gif kreeg Socrates toegediend?

    -       dolik

    -       dollekervel of gevlekte scheerling

    -       doldrum

    Wat is een tuimelaar?

    -       een acrobaat

    -       een onderdeel van het mechanisme van een beiaard

    -       een duivensoort die tuimelend naar benedenkomt

     

    We stoppen ermee. Morgen verschijnen de oplossingen.

     

     


    11-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris: Arthur Koestler
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ex Libris: Arthur Koestler, The Sleepwalkers. A History of Man’s Changing Vision of the Universe, 1959, 623 pp., Pelican Paperback, In ‘t Profijtelijk Boeksken, €3.

    Ik was blij verrast toen ik dit boek vond. Had ik niet in mijn bespreking van John Banville’s boek (zie het overzicht hiernaast) over Copernicus ‘geklaagd’ dat de wetenschappelijke en filosofische kant van het verhaal het moest afleggen tegen het in mijn ogen minder essentiële en overigens grotendeels verzonnen verhaal van de mens Koppernigk en zijn omgeving?

    Hier krijgen we het zelfde verhaal als in de trilogie van Banville: Copernicus, Kepler, Newton, met als bonus de voorgeschiedenis vanaf de Babyloniërs zoals die ook werd aangebracht in Duncan’s De Kalender (zie het overzicht hiernaast).

    De auteur is zelf een schrijver van de allereerste orde, zijn Darkness at Noon, over de zuiveringen in de Stalinistische jaren ‘30, staat terecht bekend als een klassieker van de 20ste-eeuwse literatuur. Hij werd geboren in 1905 in Boedapest, studeerde in Wenen, werd internationaal journalist: als verslaggever van de Spaanse burgeroorlog werd hij gevangen genomen door Franco’s troepen en zelfs ter dood veroordeeld. De tweede WO beleefde hij als lid van het Franse Vreemdelingenlegioen en het Britse leger. Daarna werkte hij voor de BBC en als zelfstandig schrijver; hij was ook een veelgevraagd spreker voor lezingen. Naast literatuur en wetenschappelijke werken zoals dit boek, produceerde Koestler later in zijn leven ook enkele eerder controversiële werken, onder meer over het ontstaan van de Europese Joden (hij was zelf ook van Joodse afkomst), en over paranormale verschijnselen. Hij had een kwalijke reputatie wat vrouwen betreft. In 1981 pleegde hij samen met zijn laatste echtgenote zelfmoord, hij leed toen aan leukemie en Parkinsons ziekte.

    Dit boek is meer dan wetenschappelijke vulgarisatie: het is wetenschap op het scherp van de snee. Hij analyseert de geschiedenis en de evolutie van de wetenschap tot op onze dagen met een vlijmscherp inzicht en verwoordt dat in een uiterst boeiend verhaal, gegoten in beeldend Engels. Zo hoort het, ik wou dat al mijn professoren zo hadden gedoceerd. Ik ben wellicht uit de tijd, maar dit zou verplichte lectuur moeten zijn op alle secundaire scholen.

    Het gedeelte over Kepler beslaat ongeveer 100 bladzijden, maar verveelt geen ogenblik. Er is ook een sectie over Galilei van amper 70 bladzijden, maar ze lijken veel langer dan zelfs de 200 ervoor. Waarom? Het verhaal van Keplers ontdekkingen is een echte thriller: je bent echt betrokken bij de ontdekking van de basiswetten van de beweging van de hemellichamen.

    Het verhaal van het proces van Galilei en de Inquisitie wordt gelardeerd met ruime uittreksels uit briefwisseling en officiële documenten en daaruit blijkt dat Galilei, althans wat de astronomie betreft, niet de vooraanstaande geleerde was die hij voorgaf te zijn en dat zijn veroordeling grotendeels het gevolg was van zijn eigenwijze, zeer agressieve maar inhoudelijk inepte, slecht onderbouwde en zelfs onwetenschappelijke manier van debatteren in woord en geschrifte. Natuurlijk had de Kerk het toen over de grond van de zaak bij het verkeerde eind, maar vooral Galilei’s onvermogen om de stellingen van Copernicus afdoende te bewijzen, heeft de evolutie van de opvattingen binnen de Kerk zeer negatief beïnvloed. Het is een ontluisterend portret van een kleingeestig man; een les voor wie al te gemakkelijk aanvaarde ideeën koestert, een aansporing om steeds de vraag te stellen: is dat wel zo?

    Wie een ernstig maar uitermate vlot lezend boek zoekt over de grote vragen van de wetenschap en religie en over de plaats van de mens in het universum, zal hier zeker niet teleurgesteld worden, en een rijkdom aan informatie en overtuigende inzichten vinden. Ik wou dat ik dit boek veel eerder had gelezen.

    In het Engels is het boek nog steeds te koop, bij Proxis bijvoorbeeld. In Nederlandse vertaling heb ik het niet teruggevonden, helaas. Er is wel een ruime keuze aan boeken van Koestler bij het Profijtelijk Boeksken, ook in het Nederlands, hun website vindt je hiernaast.


    07-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zodiak: de Dierenriem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dierenriem

    Stel u ons zonnestelsel voor als een platte ronde schijf. Het middelpunt is de zon. De planeten, waaronder de aarde, beschrijven op die schijf concentrische cirkels.

    Als we nu van op de aarde naar de planeten en naar de zon kijken, dan volgen die allemaal een zelfde beweging: ze gaan op in het oosten en gaan onder in het westen. Dat komt omdat de aarde zelf om haar as draait van west naar oost, dus in tegenwijzerzin.

    Aangezien alle planeten ongeveer in hetzelfde vlak liggen als dat van de zon en de aarde, ziet het er van op de aarde gezien uit alsof ze allemaal een zelfde baan aan de hemel volgen, ze zijn dus allemaal te zien op ongeveer dezelfde hoogte aan de hemel. In feite zijn er wel wat onderlinge verschillen, maar als we de uitersten nemen dan is dat een baan van ongeveer 20° breed aan de hemel.

    Als we naar de sterren kijken die zich bevinden op de achtergrond van de zonnebaan aan de hemel, dan verschijnen daar in de loop van het jaar verschillende sterren. Dat komt omdat de aarde in één jaar om de zon draait; als we van op de aarde naar de zon kijken, zien we tijdens die tocht steeds andere sterren, die pas een jaar nadien weer daar zijn. Let wel: die waarnemingen gebeuren overdag, en dat maakt het natuurlijk extra moeilijk om die sterren te zien, of de planeten er tussendoor.

    Van in de oudheid waren er al een duizendtal sterren geïdentificeerd en hun plaats nauwkeurig bepaald, evenals hun grootte en/of helderheid, en wanneer ze verschenen.

    Ook de sterren op de achtergrond van de zonnebaan heeft men na vele observaties kunnen vastleggen. Toevallig droegen verscheidene van die sterrengroepen namen van dieren. Vandaar dat men de reeks van sterren die in de loop van een jaar achter de zon verschijnen de dierenriem is gaan noemen, in het Grieks zodiakon, de zodiak.

     

    Dit zijn dan de sterrenbeelden van de dierenriem:

     

    Aquarius - Waterman - 20 januari

    Pisces - Vissen - 19 februari

    Aries - Ram - 21 maart

    Taurus Stier - 20 april

    Gemini - Tweelingen - 21 mei

    Cancer - Kreeft - 21 juni

    Leo - Leeuw - 23 juli

    Virgo - Maagd - 23 augustus

    Libra - Weegschaal - 23 september

    Scorpius, -io - Schorpioen - 23 oktober

    Sagittarius - Boogschutter - 22 november

    Capricornus - Steenbok - 22 december

     

    En in het Engels, met het gebruikelijke symbool:

     

    Aquarius        Water Bearer     

    Pisces            Fish                   

    Aries             Ram                  

    Taurus          Bull                   

    Gemini          Twins                

    Cancer           Crab                  

    Leo                Lion                  

    Virgo              Virgin                        

    Libra              Balance             

    Scorpius/io     Scorpion  

    Sagittarius      Archer               

    Capricornus    Goat                 

     

    We zijn tot nog toe braaf en ernstig wetenschappelijk gebleven.

    Er is anderzijds ook wat men een pseudo-wetenschap noemt: de astrologie, die zich ondermeer ook met de zodiak bezig houdt. Dat is een zeer oud verhaal, dat begonnen is samen met de eerste astronomische waarnemingen en heeft geduurd tot het ontstaan van de wetenschappelijke astronomie, met de uitvinding van de telescoop en de vernieuwingen in de wiskunde, de natuurkunde en andere takken van de wetenschappen vanaf 1600. Ook nadien zijn er nog heel wat mensen met astrologie bezig geweest, en ook vandaag leest zowat iedereen horoscopen.

    Het verschil is dat vroeger de astrologie ook beoefend werd door de grootste wetenschappers, zoals Kepler en Tycho Brahe, terwijl nadien de wetenschap de astrologie gedecideerd de rug heeft toegekeerd.

     

    Wat is het principe van de astrologie? Er zijn verscheidene opvattingen, maar ze hebben alle gemeen dat men een of ander verband ziet tussen de hemellichamen en het leven hier op aarde. Dat kan heel vaag zijn, en dan lijkt het niet helemaal onaannemelijk, want die invloed is zonder meer duidelijk: de getijden bijvoorbeeld worden evident veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de zon en de maan…

    Moeilijker wordt het wanneer men uit de stand van planeten en sterren heel concrete gebeurtenissen probeert af te leiden voor mensen hier op aarde en men de toekomst probeert te voorspellen of zelfs beïnvloeden: doe geen reizen op zaterdag de 11de, want de tekens zijn u niet gunstig op die dag… Zoiets werd vroeger door iedereen zeer, zeer ernstig genomen.

     

    We laten de astrologie maar voor wat ze is, het is een van die typische complexe menselijke activiteiten die een lange geschiedenis hebben en die moeilijk uitroeibaar blijken te zijn. Enkel wanneer kwaadwillige astrologen goedgelovige mensen proberen op te lichten moeten we daarover een streng oordeel vellen. Als onschuldig tijdverdrijf kunnen we het evengoed tolereren als bijvoorbeeld kantklossen, mountainbike racen, bierproeven, sonnetten schrijven of bidden tot de heilige Antonius als je je autosleutels niet meer vindt.


    30-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een atheïstisch manifest
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    God is de poging van de primitieve mens en elke latere zinzoeker om het systeem te duiden dat hij bespeurt in de geordende chaos. Maar waarom heeft de primitieve mens onmiddellijk aan een extern wezen gedacht? Waarom is men dat steeds blijven doen? Wij blijken nu zonder veel problemen te aanvaarden dat de dingen zijn zoals ze zijn omdat ze zo moeten zijn, ook al kennen we zeker alle wetenschappelijke details niet. Wij aanvaarden de natuurwetten, proberen die voortdurend te verfijnen en bij te stellen. Is die wetenschap deterministisch? Is ook de mens met andere woorden onderworpen aan de wetmatigheden van de natuur? Waarom zou dat zo zijn, als ook die natuur niet volledig wetmatig is… Bepaalde evoluties en sprongen zijn op louter toevallige basis gebeurd, de bekende samenloop van omstandigheden, het had net zo goed anders kunnen aflopen. Naast dat toeval is de mens, als een redelijk wezen, in staat om in te grijpen in die natuur, zijn wil op te leggen. Ook dat is niet te voorzien. Zoals de wetenschap zich langzaam ontwikkelt en verfijnt in dialoog met de werkelijkheid, zo ook de morele normen en waarden. Op een bepaald ogenblik stelt men vast dat men geen God of religie meer nodig heeft om zin te geven aan zijn leven, om zijn daden te leiden.

    En toch zijn er ondanks alles nog gelovigen...maar wat geloven zij? Zeker niet alles wat hun geloof voorschrijft. Ze geloven in God, maar welke God? Wat weet de gelovige met de pet over zijn geloof?

    En als ze het allemaal goed zouden weten, zouden ze dan nog geloven?

    Ik las net Herman Philipse, Atheïstisch manifest, 1995, 128 pp. Paperback, In ’t Profijtelijk Boeksken, Leuven.

    De auteur, hoogleraar wijsbegeerte aan de RU Leiden, schreef een lezenswaardige inleiding en drie opstellen die te maken hebben met het bestaan van God als noodzakelijke fundering voor de moraal. In het eerste opstel wil hij de stelling ontkrachten als zou je religie nodig hebben om tot valabele morele beginselen te komen. Hij wijst op de feitelijke secularisatie van de wereld, vooral door het vooruitschreiden van de wetenschap, die steeds meer domeinen van de religie afneemt. Voor denkers als Nietzsche en Dostojevski leek dat tot absolute chaos te moeten leiden, want als 'God is dood' waar is, dan geldt 'als God niet bestaat is alles toegestaan'. Ook filosofisch is er een doorgedreven secularisatie: geen filosoof die zich nog aan een godsbewijs zal wagen. Een religie zonder God... is geen religie. Ook het geweten wordt ontmaskerd als een resultaat van onze opvoeding. En toch is er een overheersende moraal in elke maatschappij. De auteur wijst daarvoor enerzijds op de genetische karakteristieken van de mens, die eerder neigt naar sociaal gedrag, omdat dit de meest efficiënte manier is van overleven. Daarnaast benadrukt hij de cultuurhistorische dimensie: allerlei regels zijn in de loop van de geschiedenis als waardevol ervaren en worden door het establishment via de opvoeding en de wetgeving doorgegeven aan de volgende generaties.

    In het tweede deel heeft hij het over het bestaan van God zelf. Het is een erg rationele wetenschappelijke analyse van het godsbegrip en een logische bewijsvoering die de filosofische onmogelijkheid van een (filosofische?) God aantoont. Enkel het atheïsme weerstaat aan de scherpe logische eliminatietheorie die de auteur opbouwt.

    In het derde gedeelte beantwoordt hij de vraag of er dan geen moraal meer mogelijk is. Hij vertrekt van het existentialisme van Sartre, waarin er geen absolute moraal meer is, maar elke handeling haar eigen morele verantwoording in zich draagt. Hij verwerpt deze oplossing als onbevredigend, quia absurd, en wijst op het geringe succes van deze filosofische richting na de jaren 60. Dan stapt hij over naar Kant, die aantoonde dat je het denken moet achterlaten om te geloven. Het geloof staat buiten alle filosofie. En dan zijn we weer bij het begin, want het geloof is uit de wereld verdwenen. De meeste gelovigen kunnen immers nog amper zeggen wat ze geloven, en de God in wie ze geloven is hen al even onbekend.

    De auteur baseert zich uiteindelijk op de evolutietheorieën voor zijn evaluatie en de fundering van de morele waarden. Zoals de soorten zich hebben aangepast aan hun omgeving en zoals degenen die zich het best aangepast hebben ook het meest succes hadden bij het overleven, zo zijn de morele gedragingen en normen die het best hebben standgehouden, door voortdurende aanpassingen, ook de meest waardevolle. Dus geen dogmatische regels afgeleid uit vaststaande algemene beginselen die door een Godheid worden geproclameerd, maar organisch groeiende en zich profilerende overleefregels.

    Wat is het toch met al die geleerde mensen die zoveel woorden nodig hebben om te zeggen dat ze niet in God geloven? Net zomin als er een godsbewijs mogelijk is, is er behoefte aan een bewijs dat hij niet bestaat. De vraag is namelijk niet of hij bestaat, want geen mens die weet wat er met dat begrip bedoeld wordt. Het dekt geen enkele lading meer, of het dekt alle ladingen die men maar wenst. De openbaringsgodsdiensten, die van 'het boek', lijden onder de aftakeling van het boek zelf: de Bijbel; joods of christelijk, noch de koran kunnen weerstaan aan de kritiek die de moderne wetenschap erop afvuurt. Het nu nog letterlijk nemen van wat erin staat is pure waanzin, die zelfs types als Bin Laden of George Bush niet meer aandurven, en dat wil wat zeggen.

    De secularisatie is een feit. Er is geen weg terug. Althans, dat hoop ik.

    Anders staat ons wat te wachten.

    ps de afbeelding hierbij is er een van Voltaire.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    29-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laatste vier liederen, Richard Strauss
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Laatste vier liederen


    originele vertaling door Karel D'huyvetters, graag vermelden bij overname!




    Lente

     

    In deemsterende krochten

    droomde ik lang

    van jouw bomen en blauwe lucht

    van je geuren en ‘t zingen van de vogels.

    Nu lig je als ontsloten

    met glans en sier

    van licht overspoeld

    als een wonder voor mij.

    Je kent me weer

    je wenkt me teer

    het siddert door al mijn leden

    van jouw zalige aanwezendheid.

     

     

    September

     

    De tuin treurt

    koel zijgt in de bloemen de regen

    de zomer huivert in stilte

    zijn einde tegemoet.

    Als goud druppelt blad na blad

    uit de hoge acacia neer.

    De zomer glimlacht verbaasd en mat

    in de stervende droomtuin.

    Lang nog bij de rozen

    blijft hij staan en smacht naar rust.

    Langzaam doet hij zijn grote

    moegekeken ogen toe.

     

     

    Bij het slapengaan

     

    Nu de dag mij heeft moe gemaakt

    wens ik smachtend

    mijn vriend de sterrennacht

    als een dommelend kind te ontvangen.

    Mijn handen, ik laat ze niets meer doen

    mijn kop mag alle denken laten

    al mijn zinnen willen nu

    zich sluimerend laten wegzinken.

    En onbewaakt wil mijn hart

    in vrije vlucht gaan zweven

    om in de toverkring der nacht

    diep en duizendvoud te leven.

     

     

    In het avondrood

     

    Wij zijn door nood en vreugden

    hand in hand gegaan

    en rusten na het dwalen samen

    hier in de stilte van het land.

    Rondom ons neigen de dalen

    het donkert al in de lucht

    nog stijgen er twee leeuwerken

    nachtdromend in de schemering.

    Kom, laat ze maar fladderend zingen

    dra is het slapenstijd;

    hier mogen we niet verdwalen

    in deze eenzaamheid.

    Die weidse zwijgende vreedzaamheid

    gedompeld in het avondrood…

    Hoe zeer zijn we ’t wandelen nu moe:

    is het ten dode toe?

     

     

     

     

     

     


    Categorie:muziek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Richard Strauss: Vier letzte Lieder






    Vier letzte Lieder (1948)

    Richard Strauss (1864-1949)

     

    Frühling

    Herman Hesse 1877-1962

     

    In dämmrigen Grüften

    träumte ich lang

    von deinen Bäumen und blauen Lüften,

    von deinem Duft und Vogelsang.

     

    Nun liegst du erschlossen

    in Gleiß und Zier,

    von Licht übergossen

    wie ein Wunder vor mir.

     

    Du kennest mich wieder,

    du lockest mich zart,

    es zittert durch all meine Glieder

    deine selige Gegenwart!

     

     

    September 

    Josef Karl Benedikt von Eichendorff, 1788-1857

     

    Der Garten trauert,

    kühl sinkt in die Blumen der Regen.

    Der Sommer schauert

    still seinem Ende entgegen.

     

    Golden tropft Blatt um Blatt

    nieder vom hohen Akazienbaum.

    Sommer lächelt erstaunt und matt

    in den sterbenden Gartentraum.

     

    Lange noch bei den Rosen

    bleibt er stehen, sehnt sich nach Ruh.

    Langsam tut er die großen

    müdgewordnen Augen zu.

     

     

    Beim Schlafengehen

    Hermann Hesse, 1877-1962

     

    Nun der Tag mich müd gemacht,

    soll mein sehnliches Verlangen

    freundlich die gestirnte Nacht

    wie ein müdes Kind empfangen.

     

    Hände, laßt von allem Tun,

    Stirn, vergiß du alles Denken,

    alle meine Sinne nun

    wollen sich in Schlummer senken.

     

    Und die Seele unbewacht

    will in freien Flügen schweben,

    um im Zauberkreis der Nacht

    tief und tausendfach zu leben.

     

     

    Im Abendrot

    Josef Karl Benedikt von Eichendorff,  1788-1857

     

    Wir sind durch Not und Freude

    Gegangen Hand in Hand:

    Vom Wandern ruhen wir beide

    Nun überm stillen Land.

     

    Rings sich die Täler neigen,

    Es dunkelt schon die Luft,

    Zwei Lerchen nur noch steigen

    Nachträumend in den Duft.

     

    Tritt her und laß sie schwirren,

    Bald ist es Schlafenszeit,

    Daß wir uns nicht verirren

    In dieser Einsamkeit.

     

    O weiter, stiller Friede!

    So tief im Abendrot,

    Wie sind wir wandermüde -

    Ist dies etwa der Tod?

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    28-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris: Le mythe de Sisyphe
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ex Libris: Albert CAMUS, Le mythe de Sisyphe, 1942, 186 pp., paperback

    Je kan moeilijk iets lezen over moderne literatuur, over hedendaagse filosofie of psychologie, zonder een verwijzing te vinden naar dit boek van Camus, dat tijdens de tweede wereldoorlog verscheen. Ik wou wel eens weten waarom.

    Ik zou het een goed boek moeten noemen, want het bevat een aantal gedachten die ik ook tot de mijne reken, en die Camus wellicht als een van de eersten publiek maakte in onze tijd, en die ondertussen bewust of onbewust leven bij velen, aanvaard als verworven waarheden of als knagende twijfels: de mens is sterfelijk, en als hij sterft is dat ook het einde, er is geen hiernamaals, geen onsterfelijke ziel; de zin van het leven zit in het leven zelf, er is geen hemel, geen god die dicteert wat het leven moet zijn en daartoe zijn wetten opdringt, er is geen hel en er zijn geen duivels of engelen.

    Deze gedachten zijn snel samengevat en niet moeilijk te begrijpen. Wat staat er dan in de 186 pagina’s van het boek?

    Vooreerst neemt een zich respecterend Franstalig auteur zijn tijd om ter zake te komen. Frans is geen Engels en zeker geen Nederlands. Wij zeggen wel eens dat de Franstaligen, de Italianen en de Spanjaarden zichzelf graag horen praten, en dat is niet moeilijk, want het klinkt ook goed, ik hoor ze ook graag bezig. Bovendien was Camus een filosoof, had gestudeerd aan de universiteit van Algiers en daar een thesis geschreven over Plotinus. De bagage die hij had meegekregen zou hij gebruiken in zijn argumentatie, onvermijdelijk. Zoals vele filosofen voor hem stelt hij zijn eigen stellingen tegenover die van anderen, neemt afstand van hen en probeert zo zijn eigen zaak te verdedigen. Meteen laat hij zien dat hij ze gelezen en begrepen heeft. Aan die methode zijn gevaren verbonden: men gebruikt de taal en het gedachtegoed van zijn voorgangers, formuleert zijn eigen stellingen in een bestaande context; men beperkt daardoor zijn eigen gedachten tot andere antwoorden op dezelfde vragen; de voorgangers worden terechtgewezen: hun conclusies waren verkeerd.

    Camus slaagt niet zo heel goed in deze klassieke filosofische oefening. Enerzijds gaat hij niet diep genoeg in op de stellingen van zijn tegenstanders, zodat het voor de lezer niet altijd heel duidelijk is wat de precieze pointe van een argument is. Anderzijds is zijn kritiek te weinig gefundeerd: hij toont niet aan waar ze de verkeerde weg insloegen, waar ze tot onjuiste conclusies kwamen, en waarom zijn eigen opvattingen wel correct zouden zijn, nee, hij stelt uiteindelijk gewoon zijn ideeën tegenover die van de anderen, en prijst ze om hun eerlijkheid, wat de andere dan verdacht oneerlijk zou moeten maken.

    Ik heb een tweede moeilijkheid met dit boek.

    Vaak wordt het geciteerd in de context van zelfdoding. En inderdaad, Camus spreekt er herhaaldelijk over, maar naar mijn aanvoelen op een zijdelingse, niet ter zake doende manier. Hij behandelt de diepe tragiek van de zelfdoding niet, hij vermeldt suïcide af en toe eens in zijn filosofische argumenten, als een argument ex absurdo: als het leven geen zin krijgt van buiten uit, dan is het zinloos, en dan moeten we er maar een einde aan maken; aangezien de meeste mensen dit niet doen, moet het leven ook zin hebben zonder externe zingever.

    De passages die zelfdoding vermelden zijn al bij al gering in aantal en verantwoorden nauwelijks de titel van het eerste hoofdstuk: L’absurde et le suicide, noch die van het vierde Le suicide philosophique. Zelfdoding is nergens een dragend element van zijn ideeën, niet als een valabele oplossing voor het absurde van het leven, noch, in de verwerping ervan, als overtuigend bewijs voor een zinvol leven zonder god. Het bijna gratuit gebruik en passant van een zo ontstellend en wanhopig extreem dilemma als zelfdoding juste pour épater le bourgeois, is een gebrek aan ernst en respect voor de betrokkenen en hun nabestaanden. Voor een diepgaande overweging of brede discussie van suïcide moet je niet bij Camus te rade gaan, hij biedt uiteindelijk remedies noch aansporingen voor de ten gronde vertwijfelde mens.

    Rond het boek hangt nochtans een historisch waas van geheimzinnigheid, wat wel vaker het geval is bij taboe-onderwerpen zoals zelfdoding, incest, pedofilie, homoseksualiteit. En nee, Camus heeft geen zelfmoord gepleegd, hij kwam om in een verkeersongeval.

    De ondertitel is Essai sur l’absurde. Men noemt Camus ook een absurdist eerder dan een existentialist, hoewel zijn breuk met Sartre meer te maken had met politieke stellingnamen voor of tegen communistische regimes (Camus was voorbeeldig tegen). Ik meen dat althans in dit boek dat absurdisme niet absoluut is; Camus verwerpt mijns inziens geenszins de zin van het leven, wel integendeel, hij ziet het leven als het enige zinvolle dat er is, aangezien er niets anders is. Ik heb zelden zo’n apologie van een intens leven gelezen als in sommige lyrische passages van dit boek. Camus verdedigt zelfdoding nergens, zeer integendeel, hij verwerpt haar als een totaal ongepast, onverantwoord, oneerlijk antwoord op de vermeende zinloosheid van het bestaan.

    Het gebruik van de term absurd is hier wel zeer idiosyncratisch, dat wil zeggen eigen-aardig, namelijk: absurd is wie de externe zingeving verwerpt, terwijl de gangbare betekenis enkel deze is: absurd is wat totaal geen zin heeft. Herhaaldelijk verheerlijkt Camus het absurde, maar steeds in die eigen enge betekenis; nergens verdedigt hij de totaal absurde (in onze gewone betekenis van het woord) daad, zoals de zelfdoding, de redeloze misdaad (Gide) of de persoonlijke keuze zonder morele verantwoording (Sartre). Hij verdedigt geen nieuwe moraal, maar geeft de oude waarden een nieuw fundament, dat enkel door de mens en enkel in deze wereld kan gevonden worden.

    Die moraal is wel het zwakste punt van zijn redenering, en de hoofdstukken die hij wijdt aan de voorbeelden van absurde (in zijn woordgebruik) helden zijn vaak eerder teleurstellende literatuurbeschouwing dan verhelderende duiding van filosofisch waardevolle ideeën.

    Achtereenvolgens komen de figuur van Don Juan, de (toneel)artiest en de ‘veroveraar’, de man van de daad, zeg maar, aan de beurt. Telkens blijkt weer dat niet de moraal verworpen wordt, niet de zinloosheid, het écht absurde, maar wat Camus het absurde noemt, namelijk datgene wat zin krijgt uit het leven zelf, en niet uit een of andere externe oorzaak. Het is een verzet tegen de kleinburgerlijkheid van de heersende moraal en de autoritaire bewakers van een moraal die steunt op vergezochte theologische en al eeuwenlang aangevochten of achterhaalde filosofische principes. Don Juan, een figuur uit de wereldliteratuur die wel meer filosofen en psychologen intrigeerde, wordt een held precies omdat hij door zijn ongecomplexeerde beleving van de seksualiteit de christelijke moraal een neus (symbool voor iets anders, volgens Freud) zet. Ook de theateracteur heeft het aan de stok met de kerk, werd zelfs automatisch buiten de kerk gezet volgens Camus. En ook de man van de daad, de grenzenverleggende ontdekkingsreiziger of de opstandige wetenschapper (Galilei) worden bewonderd omdat ze zich hebben afgezet tegen de conservatieve of domweg foute leerstellingen van de kerk.

    Dit is al te eenvoudig. Een ernstige kritiek op de gevestigde waarden dient dieper te gaan dan dat. Men zou bijvoorbeeld kunnen argumenteren dat godsdienst ten gronde niets te maken heeft met wetenschap, met politiek, zoals talloze ernstige mensen door de eeuwen heen voortdurend gedaan hebben; dat lijken me de echte ‘absurde helden’, die de mensheid echte bevrijdende, verruimende, emanciperende diensten hebben bewezen.

    Camus ziet wel wat er verkeerd is, maar heeft nauwelijks argumenten voor hoe het dan wel moet. De christelijke seksualiteitsmoraal had zeker in 1942 geen antwoord op de vele vragen die een moderne samenleving oproept, en heeft dat nog steeds niet, omdat de fundamentele instelling van het christendom niet veranderd is: God, de onsterfelijke ziel, het eeuwig leven, de bevrijdende, absurde geloofsakt. Maar ons samenleven, onze seksuele contacten moeten hoe dan ook een zekere ordening krijgen, ook Camus zal zeker niet aanvaarden dat alles mag, al zijn er uit dit boek zeker citaten te halen die, uit hun context gegrepen, het tegendeel doen vermoeden. Maar hij wijst nergens de weg naar een grond voor die ethiek, behalve dat die niet van buiten uit mag komen.

    Kan beter?

    Die moraal moet in mijn opvatting door de mensen afgesproken worden en steeds verfijnd, zonder in dogmatisme te vervallen. Er zijn daden die misdaden blijven ook al heeft zogezegd niemand er last van. Seksualiteit mag bijvoorbeeld nooit met macht te maken hebben, en eigendomsrechten, intellectuele vrijheid, sociale voorzieningen al evenmin.

    Dat Camus geen oplossingen aanreikt voor een burgerlijke, geseculariseerde moraal is misschien begrijpelijk in zijn historische context, maar is nu uiteindelijk onbevredigend. Dat is het overwegend gevoel dat ik had bij het lezen van Le mythe de Sisyphe.

    Oh, ja: die Sisyphus… Ook die is er met de haren bij gesleurd. Het is de mythologische figuur die door de goden gestraft wordt, omdat hij zich bepaalde goddelijke rechten toeeigende; de straf bestaat erin dat hij een zwaar rotsblok naar de top van een berg moet rollen; eens daar boven aangekomen rolt het blok weer naar beneden, Sisyphus loopt terug naar benden en begint opnieuw, ten eeuwigen dage. Dàt is pas absurd. Camus probeert vertwijfeld om daar toch nog enige zin in te zien, maar het is al bij al een zwakke poging. Als dat het beeld is dat hij wil ophangen van de ‘absurde’ held, dan is hij zelfs zijn eigen fundamenteel belangrijk inzicht ontrouw: het leven heeft wel degelijk zin, ook zonder god. Het leven is geen eindeloze herhaling van een essentieel zinloze uitputtende taak. Het beeld van Sisyphus en het oneigenlijk gebruik van de mythe als titel leggen de vinger op de wonde van het onvolkomen karakter van dit boek, dat eerlijke, vrijmoedige gedachten over fundamentele problemen combineert met onaangepaste beeldspraak en een verwarde weigering om naast de vragen ook antwoorden te geven op de levensvragen die ook de van god en religie bevrijde mens niet kan ontlopen.

    Het bestaan hier op aarde is voor elk van ons een tijdelijke, vaak ondoorgrondelijk wisselende werveling, met momenten van zwarte ellende maar ook van diep geluk. Het is al wat we hebben en in zijn majestueuze eenvoud is het de mens ook ten volle genoeg.


    25-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Natuur en cultuur
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Natuur en cultuur

    De mens wordt geboren als een zeer onbeholpen wezen: nauwelijks enkele uren kan het overleven zonder de hulp van zijn omgeving: de ouders, de maatschappij, materiële voorzieningen. En dat verandert eigenlijk niet tijdens de rest van zijn leven. De mens is een sociaal en cultureel wezen, hij heeft een netwerk aan medemensen, hulpmiddelen en structuren nodig voor zijn instandhouding.

    En toch leeft in elke mens een vaag of sterker uitgesproken heimwee naar een cultuurloze toestand, naar de ongerepte natuur, waarin hij alleen en zonder (al te veel…) hulpmiddelen overleeft, en een eenvoudig geluk nastreeft dat hij mist in de meer complexe culturele wereld. Wandelaars, kampeerders, biologische landbouwers zoeken die natuur en ontdoen zich, althans voor enkele uren of dagen, van een aantal van de kenmerken van de culturele wereld. Maar ook zij ondervinden dan dat het toch heel wat beter gaat als zij niet alles meteen overboord gooien: stevige (en dure) stapschoenen, een vederlichte maar ijzersterke tent; elektrische stroom, desnoods opgewekt met zonne- of waterkracht, is onmisbaar in elk landbouwbedrijf dat wil overleven.

    Het is de oude vraag over natuur en cultuur, die ook vandaag voor velen nog niet beantwoord is. Moet de moderne mens terug naar de natuur? Is zijn wereld on-natuurlijk geworden?

    Priesters en profeten van alle slag willen het ons doen geloven, zoals zij het door de hele geschiedenis heen steeds gedaan hebben. Allerlei nieuwe ontwikkelingen werden aanvankelijk vijandig onthaald voor ze in de cultuur werden opgenomen, denken we maar aan het verzet tegen de eerste treinen en auto’s. Die vijandigheid kwam vaak in de eerste plaats precies van die priesters, van de godsdienst. Zij predikten een eenvoudig leven: ora et labora. Vertrouw op God, hij zal voor alles zorgen. Het geluk van de mens ligt dan in het aanvaarden van het onvolmaakte, meestal door lijden getekende leven en de hoop op een later eeuwig beter leven. Kijk naar de leliën in het veld, de vogels in de lucht, zij zaaien niet en maaien niet…

    De moderne mens wordt afgeschilderd als een ziek dier: hij heeft zich afgekeerd van de natuur en is de slaaf geworden van de wereld die hij zelf heeft geschapen. Vooral tijdens de industriële revolutie, toen een ongebreidelde explosie van roofbouwtechnieken de ongerepte natuur veranderde in een inferno van ongezonde fabrieken waarin mensen als slaven werden uitgebuit, werd precies die evolutie gezien als het werk van de duivel.

    Als we eerlijk zijn moeten we echter bekennen dat de wereld waarin wij nu leven, op zowat alle plaatsen van onze aarde, niet zonder die beschavingscultuur kan voortbestaan. Er is geen weg terug. Het enige dat nog mogelijk lijkt is een vertraging van bepaalde evoluties en, op veel langere termijn, het vervangen van schadelijke technieken door minder schadelijke.

    De mens is een beschavingswezen. Hij is zo geworden sinds hij rechtop ging lopen. Dieren overleven door blind te vertrouwen op hun instincten. De mens heeft zijn instincten steeds meer vervangen door zijn verstand en de resultaten van zijn denken. Hij heeft de wereld om zich heen bewoonbaar gemaakt. Zelfs de oceanen, de laatste plek op de aarde waar de natuur alleen heerst, heeft hij bedwongen, met grandioze passagiersschepen, mastodonten van tankers, zeilschepen die dank zij de moderne wetenschap door één enkele persoon om de wereld varen.

    Ik kijk om mij heen: zonder mijn bril, met dubbele focus, zonder overgang geslepen om mijn bijziend linker- en mijn verziend rechteroog en mijn astigmatisme te compenseren zou ik al veel minder zien; ik beken: mijn ‘eetkamer’ is van plastiek, en zonder dat hulpmiddel kan ik terug naar de papfles; mijn schoenen, mijn kleren, ons bed met donsdeken, ons espresso-apparaat, droogkast, afwasmachine, wasautomaat, elektrisch mes, koffiemolen, magnetronoven… zal ik nog even doorgaan? Natuurlijk kan je overleven zonder die dingen, maar hoe? En hoelang?

    Toen het de mens nog niet zo goed ging, toen zijn wereld nog zeer onvolmaakt was, toen de landbouw niet in staat was om met zekerheid de hongersnood te vermijden, toen pest en ziekte verwoestend toesloeg, toen maakte een heilsboodschap, zij het voor een uitgesteld geluk, nog enige kans. Vandaag is de wereld geseculariseerd, zoals dat heet: de overweldigende invloed van de kerk is verdwenen. En dat heeft de mens toch wat verweesd achtergelaten. Jarenlang is hem ingeprent (en af en toe ingeklopt) dat hij moest geloven in God, Christus, de heiligen, allerlei geboden, wetten, regels… en plots is er niets meer. Moeder, waarom leven wij? Werken tot je erbij doodvalt, zoals in de tijd van Lode Zielens, is er ook niet meer bij. De werkomstandigheden zijn ongelooflijk veel verbeterd. Wij hebben volop vrije tijd. Werken doen we nog om te leven, en niet andersom.

    Maar veel mensen stellen zich vragen. Waarom leven wij? Om op vakantie te kunnen gaan? Om te genieten van alles wat slimme commerçanten ons als onmisbaar aanprijzen? Om te leven als God in Frankrijk… Het blijkt niet iedereen te bevredigen. Mensen zoeken een doel, een reden, zoals de godsdienst er vroeger een aanbood. Ze laten zich nu vangen door onwaarschijnlijk doorzichtige retro-goeroes die Latijnse missen zingen en met wierookvaten zwaaien, of door in oranje doeken gewikkelde kale monniken die zingend wierook in stokjes en vrede op aarde verkopen, of door zwartgeklede kale macho’s die onverdraagzaamheid en geweld en egoïsme prediken. Anderen zetten zich vrijwillig en belangeloos in voor hun medemens of zoeken contact in heemkundige kringen, naaikransjes, kooklessen, modeltreinclubs en progressieve zangverenigingen. Gewoon maar genieten van wat je hebt is niet genoeg, blijkbaar. Een dagje vakantie aan het strand is leuk, maar een week is lang, een maand nog veel langer. De leegte duikt weer op, de verveling, de zinloosheid van het bestaan. Men zoekt verwoed naar zinvolle bezigheid, op het werk en ook daarbuiten.

    Voor heel wat mensen is het gezin de ideale invulling, omdat het gezinsleven zowel materieel als emotioneel voor langere tijd vervulling biedt, zonder dat daarover veel moet nagedacht. Je hebt een relationeel en seksueel bevredigend of uitdagend leven, je moet wel werken anders kom je niet rond, en kinderen eisen je soms meer op dan je lief is. Vele moeders lijken niet meer nodig te hebben dan hun gezin, soms op het ziekelijke af. Maar ook in het gezin slaat de twijfel soms toe, de verveling, en glijdt de blik naar de overkant van de straat, naar de collega die je blik iets langer vasthoudt dan nodig…

    De mens heeft behoefte aan een gemakkelijk begrijpelijke en eenduidige wereld. Hij heeft heimwee naar een eenvoudig bestaan, dat er overigens nooit geweest is.

    De mens is namelijk nooit alleen geweest. Misschien was het in een zeer primitief stadium nog mogelijk dat een clan, een familie eenzelfde doel had, overleven in een bepaald gebied bijvoorbeeld, maar het contact met andere groepen met een zelfde primitief motief verbrak die vermeende eenheid meteen. Overleven lukte het best in grotere gemeenschappen.

    Zo ook de moderne mens. Een goeroe kan (tijdelijk, meestal) mensen rond zich verenigen in een groep waar eenheid heerst, maar hij kan die groep niet eindeloos en totaal afzonderen van de buitenwereld, zelfs niet in de oerwouden van Amazonië, Jonestown bijvoorbeeld. De buitenwereld dringt steeds door, en de noodlottige monocultuur wordt doorbroken. Israel droomde van een blijvend land van melk en honing (en wijn, liefst ook) onder één god, maar werd steeds weer overrompeld, in ballingschap weggevoerd, verstrooid, innerlijk verdeeld, ten prooi aan afgoderij, de tempel werd verwoest; en de recente pogingen om een ‘zuiver’ nieuw Jeruzalem te stichten in het oude beloofde land zijn een etterende wonde, een historische miskleun, ingegeven door een hysterische historische misdaad.

    De wereld is altijd al te groot geweest voor één enkel gedachtegoed, een alles overheersende ideologie. Heel onze geschiedenis toont dit bitter aan, van in de vroegste tijden. Geen enkele van de volken of culturen van de oudheid heeft alle andere blijvend kunnen onderwerpen. Ook de kerk is daarin niet geslaagd, noch de Franse revolutie, en gelukkig ook Hitler niet, of het communisme, en het ruige kapitalisme evenmin.

    Er is een noodzakelijke, onvermijdelijke veelheid van opinies en waarheden, de mens is gedwongen te leven met die veelheid van mogelijkheden. In onze zo langzaam aan overbevolkte wereld is men nooit en nergens alleen. Onze moderne maatschappij is er noodgedwongen een van communicatie, verkeer, handel, samenwerking, dat is onze absolute menselijke biotoop.

    Er is geen uitweg. De mens is een sociaal, cultureel wezen, hij heeft zijn omgeving nodig, zij hoort even onvervreemdbaar bij zijn bestaan als de lucht die hij inademt.

    Als we dat aanvaarden, kunnen we onze beste krachten wijden aan onze omgeving, onze medemens, dat is al de zingeving die we behoeven.

    Er is geen nood aan een dichtbevolkte Olympus, een almachtige schepper, een verlosser, een hiernamaals als beloning of straf, een kerk of staat die voor anderen bepaalt wat intrinsiek goed of kwaad is.

    Er is geen andere moraal dan die ons samenleven mogelijk maakt. En wijzelf bepalen onder mekaar hoe dat moet, met vallen en opstaan, en dromen misschien tegen beter weten in maar desondanks onverdroten van een wereldwijd vredelievend samenwerkende gemeenschap van evenwaardige mensen.


    23-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stapel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Stapel

    Heel onlangs gebruikte een nieuwslezer op TV de uitdrukking stapelvoedsel.

    Toevallig heb ik er een goed idee van wat hij bedoelde, maar evident is dat niet, lijkt me.

    Nochtans is stapel een duidelijk woord, zij het met meer dan een betekenis. Ik ben stapel op jou… Ben je stapel? Hij was stàpel. Leg dat op een stapel. Een brandstapel? We zetten dat plan op stapel. Niet te hard van stapel lopen. Een stapelplaats. Dat schaap is dicht van stapel (het heeft een dikke vacht).

    Stapel betekent dus onder meer: heel erg, in grote mate.

    De wortel is stap, trede dus, pas, schrede. Een stapel is een reeks van stappen, een op elkaar leggen van elementen zodat het een aanzienlijke hoeveelheid wordt.

    In het Duits hebben we Staffel, met vrijwel dezelfde betekenis als in het Nederlands. Een bijzonder geval is de militaire term: Staffel is dan een legerafdeling, zoals in de infame Schutzstaffel, de SS.

    Het Franse étape is een verwant van onze stap, een van de verouderde betekenissen is trouwens stapelplaats.

    Ook in het Engels heeft staple de betekenis van belangrijk, voornaam, en dan vooral of vrijwel uitsluitend in de vaste uitdrukking: staple food, het belangrijkste voedsel dat men gebruikt. In het Verre Oosten is rijst the staple food. In The New Yorker verscheen destijds een machtige artikelenreeks van E.J. Kahn Jr. over de staple foods in de wereld, waarin nagegaan werd hoe de belangrijkste voedingsbronnen ontstaan en geëvolueerd waren.

    Van Dale volgt hier het Engels gedwee: stapelvoedsel is brood, rijst, aardappelen; er staat een blauwe aanduiding bij die zegt dat het een leenvertaling uit het Engels is. Misschien is dat het geval in het jargon van bepaalde ongeduldige wetenschappers die een onnatuurlijke behoefte hebben om de staande uitdrukking klakkeloos uit het Engels te ‘vertalen’. En een Vlaamse journalist die een Engelse tekst van het net plukt of in zijn elektronische brievenbus krijgt, zal bij het lezen van de wat ongewone uitdrukking staple foods even de vertaal-Van Dale raadplegen en concluderen dat stapelvoedsel goed Nederlands is en het blindelings overnemen. En toch zag ik de brave man even aarzelen en het woord voorzichtig in de mond nemen, alsof hij hoe dan ook zijn twijfels had.

    En die heb ik ook.

    Stapelvoedsel… ben je stapel? Waarom een bastaard maken, als er een perfect verstaanbare term bestaat, namelijk basisvoedsel? Hoeveel mensen hebben ‘stapelvoedsel’ begrepen? Terwijl iedereen ‘basisvoedsel’ zonder verpinken zou aangehoord hebben. Waarom dus een leenvertaling gebruikt als dat niet nodig is? Je gaat toch ook geen voedsel (suiker? melk?) lenen bij de buren als je er zelf nog genoeg in huis hebt?

    Stapelvoedsel is een overbodig woord, een nutteloze ontlening, een onnadenkend gemaakte bastaard, een irritante toegeving aan jargonitis, een luie aanslag op de taaldemocratie.

    Stapelvoedsel is geen Nederlands, maar Nengelands, geen Vlaams, maar Vlengels.


    21-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ex Libris: twee van John Banville
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    John BANVILLE, The Sea, 2005, 263 pp. paperback

    id., Doctor Copernicus, 1976, 281 pp. paperback

    The Sea van John Banville was de winnaar van de Man Booker Prize 2005, wellicht de meest bekende Britse ‘literaire competitie’. Dat betekent natuurlijk onmiddellijke bekendheid en dus goede verkoopcijfers.

    Dit waren de winnaars in de voorbije 20 jaar:

    2005 - John Banville, The Sea
    2004 - Alan Hollinghurst, The Line of Beauty
    2003 - DBC Pierre, Vernon God Little
    2002 - Yann Martel, Life of Pi
    2001 - Peter Carey, True History of the Kelly Gang
    2000 - Margaret Atwood, The Blind Assassin
    1999 - J M Coetzee, Disgrace
    1998 - Ian McEwan, Amsterdam
    1997 - Arundhati Roy, The God of Small Things
    1996 - Graham Swift, Last Orders
    1995 - Pat Barker, The Ghost Road
    1994 - James Kelman, How Late It Was, How Late
    1993 - Roddy Doyle, Paddy Clarke Ha Ha Ha
    1992 - Michael Ondaatje, The English Patient
    1992 - Barry Unsworth, Sacred Hunger
    1991 - Ben Okri, The Famished Road
    1990 - A S Byatt, Possession
    1989 - Kazuo Ishiguro, The Remains of the Day
    1988 - Peter Carey, Oscar and Lucinda
    1987 - Penelope Lively, Moon Tiger
    1986 - Kingsley Amis, The Old Devils

    Geef toe, dit is beslist indrukwekkend gezelschap. Alle reden dus om het boek te kopen. In december vorig jaar las ik het en kocht meteen daarna enkele andere werken van hem, onder meer de trilogie Doctor Copernicus (’76), Kepler (’81), The Newton Letter (’82), verzameld in één band voor een zeer zacht prijsje (Picador). Daarvan las ik het eerste en grootste deel enkele dagen geleden.

    John Banville is een literair beest. Voor hem is schrijven duidelijk geen vrijblijvend tijdverdrijf, geen woeste neerslag van wilde opwellingen. Zijn stijl is wat ze elaborate noemen, bewerkelijk, of zoiets: er is serieus professioneel aan gewerkt. Op elke bladzijde prijkt ten minste één aforisme, een zin die je zo in een citatenboek kan stoppen. Elke alinea heeft een woord dat je even doet fronsen en vervolgens naar het woordenboek grijpen. Er wordt vaak geciteerd in vreemde talen. Bij heel wat passages heb je ten minste de indruk er verwezen wordt naar bladzijden uit de wereldliteratuur. Sommige beelden lijken zo overgenomen uit filmklassiekers of schilderijen die je ooit zag in kunstboeken of de wereldmusea. En toch is het een ongemeen levendig auteur, je blijft zonder moeite doorlezen, geboeid door het verhaal dat zich gestadig of met onverwachte revelaties ontvouwt, getroffen door de eerlijke ernst waarmee de lotgevallen van levensechte mensen worden verhaald alsof het dragende elementen uit de wereldgeschiedenis waren. In het geval van Copernicus is dat ook zo.

    Laten we daarmee dan maar beginnen.

    Het gaat dus inderdaad om de levensbeschrijving van Nicholas Koppernigk (19 februari 1473 – 24 mei 1543), de eponieme geleerde van de revolutie die de wereld letterlijk op zijn kop zette. De auteur geeft in een bijlage enkele bronnen aan die hij heeft geraadpleegd, maar zegt dat hij nog veel meer heeft gelezen om en rond zijn onderwerp. Hij duidt enkele rechtstreekse (en anachronistische) citaten aan, maar zegt dat hij verder ook uitvoerig heeft geciteerd uit de werken van Copernicus zelf. Het is onduidelijk of allerlei nevenfiguren ontsproten zijn aan de verbeelding van de auteur, dan wel gebaseerd zijn op die bronnen. Het ziet ernaar uit dat de belangrijkste figuren wel een historische grond hebben, de secundaire wellicht niet. Maar ook de belangrijke figuren worden niet wetenschappelijk uitgewerkt, het zijn duidelijk romanfiguren. Vele details zijn ongetwijfeld verzonnen ofwel historisch maar louter willekeurig aan bepaalde personages toevertrouwd, zo goed zijn de bronnen nu ook weer niet dat we bijvoorbeeld de kleur zouden weten van het kleed dat de huisvrouw van Copernicus droeg.

    Het is dus een historische roman. In een andere bijdrage had ik het al over dat genre, zie Andrew Miller, Ingenious Pain. Het is ook een merkwaardig indrukwekkende historische roman. Met uiterste zorg voor detail wordt een onverbiddelijk beeld geschetst van Europa in die cruciale periode waarin de mens zich moeizaam oprichtte uit modder van de Dark Ages en herboren werd in de van optimisme blakende Renaissance. Dat op zichzelf maakt het al de moeite waard om het boek te lezen. De complexe figuur van Koppernigk wordt ons voorgesteld als een levend wezen, een kind van zijn tijd. De auteur heeft zorgvuldig vermeden de vrij ingewikkelde technische kant van de astronomische revolutie te beschrijven: al vroeg in het boek krijgt Koppernigk als in een Damascus-ervaring dat ene inzicht: de aarde is niet het centrum van de wereld, het is een van de planeten die om de zon draaien. Hoe hij precies tot dat inzicht is gekomen wordt niet verhaald. Er zijn beschrijvende algemene verwijzingen naar waarnemingen, naar observatoria en wetenschappelijke instrumenten, maar je ziet als het ware de astronoom niet aan het werk, eerder een kamergeleerde die meer bezorgd is om filosofische en vooral theologische vraagstukken en valkuilen. Voor mij was dat lichtjes teleurstellend. Het is dus een geromantiseerde levensbeschrijving, geen wetenschappelijke. De aandacht gaat helemaal naar de lotgevallen van de personages, niet naar de analyse van de ontdekking en de argumenten van de revolutie. En toch staat die ontdekking centraal in het boek, als rode draad en als metafoor voor het ontwaken van de moderne mens, de bevrijding uit het louter overgeleverde, de autonomie van de onderzoeker, het begin van de aftakeling van het onverantwoorde religieuze gezag. Van dan af staat de mens centraal in het universum, niet de zon, die verzengende metafoor voor een almachtige, alles verslindende god. Copernicus zelf zal dat ontkennen, bij monde van de auteur, en de traditie wil dat hij zich tot het laatst verzet heeft tegen de publicatie van zijn levenswerk. Hij bleef inderdaad een kind van zijn tijd, net zoals Roger Bacon dat was (1214-1294), een van de eerste geleerden die zich afzetten tegen de deprimerende onaanvechtbare, oorlogszuchtige orthodoxie van de kerk; de voornaamste reden die hij, Bacon dus, aangaf om de kalender (zie mijn vorige bijdrage daarover) te herzien was dat men de heiligen zou vieren op de verkeerde datum…

    Hoezeer ik ook genoten heb van de roman die Banville schreef over Koppernigk, toch bleef mijn intellectuele nieuwsgierigheid naar zijn levenswerk onbevredigd. Men zou dat ook als een verdienste kunnen zien: dank zij dit boek ben ik gaan snuffelen in encyclopedieën en meer gespecialiseerde werken… Daarover waarschijnlijk later meer. Hoor ik daar iemand zuchten?

    En dan iets helemaal anders: The Sea. Anders? Zeker, en niet alleen omdat er dertig jaar tussen de twee werken liggen. Zeker, je herkent meteen de meesterlijke stijl van Banville in het recente boek, hij is zichzelf trouw gebleven, gelukkig maar. Het valt meteen ook op wat een verrassend jong talent hij moet geweest zijn: hij was pas 31 jaar oud (°1945 in Ierland) toen zijn roman over Copernicus verscheen!

    The Sea is een summa, een gebalde compilatie van alles wat de zee bij ons mensen oproept. Er is een verhaallijn die, zoals dat sinds Joyce ongeveer verplicht is, niet rechtlijnig verloopt, er zijn de flashbacks en –forwards waarmee ook de film meestal ten onrechte meent diepzinnig te zijn, er is de grote en de kleine liefde, witte en inktzwarte leugens, een freudiaans geheim uit de kinderjaren dat de volwassenen over de tijd en de dood met zich meedragen. Er is ziekte, dood, erfenis, overleven en levend begraven worden in gewenning, compromis, conventioneel denken, kleinburgerlijkheid.

    Ligt het aan de beschreven tijd, aan het onderwerp? Ik vond Doctor Copernicus meer diepgaand dan het hedendaagse The Sea. Daarom kijk ik al uit naar wat hij over Kepler en Newton te vertellen heeft, en ook hoé hij dat doet. En dan zijn er nog een aantal romans van hem die liggen te wachten.

    Ik weet niet meer waar ik het voor het eerst gelezen heb, maar het is een leuke anekdote: iemand vroeg aan zijn gastheer, die hem trots zijn bibliotheek toonde, ietwat uitdagend: en, heb je al die boeken gelezen? Waarop de gastheer: ik kan me niets ergers voorstellen dan een bibliotheek waarvan ik alle boeken al zou gelezen hebben!

    En nu ik op pensioen ben heb ik de tijd om te lezen, boeken die ik in de voorbije vijfenveertig jaar verzamelde of wat de media en het toeval nu in mijn schoot doen vallen.
    Bliss!


    19-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De boom van groot verdriet

    In Leuven staat een imposante boom in de voortuin van het Atrechtcollege, op het hoogste punt van de Naamsestraat, huisnummer 63. Het is een Sophora Japonica, vulgo Japanse honingboom. Van het geslacht Sophora bestaan er meer dan 50 soorten; Sophora japonica gedijt in gematigd klimaat. De meeste andere soorten groeien op Hawaï, in Nieuw-Zeeland en op Mauritius. Sophora komt niet uit Japan, zoals japonica aangeeft, maar uit China en Korea, waar hij vooral als tempelboom en heilige boom op begraafplaatsen staat. In 1747 werden de eerste zaden door een Franse jezuïetenmissionaris naar de Botanische tuin in Parijs gestuurd. Sophora’s kunnen vrij oud worden. Die in Leuven stamt uit de 18de eeuw. Op de afbeelding zie je een tak ervan in de linker bovenhoek.

    In de studentenfolklore stond die boom bekend als de boom van ’t groot verdriet; in het Atrechtcollege was destijds een vrij strenge meisjespedagogie gevestigd. Mannelijk bezoek was niet toegelaten, en de jongedames moesten na 19 uur binnen blijven, daarover waakten hoge ijzeren hekkens en enkele martiale vrouwelijke religieuzen.

    Na de verhuis van de Franstalige universiteit naar Louvain-la-Neuve werd de dienst Studieadvies erin ondergebracht, na een restauratie onder de leiding van ‘Dolf’ Verheyden, de onlangs overleden flamboyante hoofdingenieur van de Technische diensten van de Universiteit. Bij die gelegenheid werd de boom gekandelaard en ook de lage muur aan de straatkant, die door de wortels steeds verder op het voetpad werd gedreven, werd hersteld, wellicht nadat de wortels aan die kant ingekort waren. De boom doet het nog steeds goed. Ook de hekkens verdwenen toen.

    Ik was verrast in een oud schoolboek van Lut, de nog zeer goed leesbare Nederlandse Poëtica (1960, derde druk) van Achilles Mussche, een verwijzing te vinden naar een gedicht van Henriëtte Roland Holst-Van der Schalk, uit haar bundel De Vrouw in het Woud. Toevallig had ik een jaar of zo geleden een exemplaar van die bundel tweedehands en vergeeld gevonden, de derde druk uit 1923, gesigneerd door priester en essayist Remi Van de Moortel, een vriend van André Demedts, volgens mijn collega-cultuurblogger Luc (enmaria), die daar aan hem, Van de Moortel, een gedicht wijdt.

    De titel van het gedicht van Henriëtte RH-VDS is namelijk: De Boom van Groot-Verdriet (pp. 138-146). Het is een lang uitgesponnen allegorie, die vandaag niet onmiddellijk meer aanspreekt. Toch een citaat:

    De weinigen die zijn schaduw niet ontvluchten

    en stil neerzitten aan zijn breeden voet,

    weten niet allen hoe de vreemde vruchten

    te openen als hij die vallen doet.

    Zou het kunnen dat de benaming van de boom zijn oorsprong heeft in dit gedicht? Henriëtte RH-VDS was toentertijd aardig bekend bij onze Vlaamse en flamingante, ook katholieke intelligentsia, zoals blijkt uit de verwijzing van Achilles Mussche en de signatuur van Remi Van de Moortel.

    En bij de vreemde vruchten gaan bij mij onvermijdelijk belletjes rinkelen die verwijzen naar dat ander gedicht, Strange Fruit uit 1938 en naar de ballad die Lady Day, Billy Holiday ervan maakte; zie mijn bijdrage daarover in het overzicht hiernaast.




    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Bijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!