Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (242)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    26-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bij een overlijden: Macbeth

    Lady Macbeth is een tragische figuur in het koningsdrama van Shakespeare, Macbeth (ca. 1603-07). Zij moedigt haar man aan om de koning van Schotland te vermoorden zodat hij zelf koning wordt, en zij koningin. Maar nadien wordt zij gekweld door schuldgevoelens en in het laatste bedrijf stelt men vast dat ze dood is, blijkbaar door zelfdoding. Dit is de scene, gevolgd door mijn werkvertaling:

    MACBETH

    A cry of women within

    What is that noise?

    SEYTON

    It is the cry of women, my good lord.

    Exit

    MACBETH

    I have almost forgot the taste of fears;
    The time has been, my senses would have cool'd
    To hear a night-shriek; and my fell of hair
    Would at a dismal treatise rouse and stir
    As life were in't: I have supp'd full with horrors;
    Direness, familiar to my slaughterous thoughts
    Cannot once start me.

    Re-enter SEYTON

    Wherefore was that cry?

    SEYTON

    The queen, my lord, is dead.

    MACBETH

    She should have died hereafter;
    There would have been a time for such a word.
    To-morrow, and to-morrow, and to-morrow,
    Creeps in this petty pace from day to day
    To the last syllable of recorded time,
    And all our yesterdays have lighted fools
    The way to dusty death. Out, out, brief candle!
    Life's but a walking shadow, a poor player
    That struts and frets his hour upon the stage
    And then is heard no more: it is a tale
    Told by an idiot, full of sound and fury,
    Signifying nothing.

     

    ‘(geschreeuw van vrouwen in het kasteel)

    Macbeth

    Wat is dat lawaai?

    Seyton

    Dat zijn vrouwen die roepen, mijn dierbare Heer.

    (exit)

    Macbeth

    Ik heb de smaak van de vrees bijna vergeten;

    er was een tijd dat mijn zintuigen zouden verkillen

    bij het horen van een schreeuw in de nacht en mijn wilde haren

    bij een ijzingwekkend verhaal ten berge rezen

    als kwamen ze tot leven; nu ben ik van horreur wel verzadigd;

    gruwelijk onheil, zo vertrouwd in mijn moorddadige gedachten

    kan me niet meer verontrusten.

    (Seyton komt terug)

    Wat was de reden van dat geroep?

    Seyton

    De koningin, mijn Heer, is dood.

    Macbeth

    Ze had nu nog niet horen te sterven;

    er was nog tijd genoeg voor die mare.

    Morgen na morgen na morgen,

    sluipt op kousenvoeten van dag tot dag

    tot aan de laatste snik van onze toegemeten tijd

    en al onze dagen van gisteren hebben dwazen bijgelicht

    op hun weg naar dood en stof en as. Uit! doof uit, kort kaarsje!

    Het leven is slechts een schaduw die voorbijschuift, een slechte acteur

    die zich een uurtje op de planken mag aanstellen en sikkeneuren

    en dan voorgoed van het toneel verdwijnt: het is een verhaal

    verteld door een gek, niets dan geraaskal en wild gebral,

    zinloos, zonder betekenis.’

     

    Ik aarzel een beetje om na die gevleugelde woorden nog zelf de stem te verheffen. Als je die korte, gedrongen Engelse zinnen diep in jezelf laat doordringen, blijf je sprakeloos achter. Hier passen nog enkel de laatste woorden van Hamlet: “… the rest is silence.”

    Ik wou deze scene even onder de aandacht brengen omdat ze zo prangend vertolkt wat wij aanvoelen bij de dood. Enkele dagen geleden viel mijn oog op een doodsbrief; de naam van de overledene sprak me niet meteen aan, maar toen las ik dat ze bankbediende was in ons dorp, en meteen verscheen ze voor mijn ogen, zoals ik ze herhaaldelijk had gezien aan het loket, zakelijk maar oprecht vriendelijk, onomwonden zichzelf, een zelfstandige vrouw die de wereld met een innemende openheid complexloos in de ogen keek. En zie: plots is ze er niet meer, na amper drieënvijftig jaar, bezweken aan een hartfalen.

    Zij heeft zoals elk van ons haar dromen gehad, haar verwachtingen, haar teleurstellingen en haar momenten van intens geluk. Het leven zal haar meestal een zinvolle bezigheid geleken hebben, elke dag de moeite om eraan te beginnen, is het niet voor belangrijke dingen, dan toch voor de kleine geneugten en de banale kopzorgen.

    Het is pas wanneer ze er niet meer is, dat we ons de vraag stellen: wat heeft haar leven betekend? Wat betekent ons leven voor ons?

    Wanneer een mens sterft, breekt de veer die het lichaam in gang hield. Het organisme van vlees en bloed en knoken dat op een bijna miraculeuze wijze in leven bleef, en de bron was van al ons denken en doen, valt plots stil. Wat overblijft, kan zich niet meer in stand houden en takelt razend snel af. Wij bespoedigen dat proces door het te verbranden of onder de grond te stoppen. En onvermijdelijk stellen we ons bij het horen van de woorden: “van as tot as, van stof tot stof” de vraag: wat was het meer dan een indruk die we hadden van onszelf, een vaag beeld dat we waren voor anderen, even hier en dan voor altijd weer weg. In het geheel der dingen, in de oneindigheid van de tijd en van het universum is een mensenleven, welk mensenleven ook, zo goed als niets. Het heeft slechts zin in het hier en nu, voor mij, voor jou en voor enkele anderen ten hoogste. Dat is alles. We maken veel kabaal tijdens ons leven, we doen alsof al wat we doen belangrijk is, we hebben grote behoeften, we maken een grote ecologische voetafdruk, zolang we leven. Wij zijn het centrum van ons bestaan, alles staat in functie van onszelf, wij zijn de ogen die kijken en wenen, de mond die spreekt en zalft en kwetst, de huid die zalig zont, de handen die bouwen en breken, de gedachten die alles in ons oproept en die ons doen en laten dragen.

    Tot op een dag de veer, het hart breekt en de ontnuchtering volgt. Was het dat maar? Ja, dat was het maar.

    En toch was het de moeite, zolang het duurde. Het is pas wanneer het voorbij is, dat we inzien dat het niet meer was dan een ‘schouwtoneel’, waarin we even een bescheiden rolletje speelden. Het is goed dat we bij elk afscheid en bij elke geboorte, ja elke dag en elk uur die beide gedachten voor ogen houden: het is al bij al en achteraf bekeken, in het licht van de eeuwigheid, niet veel, het leven. Maar zolang ons hart klopt en onze gedachten van dit lichaam een persoon maken, is het een wonderbaarlijk fascinerend gebeuren, vol kansen en mogelijkheden, die we met beide handen moeten aangrijpen, ook al weten we dat het einde elke dag op kousenvoeten nadert en elke morgen een gisteren achter zich laat en ons een stap dichter brengt bij de vergetelheid.

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    25-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jacques Brel

    Jacques Brel (1929-1978) brak door als chansonnier in 1956 met Quand on n’a que l’amour. Ik hoorde hem op de radio Ne me quitte pas zingen, dat moet rond 1960 geweest zijn, ik was toen veertien jaar, en ik luisterde ademloos tot het lied uit was, en holde toen naar de platenwinkel, maar ze hadden de plaat nog niet, en ik liet ze bestellen. Sindsdien is de muziek van Jacques Brel niet meer uit mijn leven verdwenen. Ik heb hem nooit live meegemaakt, maar zijn optredens kwamen wel op de (zwart-wit) televisie en dan werden we telkens weer tot tranen toe bewogen door zijn muziek, zijn teksten, maar vooral door zijn ongelooflijke présence. Jacques Brel was niet zomaar een zanger zoals er zoveel zijn, hij was de hoge uitzondering. Hij zong zijn ontroerende en onrustwekkende chansons toen Vlaanderen nog weg was van Bobbejaan Schoepen en zijn ‘Duivekot’.

    Hoewel hij een stuk ouder was dan ik, beschouwde ik hem als een leeftijdsgenoot, die gevoelens vertolkte die ik de mijne wist, op een moderne, geloofwaardige manier die totaal verschilde van wat wij toen te horen kregen op de radio, onze enige bron van muziek. Brel was niet alleen anders, hij was ook authentiek, echt. De kracht van zijn chansons lag niet, zoals bij veel luisterliedjes uit die tijd, in de rebelse of amusante tekst, maar vooral in de aangrijpende muziek, die hij alleen op gitaar of met zijn vertrouwde muzikanten bracht: een piano, een fluit, een accordeon, een trombone, een contrabas, drums. In de Vlaamse en Nederlandse kleinkunst lag de nadruk op ‘klein’. Wat Brel bracht, was altijd groots.

    Elk chanson schilderde een levendig tafereel, vaak gegrepen uit de marge van de maatschappij, waar hij zelf graag vertoefde: het havenkwartier van Le port d’Amsterdam, de kermis (La valse à mille temps), het uitgangsleven (L’ivrogne), de eenzamen van de nacht (La bourrée du célibataire, Seul, Les paumés du petit matin, Le moribond), de al dan niet mislukte liefde (Ne me quitte pas, Quand on n’a que l’amour, Mathilde, Les bonbons, La tendresse, Les biches, Marieke). Hij schuwde ook de maatschappijkritiek niet, zoals in Les bourgeois en Les Flamandes, dat hem in sommige Vlaamse kringen zeer kwalijk genomen werd, ondanks zijn innige, integere liefdesverklaring aan ‘zijn’ Vlaanderen’, wellicht zijn meest ontroerende ballade: Le Plat Pays, wellicht ook de mooiste gezongen ode aan Vlaanderen.

    Brel was een volwaardig kunstenaar van wereldniveau, die men ons mag benijden. Ik zeg wel degelijk ‘ons’, want Brel is van ons, van Vlaanderen. Hier behaalde hij zijn eerste successen, uitgerekend op Radio Limburg. Hier verkochten zijn platen altijd goed en elk optreden was uitverkocht, elk nieuw chanson was een gebeurtenis. Hij was een Brusselse, Franssprekende Vlaming, zo voelden wij het aan, en hij sloot zich daar graag bij aan, hij maakte zelfs grapjes over zijn ‘Vlaams’ accent wanneer hij Frans sprak.

    Hij leidde een zeer intens leven, met soms driehonderd optredens per jaar, met korte nachten, veel drank en sigaretten. In 1967 stopte hij met zijn optredens, en wijdde zich aan andere dingen, zoals films, zonder veel publiek succes, en musical (L’homme de la Mancha). Hij haalde zijn brevet als piloot en als schipper. De laatste jaren van zijn leven, toen hij al leed aan longkanker, bracht hij door op de Markiezeneilanden, waar hij ook begraven ligt.

    Men grijpt ook vandaag nog vaak terug naar de muziek van Jacques Brel, omdat ze zo direct aanspreekt en zo diep ontroert. Doe eens de moeite om ze niet alleen als achtergrond te gebruiken, maar luister naar de muziek en naar de tekst, bij voorkeur door hem zelf gebracht. Brel overleed in 1978, vijfendertig jaar geleden. Maar hij blijft bij ons, in zijn melodieën, zijn poëzie en de herinnering aan de ontstellende kracht van zijn eerlijke en aangrijpende optredens.

     

    Enkele jaren geleden al schreef ik een chanson-tekst met Brel in gedachten: klik hier.

     


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    10-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goudhaantje

    Gisteren kregen we bezoek van niet één, maar twee goudhaantjes. Het is een klein vogeltje, het kleinste in Europa, maar het viel me meteen op: levendig, nieuwsgierig, niet schuw, een echte acrobaat in de lucht en aan het vensterraam en met enkele opvallende kleuraccenten waaraan het zijn naam te danken heeft.

    Ik had nog nooit een goudhaantje gezien en ik kon dus niet meteen een naam plakken op de onbekende bezoekers. Ik herkende ze snel op een foto in mijn vogelgids. Of ze zullen blijven? Wie weet…

    Goudhaantje is wel een woord dat we kennen: iemand die uitblinkt, vooral in de sport, zoals in de zin: Club heeft met X een echt goudhaantje in huis gehaald. Je staat daar niet bij stil, het woord drukt goed uit waarover het dan gaat, ook als je niet weet dat er een zangvogeltje is met die naam, of een soort kevers, de Chrysomela of haantjeskevers. Maar nu ik dat dartele pluimgewicht van een vogeltje gezien heb; vind ik goudhaantje maar een weinig toepasselijke benaming voor een potige voetballer.

    Het wordt eindelijk weer wat drukker in de tuin. De meesjes en de merels zijn er natuurlijk ook in de winter, maar nu zien we weer het winterkoninkje en de heggenmus, de Vlaamse gaai en de eksters, de bosduiven en de tortels, de huismus en zelfs een mooie vink. Je ziet ze niet alleen, je hoort ze ook heerlijk fluiten als je buitenkomt, en de klaterende zang van de merel dringt zelfs tot binnen door. Ongelooflijk wat een colloraturen die prachtige zwarte vogels laten horen! Ze verkennen vaardig de toonladders met een gedurfde vindingrijkheid en een eindeloze variatie, steeds eindigend op een subtiele ijle hoge noot, die me doet denken aan Roy Orbison, een goudhaantje uit mijn jeugd, vijftig jaar geleden: in dreams… je vindt hem zo op YouTube.

    Het heeft lang geduurd, maar het tij is eindelijk gekeerd, het wordt weer lente en zomer, je zou bijna vergeten dat die er ook nog zijn!

     


    Categorie:natuur
    Tags:natuur
    04-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ik en de anderen

    Totalitaire systemen, zoals het Nazisme, het Stalinisme enzovoort, hebben nood aan vijanden. Daartoe sluiten zij bepaalde groepen uit van de gemeenschap, zoals de Nazi’s deden met de joden, zigeuners, homoseksuelen en personen met een beperking. Zij waren plots geen burgers meer, konden geen functies meer opnemen in de maatschappij, hadden geen bezittingen meer, geen rechten, zelfs niet op het bestaan zelf. Voor hen gold enkel nog een Endlösung, een drastische, definitieve uitroeiing.

    Wij beginnen pas nu te beseffen hoe die totalitaire mentaliteit onze samenleving doordrongen heeft en aanwezig blijft tot op de dag van vandaag. Wie zoals ik opgevoed is in de katholieke kerk in de tweede helft van de twintigste eeuw, slaagt er maar met veel moeite in om in te zien dat hetzelfde totalitaire principe ook daar actief was en is. Op alle mogelijke manieren werd ons ingeprent dat wij de enige goede mensen waren, en alle anderen slecht: protestanten en alle andere heidenen, liberalen, socialisten, kleurlingen, ongelovigen, ‘gebrekkigen’, zondaars allerhande… Wij moesten ons afzetten tegen al die boosaardige wezens, ons inspannen om toch nooit te worden zoals zij, en dus zoveel mogelijk alle contact met hen schuwen. We mochten alleen met onze soortgenoten omgang hebben, van de wieg tot het graf. Een opvoeding binnen het katholieke onderwijs dus, katholieke jeugdbeweging, katholieke boeken lezen uit katholieke bibliotheken, goedgekeurd door de katholieke boekencensuur, enkel naar filmen gaan die door de katholieke filmliga en Jos Burvenich S.J. waren toegelaten, elke (zon)dag naar de mis, trouwen met een katholiek enzovoort enzovoort.

     


    Door alle contact met andersdenkenden streng te verbieden en hen te diaboliseren, maakte men van ons ergerlijk onverdraagzame mensen. Alle katholieken waren eender en anders dan alle anderen. Alleen de katholieken waren goed, al de anderen waren baarlijke duivels. Dat is het kenmerk van elk totalitair systeem. Ook vandaag nog is de katholieke kerk gekenmerkt door dat systeem van enerzijds globale uitsluiting en anderzijds absolute en kritiekloze zelfverheerlijking. Er is geen plaats voor afwijkende opvattingen binnen de kerk, en geen sprake van verdraagzaamheid tegenover andersdenkenden.

    Nochtans is het duidelijk dat die houding niet alleen onduldbaar maar ook totaal onhoudbaar is, zo ze ooit al echt gerealiseerd is. Wij leven nu met zeven miljard mensen samen en het is onmogelijk dat die allemaal eender zijn op alle gebied. De katholieke kerk telt meer dan een miljard ‘gelovigen’ en het is ondenkbaar dat die allemaal hetzelfde zouden geloven. Verscheidenheid is overal aanwezig en wij kunnen niet anders dan samen leven en werken met mensen die op alle mogelijke manieren verschillen van elkaar. Steeds meer mensen keren zich af van instellingen die proberen hen onder één noemer te brengen en hun gedrag en denken te dicteren. Wij hebben ingezien dat alle pogingen om een totalitair systeem op te leggen gedoemd zijn om te mislukken, doch niet zonder eerst miljoenen slachtoffers gemaakt te hebben. Dat is zo voor politieke systemen, maar ook voor ideologieën, waartoe ook godsdiensten en sekten moeten gerekend worden. De mensen leren meer en meer dat zij van niemand lessen te leren hebben, zeker niet van organisaties die zich schuldig gemaakt hebben aan de meest verschrikkelijke wandaden en die zich ondertussen onmetelijk verrijkt hebben op de rug van de werkende mens. Zogenaamd religieuze organisaties als de katholieke kerk en de islam zijn in feite nog gevaarlijker dan politieke systemen, omdat zij volledig ondoorzichtig zijn en ontsnappen aan elke democratische controle. Niemand weet hoeveel zij bezitten, zij betalen geen belastingen, integendeel, zij genieten belastingsvoordelen die niemand anders krijgt; zij zijn niemand verantwoording verschuldigd en ontsnappen zelfs aan gerechtelijk onderzoek. Het is echter hun verdoken maar zeer reële invloed op het denken en voelen van de mensen, vooral jongeren tijdens hun opvoeding, die religieuze organisaties zo gevaarlijk maakt. Bijna ongemerkt ‘vormen’ zij uniforme en onverdraagzame mensen, precies wat we niet nodig hebben in onze grootschalige samenleving. De gewelddadige conflicten die wij overal zien, blijken altijd weer gebaseerd op een opgelegde en georganiseerde onverdraagzaamheid, niet zelden van religieuze aard, dat wil zeggen zonder enige reële grond. Politieke, raciale, economische en andere conflicten, daar kunnen we mee om, zij het met moeite. Religieuze en ideologische conflicten worden met de wapens uitgevochten, eeuw na eeuw na eeuw.

     


    Godsdienst is gebaseerd op macht. Er is altijd een priesterkaste die zich beroept op God om aan de gewone gelovigen te zeggen hoe het moet, terwijl ze zichzelf verrijkt. Die macht is niet van religieuze of zelfs morele aard, het is economische en politieke macht: een kerk die arm en machteloos is, heft zichzelf binnen de kortste keren op, omdat niemand er ook maar enige aandacht aan besteedt. Men aanvaardt enkel bevelen van wie werkelijk machtiger is. Vroeger kon de kerk nog dreigen met God, maar dat lijkt wel voorbij: niemand gelooft nog dat er een God is die optreedt in de wereld, die de goeden beloont en de kwaden bestraft. De katholieke kerk heeft als machtscentrum afgedaan in de beschaafde wereld; enkel in achtergebleven gebieden leeft ze voort zoals hier honderd jaar geleden. De islam is zo te zien nog altijd het machtsapparaat van meer dan duizend jaar geleden.

    Het is één zaak om de godsdiensten als totalitaire systemen te ontmaskeren; daarmee heeft men ze hun macht nog niet ontnomen. Maar zelfs als we daarin op termijn slagen, blijft de vraag vervolgens: hoe organiseren wij onze samenleving? We moeten er immers over waken dat we de ene dictatuur niet door een andere vervangen.

    Wij zullen er nooit in slagen om vreedzaam met elkaar samen te leven zolang we niet aanvaarden dat we verschillend mogen zijn, zolang we eisen dat de anderen zijn zoals wij, zolang wij onze ideeën aan anderen opdringen, zolang wij daarbij geweld gebruiken: militair, economisch, religieus, ideologisch, commercieel, publicitair, maar altijd geweld.

    Je kan alleen maar praten met iemand wanneer je die als gelijke benadert, zonder een zwaard in je hand.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    03-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het ruimere perspectief

    Hoe meer we ontdekken over de complexiteit van het menselijk lichaam, hoe meer we ons verbazen over de ongelooflijk precieze en complexe mechanismen die ons in leven houden. Dat is zeker het geval bij het onderzoek naar de functie en de werking van het DNA en van het brein. We bevinden ons in beide gevallen op het niveau van het minuscuul kleine. Een DNA-streng bestaat uit

    nucleotiden; zo één nucleotide is 3,3 ångström lang; 1 ångström is een tiende van een nanometer, anders gezegd een tien miljardste van een meter). In onze hersenen zijn er ongeveer honderd miljard neuronen, in grootte variërend tussen vier en honderd micrometer; een micrometer is een miljoenste van een meter.

    Het is dan niet verwonderlijk dat wij ons soms afvragen of die intricate maar accurate structuren ‘zomaar’ ontstaan zijn. We bedoelen dan, al beseffen we het niet altijd, dat ze zo geëvolueerd zijn volgens de wetmatigheden die Darwin ontdekt heeft en die gebaseerd zijn op de evolutie door natuurlijke selectie. Volgens die theorie zijn de gunstige erfelijke afwijkingen die zich voordoen bij de voortplanting de oorzaak van de diversiteit en de complexiteit van de levensvormen op aarde. Alle biologische verschijnselen, dus ook het DNA en het brein van de mens, zijn louter het resultaat van de evolutie, die aan sommige exemplaren een evolutionair voordeel gaf, te beginnen met de eerste, uiterst simpele levensvormen, die zich amper onderscheidden van de ‘dode’ materie.

    Tot aan Darwin was dat idee ondenkbaar, behalve bij enkele uitzonderlijk scherpzinnige denkers. Dat uit eencellige wezens naast allerlei andere levende wezens ook de mens zou voortkomen, met geen andere ‘motor’ voor die evolutie dan de subtiele voordelen die sommige exemplaren bleken te hebben, dat lijkt inderdaad onwaarschijnlijk. Dat het ‘toeval’ zou kunnen leiden tot iets zo spectaculairs als een mens, dat was ondenkbaar. En dus nam men aan dat al de levende wezens, maar zeker de mens, geschapen waren zoals hij/zij is, door een God.

    Een toeval is dat echter niet: echt toeval, in de zin van willekeur, bestaat niet; er zijn enkel de onwrikbare natuurwetten waaraan niets ontsnapt, maar waarbinnen ontelbaar veel mogelijkheden zijn. Zelfs dan lijkt het niet waarschijnlijk dat dit onbedoeld een mens zou opleveren, en alle andere dieren. Het is alsof je als landbouwer zou wachten tot er op een goede dag spontaan een veld vol graan zou verschijnen, of een weide vol koeien, klaar om te melken. Nee: als je iets wil, dan moet je maken dat het er komt. Als er iets zo complex als een mens is, dan moet iets of iemand daarvoor gezorgd hebben. Iets maken gaat nu eenmaal veel sneller dan wachten tot iets ‘vanzelf’ ontstaat, zeker als het om iets ingewikkelds gaat. Bij al wat mensen maken is het zo: een computer ontstaat niet vanzelf, dat is absurd. Waarom zou het dan wel zo zijn voor al wat leeft?


    De grote moeilijkheid voor Darwins publiek was het tijdsperspectief. Men nam toen algemeen aan dat de aarde een recent verschijnsel was, en dat de mens door God geschapen was van bij het begin van de aarde, zowat vier duizend jaar geleden. Een procedé zoals de evolutie werkt langzaam, ongemerkt. Men merkte die evolutie niet in de geschiedenis, en dus was ze er niet. Pas toen men de grenzen ging verleggen, steeds verder, begon men de veranderingen te zien. Het universum begon twaalf miljard jaar geleden; de aarde is 4,5 miljard jaar oud en het leven is ongeveer een miljard jaar later ontstaan; de zoogdieren pas tweehonderd miljoen jaar geleden, homo sapiens tweehonderd duizend jaar geleden, de moderne mens is niet ouder dan ongeveer tienduizend jaar. De natuur heeft er dus de volle onvoorstelbare twaalf miljard over gedaan om de mens op te leveren. Als je het zo ziet, dan kan je al beginnen aannemen dat er over een zo lange periode wel een en ander kan veranderen. Dat vraagt wel een mentale openheid die men honderdvijftig jaar geleden niet had en die ook vandaag nog bij de overgrote meerderheid van de mensen ontbreekt.

    Als ik aan die enorm lange en uiterst trage evolutie denk, dan vraag ik me af of het werkelijk zo is dat het sneller vooruitgaat als men in doelgericht en efficiënt een bepaalde richting werkt. Grote wetenschappelijke ontdekkingen gebeuren vaak ‘toevallig’, als men er niet naar zoekt. Intensieve opzoekingen leiden vaak tot niets. Onderzoeksresultaten sluimeren vaak zeer lange tijd onbekend en vergeten in duistere archieven of gespecialiseerde laboratoria. Briljante ideeën verdwijnen in de geschiedenis om pas eeuwen later weer op te duiken en begrepen en gebruikt te worden. Inzichten hebben een heel lange incubatieperiode, denk maar aan Copernicus en inderdaad ook Darwin. Zij waren niet op zoek naar wat ze vonden, en geen van beiden was bereid om zijn onderzoeksresultaten te publiceren. Darwin was niet op de hoogte van het werk van Mendel. Enzovoort.

     


    Soms zijn er mensen die het willen doen vooruitgaan, die de geschiedenis willen veranderen, die hun stempel willen drukken op de wereld. Zelfs als we aannemen dat ze daarbij steeds de beste bedoelingen hadden, wat in een aantal gevallen, zoals bij Stalin, Hitler, Pol Pot, Sadam Hoessein helaas niet zo was en bij Napoleon en George W. Bush op zijn minst twijfelachtig, loopt het meestal toch niet zo goed af. De democratie is niet plotsklaps tot stand gekomen, opgelegd door een of andere vorst of een instantie. Het is een evolutie, een lange weg van vallen en opstaan. Ik heb mijn twijfels over de snelle, drastische ingrepen. Meestal heeft men niet lang en ver genoeg nagedacht en merkt men pas achteraf dat het toch niet zo’n goed idee was. Dat zien we keer op keer. Zoals nu met de opwarming van de aarde. Wie had daarvan gehoord, vijfentwintig jaar geleden? Of fijn stof? Fossiele brandstoffen leken een godsgeschenk, maar nu blijkt het een doos van Pandora te zijn, die ons bestaan zelf bedreigt.

    Idem ditto voor nucleaire energie.

    Fools rush in where angels fear to tread (Alexander Pope, An Essay on Criticism (1709). Wij hebben de neiging om overhaast te werk te gaan. We zijn gehaast, want ons tijdsperspectief is beperkt. We leven niet langer dan zeg maar zeventig, tachtig jaar, gemiddeld; slechts een klein aantal van die jaren zijn we productief en hebben we enige invloed op onze omgeving. Wij plukken de vruchten niet van de bomen die we planten, we maaien niet waar we gezaaid hebben, en dat zint ons niet. We zien niet in dat het levensritme van de haastige individuele mens niet past in het majestueuze trage tempo van de natuur. Die werkt in miljarden jaren en op een veel, veel grotere schaal. Het is op die gigantische schaal dat wij zijn ontstaan, en op die schaal moeten we ook onze toekomst plannen. Pas dan zien we de grote lijnen, de evolutie, het perspectief van de mogelijkheden en de gevaren. Door onze nietigheid in ruimte en tijd terdege te beseffen, kunnen we proberen ons lot in eigen handen te nemen. Tot nog toe zijn we enkel bezig geweest met vandaag, niet eens met de dag van morgen. We zijn kortzichtig.

    We hebben nog niet bijgeleerd. We denken nog altijd dat we er toe doen, dat wij de wereld kunnen en moeten veranderen, terwijl bijna al onze pogingen catastrofale vergissingen blijken te zijn, of nutteloze spielereien.

    Misschien is dat omdat wij zoveel kunstlicht hebben gemaakt dat wij de sterren niet meer zien.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:wetenschap
    02-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.haptonomie, hapschaar

    Mijn vriend Peter is een Antwerpenaar en hij heeft iets met het Antwerps. Een woord dat hij graag in de mond neemt, klinkt zo: ‘nen apsjaar’. Het is een denigrerende term, dat blijkt uit de intonatie en de context, maar ik heb nooit goed geweten wat het woord betekent of waar het vandaan komt.

    Tot vandaag!

    Een andere vriend, Jacques, verbaasde me deze morgen toen hij het zomaar had over ‘haptonomie’. Ik had geen idee, lieve lezer. Jij wel?

    Dit is wat Van Dale erover zegt:

    de (v.)

    (na 1950) gevormd van Gr. haptein (aanraken) + -nomie

    1 leer en studie van het gevoel en het gevoelsleven die de aspecten van het nabijheids-, aanrakings- en gevoelscontact van menselijke affectieve relaties bestudeert en beschrijft (wordt in verschillende (para)medische behandelwijzen toegepast)

    Deze link brengt je bij het Wikipedia-artikel.

    Ik laat deze kwestie voor wat zij is, en spoed me naar een woord dat bij Verschueren in de onmiddellijke buurt van ‘haptonomie’ prijkt, namelijk ‘hapschaar’.

    Van Dale leert ons daarover het volgende:

    de (m.)

    (1691) <Fr. happe-chair, van happer (vastpakken) + chair (vlees)

    1 lagere gerechtsdienaar in vroeger eeuwen, vormvariant: hapscheer

    2 (gewestelijk) inhalige kerel, vormvariant: hapscheer, synoniem: vrek

    3 (gewestelijk) penningmeester, vormvariant: hapscheer

    En dit halen we bij de Trésor de la Langue Française Informatisé:

     Happe-chair, subst. masc., vx. Agent qui arrête les voleurs. Ils [les paysans] ne savaient rien, ils n'avaient rien vu, ils ne croyaient pas... d'abord ils n'aimaient guère les gendarmes, les happe-chair, qui poursuivaient les conscrits réfractaires (POURRAT, Gaspard, 1922, p. 43). Au fig. Personne avide. Je ne veux pas vous ruiner, je ne suis pas un happe-chair après tout (HUGO, Misér., t. 1, 1862, p. 951).

    Twee nieuwe woorden op één dag, wat een luxe!

     


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    31-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Desiderata - Max Ehrmann

    Waarnaar het hart verlangt (1927)

     

    Max Ehrmann (1872-1945)

     

    Bewaar je kalmte te midden van lawaai en haast

    en bedenk hoe vredig de stilte kan zijn

    kom goed overeen met iedereen

    zoveel als je kan en zonder jezelf te verliezen

    zeg je eigen waarheid rustig en klaar

    en luister naar de anderen al zijn ze dul of dom

    ook zij hebben een verhaal te vertellen.

     

    Vermijd luidruchtige en agressieve mensen

    ze zijn een bron van ergernis voor het gemoed

    als je jezelf met anderen meet,

    wacht je wellicht hoogmoed en bitterheid

    er is er altijd een die meer is of minder dan jij.

     

    Geniet evenzeer van wat je al bereikt hebt

    als van de plannen die je nog maakt

    blijf gedreven in je werk hoe nederig het ook is

    een vaste waarde in de wisselende kansen van de tijd

    wees voorzichtig als je zaken doet

    want de wereld is vol bedrog

    maar laat dat je niet blind maken

    voor al het goede dat er is

    veel mensen streven hoge idealen na

    en het leven is vol heldenmoed.

     

    Wees jezelf en veins vooral je affectie niet

    wees nooit cynisch over de liefde

    want ondanks alle dorheid en ontluistering

    is de liefde eeuwig als het gras.

     

    Aanvaard de wijze raad die de tijd brengt

    en laat goedgunstig je jonge jaren varen

    koester de kracht van je gemoed

    je bescherming bij onverwachte tegenslag

    maar kwel jezelf niet met donkere gedachten

    moedeloos en eenzaam wordt angst geboren.

     

    Onderhoud gezonde levensgewoonten

    maar wees niet te hard voor jezelf

    je bent een kind van het universum

    zoals ook de bomen en de sterren

    je hebt het recht om er te zijn

    en of je dat nu beseft of niet

    ontvouwt zich het universum

    ongetwijfeld zoals het hoort.

     

    Leef daarom in vrede met God

    hoe je je die ook voorstelt

    en wat je ook doet of betracht

    in het luidruchtig verwarrende leven

    bewaar steeds vrede in je gemoed.

     

    Met al zijn bedriegerij al zijn sleur

    en al zijn onvervulde beloften

    is het toch een heerlijke wereld.

     

    Wees opgewekt.

     

    Streef het geluk na.

     

     

    Deze vertaling © 2013 Karel D’huyvetters

     

     

    Go placidly amid the noise and haste, and remember what peace there may be in silence. As far as possible without surrender be on good terms with all persons. Speak your truth quietly and clearly; and listen to others, even the dull and the ignorant; they too have their story. Avoid loud and aggressive persons, they are vexations to the spirit. If you compare yourself with others, you may become vain and bitter; for always there will be greater and lesser persons than yourself. Enjoy your achievements as well as your plans. Keep interested in your own career, however humble; it is a real possession in the changing fortunes of time. Exercise caution in your business affairs; for the world is full of trickery. But let this not blind you to what virtue there is; many persons strive for high ideals; and everywhere life is full of heroism. Be yourself. Especially, do not feign affection. Neither be cynical about love; for in the face of all aridity and disenchantment it is as perennial as the grass. Take kindly the counsel of the years, gracefully surrendering the things of youth. Nurture strength of spirit to shield you in sudden misfortune. But do not distress yourself with dark imaginings. Many fears are born of fatigue and loneliness. Beyond a wholesome discipline, be gentle with yourself. You are a child of the universe, no less than the trees and the stars; you have a right to be here. And whether or not it is clear to you, no doubt the universe is unfolding as it should. Therefore be at peace with God, whatever you conceive Him to be, and whatever your labors and aspirations, in the noisy confusion of life keep peace with your soul. With all its sham, drudgery, and broken dreams, it is still a beautiful world. Be cheerful. Strive to be happy.

     

    Max Ehrmann, "Desiderata" (1927)

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:levensbeschouwing
    29-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Crisis

    Crisis. Ik heb het nog niet anders geweten. Het is altijd crisis, is het niet van het een, dan van het andere, maar meestal van alles tegelijk: de crisis is ’systemisch’, een woord dat Van Dale nog niet gehaald heeft, maar dat lijkt alleen een kwestie van tijd.

    Wat moeten wij daarmee? Simpele burgers zoals jij en ik zitten opgescheept met een frustrerend gevoel van diepe machteloosheid. Wij hebben geen idee van de oorzaken van de crisissen, laat staan dat we een oplossing zouden kunnen bedenken. In een crisis gebeuren er allerlei vreselijke dingen, maar zelfs als we achterhalen hoe dat in hemelsnaam mogelijk geweest is, zijn we daar achteraf niets mee: de schuldigen worden niet gevonden of bestraft, zodat niemand ontraden of afgeschrikt wordt om het nog eens te doen of ook eens te proberen, de gevolgen kunnen niet ongedaan gemaakt worden, en er zijn blijkbaar geen lessen die we eruit trekken.


    Snafu is een woord dat me dan te binnen schiet, een Amerikaanse militaire slang term, een acroniem of letterwoord uit de Tweede Wereldoorlog: situation normal, all fucked up. Crisis is de normale situatie.

    Daaruit valt toch tenminste dit te leren: we hoeven ons niet te verbazen of te ergeren over het feit dat er een crisis is: niets is meer normaal dan dat. Er kan immers zoveel verkeerd gaan in onze wereld, dat het veeleer een wonder zou zijn als dat niet het geval was. Meteen kunnen we ook wel stellen dat er niet één verantwoordelijke is; het gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het zijn dus niet de banken, of de rijken, of de regering, of de vakbonden die het gedaan hebben en steeds weer doen: wij zijn het, met zijn allen. Je hebt wel eens uitschieters, zoals een trader die een aantal miljarden kwijtspeelt, maar meestal zijn we er allemaal massaal bij betrokken. Zoals bij de opwarming van de aarde: niet alleen de industrie (die toch ook maar voor iedereen draait), maar elk van ons doet er aan mee, elke keer als we bij manier van spreken, of zelfs letterlijk, een windje laten.


    Dezer dagen hoor je veel kritiek op de banken: Cyprus, Ierland, Spanje en Portugal, Italië, maar ook de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en zelfs hier bij ons, en IJsland zijn dan we dan al weer bijna vergeten. Maar wat heeft die crisissen veroorzaakt? Niet één inhalige CEO, niet een graaicultuur bij de banken, maar wij allemaal. We laten ons verleiden om meer leningen aan te gaan dan we kunnen terugbetalen en om ons geld te beleggen aan een hogere interest dan redelijk is. Hoewel we uit onze dagelijkse praktijk wel beter weten, blijven we toch denken dat het geld aan de bomen groeit, dat er snelle winsten te maken zijn zonder te werken, dat men ook slapend rijk kan worden. Als dat al zo zou zijn, dan blijkt die snel verworven rijkdom zeer relatief en zeer volatiel: je bent er noot zeker van, je bent je snelle winst zo weer kwijt, en soms zelfs een flink stuk van je kapitaal. Het zijn maar uitzonderingen die met al hun speculatief gedrag beter doen dan de markt, dat wil zeggen de interesten die je bij elke bank krijgt. We jagen dus droombeelden na, zoals wanneer we meedoen aan loterijen: je kan het groot lot winnen, maar de kans is erg klein, zo klein dat een verstandig mens er maar beter niet aan meedoet.

    Maar zo zijn we niet: wij hopen allemaal dat we de uitzondering zullen zijn, dat we de regel kunnen breken die zegt dat je moet werken voor je boterham. Meer nog: we houden vol dat je van werken niet rijk wordt. Van wat dan wel?

    Als het niet van werken is, dan is het van diefstal.

    Ik denk dan aan de koloniale tijd, toen men in de warme landen allerlei grondstoffen ging halen zonder ervoor te betalen; integendeel, de inboorlingen werden zelfs als slaven ingezet bij de productie, verkocht, verkracht en uitgeroeid. Wegens hun zeldzaamheid waren die grondstoffen hier peperduur (daar komt ons woord trouwens vandaan), en zo kon men hier dus enorme winsten maken, vaak met zo goed als nutteloze stoffen, zoals zilver en goud en edelstenen, maar ook peper, kaneel, kruidnagel, cacao, koffie en thee. Multatuli maakte al duidelijk dat het niet om handel in koffie ging, maar om diefstal en uitbuiting.


    In feite is wat nu gebeurt niets anders. Even nutteloze of niet-essentiële producten worden een hype, zoals gsm’s, mobieltjes. Een firma die een succesvol toestel op de markt brengt (dat ergens in een arm land door een uitgebuite bevolking gemaakt wordt voor zo goed als niets, maar in de rijke landen duur verkocht), ziet haar beurswaarde spectaculair stijgen. Dat wil zeggen dat de eigenaars of de aandeelhouders plots virtueel rijk zijn. Virtueel, want als ze hun gestegen aandelen niet verkopen, zijn ze net zo rijk als voorheen. En als ze ze wel verkopen, wat moeten ze dan met dat geld? Beleggen in andere aandelen en hopen dat die ook weer stijgen? We weten hoe dat gaat: met aandelen valt veel geld te verdienen en veel geld te verliezen, en je moet al heel veel geluk hebben om beter te doen dan de markt, en zo zijn we weer bij af, zonder langs de bank gepasseerd te zijn.

    Te veel mensen, ook gewone mensen, zijn bezig met het najagen van snelle en spectaculaire winsten. Het is zelfs zo dat als je dat niet doet, je doorgaat voor een kluns. Gewoon elke dag naar je werk gaan en daar de hele dag ernstig bezig zijn met wat van je verwacht wordt, wat dat ook is, dat lijkt wel alleen voor domoren weggelegd.

    Of toch niet? Bezorgde Belgen halen nu massaal hun geld weg uit risicovolle beleggingen en deponeren het op spaarboekjes, waar je zo goed als geen rente krijgt, zeker als je rekening houdt met de inflatie. Tweehonderdveertig miljard euro hebben we zo op de bank staan. Dat is als ik het goed heb 24.000 euro per Belg. In oude franken is dat ruwweg een miljoen. Elke Belg is dus miljonair, alleen al met wat we op onze spaarboekjes staan hebben. Natuurlijk is dat alleen statistisch zo, in de praktijk is het anders verdeeld, waarbij een dunne toplaag het grootste deel van het geld heeft, een heel wat mensen zo goed als niets.

    Vandaar dat iedereen het erover eens is dat de rijkdom niet eerlijk verdeeld is, niet in ons eigen land en niet in de wereld. Men wil dus een meer billijke herverdeling. Maar dan beginnen de problemen. Herverdelen is afnemen van de enen om het aan andere te geven, zomaar. Ja, dag Jan! Niemand staat daarvoor te springen, natuurlijk, zeker niet wie enig bezit heeft. Wij hebben dat bezit immers met hard werken verdiend, of met verstandig beleggen, of desnoods met het groot lot te winnen. En we betalen al zoveel belastingen om studerende jongeren, werklozen en zieken en ouderen te onderhouden. Politieke en economische systemen die op herverdeling inzetten, zijn niet populair. Het communisme begon als een idealistisch en humaan project, maar zonk binnen de kortste keren weg in de meest afschuwelijke en mensonterende waanzin. Ook zo voor het nationaal-socialisme in Duistland. Zo moet het dus niet.

    Hoe dan wel? Wij hebben een gezonde argwaan tegenover mensen die zeggen hoe het moet, of dat nu economen zijn, politici, syndicalisten, middenvelders, filosofen of godsdienstige leiders. Wij wantrouwen gezag, omdat we zien dat het gezag het niet beter doet dan wij zelf. Systemen zijn niet volmaakt. Of het openbaar vervoer, de post, de bank of de industrie door de staat wordt uitgebaat of door privé firma’s, het maakt omzeggens geen verschil, zeker niet op termijn. Hoe kan het ook anders? In elk geval zijn het mensen die de systemen bedenken en draaiend houden. En de mensen zijn overal eender, of toch zo goed als.

    Dat zou ons aan het denken moeten zetten. Het gaat fout, zo blijkt telkens weer, als te weinig mensen te veel macht hebben. Het gaat beter wanneer zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij het bedenken van oplossingen en bij het toepassen ervan. Dat noemen we democratie. We moeten er dus voor zorgen dat onze samenleving democratisch blijft. Dat kan alleen maar wanneer we daarvoor goede systemen uitwerken, niet alleen in de politiek maar in alle geledingen van de maatschappij. Democratie moet een ingesteldheid zijn die we altijd en overal toepassen. Dat is niet vanzelfsprekend. Wij hebben vaak de indruk dat het democratisch proces tijdrovend en inefficiënt is. Maar dan moeten we bedenken dat wanneer we afwijken van dat democratisch ideaal, andere en veel grotere gevaren op de loer liggen: diefstal, uitbuiting, onmenselijke behandeling van onze medemens en de andere levende wezens, vernietiging van onze leefwereld, ongelijke verdeling van de rijkdom, waanzinnige oorlogen…


    Hoewel de democratie in de eerste plaats een ingesteldheid is die in elke mens moet aanwezig zijn, hebben wij ook behoefte aan systemen die dat helpen realiseren. Het is niet voldoende dat onze parlementairen democratisch verkozen worden, het parlement moet ook democratisch te werk gaan in zijn wetgevende en uitvoerende taken. Het is niet voldoende dat bijvoorbeeld via de vakbonden de werknemers betrokken worden bij sommige aspecten van de bedrijfsleiding, zij moeten mede de verantwoordelijkheid dragen. En in religieuze gemeenschappen zijn we nog ver van enige echte inspraak.

    Ik ben geen voorstander van totalitaire systemen, waar een zogenaamd democratisch systeem van boven uit opgelegd en afgedwongen wordt. Wij hebben genoeg gezien dat zoiets niet werkt en integendeel tot nog grotere misbruiken en ongelijkheid leidt. Ik zie geen andere mogelijkheid dan steeds te blijven ijveren voor een echte en doorgedreven democratie. Als de grootste bedreiging daarvan zie ik de concentratie van macht bij een te beperkt aantal personen gedurende een te lange periode. Dat kan men verhinderen door de macht systematisch te verdelen over meer personen en instellingen en door hun ambtstermijn dwingend en drastisch te beperken in de tijd. Op die manier garanderen we dat meer mensen betrokken worden in de besluitvorming en dat is, daarvan ben ik overtuigd, de enige manier om een wereld tot stand te brengen waarin het voor iedereen goed leven is.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    24-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze waarden? Of toch niet...

    Een boek met als titel: “Onze waarden? Welke toekomst voor het humanisme?” uitgegeven bij de Universitaire Pers Antwerpen in een reeks die Cogito heet, dat schept verwachtingen.

    Je moet echter ook de kleine lettertjes lezen, bijvoorbeeld op de achterflap: “De Cogito-reeks bundelt de boeiendste gedachten van de gastsprekers die door de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen worden uitgenodigd.” Dan weet je dat het om de teksten van toespraken gaat, en dat is een ander genre dan het essay, zoals zal blijken. Je moet dan ook niet verwachten dat er een rode draad loopt door de verschillende bijdragen heen: zij zijn immers vrij om te vertellen wat ze willen over een zo ruim onderwerp als ‘waarden’ en ze hoeven hun teksten niet op elkaar af te stemmen. Dat is goed om weten: het gaat niet om een gezamenlijke, gestructureerde, benadering van een thema, waarbij de belangrijkste aspecten op een evenwichtige manier aan bod komen.

    De inleiding van Jurgen Slembrouck, de medewerker van de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen die de lezingenreeks organiseerde, brengt ons meteen in medias res. Wij herinneren ons nog wel de heibel die er is geweest rond een van de lezingen, die van Benno Barnard, die verstoord werd door ‘fundamentalistische moslims’ van Sharia4Belgium. De lezing werd omwille van de voortdurende onderbrekingen geannuleerd.




    Meteen is de toon gezet. Dit is inderdaad geen bundel met serene bijdragen over de waarden van het humanisme. Het kan geen toeval zijn dat al de sprekers het hebben over de islam. Barnards lezing, waarvan we de inhoud helaas niet kennen, droeg als titel: “Het islamdebat: Leve god, weg met Allah!” In zijn inleiding heeft de redacteur het over “de idealen die ons dierbaar zijn en die wezenlijk zijn voor onze ‘westerse’ samenleving”, maar hij belicht die vooral vanuit de bedreigingen die uitgaan van de moslim-immigranten hier bij ons en van de moslimlanden wereldwijd. Het is een eenzijdige benadering die maar al te nadrukkelijk aanwezig is bij een bepaalde rabiate groep binnen de georganiseerde vrijzinnigheid in Vlaanderen.

    Dirk Verhofstadt heeft het over het atheïsme als basis voor de moraal. Hij gebruikt de klassieke argumenten: het zijn de godsdiensten die verantwoordelijk zijn voor het geweld in de wereld, kijk maar naar de geschiedenis en naar wat er vandaag in de wereld gebeurt. Hij ziet ook een verband tussen de wereldwijde schrijnende armoede en de prominente rol van de religie in die streken. Religie is aan een opmars bezig, zo stelt hij vast. De idealen van de Verlichting (in dit boek steeds verwarrend met kleine letter geschreven, alsof het over straat- of huiskamerverlichting gaat) staan onder druk; men wil het individueel zelfbeschikkingsrecht terugschroeven en alle macht weer aan de religies geven. Nochtans hebben die geen poot om op te staan: zij baseren zich op ‘vermeende heilige boeken’ (een pleonasme, als je het mij vraagt, want dat iets heilig is, berust enkel op de mening van wie dat claimt, er zijn geen ‘echt’ heilige boeken), en ze houden geen rekening met de wetenschap.

    Wat stelt hij daar tegenover? Vooreerst maakt hij zijn eigen positie duidelijk: hij is geen atheïst pur sang, de kwestie van het bestaan van God is voor hem “niet zo belangrijk.” Het atheïsme, dat hij definieert als “de hypothese (sic) dat God niet bestaat” is voor hem wel de grondslag van de moraal. Wij moeten er bij het opstellen van een moraal van uitgaan dat er geen God is, anders loopt het fout. Of er een God is of niet, is niet ter zake. Dat is geen agnosticisme, beweert hij, want het agnosticisme “laat het bestaan van God in het midden.” Men kan dan soms gelovig zijn en soms niet. Vreemd. Is het niet veeleer zo dat een agnost beweert dat men van God noch het bestaan noch het niet-bestaan kan bewijzen, dat men er met andere woorden niets kan over zeggen en dat het bestaan van God dus een irrelevante kwestie is?

    Waarop moeten we ons dan wel baseren? Op de “kritisch rationalistische wetenschappelijke methode”. Verhofstadt verwijt gelovigen en totalitaire regimes dat ze “het persoonlijk geweten uitschakelen in naam van een abstract en alomvattend plan, van absolute en onveranderlijke waarheden, van blind en irrationeel geloof in het Beter-zijn-dan-de-Ander (…).” Hij stelt zelf de retorische vraag of zijn methode niet in het zelfde bedje ziek is, en antwoordt dus gedecideerd: neen! En waarom niet? Omdat we nu een ander (vermeend heilig?) boek hebben: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Meteen zien we de zwakte van het argument: waarom zouden sommige mensen, individueel of collectief, wel in staat zijn om tot absolute en universele waarheden te komen, en andere niet?

    Daarom gaat hij op zoek naar een “empirische” grond voor zijn universele waarden en hij komt uit bij dit basisgegeven: “elk levend wezen verzet zich tegen het onvrijwillig ondergaan van pijn.” Dat zal wel niemand betwisten, maar hoe kan dat de basis zijn voor een universele menselijke moraal? Wij vernemen geen details. Waar het blijkbaar om gaat in die ethiek, is dat we niemand pijn berokkenen tegen zijn of haar wil. Dat lijkt wel erg mager, en ook erg idealistisch. Zelfs als we het goed bedoelen, hebben onze daden ook negatieve gevolgen. Niets is absoluut goed, of slecht. En alleen maar geen ‘kwaad’ doen is nog niet hetzelfde als ‘goed’ doen. Wat Verhofstadt hier voorstelt is een universeel of kosmopolitisch burgerschap, waarin iedereen alle anderen absoluut respecteert. Tja…

    In de laatste paragrafen pleit Verhofstadt vervolgens voor een neutrale overheid. Scheiding van kerk en staat, verwijderen van alle verwijzingen naar godsdienst uit de publieke sfeer en uit de opvoeding enzovoort. “Het is nu aan de mens om vanuit de rede onschendbare wetten in stenen tafelen te beitelen. (…) Geen Thora, geen Bijbel en geen Koran dus, maar een consequent doorgetrokken Kritiek van de zuivere rede

    Alsof er één “kritisch rationalistische wetenschappelijke methode” zou zijn waarover iedereen het eens is. Alsof de “zuivere rede” een ideaal zou zijn dat zelfs maar enigszins benaderbaar zou zijn. Alsof de zeven miljard mensen van vandaag aan de hand van die “kosmopolitische ethiek” plots volmaakte universele medeburgers zouden worden. Ik deel dat onverholen optimisme niet over de menselijke redelijkheid. Het volstaat trouwens, ironisch genoeg, om de volgende bijdrage in het boek te lezen, waar het hier zo geprezen kosmopolitisme op grond van de rede wordt verketterd als de oorzaak van alle kwaad.

    Die bijdrage van Wim van Rooy, onder de titel Links en verlichting, heeft een heel andere stijl. Ik kende de auteur niet en viel zowat van mijn stoel vanaf de eerste regels. Het is een bombardement van namen en titels, bon mots in alle mogelijke talen, modieuze slogans en slagwoorden, erudiete verwijzingen en allusies, woordspelingen, en van alle retorische wendingen en stijlfiguren die je maar kan bedenken, en zelfs enkele onvoorstelbare. Ook inhoudelijk is het een niet aflatende tirade, een catilinarische rede, een filippica tegen al wat links intellectueel is, of groen, pro-Palestijns, anti-Joods, multicultureel, of moslim. Ik ga er niet veel woorden aan vuil maken. In een volgende bijdrage zegt een collega dat deze man “zijn pen in vitriool heeft gedrenkt.” Dat is zeker zo, en dat maakt zijn bijdrage ongenietbaar. Maar veel erger is de agressieve eenzijdigheid. Ik geef één voorbeeld. Herhaaldelijk zegt de auteur dat de islam al 1400 jaar de wetenschap bestrijdt. Het valt echter niet te ontkennen dat het precies in die moslimwereld is dat bijvoorbeeld de Grieks-Romeinse cultuur is bewaard gebleven, terwijl ze in het Westen zelf volledig ten onder was gegaan. Maar dat is een detail van de geschiedenis, blijkbaar, zoals er wel meer zijn die in deze tirade weggemoffeld worden tussen de banbliksems. Maar genoeg daarover.

    Helaas worden wij van de volgende bijdrage, die nochtans zeer verschillend is, niet vrolijker. Ronald Commers heeft het over “Tolerantie, omdat er grenzen zijn. Enkele ethische reflecties bij het multiculturaliteits- en islamdebat.” We beginnen met een lang citaat, in het Duits, van de meest bekende tekst van Karl Marx, juist, die over de godsdienst als de opium van het volk. Van daar gaan we naadloos over naar de actualiteit: de discussies over het dragen van de hoofddoek door de leerlingen van het “beroemde” Koninklijk Atheneum in Antwerpen in 2009. De auteur citeert uitvoerig uit zijn opiniestuk dat hij naar De Standaard stuurde (maar dat de redactie wijselijk niet publiceerde). Vervolgens krijgen we nog meer citaten uit eigen werk, gestoffeerd met lange voetnoten, en zo kabbelt het betoog van de auteur verder, zonder enig duidelijk doel, alluderend op allerlei vetes en verdachtmakingen en zelf ook niet vies van vegen uit de pan voor collegae die van mening verschillen. Wij krijgen verwijzingen voorgeschoteld naar vooral Duitse publicaties uit de negentiende en vroeg twintigste eeuw, over kwesties die wellicht van groot belang zijn, maar zonder dat wij in de gelegenheid gesteld worden om zelfs maar te vermoeden waarover ze gaan. Maar één zaak is duidelijk: Commers houdt niet van de Koran, van de islam of van moslims. Dat is zijn zaak, natuurlijk. Maar of wij iets hebben aan zijn ontboezemingen?

    Magda Michielsens is de volgende die zich uitspreekt in het debat, zij het aanvankelijk aarzelend. Ze zegt het met een haiku:

    Ik, vol ongeloof,

    kijk vrijzinnig om me heen:

    zwijgen of spreken?

    Dat is de kapstok waaraan ze haar tekst ophangt. Ze spreekt over zichzelf, over haar ongelovige opvoeding en overtuiging, over het christendom als een bepalend cultuurelement, over het terrorisme en de onverdraagzaamheid van de islam en de godsdiensten in het algemeen… Ze heeft het over wat zij belangrijk vindt, zoals de scheiding van kerk en staat, de georganiseerde rationaliteit (sic), de “georganiseerde strijd tegen stupiditeit, zeker wanneer deze als principe optreedt.” Enzovoort. Tot slot heeft ze het ook over het hoofddoekendebat, wat had je gedacht, en ze is ertegen: “Hoofddoeken horen niet thuis in een onderwijssituatie.” Waarom? Omdat men zo bezig is “terrein te veroveren voor een politieke zaak waar zij (de moslima’s) achter staan… ze zijn continu bezig de ruimte voor de islam uit te breiden.”

    Raymonda Verdyck is sinds 2009 afgevaardigd bestuurder van het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap. Zij brengt een ietwat tamme tekst over dat onderwijs, aan de hand van officiële teksten en programmaverklaringen. Het klinkt allemaal heel braaf en idealistisch, maar het heeft weinig van doen met de harde werkelijkheid die zich in het gemeenschapsonderwijs afspeelt. En neen, hoofddoeken zijn niet welkom in het GO! Om strikt pedagogische redenen natuurlijk.

    Floris van den Berg is de vreemde eend in de bijt. Hij heeft het zich gemakkelijk gemaakt. Hij heeft een tekstje afgeleverd waarin hij reclame maakt voor een van zijn boeken, en heeft zelfs niet de moeite genomen om de tekst aan te passen voor de gelegenheid. “In dit boek…” Ook de redacteur heeft niet ingegrepen. Wat er overblijft heeft veel weg van een sessie in een van de vele seminaries waarmee bedrijven hun werknemers teisteren, inclusief het obligate rollenspel. “Beeld je eens in dat je een koe bent.” Enzovoort. Als hij af en toe probeert ernstig te zijn, gaat hij flink de mist in. Tolerantie: ja hoor, maar met mate! “Tolerantie voor intolerantie (behalve als vrije expressie) is intolerabel.” Of dit: “De essentie van het project van de verlichting is om te trachten met er met elkaar het beste van te maken door zelf na te denken.” (sic) Dat geloof in het zelf nadenken heeft deze auteur gemeen met zijn collegae in dit boek. “Kritisch denken en het individu als ijkpunt van de moraal zijn de twee kernwaarden van de verlichting.” Alsof elk individu op zijn eentje plots tot een ‘verlichting’ zou kunnen komen als het maar lang en hard genoeg individueel nadenkt, en dan meteen ook een volmaakt wezen zou zijn. Alsof er geen maatschappij is waarin wij allen moeten samenleven. “Het uitgangspunt is het vermogen tot lijden.” Dat lijkt sterk op de grond van de moraal volgens Verhofstadt. Ook hier gaat het om het vermijden van het lijden, veeleer dan over de hoop die wij allen koesteren op een beter leven. “Het grootste morele probleem van Nederland en België - de bio-industrie – is eenvoudig op te lossen…” O ja? En is dat werkelijk ons grootste morele probleem?

    Helemaal lachwekkend wordt het als de auteur ons een gedachte-experiment voorhoudt, waarbij we zelf de wereld mogen ontwerpen, maar niet weten welke plaats we in die wereld zullen innemen. Dat zal ervoor zorgen dat we voor alle (levende) wezens optimale omstandigheden zullen creëren. Zo komen we terecht in het zelfde optimistisch idealisme van Verhofstadt: met enige moeite (en veel individueel nadenken) kunnen we een perfecte wereld creëren voor iedereen. Dat we daar nog niet aan gedacht hebben!

    Niet dus. Dit boek wordt geteisterd door vele problemen. Ik heb er al enkele aangehaald en besluit met dit allesdoordringend probleem: deze auteurs geven niet de indruk dat ze weten wat het probleem is. Het is niet de islam, niet het katholicisme, het jodendom of welke godsdienst dan ook (en ook niet de bio-industrie). Het gaat om het samenleven van zeven miljard mensen, en dat geeft onvermijdelijk aanleiding tot conflicten, want wij denken niet alleen (af en toe) na, wij hebben ook gevoelens en wij laten ons meestal daardoor leiden. Elke oplossing, groot of klein, zal daarmee rekening moeten houden. In dit boek is er nergens sprake van menselijke gevoelens. Jammer.

    Met een boutade zou je kunnen stellen dat de beste lezing van deze reeks al bij al nog die was van Benno Barnard…


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    20-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Democratie in België en in Vlaanderen

    Het beeld van Elio Di Rupo, de Belgische Premier, florerend tussen andere regeringsleiders en staatshoofden bijeen op een Europese top, raakt me diep.


    Vooreerst treft me de futiliteit van zijn aanwezigheid op een dergelijke vergadering. Wat is zijn gewicht, en het gewicht van België überhaupt, in die discussies? Het geringe aandeel van onze economie in het geheel van de Europese economie maakt dat het vooral de grootmachten zijn die de belangrijke beslissingen nemen; wij krijgen enkele kruimels die van de tafel vallen, genoeg om de sociale onrust in Genk en Luik enigszins te bedaren.

    Maar mijn ergernis wordt vooral gewekt door het feit dat hij België en dus in principe ook Vlaanderen en mijzelf vertegenwoordigt. Ik slaag er absoluut niet in om hem als een spreekbuis te zien van onze belangen. Hij is een Waalse socialist, die niets dan minachting heeft voor Vlaanderen en de verzuchtingen van de Vlamingen. Ongetwijfeld en onvermijdelijk zal hij zijn eigen ideeën verdedigen op die bijeenkomsten, zoals hij dat ook doet in de federale regering. Hij is niet onpartijdig, dat is wel duidelijk.

    Maar zelfs indien hij dat zou zijn, en de mening vertolken van de officiële federale regering, quod non, welteverstaan, dan is er nog altijd een probleem met zijn representativiteit. Niet zozeer aan Waalse kant: in de regering zitten de Franstalige socialisten (26 zetels in het parlement), de MR (15) en CDH (9); er zijn slechts drie Franstalige parlementsleden in de oppositie, want Ecolo verleent samen met Groen! gedoogsteun. Veel representatiever voor de Franstalige bevolking kan deze regering niet zijn. Het probleem ligt aan Vlaamse kant. Enerzijds telt de Vlaamse oppositie 38 parlementairen, tegen 43 voor de regering, wat meteen een totaal andere verhouding geeft. Bovendien zijn de drie Vlaamse regeringspartijen niet de belangrijkste partijen in Vlaanderen: de N-VA heeft 27 zetels en is daarmee de grootste partij van België, CD&V heeft er 17, de SPA en de VLD elk 13; Vlaams Belang heeft nog 11 zetels.

    Men zou kunnen argumenteren dat de meerderheid van de Vlamingen toch vertegenwoordigd is in het parlement en dat is mathematisch ook zo, als je enkel kijkt naar de zetels voor de meerderheid en de oppositie. Daartegenover staat dat Vlaanderen, dat 6,4 miljoen inwoners telt, slechts 43 zetels heeft bij de meerderheid, terwijl de Franstaligen met 3,5 miljoen Walen en 1,1 miljoen (hoofdzakelijk Nederlands onkundige) Brusselaars niet minder dan 50 zetels heeft in de meerderheid. Deze regering weerspiegelt dus de demografische verdeling van het land niet, en al evenmin de politieke samenstelling van Vlaanderen. Ze is dus ondemocratisch.

    Bovendien kan men ernstige vragen stellen bij de democratische vertegenwoordiging van de Vlaming door de drie traditionele Belgicistische partijen. Zij zien hun stemmenaantallen bij elke verkiezing drastisch dalen; vandaag zeggen de prognoses dat N-VA bij de volgende verkiezingen misschien zelfs meer stemmen en meer zetels zal halen dan die drie partijtjes samen. Elk van hen vertegenwoordigt een kleine minderheid, namelijk ongeveer 10 procent van de bevolking (iets meer voor de zogenaamd katholieke partij), terwijl de N-VA misschien zelfs tot 40 procent zou halen. Het zijn ook drie partijen die ideologisch totaal aan elkaar tegengesteld zijn, en traditioneel de basis vormen voor de heilloze grondige verzuiling van Vlaanderen in liberalen, socialisten en katholieken. Zij vormen dus geen eenheid, en elk afzonderlijk is slechts representatief voor een zeer kleine groep in de maatschappij. Bovendien zijn zij al jaren de grote verliezers bij de verkiezingen en het ziet er niet naar uit dat daarin snel verandering komt. Hun ideologieën slagen er niet in jongeren aan te spreken, en de volwassenen en de ouderen hebben het wel gehad met wat zij van ons land gemaakt hebben sinds 1830.

    Ik heb het nu over politieke partijen gehad, maar dat is slechts omdat het niet anders kan. Je hebt nu eenmaal cijfers nodig om argumenten kracht bij te zetten. Wat ik heb willen aantonen is dat de federale regering niet onze regering is, en dat de meerderheid van de Vlamingen niet akkoord gaat met wat er in ons land gebeurt. Vlaanderen krijgt niet waar het recht op heeft, omdat de Franstaligen met meer gaan lopen dan waarop zij recht hebben. Vanzelfsprekend blokkeren de Franstaligen alle pogingen om aan dat voor ons infernale systeem een einde te maken. Vandaar dat de N-VA en het Vlaams Belang niet anders kunnen dan pleiten voor het einde van de Belgische staat, op termijn of meteen.

    Voor mij kan dat einde niet rap genoeg komen, zodat de fundamentele democratische rechten in Vlaanderen kunnen hersteld worden. Vandaag wordt Vlaanderen geregeerd door een regering die hoofdzakelijk uit Franstalige linkse partijen bestaat. In een autonoom Vlaanderen zouden er niet alleen geen door ons niet verkozen Franstaligen in het parlement zetelen en over ons lot beslissen, maar zou er een overgrote meerderheid zijn van niet-linkse partijen. Wat men daar ook moge over denken, het zou in alle geval absoluut een meer democratische situatie zijn dan de huidige zwaar vertekende toestand.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    09-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eenden zijn terug!

    Achteraf gezien zat het er aan te komen, en ja hoor: vandaag zijn de wilde eenden terug. Ik zag net een koppeltje landen in de tuinvijver, waar ze sinds jaren vaste klanten zijn. Ik weet natuurlijk niet of het hetzelfde stel is als vorig jaar, noch of het steeds hetzelfde stel is dat ongetwijfeld de volgende dagen nog herhaaldelijk langskomt. Maar de lente is in aantocht, dat is zeker. De terugkeer van de eenden uit het zuiden is een onmiskenbaar teken. Je denkt er niet aan, je verwacht ze niet, en plots zijn ze er weer en dat geeft je een emotionele schok, een aangename verrassing, een gevoel van hilariteit. Welkom terug!



    Ik heb nog maar net geschreven dat ik niet inzie waarom een mens moet vliegen, en kijk: de wilde eenden stellen me voor het probleem: waarom zouden bepaalde soorten wel vliegen en andere niet? De kunst van het vliegen heeft zich ontwikkeld tijdens de evolutie. Het was een voordeel in de struggle for life: je kan er bijvoorbeeld mee ontsnappen aan je belagers. Er moet dus op een bepaald ogenblik een soort van kruipende of lopende dieren geweest zijn die ten gevolge van een toevallige wijziging in haar chromosomen in sommige exemplaren voorpoten ontwikkelde die hen in staat stelden om zich iets rapper uit de voeten te maken dan hun soortgenoten. Dat geeft betere overlevingskansen en dus kans op meer nazaten, die dan die voorpoten op dezelfde manier, dus door toevallige mutaties, nog beter ontwikkelde, enzovoort, tot je vliegende dieren hebt.

    Onze eenden en alle trekvogels hebben van het langeafstandsvliegen een kunst gemaakt. Als de weersomstandigheden in de noordelijke streken te bar worden, vertrekken ze met zijn allen naar het zuiden, duizenden kilometers ver. En bij de eerste tekenen van de lente voelen ze het kriebelen en stijgen ze op voor hun lange vlucht naar… onze tuinvijver. De mens doet dat niet, of althans niet massaal. Het is ongetwijfeld zo dat de mens als soort eveneens migraties ondernomen heeft om te ontsnappen aan een omgeving die het voortbestaan bedreigde, maar dat was geen seizoensgebonden jaarlijkse verplaatsing zoals bij de trekvogels en –dieren. De mens zocht min of meer gematigde streken op om zich te vestigen en paste zich daar aan, door zich te beschermen tegen de klimatologische omstandigheden. De mens ontvlucht zijn habitat niet jaarlijks, maar past het aan aan zijn behoeften. We zoeken bescherming in holen of bouwen hutten, steeds beter en groter. En we maken gebruik van de pels van andere dieren, in plaats van er zelf een te groeien. En dan leren we zelf vuur maken, om ons te verwarmen en ons voedsel te bakken en te koken. Dat maakt het mogelijk dat wij overleven zonder ons fysiek aan te passen. We hoeven niet te leren vliegen, we zijn sedentair, we vinden ons voedsel waar we wonen, en als we er niet genoeg vinden, dan planten en zaaien we er, tot we er genoeg hebben, of teveel, dat we dan kunnen bewaren, of ruilen, of verkopen…

    Het zijn twee verschillende manieren om te overleven. De eenden werken niet, ze leven van het voedsel dat ze vinden. Maar dat betekent dat ze zich moeten verplaatsen met de seizoenen, zodat ze altijd het voedsel hebben dat ze gewoon zijn te eten. De mens blijft waar hij is en eet alles, en zorgt dat hij altijd te eten heeft. De eend heeft leren vliegen en kan enorme afstanden moeiteloos overwinnen, haar lichaam is er helemaal op voorzien. Ze kan ook zwemmen, maar lopen doet ze niet zo goed. Ze kan zich perfect oriënteren en heeft ook een soort van geheugen. Maar dat is het zowat. Doordat de mens zich voortdurend moest aanpassen aan zijn omgeving, of sterven, hebben wij andere vaardigheden ontwikkeld, andere lichaamsdelen ook, in de eerste plaats onze hersenen, die ons uitstekende diensten bewezen hebben in de loop van de evolutie en tot op de dag van vandaag. Wij eten eend, de eenden eten geen homme à l’orange of ‘gelakte mens’.


    Hebben wij de beste keuzes gemaakt?

    De mens is vandaag een erg precair wezen. Wij kunnen niet overleven zonder onze hoge technologie en onze beschaving. Vergelijk dat met een eend: die is volkomen autarkisch, zelfs na enkele dagen na de geboorte al. Een eend hoeft zelf niet te zorgen voor wat ze nodig heeft, ze vindt alles in de natuur, ook een partner om te paren. Wij daarentegen moeten zowat voor alles zorgen, met grote moeite en veel gezamenlijke en individuele inspanningen. Het resultaat is dat wij in staat zijn tot wonderbaarlijke dingen, onze technologie en onze cultuur. Daarin blinken we uit. De meeste mensen zijn vrij hulpeloos en overleven maar dank zij de samenleving en de beschaving. In de wilde natuur houden we het niet langer dan een paar dagen uit.

    En toch vind ik dat wij als soort inderdaad de juiste keuzes gemaakt hebben, al moet je dat natuurlijk in evolutionaire termen zien en niet als bewuste, doelgerichte keuzes: het is de natuurlijke selectie die onverbiddelijk werkt volgens de natuurwet en zorgt voor de survival of the fittest, zonder een bepaald einddoel voor ogen. Doordat wij vooral ‘ingezet’ hebben op onze hersenen, hebben we als soort een voorrangsstatuut verkregen in de natuur tegenover zowat alle andere diersoorten.

    Maar dat is een relatieve kwestie. We kunnen immers niet kiezen. We zijn een mens, of een eend. Een mens kan niet leven als een eend, en vice versa. Je kan je als mens wel inbeelden wat het zou zijn om een eend te zijn, en dat kan wel een aantrekkelijk idee zijn, maar niet een dat je kan waarmaken. Ik ben blij dat ik een mens ben, maar als ik een eend was, dan was ik waarschijnlijk ook blij dat ik een eend was.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    07-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grootschaligheid

    Sinds ik op pensioen ben, is mijn wereld spectaculair gekrompen. Ik heb heel mijn loopbaan doorgebracht in historische gebouwen in Leuven en contacten gehad met mensen uit de hele wereld. Ik heb gereisd (met mate) en grote manifestaties meegemaakt en er zelfs georganiseerd. Ik heb bovenop de Twin Towers gestaan in New York en op de Eiffeltoren in Parijs. Ik ben de oceaan overgevlogen, heb (bescheiden) bergen beklommen en in onderaardse grotten rondgelopen. Ik heb kathedralen bezocht, landhuizen, kloosters en paleizen. Ik heb de hand geschud van koningen (één, die van ons), presidenten (ook één, die van Israel), ministers, kardinalen en aartsbisschoppen en geleerde professoren.


    Daar is heel plots een einde aan gekomen toen ik zestig werd en op pensioen ging. Niet dat ik die wereld mis, integendeel. Ik voel me veel meer op mijn gemak in mijn kleine wereld. Het is zelfs zo dat ik allengs de buitenwereld ben gaan schuwen. Het grote, het verre, het dure, het indrukwekkende en geweldige, het schrikt en stoot me veeleer af.

    Stilaan begon ik dan te denken dat er iets verkeerd is met de wereld, dat wij ons als mensheid veel te veel bezig houden met het grootschalige, dat we al te zeer ingrijpen in onze omgeving, dat we onze middelen niet goed gebruiken.

    Dat gevoel heb ik zeker als ik kijk naar kerken en paleizen uit vroegere tijden. Ik vraag me dan telkens af: wie heeft dat betaald, en waar was dat voor nodig? Had men dat geld niet beter kunnen gebruiken? Mijn eerste gedachte is altijd: grootheidswaanzin, en de tweede: diefstal, uitbuiting. Waarom moet een vorst een paleis hebben? Wat is het nut van een justitiepaleis zoals dat in Brussel? Wat heeft de gemeenschap daaraan?


    Maar een zelfde gedachte komt bij me op als ik de nieuwe kathedralen en paleizen zie, de kantoorgebouwen, de zetels van banken en internationale bedrijven en organisaties, de luxehotels, de wellness-centers, de shopping malls, de musea en concertgebouwen, de ziekenhuizen en rust- en verzorgingscentra. Wij hebben het blijkbaar nog niet afgeleerd.




    En niet alleen de gebouwen: kijk eens naar het verkeer? Hoeveel auto’s en vrachtwagens en motorfietsen rijden er rond, en wat voor! Kijk eens naar de schepen die we bouwen en de vliegtuigen! Kijk eens wat we eten en drinken, kijk eens naar de communicatiemiddelen, naar de sportmanifestaties en de vrijetijdsbesteding…

    Spontaan voel ik aan dat het zo niet moet, en ik doe er ook niet aan mee. Als je het niet eens bent met iets, dan ben je ook geneigd om het te veroordelen en te willen veranderen. Dat laatste blijkt echter totaal onmogelijk: de wereld is grootschalig en evolueert snel verder in die richting, en zeker niet terug naar het kleinschalige.

    Ik wist niet goed hoe ik daarmee moest omgaan. Tot ik gisteren, bij het bekijken van een documentaire op tv over de winning van kopererts plots tot deze gedachte kwam: de hedendaagse wereld is zoals hij is, en ik heb er geen idee van wat er allemaal gebeurt en hoe; mijn mening is dus verre van gegrond en doet er dus niet echt toe. Bovendien kan ik er op mijn eentje niets aan veranderen, zelfs als ik het bij toeval bij het rechte eind zou hebben (en al de anderen niet…).

    Wat is dan de oplossing? We moeten de wereld zien als het resultaat van ontelbare factoren, die niemand in de hand heeft, die niemand helemaal in de hand kan houden. We zijn met zeven miljard mensen en die zijn allemaal druk bezig de wereld te maken zoals hij is. Daar moeten we van vertrekken, dat is het gegeven: een wereld die permanent in wording is, zonder dat er centraal aangestuurd wordt. De mensen passen zich aan aan die wereld, en dat heeft op zijn beurt weer consequenties die niemand had voorzien, en zo steeds verder.

    Als individu moet ik mij in die vrij chaotische wereld bevestigen en handhaven. Ik kan me verwonderen over het resultaat van die zeven miljard bezige mensen, ik kan me eraan ergeren, ik kan mijn mening daarover ventileren, maar de impact van mijn persoonlijke bemoeienissen is minimaal. Dat wil niet zeggen dat ik de schouders moet ophalen en berusten, helemaal niet, en ook niet dat ik mij helemaal van de wereld moet afkeren en als een kluizenaar gaan leven ergens op een onbewoond eiland.

    De oplossing, zo meen ik, is bewust leven in de wereld zoals hij is. Bewust, dat wil zeggen dat ik me niet laat meedrijven met de massa, maar voortdurend keuzes maak. Met sommige evoluties zal ik meedoen omdat ik er volledig kan achter staan, andere zal ik afkeuren en er dan ook geen gebruik van maken. Als anderen dat wel willen doen, dan doen ze dat maar, ik hoef niet in hun plaats te beslissen. Ik zal bij gelegenheid mijn afkeer of gebrek aan belangstelling wel laten blijken, maar ik mag niemand dwingen om iets te doen of te laten.

    Bijvoorbeeld. Mensen reizen massaal. Ik vind dat een enorme verspilling van tijd en energie, en doe er dus niet aan mee. Ik vind niet dat mensen moeten vliegen, maar ik kan daar niets aan veranderen. Mensen drinken alcohol, roken en gebruiken drugs. Ik meen dat ze dat beter niet zouden doen. Maar het is onmogelijk om dat probleem op te lossen op korte termijn, of misschien zelfs ooit. Ik moet dus mijn verstand gebruiken en er zelf niet aan mee doen, en ten gepaste tijde laten horen dat het, volgens mij en volgens de wetenschap, niet goed is. Ik mag wel dromen van een andere wereld, maar ik moet er ernstig rekening mee houden dat die er voorlopig niet komt. Ook dat is een realiteit waarmee ik rekening moet houden in mijn eigen leven.

    We moeten dus niet alleen de fysieke, natuurlijke wereld nemen zoals hij is, de bergen, de zee en de rivieren, maar ook wat de mens daarvan gemaakt heeft. De mens als soort heeft een ongelooflijke invloed op zijn omgeving en op de medemens. Als individu is je invloed infinitesimaal klein, en de tijd dat je hier bent is zo voorbij. Het is dus belangrijk dat je de juiste keuzes maakt voor jezelf. Op die manier bepaal je op een bescheiden wijze mee het algemeen eindresultaat.




    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    24-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sjostakovitsj' Lady Macbeth

    Sjostakovitsj’ opera Lady Macbeth van Mtsensk (1934) is gebaseerd op een novelle van Nikolay Leskov uit 1865. Als we recente beelden mogen geloven, is anderhalve eeuw voortschrijdende beschaving is blijkbaar niet in staat om op het Russische platteland veel te veranderen, aan de desolate materiële omstandigheden noch in de mentaliteit van de mens aan beide kanten van de lijn die misdaad en straf scheiden.

    De ‘Lady Macbeth’ uit de novelle wordt zo genoemd door de dorpelingen: ze heeft haar afwezige man bedrogen, haar schoonvader vergiftigd die haar betrapt had, vervolgens samen met haar minnaar haar teruggekeerde echtgenoot afgemaakt, en uiteindelijk een rivale meegesleurd in het ijzige water op weg naar Siberië.

    Wat heeft Sjostakovitsj met dat gruwelijke materiaal gedaan? Laten we even samen door de vier bedrijven en de negen scènes van de opera lopen.






    Eerste bedrijf
    1. Katerina beklaagt zich over haar verveling en frustratie. Haar schoonvader Boris verwijt haar dat ze haar man, Zinovy, een handelaar, nog geen zoon schonk. Zinovy vertrekt op reis voor zijn werk; hij stelt eerst nog een nieuwe werkman, Sergei voor aan zijn vader. Boris zal over Katerina waken. Aksinya, de kokkin, vertelt dat Sergei zijn vorige baan is kwijtgespeeld omdat hij de vrouw van zijn baas verleid had.
    2. Sergei en de andere werkers vallen Aksinya brutaal lastig. Katerina komt tussenbeide, maar Sergei daagt haar uit tot een ‘worstelwedstrijd’. Boris betrapt hen.
    3. Katerina in de slaapkamer. Boris komt haar controleren. Sergei sluipt naar binnen en verleidt Katerina.

    Tweede bedrijf
    4. Boris is opgewonden over de nabijheid van Katerina in de slaapkamer die hij bewaakt. Wanneer hij naar binnen wil gaan, betrapt hij Sergei die naar buiten komt. Hij roept de werkers erbij en ranselt Sergei af met een zweep. Dan beveelt hij Katerina hem wat te eten te geven; ze mengt rattenvergif onder de paddenstoelen en hij sterft. Een priester zingt het requiem.
    5. Katerina en Boris wonen samen in het huis van Zinovy. Sergei waarschuwt haar voor de terugkeer van haar man. Zij verzekert hem dat alles in orde komt. Als Zinovy dan thuiskomt, vermoorden ze hem en verbergen zijn lijk in een bergplaats.

    Derde bedrijf
    6. Het huwelijksfeest van Katerina en Sergei. Een van de boeren is op zoek naar drank en vindt het rottende lijk van Zinovy in de bergplaats. Hij rent naar het politiekantoor.
    7. Het politiekantoor; men is verbolgen dat men niet uitgenodigd is op het huwelijksfeest en zingt de lof van het corrupte leven. Als de boer arriveert met het nieuws over het lijk, begeven ze zich naar het feest.
    8. Het huwelijksfeest, er wordt zwaar gedronken; Katerina merkt dat er ingebroken is in de bergplaats. Als ze met Sergei tracht te vluchten, valt de politie binnen.

    Vierde bedrijf
    9. Een groep veroordeelde misdadigers rust uit bij een rivier op weg naar Siberië, mannen en vrouwen gescheiden. Katerina vindt Sergei, maar die verstoot haar, omdat ze hem niets dan ongeluk brengt. Hij probeert Sonyetka te verleiden, maar die eist dat hij haar Katerina’s warme kousen geeft. Sergei veinst dat zijn benen gewond zijn en Katerina schenkt hem haar kousen. De hele groep lacht haar uit. Katerina grijpt Sonyetka en springt met haar in het ijskoude water. Als ze verdronken zijn, trekt de troep verder.

    Dit scenario laat Sjostakovitsj toe alle registers open te trekken. Naast Katerina en Sergei als de fatale geliefden is er nog een belangrijke bijrol voor Boris, de burleske schoonvader en enkele satirische tussenkomsten van de priester en de politiecommissaris. Er zijn solo’s, duetten, trio’s en het koor wordt herhaaldelijk ingeschakeld. Het geheel is zeer levendig, met brutale taferelen en exuberante muziek, onder meer door een fanfare op het toneel zelf. Er zijn ook verstilde momenten met ijzige klaagzang. Melodisch is het voor Westerse oren af en toe wat vreemd, het is geen welluidende Verdi of Puccini die je kan mee neuriën, natuurlijk, maar als je enigszins openstaat voor moderne Russische muziek kan je volop genieten, vooral ook van de opvallende intermezzi die de scènes verbinden.

    In Leskovs verhaal is Katerina een regelrechte feeks, een redeloos moorddadig beest. Sjostakovitsj tekent van haar een veel genuanceerder beeld. Zij is een zeer zelfstandige vrouw, die haar geluk zonder compromissen zoekt en zelfs niet terugdeinst voor moord als dat geluk bedreigd wordt. Pas wanneer zij ziet dat Sergei haar verlaten heeft, ziet ze haar mislukking in.

    De opera werd in 1934 voor het eerst opgevoerd en had heel wat succes, tot in het buitenland. Ook Stalin woonde een vertoning bij in 1935 en dat liep niet goed af. Kort daarna verscheen in de partijkrant Pravda een zeer scherpe kritiek op de muziek, op het onderwerp en op de voorstelling van al die brutaliteit en seksuele losbandigheid. Men verweet de componist dat hij inspeelde op de perverse bourgeois-mentaliteit en ver van de Russische volksaard was afgedwaald. De opera werd niet meer opgevoerd en ook de vierde symfonie, die op dat ogenblik volop werd ingestudeerd door het orkest, werd afgevoerd. Veel later, in 1962, bracht Sjostakovitsj een herwerkte versie onder de titel Katerina Ismailova. Alle seksueel getinte scènes en de erbij horende wel erg suggestieve muziek zijn verdwenen, het geheel is duchtig herwerkt en hoewel sommigen menen dat de opera daardoor alleen maar beter is, zijn vele anderen ervan overtuigd dat de originele versie ons Sjostakovitsj op zijn best toont, met al zijn realisme, humor, sarcasme en een ongetemd muzikaal circus dat je recht naar je keel grijpt. Een echt melodrama, maar dan zonder de bitterzoete bijklank van tranerigheid die dat woord vooral in de 19de eeuw had.

    De opvoering in Royal Opera House London (september-oktober 2006) was uitstekend, met Antonio Pappano als dirigent en met voortreffelijke solisten: John Tomlinson als Boris, de Nederlandse sopraan Eva Maria Westbroek als Katerina en Christopher Ventris als Sergei. De regie plaatste het verhaal in een armelijk 1958 interieur; alles stond echter in dienst van de muziek en het drama en niet, zoals helaas wel vaker gebeurd, in dienst van de regisseur.

    Aan het einde van de opera stappen de veroordeelde mannen en vrouwen elk in hun eigen vrachtwagen en zetten de reis naar hun gevangenis in Siberië verder.

    Het doet je nadenken over het verleden, en het heden.

     


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    11-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.carnaval

    Terwijl zowat overal carnaval gevierd wordt, kijk ik met onverholen afgrijzen naar dat vreemde vertoon. Ik hoorde een van de deelnemers aan de stoet in Aolsjt verklaren dat zijn hele leven draait rond die drie dolle dagen: niet nadenken, alles van je afzetten, er helemaal voor gaan, alles geven. En alcohol, veel alcohol, maar dat was blijkbaar zo evident dat het niet eens vermeld werd.

    De groepen die voor de praalwagens en de kostuums zorgen, werken er maandenlang aan, op het laatst zelfs dag en nacht. Dat kan ik nog begrijpen, het is een hobby zoals een andere en het resultaat mag gezien worden, al valt er over de smaak te twisten.

    Om een of andere reden mag met carnaval alles.

    Dat was al in de Middeleeuwen zo: de wereld werd op zijn kop gezet. De eenvoudige lieden, die het hele jaar door niets mochten, kregen nu een dag, of enkele dagen, toelating om alles te doen wat verboden was: zij waren nu baas en konden zich als dusdanig gedragen. Ook in de kerk: er werden ‘omgekeerde’ missen opgevoerd, met de leken als priester en scabreuze gezangen op de toon van de liturgische hymnen. Mannen mochten zich voor één keer in vrouwen verkleden, en het was niet als nonnetjes dat ze zich gedroegen, maar als de wulpse deernen van hun fantasieën. Of men verkleedde zich in iets dat men niet was, men maakte zich onherkenbaar met een masker, de beste manier om aan alle controle en sanctie te ontsnappen. En er was drank en eten in (relatieve) overvloed, men kon zuipen en schranzen zonder een andere beperking dan die van het eigen lichaam. En ook de zeden waren voor een keer losser en mannen en vrouwen konden vrijer met elkaar omgaan.

    Een uitlaatklep, wellicht, voor de strenge vastenregels, maar ook voor de algemene sociale en religieuze verdrukking. Een dag van feesten die een jaar van ellende moest goedmaken. Het was echter geen uitlaatklep die het plebs zich zocht, maar een handige zet van het kerkelijk en burgerlijk gezag om het volk te paaien, om het zo beter in de hand te kunnen houden. En het volk was al blij met die ene dag…

    Vandaag heeft men wel de uiterlijke tekenen van het middeleeuws carnaval behouden, maar de reden is helemaal verdwenen. De kerkelijke voorschriften zijn helemaal weggevallen, niemand die nog aan vasten, vlees derven of wat dan ook denkt. Pasen is een burgerlijke feestdag en de Vasten is de periode van de skivakanties. Ook de sociale verhoudingen zijn totaal anders. Wij leven in een democratie en de edelen zijn vervangen door democratisch verkozen volksvertegenwoordigers enerzijds en burgers die zich opgewerkt hebben tot rijke ondernemers anderzijds. Er zijn geen laten of lijfeigenen meer, zelfs iemand met een bescheiden of vervangingsinkomen leeft beter dan veel koningen van vroeger, echt waar.

    De oude redenen om carnaval te vieren zijn dus weggevallen. Sommige mensen vieren elk weekeind carnaval. Het is geen compensatie meer voor een jaar van ellende. Er zijn uitlaatkleppen in overvloed, te gek om los te lopen.

    En zoals alles is het een commercie geworden, zonder dat daarover gesproken wordt, evenwel. Het carnaval trekt toeristen, miljoenen toeristen over heel de wereld en die brengen geld in het laatje van de organisatoren en de plaatselijke middenstand, maar vooral van de multinationals die de handel in drank en voedsel in handen hebben.

    Ik kijk dus meewarig naar de mensen die zich laten verleiden door dat gedoe. Het is onecht, het overtuigt me niet. Als men er zou in slagen om alle alcoholverbruik uit te sluiten tijdens het carnaval, dan zou er geen carnavalsfeest meer zijn, zo simpel is het. Het is dus grotendeels een kwestie van een massa min of meer zwaar geïntoxiceerde mensen die op een bedenkelijke manier lol trappen door zich op alle mogelijke manieren te misdragen. Ik kan dat geen gezond amusement noemen.

    Hebben we nu echt niets anders te doen? Met het vele geld dat we opdoen aan carnaval (of het voetbal, de wintersport, de Olympische spelen enzovoort) zouden we veel mensenlevens kunnen redden en onze wereld een betere omgeving maken om in te leven. Het is een kwestie van prioriteiten, maar die zijn evident niet voor iedereen dezelfde. Ik wil die van mij niet opleggen aan anderen, maar zoals zij hun prioriteiten ongehinderd mogen beleven, zo neem ik de vrijheid om te zeggen wat ik daarvan denk. Ik heb namelijk de indruk dat het in deze wereld steeds meer gaat om zoveel mogelijk carnaval. Dat lijkt de algemene doelstelling te zijn: zich onbekommerd te buiten gaan aan reizen, eten, drinken en seks, comfort en luxe. We gaan daarmee voorbij aan het feit dat er ook nog moet gewerkt worden om dat allemaal mogelijk te maken, door de genieters zelf, maar vooral door een grote meerderheid van mensen die nog moeten vechten voor hun levensbehoud in erbarmelijke omstandigheden.

    Dat is wat men decadentie noemt: een dunne toplaag van rijken die zich geen zorgen meer maakt over de rest van de wereld en die nog enkel leeft voor het genot. Zo gaan beschavingen ten onder.

    Nee, geen plaatjes vandaag.


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    08-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liegen - Sam Harris





    Waarom je nóóit moet liegen
    is het elfde boekje uit de reeks Kleine boekjes van Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. ‘Goed geschreven non-fictie van schrijvers die je verrassen met hun prikkelende kijk op de wereld. Om de twee maanden verschijnt een nieuwe uitgave: van economie tot geschiedenis, van lifestyle tot kunst, van sport tot psychologie. In 100 pagina’s, 90 minuten lezen, ben je een hoop wijzer. Kleine boekjes, grote ideeën.’
    www.kleineboekjes.nl

    Aldus de uitgever. Klein is dit boekje zeker: de tekst beslaat amper 72 bedrukte bladzijden en is gezet uit een erg forse letter. Je krijgt zo acht woorden per regel, 23 regels per pagina. Ik las het in minder dan een half uur.

    Vormelijk is alles in orde: keurig gedrukt, fraaie kaft, ecologisch papier.

    Ook voor de prijs moet je het in principe niet laten: 7,50 € en in elk boekje tref je een bon aan voor een reductie van 2,50 € bij de aankoop van een volgend boekje.

    Inhoudelijk is het minder gelukt. Vooreerst de vertaling uit het Engels: te haastig gemaakt, vrees ik. Het Engels wordt veeleer letterlijk omgezet in Nederlandse woorden, en het resultaat is irritant onidiomatisch ‘Nederlands’. Af en toe zijn er ernstige grammaticale tekorten: ‘Zij verbroken stilletjes hun vriendschap met hen’ (p. 56). De verleden tijd van ‘verbreken’ is ‘verbraken’.

    Sam Harris situeert men af en toe in het groepje dat men de New Atheists noemt, samen met Dawkins, Dennett en de helaas overleden Hitchens. Persoonlijk meen ik dat hij in dat illustere gezelschap niet thuishoort; hij haalt nooit het literaire noch het academische niveau van deze eminente auteurs.

    Dat blijkt ook uit dit gelegenheidswerk, dat hij ‘in opdracht’ (van wie of wat?) schreef. Ik vermoed dat hij er net zo lang aan geschreven heeft als de tijd die ik nodig had om het te lezen. Het zijn gemelijke gemeenplaatsen, apocriefe anekdoten, wazige wijsheden en losse levenslessen. Er staat niet één gedachte in die je niet spontaan zelf kan bedenken over dit onderwerp. Er is geen onderliggende filosofische basisidee waarop het betoog gegrond is. De enige reden om niet te liegen die de auteur lijkt te zien, is er een van louter praktische aard: je maakt het jezelf moeilijk, omdat je moet onthouden wat je gelogen hebt, omdat leugens uitkomen, omdat je door de mand kunt vallen, omdat niet liegen eenvoudiger is, omdat ook de anderen beter af zijn als je niet liegt.

    Daarmee ontwijkt de auteur de ernstige morele vragen die wij ons dagelijks moeten stellen bij onze communicatie en onze omgang met anderen. Hij vertrekt steeds van individuen, in de eerste plaats het ‘ik’, en toont dan wat liegen voor nare gevolgen kan hebben voor elk individu, zowel de leugenaar als de belogene. Liegen is dan nog louter een ongepaste overtreding van de etiquette, een sociale faux pas, meer niet.

    Het woord ‘eerlijkheid’ komt bij mijn weten niet voor in deze tekst, noch de reden waarom men eerlijk moet zijn. Wanneer mensen enkel met elkaar omgaan volgens de regels van de etiquette, heeft men wel een ‘nice’ samenleving, maar geen eerlijke. Wie echt contact wil met zijn medemensen, moet de etiquette overstijgen en eerlijk omgaan met de andere. Enkel op die manier is er sprake van persoonlijke verrijking voor elk van de betrokkenen. Niet liegen is niet hetzelfde als de waarheid spreken, zoals de afwezigheid van oorlog niet hetzelfde is als vrede, zoals Spinoza ons voorhoudt in zijn Staatkundige Verhandeling.

    Ik kan dit boekje dus niet aanbevelen, het is verloren moeite en weggesmeten geld. Je vindt op internet gratis heel wat interessantere teksten dan wat we hier voorgeschoteld krijgen. En je kan dit boekje niet eens als een cadeautje of als relatiegeschenk gebruiken zonder te suggereren dat jij en/of de andere misschien wel een leugenaar is.

    Ook de andere titels uit de reeks lijken me weinig interessant, al duiken er bekende namen op bij de auteurs: de onvermijdelijke Alain de Botton, maar ook de respectabele Geert Mak. Er is ook een boekje dat zich afvraagt: ‘Wat wil de vrouw?’ en dat geschreven is door ene ‘Joyce Roodnat (sic)’.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    03-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verbeter je brein - Reinhoud de Jong



    Een boekje met als titel Verbeter je brein heeft daardoor alleen al een zekere aantrekkingskracht. Wie wil er nu niet over een goed brein beschikken? Slim zijn, of verstandig, of intelligent is nog altijd een eigenschap of kwaliteit die men bewondert bij anderen en die men zelf ook wel wil. Wij beseffen pas onze eigen beperkingen op dat punt, wanneer we anderen daarin zien uitblinken.

    De ondertitel verraadt al enigszins de specifieke benadering: Zin en onzin van het streven naar een scherpere geest. Het verlangen naar een beter verstand is dus enerzijds zinvol, dat wil zeggen dat het niet alleen terecht of normaal is, maar ook dat er wel degelijk iets kan aan gedaan worden. Dat er ook onzin aan te pas komt, lijkt erop te wijzen dat die verbetering van het verstand wel eens minder evident zou kunnen zijn dan men denkt.

    Dat is precies wat blijkt uit dit boekje. Vertrekkend van de vaststelling dat het menselijk brein aanzienlijke verschillen vertoont van persoon tot persoon, zowel fysiologisch als in zijn werking, gaat de auteur na of we daar ook iets kunnen doen.

    Een eerste manier om de prestaties van het brein dat je nu eenmaal hebt te verbeteren is ‘zonder moeite’, dat wil zeggen door het innemen van chemische stoffen die de werking van de hersenen blijken te stimuleren. Er blijkt een heel arsenaal te bestaan, meestal onder de vorm van pillen, maar ook als poeders, sprays en inspuitingen. Aan de hand van klinische testen heeft men de verschillende inwerkingen maar vooral ook de resultaten ervan op de werking van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen bij het uitoefenen van allerlei taken in kaart gebracht. Er valt met andere woorden niet aan te twijfelen dat chemische stoffen de werking van onze hersenen beïnvloeden. Niet dat we dat nog niet wisten: de meesten onder ons drinken koffie of thee en alcohol en dat zijn veruit de meest gebruikte middelen.

    Een andere manier is het uitoefenen van elektromagnetische stimulering van bepaalde hersencentra. Ook dat heeft bewezen resultaten op de werking van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen. Het stimuleren kan extern gebeuren, door de schedelwand heen, maar ook door het inplanten van elektroden of zelfs chips.

    Een totaal andere manier is het gebruik van de hersenen ‘verbeteren’ door ze te gebruiken op een specifieke manier, door gerichte oefeningen, de zogenaamde breintrainingen. Maar ook lichaamsbeweging heeft een effect: in sommige gevallen kan het heen en weer bewegen van je ogen al een aanwijsbaar effect hebben op je intellectuele prestaties, net zoals hardlopen, regelmatig bewegen, sociaal contact enzovoort.

    Er valt dus niet aan te twijfelen: de werking van onze hersenen is beïnvloedbaar in positieve zin, zeker op korte termijn, en meer dan waarschijnlijk op langere termijn.

    Waarom zijn we dan niet met zijn allen bezig om ons brein te verbeteren?

    Omdat er ook ‘onzin’ is, zoals de ondertitel aangeeft. Sommige gunstige effecten verdwijnen vrijwel meteen als de stimulans verdwijnt. Je moet dus de pillen blijven slikken en heel wat middelen zijn bovendien verslavend. Alle producten hebben ongewenste nevenverschijnselen die het gebruik problematisch maken en waarvan zeker de gevolgen op langere termijn niet gekend zijn. De gunstige invloed is niet alleen van zeer voorbijgaande aard, maar is ook niet voorspelbaar of gegarandeerd: bij sommige personen helpt het, bij andere niet. Heel wat producten verbeteren je brein niet, maar stellen je in staat om er langer en beter gebruik van te maken, bijvoorbeeld door je zesendertig uur aan een stuk klaar wakker te houden. Dat kan in bepaalde gevallen een voordeel zijn, maar geen mens kan het op die manier lang uithouden. Het is ook niet mogelijk om van elk brein een normaal, laat staan een superbrein te maken, noch om van een superbrein een nog beter brein te maken: er zijn grenzen aan de verbeteringen die haalbaar zijn voor elk individu en voor de soort als zodanig.

    Bovendien gaat het in veel gevallen om verbeteringen op één zeer specifiek domein, zonder merkbare verbeteringen op alle andere. Wie zich intensief oefent in het bespelen van de blokfluit, zal niet meteen beter worden in het oplossen van sudoku puzzels. We verbeteren dus niet meteen ons hele brein.

    Er stellen zich ook ethische vragen: is het verantwoord om je brein kunstmatig te verbeteren? In een kapitalistische maatschappij zullen het de rijkeren zijn die toegang hebben tot die middelen en daardoor wordt de kloof tussen arm en rijk nog groter. Er gaat ook een druk uit van de maatschappij of het gezag om dergelijke middelen te gebruiken, bijvoorbeeld bij de medische hulpverleners of in het leger. Mag men mensen dwingen om die stimulerende middelen te gebruiken? Zelfde probleem met kinderen: moet men kinderen die op school minder presteren volstoppen met pillen en allerlei trainingen doen volgen? Hebben we het recht om te zijn zoals we zijn?

    De auteur bespreekt al deze aspecten op een rustige, relativerende manier. Hij wijst op de feiten, maar ook op de implicaties. Zijn conclusies zijn dan ook zeer gematigd: het is niet evident om ook maar iets aan je brein te doen, tenzij de werking ervan werkelijk problematisch is. Al de wetenschap die hij aanbrengt, wordt getemperd door ons gezond verstand.

    De auteur haalt zijn wijsheid uitsluitend uit rapporten over psychologische en klinische testen, die hij vaag omschrijft, zonder bibliografische gegevens. Dat is in een boekje als dit misschien niet echt nodig. Maar het is bekend dat dat soort proeven zeer onzekere resultaten oplevert. Proeven in laboratoria zijn in het beste geval zeer nauwkeurig, maar testen slechts bepaalde verschijnselen, terwijl andere volledig buiten beschouwing gelaten worden. Men moet dus zeer voorzichtig zijn met de resultaten en dat is onze auteur gelukkig ook, maar het blijft wel zo dat alles wat hij neerschrijft uitsluitend gebaseerd is op dergelijke testrapporten. Hij is een docent en wetenschapsjournalist, maar het is vooral dat laatste wat hier aan bod komt. Hij bespreekt het werk van andere wetenschappers en is daarbij noodzakelijkerwijze erg selectief. Dat wil zeggen dat er voor de meeste proefresultaten waarschijnlijk andere zijn, die het resultaat tegenspreken of althans sterk relativeren.

    Het is vooral om die reden dat ik dit overigens zeer vlot geschreven boekje niet meteen zou aanraden aan de echt geïnteresseerde lezer. Wanneer je de laatste bladzijde hebt omgeslagen, ben je niet meteen veel wijzer geworden. Je weet nu dat je niet alles moet geloven wat men je over de verbetering van je brein wil wijsmaken, maar ik ga ervan uit dat dit bij de meesten onder ons al enigszins het geval was. Naar mijn mening zijn er betere behandelingen van deze problematiek. Ik denk daarbij vooral aan Antonio Damasio, die in 2013 een eredoctoraat krijgt in Leuven. Dat is een wetenschapper en een arts, die in zijn laboratorium en in zijn kliniek een jarenlange praktijk heeft doorgemaakt met concrete patiënten, niet met eerstejaarsstudenten die als Chinese vrijwilligers gebruikt worden door assistenten in opleiding aan een of andere universiteit. Damasio is ten minste even goed leesbaar als dit boekje, maar hij gaat veel verder en graaft veel dieper, ook op filosofisch vlak, dan wat ons hier aangeboden wordt.

    Kortom, dit is een goed geschreven boekje over de beïnvloeding van ons brein en de verbetering van onze prestaties bij bepaalde toepassingen, maar het is iets te oppervlakkig om ons veel nieuws bij te brengen.

    Reinhoud de Jongh, Verbeter je brein. Zin en onzin van het streven naar een scherpere geest, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012, 140 blz., paperback.


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    31-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtendag 2013

    Eens per jaar is dichten normaal

    de laatste donderdag van januari

    is niets nog saai, dor of banaal

    geen plaats voor proza of penarie

    iedereen mag dichten en rijmen

    schrijvend zowel als oraal

    agressief, smekend of om te lijmen

    het doet er niet toe, finaal

    al dicht je over je zieke kanarie.

     

    Voor mij is het elke dag gedichtendag

    is alles pure poëzie

    ik schrijf in proza wat niet in gedichten mag

    uit diepe melancholie

    van vaste versvoeten hou ik niet

    het metrisch stelsel ligt me niet

    als het aan de antieke dichters lag

    was mijn dichten pure heresie

    ik maal er niet om, ik geniet.

     

    Dichten is in weinig woorden vatten

    wat je opvalt en ontroert

    misschien zijn dat rennende Brugse ratten

    of onheil dat om de hoek loert

    oude herinneringen die niet weggaan

    vriendschappen die niet meer bestaan

    liefde die ongemerkt is teloorgegaan

    een pad dat naar onvermoede verten voert

    de wind in de zeilen van fiere fregatten.

     

    Dichten is blijven stilstaan

    bij wat er echt toe doet

    bewust afstand nemen van de waan

    dat alles alleen maar moet

    en met een opgeluchte lach

    ontdekken dat het ook anders mag

    elke dag heeft genoeg aan een traan

    een overvol gemoed dat zwijgen doet

    of de ontluikende warmte van een glimlach.

     

    Dichten is de afstand verkleinen

    die ons scheidt van al de anderen

    hinderpalen doen verdwijnen

    met woorden die alles veranderen.

     

    Gedichtendag 2013

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    30-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De hulpelozen van de macht - Jean-Pierre Rondas




    Net voor de ‘Belgische’ verkiezingen van oktober 2012 verscheen De hulpelozen van de macht. Het federale graf van de Vlaamse regeringspartijen, 151 blz., Pelckmans. De auteur is Jean-Pierre Rondas, die sinds de jaren ’80 op het ‘derde’ programma van de Vlaamse radio een eponiem programma had, waarin hij het gesprek aanging met talloze auteurs en eminente persoonlijkheden, die meestal in hun eigen taal aan het woord kwamen. De laatste jaren ontpopte Rondas zich ook in dat programma tot een van de meest beslagen critici van de Belgische constructie. Hij is stichtend lid van de Gravensteengroep, een burgerinitiatief dat vanuit progressieve ideologische posities pleit voor Vlaamse soevereiniteit. Hij publiceerde Rondas’ Wereldbeeldenboek (2006) en Land op de Tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen (2012).

    Naar eigen zeggen zijn de essays in dit boek ontstaan als gesproken woord, uitgebracht ter gelegenheid van bijvoorbeeld 11 juli-toespraken. Andere teksten verschenen als opiniestukken in De Morgen en De Standaard en op de websites van Knack en de VRT. Ze zijn geboren uit de actualiteit, maar zijn beladen met rijke inzichten in de geschiedenis. Dat is wat ik zo vaak bewonderde in de afleveringen van ‘Rondas’ die hij tot verbazing van velen, en misschien ook wel een beetje tot zijn eigen verwondering, blijkbaar ongehinderd kon wijden aan het Belgisch debacle. Keer op keer haalde hij er historici, economen, politologen en sociologen bij die in nuchtere taal en met onweerlegbare cijfers en wetteksten de waarheid aan het licht brachten over de ergerlijke geschiedenis van Vlaanderen binnen het Belgisch bestel.

    Het is geen fraaie geschiedenis, dat is het minste wat je ervan kan zeggen. Rondas is ervan onder de indruk. Het maakt hem niet vrolijk, zoals een Christophe Deborsu, maar verontwaardigd en pisnijdig. Niet zozeer op de voor de hand liggende ‘tegenstanders’ van Vlaanderen, bijvoorbeeld de Walen, de Franstalige Brusselaars, het koningshuis, de bourgeoisie, het establishment &c., nee: het zijn vooral de Vlamingen die het moeten ontgelden. In de eerste plaats zijn dat de traditionele Vlaamse politieke partijen en hun leiders, die zich steeds weer vastklampen aan de (nationale) macht en daardoor een gemakkelijke prooi zijn voor de handige politieke drijverijen en het blufpoker van de Franstalige partijen. De liberale, socialistische en de christen-democratische partijen laten zich keer op keer verleiden tot onvergeeflijke toegevingen en historische vergissingen. Ze offeren Vlaanderen op voor hun op korte termijn lucratieve deelname aan het federale bewind.

    De verkiezingen van oktober 2012 hebben Rondas gelijk gegeven. Hoewel het niet om federale verkiezingen ging, boekte de N-VA overal spectaculaire winst. Een zeer aanzienlijk gedeelte van de Vlaamse kiezers, die nochtans niet bekend staan als extremisten of politieke avonturiers, wendde zich af van de traditionele, Belgicistische partijen, die elk een historisch en dramatisch dieptepunt bereikten in hun stemmenaantal. Rondas heeft dat beter ingezien en voorspeld dan vele andere commentatoren of politici. Hij kent dan ook zijn dossiers veel beter dan elk van hen. Steeds weer haalt hij een beslissende gebeurtenis, een spectaculaire wending, een concrete passage uit een wet of een akkoord, een gevleugelde uitspraak of harde cijfers naar voren, die zijn betoog kracht bijzetten en de twijfelaar overtuigen of de tegenstander onderuit halen. Hij vertolkt wat velen van zijn generatie (°1946) denken en aanvoelen; hij beseft als geen ander dat het Vlaams gevoel voor ons geen romantische idealisme is, maar een niet-aflatende ergernis over concrete toestanden, over misdadige economische achteruitstelling veel meer nog dan over bewuste vernedering en hooghartig misprijzen. Hij legt feilloos en genadeloos de strategieën bloot waarmee de Franssprekenden het Belgisch systeem naar hun hand hebben gezet en blijven zetten, steeds ten nadele van Vlaanderen.

    De tijd is voorbij dat België vanzelfsprekend was. De afbrokkeling is ingezet door het ontstaan van de gemeenschappen en de gewesten, die autonome zeggingsmacht verwierven over steeds meer domeinen. Na elk kasteelakkoord, na elke staatshervorming, na elke regeringsvorming blijft er minder over van België. Ook het meest zichtbare heilige huisje, het koninklijk paleis in Laken, ligt nu zwaar onder vuur, samen met de riante paleizen en villa’s van de andere leden van de koninklijke familie. Dat is voor een deel te wijten aan de bedenkelijke levensstijl en het desastreus gebrek aan intellectuele capaciteiten dat die familie kenmerkt. Maar zelfs in de irreële veronderstelling dat wij zouden gezegend zijn met een bekwaam koningshuis dat bovendien ook nog vlot Nederlands zou spreken, zou blijken dat de tijd van de koningshuizen voorbij is. ’89 tue la noblesse, zong Brel en zo is het inderdaad. Na de Franse Revolutie zijn de koningshuizen alleen nog kunstmatig in leven gehouden en in de daarop volgende eeuw hebben ze gretig elke kans aangegrepen om zich grondig politiek te vergissen. Vandaag zijn alleen nog onwetenden voorstander van een monarchie.

    Het is de niet geringe verdienste van uiterst bekwame en integere figuren als Jean-Pierre Rondas dat de Vlaamse zaak bespreekbaar geworden is, niet als een academische historische kwestie, maar als een staatszaak, als een kwestie van levensbelang voor Vlaanderen. Binnen de Belgische context is Vlaanderen steeds achteruitgesteld en dat is vandaag nog steeds aantoonbaar zo. Vlaanderen krijgt minder dan waarop het recht heeft, omdat de Franssprekenden meer krijgen dan waarop ze recht hebben. Rondas toont overtuigend aan hoe dat vroeger gebeurd is, hoe dat vastgelegd is met wetten en grendels en speciale meerderheden, en hoe dat vandaag nog steeds mogelijk is door de laksheid en de lafheid van de traditionele Vlaamse partijen.

    Deze essays lezen zo vlot als ze geschreven zijn. Ze neigen inderdaad vaak naar het politiek pamflet, althans door hun taal en stijl. Door hun gedegen inhoud en de kracht van hun argumenten overstijgen zij niet alleen de actualiteit waaruit ze zijn ontstaan, maar ook alle partijpolitieke belangen die zouden kunnen meespelen. Rondas schaart zich niet achter een of andere partij, hij werpt zich niet op als een tegenstander van Wallonië, Brussel of zelfs de Franstaligen, maar als een gedreven verdediger van de historische rechten van Vlaanderen.


     




    Deze essays zijn zeer verzorgd uitgegeven. Wij moeten de auteur dankbaar zijn dat zijn gesproken woord op deze manier beklijvend is gemaakt. Dit boek zal goede diensten bewijzen als een gewetensonderzoek voor we nogmaals ter stembus trekken. Zonder bitterheid of pessimisme trekt het lessen uit het verre en het meer recente verleden en biedt daarmee een leidraad voor de toekomst. Wij weten nu niet alleen hoe het zeker niet moet, hoe het absoluut niet meer mag. Rondas wijst ons ook de weg naar een betere toekomst en opent perspectieven die wij zonder hem wellicht niet zo snel en niet zo helder zouden ontwaard hebben.

    Een absolute aanrader voor elke rechtgeaarde Vlaming!


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    28-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.binaire klok
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vroeger, voor de computer zijn intrede deed in de huiskamer, zat ik uren te bladeren in onze encyclopedieën: de Britannica en ook de Encyclopedie van de wereldliteratuur. Het ene woord bracht het andere mee, zoals in discussies, en voor je het wist was je beland bij een totaal onderwerp dan datgene waarvoor je een volume ter hand genomen had.

    Augustinus deed dat met de Bijbel, en vele christenen volgden zijn voorbeeld: tolle, lege, zo sprak God tot hem, sla de Bijbel open op een willekeurige plaats en lees wat je daar vindt, het zal een antwoord geven op je vragen!

    Vandaag zijn er meer profane boekjes met allerlei antwoorden, je hebt zelfs een ja-versie en een neen-versie. Managers hebben op hun bureau soms een toestelletje staan met één drukknop, dat een willekeurig positief of negatief antwoord geeft; het neemt beslissingen voor hen.

    Het toeval brengt ons soms bij interessante onderwerpen, ook met de computer. Je zoekt iets op en een van de miljoenen antwoorden springt je in het oog. Dat was voor mij zo onlangs, toen ik bij een Google zoekopdracht een advertentie zag voor een leuke binaire klok. Vaste lezers van mijn blog (goeiedag, blij dat je er weer bent!) kennen mijn belangstelling voor al wat met klokken, kalenders en tijd te maken heeft, dus ik wou meteen weten wat dit was, natuurlijk.

    Wat is binair? We hebben allemaal al wel eens gehoord van binaire code: dat is wat een computer gebruikt om te tellen. Maar hoe gaat dat in zijn werk? Wij, mensen maken gebruik van cijfers en getallen om te tellen en van uit de lagere school weten we nog dat we werken in het decimaal stelsel. Decimaal komt van het Latijn voor tien, decem en wijst erop dat wij tien verschillende tekens gebruiken bij het tellen: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0. Daarmee kunnen we alle getallen vormen, door een ingenieus systeem, waarbij de plaats van elk cijfer in een getal aangeeft welke ordegrootte het heeft: 11 is één tiental en één eenheid, 111 één honderdtal, één tiental en één eenheid en zo verder.

    Het lijkt vanzelfsprekend, maar ooit hebben mensen dit ontdekt, wellicht de Chinezen en de Indiërs, misschien de volkeren in Mesopotamië, vier duizend jaar geleden al; de Grieken en de Romeinen waren er niet echt mee vertrouwd, de Egyptenaren dan weer wel. Het is een van de belangrijkste ontdekkingen van onze hele beschaving, dat tiendelig stelsel, mét de nul en met de positie van de cijfers die de getallen vormt.

    De eerste en simpelste ‘computers’, letterlijk rekenaars of tellers, cijferaars, een functie die vroeger door mensen werd waargenomen, met de zelfde benaming, in het Engels: computer, waren mechanische apparaten, rekenmachines zonder elektronica, een soort raderwerken of klokken dus. Die toestellen konden niet met het decimaal stelsel werken: tien verschillende tekens, dat was te ingewikkeld. Men moest dus een veel simpeler systeem vinden. Het meest eenvoudige is natuurlijk één teken, namelijk het streepje, zoals je ook telt op je vingers.

    Een stap verder is twee tekens; wat die zijn heeft niet veel belang, als ze maar verschillend zijn van elkaar; het is dus een kwestie van ja-neen, zwart-wit, of 1-0. Twee tekens dus en twee is in vrijwel alle talen ‘di’ of een afleiding daarvan, bijvoorbeeld ‘bi’, denk aan Lat. bis. Binair betekent dus ‘met twee’, tweeïg, tweeërlei.

    Hoe ‘schrijf’ je getallen in een binair systeem? Laat ons de meest gebruikelijke nemen. Elk cijfer geven we weer met de twee symbolen, 1 en 0, waarbij we van laag naar hoog gaan. Laten we eens proberen:

    1 = 01 en 2 = 10 en 3 = 11

    maar dan zitten we vast, meer mogelijkheden zijn er niet met slechts twee symbolen, dus voegen we aan de laagste reële waarde van het eerste paar (01) een nieuw ‘paar’ aan toe, waarin we weer vertrekken van de laagst mogelijke waarde (00) en dan telkens één stap verder gaan:

    4 = 01 00 5 = 01 01 6 = 01 10 7 = 01 11

    Dan zitten we weer vast in het tweede paar, dus verhogen we het eerste paar en combineren het met de laagste waarde in het tweede paar:

    8 = 10 00 9 = 10 01.

    Natuurlijk is 0 binair 00.

    Kan je volgen? Het is eigenlijk heel simpel, je moet er alleen aan denken dat we niets anders mogen gebruiken dan 1 en 0 en dat we in paren dus binair werken. Een hulpmiddeltje is dit: als je de binaire voorstelling leest als een decimaal getal, moet het net hogere getal ook decimaal het net grotere getal zijn dat je met 0 en 1 kan schrijven: 01, 10, 11, 100, 101, 110, 111, 1000, 1001.

    Dit systeem noemt men BCD, voor binary-coded decimal, binaire code voor decimalen. Om helemaal correct te zijn, moeten we al onze ‘cijfers’ in twee paren schrijven, vertrekkend van 0000, dan 0001 en zo verder.

    Zo, nu weten we wat binaire code is. En nu naar onze klok.

    Het principe is dit: we maken een raster, een stramien, waarin we met lichtjes de binaire code weergeven voor de decimale, digitale cijfers van een klok, in uren, minuten en seconden: 12 53 36, het is twaalf uur, 53 minuten en 36 seconden.

    Elk van die cijfers afzonderlijk geven we nu binair weer, dus in twee posities, niet met 1 en 0, maar met lichtje aan (=1), lichtje uit (=0).

    Eens proberen? Eerst met 1 en 0.

    1 = 01
    2 = 10

    of met de lichtjes:

    1 = uit aan
    2 = aan uit

    Als we nu een rooster maken voor de zes decimalen van de digitale klok (uu mm ss), dan merken we dat we voor de eerste decimaal van de uren maar twee posities nodig hebben, want dat kan alleen maar 1 of 2 zijn, er 12 uren in een dag, als we de uren na 12 terug tellen als 1, 2, 3; als we een 24-urenklok nemen, klopt het ook: 13, 14, 15…24. We hebben in de eerste kolom enkel 1 en 2 nodig.

    De tweede ‘digit’ gaat van 0 tot 9 (zoals 19 uur, 20 uur), dus hebben we twee paren nodig, vier posities.

    Voor de derde digit is het een beetje vreemd, want met de minuten zitten we in een zestigdelig stelsel, er zijn 60 minuten in een uur. De hoogste waarde van de eerste digit van de minuten is dus 6 en daarvoor heb je, denk aan ons beginschema, slechts drie posities nodig, en geen vier want de eerste zijn telkens 0.

    De vierde digit is weer een ‘volledige’, dus van 0 tot 9, dus twee paren, vier posities.

    Voor de seconden is het het zelfde als voor de minuten: van 0 tot 60, dus drie voor de eerste digit, vier voor de tweede.

    Dat ziet er dan zo uit:

    u  u  m  m  s   s

        O      O       O

        O  O  O  O  O

    O  O  O  O  O  O

    O  O  O  O  O  O

    Dat is het lege rooster, nu moeten we het nog invullen. We gebruiken O voor licht uit, en ¨ voor aan. Eerst de uren, bijvoorbeeld 12 uur? Dat is 1 en 2, dus binair 01 en 10, of uit-aan en aan-uit, we schrijven van boven naar onder en van links naar rechts:

    ¨
    ¨   O

    Zie je het? In de eerste kolom zie je 01, dus één, in de tweede 00 10, dus twee, naast elkaar 12. Nu een volledige uuraanduiding voor 12:53:36

    u  u  m  m  s   s

        O      O        O

        O  ¨  O   O   ¨

    ¨  O  ¨   ¨   ¨

    ¨  O  ¨  ¨   ¨   O

    De uren zijn dezelfde als in het voorbeeld daarnet; dan de minuten: eerst (0)1 01, dat is 5, dan 00 11 dat is 3, naast elkaar 53; en dan de seconden: (0)0 11 is weer drie, 01 10 is 6. Simpel, maar dan moet je wel de binaire voorstellingen van buiten kennen of telkens opnieuw narekenen en dat is nu eenmaal iets dat we niet gewoon zijn.

    Maar… er is een achterpoortje! Een simpel trucje helpt je om die binaire schrijfwijze heen, zodat je de klok gemakkelijk kan lezen en zo de indruk geven dat je vlot binair kan lezen… Kijk eens naar deze voorstelling van onze klok:

          u  u  m  m  s   s

    8        O      O        O

    4        O  ¨  O   O   ¨

    2   
    ¨  O  ¨   ¨   ¨

    1      ¨  O  ¨  ¨   ¨   O


    We hebben in de eerste kolom de reeks 1 2 4 8 toegevoegd en dat laat ons toe snel te converteren naar decimaal, en wel zo: je telt in elke kolom gewoon de ‘lichtjes’ op met de waarden die aan het begin van de rij staan; als het lichtje brandt tel je op, als het uit is niet, natuurlijk.

    Dus: in de eerste kolom van de uren heb je een lichtje op de rij van 1, dus 1; in de tweede kolom een lichtje in de rij van de 2, dus 2; in de minutenkolom eerst 1 en 4 dus 5, dan 1 en 2 dus 3; bij de seconden 1 en 2 dus 3, dan 2 en 4 dus 6, naast elkaar 12:53:36.

    En dat is het!

    Bekijk nog eens de twee voorstellingen. In de eerste had je een vrijwel onleesbaar geheel van lichtjes in zes kolommen en vier rijen. In de tweede voorstelling met de help-rij, kan je meteen (of toch bijna meteen, metwee dus, of binair…) het uur digitaal aflezen. Ja, toch?

    Er zijn mooie binaire klokken, ik bedoel toestellen, kastjes met lichtjes dus (foto), te koop voor ongeveer € 40, zoek maar eens met Google. Je kan ook een binaire klok op je scherm toveren, ook dat vind je met Google, maar Google zelf heeft er ook een, die je in de Google desktop kan plaatsen. Ga naar gadgets toevoegen, zet de taal op Engels en zoek ‘binary clock’, druk op toevoegen en je bent de trotse bezitter van een gratis binaire klok, ze staat meteen ook juist want ze past zich aan aan de klok van je PC.


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    27-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aforisme

    Wat onze hoop en onze verlangens opwekt, is het bewustzijn van mogelijkheden. Hoe meer we ervan verwachten, en hoe meer voor de hand liggend de vervulling lijkt, hoe groter ons verlangen, maar ook onze frustratie wanneer de vervulling verhinderd wordt en uitblijft. Hoop doet leven, wanhoop doodt.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!