mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
18-09-2006
uniform
Men kan zich de vraag stellen of zogenaamd religieuze of culturele symbolen, zoals hoofddoeken, keppeltjes, baarden, tonsuren, tatoeëringen, piercings etc. een uitdrukking zijn van de individuele vrijheid of juist een beperking ervan. Beide lijken me mogelijk. Men kan door het dragen van een of ander uniform, in de breedste zin van het woord, uitdrukken dat men tot een bepaalde groep behoort. Maar precies dat kan een teken zijn van (extreem) individualisme. Een jongeman die zich in een gotiek tenue steekt, schaart zich enerzijds onder die groep, maar anderzijds zet hij zich daarmee af tegen de burgerlijke maatschappij waartoe hij tot zijn ongenoegen behoort. Voor vele moslims, joden en andere herkenbare groepen is de klederdracht niet zozeer religieus maar wel cultureel bepaald: zij staan er niet bij stil, iedereen draagt het, heeft het altijd gedragen. Meer dan waarschijnlijk zijn die brave mensen stomverbaasd als ze zien hoe wij ons aankleden Ik bepleit een zo groot mogelijke verdraagzaamheid. Ik vind bijvoorbeeld het argument dat je met moslimkleren niet zou kunnen werken onzinnig: alsof er in Arabische landen niet gewerkt wordt, alsof bijvoorbeeld in een West-Vlaams bedrijf een bekende moslimvrouw niet perfect geïntegreerd is, met hoofddoek en al, en ondanks laaghartige bedreigingen door 'onbekenden'. Ook heel wat (autochtone) Vlamingen dragen een uniform; bepaalde types kan je er zo uithalen: ietwat te gezet, boots, overwegend zwarte te nauwe kleren, gemillimeterd haar, sikkebaardje. So what? Moeten we ook aanstoot geven aan de klassieke senioren-outfit van ribfluwelen donkergroene broek, geel hemd, lichtbruine pull, daim jasje, loafers en 'klak'? Of het bobo pak van de wedstrijdcommissaris: grijze flanellen broek, brogues, blauwe blazer met schildje, grijzende slapen en een buikje dat krampachtig ademloos ingetrokken wordt, hopelijk voor de duur van de foto? We zijn met teveel opdat we allemaal origineel zouden kunnen zijn. Een suggestie: draag eens twee verschillende sokken, en hou in de gaten wie dat door heeft... Nog eens: laten we mekaar eerlijk in de ogen kijken, en niet naar het kostuum dat we dragen. Zoals een jonge vrouwelijke collega me onlangs zei: ik heb een tattoo, ja. Ben ik nu iemand anders? Al dat er gebeurd is, is dat er wat verf in mijn vel gespoten is. Ik ben nog net dezelfde als daarvoor, toch? Net zo is die moslimvrouw waar we het helaas tot in den treure over hebben net dezelfde als ze zich een gotiek pak aanmeet, of een overal, of helemaal niets op een naaktstrand. Het verplicht kostuum voor jonge Arabieren is wat blanke en zwarte Amerikanen al jaren dragen. Geen mens die daar problemen mee heeft, ginds.
In The New Yorker stond destijds dit doordenkertje: Its a pity that uniformed so often means uninformed.
14-09-2006
individu en maatschappij (5)
Ik ben een trotse Vlaming, ben zo opgevoed en zie geen enkele reden om dat niet te zijn. Ik behoor tot deze herkenbare groep, en niet tot een andere. Dat gevoel aanspreken, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in Engeland tijdens the Last Night of the Proms, dat is formidabel, dat pakt je telkens weer, zoals vorige zaterdag nog. Wij hebben daar minder traditie van, maar ik krijg toch telkens rillingen als ik nog eens de fiere Vlaamse Leeuw mag aanheffen. Dit gezegd zijnde, verzet ik mij hardnekkig tegen het monopolie dat een of andere politieke partij meent te mogen claimen op het Vlaams-Nationalisme. Elke Vlaamse partij zou die gevoelens moeten delen en verdedigen in het onzalig Belgisch systeem waarin we nu eenmaal leven. Wij zijn zeer verschillend van onze zuiderburen en van de hoofdstedelingen nog meer. Dus moeten wij autonome structuren hebben voor alles wat we alleen willen doen en gemeenschappelijke voor wat we nog samen willen doen. En als dat restje van samen te klein wordt, dan moeten we maar uiteen gaan zoals twee partners doen als ze geen gezamenlijke toekomst meer zien. We verdoen onze tijd, energie en geld met die eindeloze discussies over Vlaamse autonomie. Iederéén in Vlaanderen wil die. Waarom is ze er dan niet? Waarom nemen we ze niet gewoon? Dat verwijt ik onze politiekers en vooral het type Vandenbrande destijds: grote woorden genoeg, zeker in verkiezingstijd, maar daarna
Vlaams-nationalisme was in oorsprong een algemeen Vlaamse verzuchting naar erkenning van onze groep. En dat nationalisme was wars van vreemdelingenhaat, die twee hebben met mekaar niets te maken, de leuze was Vlaming zijn om Europeeër te worden, het was een beweging van autonomie in een internationale bevrijdingsbeweging van onderdrukte volkeren en ethnieën. Wie vreemdelingen haat, heeft niet het recht de leeuwenvlag te zwaaien die onze ouders zo trots verdedigd hebben tegen een Belgicistisch, franskiljons en kapitalistisch, conservatief en onverdraagzaam religieus bestuur van uit de hoogte. Ik ben het niet eens met wat je nu overal hoort, dat Vlamingen racisten zijn. Als je ziet hoe goed vreemdelingen hier steeds onthaald zijn, ook nu nog, zelfs door mensen die steevast op die verkeerde partij stemmen... Vreemdelingen die men kent, dat zijn de goeie. Maar al die andere... Onze Poolse poetsvrouw (onze is hier abstract gebruikt, wij hebben er geen, voor alle duidelijkheid) is een goede, maar àl die Polen, dat is erg. Die vreemdelingen hier naast ons, dat zijn toffe mensen, maar àl die Turken hier, dat is teveel... Het is een paniekreactie. Ook de meest rabiate flaminganten hebben altijd wel begrepen dat de toekomst van Vlaanderen niet in het Belgisch keurslijf ligt, maar in een Europa van de regio's. Kijk naar Montenegro: onafhankelijk, ja, maar zo snel als mogelijk bij Europa! Laten we toch het flamingant zijn, zoals het vroeger heette, niet koppelen aan vreemdelingenhaat, dat is een historische vergissing. En als je Vlaams wil stemmen, en dat moet je zeker doen, dan heb je ruime keus. Kijk maar eens goed wat een partij voor de Vlaamse zaak gedààn heeft, niet hoeveel leeuwen er op de propaganda staan, dat is net zo'n obsceen misbruik als blonde kindjes of een ex-miss.
13-09-2006
Der Untergang des Abendlandes
Net zoals de meeste mensen van mijn leeftijd, die geboren zijn net na de tweede wereldoorlog, heb ik me meermaals afgevraagd hoe het mogelijk geweest is dat in een buurland, Duitsland, alles ooit zo uit de hand gelopen is als onder het Nazisme.
Duitsland was zowat de kern van onze beschaving en onze democratie. De kunsten genoten er hoog aanzien, er was een onvoorstelbaar bloeiende cultuur. De bedrijfswereld kende enorme expansie, de handel bouwde op ambacht, ijver en een algemeen geloof in vooruitgang.
De eerste wereldoorlog ligt veel verder van ons af, wat we erover lezen doet ons hoofdschudden: waanzin, gedreven door leiders die nog in het ancien régime leefden en met de kleine man als slachtoffer.
Men zou denken dat men toen een les had geleerd: nooit meer oorlog!
En dan begon in Duitsland een zelfdestructie van het maatschappelijk leven. Al het goede dat men had, werd opgeofferd in een ideologische strijd. De economie viel stil, de inflatie deed de rest. Een redder moest gevonden worden, en wat voor een
De enige manier om het land te redden, bleek een oorlogseconomie. De gevolgen lieten niet op zich wachten. En dan kwam de ware aard van het beestje tot uiting: machtswellust.
Men kan nog begrijpen dat Duitsland de bezette gebieden terugnam. Of beperkte streken waar etnische Duitsers leefden. En zelfs Oostenrijk, dat zolang samen met Duitsland een politieke en taalunie vormde. Maar Polen? Tsjecho-Slowakije? Hongarije? En dan de overrompeling van heel Europa. Rusland.
De steun die het Nazisme kreeg in de veroverde gebieden was marginaal, ze werden al zoveel als bevrijders binnengehaald als de Amerikanen in Vietnam en Irak. Het was duidelijk dat Duitsland nooit al die gebieden in de hand kon houden. Europa kon nooit hardhandig één worden in een Reich met Duitsland als dictator.
Maar er was meer dan die geopolitieke tactische vergissing. Er was meer dan de landhonger. Er was nog erger dan de dictatoriale machtsgeilheid.
Ik heb het over de immorele verschrikking van de uitroeiing van grote groepen medemensen, die als minderwaardige producten werden misprezen: de Joden; de Slavische volkeren; zigeuners, homos, psychisch gestoorden, lichamelijk gehandicapten, en uiteindelijk ook de gewone werkmens in de veroverde gebieden, die als slaven werden afgevoerd en meedogenloos uitgebuit om de oorlogsmachine draaiend te houden.
Ik noemde de eerste wereldoorlog waanzin. Welke woorden hebben we dan nog om het Nazisme te benoemen? Hoe is onze beschaving, onze cultuur op zon korte tijd, vanaf 1925 tot 1935, zo verschrikkelijk diep kunnen vallen? Uiterlijke factoren hebben meegespeeld, maar kunnen nooit verklaren hoe een kramikkige partij, een stupide ideologie en een aantal verwaande domoren de wereld over de rand van de vernietiging geduwd hebben. Het moet met andere woorden iets zijn in de mens zelf, in elk van ons, iets dat ook nu nog aanwezig is, sluimerend of virulent.
Machtswellust.
Het gevoel dat je hebt als je een vuurwapen in de hand houdt, het richt, afdrukt en vele meters verder de inslag ziet, een levend wezen dat neergemaaid wordt, even schokt en niet meer is.
De vinger op de knop van een machine.
De handtekening onder een document.
De macht over het lot van je medemens.
Niet zelfdoding stelt ons voor de ultieme zinsvraag, maar agressie, moord, uitroeiing, of het onverschillig laten creperen.
11-09-2006
Capriccio
In volle Blitzkrieg, in 1940, schreef Richard Strauss - hij was toen al 76 zijn laatste opera, Capriccio. De eerste opvoering vond plaats op 28 oktober 1942, in München, dat toen al elke nacht gebombardeerd werd.
Het thema is, zoals bekend, de vraag wat nu het belangrijkst is: de tekst, of de muziek. Er zijn twee rivalen voor de hand van de Gravin, de dichter en de componist. De ene maakt een gedicht voor haar, de andere zet het op muziek.
Voor het libretto deed Strauss aanvankelijk een beroep op Joseph Gregor, nadat de gelukkige samenwerking met de joodse Stefan Zweig (foto) onder dwang van de Nazis beëindigd was. Maar Gregor voldeed niet, en Strauss schakelde de dirigent en organisator Clemens Kraus in, samen met Hans Swarowsky, ook een dirigent, die ontslagen was door de Nazis. Het drietal genoot van de samenwerking.
Stefan Zweig, ondertussen uitgeweken naar Brazilië, benam zich op 22 februari 1942, samen met zijn jonge vrouw, het leven, vertwijfeld over de gebeurtenissen in Duitsland. Hij was 61.
Een van de bijdragen van Hans Swarowsky was het gedicht, dat vier keer voorkomt in de opera, tweemaal voorgedragen, tweemaal gezongen. Het is een sonnet, en wel van Ronsard (1524-85). Swarowsky zorgde voor de Duitse vertaling:
Kein andres, das mir so im Herzen loht, Nein, Schöne, nichts auf dieser ganzen Erde, Kein andres, das ich so wie dich begehrte, Und käm' von Venus mir ein Angebot.
Dein Auge beut mir himmlisch-süsse Not, Und wenn ein Aufschlag alle Qual vermehrte, Ein andrer Wonne mir und Lust gewährte, - Zwei Schläge sind dann Leben oder Tod.
Und trüg' ich's fünfmalhunderttausend Jahre, Erhielte ausser dir, du Wunderbare, Kein andres Wesen über mich Gewalt.
Durch neue Adern müsst' mein Blut ich giessen, In meinen, voll von dir zum Überfliessen, Fänd' neue Liebe weder Raum noch Halt.
Het sonnet komt uit de bundel Continuation des amours de P. de Ronsard Vandomois uit 1555, onder de hoofding Sonetz en vers de dix à onze syllabes:
XXVIII
Je ne saurois aimer autre que vous, Non, Dame, non, je ne saurois le faire: Autre que vous ne me sauroit complaire, Et fust Venus descendue entre nous. Vos yeus me sont si gracieus et dous, Que d'un seul clin ils me peuvent defaire, D'un autre clin tout soudain me refaire, Me faisans vivre ou mourir en deux cous.
Quand je serois cinq cens mille ans en vie, Autre que vous, ma mignonne m'amie, Ne me feroit amoureus devenir. Il me faudroit refaire d'autres venes, Les miennes sont de vostre amour si plenes, Qu'un autre amour n'y sauroit plus tenir.
En dit is mijn eigen Nederlandse versie:
een ander dan jou kan ik niet beminnen neen, geliefde, dat kan ik niet een ander dan jij behaagt me niet al kwam het aanbod van Vrouw Minne
je ogen zijn gracieus, zo zacht dat een enkele blik me breken kan en nog een blik weer heelt daarvan leven of dood ligt eender in hun macht
al zou ik vijf duizend eeuwen leven geen ander dan jou, geliefde kan ik ooit nog liefde geven
men moest me wel een ander leven geven zo vol is het mijne van jouw liefde een andere kan ik geen plaats meer geven.
08-09-2006
etymon: schermutseling
schermutseling, schermutselen
Weer zon ietwat vreemd woord. We weten wat ermee bedoeld wordt: een gevecht op kleine schaal, geen regelrechte veldslag, eerder het aftasten van elkaars getalssterkte en mankracht. Vandaar ook figuurlijk: redetwisten, over en weer elkaar plagen en uitdagen.
We herkennen natuurlijk onmiddellijk scherm, zoals in beschermen, of schermen, als werkwoord, dat oorspronkelijk betekende: zich verdedigen, en pas later de schermkunst of sport.
Het is de -uts- die zo vreemd aandoet.
Laten we even naar onze buurtalen kijken.
Het Frans kent het woord escarm(o)uche al heel lang, het verschijnt la rond 1360 in de bekende betekenis. Het zou kunnen teruggaan op het Italiaans scaramuccia of het Spaanse escarmuza, of het Portugese escarmuça, maar dat is het probleem alleen maar verleggen: waar komt de -uz- dan vandaan? Wellicht heeft men een Germaanse stam skirm tot een substantief gemaakt op de maat van andere substantieven die eindigden op uccia of uza.
Het Duits heeft Scharmützel en het Engels skirmish.
Men is het er dus niet over eens waar het woord het eerst opduikt, wat erop zou kunnen wijzen dat het zowat overal tegelijk verscheen. Dat is niet abnormaal voor een krijgsterm, want het oorlogvoeren was een internationale bezigheid, hoofdzakelijk bedreven door professionele huurlingen, die nu eens de ene, dan weer een andere vorst of veldheer dienden en vandaag in Spanje vochten en morgen in de Nederlanden.
Het is helaas veelbetekenend dat het precies een krijgsterm is die als een echt Europees woord in al onze talen aanwezig is. De honderdjarige, dertigjarige en andere oorlogen zijn ook wat we ons het best herinneren uit de geschiedenislessen, met telkens plaats en datum van de zeer broze vrede die dan gesloten werd: Münster, Westfalen, Utrecht, Gent, en de zoveelste onbesuisde en arbitraire herverdeling van hele provincies, landstreken en steden, die al te vaak niet meer was dan een nieuwe broeihaard voor ongenoegen en verzet.
Grenzen trekken op kaarten is gemakkelijker dan echte grenzen doen respecteren of valse grenzen opheffen.
En de boer, hij ploegde voort.
07-09-2006
Arcimboldo
Er zijn zo van die namen die je maar niet kan onthouden. Ja, dinges, hoe heet hij ook weer, je weet wel
Bij mij is een van die namen Arcimboldo. Het was zo erg dat ik op een bepaald moment beslist heb een mnemotechnisch middeltje in te schakelen. Vaak is het voldoende dat je de eerste letter weet om er terug op te komen. Wie is de schilder van Guernica? P Pi
Dus hoefde ik enkel te onthouden dat de naam met een A begon. En het werkt, sindsdien kan ik er meteen opkomen.
Wat is er dan zo bijzonder met onze Arcimboldo? Dat zie je meteen op de afbeelding hiernaast.
Giuseppe Arcimboldo (1527-1593) was schilder. Hij werd hofschilder voor de Habsburgse keizer Ferdinand I in 1562, en behield die functie ook onder zijn opvolgers Maximilian II en Rudolph II, tot aan zijn dood. Ze moeten dus wel tevreden geweest zijn over zijn werk, hij was zowat de algemene artistieke directeur van het hof.
Zijn bekendste werken zijn precies die waarin hij portretten schildert die samengesteld zijn met andere elementen, meestal groenten en fruit. De vier seizoenen lenen zich daartoe natuurlijk (!) erg goed. Soms gebruikte hij ook naakte menselijke figuren om gezichten te vormen, zoals in zijn portretten van Adam en Eva.
Die techniek heeft vrijwel onmiddellijk navolging gevonden, en blijft ook vandaag populair. Er zijn postkaarten en posters met portretten van onder meer Wagner, Napoleon en Leopold II waarin de gelaatstrekken gevormd worden door naakte vrouwen.
John Updike, die onlangs in Knack met een uitvoerig (maar aan Der Spiegel ontleend) interview eerherstel kreeg voor de eerder in dat typisch Vlaamse pseudo-intellectuele weekblad verschenen smalende recensie van zijn jongste boek The Terrorist, schreef in 1975 het vrijmoedige verhaal van een gevallen priester in A Month of Sundays en op de cover van de Penguin uitgave staat een heerlijk wellustige priesterkop in pure Arcimboldo-stijl van de hand van ene Justin Todd. Je zal het van mij moeten aannemen, want ik vind geen afbeelding van die cover op het web.
06-09-2006
etymon: quarantaine
Waarschijnlijk hebben we voor het eerst gehoord over quarantaine in romans over de zeevaart. Schepen die ervan verdacht werden besmettelijke ziekten aan boord te hebben, zoals de pest, hield men in quarantaine: ze moesten een hele tijd wachten voor de bemanning aan land kon.
Maar waar komt het woord vandaan?
Moeilijk is dat in feite niet, als we maar even naar het woord zelf kijken, en niet naar de betekenis. We zien er bijvoorbeeld quaranta in, en dat is Italiaans voor veertig.
De oudste bekende periode van veertig dagen is die waarin Christus de woestijn introk om te vasten bij de aanvang van zijn publiek leven.
Later, rond 1500, was het een wettelijk vastgelegde periode, tijdens dewelke een weduwe nog mocht verblijven in het huis van haar overleden echtgenoot. Niet fameus, dat.
Rond 1660 stellen de havenautoriteiten van Venetië een periode in quarantina giorni, van veertig dagen dus, een wachttijd voor schepen afkomstig uit landen of plaatsen waar de pest woedde, en gedurende die veertig dagen mochten zij de haven niet binnen. Dergelijke maatregelen waren al eerder in gebruik, zelfs al rond 1350. Men wist ondertussen immers dat als er dragers waren van de pest, dit zeker binnen de veertig dagen tot uiting zou komen.
Vanaf 1680 is de uitdrukking algemeen bekend. Sindsdien gebruikt men haar voor elke sperperiode, ook korter of langer dan de oorspronkelijke veertig dagen, die men oplegt voor men mensen, dieren of goederen toelaat in een bepaald land of voor ze in contact mogen komen met het publiek. Een bekend en succesvol voorbeeld is de quarantaine voor honden in Groot-Brittannië: zo heeft men tot op heden kunnen verhinderen dat rabiës of hondsdolheid daar opdook.
Waarschijnlijk is er vandaag niemand meer die nog aan de veertig dagen denkt die de naam hebben gegeven aan de quarantaine.
04-09-2006
etymon: curfew
Mijn oudste zoon Dirk wees me op een leuke etymologie: curfew.
Het is een Engels woord, dat ondertussen ook al in Van Dale gesukkeld is, hoewel er perfect bruikbare Nederlandse woorden voor zijn, namelijk avondklok en uitgaansverbod.
Het ontstond rond 1320, uit het Anglo-Franse coeverfu (1285), en verder nog uit het Oud-Franse covrefeu, van couvrir en feu, natuurlijk: dek het vuur af. Ook bij het ontstaan van het Engelse sport zagen we al de Franse invloed op het Engels, toen bijvoorbeeld ook sheep en calf veranderden in mutton (mouton) en veal (veau) als ze op tafel kwamen bij de rijke Franstalige adel.
In de Middeleeuwen probeerde men de al te frequente branden in de hoofdzakelijk houten huizen te vermijden. Elke avond werd de klok of een bel geluid en dat was het signaal om het vuur in haarden en kachels af te dekken met as. Stilaan werd het ook het signaal om naar bed te gaan.
Rond 1800 kreeg het de nieuwe betekenis die wij nu vooral kennen, namelijk het instellen van een uitgaansverbod na een bepaald uur, meestal om ongeregeldheden bij nacht te vermijden, bijvoorbeeld in bezet gebied.
01-09-2006
parallax
Parallax, van het Grieks parallaxis, heen-en-weerbeweging, zoals het draaien van het hoofd, het malen van de tanden etc.
Als wij ons vrij snel voortbewegen, bijvoorbeeld in een auto of met de trein en we kijken naar buiten, dan lijkt het alsof de dingen die zich op grote afstand bevinden vrijwel stilstaan en wat dichterbij is razendsnel beweegt. En als er zich halverwege een groot voorwerp bevindt, een boom, een gebouw, dan verschuift de verre achtergrond tegenover dit voorwerp.
Dat komt natuurlijk door de veranderende positie die wij innemen tegenover de voorwerpen die wij zien, de wisselende hoek van waaruit wij ze bekijken.
Dat verschijnsel noemt men de parallax.
In de geschiedenis van de astronomie heeft dat verschijnsel een belangrijke rol gespeeld. Toen men namelijk begon te opperen dat de aarde niet het centrum van de wereld was, en dat de sterren geen openingen waren in een schil die om de aarde hing, wees men dat van de hand omdat er geen sterrenparallax was. En inderdaad, als de sterren voorwerpen zijn die zich op verschillende afstanden in de ruimte bevinden en de aarde beweegt tegenover de zon en tegenover die sterren, dan zou ook daar parallax moeten optreden, omdat onze positie tegenover die sterren voortdurend verandert. En hoe goed men ook keek, men zag geen parallax.
Groot mysterie? Eigenlijk niet. Het probleem was dat men dacht dat de sterren zich vrij dicht bij de aarde bevonden, en in dat geval zou er inderdaad een zeer duidelijke verschuiving moeten zichtbaar zijn. Men kon zich toen de enorme werkelijke afstanden gewoonweg niet voorstellen. Met een beetje meetkunde die zelfs Euclides al kende, had men kunnen weten dat als de sterren zich zeer ver van de aarde bevinden, ze allemaal tot de achtergrond gaan behoren en dat de parallax vrijwel niet waarneembaar zou zijn, zeker zonder een ijkpunt op de juiste afstand en de juiste positie om metingen te doen. De meettoestellen die het klein beetje sterrenparallax kunnen meten, kwamen er pas vanaf de 19de eeuw, en eigenlijk is het maar met de lancering van de satelliet Hipparcos (High Precision Parallax Collecting Satellite) in 1989 dat er correcte en bruikbare metingen konden gemaakt worden.
In de literatuur gebruikt men de term parallax voor het procédé waarbij een zelfde gebeurtenis of een verhaal beschreven wordt door verscheidene personen, elk vanuit zijn of haar eigen standpunt.
30-08-2006
feestmenu
Het is niet alle dagen kermis, maar na het 100ste bericht en de 2000ste unieke bezoeker hebben we nu net ook de 4000ste pageview gehad. Soms vraag ik me af of het steeds dezelfde bezoekers zijn, dan wel nieuwe die mijn blog ontdekken, en of die dan ook gaan grasduinen in de oudere bijdragen; ik hoop het wel, want al zeg ik het zelf, er zijn er toch enkele bij die mogen gezien en vooral gelezen worden
Vorige zaterdag heb ik voor het eerst in mijn leven paling in t groen gemaakt voor (een deel van) de familie. Het was een beetje vals spelen, want nergens verse of zelfs maar diepgevroren rivierpaling te vinden, natuurlijk Dus maar zeepaling, ofte hondshaai en dat viel best mee.
In de voormiddag zat ik te lezen in een van de bundels van Ogden Nash, een Amerikaans humoristisch dichter (19 augustus 1902 19 mei 1971) en vond toevallig dit toepasselijk pareltje:
I dont mind eels except as meals.
Dat deed me natuurlijk watertanden naar een vertaling, en dit werd dan ook de menukaart:
Ogden Nash didnt mind eels except as meals in vertaling neem ik liever paling dan jou in de maling en op verse alen wil ik wel avondmalen in t green zijn eels zelfs exceptional meals Mr. Ogden would hog them as would Mr. Nash awash with spinach rozemarijn dragon en zurkel is zuring of sorrel en chervil is kervel parsley sage rosemary and thyme are all I need for a perfect rhyme behalve peterselie fijngeknipt door Eli en van citroenmelisse een blaaike geplukt door Aike dat moet wel lukken desnoods met Deepaks krukken vertalen doet Muziekje subiet zelf een vertaling van Sangeeth Carlo wil graag wat look en Moeke ook maar Manon wil ketchup and thats where I give up.
28-08-2006
Nicolas Gombert
Nicolas Gombert
We weten niet juist waar en wanneer hij geboren of gestorven is en dat is niet echt verwonderlijk, want het is allemaal vijfhonderd jaar geleden
Het is pas wanneer hij in 1526 toetreedt tot de muzikantentroep van keizer Karel V, dat zijn leven gedocumenteerd wordt. Zo komt het dat wij nu nog over hem spreken en, wat belangrijker is voor ons, dat we zijn muziek kunnen beluisteren.
Hij is meer dan waarschijnlijk afkomstig, rond 1500, uit wat we nu Frans-Vlaanderen noemen en wat toen gewoon Vlaanderen was, de streek rond Rijsel, misschien de plaats La Gorgue. Waar hij zijn opleiding kreeg is evenmin bekend, wellicht aan een van de plaatselijke scholen verbonden aan kathedralen, abdijen en collegiale kerken, die bekend stonden om de uitstekende muzikale kwaliteit van hun liturgische diensten. Daar ontwikkelden knapen, geselecteerd voor hun stem, hun muzikaal talent. Ze kregen een doorgedreven opleiding in het Gregoriaans en de muziek van de leider van de kapel, naast een algemene vorming die tot de beste behoorde die er te krijgen was. De meest begaafden brachten het op hun beurt tot componist en kapelmeester. Zo is het wellicht ook met Nicolas Gombert gegaan.
Hij begon als zanger bij de keizer in 1526 en in 1529 werd hij Maistre des enffans, en die taak omvatte niet alleen het muziekonderricht, maar ook de materiële organisatie: eten en drinken, kledij en schoeisel, reizen en logies, discipline en vooral ook: het zoeken naar nieuw talent in stad en dorp. Dat betekende naast de voortdurende reizen samen met de keizer, naar alle landen van het toenmalige Europa, ook nog specifieke zoektochten om nieuwe zangertjes te vinden en mee naar Spanje te brengen.
Gombert staat vermeld in de verslagen die zijn overgebleven van grote feestelijkheden overal georganiseerd ter gelegenheid van het bezoek van de keizer. Telkens spreekt men met lof over de uitgevoerde muziek en vaak zijn er partituren achtergebleven in de grote steden waar de feestelijkheden plaatsvonden.
Ook tijdgenoten die later over hem schreven zijn eensluidend lovend. Hij is een lichtend voorbeeld van de ernstige, hoogstaande en veeleisende muziek van zijn tijd, een vernieuwer ook, die de al uiterst complexe vocale muziek verder ontwikkelde en naar nieuwe hoogtepunten voerde.
En even plots verdwijnt Gombert uit de documenten van het keizerlijk hof.
We hebben één enkele aanduiding van wat er zou kunnen gebeurd zijn: in 1561 schrijft Cardanus over hem na zijn dood; hij zou veroordeeld zijn voor het misbruiken van een van de knapen en naar de galeien gestuurd; daar bleef hij merkwaardig genoeg componeren, en keizer Karel zou daardoor vermurwd hem genade verleend hebben. Gombert zou dan in de streek van Doornik gaan wonen zijn, waar hij een prebende had gekregen, een betrekking zonder veel inhoud maar met een vast loon. Er is een brief van hem bekend uit 1547, waarin hij een compositie aanbiedt aan Ferrante Gonzaga, de veldheer van de keizer. Zijn overlijden kan dus ergens rond 1560 gesitueerd worden.
Gedurende korte tijd was Gombert aldus de belangrijkste muzikant van zijn tijd, in dienst van de keizer zelf, leider van de grootste en bekwaamste groep professionele zangers, knapen en volwassenen, componist van werken die uitgevoerd werden voor de keizer, koningen, pausen en prelaten tijdens somptueuze feestelijkheden in alle hoofdsteden van het rijk, in contact met alle andere belangrijke componisten en musici. Zijn muziek staat verspreid in handschriften, koorboeken maar met de opkomst van de drukkunst in belangrijke mate ook in vele publicaties, soms met werk van anderen, soms ook in eigen verzamelingen.
Over zijn muziek waren zijn tijdgenoten het eens, en ook nadien is hij lange tijd als een belangrijk meester erkend gebleven, en zijn muziek nog lang uitgevoerd of geïmiteerd. Wanneer wij ernaar luisteren, en dat is sinds de renaissance van de oude muziek, die vooral in Vlaanderen al begon om en rond 1980, steeds beter mogelijk, dan vallen ons vooral deze aspecten op.
Vooreerst het feit dat het om zuiver vocale muziek gaat, a capella, dus zonder begeleidende instrumenten; er is ook geen zuiver instrumentale muziek van hem bekend. Een tweede kenmerk is het polyfone karakter van zijn composities. Zijn voorgangers, bijvoorbeeld Josquin Desprez, behielden nog belangrijke mate homofone elementen, waar de zangers van de verschillende partijen de tekst nog ritmisch samen en tegelijker tijd zongen. Bij Gombert zetten de verschillende partijen, tot zelfs twaalf toe!, de tekst na elkaar in, in imitatie en variatie van een voorgaande stem. Dit gebeurde ook al bij Josquin, maar daar werkten alle stemmen samen, of groepen van stemmen naar een gezamenlijk akkoord toe, dat even werd aangehouden, waarna een nieuwe muzikale zin begon. Gomberts vernieuwing is dat terwijl de ene groep zon kadens of homofoon rustpunt bereikt, de andere stemmen rustig verder gaan met het ontwikkelen van hun muzikale lijn. Door het vermijden van deze gezamenlijke rustpunten krijgt het geheel zo een wijds, continu en majestueus karakter, een brede muzikale stroom, uiterst complex, waarin de hoge, midden en lage stemmen afwisselend om de aandacht vragen, waar themas ontwikkeld en herhaald worden, gevarieerd, uitgepuurd, omspeeld, en uiteindelijk na een schrijnende dissonant in een indrukwekkend slot neergezet. Men spreekt soms van een muzikaal tapijt, maar dan een met de kwaliteit van onze wonderbaarlijke kleurrijke Vlaamse tapijten, die vreemde vorsten zo graag meenamen dat ze nu hoofdzakelijk in Madrid, Parijs, London, Rome of Sint-Petersburg te vinden zijn.
Ik woonde ooit een concert bij in de romaanse kerk van Bertem, met Gomberts muziek uitgevoerd door Henrys Eight, een uitzonderlijk knappe Britse groep, en het was om er kou van te krijgen: de stemmen van de contratenoren klaterden hoger dan je voor mogelijk houdt, de bassen bromden en dreunden, de tenoren klonken als antieke trompetten, met zijn achten lieten ze de kerk galmen met echos die minuten lang nazinderden en van alle hoeken leken te komen. Het was adembenemend. Thuis op de Cd klinkt het natuurlijk niet zo goed, maar als je het volume wat kansen geeft en de ogen sluit, dan ervaar je gegarandeerd die zeldzaam bevreemdende maar subliem verrijkende complexiteit van een van de hoogtepunten van onze Vlaamse polyfone muziek.
26-08-2006
Help uzelf
Help uzelf
een chanson voor Jacques Brel zaliger, zeer vrij naar Ogden Nash
Kijk de Leon op weg van huis stralend als neonbuis hij heeft een afspraakje vanavond das best aardig voor zo een ou vent hij is op weg naar Liselotje dromend van haar boterpotje je merkt al dat hij van plan is wat elke man die het nog kan is is dat zijn reputatie die hem al voorafgaat of de degustatie waar hem al iets van voorstaat dat die tram maar gauwkes komt voor zijn onderdaan in opstand komt
Maar het is niet pluis Liselotje weer niet thuis er is nog Angèle dat is zon geile op ou venten althans voor centen maar vanavond is Angèle aan t werk voor Leon dus weeral solo handwerk een vodje mosterdpotje oh die vrouwen ze kunnen verrekken de Leon komt wel aan zijn trekken op zijn kamer bij ijskoud neonlicht glazige blik op een blote Madonna gericht die zaterdag om kwart over elf slaat Leon de hand aan zichzelf
helaas voor het laatst
Categorie:poëzie Tags:muziek
25-08-2006
kattebelletje
katte(n)belletje
Je kan een kat de bel aanbinden.
De uitdrukking gaat terug op een fabel van Aesopus, waarin de muizen overleggen hoe ze zich kunnen beschermen tegen de kat; een van de voorstellen is dat men haar een bel aanbindt. Een goed idee: dat is precies wat wij mensen met onze katten doen als we willen verhinderen dat ze ongehinderd muizen en vogels vangen. In de fabel zijn de muizen dan ook wild enthousiast over het voorstel, tot een senior-muis vraagt: en wie gaat de kat de bel aanbinden? Waarop een lange stilte volgde.
Moraal: het is gemakkelijker voorstellen te formuleren dan ze uit te voeren.
De betekenis van de uitdrukking is dan: een onuitvoerbare of uiterst gevaarlijke taak beginnen, de koe bij de horens grijpen.
Maar niet alle belletjes die katten aangebonden krijgen zijn kattebelletjes. Mijn studiegenoot Peter gebruikte in 1965 of zo het mij toen niet bekende woord, in de betekenis van: een niemendalletje, een vlug of nonchalant geschreven boodschap of gedachte op een stukje papier. Van Dale steunt hem daarin. Peter zei erbij dat het woord van het Italiaans kwam: een cartobello is een klein kaartje. En de volksetymologie maakt daarvan dan ons kattebelletje.
Maar je hebt goed zoeken, veertig jaar later, naar cartobello in Italiaanse woordenboeken: niet te vinden, hoor. Van Dale beweert dan weer dat het komt van scartabello en dat zou slecht boek betekenen; een van de betekenissen van scarto is inderdaad van een minderwaardige kwaliteit, maar bello betekent mooi, niet boek
Een Italiaans etymologisch woordenboek verklaart scartabello als afkomstig van het Spaans cartapel en dat zou een samentrekking zijn van charta en pellis (vel in het Latijn), een perkamenten kaartje dus. Scartabellare is in alle geval ook nu nog Italiaans voor haastig of nonchalant bladeren in een boek, en een scartafaccio is een kladboek; faccia is bladzijde. Scartabello heeft in het Italiaans ook nu nog de betekenis van een tekst van weinig belang.
De Vereniging Onze Taal verwijst eveneens naar scartabello, maar zij vertalen het als boekje, register.
Van Dale zou dus (weer eens, denk aan de dittografie) de bal mis slaan; een slecht boek, voorwaar.
De tussen-n dan. Volgens de taaladviseur van de VRT, die daarin Van Dale volgt, is een kattebelletje ons briefje, en een kattenbelletje het belletje dat een kat draagt. Maar de onlangs gewijzigde taalregeling laat beide toe in beide gevallen, kwestie van het simpel te maken, natuurlijk.
Onze Taal stelt voor dat we het nuttige onderscheid houden. Waarom ook niet? Maar het blijft arbitrair.
Hoe dat Italiaanse scartabello hier geraakt is? Misschien via de Italiaanse internationale bankiers uit de Renaissance, die hun leningen en andere overeenkomsten op dergelijke papiertjes en bundeltjes schreven. Van Dale geeft als vroegste datum 1662 aan, dus dat zou kunnen kloppen.
Mijn laatste kattebelletje dateert uit mijn studietijd. In de gezellige leeszaal van de filosofische bibliotheek in Leuven kwam een Amerikaanse jongedame van een sanitaire stop terug met een fors gapende rits achteraan haar rok, en nam terug haar plaats in naast mij. Ik schreef op een snipper zoiets als you left your skirt open (nadat ik skirt had opgezocht...) en schoof haar het briefje toe. Ze wou het niet lezen, dacht wellicht dat ik oneerbare voorstellen deed; ik insisteerde, met een ernstig, zelfs bezorgd gezicht; zij nam het uiteindelijk dan toch aan, met lange vingers en een gezicht als stond míjn rits open. Dan kleurde ze karmijnrood, zette het op een lopen en kwam even later met een stralende glimlach en een veilig gesloten rits weer naast mij zitten. Er is geen vervolg aan dit verhaal geweest, heus.
23-08-2006
Der Fall Wagner (F. Nietzsche)
Seniorennet heeft ook een forum. Mensen kunnen daar berichten kwijt over allerlei onderwerpen, en reageren op andere berichten. Een tijd geleden nam ik deel aan een discussie over het individu in de maatschappij, en berichtte daarover ook hier. Een laatste aflevering daarvan volgt binnenkort.
Ik was bij de afdeling klassieke muziek een operaforum gestart; daar had ik een drietal besprekingen van operas gezien op Mezzo en op DVD gepost, zoals dat heet. Een bescheiden aantal lezers, niemand die inpikte met eigen besprekingen of commentaar. Tot ik mijn recente bespreking van Wagners Tannhäuser ook daar plaatste, inclusief de slotparagraaf over Wagners antisemitisme.
Een operaliefhebber reageerde attent op de bespreking, maar voegde eraan toe dat hij van dat antisemitisme in de werken van Wagner zelf niets gemerkt had; dat had ik ook niet beweerd, en ook dat erkende hij.
Een andere persoon reageerde eerder afwijzend op die ene paragraaf. Vervolgens was er een tirade van de moderator: blijf bij uw topic.
Muziek bespreken: geen probleem althans als het met kennis van zaken gebeurt Maar geen politiek erbij betrekken, geen gegevens over het persoonlijk leven van de kunstenaars en zo.
Ik heb mijn operaforum maar laten afsluiten. Wie wil weten wat ik over opera en muziek in het algemeen denk of voel, leze in het vervolg mijn blog. Het al wat amechtige forum zal dan zo mogelijk nog schraler bedeeld zijn met bijdragen van dilettanten en op die manier uiteindelijk van een open forum verder evolueren tot een persoonlijke blog.
Wat me ook van het hart moet is dit. Blijkbaar zijn er nog steeds mensen die de kunst als iets verhevens beschouwen, iets dat groter is dan de mens, hem overstijgt en dus onaantastbaar is. Hoe verder de kunstenaar en zijn werken in het verleden, hoe heiliger. Dus geen verkeerd woord over de groten van de muziek, bijvoorbeeld: Bach, Mozart, Beethoven en Wagner. Men vergeet daarbij dat, hoe geniaal ook, deze kunstenaars slechts mensen waren, met alle kenmerken vandien. Een kunstenaar is niet meteen en niet noodzakelijk ook een voorbeeldig mens. Hij kan kleine kantjes hebben, duidelijke gebreken, een slecht karakter zelfs, en toch een uitstekend kunstenaar zijn, waarom niet. En dit is ook het geval met zelfs de allergrootsten. De muziekwetenschap is nu zover dat zij dat erkent en uitvoerig documenteert, bijvoorbeeld door de publicatie van de wel erg scatologische brieven van Mozart, de wel erg zakelijke communicatie van Bach met zijn broodheren, de wel erg vreemde relatie van Beethoven met zijn neef en ga zo maar door, want zo komen we ook bij het rabiate, manifeste en onverbeterlijke antisemitisme van Richard Wagner. Niet alleen in zijn pamflet Das Judentum in die Kunst (1850, 1869), maar ook in later geschriften, publieke zowel als talrijke van zijn 10.000 (!) brieven komt hij steeds terug op de fysieke afstotelijkheid van de Joden als ras, op hun misdadig asociaal gedrag, op hun intrinsiek onvermogen tot intelligentie, beschaving, hun ongeschiktheid tot originele kunst van welke aard ook, op hun cynische vermeende integratie, op hun onophoudelijke pogingen om de economische macht in handen te nemen door bedrog en uitbuiting van de anderen, op hun destructieve invloed op alle vormen van kunst. Hij was niet de enige, natuurlijk, maar weinigen zijn zo lang zo ver gegaan als hij en hebben zo weinig nuance getoond, of zon totaal gebrek aan zelfs maar het geringste mededogen, zelfs niet tegenover collegas als Mendelssohn en vooral Meyerbeer, aan wie hij nochtans veel verschuldigd was.
Elke muziekliefhebber zal vroeg of laat moeten erkennen dat men niet om de genialiteit van Wagner heen kan, dat zijn muziek behoort tot wat men nu het werelderfgoed noemt. Maar ook wie door zijn werk gefascineerd is en meteen ook de kunstenaar zeer bewondert, zal moeten erkennen dat Wagner zeer blatant een verschrikkelijk duistere kant had en het lijkt mij, net zoals vrijwel alle hedendaagse musicologen, onmogelijk om over Wagner te spreken zonder ook die kant onder ogen te zien. Ik behoor niet tot degenen die zijn antisemitisme ook in zijn composities zien, de argumenten die zij daarvoor aanbrengen zijn vaak indrukwekkend, maar uiteindelijk is het interpretatie, geen feit, in tegenstelling met de onmiskenbaar klare wan-taal die hij in zijn geschriften heeft nagelaten.
Natuurlijk is Richard Wagner niet verantwoordelijk voor wat de propagandamachine van de Nazis met zijn muziek, zijn figuur en met Bayreuth gedaan heeft - al was het voor hen natuurlijk wel gefundenes Fressen -, noch voor de onverbloemde collaboratie van zijn familie met het Nazisme en met Hitler zelf, vriend aan huis bij Winifred tot op het laatst. In een later interview beweerde ze dat zij niet op de hoogte was van wat zich in de concentratiekampen afspeelde, en distantieerde zich daarvan ook. Ook zij heeft het dus niet geweten. Het is mogelijk. Maar het lijkt toch wat onwaarschijnlijk, als men bedenkt hoevelen het wel wisten, en hoe goed zeker de hogere kringen in het Derde Rijk geïnformeerd waren.
Wagner is zo een complexe figuur als mens, en dat kan niet anders dan afstralen op zijn appreciatie als kunstenaar. Het is ook zeer moeilijk om volledig afstand te nemen van die complexiteit wanneer we ons bezinnen over zijn kunstwerken. Het lukt nog wel bij het beluisteren en bekijken zelf van zijn operas, al schud ik nadien toch telkens het hoofd, zuchtend: hoe is het mogelijk dat iemand die in staat was tot dergelijke hoogtepunten van het menselijk geestelijk vermogen, zich evengoed en terzelfder tijd kon bezondigen aan zulke beschamende en uiteindelijk zelfs infantiele opvattingen over zijn medemensen, inclusief collega-componisten en de talrijke uitstekende muzikanten die ook in zijn orkesten traditioneel een belangrijke rol speelden en ook mochten blijven spelen onder zijn muzikaal bewind.
Ik verzet mij, mede door deze wat wrange bijdrage, vrij principieel tegen de onbetwistbaar voorbijgestreefde en ook musicologisch onhoudbare absolute scheiding van kunstenaar en kunstwerk. Wie enkel naar de muziek luistert en genietend de ogen sluit voor de kunstenaar die ze gemaakt heeft, doet die kunstenaar onrecht aan en mist een kans om dieper door te dringen in het wezen van zijn kunst, het wezen van de kunst. Want al is vita brevis, en ars longa, toch is de kunst onvermijdelijk en essentieel des mensen, misschien wel zijn hoogste gave, zijn sublieme aspiratie tot eeuwigheid en zijn eindeloze betrachting van transcendentie, ook als in zijn hart de stormen woeden die geen van ons ooit sparen.
Niemand is volmaakt. Dat te erkennen is een noodzakelijke stap naar een dieper begrip en een eerlijk verbaasde bewondering voor de uitzonderlijke monumenten waartoe sommige begenadigde kunstenaars, zoals ook Richard Wagner, in staat zijn.
22-08-2006
cinq colonnes à la une
Lang geleden, ik moet een jaar of negen geweest zijn, was ik op bezoek bij goede kennissen, eigenlijk verre familie. Zij hadden een televisietoestel en Marie, de lady of the house, keek altijd naar het nieuws op Rijs(s)el, de Franse zender die van uit Lille Vlaanderen bereikte. Ik moet een zuur gezicht getrokken hebben, want ze achtte het nodig zich daarvoor te verontschuldigen: ze vond het nieuws op die zender beter dan op de Vlaamse, zei ze. Dat antwoord was voor mij bevredigend: enkel het beste is goed genoeg, toen al, blijkbaar. Dat programma, le journal télévisé, had als titel: cinq colonnes à la une.
Pas veel later verwonderde ik me over de betekenis van die titel.
En ook veel later vond ik de etymologie van Rij(s)sel en dus ook van Lille, want dat loopt parallel, kijk: Rijssel is ter ijssel, en ijssel is hetzelfde als eiland, denk aan het Engelse island. Rijssel, de stad op het eiland in de rivier de Deule, dus. In het Frans is Lille eigenlijk lisle, het eiland. Mooi, hé?
Maar wat zijn die vijf kolommen op de één?
Daarmee belanden we weer op dat ander stokpaardje van mij: typografie, meer bepaald de krant. Als er groot nieuws was, dan kwam dat natuurlijk op de eerste pagina, la une. En de vijf kolommen? Kranten zijn altijd veel breder geweest dan boeken, en het lettertype meestal eerder klein, zodat er veel op een pagina en dus veel in een krant kon, dat drukt de prijs. Als je op zon brede pagina geen kolommen gebruikt, dan krijg je veel te lange tekstregels, dat leest niet vlot, dat merk je zelfs hier op mijn blog. Vandaar dat kranten en tijdschriften altijd in kolommen gezet worden. Een belangrijke kop, een blikvanger in de krant werd dan gezet uit een heel grote letter, over de volle breedte van de krant, dus over alle vijf de kolommen. Een titel die zo breed uitgesmeerd werd, was wel heel speciaal. Dan holde de hoofdredacteur naar de zetters en riep: Le roi est mort! Cinq colonnes à la une!
Vandaar dus de titel van het Franse journaal destijds: je kreeg er de krantenkoppen, het belangrijke nieuws. En la une was ook nog de naam voor de zender zelf, de ORTF had toen al twee zenders.
Die lay-out van de krant gebruikt men vandaag nog altijd. En in het journaal op de VRT is er daarvan nog een spoor. Onmiddellijk na of zelfs door het openingsmuziekje heen, meldt een onzichtbare nieuwslezer de koppen: schooltje uitgebrand - 28 gevangenen ontsnapt - koopjes groot succes - Castro in ziekenhuis
Het valt daarbij op dat lidwoorden, voorzetsels en andere kleine woorden die niet noodzakelijk zijn om de inhoud te vatten, weggelaten worden. Dat gebruik is rechtstreeks overgenomen van de krantenkoppen. Titels die uit een grote letter gezet worden, nemen natuurlijk veel plaats, dus liet men alles weg dat niet noodzakelijk was: Moordenaar gevat! Regering valt! Belgen niet naar WK! Zo kon men de boodschap op één regel houden.
Ik denk dan altijd: op radio en Tv hoeft dat toch niet, daar is toch geen plaatsgebrek? Je kan evengoed aankondigen: De koningin doet een val! De inflatie is gestegen! De olieprijs daalt morgen voor het eerst! Club Brugge gaat onderuit tegen Westerlo!
Anderzijds is het is leuk als je weet waar dat gebruik vandaan komt, het krijgt dan toch weer een beetje zin. Ik vermoed dat de meeste mensen er niet bij stilstaan, vandaar. Misschien denk je eraan als straks het nieuws weer abrupt begint zonder lidwoorden.
Lidwoord verdwenen in titel! Tip van sluier opgelicht! Karel weer op dreef!
Cinq colonnes à la une!
Antisemitisme
Antisemitisme
In België en in verscheidene andere westerse landen is het belijden of verdedigen van antisemitisme, net als andere vormen van racisme, een strafbaar feit, net zoals het ontkennen van de Holocaust, de vernietiging van de Joden onder het Naziregime in Duistland.
In andere landen behoort antisemitisme als het ware tot de staatsgodsdienst; dat is zonder meer zo voor de Islamstaten. Ik wil me niet uitspreken over de wereldpolitiek ten aanzien van Israël en van de Islam. Ik wil hier enkel even de aandacht vestigen op een detail van het historische en het hedendaagse antisemitisme, namelijk de zogenaamde Protocollen van de Oudsten van Sion.
Het gaat om een document dat beweert opgesteld te zijn op een geheim Joods congres, waarin de Joodse leiders hun plannen ontvouwden om de wereldheerschappij te grijpen. Sinds het document voor het eerst verschenen is rond 1900 hebben alle antisemitische krachten het gebruikt als een belangrijk argument om hun Jodenhaat te staven.
Vrijwel onmiddellijk na het verschijnen is gebleken dat het om een vervalsing gaat. Men heeft door nauwkeurige tekstvergelijking kunnen vaststellen dat het vrijwel helemaal is gekopieerd van twee andere teksten, waarvan de ene niet eens over de Joden gaat en de andere een hoofdstuk uit een roman is. Ook nadien is telkens weer gewezen op het feit dat dit document een totale vervalsing is, met alle mogelijk bewijsmateriaal, bijvoorbeeld in een reeks artikels in The Times van London in 1921. Sindsdien zijn talrijke wetenschappelijke artikels en zelfs hele boeken aan deze problematiek gewijd.
Toch is deze tekst een eigen leven blijven leiden.
Het bekendste geval is natuurlijk Hitler en Nazi-Duitsland. In Mein Kampf schrijft Hitler dat hij op de hoogte is van de argumenten die de vervalsing bewijzen, maar dat hij ze niet gelooft: kranten staan vol leugens. De Protocollen werden verplichte Nazi-literatuur.
Een minder bekend maar toch wel opmerkelijk ander geval is dat van Henry Ford, de automobielfabrikant en notoir Jodenhater, die 500.000 exemplaren liet drukken en verspreiden. Later heeft hij toegegeven dat hij zich daarmee vergist had, zonder weliswaar zijn anti-Joodse houding op te geven.
Ook vandaag nog is dit document actueel. De Islamstaten drukken het in grote oplagen en verspreiden het onder de bevolking. In verscheidene staten is het een verplicht onderdeel van het basisonderwijs. Politieke leiders verwijzen ernaar en citeren eruit. Populaire Tv-feuilletons zijn erop gebaseerd. Ook in het handvest van Hamas is het vermeld, met citaten.
Het is moeilijk om een vergelijkbaar geval van fraude te vinden, en zeker een met dezelfde verschrikkelijke gevolgen. Men weet dat het Boek van Mormon een soort van vervalsing is: het is allicht niet door engelen geschreven op gouden platen, maar door de stichters van de godsdienst; het is merkwaardig dat zovele aanhangers daarvoor blind blijven, maar dat gebeurt wel vaker met religieuze teksten. Edoch, wat men overigens over de Mormonen mag denken, zij zijn op geen enkele manier te vergelijken met het Nazisme of de Islamterreur, en het verwarde maar eigenlijk onschuldige Boek van Mormon al evenmin met de infame Protocollen.
Wie meer wil weten over dit intrigerende verhaal kan het best terecht op het Wikipedia-artikel hierover, maar dan wel het uitstekend geschreven en sterk gedocumenteerde Engelstalige artikel. Het Nederlandstalige is veel korter, bevat enkele onnauwkeurigheden en vrijwel geen referenties naar de bronnen, en geen materiaal over het ontstellende officiële gebruik van de vervalsing in onze dagen. Sommige teksten hebben uitzonderlijk een beschermd statuut gekregen op de overigens vrije Wikipedia, omdat belagers proberen de tekst te saboteren.
Vrijheid van mening is geen absoluut recht.
Het recht van de waarheid wel.
21-08-2006
Kruis
Als kind was ik altijd onder de indruk van de Goede Week, toen de passie van Christus met speciale liturgische aandacht herdacht werd. De gegevens zijn ons, ouderen bekend: Christus deed zijn intrede in Jeruzalem, vierde met zijn volgelingen het laatste avondmaal, werd verraden door een van hen, gevangen genomen, gemarteld, veroordeeld en ter dood gebracht, en verrees op de derde dag.
De beeltenis van Christus aan het kruis is het meest krachtige symbool van het christendom, vroeger was er geen kamer zonder kruis. Hij heeft zijn leven gegeven voor ons, dat was de boodschap.
Maar dat is enkel zo als je een hele ingewikkelde theologische uitleg geeft. Doe je dat niet, dan blijft er niet veel meer over dan de feiten: een jonge oproerkraaier die al jaren het land op stelten zet met zijn aanklachten tegen de gevestigde macht, vooral de religieuze, gaat een stap te ver, de kerk grijpt in, speelt een politiek spelletje met de Romeinse bezetter, en de man wordt uitgeschakeld.
Heeft hij zijn leven gegeven? Wel, hij heeft zich niet verzet: hij is niet gaan lopen, heeft zich niet verweerd tegen de aanklachten, heeft zijn leerlingen niet aangezet om hem te beschermen of te bevrijden. Maar heeft hij zijn leven gegeven om zijn volgelingen te redden? Nee. Wellicht had hij meer kunnen doen voor zijn godsdienst indien hij langer had geleefd en zelf een en ander neergeschreven. Heeft hij als mens iets gedaan dat van belang is voor alle andere mensen voor en na hem? Niet meteen.
Vanwaar komt dan de gedachte dat hij zich opgeofferd heeft?
Christus is niet zomaar een mens. Hij is de zoon van God, en zelf ook God. Hij aanvaardt om als mens te sterven, maar als God zal hij opstaan uit de dood; hij blijft nog even op de aarde ronddwalen en stijgt dan op ten hemel, met zijn lichaam Door zo te sterven en te verrijzen, maakt hij het mogelijk dat alle mensen ook verrijzen. Hoe dat precies gaat is wat onduidelijk, want wij zien allemaal dat ons lichaam vergaat. Eerst, bij ons overlijden, zal onze ziel naar de hemel gaan, althans als we hier op aarde geleefd hebben zoals het moet, anders gaat ze even naar het vagevuur tot ze gelouterd is en dan pas naar de hemel, ofwel, als we als slechte mens geleefd hebben, gaat ze naar de hel, voor altijd. En later, ooit eens, op het einde der tijden, zal ook ons lichaam verrijzen en met onze ziel verenigd worden.
Wat de kerk zegt is dus: enkel doordat Gods zoon mens is geworden en aan het kruis gestorven, kan de mens verrijzenis verwachten, en eeuwig leven. Wie niet in hem gelooft, verspeelt die kans.
Het is in de evangelies en de brieven van de apostelen wat onduidelijk of ongelovigen ook een onsterfelijke ziel hebben. Meestal wordt gezegd dat zij de eeuwige zaligheid niet zullen bereiken, soms wordt eraan toegevoegd dat zij (eeuwig?) zullen branden in de hel. De boodschap van het christendom was in de eerste plaats: geloof in Christus en gij zult eeuwig leven, gij zult niet echt sterven! De dood is maar een overgang naar een beter leven. De wederkomst van de Messias, de jongste dag, het einde der tijden werd voor heel binnenkort verwacht.
Er is ook nog een vreemd verhaal over de zielen van de mensen die vóór Christus geleefd hebben. Zelfs de katholieke theologen konden het niet over hun hart krijgen om ze voor eeuwig te verdoemen, gewoon omdat ze te vroeg geboren waren. Oplossing: zij zouden ergens in de buurt van de hel in een voorgeborchte gezeten hebben, en Christus zou daar gepasseerd zijn na zijn dood en hen bevrijd hebben
Vandaag is dat allemaal veel minder duidelijk. Het einde der tijden lijkt niet echt nabij, wij leven alsof de aarde nog lang zal meegaan.
Wij hebben het ook moeilijk met het exclusieve, katholieke karakter van de christelijke boodschap. Wat bijvoorbeeld met al de eerlijke en genereuze mensen die in Boeddha of nog iets of iemand anders geloven? Buiten de katholieke kerk is er geen heil dat kan toch niet? Je kan toch niet het eeuwig leven mislopen omdat je op een eiland in de Stille oceaan woont en nooit van Christus gehoord hebt?
En een onsterfelijke ziel, dat hebben toch alle mensen? Dat kan toch niet afhangen van het geloven in Christus?
Al die vreemde middeleeuwse theologische kronkels zijn nodig om van Christus kruisdood iets zinvols te maken, er betekenis aan te geven voor de mensheid. Neem die uitleg weg en wat overblijft, is een vrij banaal verhaal, zoals we er veel gekend hebben in de geschiedenis. De gelijkenis met de dood van Socrates is treffend. Maar op diens dood is geen wereldgodsdienst gebouwd, al leeft ook hij voort in de harten van vele mensen.
Ik heb niet de indruk dat er vandaag veel moderne theologen zijn die de oude dogmas nog letterlijk nemen. Maar er zijn er nog minder die ze openlijk in twijfel trekken en nog veel minder die een andere, aanvaardbare uitleg willen of kunnen geven aan de moderne mens.
Als ik met gewone gelovigen praat, dan zeggen die eerlijk dat ze dat allemaal niet geloven, en dat dat ook niet de essentie van hun geloof is. Wat ze dan wel geloven? Dat er nog iets anders of groter is dan alleen maar de mens, bijvoorbeeld, maar wie of wat dat is Dat een gelovige houding zinvol is, meer troost biedt dan te moeten aanvaarden dat er alleen dit korte leven is, alleen deze wereld.
Als de kerk nog een kans wil maken zal ze eerlijke antwoorden moeten geven op de oprechte vragen die de mensen zich stellen over de bizarre boodschap die de kerk eeuwenlang klakkeloos verkondigd heeft, hoewel ook zij goed wist dat onderweg wel eens iemand zich vergist had. Men zal terug moeten naar de evangelische basis: bemint elkander. Al de rest is ballast waar niemand iets aan heeft, waaraan niemand ooit iets heeft gehad, en miljoenen mensen hebben er hun leven voor gegeven of verloren: Drie-eenheid, heilige geest, onbevlekte ontvangenis, maagdelijke geboorte, onfeilbaarheid van de paus, opname in de hemel van Maria mét haar lichaam, aflaten, realis presentia of de waarachtige aanwezigheid van Christus in het brood en de wijn, biecht, doopsel, doodzonde, heiligmakende genade, verplicht celibaat van de priester, uitsluiting van de vrouw, heiligen, bekering van de heidenen, engelen en duivels, ketters en schismas, waar hebben ze het in godsnaam allemaal vandaan gehaald? En hoe is het toch mogelijk geweest dat zoveel mensen dat zolang geslikt hebben?
De christelijke boodschap was historisch verrassend en waardevol.
Wat wij mensen ervan gemaakt hebben, is een puinhoop.
Staat er ooit een nieuwe Franciscus op, die de oude kleren aflegt en naakt de zon tegemoet treedt?
En wordt die dan ook aan de deur gezet, zoals Küng, Curran en zovele anderen?
20-08-2006
2000
2000!
De blogstatistieken vertellen me dat deze morgen de 2000ste unieke bezoeker mijn blog bezocht heeft.
Voor mij is élke bezoeker uniek, natuurlijk.
Ik weet ook niet goed wat de statistieken bedoelen met die term. Ik vermoed dat ze enkel die bezoekers tellen die op een dag één keer langskomen; zo wil men vermijden dat men de gegevens zou manipuleren: vraag je oom of tante om tien keer per dag je blog aan te klikken, en je bent nummer één! Ook de eigen consultaties tellen niet mee in deze statistiek.
Toen ik mijn blog begon in februari 2006, ongeveer op de dag van het officiële begin van mijn pensioen, had ik geen flauw idee wat ik ervan zou maken, en nog veel minder of er ook bezoekers zouden opdagen. Ik heb na een tijdje collegas van het werk en andere vrienden en kennissen een mailtje gestuurd om ze mede te delen dat ik op pensioen was en dat ze, als ze dat wilden, toch met mij contact konden houden via mijn blog.
Bloglezers zijn anoniem, ik kan niet zien wie er langskomt.
Soms ontmoet ik een lezer de visu: Ha, ik heb je blog gezien, niet alles gelezen natuurlijk, maar: tof hoor!
Soms krijg ik een reactie via de mail, en tot nog toe zijn die allemaal positief, blijkbaar heeft nog niemand zo diep aanstoot genomen aan wat ik schrijf dat hij of zij ervoor in de pen klom, of mijn ruiten kwam ingooien.
Met dit ietwat feestelijk berichtje, precies op de verjaardag van Lut dan nog, wil ik iedereen die passeerde: familie, vrienden, kennissen, oud-collegae, toevallige bezoekers, trouwe klanten of verdwaalde Canadezen, senioren of tieners, kortom jullie allemaal, heel oprecht danken voor de belangstelling en de aanmoediging.
En tot binnenkort!
Van harte,
Karel
PS Op de foto een van mijn favoriete plekjes uit mijn jeugd in Eeklo.
19-08-2006
ex libris: drie krimi's
ex libris: Reichs, Pears & Hill
Krimis lezen is een tijdverdrijf. Het verzet je gedachten door je mee te slepen in een spannend, vlot geschreven verhaal, waarin de auteur de oplossing van een misdaad handig voorspiegelt maar steeds opnieuw uitstelt tot op vrijwel de laatste bladzijden. Dat veel lezers zich tot het genre aangetrokken voelen, moge blijken uit de verscheidenheid en de oplages van het enorme aanbod in zowat alle talen, en dat sinds mensenheugenis. Heel veel van die verhalen worden vandaag nadien verfilmd tot reeksen, miniseries, Tv-films of regelrechte kaskrakers. Maar een film is geen boek, laten we wel wezen. Bij het lezen werkt je verbeelding, film of Tv kan in het beste geval enkel de spanning oproepen. Beelden zijn visueel, (goede) literatuur doet hetzelfde, maar de eigen inspanning van de lezer is veel belangrijker, en dat maakt het zoveel leuker.
Laatst las ik er nog drie uit een doos met allerlei boeken, geërfd van Birgit en Luk, die hun boekenkasten aan het opruimen waren.
Iain Pears is een Brits journalist en specialist in 18deeeuwse Britse (schilder)kunst. Hij heeft een reeks lopen met een politieagente bij de Italiaanse afdeling van de politie die zich met kunstroof bezighoudt en een Britse kunsthandelaar. The Last Judgement (1993) brengt ons van Rome naar Zwitserland, Frankrijk en Engeland en van het heden naar de tweede wereldoorlog. De aangesneden themas zijn belangrijk, niet in het minst de dubbelzinnigheid van heldhaftigheid en lafheid in de oorlog en het verzet en de tragiek van overlevenden, zowel slachtoffers als oorlogsmisdadigers. Het is dus een menselijk verhaal, en de beide hoofdpersonen zijn ook vrij gewone mensen, geen superdetectives. Hun dialogen zijn puntig en amusant, soms in schril contrast met de feiten en hun motieven die ze op hun weg vinden. Ook dat helpt allemaal om te blijven lezen, 340 bladzijden lang, en dat houdt je niet langer dan een dag in je luie zetel.
Kathy Reichs is echt een Amerikaanse forensische antropologe, en blijkbaar niet de eerste de beste, zoals moge blijken uit haar cv. Maar zij is dus ook auteur van krimis met als hoofdpersonage een Amerikaanse forensische antropologe. Ik las van haar Fatal Voyage (2001), 433 pp. en ik heb het ook in korte tijd uitgelezen. De eerste hoofdstukken lezen een beetje als een artikel in The New Yorker van vroeger; daarin verschenen af en toe heerlijke reportages over echt gebeurde misdaden, beschreven vanuit een diep doorleefde human interest optiek. Je krijgt dus een massa enigszins droge informatie, met de feiten tot in het kleinste detail, de beschrijving van de procedures, de wetenschappelijke methodes bij het verwerken van de gegevens en de materiële aanwijzingen. Maar er gaat ook veel aandacht naar de gevoelens van de personages, groot en klein, en je krijgt een boeiend, uiterst geloofwaardig verhaal, je vergeet gewoon dat je met fictie te doen hebt. Ook hier zijn de dialogen scherp en origineel, nog beter vond ik dan bij Iain Pears, af en toe moest ik ze tweemaal lezen voor ik ze doorhad, leuk, zo uitgedaagd worden, das eens wat anders dan voorspelbaar gezemel. Kathy Reichs hoofdpersoon, Tempe Brennan, is een vrouw van vlees en bloed en ook dat is een verademing, een nodige afwisseling voor de onvermijdelijke ongenuanceerde machos die je als hoofdfiguur voorgeschoteld krijgt in veel krimis. Er wordt al eens uitgehuild en het geweld, hoewel ruim aanwezig, is veel minder gratuit. De website van Kathy Reichs is best leuk, een bezoekje waard.
Men vergelijkt Kathy Reichs vaak met Patricia Cornwell, en wel in haar voordeel: zij zou stukken beter zijn dan de toch wel bekende Cornwell. Tijd dat ik ook eens iets van haar ga lezen, dan kan ik zelf oordelen.
Dritte im Bunde is Good Morning, Midnight, 2004, 612 pp., van Reginald Hill. Wellicht zegt de naam van de auteur niet veel, maar in grote letters staat op het kaft vermeld: featuring dalziel and pascoe. En die namen zie ik voortdurend in de Tv-programmagids. Dalziel is Schots voor ik durf en wordt uitgesproken die-él, zegt www; ik heb nog geen aflevering gezien. Good Morning, Midnight is de twintigste van een reeks die begon in 1970, maar mijn eerste kennismaking met de auteur en zijn wereld. Het is een krachtig verhaal, met allerlei bochten en verrassingen in de intriges, met kleurrijke personages en vele verwijzingen naar de wereld om ons heen. We krijgen het verhaal vooral te zien van uit het standpunt van Pascoe, de ondergeschikte van Dalziel, maar hij is geen sophomore sidekick voor zijn baas zoals bij Morse, bijvoorbeeld. Hij is het eerlijke, verstandige, menselijke midden. Andere figuren krijgen ook hun zeg, bijvoorbeeld in verklaringen die ze afleggen, lange monologen die ze voor de bandopnemer van Pascoe debiteren. Dat geeft wat afwisseling in de stijl, al heb je dat niet echt nodig, want Hill is een meesterlijk verteller, met een oog voor details, stemmingen, kleuren, geuren en menselijke zwakheden zowel als hun betere kanten. Grote verhalen, zoals de oorlog in Irak en de economische ontwikkelingen van de laatste dertig jaar vormen een brede achtergrond voor de kleinere verhalen van concrete mensen die eten en drinken, werken en slapen, de liefde bedrijven of ervan dromen, kinderen verwekken of baren, leven, laten leven en soms zien sterven of zelfs een handje helpen, al ben je nooit helemaal zeker. Hill is ook een taalvirtuoos, die zijn figuren elk hun eigen versie van het Engels geeft, wat leidt tot verrassend volkse praat bij stevige oude malt whisky en tot subtiele woordschermutselingen met de OED in de hand. Ik betrapte de proeflezers op één nalatigheid: ze laten iemand door de ringer halen, de mangel zeggen wij, maar het is wringer, niet ringer. Dat soort homonieme fouten maak ik zelf ook voortdurend in het Engels, en ook zoonlief Luk doet dat: hij bekende he has one the competition voor won en zelf schrijf ik wel eens are voor our. Leuk dat je zon lipsus languae (zoals wij dat op school noemden, het verschijnsel toepassend op de naam) opmerkt, bewijst dat je niet in slaap gevallen bent, of erger. Laatst las ik een minderwaardige Vlaamse monografie over Richard Strauss, die zo slecht was dat ik ze hier niet zal bespreken, en daar stonden naast allerlei inhoudelijke enormiteiten en stilistische afknakkers ten minste ook drie grove dt-fouten in, naast andere overtredingen van ten minste 250, zelfs volgens het aangepaste tarief, foei!
Er is blijkbaar veel geld te verdienen met krimis. Dat deert me niet, zolang ik er zelf ook plezier aan beleef. Voor mij is Reginald Hill de meest interessante auteur. Ik vraag me alleen af of ik dat na twintig turven nog zou zeggen. Maar er zijn nog zoveel andere, ik hoef me niet te vervelen, is dat niet knap? Vive lembarras du choix!
17-08-2006
etymon: capotasto
capotasto
Gitaarspelers weten perfect wat dit handige voorwerp is: een klem die je op de hals van je gitaar bevestigt om zo gemakkelijker andere, hogere noten te kunnen spelen.
Mijn eerste kennismaking met dit vreemde ding dank ik aan Urbanus, die het in een van zijn conférences had over zijn kapotasterken. Het is me blijkbaar altijd bijgebleven.
De oorsprong van het woord is Italiaans, waar capo betekent: baas, chef, zoals in de bekende maffioso-uitdrukking capo di tutti capi; tasto is toets. Een capotasto is dan een baas van de toetsen.
Op een gitaar heb je fretten, metalen strips die dwars op de hals staan; je maakt de snaar korter door je vinger te drukken net voor een fret; hoe dichter bij de kam, hoe hoger de toon. De kam is een soort houten brug waarover de snaren strak gespannen zijn. Door je vinger of een voorwerp op alle snaren tegelijk te plaatsen, verhoog je de toon van alle snaren met een halve of een hele toon.
Zon voorwerp is dus baas over alle snaren en toetsen, vandaar capo tasto, of capotasto.
In het Engels zegt men meestal gewoon capo.
Capodaster of capotaster is een verbastering, -er betekent meestal: die iets doet: loper, zwemmer, dader.
In het Duits is het Kapodaster of Kapotaster, zelfde redenering wellicht.
In het Frans gebruikt men capo dastre(s), een volksetymologie voor capo tasto. Een volksetymologie vervormt een onverstaanbaar woord tot een meer bekend woord dat erop lijkt: tasto wordt dastre, van de ster(ren).
De volgende keer dat je een gitarist bezig ziet, let dan eens op de hals van zijn instrument, misschien zie je er wel de capotasto, de kapodaster.