Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (76)
  • God of geen god? (173)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (244)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    14-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Individu, cultuur en samenleving
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op een van de forums van Seniorennet nam ik enige tijd geleden deel aan een levendige discussie over de plaats van het individu in de maatschappij. Vaak ging het daarbij over de integratie van allochtonen: zij zijn zo anders dat ze niet in onze maatschappij passen.

    Ik heb mijn argumenten en reacties bijeengebracht en in een ietwat breder kader gezet. Het is een wat losser betoog dan men van mij gewoon is, daarvoor vraag ik welwillend begrip.

    Om het wat overzichtelijk te houden heb ik er een aantal afleveringen van gemaakt. Dit is het eerste deel.

     

    Allochtonen, ook al zijn ze hier derde generatie, hebben hoe dan ook een andere cultuur hebben dan de ‘onze’ en kunnen daardoor niet thuishoren in onze maatschappij;  ze kùnnen zich zonder meer niet integreren. Het is een argument dat men vaak hoort.
    Daarbij overschat men het aandeel van de ‘eigen cultuur’ in de mens, en onderschat men het algemeen menselijke en het specifiek individuele. Een mens is een mens, het doet er niet echt toe wat voor mens we tegenover ons zien staan, wat zijn huidskleur, geslacht, geschiedenis, cultuur is. Om aan te tonen dat 'educatie' niet echt belangrijk is in die discussie heb ik op mijn blog een quiz gezet die test wat we van onze eigen cultuur weten. Ik daag iedereen uit om die eens te proberen, de vragen zijn echt niet vergezocht. Als je dan ziet hoe weinig wij van onze cultuur weten, en hoe weinig Marokkanen bijvoorbeeld net zo van de hunne, dan is er kans dat we toch met mekaar kunnen praten.

    Wat ik bedoel is dat we wat dieper moeten kijken dan dat laagje vernis dat we cultuur noemen. Het belang van culturele verdwijnt in het niet als we zien hoe groot de verschillen zijn tussen de mensen met dezelfde cultuur. Hoe nauw verwant voel ik mij met mede-Vlamingen als de Leuvense politiecommissaris? FDW van het VB? Voormalig rector Oosterlinck van de Leuvense universiteit? Of met president George Bush, paus Benedetto of Silvio Berlusconi, om maar een paar personen te noemen met op papier en in principe dezelfde cultuur? En hoe weinig verschil ik van allochtone medeburgers die hier geboren zijn en hier hun volledig onderwijs hebben genoten? Er is meer dat ons met hen bindt dan dat er ons scheidt, als we maar de moeite willen doen om zo naar hen te kijken.

    Men verwijt de allochtone moslims dat zij vanuit hun godsdienst onverdraagzaam zijn tegenover onze westerse maatschappij en de vrijheid van het individu. Maar de katholieke kerk en de katholieke zuil hebben nooit iets anders gedaan dan zich met dogmatische regeltjes verzetten tegen de vrijheid van dat individu. Als we nu echt heel erg ons best doen en even eerlijk zijn, en dan vijftig jaar achterom kijken, hier in ons eigen landje: getrouwde vrouwen mochten geen onderwijzeres zijn in de katholieke scholen. Koppels zaten gescheiden in de kerk. Op vrijdag geen vlees. De zondag alleman in de kerk. Vrouwen met een hoed of voile. De bisschop van Brugge die zei dat stemmen voor de Volksunie zondig was. De paus van Rome die zei dat zich laten inenten tegen koepokken zondig was (dat was iets vroeger, akkoord). Zwemmen in het openbaar verboden voor vrouwen. Vrouwen die in de fabriek werken waren goddeloos. Een lange broek dragen was ondenkbaar voor een vrouw. Gescheiden mensen mochten (mogen!) de communie niet ontvangen. De parochiepriester die rondgaat om de ouders aan te sporen meer kindjes te maken (en ondertussen gauw ook even de St.-Pieterspenning int, die infame onzichtbare belasting die Rome’s wereldlijke belangen in stand hield).
    Herken je bepaalde toestanden als je naar de moslims kijkt? Wij waren en zijn niet beter dan zij…
    Wees toch niet zo angstig, stoor u toch zo niet aan wat oppervlakkig wat anders is dan jij, zoek het gelaat dat achter duizend jaar geschiedenis zit. Laat duizend bloemen bloeien. Wees jezelf, en laat ruimte aan anderen om dat ook te doen, op hun ritme. Geef die mensen wat tijd en wat welstand, en je zal wat zien.
    Als je wil zien.
    En anders moet je je tijd maar verdoen met kankeren, dat is mode hier en nu, zeker onder intellectuelen die niets tekort hebben. Onze tijd hier is beperkt, het grootste deel zit er al op voor ons senioren, waarom toch voor onze laatste jaren zitten zeuren? Kijk naar de leliën des velds en de vogels in de lucht...


    13-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De antwoorden op de quiz
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hier dan de oplossingen.

     

     

    Een regulateur vond je vroeger in elke keuken, elk salon. Het is geen klok voor de duivensport, dat is een constateur; beursverrichtingen regelt niemand, anders de bak in! Het is dus een uurwerk met verstelbaar slingergewicht in een langwerpige kast: met het gewicht kan je de klok perfect afregelen. Vooral de Weense exemplaren met een houten slingerstaaf die op de seconde tikken, zijn heel mooi.

    Igor Stravinsky componeerde Le sacre du printemps, de eerste opvoering in 1913 was een schandaal.

    A score is 20 stuks, soms ook ‘heel veel’.

    Er zit 24 ‘blad’ in een ‘boek’ papier, en in een riem 20 boek, dus samen 480 blad, meestal afgerond tot 500.

    Zo’n beeldje dat de Japanners traditioneel aan een koordje aan hun gordel hangen is geen surimi, gelukkig, want dat is nep-krabvlees; wel netsuke, en Kazuo Ishiguro is de naam van de auteur van onder meer The remains of the Day, mooi verfilmd ook.

    Palingkruid is niet citroenkruid of citroenmelisse, maar salie.

    Dat ander essentieel ingrediënt voor paling in ’t groen is geen brandnetel, daar maak je hoogstens soep mee; zurkel of zuring is juist, niet altijd gemakkelijk te vinden, zeker niet vers. Zuurkool was een grapje: paling in ’t groen met zuurkool? Ugh…

    De maan heeft maanfasen. Venus heeft geen maanfasen, maar wel fasen zoals de maan.

    Milo in ‘de Venus van Milo’ is niet Meiloon, die beeldhouwer heb ik verzonnen; wel de Nieuwgriekse naam voor Melos, het eiland waar men het beeld vond in 1820; de man die de arm ontvreemde zullen we wel nooit kennen.

    Rubberhout is geen waterdicht hout waarmee men kano’s maakt, die werden vroeger van berkenbast gemaakt; ook geen veerkrachtig hout voor roeispanen, al vind ik dat zelf goed gevonden; het is dus het hout van de bomen die latex leveren; vroeger werd dat weggegooid eens de boom uitgeput, nu wordt het volop gebruikt, onder meer voor kapblokken in de keuken en voor speelgoed, het heeft een prachtige blonde kleur.

     ‘Kwikzand’ is misschien wel bijna zo glibberig als kwik, maar het heeft er niets mee te maken; het is ook zand waarin je rap wegglijdt, maar kwik betekent hier niet rap, het is dus ‘levend’ zand; in het Engels heeft men ook een restant met die betekenis in de uitdrukking ‘the quick and the dead’, die bij de terugkeer van de Messias zullen geoordeeld worden.

     ‘Iemand op de korrel nemen’ doe je niet met de loden balletjes in de cartouche, noch met een korrel zout, maar met het richtpunt op de loop van een vuurwapen.

    Joden dragen een keppeltje. Bisschoppen ook. Dat is geen biretta of baret, maar een solideo, omdat het alleen voor God werd afgezet, soli Deo; het alpijntje drogen onze (groot)ouders, een zwart vilten soort alpinomuts.

    De … die men na een opsomming zet zijn wel puntjes, maar de naam is beletselteken, en niet et cetera...

    Het lettertype Times New Roman is niet het gemaakt voor het Vaticaan, noch voor de Franse Nouveau roman, maar voor de krant The Times in de jaren dertig.

    Het woord delete op je toetsenbord is niet van het Frans délire, dat is een waandenkbeeld, een delirium; ook niet van dat gekke Engelse letterwoord, maar van het Latijn delere, uitvegen, maar dan via het Engels, akkoord.

    Een * is geen asterix, dat is zoals Nero een stripfiguur. De ampersand ziet er zo uit: &; dus is het een asterisk, van het Griekse asteriskos, een sterretje.

    De herautenstaf met twee slangen die onder meer als symbool voor de geneeskunde gebruikt wordt is misschien wel een embleem, maar de naam is de caduceus; calumniëren is belasteren.

    Een Zaanse klok is niet genoemd naar de verzonnen fabrikant, Zaan en zonen, ook niet naar Xanten aan de Rijn, dus naar Zaandam, waar ze oorspronkelijk gemaakt werden; Atlas prijkt op de bel, een ruitertje op de slinger, en de koperen gewichten zijn mooi druppelvormig.

    Het gif dat Socrates toegediend kreeg volgens de traditie was het vaste gif voor dergelijke doodstraffen in het oude Griekenland, niet dolik, dat wel verdovende eigenschappen heeft, maar de veel gevaarlijker dollekervel of gevlekte scheerling; de doldrums noemde men de windluwe streken rond de evenaar.

    Een tuimelaar is zowel een acrobaat, een onderdeel van het mechanisme van een beiaard als een duivensoort die tuimelend naar beneden komt, en ook nog een tiental andere betekenissen, volgens Van Dale.

    Ik hoop dat je ervan genoten hebt. En ik heb weer een paar van die mythische woorden wat verhelderd.

     

     

     


    12-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Quiz
    Klik op de afbeelding om de link te volgen



















    Even quizzen? Hier komen de vragen, morgen de oplossingen.

     

    Laten we simpel beginnen. Een meerkeuzevraagje.

    Wat is een regulateur?

    -       een klok voor de duivensport

    -       iemand die de beursverrichtingen regelt

    -       een uurwerk met verstelbaar slingergewicht in een langwerpige kast

    Gevonden? Dan doen we verder. Muziek?

    Wie componeerde Le sacre du printemps?

    Makkelijk… Hoe goed is uw Engels?

    Hoeveel is a score?

    -       20

    -       24

    -       124

    Nu we toch over hoeveelheden bezig zijn: hoeveel ‘blad’ zit er in een ‘boek’ papier?

    -       12

    -       24

    -       36

    En in een riem?

    -       12 boek

    -       20 boek

    -       100 boek

    Niet gemakkelijk… Je moet al van de stiel zijn om dat te weten. Daarom weer wat gemakkelijker: hoe heet zo’n beeldje dat de Japanners traditioneel aan een koordje aan hun gordel hangen?

    -       surimi

    -       netsuke

    -       ishiguro

    Culinair nu. Welk kruid noemde men palingkruid?

    -       citroenkruid

    -       citroenmelisse

    -       salie

    En wat is een ander essentieel ingrediënt voor paling in ‘t groen?

    -       brandnetel

    -       zurkel of zuring

    -       zuurkool

    Iets helemaal anders. De maan heeft maanfasen. Venus ook?

    Nog over Venus: wie of wat is die Milo in ‘de Venus van Milo’?

    -       Meiloon, de beeldhouwer

    -       Melos, het eiland waar men het beeld vond

    -       Miloon, de man die de arm ontvreemde

    En nog wat anders: wat is rubberhout?

    -       waterdicht hout waarmee men kano’s maakt

    -       veerkrachtig hout voor roeispanen

    -       hout van de bomen die latex leveren

    Wat betekent kwik in ‘kwikzand’?

    -       zo glibberig als kwik

    -       zand waarin je rap wegglijdt

    -       ‘levend’ zand

    Wat is de korrel in de uitdrukking ‘iemand op de korrel nemen’?

    -       de loden balletjes in de cartouche

    -       een korrel zout

    -       het richtpunt op de loop van een vuurwapen

    Joden dragen een keppeltje. Bisschoppen ook. Hoe heet dat dan?

    -       biretta

    -       solideo

    -       alpijntje

    Hoe noemt men de … die men na een opsomming zet?

    -       puntjes

    -       beletselteken

    -       etcetera

    Waarom heet het lettertype Times New Roman?

    -       het is gemaakt voor het Vaticaan

    -       voor de Franse Nouveau roman

    -       voor de krant The Times

    Waar komt het woord delete op je toetsenbord vandaan?

    -       van het Frans délire, weglezen

    -       van het Engels: Destroy Each Line Each Time End

    -       van het Latijn delere, uitvegen

    Hoe heet een *?

    -       een asterix

    -       een ampersand

    -       een asterisk

    Hoe heet de staf met twee slangen die onder meer als symbool voor de geneeskunde gebruikt wordt?

    -       emblema

    -       caduceus

    -       calumneus

    Waarom heet een Zaanse klok zo?

    -       naar de fabrikant, Zaan en zonen

    -       naar Xanten aan de Rijn

    -       naar Zaandam

    Welk gif kreeg Socrates toegediend?

    -       dolik

    -       dollekervel of gevlekte scheerling

    -       doldrum

    Wat is een tuimelaar?

    -       een acrobaat

    -       een onderdeel van het mechanisme van een beiaard

    -       een duivensoort die tuimelend naar benedenkomt

     

    We stoppen ermee. Morgen verschijnen de oplossingen.

     

     


    11-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris: Arthur Koestler
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ex Libris: Arthur Koestler, The Sleepwalkers. A History of Man’s Changing Vision of the Universe, 1959, 623 pp., Pelican Paperback, In ‘t Profijtelijk Boeksken, €3.

    Ik was blij verrast toen ik dit boek vond. Had ik niet in mijn bespreking van John Banville’s boek (zie het overzicht hiernaast) over Copernicus ‘geklaagd’ dat de wetenschappelijke en filosofische kant van het verhaal het moest afleggen tegen het in mijn ogen minder essentiële en overigens grotendeels verzonnen verhaal van de mens Koppernigk en zijn omgeving?

    Hier krijgen we het zelfde verhaal als in de trilogie van Banville: Copernicus, Kepler, Newton, met als bonus de voorgeschiedenis vanaf de Babyloniërs zoals die ook werd aangebracht in Duncan’s De Kalender (zie het overzicht hiernaast).

    De auteur is zelf een schrijver van de allereerste orde, zijn Darkness at Noon, over de zuiveringen in de Stalinistische jaren ‘30, staat terecht bekend als een klassieker van de 20ste-eeuwse literatuur. Hij werd geboren in 1905 in Boedapest, studeerde in Wenen, werd internationaal journalist: als verslaggever van de Spaanse burgeroorlog werd hij gevangen genomen door Franco’s troepen en zelfs ter dood veroordeeld. De tweede WO beleefde hij als lid van het Franse Vreemdelingenlegioen en het Britse leger. Daarna werkte hij voor de BBC en als zelfstandig schrijver; hij was ook een veelgevraagd spreker voor lezingen. Naast literatuur en wetenschappelijke werken zoals dit boek, produceerde Koestler later in zijn leven ook enkele eerder controversiële werken, onder meer over het ontstaan van de Europese Joden (hij was zelf ook van Joodse afkomst), en over paranormale verschijnselen. Hij had een kwalijke reputatie wat vrouwen betreft. In 1981 pleegde hij samen met zijn laatste echtgenote zelfmoord, hij leed toen aan leukemie en Parkinsons ziekte.

    Dit boek is meer dan wetenschappelijke vulgarisatie: het is wetenschap op het scherp van de snee. Hij analyseert de geschiedenis en de evolutie van de wetenschap tot op onze dagen met een vlijmscherp inzicht en verwoordt dat in een uiterst boeiend verhaal, gegoten in beeldend Engels. Zo hoort het, ik wou dat al mijn professoren zo hadden gedoceerd. Ik ben wellicht uit de tijd, maar dit zou verplichte lectuur moeten zijn op alle secundaire scholen.

    Het gedeelte over Kepler beslaat ongeveer 100 bladzijden, maar verveelt geen ogenblik. Er is ook een sectie over Galilei van amper 70 bladzijden, maar ze lijken veel langer dan zelfs de 200 ervoor. Waarom? Het verhaal van Keplers ontdekkingen is een echte thriller: je bent echt betrokken bij de ontdekking van de basiswetten van de beweging van de hemellichamen.

    Het verhaal van het proces van Galilei en de Inquisitie wordt gelardeerd met ruime uittreksels uit briefwisseling en officiële documenten en daaruit blijkt dat Galilei, althans wat de astronomie betreft, niet de vooraanstaande geleerde was die hij voorgaf te zijn en dat zijn veroordeling grotendeels het gevolg was van zijn eigenwijze, zeer agressieve maar inhoudelijk inepte, slecht onderbouwde en zelfs onwetenschappelijke manier van debatteren in woord en geschrifte. Natuurlijk had de Kerk het toen over de grond van de zaak bij het verkeerde eind, maar vooral Galilei’s onvermogen om de stellingen van Copernicus afdoende te bewijzen, heeft de evolutie van de opvattingen binnen de Kerk zeer negatief beïnvloed. Het is een ontluisterend portret van een kleingeestig man; een les voor wie al te gemakkelijk aanvaarde ideeën koestert, een aansporing om steeds de vraag te stellen: is dat wel zo?

    Wie een ernstig maar uitermate vlot lezend boek zoekt over de grote vragen van de wetenschap en religie en over de plaats van de mens in het universum, zal hier zeker niet teleurgesteld worden, en een rijkdom aan informatie en overtuigende inzichten vinden. Ik wou dat ik dit boek veel eerder had gelezen.

    In het Engels is het boek nog steeds te koop, bij Proxis bijvoorbeeld. In Nederlandse vertaling heb ik het niet teruggevonden, helaas. Er is wel een ruime keuze aan boeken van Koestler bij het Profijtelijk Boeksken, ook in het Nederlands, hun website vindt je hiernaast.


    07-07-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zodiak: de Dierenriem
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dierenriem

    Stel u ons zonnestelsel voor als een platte ronde schijf. Het middelpunt is de zon. De planeten, waaronder de aarde, beschrijven op die schijf concentrische cirkels.

    Als we nu van op de aarde naar de planeten en naar de zon kijken, dan volgen die allemaal een zelfde beweging: ze gaan op in het oosten en gaan onder in het westen. Dat komt omdat de aarde zelf om haar as draait van west naar oost, dus in tegenwijzerzin.

    Aangezien alle planeten ongeveer in hetzelfde vlak liggen als dat van de zon en de aarde, ziet het er van op de aarde gezien uit alsof ze allemaal een zelfde baan aan de hemel volgen, ze zijn dus allemaal te zien op ongeveer dezelfde hoogte aan de hemel. In feite zijn er wel wat onderlinge verschillen, maar als we de uitersten nemen dan is dat een baan van ongeveer 20° breed aan de hemel.

    Als we naar de sterren kijken die zich bevinden op de achtergrond van de zonnebaan aan de hemel, dan verschijnen daar in de loop van het jaar verschillende sterren. Dat komt omdat de aarde in één jaar om de zon draait; als we van op de aarde naar de zon kijken, zien we tijdens die tocht steeds andere sterren, die pas een jaar nadien weer daar zijn. Let wel: die waarnemingen gebeuren overdag, en dat maakt het natuurlijk extra moeilijk om die sterren te zien, of de planeten er tussendoor.

    Van in de oudheid waren er al een duizendtal sterren geïdentificeerd en hun plaats nauwkeurig bepaald, evenals hun grootte en/of helderheid, en wanneer ze verschenen.

    Ook de sterren op de achtergrond van de zonnebaan heeft men na vele observaties kunnen vastleggen. Toevallig droegen verscheidene van die sterrengroepen namen van dieren. Vandaar dat men de reeks van sterren die in de loop van een jaar achter de zon verschijnen de dierenriem is gaan noemen, in het Grieks zodiakon, de zodiak.

     

    Dit zijn dan de sterrenbeelden van de dierenriem:

     

    Aquarius - Waterman - 20 januari

    Pisces - Vissen - 19 februari

    Aries - Ram - 21 maart

    Taurus Stier - 20 april

    Gemini - Tweelingen - 21 mei

    Cancer - Kreeft - 21 juni

    Leo - Leeuw - 23 juli

    Virgo - Maagd - 23 augustus

    Libra - Weegschaal - 23 september

    Scorpius, -io - Schorpioen - 23 oktober

    Sagittarius - Boogschutter - 22 november

    Capricornus - Steenbok - 22 december

     

    En in het Engels, met het gebruikelijke symbool:

     

    Aquarius        Water Bearer     

    Pisces            Fish                   

    Aries             Ram                  

    Taurus          Bull                   

    Gemini          Twins                

    Cancer           Crab                  

    Leo                Lion                  

    Virgo              Virgin                        

    Libra              Balance             

    Scorpius/io     Scorpion  

    Sagittarius      Archer               

    Capricornus    Goat                 

     

    We zijn tot nog toe braaf en ernstig wetenschappelijk gebleven.

    Er is anderzijds ook wat men een pseudo-wetenschap noemt: de astrologie, die zich ondermeer ook met de zodiak bezig houdt. Dat is een zeer oud verhaal, dat begonnen is samen met de eerste astronomische waarnemingen en heeft geduurd tot het ontstaan van de wetenschappelijke astronomie, met de uitvinding van de telescoop en de vernieuwingen in de wiskunde, de natuurkunde en andere takken van de wetenschappen vanaf 1600. Ook nadien zijn er nog heel wat mensen met astrologie bezig geweest, en ook vandaag leest zowat iedereen horoscopen.

    Het verschil is dat vroeger de astrologie ook beoefend werd door de grootste wetenschappers, zoals Kepler en Tycho Brahe, terwijl nadien de wetenschap de astrologie gedecideerd de rug heeft toegekeerd.

     

    Wat is het principe van de astrologie? Er zijn verscheidene opvattingen, maar ze hebben alle gemeen dat men een of ander verband ziet tussen de hemellichamen en het leven hier op aarde. Dat kan heel vaag zijn, en dan lijkt het niet helemaal onaannemelijk, want die invloed is zonder meer duidelijk: de getijden bijvoorbeeld worden evident veroorzaakt door de aantrekkingskracht van de zon en de maan…

    Moeilijker wordt het wanneer men uit de stand van planeten en sterren heel concrete gebeurtenissen probeert af te leiden voor mensen hier op aarde en men de toekomst probeert te voorspellen of zelfs beïnvloeden: doe geen reizen op zaterdag de 11de, want de tekens zijn u niet gunstig op die dag… Zoiets werd vroeger door iedereen zeer, zeer ernstig genomen.

     

    We laten de astrologie maar voor wat ze is, het is een van die typische complexe menselijke activiteiten die een lange geschiedenis hebben en die moeilijk uitroeibaar blijken te zijn. Enkel wanneer kwaadwillige astrologen goedgelovige mensen proberen op te lichten moeten we daarover een streng oordeel vellen. Als onschuldig tijdverdrijf kunnen we het evengoed tolereren als bijvoorbeeld kantklossen, mountainbike racen, bierproeven, sonnetten schrijven of bidden tot de heilige Antonius als je je autosleutels niet meer vindt.


    30-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een atheïstisch manifest
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    God is de poging van de primitieve mens en elke latere zinzoeker om het systeem te duiden dat hij bespeurt in de geordende chaos. Maar waarom heeft de primitieve mens onmiddellijk aan een extern wezen gedacht? Waarom is men dat steeds blijven doen? Wij blijken nu zonder veel problemen te aanvaarden dat de dingen zijn zoals ze zijn omdat ze zo moeten zijn, ook al kennen we zeker alle wetenschappelijke details niet. Wij aanvaarden de natuurwetten, proberen die voortdurend te verfijnen en bij te stellen. Is die wetenschap deterministisch? Is ook de mens met andere woorden onderworpen aan de wetmatigheden van de natuur? Waarom zou dat zo zijn, als ook die natuur niet volledig wetmatig is… Bepaalde evoluties en sprongen zijn op louter toevallige basis gebeurd, de bekende samenloop van omstandigheden, het had net zo goed anders kunnen aflopen. Naast dat toeval is de mens, als een redelijk wezen, in staat om in te grijpen in die natuur, zijn wil op te leggen. Ook dat is niet te voorzien. Zoals de wetenschap zich langzaam ontwikkelt en verfijnt in dialoog met de werkelijkheid, zo ook de morele normen en waarden. Op een bepaald ogenblik stelt men vast dat men geen God of religie meer nodig heeft om zin te geven aan zijn leven, om zijn daden te leiden.

    En toch zijn er ondanks alles nog gelovigen...maar wat geloven zij? Zeker niet alles wat hun geloof voorschrijft. Ze geloven in God, maar welke God? Wat weet de gelovige met de pet over zijn geloof?

    En als ze het allemaal goed zouden weten, zouden ze dan nog geloven?

    Ik las net Herman Philipse, Atheïstisch manifest, 1995, 128 pp. Paperback, In ’t Profijtelijk Boeksken, Leuven.

    De auteur, hoogleraar wijsbegeerte aan de RU Leiden, schreef een lezenswaardige inleiding en drie opstellen die te maken hebben met het bestaan van God als noodzakelijke fundering voor de moraal. In het eerste opstel wil hij de stelling ontkrachten als zou je religie nodig hebben om tot valabele morele beginselen te komen. Hij wijst op de feitelijke secularisatie van de wereld, vooral door het vooruitschreiden van de wetenschap, die steeds meer domeinen van de religie afneemt. Voor denkers als Nietzsche en Dostojevski leek dat tot absolute chaos te moeten leiden, want als 'God is dood' waar is, dan geldt 'als God niet bestaat is alles toegestaan'. Ook filosofisch is er een doorgedreven secularisatie: geen filosoof die zich nog aan een godsbewijs zal wagen. Een religie zonder God... is geen religie. Ook het geweten wordt ontmaskerd als een resultaat van onze opvoeding. En toch is er een overheersende moraal in elke maatschappij. De auteur wijst daarvoor enerzijds op de genetische karakteristieken van de mens, die eerder neigt naar sociaal gedrag, omdat dit de meest efficiënte manier is van overleven. Daarnaast benadrukt hij de cultuurhistorische dimensie: allerlei regels zijn in de loop van de geschiedenis als waardevol ervaren en worden door het establishment via de opvoeding en de wetgeving doorgegeven aan de volgende generaties.

    In het tweede deel heeft hij het over het bestaan van God zelf. Het is een erg rationele wetenschappelijke analyse van het godsbegrip en een logische bewijsvoering die de filosofische onmogelijkheid van een (filosofische?) God aantoont. Enkel het atheïsme weerstaat aan de scherpe logische eliminatietheorie die de auteur opbouwt.

    In het derde gedeelte beantwoordt hij de vraag of er dan geen moraal meer mogelijk is. Hij vertrekt van het existentialisme van Sartre, waarin er geen absolute moraal meer is, maar elke handeling haar eigen morele verantwoording in zich draagt. Hij verwerpt deze oplossing als onbevredigend, quia absurd, en wijst op het geringe succes van deze filosofische richting na de jaren 60. Dan stapt hij over naar Kant, die aantoonde dat je het denken moet achterlaten om te geloven. Het geloof staat buiten alle filosofie. En dan zijn we weer bij het begin, want het geloof is uit de wereld verdwenen. De meeste gelovigen kunnen immers nog amper zeggen wat ze geloven, en de God in wie ze geloven is hen al even onbekend.

    De auteur baseert zich uiteindelijk op de evolutietheorieën voor zijn evaluatie en de fundering van de morele waarden. Zoals de soorten zich hebben aangepast aan hun omgeving en zoals degenen die zich het best aangepast hebben ook het meest succes hadden bij het overleven, zo zijn de morele gedragingen en normen die het best hebben standgehouden, door voortdurende aanpassingen, ook de meest waardevolle. Dus geen dogmatische regels afgeleid uit vaststaande algemene beginselen die door een Godheid worden geproclameerd, maar organisch groeiende en zich profilerende overleefregels.

    Wat is het toch met al die geleerde mensen die zoveel woorden nodig hebben om te zeggen dat ze niet in God geloven? Net zomin als er een godsbewijs mogelijk is, is er behoefte aan een bewijs dat hij niet bestaat. De vraag is namelijk niet of hij bestaat, want geen mens die weet wat er met dat begrip bedoeld wordt. Het dekt geen enkele lading meer, of het dekt alle ladingen die men maar wenst. De openbaringsgodsdiensten, die van 'het boek', lijden onder de aftakeling van het boek zelf: de Bijbel; joods of christelijk, noch de koran kunnen weerstaan aan de kritiek die de moderne wetenschap erop afvuurt. Het nu nog letterlijk nemen van wat erin staat is pure waanzin, die zelfs types als Bin Laden of George Bush niet meer aandurven, en dat wil wat zeggen.

    De secularisatie is een feit. Er is geen weg terug. Althans, dat hoop ik.

    Anders staat ons wat te wachten.

    ps de afbeelding hierbij is er een van Voltaire.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    29-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Laatste vier liederen, Richard Strauss
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Laatste vier liederen


    originele vertaling door Karel D'huyvetters, graag vermelden bij overname!




    Lente

     

    In deemsterende krochten

    droomde ik lang

    van jouw bomen en blauwe lucht

    van je geuren en ‘t zingen van de vogels.

    Nu lig je als ontsloten

    met glans en sier

    van licht overspoeld

    als een wonder voor mij.

    Je kent me weer

    je wenkt me teer

    het siddert door al mijn leden

    van jouw zalige aanwezendheid.

     

     

    September

     

    De tuin treurt

    koel zijgt in de bloemen de regen

    de zomer huivert in stilte

    zijn einde tegemoet.

    Als goud druppelt blad na blad

    uit de hoge acacia neer.

    De zomer glimlacht verbaasd en mat

    in de stervende droomtuin.

    Lang nog bij de rozen

    blijft hij staan en smacht naar rust.

    Langzaam doet hij zijn grote

    moegekeken ogen toe.

     

     

    Bij het slapengaan

     

    Nu de dag mij heeft moe gemaakt

    wens ik smachtend

    mijn vriend de sterrennacht

    als een dommelend kind te ontvangen.

    Mijn handen, ik laat ze niets meer doen

    mijn kop mag alle denken laten

    al mijn zinnen willen nu

    zich sluimerend laten wegzinken.

    En onbewaakt wil mijn hart

    in vrije vlucht gaan zweven

    om in de toverkring der nacht

    diep en duizendvoud te leven.

     

     

    In het avondrood

     

    Wij zijn door nood en vreugden

    hand in hand gegaan

    en rusten na het dwalen samen

    hier in de stilte van het land.

    Rondom ons neigen de dalen

    het donkert al in de lucht

    nog stijgen er twee leeuwerken

    nachtdromend in de schemering.

    Kom, laat ze maar fladderend zingen

    dra is het slapenstijd;

    hier mogen we niet verdwalen

    in deze eenzaamheid.

    Die weidse zwijgende vreedzaamheid

    gedompeld in het avondrood…

    Hoe zeer zijn we ’t wandelen nu moe:

    is het ten dode toe?

     

     

     

     

     

     


    Categorie:muziek
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Richard Strauss: Vier letzte Lieder






    Vier letzte Lieder (1948)

    Richard Strauss (1864-1949)

     

    Frühling

    Herman Hesse 1877-1962

     

    In dämmrigen Grüften

    träumte ich lang

    von deinen Bäumen und blauen Lüften,

    von deinem Duft und Vogelsang.

     

    Nun liegst du erschlossen

    in Gleiß und Zier,

    von Licht übergossen

    wie ein Wunder vor mir.

     

    Du kennest mich wieder,

    du lockest mich zart,

    es zittert durch all meine Glieder

    deine selige Gegenwart!

     

     

    September 

    Josef Karl Benedikt von Eichendorff, 1788-1857

     

    Der Garten trauert,

    kühl sinkt in die Blumen der Regen.

    Der Sommer schauert

    still seinem Ende entgegen.

     

    Golden tropft Blatt um Blatt

    nieder vom hohen Akazienbaum.

    Sommer lächelt erstaunt und matt

    in den sterbenden Gartentraum.

     

    Lange noch bei den Rosen

    bleibt er stehen, sehnt sich nach Ruh.

    Langsam tut er die großen

    müdgewordnen Augen zu.

     

     

    Beim Schlafengehen

    Hermann Hesse, 1877-1962

     

    Nun der Tag mich müd gemacht,

    soll mein sehnliches Verlangen

    freundlich die gestirnte Nacht

    wie ein müdes Kind empfangen.

     

    Hände, laßt von allem Tun,

    Stirn, vergiß du alles Denken,

    alle meine Sinne nun

    wollen sich in Schlummer senken.

     

    Und die Seele unbewacht

    will in freien Flügen schweben,

    um im Zauberkreis der Nacht

    tief und tausendfach zu leben.

     

     

    Im Abendrot

    Josef Karl Benedikt von Eichendorff,  1788-1857

     

    Wir sind durch Not und Freude

    Gegangen Hand in Hand:

    Vom Wandern ruhen wir beide

    Nun überm stillen Land.

     

    Rings sich die Täler neigen,

    Es dunkelt schon die Luft,

    Zwei Lerchen nur noch steigen

    Nachträumend in den Duft.

     

    Tritt her und laß sie schwirren,

    Bald ist es Schlafenszeit,

    Daß wir uns nicht verirren

    In dieser Einsamkeit.

     

    O weiter, stiller Friede!

    So tief im Abendrot,

    Wie sind wir wandermüde -

    Ist dies etwa der Tod?

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    28-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris: Le mythe de Sisyphe
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ex Libris: Albert CAMUS, Le mythe de Sisyphe, 1942, 186 pp., paperback

    Je kan moeilijk iets lezen over moderne literatuur, over hedendaagse filosofie of psychologie, zonder een verwijzing te vinden naar dit boek van Camus, dat tijdens de tweede wereldoorlog verscheen. Ik wou wel eens weten waarom.

    Ik zou het een goed boek moeten noemen, want het bevat een aantal gedachten die ik ook tot de mijne reken, en die Camus wellicht als een van de eersten publiek maakte in onze tijd, en die ondertussen bewust of onbewust leven bij velen, aanvaard als verworven waarheden of als knagende twijfels: de mens is sterfelijk, en als hij sterft is dat ook het einde, er is geen hiernamaals, geen onsterfelijke ziel; de zin van het leven zit in het leven zelf, er is geen hemel, geen god die dicteert wat het leven moet zijn en daartoe zijn wetten opdringt, er is geen hel en er zijn geen duivels of engelen.

    Deze gedachten zijn snel samengevat en niet moeilijk te begrijpen. Wat staat er dan in de 186 pagina’s van het boek?

    Vooreerst neemt een zich respecterend Franstalig auteur zijn tijd om ter zake te komen. Frans is geen Engels en zeker geen Nederlands. Wij zeggen wel eens dat de Franstaligen, de Italianen en de Spanjaarden zichzelf graag horen praten, en dat is niet moeilijk, want het klinkt ook goed, ik hoor ze ook graag bezig. Bovendien was Camus een filosoof, had gestudeerd aan de universiteit van Algiers en daar een thesis geschreven over Plotinus. De bagage die hij had meegekregen zou hij gebruiken in zijn argumentatie, onvermijdelijk. Zoals vele filosofen voor hem stelt hij zijn eigen stellingen tegenover die van anderen, neemt afstand van hen en probeert zo zijn eigen zaak te verdedigen. Meteen laat hij zien dat hij ze gelezen en begrepen heeft. Aan die methode zijn gevaren verbonden: men gebruikt de taal en het gedachtegoed van zijn voorgangers, formuleert zijn eigen stellingen in een bestaande context; men beperkt daardoor zijn eigen gedachten tot andere antwoorden op dezelfde vragen; de voorgangers worden terechtgewezen: hun conclusies waren verkeerd.

    Camus slaagt niet zo heel goed in deze klassieke filosofische oefening. Enerzijds gaat hij niet diep genoeg in op de stellingen van zijn tegenstanders, zodat het voor de lezer niet altijd heel duidelijk is wat de precieze pointe van een argument is. Anderzijds is zijn kritiek te weinig gefundeerd: hij toont niet aan waar ze de verkeerde weg insloegen, waar ze tot onjuiste conclusies kwamen, en waarom zijn eigen opvattingen wel correct zouden zijn, nee, hij stelt uiteindelijk gewoon zijn ideeën tegenover die van de anderen, en prijst ze om hun eerlijkheid, wat de andere dan verdacht oneerlijk zou moeten maken.

    Ik heb een tweede moeilijkheid met dit boek.

    Vaak wordt het geciteerd in de context van zelfdoding. En inderdaad, Camus spreekt er herhaaldelijk over, maar naar mijn aanvoelen op een zijdelingse, niet ter zake doende manier. Hij behandelt de diepe tragiek van de zelfdoding niet, hij vermeldt suïcide af en toe eens in zijn filosofische argumenten, als een argument ex absurdo: als het leven geen zin krijgt van buiten uit, dan is het zinloos, en dan moeten we er maar een einde aan maken; aangezien de meeste mensen dit niet doen, moet het leven ook zin hebben zonder externe zingever.

    De passages die zelfdoding vermelden zijn al bij al gering in aantal en verantwoorden nauwelijks de titel van het eerste hoofdstuk: L’absurde et le suicide, noch die van het vierde Le suicide philosophique. Zelfdoding is nergens een dragend element van zijn ideeën, niet als een valabele oplossing voor het absurde van het leven, noch, in de verwerping ervan, als overtuigend bewijs voor een zinvol leven zonder god. Het bijna gratuit gebruik en passant van een zo ontstellend en wanhopig extreem dilemma als zelfdoding juste pour épater le bourgeois, is een gebrek aan ernst en respect voor de betrokkenen en hun nabestaanden. Voor een diepgaande overweging of brede discussie van suïcide moet je niet bij Camus te rade gaan, hij biedt uiteindelijk remedies noch aansporingen voor de ten gronde vertwijfelde mens.

    Rond het boek hangt nochtans een historisch waas van geheimzinnigheid, wat wel vaker het geval is bij taboe-onderwerpen zoals zelfdoding, incest, pedofilie, homoseksualiteit. En nee, Camus heeft geen zelfmoord gepleegd, hij kwam om in een verkeersongeval.

    De ondertitel is Essai sur l’absurde. Men noemt Camus ook een absurdist eerder dan een existentialist, hoewel zijn breuk met Sartre meer te maken had met politieke stellingnamen voor of tegen communistische regimes (Camus was voorbeeldig tegen). Ik meen dat althans in dit boek dat absurdisme niet absoluut is; Camus verwerpt mijns inziens geenszins de zin van het leven, wel integendeel, hij ziet het leven als het enige zinvolle dat er is, aangezien er niets anders is. Ik heb zelden zo’n apologie van een intens leven gelezen als in sommige lyrische passages van dit boek. Camus verdedigt zelfdoding nergens, zeer integendeel, hij verwerpt haar als een totaal ongepast, onverantwoord, oneerlijk antwoord op de vermeende zinloosheid van het bestaan.

    Het gebruik van de term absurd is hier wel zeer idiosyncratisch, dat wil zeggen eigen-aardig, namelijk: absurd is wie de externe zingeving verwerpt, terwijl de gangbare betekenis enkel deze is: absurd is wat totaal geen zin heeft. Herhaaldelijk verheerlijkt Camus het absurde, maar steeds in die eigen enge betekenis; nergens verdedigt hij de totaal absurde (in onze gewone betekenis van het woord) daad, zoals de zelfdoding, de redeloze misdaad (Gide) of de persoonlijke keuze zonder morele verantwoording (Sartre). Hij verdedigt geen nieuwe moraal, maar geeft de oude waarden een nieuw fundament, dat enkel door de mens en enkel in deze wereld kan gevonden worden.

    Die moraal is wel het zwakste punt van zijn redenering, en de hoofdstukken die hij wijdt aan de voorbeelden van absurde (in zijn woordgebruik) helden zijn vaak eerder teleurstellende literatuurbeschouwing dan verhelderende duiding van filosofisch waardevolle ideeën.

    Achtereenvolgens komen de figuur van Don Juan, de (toneel)artiest en de ‘veroveraar’, de man van de daad, zeg maar, aan de beurt. Telkens blijkt weer dat niet de moraal verworpen wordt, niet de zinloosheid, het écht absurde, maar wat Camus het absurde noemt, namelijk datgene wat zin krijgt uit het leven zelf, en niet uit een of andere externe oorzaak. Het is een verzet tegen de kleinburgerlijkheid van de heersende moraal en de autoritaire bewakers van een moraal die steunt op vergezochte theologische en al eeuwenlang aangevochten of achterhaalde filosofische principes. Don Juan, een figuur uit de wereldliteratuur die wel meer filosofen en psychologen intrigeerde, wordt een held precies omdat hij door zijn ongecomplexeerde beleving van de seksualiteit de christelijke moraal een neus (symbool voor iets anders, volgens Freud) zet. Ook de theateracteur heeft het aan de stok met de kerk, werd zelfs automatisch buiten de kerk gezet volgens Camus. En ook de man van de daad, de grenzenverleggende ontdekkingsreiziger of de opstandige wetenschapper (Galilei) worden bewonderd omdat ze zich hebben afgezet tegen de conservatieve of domweg foute leerstellingen van de kerk.

    Dit is al te eenvoudig. Een ernstige kritiek op de gevestigde waarden dient dieper te gaan dan dat. Men zou bijvoorbeeld kunnen argumenteren dat godsdienst ten gronde niets te maken heeft met wetenschap, met politiek, zoals talloze ernstige mensen door de eeuwen heen voortdurend gedaan hebben; dat lijken me de echte ‘absurde helden’, die de mensheid echte bevrijdende, verruimende, emanciperende diensten hebben bewezen.

    Camus ziet wel wat er verkeerd is, maar heeft nauwelijks argumenten voor hoe het dan wel moet. De christelijke seksualiteitsmoraal had zeker in 1942 geen antwoord op de vele vragen die een moderne samenleving oproept, en heeft dat nog steeds niet, omdat de fundamentele instelling van het christendom niet veranderd is: God, de onsterfelijke ziel, het eeuwig leven, de bevrijdende, absurde geloofsakt. Maar ons samenleven, onze seksuele contacten moeten hoe dan ook een zekere ordening krijgen, ook Camus zal zeker niet aanvaarden dat alles mag, al zijn er uit dit boek zeker citaten te halen die, uit hun context gegrepen, het tegendeel doen vermoeden. Maar hij wijst nergens de weg naar een grond voor die ethiek, behalve dat die niet van buiten uit mag komen.

    Kan beter?

    Die moraal moet in mijn opvatting door de mensen afgesproken worden en steeds verfijnd, zonder in dogmatisme te vervallen. Er zijn daden die misdaden blijven ook al heeft zogezegd niemand er last van. Seksualiteit mag bijvoorbeeld nooit met macht te maken hebben, en eigendomsrechten, intellectuele vrijheid, sociale voorzieningen al evenmin.

    Dat Camus geen oplossingen aanreikt voor een burgerlijke, geseculariseerde moraal is misschien begrijpelijk in zijn historische context, maar is nu uiteindelijk onbevredigend. Dat is het overwegend gevoel dat ik had bij het lezen van Le mythe de Sisyphe.

    Oh, ja: die Sisyphus… Ook die is er met de haren bij gesleurd. Het is de mythologische figuur die door de goden gestraft wordt, omdat hij zich bepaalde goddelijke rechten toeeigende; de straf bestaat erin dat hij een zwaar rotsblok naar de top van een berg moet rollen; eens daar boven aangekomen rolt het blok weer naar beneden, Sisyphus loopt terug naar benden en begint opnieuw, ten eeuwigen dage. Dàt is pas absurd. Camus probeert vertwijfeld om daar toch nog enige zin in te zien, maar het is al bij al een zwakke poging. Als dat het beeld is dat hij wil ophangen van de ‘absurde’ held, dan is hij zelfs zijn eigen fundamenteel belangrijk inzicht ontrouw: het leven heeft wel degelijk zin, ook zonder god. Het leven is geen eindeloze herhaling van een essentieel zinloze uitputtende taak. Het beeld van Sisyphus en het oneigenlijk gebruik van de mythe als titel leggen de vinger op de wonde van het onvolkomen karakter van dit boek, dat eerlijke, vrijmoedige gedachten over fundamentele problemen combineert met onaangepaste beeldspraak en een verwarde weigering om naast de vragen ook antwoorden te geven op de levensvragen die ook de van god en religie bevrijde mens niet kan ontlopen.

    Het bestaan hier op aarde is voor elk van ons een tijdelijke, vaak ondoorgrondelijk wisselende werveling, met momenten van zwarte ellende maar ook van diep geluk. Het is al wat we hebben en in zijn majestueuze eenvoud is het de mens ook ten volle genoeg.


    25-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Natuur en cultuur
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Natuur en cultuur

    De mens wordt geboren als een zeer onbeholpen wezen: nauwelijks enkele uren kan het overleven zonder de hulp van zijn omgeving: de ouders, de maatschappij, materiële voorzieningen. En dat verandert eigenlijk niet tijdens de rest van zijn leven. De mens is een sociaal en cultureel wezen, hij heeft een netwerk aan medemensen, hulpmiddelen en structuren nodig voor zijn instandhouding.

    En toch leeft in elke mens een vaag of sterker uitgesproken heimwee naar een cultuurloze toestand, naar de ongerepte natuur, waarin hij alleen en zonder (al te veel…) hulpmiddelen overleeft, en een eenvoudig geluk nastreeft dat hij mist in de meer complexe culturele wereld. Wandelaars, kampeerders, biologische landbouwers zoeken die natuur en ontdoen zich, althans voor enkele uren of dagen, van een aantal van de kenmerken van de culturele wereld. Maar ook zij ondervinden dan dat het toch heel wat beter gaat als zij niet alles meteen overboord gooien: stevige (en dure) stapschoenen, een vederlichte maar ijzersterke tent; elektrische stroom, desnoods opgewekt met zonne- of waterkracht, is onmisbaar in elk landbouwbedrijf dat wil overleven.

    Het is de oude vraag over natuur en cultuur, die ook vandaag voor velen nog niet beantwoord is. Moet de moderne mens terug naar de natuur? Is zijn wereld on-natuurlijk geworden?

    Priesters en profeten van alle slag willen het ons doen geloven, zoals zij het door de hele geschiedenis heen steeds gedaan hebben. Allerlei nieuwe ontwikkelingen werden aanvankelijk vijandig onthaald voor ze in de cultuur werden opgenomen, denken we maar aan het verzet tegen de eerste treinen en auto’s. Die vijandigheid kwam vaak in de eerste plaats precies van die priesters, van de godsdienst. Zij predikten een eenvoudig leven: ora et labora. Vertrouw op God, hij zal voor alles zorgen. Het geluk van de mens ligt dan in het aanvaarden van het onvolmaakte, meestal door lijden getekende leven en de hoop op een later eeuwig beter leven. Kijk naar de leliën in het veld, de vogels in de lucht, zij zaaien niet en maaien niet…

    De moderne mens wordt afgeschilderd als een ziek dier: hij heeft zich afgekeerd van de natuur en is de slaaf geworden van de wereld die hij zelf heeft geschapen. Vooral tijdens de industriële revolutie, toen een ongebreidelde explosie van roofbouwtechnieken de ongerepte natuur veranderde in een inferno van ongezonde fabrieken waarin mensen als slaven werden uitgebuit, werd precies die evolutie gezien als het werk van de duivel.

    Als we eerlijk zijn moeten we echter bekennen dat de wereld waarin wij nu leven, op zowat alle plaatsen van onze aarde, niet zonder die beschavingscultuur kan voortbestaan. Er is geen weg terug. Het enige dat nog mogelijk lijkt is een vertraging van bepaalde evoluties en, op veel langere termijn, het vervangen van schadelijke technieken door minder schadelijke.

    De mens is een beschavingswezen. Hij is zo geworden sinds hij rechtop ging lopen. Dieren overleven door blind te vertrouwen op hun instincten. De mens heeft zijn instincten steeds meer vervangen door zijn verstand en de resultaten van zijn denken. Hij heeft de wereld om zich heen bewoonbaar gemaakt. Zelfs de oceanen, de laatste plek op de aarde waar de natuur alleen heerst, heeft hij bedwongen, met grandioze passagiersschepen, mastodonten van tankers, zeilschepen die dank zij de moderne wetenschap door één enkele persoon om de wereld varen.

    Ik kijk om mij heen: zonder mijn bril, met dubbele focus, zonder overgang geslepen om mijn bijziend linker- en mijn verziend rechteroog en mijn astigmatisme te compenseren zou ik al veel minder zien; ik beken: mijn ‘eetkamer’ is van plastiek, en zonder dat hulpmiddel kan ik terug naar de papfles; mijn schoenen, mijn kleren, ons bed met donsdeken, ons espresso-apparaat, droogkast, afwasmachine, wasautomaat, elektrisch mes, koffiemolen, magnetronoven… zal ik nog even doorgaan? Natuurlijk kan je overleven zonder die dingen, maar hoe? En hoelang?

    Toen het de mens nog niet zo goed ging, toen zijn wereld nog zeer onvolmaakt was, toen de landbouw niet in staat was om met zekerheid de hongersnood te vermijden, toen pest en ziekte verwoestend toesloeg, toen maakte een heilsboodschap, zij het voor een uitgesteld geluk, nog enige kans. Vandaag is de wereld geseculariseerd, zoals dat heet: de overweldigende invloed van de kerk is verdwenen. En dat heeft de mens toch wat verweesd achtergelaten. Jarenlang is hem ingeprent (en af en toe ingeklopt) dat hij moest geloven in God, Christus, de heiligen, allerlei geboden, wetten, regels… en plots is er niets meer. Moeder, waarom leven wij? Werken tot je erbij doodvalt, zoals in de tijd van Lode Zielens, is er ook niet meer bij. De werkomstandigheden zijn ongelooflijk veel verbeterd. Wij hebben volop vrije tijd. Werken doen we nog om te leven, en niet andersom.

    Maar veel mensen stellen zich vragen. Waarom leven wij? Om op vakantie te kunnen gaan? Om te genieten van alles wat slimme commerçanten ons als onmisbaar aanprijzen? Om te leven als God in Frankrijk… Het blijkt niet iedereen te bevredigen. Mensen zoeken een doel, een reden, zoals de godsdienst er vroeger een aanbood. Ze laten zich nu vangen door onwaarschijnlijk doorzichtige retro-goeroes die Latijnse missen zingen en met wierookvaten zwaaien, of door in oranje doeken gewikkelde kale monniken die zingend wierook in stokjes en vrede op aarde verkopen, of door zwartgeklede kale macho’s die onverdraagzaamheid en geweld en egoïsme prediken. Anderen zetten zich vrijwillig en belangeloos in voor hun medemens of zoeken contact in heemkundige kringen, naaikransjes, kooklessen, modeltreinclubs en progressieve zangverenigingen. Gewoon maar genieten van wat je hebt is niet genoeg, blijkbaar. Een dagje vakantie aan het strand is leuk, maar een week is lang, een maand nog veel langer. De leegte duikt weer op, de verveling, de zinloosheid van het bestaan. Men zoekt verwoed naar zinvolle bezigheid, op het werk en ook daarbuiten.

    Voor heel wat mensen is het gezin de ideale invulling, omdat het gezinsleven zowel materieel als emotioneel voor langere tijd vervulling biedt, zonder dat daarover veel moet nagedacht. Je hebt een relationeel en seksueel bevredigend of uitdagend leven, je moet wel werken anders kom je niet rond, en kinderen eisen je soms meer op dan je lief is. Vele moeders lijken niet meer nodig te hebben dan hun gezin, soms op het ziekelijke af. Maar ook in het gezin slaat de twijfel soms toe, de verveling, en glijdt de blik naar de overkant van de straat, naar de collega die je blik iets langer vasthoudt dan nodig…

    De mens heeft behoefte aan een gemakkelijk begrijpelijke en eenduidige wereld. Hij heeft heimwee naar een eenvoudig bestaan, dat er overigens nooit geweest is.

    De mens is namelijk nooit alleen geweest. Misschien was het in een zeer primitief stadium nog mogelijk dat een clan, een familie eenzelfde doel had, overleven in een bepaald gebied bijvoorbeeld, maar het contact met andere groepen met een zelfde primitief motief verbrak die vermeende eenheid meteen. Overleven lukte het best in grotere gemeenschappen.

    Zo ook de moderne mens. Een goeroe kan (tijdelijk, meestal) mensen rond zich verenigen in een groep waar eenheid heerst, maar hij kan die groep niet eindeloos en totaal afzonderen van de buitenwereld, zelfs niet in de oerwouden van Amazonië, Jonestown bijvoorbeeld. De buitenwereld dringt steeds door, en de noodlottige monocultuur wordt doorbroken. Israel droomde van een blijvend land van melk en honing (en wijn, liefst ook) onder één god, maar werd steeds weer overrompeld, in ballingschap weggevoerd, verstrooid, innerlijk verdeeld, ten prooi aan afgoderij, de tempel werd verwoest; en de recente pogingen om een ‘zuiver’ nieuw Jeruzalem te stichten in het oude beloofde land zijn een etterende wonde, een historische miskleun, ingegeven door een hysterische historische misdaad.

    De wereld is altijd al te groot geweest voor één enkel gedachtegoed, een alles overheersende ideologie. Heel onze geschiedenis toont dit bitter aan, van in de vroegste tijden. Geen enkele van de volken of culturen van de oudheid heeft alle andere blijvend kunnen onderwerpen. Ook de kerk is daarin niet geslaagd, noch de Franse revolutie, en gelukkig ook Hitler niet, of het communisme, en het ruige kapitalisme evenmin.

    Er is een noodzakelijke, onvermijdelijke veelheid van opinies en waarheden, de mens is gedwongen te leven met die veelheid van mogelijkheden. In onze zo langzaam aan overbevolkte wereld is men nooit en nergens alleen. Onze moderne maatschappij is er noodgedwongen een van communicatie, verkeer, handel, samenwerking, dat is onze absolute menselijke biotoop.

    Er is geen uitweg. De mens is een sociaal, cultureel wezen, hij heeft zijn omgeving nodig, zij hoort even onvervreemdbaar bij zijn bestaan als de lucht die hij inademt.

    Als we dat aanvaarden, kunnen we onze beste krachten wijden aan onze omgeving, onze medemens, dat is al de zingeving die we behoeven.

    Er is geen nood aan een dichtbevolkte Olympus, een almachtige schepper, een verlosser, een hiernamaals als beloning of straf, een kerk of staat die voor anderen bepaalt wat intrinsiek goed of kwaad is.

    Er is geen andere moraal dan die ons samenleven mogelijk maakt. En wijzelf bepalen onder mekaar hoe dat moet, met vallen en opstaan, en dromen misschien tegen beter weten in maar desondanks onverdroten van een wereldwijd vredelievend samenwerkende gemeenschap van evenwaardige mensen.


    23-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Stapel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Stapel

    Heel onlangs gebruikte een nieuwslezer op TV de uitdrukking stapelvoedsel.

    Toevallig heb ik er een goed idee van wat hij bedoelde, maar evident is dat niet, lijkt me.

    Nochtans is stapel een duidelijk woord, zij het met meer dan een betekenis. Ik ben stapel op jou… Ben je stapel? Hij was stàpel. Leg dat op een stapel. Een brandstapel? We zetten dat plan op stapel. Niet te hard van stapel lopen. Een stapelplaats. Dat schaap is dicht van stapel (het heeft een dikke vacht).

    Stapel betekent dus onder meer: heel erg, in grote mate.

    De wortel is stap, trede dus, pas, schrede. Een stapel is een reeks van stappen, een op elkaar leggen van elementen zodat het een aanzienlijke hoeveelheid wordt.

    In het Duits hebben we Staffel, met vrijwel dezelfde betekenis als in het Nederlands. Een bijzonder geval is de militaire term: Staffel is dan een legerafdeling, zoals in de infame Schutzstaffel, de SS.

    Het Franse étape is een verwant van onze stap, een van de verouderde betekenissen is trouwens stapelplaats.

    Ook in het Engels heeft staple de betekenis van belangrijk, voornaam, en dan vooral of vrijwel uitsluitend in de vaste uitdrukking: staple food, het belangrijkste voedsel dat men gebruikt. In het Verre Oosten is rijst the staple food. In The New Yorker verscheen destijds een machtige artikelenreeks van E.J. Kahn Jr. over de staple foods in de wereld, waarin nagegaan werd hoe de belangrijkste voedingsbronnen ontstaan en geëvolueerd waren.

    Van Dale volgt hier het Engels gedwee: stapelvoedsel is brood, rijst, aardappelen; er staat een blauwe aanduiding bij die zegt dat het een leenvertaling uit het Engels is. Misschien is dat het geval in het jargon van bepaalde ongeduldige wetenschappers die een onnatuurlijke behoefte hebben om de staande uitdrukking klakkeloos uit het Engels te ‘vertalen’. En een Vlaamse journalist die een Engelse tekst van het net plukt of in zijn elektronische brievenbus krijgt, zal bij het lezen van de wat ongewone uitdrukking staple foods even de vertaal-Van Dale raadplegen en concluderen dat stapelvoedsel goed Nederlands is en het blindelings overnemen. En toch zag ik de brave man even aarzelen en het woord voorzichtig in de mond nemen, alsof hij hoe dan ook zijn twijfels had.

    En die heb ik ook.

    Stapelvoedsel… ben je stapel? Waarom een bastaard maken, als er een perfect verstaanbare term bestaat, namelijk basisvoedsel? Hoeveel mensen hebben ‘stapelvoedsel’ begrepen? Terwijl iedereen ‘basisvoedsel’ zonder verpinken zou aangehoord hebben. Waarom dus een leenvertaling gebruikt als dat niet nodig is? Je gaat toch ook geen voedsel (suiker? melk?) lenen bij de buren als je er zelf nog genoeg in huis hebt?

    Stapelvoedsel is een overbodig woord, een nutteloze ontlening, een onnadenkend gemaakte bastaard, een irritante toegeving aan jargonitis, een luie aanslag op de taaldemocratie.

    Stapelvoedsel is geen Nederlands, maar Nengelands, geen Vlaams, maar Vlengels.


    21-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ex Libris: twee van John Banville
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    John BANVILLE, The Sea, 2005, 263 pp. paperback

    id., Doctor Copernicus, 1976, 281 pp. paperback

    The Sea van John Banville was de winnaar van de Man Booker Prize 2005, wellicht de meest bekende Britse ‘literaire competitie’. Dat betekent natuurlijk onmiddellijke bekendheid en dus goede verkoopcijfers.

    Dit waren de winnaars in de voorbije 20 jaar:

    2005 - John Banville, The Sea
    2004 - Alan Hollinghurst, The Line of Beauty
    2003 - DBC Pierre, Vernon God Little
    2002 - Yann Martel, Life of Pi
    2001 - Peter Carey, True History of the Kelly Gang
    2000 - Margaret Atwood, The Blind Assassin
    1999 - J M Coetzee, Disgrace
    1998 - Ian McEwan, Amsterdam
    1997 - Arundhati Roy, The God of Small Things
    1996 - Graham Swift, Last Orders
    1995 - Pat Barker, The Ghost Road
    1994 - James Kelman, How Late It Was, How Late
    1993 - Roddy Doyle, Paddy Clarke Ha Ha Ha
    1992 - Michael Ondaatje, The English Patient
    1992 - Barry Unsworth, Sacred Hunger
    1991 - Ben Okri, The Famished Road
    1990 - A S Byatt, Possession
    1989 - Kazuo Ishiguro, The Remains of the Day
    1988 - Peter Carey, Oscar and Lucinda
    1987 - Penelope Lively, Moon Tiger
    1986 - Kingsley Amis, The Old Devils

    Geef toe, dit is beslist indrukwekkend gezelschap. Alle reden dus om het boek te kopen. In december vorig jaar las ik het en kocht meteen daarna enkele andere werken van hem, onder meer de trilogie Doctor Copernicus (’76), Kepler (’81), The Newton Letter (’82), verzameld in één band voor een zeer zacht prijsje (Picador). Daarvan las ik het eerste en grootste deel enkele dagen geleden.

    John Banville is een literair beest. Voor hem is schrijven duidelijk geen vrijblijvend tijdverdrijf, geen woeste neerslag van wilde opwellingen. Zijn stijl is wat ze elaborate noemen, bewerkelijk, of zoiets: er is serieus professioneel aan gewerkt. Op elke bladzijde prijkt ten minste één aforisme, een zin die je zo in een citatenboek kan stoppen. Elke alinea heeft een woord dat je even doet fronsen en vervolgens naar het woordenboek grijpen. Er wordt vaak geciteerd in vreemde talen. Bij heel wat passages heb je ten minste de indruk er verwezen wordt naar bladzijden uit de wereldliteratuur. Sommige beelden lijken zo overgenomen uit filmklassiekers of schilderijen die je ooit zag in kunstboeken of de wereldmusea. En toch is het een ongemeen levendig auteur, je blijft zonder moeite doorlezen, geboeid door het verhaal dat zich gestadig of met onverwachte revelaties ontvouwt, getroffen door de eerlijke ernst waarmee de lotgevallen van levensechte mensen worden verhaald alsof het dragende elementen uit de wereldgeschiedenis waren. In het geval van Copernicus is dat ook zo.

    Laten we daarmee dan maar beginnen.

    Het gaat dus inderdaad om de levensbeschrijving van Nicholas Koppernigk (19 februari 1473 – 24 mei 1543), de eponieme geleerde van de revolutie die de wereld letterlijk op zijn kop zette. De auteur geeft in een bijlage enkele bronnen aan die hij heeft geraadpleegd, maar zegt dat hij nog veel meer heeft gelezen om en rond zijn onderwerp. Hij duidt enkele rechtstreekse (en anachronistische) citaten aan, maar zegt dat hij verder ook uitvoerig heeft geciteerd uit de werken van Copernicus zelf. Het is onduidelijk of allerlei nevenfiguren ontsproten zijn aan de verbeelding van de auteur, dan wel gebaseerd zijn op die bronnen. Het ziet ernaar uit dat de belangrijkste figuren wel een historische grond hebben, de secundaire wellicht niet. Maar ook de belangrijke figuren worden niet wetenschappelijk uitgewerkt, het zijn duidelijk romanfiguren. Vele details zijn ongetwijfeld verzonnen ofwel historisch maar louter willekeurig aan bepaalde personages toevertrouwd, zo goed zijn de bronnen nu ook weer niet dat we bijvoorbeeld de kleur zouden weten van het kleed dat de huisvrouw van Copernicus droeg.

    Het is dus een historische roman. In een andere bijdrage had ik het al over dat genre, zie Andrew Miller, Ingenious Pain. Het is ook een merkwaardig indrukwekkende historische roman. Met uiterste zorg voor detail wordt een onverbiddelijk beeld geschetst van Europa in die cruciale periode waarin de mens zich moeizaam oprichtte uit modder van de Dark Ages en herboren werd in de van optimisme blakende Renaissance. Dat op zichzelf maakt het al de moeite waard om het boek te lezen. De complexe figuur van Koppernigk wordt ons voorgesteld als een levend wezen, een kind van zijn tijd. De auteur heeft zorgvuldig vermeden de vrij ingewikkelde technische kant van de astronomische revolutie te beschrijven: al vroeg in het boek krijgt Koppernigk als in een Damascus-ervaring dat ene inzicht: de aarde is niet het centrum van de wereld, het is een van de planeten die om de zon draaien. Hoe hij precies tot dat inzicht is gekomen wordt niet verhaald. Er zijn beschrijvende algemene verwijzingen naar waarnemingen, naar observatoria en wetenschappelijke instrumenten, maar je ziet als het ware de astronoom niet aan het werk, eerder een kamergeleerde die meer bezorgd is om filosofische en vooral theologische vraagstukken en valkuilen. Voor mij was dat lichtjes teleurstellend. Het is dus een geromantiseerde levensbeschrijving, geen wetenschappelijke. De aandacht gaat helemaal naar de lotgevallen van de personages, niet naar de analyse van de ontdekking en de argumenten van de revolutie. En toch staat die ontdekking centraal in het boek, als rode draad en als metafoor voor het ontwaken van de moderne mens, de bevrijding uit het louter overgeleverde, de autonomie van de onderzoeker, het begin van de aftakeling van het onverantwoorde religieuze gezag. Van dan af staat de mens centraal in het universum, niet de zon, die verzengende metafoor voor een almachtige, alles verslindende god. Copernicus zelf zal dat ontkennen, bij monde van de auteur, en de traditie wil dat hij zich tot het laatst verzet heeft tegen de publicatie van zijn levenswerk. Hij bleef inderdaad een kind van zijn tijd, net zoals Roger Bacon dat was (1214-1294), een van de eerste geleerden die zich afzetten tegen de deprimerende onaanvechtbare, oorlogszuchtige orthodoxie van de kerk; de voornaamste reden die hij, Bacon dus, aangaf om de kalender (zie mijn vorige bijdrage daarover) te herzien was dat men de heiligen zou vieren op de verkeerde datum…

    Hoezeer ik ook genoten heb van de roman die Banville schreef over Koppernigk, toch bleef mijn intellectuele nieuwsgierigheid naar zijn levenswerk onbevredigd. Men zou dat ook als een verdienste kunnen zien: dank zij dit boek ben ik gaan snuffelen in encyclopedieën en meer gespecialiseerde werken… Daarover waarschijnlijk later meer. Hoor ik daar iemand zuchten?

    En dan iets helemaal anders: The Sea. Anders? Zeker, en niet alleen omdat er dertig jaar tussen de twee werken liggen. Zeker, je herkent meteen de meesterlijke stijl van Banville in het recente boek, hij is zichzelf trouw gebleven, gelukkig maar. Het valt meteen ook op wat een verrassend jong talent hij moet geweest zijn: hij was pas 31 jaar oud (°1945 in Ierland) toen zijn roman over Copernicus verscheen!

    The Sea is een summa, een gebalde compilatie van alles wat de zee bij ons mensen oproept. Er is een verhaallijn die, zoals dat sinds Joyce ongeveer verplicht is, niet rechtlijnig verloopt, er zijn de flashbacks en –forwards waarmee ook de film meestal ten onrechte meent diepzinnig te zijn, er is de grote en de kleine liefde, witte en inktzwarte leugens, een freudiaans geheim uit de kinderjaren dat de volwassenen over de tijd en de dood met zich meedragen. Er is ziekte, dood, erfenis, overleven en levend begraven worden in gewenning, compromis, conventioneel denken, kleinburgerlijkheid.

    Ligt het aan de beschreven tijd, aan het onderwerp? Ik vond Doctor Copernicus meer diepgaand dan het hedendaagse The Sea. Daarom kijk ik al uit naar wat hij over Kepler en Newton te vertellen heeft, en ook hoé hij dat doet. En dan zijn er nog een aantal romans van hem die liggen te wachten.

    Ik weet niet meer waar ik het voor het eerst gelezen heb, maar het is een leuke anekdote: iemand vroeg aan zijn gastheer, die hem trots zijn bibliotheek toonde, ietwat uitdagend: en, heb je al die boeken gelezen? Waarop de gastheer: ik kan me niets ergers voorstellen dan een bibliotheek waarvan ik alle boeken al zou gelezen hebben!

    En nu ik op pensioen ben heb ik de tijd om te lezen, boeken die ik in de voorbije vijfenveertig jaar verzamelde of wat de media en het toeval nu in mijn schoot doen vallen.
    Bliss!


    19-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De boom van groot verdriet

    In Leuven staat een imposante boom in de voortuin van het Atrechtcollege, op het hoogste punt van de Naamsestraat, huisnummer 63. Het is een Sophora Japonica, vulgo Japanse honingboom. Van het geslacht Sophora bestaan er meer dan 50 soorten; Sophora japonica gedijt in gematigd klimaat. De meeste andere soorten groeien op Hawaï, in Nieuw-Zeeland en op Mauritius. Sophora komt niet uit Japan, zoals japonica aangeeft, maar uit China en Korea, waar hij vooral als tempelboom en heilige boom op begraafplaatsen staat. In 1747 werden de eerste zaden door een Franse jezuïetenmissionaris naar de Botanische tuin in Parijs gestuurd. Sophora’s kunnen vrij oud worden. Die in Leuven stamt uit de 18de eeuw. Op de afbeelding zie je een tak ervan in de linker bovenhoek.

    In de studentenfolklore stond die boom bekend als de boom van ’t groot verdriet; in het Atrechtcollege was destijds een vrij strenge meisjespedagogie gevestigd. Mannelijk bezoek was niet toegelaten, en de jongedames moesten na 19 uur binnen blijven, daarover waakten hoge ijzeren hekkens en enkele martiale vrouwelijke religieuzen.

    Na de verhuis van de Franstalige universiteit naar Louvain-la-Neuve werd de dienst Studieadvies erin ondergebracht, na een restauratie onder de leiding van ‘Dolf’ Verheyden, de onlangs overleden flamboyante hoofdingenieur van de Technische diensten van de Universiteit. Bij die gelegenheid werd de boom gekandelaard en ook de lage muur aan de straatkant, die door de wortels steeds verder op het voetpad werd gedreven, werd hersteld, wellicht nadat de wortels aan die kant ingekort waren. De boom doet het nog steeds goed. Ook de hekkens verdwenen toen.

    Ik was verrast in een oud schoolboek van Lut, de nog zeer goed leesbare Nederlandse Poëtica (1960, derde druk) van Achilles Mussche, een verwijzing te vinden naar een gedicht van Henriëtte Roland Holst-Van der Schalk, uit haar bundel De Vrouw in het Woud. Toevallig had ik een jaar of zo geleden een exemplaar van die bundel tweedehands en vergeeld gevonden, de derde druk uit 1923, gesigneerd door priester en essayist Remi Van de Moortel, een vriend van André Demedts, volgens mijn collega-cultuurblogger Luc (enmaria), die daar aan hem, Van de Moortel, een gedicht wijdt.

    De titel van het gedicht van Henriëtte RH-VDS is namelijk: De Boom van Groot-Verdriet (pp. 138-146). Het is een lang uitgesponnen allegorie, die vandaag niet onmiddellijk meer aanspreekt. Toch een citaat:

    De weinigen die zijn schaduw niet ontvluchten

    en stil neerzitten aan zijn breeden voet,

    weten niet allen hoe de vreemde vruchten

    te openen als hij die vallen doet.

    Zou het kunnen dat de benaming van de boom zijn oorsprong heeft in dit gedicht? Henriëtte RH-VDS was toentertijd aardig bekend bij onze Vlaamse en flamingante, ook katholieke intelligentsia, zoals blijkt uit de verwijzing van Achilles Mussche en de signatuur van Remi Van de Moortel.

    En bij de vreemde vruchten gaan bij mij onvermijdelijk belletjes rinkelen die verwijzen naar dat ander gedicht, Strange Fruit uit 1938 en naar de ballad die Lady Day, Billy Holiday ervan maakte; zie mijn bijdrage daarover in het overzicht hiernaast.


    18-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aimez-vous Brahms?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Teen en tander

    Over Darjeeling, Google, Homeros, Martine, Bavo, Françoise, Johannes, Robert en Clara, Radu Lupu en Neuhauss.

    Toen het weer tijd werd om iets te schrijven over muziek liet ik mijn gedachten wegdrijven auf Flügeln des Gesanges, zoals in het lied van Schubert, of zelfs sul’alli dorate, op gouden vleugels, zoals in Va, pensiero, het slavenkoor uit Nabucco van Verdi. Dat wil zeggen, ik ging aan mijn PC zitten, startte Internet op via Telenet (nog steeds bliksemsnel en betaalbaar) en koos uit mijn favorieten www.Klara.be. Daar klikte ik Klara Continuo aan, en na een paar seconden stroomde de muziek uit mijn twee simpele speakertjes, maar met uitstekende kwaliteit. Nog een hartige tas thee – zoals je weet heb ik een voorkeur voor Darjeeling, die streek in het noorden van India waar ze volgens vele liefhebbers de beste thee ter wereld plukken. Het epitheton ornans (nee dit is geen theesoort, maar jargon voor een omschrijving die vaak aan een woord gekoppeld wordt. Homeros, je weet wel, van de Ilias en de Odyssee, geldt als de uitvinder: de zee is steeds wijnrood, de dageraad rozevingerig, Athena heeft grijze ogen en Achilles heeft helm met een bos wuivende pluimen), het vaste sierwoord voor Darjeeling thee is dus ‘de champagne van de thees’, wellicht omdat hij ongeveer dezelfde kleur heeft, en misschien ook wel omdat hij lekker is en niet altijd goedkoop. Anderzijds…ik koop hem vaak in Delhaize, in een leuk houten doosje, in zakjes en liever nog in bulk, en dat is aanzienlijk minder duur dan ordinaire koffie. Die tas thee is ondertussen uit, en dat voel je net zo goed als een krachtige espresso. Waarover zullen we het nu eens hebben?

    De muziekrubriek is een vast onderdeel van mijn kroniek. Hoe kan het anders als muziek sinds mijn prille jeugd een essentieel element in mijn leven is?

    In mijn favorieten staat ook www.componistennet.be en dat is een aantrekkelijke Nederlandstalige site. Geen reden om webstek te schrijven, overigens, site is een mooi Nederlands woord, zeg maar siete, als je niet graag saait hoort. Toevallig of niet kwam meteen Brahms op de proppen, met zijn vaste sierbaard. Wat uitleg over zijn leven en wat minder over zijn werk. Er is ook een verwijzing naar afbeeldingen, via Google, zomaar meteen 8.360 in 0,15 seconden. Nog via Google krijg je in 0,03 seconden nog 77 links naar andere sites over Brahms, de ene al meer relevant dan de andere. Eentje zegt bijvoorbeeld dat hij net zomin als Napoleon van katten hield…

    Waarom zou ik hier dan nog moeite doen?

    Wel, zoals elke VRT-reporter tegenwoordig zijn antwoord begint op een vraag van het nieuwsanker (Sigrid of Martine, Wim of destijds Bavo), wel, dus, omdat de informatie op componisten.net net iets te vrijblijvend is om je naar de muziek te lokken. En dat is nu net mijn bedoeling met deze rubriek. In de laatste regels word je aangepord om naar de bibliotheek te hollen om een CD of DVD te ontlenen. Of je naar je cd-rack of -tower jaagt om nog eens die Chopin te zoeken die je voor je verjaardag gekregen hebt van een goedbedoelend kleinkind of vleiende zakenrelatie.

    Aimez-vous Brahms? vroeg Françoise Sagan al, maar dat is lang geleden, en wie heeft er zelfs toen het boekje gelezen? Wie kent haar nu nog?

    Brahms kennen we beter, denk ik. We hebben zeker allemaal al iets van hem gehoord. Meer dan waarschijnlijk was dat zijn academische feestouverture, die gebaseerd is op studentenliederen zoals Gaudeamus igitur. Zeker de ouderen onder ons kunnen die zo meeneuriën. Ook zijn Hongaarse dansen zijn vrij populair, op piano of omgezet voor orkest. Wat mij steeds het meest plezier geeft bij het beluisteren van zijn muziek is zijn gulheid. Zijn muziek voor orkest is altijd ruim bemeten, geen nouvelle cuisine voor hem. Dat blijkt ook uit zijn figuur. Die leent zich uitstekend tot karikaturen. Hij hield van de klassieke keuken. Daarin vind je genoeg room en boter in de saus om je cholesterol voor enkele weken in de stratosfeer te doen belanden. Brahms is niet zuinig met de instrumenten, er spelen er altijd een heleboel tegelijk, of met zijn melodieën die steeds verrassen en charmeren. Kortom, zijn muziek is aangenaam. Op een dag, lang geleden was ik samen met mijn oudere broer aan het schilderen op een zolder die hij had ingericht als kinderkamer. Op de radio hoorden we een stuk kamermuziek dat ik niet kon thuiswijzen. Bij de afkondiging bleek het om een sextet van Brahms te gaan. Ik herinner me mijn reactie van toen nog: het lijkt wel Beethoven, maar het is er geen. En dat is nog steeds zo: Brahms heeft goed naar Beethoven geluisterd, maar hij is daarbij niet blijven stilstaan, hij is verder gegaan op de weg die Beethoven had ingeslagen. Jarenlang heb ik Brahms wat links laten liggen. Waarom naar een epigoon (en dat is een geleerd woord voor een navolger) luisteren als je het origineel bij de hand hebt? Later is dat veranderd, en heb ik echt zin gekregen in Brahms, zodat ik nu zelfs bevestigend kan antwoorden op Françoises vraag: oui, je l’aime bien, Brahms.

    Johannes Brahms werd geboren in Hamburg in 1833. Zijn vader was daar stadsmuzikant, die allerlei officiële gelegenheden op alle mogelijke instrumenten luister moest bijzetten. Daarnaast speelde hij om den brode in restaurantjes en zelfs havencafés. Maar zijn begaafdheid en zijn ambitie brachten hem hogerop, en uiteindelijk werd hij contrabasspeler in het stedelijk orkest, dat ook in de opera speelde. Zoon Brahms kreeg een goede opvoeding, ook muzikaal, maar moest met vader mee in de cafés en de schouwburgen. Zijn talent werd al heel vroeg duidelijk. Op zijn tiende was hij al bekend als wonderkind aan de piano. Toen hij 21 was trok hij samen met een violist te voet door Duitsland en speelde overal waar hij kon; dat was dan Bach, Beethoven, populaire stukken, maar ook zijn eigen muziek, alles uit het hoofd, natuurlijk. Hij ontmoette tijdens de reis Josef Joachim, violist en concertmeester, die hem bewonderde en hielp. Hij ontmoette ook Liszt, maar tussen die twee en ook met Wagner heeft het nooit geklikt. Het werd er niet beter op na een controverse over muziek, die in de pers enorm opgeschroefd werd. Kunst, en zeker klassieke muziek was toen een belangrijk onderwerp van gesprek en ook in de ‘media’.

    Brahms werd door Joachim ook geïntroduceerd in de kringen van het echtpaar Robert Schumann en Clara Wieck. Ook dat was een zeer gelukkige ontmoeting van muzikanten die elkaar uitstekend aanvoelden en heerlijk konden samenspelen. Schumann was in de wolken over de composities van Brahms en schreef er lovend over in muziektijdschriften. Maar Schumanns geestelijke gezondheid was toen al bedenkelijk. Datzelfde jaar nog trachtte hij een eind te maken aan zijn leven door in de Rijn te springen. Hij werd opgenomen in een instelling en overleed in 1856.

    Uit die tijd dateert de hechte vriendschap tussen Brahms en Clara Wieck-Schumann. Zij was zijn muze, maar zelf ook een uiterst begaafde pianiste en meer dan verdienstelijke componiste. Van haar echtgenoot had ze verbod gekregen om na hun huwelijk nog te componeren. Het zou nu niet meer lukken. Ook na het overlijden van Schumann bleef het tussen die twee bij een zeer nauwe vriendschap, die gedurende meer dan veertig jaar een zeer grote plaats in hun leven heeft ingenomen. Brahms is nooit getrouwd, al waren er natuurlijk wel vrouwen in zijn leven, even zelfs de dochter van Clara…

    Vanaf 1862 verbleef Brahms in Wenen, de hoofdstad van de wereld in die tijd. Hij was er een belangrijke figuur in het muziekleven en daar schreef hij zijn bekende werken, vaak na vakanties in het gebergte. In Ein Deutsches Requiem vinden koor en groot orkest elkaar in ontroerende, ruisende zeeën van klank. Hij schreef ook nog vier symfonieën, twee pianoconcerten, een vioolconcert, een concert voor viool en cello, de Hongaarse dansen, een groot aantal werken voor koor, vaak met orkestbegeleiding en met solo’s voor alt of bariton, honderden liederen, sonates en kortere stukken voor piano, en voor viool en piano, trio’s, strijkkwartetten, kwintetten en sextetten. Hij kreeg eredoctoraten van twee universiteiten. Voor dat van Breslau schreef hij als dank de Academische Festouverture.

    Brahms is ongetwijfeld een van de groten van de romantiek, en zelfs van de hele klassieke muziekgeschiedenis. Hij was misschien niet de grote vernieuwer die Beethoven was. Als je de muziek van voor Beethoven vergelijkt met die erna, valt meteen op hoe verschillend die twee zijn; dat is met Brahms niet zo; hij bleef trouw aan wat hij geleerd had van zijn voorgangers, en bleef zijn leven lang muziek schrijven op die prachtige basis. Wie de moeite doet om naar zijn muziek te luisteren, komt niet bedrogen uit. Tijdens een pianorecital in de Grote Aula van het Maria Theresiacollege in Leuven begon Radu Lupu met enkele betoverende Franse stukken, Ravel, Debussy. Toen hij daarna een sonate van Brahms bracht, kon je het verschil overduidelijk horen. Eerst het lichtvoetige maar wat oppervlakkige Franse aquarelwerk en dan het machtige olie-op-doek landschap van Brahms, substantieel, feilloos opgebouwd, meeslepend, begeesterend, zoals de Duitsers zeggen.

    Brahms was een vakman tot en met, in alle genres. Maar hij was ook steeds geïnspireerd, leverde nooit levenloos maakwerk af. Daarbij getuigt zijn werk steeds van uitzonderlijk goede smaak: hij vindt een perfect evenwicht tussen ernst en luim, tussen mannelijke en vrouwelijke benaderingen, tussen orde en vrijheid, tussen engagement en bespiegeling.

    Het is moeilijk om niet van Brahms te houden, Françoise, eens dat je hem wat beter hebt leren kennen. Dat is wel vaker zo met de mensen, maar bij Brahms is de moeite die je moet doen niet erg groot: als je in de bibliotheek komt, ga naar de cd-afdeling, kies een strijkkwartet, een symfonie of een pianosonate, en als je thuiskomt, maak jezelf een echte Darjeeling klaar, misschien met een chocolaatje van Neuhauss, zet je stereo op, plof neer in je luie zetel en geniet zoals ik.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    14-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ex Libris: De kalender
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    David EWING DUNCAN, De Kalender. Op zoek naar de tijd, 1998, 237 pp. paperback, tweedehands, In ’t Profijtelijk Boeksken, Leuven, € 10.

    Trouwe lezers weten van mijn interesse voor tijd, tijdrekening, klokken en uurwerken, kalenders en dies meer. Ik vond recentelijk dit boek, een Nederlandse vertaling.

    Misschien moeten we het eerst even daarover hebben. Er zitten namelijk een aantal domme en af en toe erg storende fouten in de vertaling, of anders ken ik geen Nederlands meer, en is mijn historisch geheugen met de jaren ook bergaf aan het gaan. Zo lees ik tot tweemaal toe: alles wat naar … riekte… Rook, toch? Of gebruiken onze noorderburen hier rieken in plaats van ruiken? Johns Hopkins University is steevast John Hopkins, alsof John hier de voornaam is van Hopkins, quod non. Paus Johannes XXII is telkens XXIII, terwijl er toch eeuwen verschil op zit. En zo zijn er wel meer ongevalletjes die een ernstige lector toch zou moeten hersteld hebben. Spijtig.

    Inhoudelijk is dit een vulgariserend boek, maar dan op een vrij hoog niveau, zeg maar voor de geïnteresseerde leek met een goede algemene vorming. Wiskundige formules zijn volledig afwezig. Soms gaat de vulgarisatie wel erg ver en wordt er vlot veralgemeend, maar dat is soms verantwoord voor de opbouw van de argumenten.

    De sterke kant is duidelijk de integratie van een concreet probleem van de tijdsmeting, waarover straks verder, in een soort van algemene beschavingsgeschiedenis, met zeer ruime geografische en historische optiek; dat biedt de gelegenheid om een aantal verbanden onbevooroordeeld te duiden, die althans mij niet bekend waren.

    Wat de studie uiteindelijk minder bevredigend maakt, is dat het over slechts één aspect van de tijdsmeting gaat: de duur van het jaar werd door alle vroege astronomen te lang geschat of berekend, met als resultaat vanaf de hervorming van Caesar dat de werkelijke tijd steeds verder achterop ging lopen. Op een jaar was dat maar een minuut of tien, maar rond 1580 was dat al opgelopen tot elf dagen, en dus liepen de seizoenen al serieus uit de maat. De auteur beschrijft de oorsprong van het probleem, de praktische gevolgen voor de kerk en de burgerbevolking, de vroege dissidenten en de uiteindelijke aanpassing van de Juliaanse kalender door paus Gregorius XIII in 1582, waarbij tien dagen werden overgeslagen. Ook het aanvaardingsproces van de nieuwe kalender in de wijde wereld wordt in enig detail beschreven.

    Tussendoor worden andere problemen van de tijdsmeting wel aangeraakt, zoals het ontstaan van mechanische klokken, maar niet op een methodische, grondige manier. Dat is wellicht bewust gebeurd, om de lectuur vlot te houden, maar hier en daar wordt die eerder journalistieke benadering juist een hinderpaal voor een goed begrip van de materie zelf.

    Al bij al dus een vlot leesbaar boek dat een goede bijdrage vormt voor de beschavingsgeschiedenis van onze wereld, met een onverwacht en boeiend breed perspectief, zeer informatief, voor leken geschreven, doch helaas ontsierd door een aantal vermijdbare onnauwkeurigheden.


    13-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ex Libris: nogmaals P.D. James
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    P.D. JAMES, Devices and Desires, 1989, 503 pp., Penguin Paperback, tweedehands In ‘t Profijtelijk Boeksken Leuven, € 4.

    The Lighthouse, het laatst verschenen boek van P.D. James had me warm gemaakt voor meer. Dus ging ik me bevoorraden, in mijn bekende tweedehandse boekhandels. Ik pikte er onder meer deze Devices and Desires op, een veel vroeger werk. En dat viel me meteen ook op. De taal en stijl is veel bloemrijker, de auteur neemt haar tijd om haar karakters helemaal op papier te zetten, ze hebben een verleden dat langzaam onthuld wordt en dat hun daden in het heden, goede en mis-, zoniet essentieel verklaart, dan toch motiveert. En zo integreert ze gebeurtenissen die we ons vaag of haarscherp herinneren uit de nieuwsberichten van toen of die van vandaag nog. Seriemoordenaars, terrorisme en zijn bestrijding, nucleaire energie, zijn fatale mislukkingen en zijn alternatieven, seksueel misbruik, schoolse opvoeding, landloperij als vlucht uit een op hol geslagen wereld… het zijn maar enkele van de thema’s die levendig gestalte krijgen in de figuren die dit boek bevolken. Je wordt meegenomen naar nauwkeurig beschreven plaatsen en sociaal uiteenlopende middens, in een zo recent verleden dat het zonder probleem nog als heden kan fungeren.

    Natuurlijk is dit ook weer een misdaadroman, met de onvermijdelijke maar best aangename Commander Adam Dalgliesh, nu eens niet in de rol van de geniale onthuller van motief, methode en fatale vergissing van moordenaars en andere zondaars, en evenzo van hun menselijke, al te menselijke achtervolgers, maar als onmiddellijk in de feiten en de lokale gemeenschap betrokken vakantieganger. Daardoor is het boek veeleer sociale geschiedschrijving van een milieu, een momentopname die model staat voor onze complexe, verbijsterende wereld, met misdaden die niet verschillen van die van onze voorouders of die van het begin van het mensdom, met mensen die overleven op de ene of de andere manier, en daarvoor offers brengen, die hen ofwel neerduwen in dat ondraaglijk grijze bestaan van zij die weten dat morgen net zo weinig memorabel zal zijn als gisteren, ofwel hen optillen uit de massa door onverklaarbare menslievendheid, of integendeel blinde, verwoestende, hardnekkige haat. De portretten van kinderen, adolescenten, jonge gezinnen, verantwoordelijke en onverantwoorde volwassenen, jonge en oude ouderen, uit alle sociale middens, zijn staaltjes van psychologisch inzicht, subtiele taalvaardigheid en onmetelijk mededogen. De scherpe beelden van de natuur op elk ogenblik van de dag en de nacht, tijdens lome zondagnamiddagen en vroege winterstormen aan een kust die onverstoorbaar eeuwenlang mensen zag komen en gaan, stimuleren levendig onze leesfantasie, beter dan enige verfilming dat ooit zou kunnen en verplaatsen ons moeiteloos en reëel naar Norfolk en de gebeurtenissen die zich daar afspelen tijdens een vakantieweek.

    Dit is een boek om te lezen en te herlezen en te koesteren, een humaan geschenk aan althans deze verblufte, gefascineerde en dankbare lezer.

    PS In het Nederlands vond ik bij Proxis slechts drie titels: Moordkabinet, Dood onder geestelijken en Vuurtoren.


    08-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sonnet 129
    Klik op de afbeelding om de link te volgen






















































    William Shakespeare 1564-1616

    Sonnet 129

    Th' expense of spirit in a waste of shame
    Is lust in action; and till action, lust
    Is perjur'd, murderous, bloody, full of blame,
    Savage, extreme, rude, cruel, not to trust;
    Enjoy'd no sooner, but despised straight;
    Past reason hunted; and no sooner had,
    Past reason hated, as a swallow'd bait,
    On purpose laid to make the taker mad:
    Mad in pursuit, and in possession so;
    Had, having, and in quest to have, extreme;
    A bliss in proof,--and prov'd, a very woe;
    Before, a joy propos'd; behind, a dream:
    All this the world well knows; yet none knows well
    To shun the heaven that leads men to this hell.

    Lijf en ziel verdoen in kwistig beschamen
    is lust te keer; en eer zo te keer, is lust
    vermaledijd, moorddronken, bloeddorst, met schuld beladen,
    extreem, onbeschoft, wreed van aard, trouweloos, onbesuisd;
    amper nog genoten, alras toch veracht;
    nagejaagd tegen alle rede, van zodra in pacht,
    tegen alle rede veracht; als verzwolgen lokaas,
    met list gelegd om de zwelger te keren in een dwaas;
    dwaas in ’t bejagen, in het bezitten dwaas nog meer, maar
    genoten, genietend en in ’t gieren op ’t genot zonder weerga;
    welig in ‘t proeven en eens geproefd wee, waanzin, ellende;
    aleer, vreugde alvast verworven, als droom, illusie aanzien, erkend:
    gewis dat de wereld dit wel weet, en toch is ‘t niet één bekend
    hoe die hemel schuwen die ons mensen te dier helle wendt.

    vertaling Karel D’huyvetters, juni 2006


    07-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Scharlaken Rackham?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Over Scarlatti wou ik het even hebben. Hij leefde van 1685 tot 1757, niet de prettigste tijd in Europa. Een groot deel van zijn leven bracht hij door aan het Spaanse hof, waar hij muziek schreef voor de Spaanse koning, zijn zoon en zijn schoondochter. Farinelli, de man (minus sommige gewoonlijk als essentieel aanvaarde onderdelen) die via de gelijknamige film bij het publiek bekend werd om zijn fabelachtige castraatstem, leefde daar ook. (Omdat we nu geen castraten meer hebben, of onze zangers niet meer castreren, heeft men voor de film de stemmen van een hoge tenor (een man met een hoge stem maar mèt de bekende onderdelen, vermoedelijk) en een lage alt (een vrouw met een stem als van een man zonder de bekende onderdelen, als je nog kan volgen), elektronisch gemengd.) De koning had dus de meest beroemde en meest begaafde muzikale kunstenaars van zijn tijd opgekocht en die leukweg in zijn kasteel gelogeerd, waar ze hem moesten helpen zijn migraines te verjagen. Niemand anders mocht Farinelli horen zingen, niemand anders mocht een sonate van Scarlatti horen. Dit heeft ertoe geleid dat we van de 555 (echt waar!) sonates van onze vriend geen halve noot door hem zelf geschreven op papier hebben, en geen enkele uitgave door hem tijdens zijn leven. Ter vergelijking: stel u eens voor dat we van Madonna geen enkele cd hebben, geen enkele videoclip, geen enkele film, enkel verhalen van enkele vrienden en kennissen die haar eens hebben horen zingen op een feestje ergens in een Schots kasteel. Of dat we van Harry Potter alleen maar een versie hebben van iemand die het verhaal had horen vertellen bij het haardvuur, en die zich dat jaren nadien probeerde te herinneren en opschreef voor het nageslacht.

    Kijk, dan ben ik blij dat ik nu leef en niet in 1700. Ik kan Scarlatti alle dagen horen, voor twee keer niets. Briljant Classics is bezig met een uitgave van alle sonates, en voor de prijs moet je het niet laten, zoals bekend. Onlangs kon ik de hand leggen op een goedkope uitgave van de onovertroffen en waarschijnlijk ook onovertrefbare versie van die sonates van de veel te vroeg gestorven Scott Ross: dat ik dat nog mag meemaken! Ik luister ernaar in mijn luie zetel, of in de tuin, met het venster open, of op de bus met een sportieve koptelefoon en een draagbare cd-speler (ik vind oortjes wat irritant), of op mijn PC. En ik moet Scarlatti en zijn familie niet onderhouden. En geen clavecimbel voor hem kopen en stemmen, en afstoffen... Ik kan op dezelfde manier naar een elektronische Frankenstein-Farinelli luisteren, of naar Farinelli-aria’s gezongen door een jonge vrouw uit Alaska die in Wenen les volgde bij onze Vlaamse René Jacobs en zeker door Filips VI zou geschaakt zijn voor zijn persoonlijk en exclusief muzikaal (! natuurlijk) plezier indien hij haar had gehoord, maar dat heb ik dan weer op hem voor: ik kan haar wel horen, en met veel plezier. Viveca Geneaux is haar naam, en ze kweelt als, als, wat zal ik zeggen, als Farinelli, voor zover we weten, en niemand die ervoor gecastreerd is, wat toch ook mooi meegenomen is, zeker als je betrokken partij (!) bent.

    In mijn muzikale bijdragen krijg je altijd een aanmoediging om naar de discotheek te snellen en een cd of dvd te ontlenen. Dat is nu niet anders. Haal eens iets in huis van Domenico Scarlatti (Alexander, zijn vader, is voor mij en wellicht vele anderen een illustere onbekende, al dan niet terecht). Of iets met Farinelli: de cd van de film is een leuke eigenaardigheid, de cd met Farinelli-aria’s van Viveca Geneaux is een een lust voor het oor en zij voor het oog, en dat wil ook wat, toch? De engelachtige stem van Andreas Scholl zingt Farinelli alsof hij nooit iets anders gedaan heeft. Of zelfs iets van René Jacobs: zijn vroege cd’s voor zijn unieke stem, of zijn recente voor zijn muzikale ontdekkingen van heerlijke verloren gewaande componisten en muziekstukken. Jacobs behoort tot ons Vlaams erfgoed, maar het is enkel in het buitenland dat ze dat weten. Zo gaat het bij ons: geen sant in eigen land, een zekere Bob met die naam trekt naar Griekenland om zijn klanten (ondermeer) van hun depressies te verlossen. Er zijn minder aantrekkelijke manieren om dat te doen. Er zijn waarschijnlijk ook betere. Je leven opvrolijken met muziek lijkt me een kordaat middel tegen zwartgalligheid. Dat is alvast een begin. Waar wacht je nog op? Voor mij werkt het perfect. Het is ook goedkoper dan Griekenland. Misschien moeten de mutualiteiten maar eens overwegen om cd’s terug te betalen als antidepressiva. Of een St (pauze) St-stunt in deze bijna-verkiezingstijd: gratis cd’s?

    Bij Kruidvat doen ze het elke week, of toch bijna.

    Zet hem op… die cd!

     

     


    06-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beatrice di Tenda van V. Bellini
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vorige zaterdag was er op Mezzo nog eens Beatrice di Tenda van Vincenzo Bellini, een productie van de opera in Zürich van 2001.

    Mezzo is een van die Tv-stations die je digitaal kan nemen. Ze hebben ook een website met de programma’s voor de hele maand. Het aanbod is uitstekend: recente en historische opnamen, ruime keuze, jazz, klassiek, ballet… Alles wordt een aantal keren herhaald op een ander uur.

    Terug naar Beatrice.

    In de titelrol de ongelooflijk mooie stem van Edita Gruberova. Ik zeg wel degelijk stem, want Edita was toen echt geen spring chicken meer. Ik mag er niets van zeggen, want we zijn van hetzelfde jaar, 1946 en ik zie er al niet beter uit... en ik kan niet zingen. Zij had toen nog zowat de charme en de uistraling van een veldmuis. En ofwel was de regisseur in slaap gevallen of ontslagen, ofwel mocht geen van de zangers ook maar enigszins acteren wegens een vakbondsactie of een experiment in energiebesparing. Het decor was postmodern abstract: enkele trappen met buizen als leuning, een paar schelpstoelen, donkere gordijnen, dat was het. De kostuums waren vaag 1830. Scenisch was het dus een saaie boel, op wat overacting na, helaas, en ook de andere stemmen waren niet om over naar huis te schrijven: een mengeling van subtop op de terugweg en jonge strebers die nog wel wat te leren hebben, dus goed, maar niets bijzonders, en dat bijzondere is nu eenmaal wat je van een opera-opvoering verwacht. Gruberova's stem maakte (bijna) alles goed: een parelende coloratura, adembenemend in de hoogte, meesterlijke stemcontrole in de ppp-passages. Genieten dus bij haar solo aria's. Helaas voor de rest.

    Beatrice di Tenda is goede Bellini. Geen groot theaterstuk, maar heerlijke solo’s en best leuk koorwerk. Men vergelijkt hem wel eens met Chopin, wellicht omwille van de afwisselend ingehouden gevoeligheid en explosieve bravoure van zijn melodieën. Als we een kleine inspanning doen (en Verdi, Puccini maar vooral Donizetti even vergeten, maar dat is niet gemakkelijk…) dan zijn de opera’s van Bellini best wel het beluisteren waard.


    De productie bestaat ook op DVD (TDK, Opernhaus Zürich).

    PS Mag ik mij een ietwat incorrect grapje permitteren? Als je met Google corolatura opzoekt in plaats van coloratura, dan vind je het ook: op Japanse en Chinese sites... echt waal, plobeel het zelf eens. Google is dan weer slim: zij suggereren onmiddellijk het correcte woord als zoekterm.

    En naast het correcte Donizetti vind je ook heel wat sites die Donnizetti hebben. Vreemd. En leve het web!


    05-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vladimir Nabokov, Signs and Symbols
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Tekens en symbolen

     

    Het was de vierde keer in evenveel jaren tijd dat ze geconfronteerd werden met het probleem: wat voor verjaardagsgeschenk breng je naar een jongeman die ongeneeslijk ziek is in zijn hoofd? Er was niets dat hij verlangde. Voorwerpen die door mensen gemaakt waren, vormden voor hem een nest van boosheid, trillend van kwaadaardig leven dat alleen hij kon ontwaren, of wansmakelijke geneugten waarvoor in zijn abstracte wereld geen zin kon gevonden worden. Sommige konden ze meteen uitsluiten omdat ze hem ontstemden of schrik aanjoegen: elke gadget was bijvoorbeeld uit den boze. Daarom kozen zijn ouders een leuke, onschuldige snuisterij: een mandje met tien verschillende fruitsnoepjes in tien kleine potjes.

    Toen hij geboren werd, waren ze al een hele tijd getrouwd; sindsdien waren er wel twintig jaar voorbijgegaan, en nu waren ze al echt oud. Haar vaal grijs haar was willekeurig opgedaan. Ze droeg goedkope zwarte kleren. In tegenstelling met andere vrouwen van haar leeftijd, zoals mevrouw Sol, hun overbuur, haar aangezicht helemaal roze en paars met make-up en een hoed van veldbloemen, bood zij aan de onthullende stralen van de lentezon een naakte, witte aanblik. Haar echtgenoot was in hun oude land een vrij succesvol ondernemer geweest, maar was nu totaal aangewezen op zijn broer Isaac, een echte Amerikaan sinds meer dan veertig jaar. Ze zagen hem zelden en hadden hem de Prins als bijnaam gegeven.

    Die vrijdag ging alles verkeerd. De metrotrein verloor zijn levensstroom tussen twee stations in en een kwartier lang kon je niets horen dan het plichtsbewust kloppen van je hart en het ritselen van kranten. De bus die ze vervolgens moesten nemen, liet uren op zich wachten en toen hij eindelijk arriveerde, was hij afgeladen vol met kwetterende schoolkinderen. Het regende flink door toen ze het bruine pad opliepen dat naar het sanatorium leidde. Daar wachtten ze weer; in plaats van hun zoon naar binnen te zien schuifelen zoals gewoonlijk, zijn arme gezicht verknoeid met acné, slecht geschoren, lusteloos, en verward, verscheen er uiteindelijk een verpleegster die ze kenden maar niet erg apprecieerden, en die onthulde met opgewekte stem dat hij weer geprobeerd had een einde te maken aan zijn leven. Hij was buiten gevaar, zei ze, maar een bezoek zou misschien storend werken. De instelling was zo ellendig onderbezet van personeel en allerlei zaken raakten verloren gelegd of al te gemakkelijk verwisseld, dat ze besloten om hun geschenk niet achter te laten in het kantoor, ze zouden het meebrengen bij hun volgend bezoek.

    Ze wachtte tot haar echtgenoot zijn paraplu had geopend en nam dan zijn arm. Hij schraapte voortdurend zijn keel op die luidruchtige manier die hij had als hij ontdaan was. Ze kwamen bij het bushokje aan de overkant van de staat en hij vouwde zijn plu dicht. Een meter daarvandaan, onder een wuivende, druipende boom, lag een piepklein naakt vogeljong halfdood hulpeloos in een plas te trillen.

    Tijdens de lange rit naar het metrostation wisselden zij en haar echtgenoot geen woord, en elke keer als ze naar zijn oude hand keek, gezwollen aders, bruine vlekken op de huid, het handvat van de paraplu schokkend vasthoudend, voelde ze de drang van haar opwellende tranen. Ze keek op, om haar gedachten vast te klampen aan het een of ander en het gaf haar een lichte schok, een mengeling van medelijden en verwondering, toen ze merkte dat een van de andere reizigers, een meisje met donker haar en slonzige rode teennagels, lag te wenen op de schouder van een oudere vrouw. Op wie leek die vrouw toch? Ze leek sprekend op Rebecca Borisovna, haar dochter was getrouwd met een van de Soloveichiks, dat was in Minsk, jaren geleden.

    De laatste keer dat hij het had geprobeerd, was zijn methode, zoals de dokter het zei, een wonder van vindingrijkheid; en het zou hem ook gelukt zijn, als een afgunstige medepatiënt, die dacht dat hij leerde vliegen, hem niet had tegengehouden. Wat hij echt wou doen was een gat scheuren in zijn wereld en ontsnappen.

    Het systeem van zijn waanbeelden was het voorwerp geweest van een uitgebreid paper in een wetenschappelijk maandblad, maar zij en haar echtgenoot hadden het al lang tevoren zelf ontdekt. ‘Referentiële manie’ had Herman Brink het genoemd. In dit uitzonderlijk soort gevallen verbeeldt de patiënt dat alles dat om hem heen gebeurt een versluierde verwijzing is naar zijn persoonlijkheid en zijn bestaan. Reële personen worden uitgesloten van die samenzwering, want hij beschouwt zichzelf als zo veel intelligenter dan andere mensen. De zichtbare wereld volgt hem waar hij ook gaat. De wolken aan de starende hemel zenden elkaar met langzame tekens ongelooflijk gedetailleerde informatie over hem door. Zijn diepste gedachten worden bij het vallen van de nacht besproken, in handalfabet, door donker gesticulerende bomen. Keitjes of vlekken of plekjes zonlicht vormen patronen die op een afschuwelijke manier boodschappen voorstellen die hij moet onderscheppen. Alles is een geheime code en van dat alles is hij het thema. Sommige spionnen zijn afstandelijke toeschouwers, zoals glazen oppervlakten of stilstaand water; andere, zoals jassen in etalages, zijn bevooroordeelde getuigen, klaar om hem te lynchen; nog andere, lopend water, regenbuien zijn hysterisch, vrijwel krankzinnig en hebben een verstoord beeld van hem en leggen zijn daden op een groteske manier totaal verkeerd uit. Hij moet voortdurend waakzaam zijn en moet elk moment en module van zijn leven wijden aan het ontcijferen van de golvende beweging van de dingen. De lucht zelf die hij uitademt wordt geïndexeerd en geklasseerd. En als het alleen maar zijn onmiddellijke omgeving was die zich zo voor hem interesseerde, maar dat is niet zo! Hoe verder af, hoe geweldiger en welsprekender de schandelijke watervallen worden. De schaduwen van zijn bloedlichaampjes, een miljoen keer vergroot, vlieden over weidse vlakten; en nog verder weg zijn er machtige bergen, ondraaglijk solide en hoog, die in termen van graniet en kreunende naaldbomen de ultieme waarheid over zijn bestaan samenvatten.

    Toen ze het gedonder en de vieze lucht van de metro achter zich gelaten hadden, waren de laatste overblijfsels van de dag verweven met de straatverlichting. Ze wou wat vis kopen voor het avondmaal en dus reikte ze hem het mandje met de snoeppotjes aan en zei dat hij alvast naar huis moest gaan. Hij liep de trappen op tot de derde overloop en herinnerde zich dan dat hij zijn sleutels eerder die dag aan haar gegeven had.

    Zonder iets te zeggen ging hij zitten op de trappen en zonder iets te zeggen stond hij weer op toen ze tien minuten later toekwam, moeizaam strompelend, met een vermoeide glimlach, hoofdschuddend haar misprijzen uitend over haar eigen domheid. Ze gingen hun tweekamerappartement binnen en hij ging meteen voor de spiegel staan. Met zijn duimen trok hij zijn mondhoeken uiteen tot een afschuwelijk maskerachtige grimas en verwijderde dan zijn nieuw, hopeloos oncomfortabel gebit en doorbrak de lange speekselslierten die hem met zijn gebit verbonden. Terwijl zij de tafel zette, las hij zijn Russische krant. Zonder te stoppen met lezen nam hij het bleke voedsel tot zich dat geen tanden behoefde. Zij wist van zijn nukken en zweeg eveneens.

    Toen hij naar bed was, bleef zij in de woonkamer met haar verfomfaaid pak kaarten en haar oude fotoalbums. Aan de overkant van de binnenkoer, waar de regen in het donker tikte tegen een paar versleten vuilnisbakken, lichtten ramen op en in een daarvan kon je een man zien liggen, gekleed in een donkere broek, languit op een niet-opgemaakt bed, zijn naakte ellebogen in de lucht. Ze trok de blinden naar beneden en bekeek de foto’s. Als baby zag hij er nog verbaasder uit dan de meeste andere. De Duitse meid die ze in Leipzig hadden, gleed van tussen de bladen van het album, samen met haar verloofde met zijn vette kaken. Minsk, de Revolutie, Leipzig, Berlijn, Leipzig, een scheve gevel totaal uit focus. Vier jaar oud, in een park: nukkig, verlegen, met gefronst voorhoofd, wegkijkend van een opdringerige eekhoorn zoals hij wegkeek van elke andere vreemde. Tante Rosa, een bezige, hoekige oude vrouw met wilde ogen, die geleefd had in een beverige wereld van slecht nieuws, bankroet, treinongelukken, kankergezwellen, tot de Duitsers haar ombrachten, samen met al de mensen over wie ze zich zo’n zorgen had gemaakt. Zes jaar oud, dat was toen hij wonderbare vogels tekende met mensenhanden en voeten en aan slapeloosheid leed als een volwassen man. Zijn neef, nu een beroemd schaakspeler. Nog eens hij, ongeveer acht jaar, al moeilijk te verstaan, bevreesd voor het behang op de gang, bevreesd voor een bepaalde prent in een boek, die niets anders toonde dan een idyllisch landschap met rotsen op een bergrug en een oud karrenwiel aan een tak van een ontbladerde boom. Tien jaar oud: het jaar dat ze Europa ontvluchtten. De schaamte, het medelijden, de vernederende problemen, de lelijke, gemene, achterlijke kinderen die met hem op die speciale school zaten. En dan kwam die periode in zijn leven, net toen hij langdurig herstellend was van een longontsteking, dat die kleine fobieën van hem, die zijn ouders koppig bleven zien als de eigenaardigheden van een buitengewoon begaafd kind, verhardden tot een dicht net van illusies die logisch samenwerkten en hem totaal onbereikbaar maakten voor normaal verstand.

    Dat alles en nog veel meer aanvaardde ze, want al bij al was het leven niets anders dan het verlies aanvaarden van het ene plezier na het andere en in haar geval zelfs niet van vreugden, nee, nauwelijks meer dan mogelijkheden voor verbetering. Ze dacht aan de eindeloze golven van pijn die zij en haar echtgenoot moesten verduren, om een of andere reden; aan de onzichtbare reuzen die haar zoon zo onvoorstelbaar pijnigden; aan de onnoemelijke hoeveelheid tederheid aanwezig in de wereld; aan het lot van die tederheid, die ofwel vermorzeld wordt, of verspild, of omgezet in waanzin; aan verwaarloosde kinderen, neuriënd in zichzelf in stoffige hoeken; aan prachtig onkruid dat zich niet kan verbergen voor de boer en hulpeloos moeten toezien hoe de schaduw van zijn aapachtige bolle rug een spoor van vermaalde bloemen achterlaat, terwijl de monsterachtige duisternis naderbij komt.

     

    Het was al na middernacht toen ze vanuit de woonkamer haar man hoorde kreunen; en nu kwam hij de kamer binnen, met over zijn nachtkleed de oude overjas met de astrakan kraag die hij zoveel liever droeg dan de nette blauwe badjas die hij had.

    Ik kan niet slapen, riep hij.

    Hoe komt het, vroeg ze, waarom kan je niet slapen, je was zo moe?

    Ik kan niet slapen omdat ik crepeer, zei hij en legde zich neer op de sofa.

    Is het je maag? Moet ik dokter Solov bellen voor jou?

    Geen dokters, geen dokters, kreunde hij. Naar de duivel met dokters! We moeten hem daar snel weghalen. Anders zijn wij verantwoordelijk. Verantwoordelijk! riep hij nogmaals en rukte zich omhoog tot hij rechtop zat, zijn beide voeten op de grond, met zijn gebalde vuist op zijn voorhoofd bonzend.

    Goed, zei ze zachtjes, we brengen hem morgenvroeg naar huis.

    Ik zou wat thee willen, zei haar echtgenoot, en hij verdween naar het toilet.

    Ze boog moeizaam voorover en raapte enkele speelkaarten op en ook een paar foto’s die van de sofa op de vloer gevallen waren: hartenboer, schoppennegen, schoppenaas, Elsa en haar beestige vrijer.

    Hij kwam opgewonden terug en zei heel luid: Ik heb het allemaal uitgekiend. We geven hem de slaapkamer. Elk van ons beiden brengt een deel van de nacht dicht bij hem door en de rest van de nacht hier op de sofa. Elk om beurt. We zorgen ervoor dat de dokter hem ten minste twee keer per week ziet. En het kan me niet schelen wat de Prins ervan zegt. Trouwens, veel kan hij niet zeggen want zo zal het al bij al goedkoper uitkomen.

    De telefoon rinkelde. Het was een ongewoon uur voor de telefoon om te rinkelen. Zijn linker sloef was van zijn voet gegleden en hij viste ernaar met zijn hiel en zijn tenen terwijl hij in het midden van de kamer stond en kinderlijk, tandeloos zijn vrouw aangaapte. Haar Engels was beter dan het zijne, en daarom beantwoordde zij alle telefoons.

    Kan ik Charlie spreken, zei een dun, vlak meisjesstemmetje.

    Welk nummer wou je bereiken? Nee, dat is een ander nummer.

    De hoorn werd zachtjes opgehangen. Haar hand tastte naar haar vermoeide oude hart.

    Ik was erdoor verschrikt, zei ze.

    Hij glimlachte even vluchtig en hervatte dan meteen zijn opgewonden monoloog. Ze zouden hem gaan halen van zodra het licht werd. De messen zouden ze in een afgesloten lade moeten houden. Zelfs in zijn slechtste momenten vormde hij niet echt een gevaar voor anderen.

    De telefoon rinkelde andermaal. Dezelfde toonloze angstvallige jonge stem vroeg naar Charlie.

    Dat is een verkeerd nummer dat je hebt. Ik weet wat je verkeerd doet: je draait de letter O in plaats van het cijfer 0.

    Ze gingen zitten voor hun onverwachte feestelijke middernachtelijke thee. Het verjaardagsgeschenk stond op tafel. Hij slurpte luidruchtig; zijn gezicht was aangeschoten; keer op keer gaf hij zijn opgeheven theeglas een draaiende beweging om de suiker grondiger te doen oplossen. De ader aan de zijkant van zijn kaal hoofd waar een grote geboortevlek was, tekende zich duidelijk zichtbaar af en hoewel hij zich die morgen geschoren had, vertoonde zijn kin zilveren stoppels. Terwijl zij hem nog een kop thee uitschonk, zette hij zijn bril weer op en bekeek opnieuw met plezier de kleine doorschijnend gele, groene, rode potjes. Zijn onhandige vochtige lippen spelden hun welluidende etiketten: abrikoos, druif, zeepruim, kweepeer. Hij was aan wilde appel gekomen, toen de telefoon weer rinkelde.

    Vladimir NABOKOV, Signs and Symbols, door mij vertaald voor Lut.




    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Bijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!