mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
05-12-2006
zondeval
Het is een vreemd verhaal, dat van de zondeval, een dat ik nooit heb kunnen duiden. Gisteren was het de 38ste verjaardag van mijn eerstgeboren zoon, morgen die van zijn moeder en toevallig ook van zijn zoon, mijn kleinzoon. Hoe is het toch mogelijk om aan een pasgeboren kind enig kwaad toe te schrijven? Nochtans is dat precies wat het christendom doet. Wij worden geboren met een erfzonde en als we er niets aan doen sterven we er ook mee; dan missen we niet alleen de hemel, dus eeuwige gelukzaligheid; nee, dat is nog niet genoeg: we zullen branden in de hel, het klassieke en erg overtuigende beeld voor eeuwigdurend lijden. En wat moeten we doen om dat toch wel aanzienlijke verschil te maken? Je zou denken: heel wat, de hemel kan je toch niet tussen de soep en de patatten verdienen? Het is nog veel simpeler dan dat: enkel een beetje water over je hoofd en het is in orde; gewoon water en om het even wie kan dopen, want zo heet dat sacrament. Dit is zo simplistisch dat het totaal onwaarschijnlijk is en toch is dat de leer van de kerk.
Die erfzonde Ze verraadt een ongelooflijk pessimistische kijk op de mens als een intrinsiek onvolmaakt wezen, met schuld beladen van bij zijn geboorte, bestemd om een verwerpelijk leven te lijden, een zinloze dood te sterven en ten eeuwigen dage te boeten voor zijn zonden. Tegen dit mensbeeld heb ik van in mijn prille jeugd gerevolteerd. Ik was geboeid door de esthetiek van de godsdienstige rituelen: de teksten die naar een hoger niveau van kennis en inzicht verwezen, de muziek, de architectuur. Maar ook door de boodschap van idealisme: het streven naar wat goed en waar en schoon is, de naastenliefde als hoogste gebod. Maar de erfzonde en al de andere zonden die je kon begaan of moest verzinnen voor de biecht? Honderden keren ben ik gaan biechten. Tot op een dag het inzicht in de zinloosheid ervan krachtiger was dan jarenlang opvoeding in het gezin, op school en in de jeugdbeweging. Het vrome leven dat ik echt wel betrachtte, was te ongeloofwaardig om vol te houden. Het verhaal van Adam en Eva, waarmee alles begon en waarop de hele godsdienst gebouwd is, klopte niet. Wat konden die twee toch mispeuterd hebben, daar in dat aards paradijs? Ze hadden alles om volmaakt gelukkig te zijn, maar plots dook uit het niets het kwaad op en Eva liet zich verleiden en verleidde op haar beurt Adam, die voor een onnozele appel alles prijsgaf. De enige zonde van enige betekenis die wij als kind kenden, zij het van horen zeggen, was onkuisheid, dus het moest daarmee wel iets te maken gehad hebben, zeker? Plots waren ze zich bewust dat ze geen kleren aan hadden, zie je wel? Maar als je zelf seksueel actief wordt, dan kan je toch niet aanvaarden dat zon natuurlijke en essentiële functie van de mens met schuld beladen zou zijn?
De mens is wel degelijk een onvolmaakt wezen, dat hoeft geen betoog. Maar er is geen snelle oplossing door welk ritueel of sacrament dan ook. Het is voor elk van ons een leven lang vallen en opstaan, meestal zelfs bezield met de beste bedoelingen. Opvoeding, in de ruimste zin van het woord is essentieel om het beste uit de mens te halen, maar de omstandigheden waarin een mens geboren wordt zijn voor een groot stuk verantwoordelijk voor zijn lot. Er is geen collectieve of individuele schuld waarmee elke mens geboren wordt, integendeel, elke geboorte, hoe nederig, ellendig of glorieus en veelbelovend ook, is een nieuw en ongerept begin vol onvoorspelbare mogelijkheden. En voor de schuld die een mens op zich laadt in zijn leven is er geen boete die ook maar enigszins de schuld zou verminderen. Met de oerschuld verdwijnt ook elke behoefte aan verlossing, een obsessie die de hele Bijbel zo ergerlijk tekent. Er is geen Messias nodig, geen heil te verwachten van redders of helden, geen rol weggelegd voor een gezalfde koning, Leider, Voorman, Roerganger, Duce of Führer, dat heeft de geschiedenis ons toch geleerd? Er is geen Deus ex machina aan het einde van het stuk, net zomin als er een was aan het begin.
Zonder God zijn we alleen op onze wereld. Maar dat is genoeg voor de zwartste uitersten van wreedheid zowel als voor de meest verheven uitingen van liefde, goedheid, waarheidsliefde en drang naar schoonheid. Misschien maken we van deze wereld wel een aards paradijs, misschien ook een brandende hel. Maar elke leven duurt maar even en over vijf miljard jaar verdwijnt met onze zon ook deze aarde. Misschien hebben we tegen dan zelfs daarvoor een oplossing gevonden. Misschien ook is er over luttele jaren niemand meer om een oplossing te zoeken en draait Terra zinloos en kaal als de maan rond en verbleken onze beenderen naast die van alle andere uitgestorven soorten.
03-12-2006
omgedicht: Shakespeare sonnet LXVI
Sonnet LXVI William Shakespeare 1564-1616
Tired with all these for restful death I cry: As to behold desert a beggar born, And needy nothing trimmed in jollity, And purest faith unhappily forsworn, And gilded honour shamefully misplaced, And maiden virtue rudely strumpeted, And right perfection wrongfully disgraced, And strength by limping sway disabled And art made tongue-tied by authority, And folly (doctor-like) controlling skill, And simple truth miscalled simplicity, And captive good attending captain ill. Tired with all these, from these would I be gone, Save that to die, I leave my love alone.
rustig sterven is wat ik verlang, ik heb genoeg van wat ik zie zoals: waarde van zijn waardigheid beroofd en armlastige niemendallen jolig uitgedost en eerlijke trouw schrijnend afgezworen en gulden eerbewijzen schandelijk misplaatst en ongerepte deugd brutaal onteerd en uitmuntendheid ergerlijk in ongena en kracht ontdaan door mank gezag en kunst door macht de mond gesnoerd en geleerde dwaasheid die bekwaamheid lessen leert en simpele waarheid voor waanzin gescholden en goedheid gegijzeld om bazig kwaad te dienen van al dat heb ik genoeg, ik wil hiervandaan behalve dat sterven mijn geliefde alleen hier achterlaat.
vertaald door Karel D'huyvetters, 3 december 2006
30-11-2006
etymon: pijpen
Het is een beetje een delicate titel, maar ik beloof geen dubbelzinnigheden in de m ik bedoel enfin, laat maar.
De aanleiding voor mijn overpeinzing is een uitdrukking die je de laatste tijd in de media hoort en zelfs leest: dansen naar de pijpen van
Jean-Marie De Decker weigert te dansen naar de pijpen van het partijbestuur. Dan denk je: dansen naar pijpen wat voor pijpen? Heeft het partijbestuur een collectie pijpen en moeten de leden daarvoor gaan dansen in een hallucinant vrijmetselaarsritueel?
Gelukkig is het allemaal zo erg niet, gewoon enkele journalisten die even niet opletten. De uitdrukking is namelijk: dansen naar het pijpen van Ik vrees dat je er nu nog minder van begrijpt. Het pijpen? Toch niet
Nee, toch niet, wees gerust. Het pijpen waarover het hier gaat is dat van een doedelzak of een fluit of van elk blaasinstrument waarop gespeeld wordt om het dansen te begeleiden. Men danst dus op het pijpen van iemands muziek. Maar dat zijn we in onze moderne tijd vergeten. Het gezegde kennen we nog, en we gebruiken het meestal correct: je danst zo rap of traag en in de maat van de muziek die gespeeld wordt; je wordt geacht je te gedragen naar voorschriften of bevelen van iemand anders, als a puppet on a string, zegt men in het Engels, maar ook zij kennen he doesnt dance to a another persons pipe.
De verwarring komt van het woord pijpen, dat we al lang niet meer gebruiken, althans in de bedoelde betekenis. Bovendien is het zowel een werkwoord als het meervoud van pijp. Als we dus de uitdrukking horen: dansen naar zijn pijpen, dan wordt dat wel eens: dansen naar de pijpen van We denken immers niet aan het vergeten werkwoord, maar aan wat we nog wel kennen: pijpen om tabak te roken, maar dat heeft natuurlijk inhoudelijk geen zin. Wat eigenlijk wel correct is, is pijpen als het meervoud van pijp in de zin van fluit, maar dat is al even uit de tijd als het werkwoord, Van Dale vermeldt die betekenis van pijp niet meer, al is de etymologie heel duidelijk: pipa is een Latijnse fluit.
Hoe moet het dan?
Versleten beeldspraak vermijden we beter, ze zit vol angels. Dus liever: hij laat zich de wet niet voorschrijven, hij laat zich de les niet spellen etc. Als we absoluut willen laten zien dat we onze taal kennen in al haar glorie en geschiedenis, dan doen we er goed aan even na te kijken waar een uitdrukking vandaan komt, zodat we zeker zijn dat we ze correct gebruiken.
Ben ik nu spijkers op laag water aan t zoeken?
Ik laat je niet in het ongewisse: die spijkers hadden de scheepsbouwers laten vallen in het zand, ze waren daar bij opkomend tij uit het oog verloren en konden pas gezocht worden bij laag water, vandaar.
28-11-2006
etymon: windows
De sciencefiction van gisteren is onze realiteit van elke dag. Als je s morgens je PC-luiken optrekt, lieve lezers, en door het virtuele venster kijkt, treed je binnen in mijn raamvertelling. De statistieken van Seniorennet zeggen me dat iedereen die mijn blog leest, gebruik maakt van Windows. De vrolijke iconoclasten van In de Gloria brachten ooit een West-Vlaamse versie van een Windows-training: Reute.
Window, raam, ruit, venster.
Dat venster hebben we van de Romeinen: fenestra is in zowat alle talen doorgedrongen: venster, Fenster, finestra, fönster, fentster. Zon fenestra is een opening of ruimte die gelaten wordt, een doorgang, een venster.
De etymologie van fenestra zelf is wat onduidelijk, misschien zit de Griekse stam fain (schijnen) erin, een Grieks venster is een fanoptês of faos of, verrassend dicht in de buurt van venster: foostêr, van foos, licht.
De Engelsen hadden een mooie Germaanse naam voor het gat in het dak van de hut: wind-oog, of window. Ze gebruikten dat zelfde woord later ook voor de openingen die ze in de muren van hun huizen maakten en waar ze Romeins glas in plaatsten.
Het Spaanse ventana lijkt meer aan te sluiten bij wind-ow, we vinden het terug in het Engelse vent, een opening om stoom, gas, rook of lucht te laten ontsnappen, een ventiel dus.
Een venster is een opening, om rook buiten of licht binnen te laten of wind en regen en kou buiten te houden en toch naar binnen of buiten te kunnen kijken.
Een raam is gewoon een houten kader, maar als pars pro toto (een deel voor het geheel) is het ook het kader én het glas.
Zo ook met een ruit, eigenlijk een parallellogram op zijn punt, een rombus, maar ook de benaming voor vensterglas en zo voor elk venster, vierkant, rond of ruitvormig. En ook dat vensterglas kan dienst doen als benaming voor het hele venster, zoals in deze afsluiter, het enige gedicht(je) dat ik van buiten ken:
Ik zit me voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen
ik wou dat ik twee hondjes was
dan kom ik samen spelen.
(Godfried Bomans)
omgedicht: Matthew ARNOLD
Dover Beach 1867
by Matthew Arnold
The sea is calm to-night. The tide is full, the moon lies fair Upon the straits; -on the French coast the light Gleams and is gone; the cliffs of England stand, Glimmering and vast, out in the tranquil bay. Come to the window, sweet is the night air! Only, from the long line of spray Where the sea meets the moon-blanch'd land, Listen! you hear the grating roar Of pebbles which the waves draw back, and fling, At their return, up the high strand, Begin, and cease, and then again begin, With tremulous cadence slow, and bring The eternal note of sadness in.
Sophocles long ago Heard it on the Aegean, and it brought Into his mind the turbid ebb and flow Of human misery; we Find also in the sound a thought, Hearing it by this distant northern sea.
The Sea of Faith Was once, too, at the full, and round earth's shore Lay like the folds of a bright girdle furl'd. But now I only hear Its melancholy, long, withdrawing roar, Retreating, to the breath Of the night-wind, down the vast edges drear And naked shingles of the world.
Ah, love, let us be true To one another! for the world, which seems To lie before us like a land of dreams, So various, so beautiful, so new, Hath really neither joy, nor love, nor light, Nor certitude, nor peace, nor help for pain; And we are here as on a darkling plain Swept with confused alarms of struggle and flight, Where ignorant armies clash by night.
De kust bij Dover 1867
De zee is kalm vannacht de vloed is vol, de maan ligt helder op het Kanaal; van de Franse kust glanst licht en is dan weer weg; de klippen van Engeland staan glimmend en groots afgetekend in de vredige baai. Kom bij het raam, de nachtlucht is zacht! Luister: je hoort enkel van bij de lange lijn waar de stuivende zee het maanbleke land ontmoet het knarsend geraas van keien die de golven wegtrekken en bij hun terugkeer weer hogerop slingeren op het strand hoe het begint en aflaat en dan weer begint in een weifelende trage cadans en een klank van oneindige triestheid meebrengt.
Sophocles lang geleden al hoorde het bij de Egeïsche zee het bracht hem in gedachten de turbulente eb en vloed van het lot van mensen en ook wij ontwaren in dit geluid een gedachte luisterend hier bij een verre Noordzee.
Als een zee was het geloof ooit ook op zijn volst en lag geslingerd rond de kusten van de wereld als een glanzende gordel. Maar nu hoor ik nog slechts het lange droeve razen van eb ononderbroken aftocht op adem van nachtwind naar eindeloos sombere wereldeinders naar naakte kiezelstranden.
Geliefde, laat ons eerlijk zijn met elkaar de wereld die voor ons prijkt als een land vol dromen zo menigvoud en luisterrijk en ongerept kent in werkelijkheid vreugde noch liefde noch licht
noch zekerheid of vrede of troost bij pijn wij zijn hier als op een weidse vlakte waarover het duister valt met verwarde alarmen en gevechten en vlucht waar ongewisse legers slaags zijn in de nacht.
Matthew Arnold 1822-1888
vertaald door Karel Dhuyvetters, 28 november 2006
26-11-2006
Heterocliet
Toen ik ooit in een select theologisch gezelschap opmerkte dat ik niet dacht dat liefde tussen twee personen eeuwig was, vroeg de meest scherpzinnige en minst dogmatische van die theologen: je gelooft dan misschien ook niet in God?
Sommige vragen zijn zo scherp gesteld dat je alleen een verkeerd antwoord kan geven. Is grijs zwart of wit? Wel
Het heeft weinig zin alles wat ooit in of door de katholieke kerk gebeurd is, te veroordelen, ook dat is geen zwart-witkwestie. Het is even dwaas om alles wat in de voorbije twintig eeuwen gebeurd is, op rekening van de katholieke kerk te schrijven, of het nu goed of kwaad was. De geschiedenis, ook die van de kerk, is een heterocliete geschiedenis van mensen, een zeer rijk geschakeerde geschiedenis, niet de onbetwistbare monoliet die ons in onze jeugd is voorgehouden en die sommigen nu weer in de belangstelling proberen te brengen. Sinds het ontstaan van het christendom zijn er talloze sterk afwijkende opvattingen geweest van eerlijke christenen; sommige zijn aanvaard en werden opgenomen in de canon; andere werden veroordeeld, en wie een veroordeelde stelling voorstond, wachtte een droevig lot, zoals de modernistische pastoor Alfred Loisy van de foto.
Het woord van God komt uit mensenmond. De Bijbel is door mensen geschreven (en vervalst), niet door God. Dogmas zijn door mensen bedacht, niet door God. Een zeer beperkt aantal mensen heeft de paus onfeilbaar verklaard. Er zijn meer opvattingen over het christendom dan christenen. De officiële leer van de kerk is altijd een vrij esoterische kwestie geweest van enkelingen. Het bewaken ervan werd niet zelden toevertrouwd aan mensen die beter waren in die bewaking: inquisitie, heksenjacht, kettervervolging, dan in theologie of vroomheid.
Ook vandaag weten de mensen die zich gelovig noemen vrijwel niets van de leer van hun kerk; ze voelen zich goed bij een vaag religieus gevoel, bij bepaalde tradities en gebruiken. Ze houden niet van mensen die de zaken scherp stellen, zwart of wit. Ze zijn bereid tot compromissen en deinzen terug voor individuele verantwoordelijkheid, persoonlijke inzet, uitgesproken meningen. Ze zeggen in enquêtes dat ze eerder wel in God geloven dan eerder niet. Als we hen de vraag anders zouden stellen: geloof je in de almachtige God, Schepper van hemel en aarde, dan zouden we niet veel verder moeten gaan in de twaalf artikelen van hun geloof voor ze ons ontsteld de rug zouden toekeren, haastig weglopend om hun trein te halen, en mompelend dat ze daar geen tijd voor hebben.
Liever een lauwe christen dan een rauwe? Wel
Opera: Verdi, Un Ballo in Maschera
Un Ballo in Maschera, Giuseppe Verdi, Libretto: Antonio Somma naar Gustave III, libretto van Eugène Scribe; eerste voorstelling: Teatro Apollo, Rome, 17 February 1859
Gisteren was het weer opera-tijd. Mezzo zond nogmaals Verdis Un Ballo in Maschera uit, een live opname van de productie in La Scala van Milaan in 2001, met R. Muti; Salvatore Licitra, Maria Guleghina, Bruno Caproni zongen de hoofdrollen. Licitra zag er wat jong uit voor de rol, maar zong in de beste Pavarotti-stijl; Guleghina was meestal overtuigend maar niet indrukwekkend; invaller Caproni zong de sterren van de hemel, maar hij heeft zijn uiterlijk niet mee, en zijn kostuum en pruik al evenmin. En dus was er wat minder magie dan in de betere opvoeringen. Voor Un Ballo is een perfecte uitvoering nodig om het te doen lukken. Het libretto is door allerlei censuur destijds zwaar verminkt, in die mate dat de auteur zelfs zijn naam niet vermeld wou zien. Verdi tilde daar minder zwaar aan, misschien omdat het voor prima la musica was, en het is ook prima muziek, daar niet van; misschien ook omdat het verplaatsten van het verhaal naar het Boston van de Engelse kolonisten deze opera in de U.S. erg populair maakte. Laten we de details van het verhaal dus maar vergeten, waar het om gaat is een driehoeksverhouding tussen enerzijds Riccardo, een adellijke heer, Renato, zijn trouwste dienaar anderzijds en Amelia, de echtgenote van de dienaar daartussenin. Belangrijke momenten en dus grote arias, duetten en trios als Riccardo zijn geheime liefde uitzingt; een kerkhofscène waarin Amelia hem haar gevoelens bekent, maar een relatie afwijst; een confrontatie tussen de bedrogen Renato en Amelia, gevolgd door een samenzweringscène voor de moord op Riccardo. Het slot, een gemaskerd bal waarin Renato Riccardo neersteekt, wordt inhoudelijk verknoeid door het deus ex machina-effect van de stervende, maar alles en iedereen vergevende Riccardo. Het is ongelooflijk wat kunstenaars zich moesten laten welgevallen door de gevestigde macht. Het verhaal gaat over de historische Gustav III van Zweden, die inderdaad in 1792 tijdens een gemaskerd bal vermoord werd door edellieden die hij hun macht had ontnomen, maar het werd achtereenvolgens verplaatst naar Pommeren in de 17de eeuw, Florence in de 14de en uiteindelijk dus naar Amerika in de 18de. De adellijke hoofdfiguur mocht niet in een kwaad daglicht gesteld worden, de liefdesrelatie moest beperkt blijven tot onderdrukte gevoelens, de politieke moord moest uitgelegd worden als een passionele Geen wonder dus dat er in meer tolerante tijden pogingen geweest zijn om Verdis oorspronkelijke bedoelingen te herstellen en een meer samenhangend en geloofwaardig verhaal te vertellen. Al bij al dus een werk dat geplaagd wordt door domme onvolkomenheden, die je doen verlangen naar wat het zou kunnen geweest zijn: Traviata, Othello maar anderzijds toch een van de betere operas van Verdi, en met een optimale bezetting, regie en enscenering ook een overtuigend drama rond diepmenselijke gevoelens.
22-11-2006
Riten en rituelen
Van Dale verbindt riten met religie en zo met God. Maar is dat ook noodzakelijk zo? We leven in een land waarin slechts een zeer kleine minderheid nog deelneemt aan de riten van wat vroeger de dominante kerk was, het katholicisme. Het zou vermetel zijn om te stellen dat al die andere mensen geen behoefte hebben aan riten. Stilaan ziet men alternatieven ontstaan. Dit is het meest evident bij de zogenaamde seculiere huwelijksvieringen. Ongelovigen - en gelovigen van het zelfde geslacht - die trouwen, doen dat voor een burgerlijke instantie; naast de gebruikelijke plichtplegingen, die dateren van uit Napoleons tijd, proberen ze eigen accenten te leggen, aansluitend bij het officiële of los daarvan. Een zelfde evolutie hebben we bij begrafenissen. Het is namelijk niet omdat men niet gelovig is, dat men geen behoorlijke begrafenis mag hebben, of een zinvolle huwelijksviering. Het Humanistisch Verbond experimenteert met een alternatief voor de plechtige communie, een soort initiatierite op de overgang naar de volwassenheid. Ouders die hun kinderen niet laten dopen, zoeken een manier om het kindje feestelijk te verwelkomen. Men viert huwelijksverjaardagen, verlovingen, promoties, pensionering en wat nog allemaal. Alles wijst erop dat de mens de belangrijke momenten van zijn leven wil markeren met een viering. Meestal gebeurt dat samen met anderen; men eet en drinkt, men luistert naar toespraken of voorgelezen teksten, men luistert naar muziek. Soms spreken de betrokkenen zelf ook, om hun gevoelens van vreugde en dankbaarheid te uiten, om bepaalde afspraken formeel uit te spreken in aanwezigheid van de gemeenschap. Dat verschilt allemaal niet veel van wat er vroeger gebeurde binnen de katholieke kerk. Alleen is er nu geen priester, zijn er geen opgelegde rituelen of teksten en zijn er vrijwel geen verwijzingen meer naar God, de heiligen of engelen, de duivel, het hiernamaals, zonde en straf, allemaal onderwerpen die men er vroeger wel bijnam, maar waar men niet te lang bleef bij stilstaan; het hoorde erbij, het was de traditie en de sociale druk om niet af te wijken was zeer groot. Nu die druk volledig verdwenen is, is ook de tolerantie of zelfs de interesse voor het religieuze aspect zo goed als verdwenen. Dit zal nog verder gaan, vooral als de commercie dit gat in de markt verder zal opvullen, zoals nu al vooral met begrafenisplechtigheden gebeurt.
Men moet dus een onderscheid maken tussen geloof en kerkelijkheid en het gebruik van riten. Men kan stellen dat de mens behoefte had aan God, het feit dat de mens in de geschiedenis zo onnoemelijk veel in godsdienst heeft geïnvesteerd is daarvan een duidelijk bewijs, ook al was niet alles zo godsdienstig als het lijkt. De wereld is nu anders en de behoefte aan de God van onze vaderen en de rituelen van weleer is zo goed als verdwenen. Zelfs overtuigde katholieken nemen afstand van of hebben niet de minste belangstelling voor zelfs de meest essentiële punten van het officiële geloof, zoals verlossing en hiernamaals.
Maar de mens blijft vasthouden aan vieringen, aan bezinning, aan zingeving; hij blijft ook hunkeren naar gemeenschap.
De kerk heeft zich altijd verzet tegen elke afwijkende opinie en ze blijft dat ook doen. Ze heeft zo sinds de Verlichting zowat alle intellectuelen verloren en sinds de opkomst van het agressieve kapitalisme ook de arbeidersmassa. Met haar onbegrijpelijk onverzettelijke houding over ethische kwesties en het celibaat heeft ze haar eigen priesters de deur uitgejaagd. De gelovigen hebben bedankt voor een boodschap die al lang niet meer blij was. Stilaan zijn het instanties buiten de kerk die de rituelen inpalmen; leegstaande kloosters en kerken vinden andere bestemmingen vinden of worden zonder scrupules afgebroken.
Wie nu nog zegt te geloven zoals Benedetto het wil, behoort de uiterst kleine minderheid die ook al in het verleden de harde kern was van misleiding, machtsmisbruik, uitbuiting, onderdrukking en vernedering van de mens en van de mensheid.
21-11-2006
ex libris P.D. James
P.D. James, Death in Holy Orders, 387 pp., 2001. Paperback groot formaat, tweedehands voor 8, In t profijtelijk boeksken.
Op zoek naar wat ontspannende lectuur kwam ik terecht bij de auteur van The Lighthouse (2005), dat ik met zoveel genoegen las enige tijd geleden (zie de bespreking hiernaast in de lijst). Death in Holy Orders schreef ze in 2001; het is ook verfilmd. Nadien volgde nog The Murder Room in 2004 en tussendoor schreef ze ook nog een heel stuk autobiografie. De dame is geboren in 1920 In haar romans, want dat zijn het, ook al behoren ze tot het genre van het detectiveverhaal, duiken voortdurend personages op die niet te beroerd zijn om te laten zien dat zij behoren tot homo sapiens en die hun eruditie en beschaving niet onder de korenmaat steken. Commander Dalgliesh heeft gestudeerd en is een gepubliceerd dichter. In dit boek zijn er meer personen die in Oxford of Cambridge gestudeerd hebben of er zelfs doceren dan andere. En zij gaat de discussie niet uit de weg: er zijn mensen die klagen over de ondergang van ons Avondland, over het allesoverheersende voetbal, over scholen die niet deugen, over de jeugd die enkel drank en drugs en seks wil en geen boeken meer leest; er zijn er ook die vanuit dezelfde gedachten, dezelfde ervaringen actief verzet aantekenen, hun stem verheffen om die negatieve evolutie aan te klagen; er zijn er ook die proberen er zelf ook iets aan te doen. Zij doet dat -onder meer- door haar boeken en de rolmodellen die ze naar voren schuift. Si parva comparare licet magnis (om het met Vergilius en Ovidius te zeggen: als het ons vergund is onze bescheiden inspanningen te vergelijken met haar ontiegelijk veel aanzienlijkere), dan wil ik hier toch even stilstaan bij mijn eigen blog. Ik schrijf in de eerste plaats voor mezelf, omdat ik dat graag doe; ik lees en zoek op voor mijn eigen plezier, dat is wat ik altijd al graag gedaan heb, en als ik ergens spijt van heb, dan is het dat mijn administratieve taken aan de universiteit mij zo weinig tijd lieten voor dat soort bezigheden. Ik ben nu een jaar geleden gestopt met werken, en ik heb intussen veel gelezen, veel opgezocht en toch al heel wat bijeengeschreven hier op mijn blog, naast nog enkele verhalen en wat bladzijden in een meer persoonlijke kroniek. Ongelukkig zijn met de gang van zaken in onze maatschappij is een troosteloze, steriele en depressieve bezigheid. Ik reageer op mijn manier, door zelf actief bezig te zijn met allerlei maatschappelijke, filosofische of religieus-levensbeschouwelijke vragen, door erover na te denken, te lezen en te schrijven en af en toe erover te praten als iemand wil luisteren en/of meepraten; door woorden onder de loep te nemen, de aandacht op muziek te vestigen, boeken te lezen en te bespreken, gedichten te vertalen Ik heb het geluk te mogen genieten van mijn pensioen, van een redelijke gezondheid, een meestal vrij heldere geest; ik heb een aangename thuis met heel wat boeken, Cds, Dvds binnen handbereik, internet staat 24/24 en 7/7 voor mij klaar, en Seniorennet duldt mij gratis op zijn site. Ik heb familieleden, vrienden en kennissen om mij heen die mij steunen en aanmoedigen of toch niet met geweld weerhouden, al zijn ze het niet altijd met me eens. Ik doe wat ik graag doe, maar ik zie het ook als een roeping, een aangename plicht waaraan ik me niet mag onttrekken. Ik kan dit doen, ik mag het doen en doe het graag, ik moet het dan ook doen.
Dit was even een excursus, een uitweiding. Ik moest het even kwijt, neem me niet kwalijk.
Terug naar ons boek. Het verhaal is niet echt belangrijk, lees het zelf maar, je zal er geen spijt van hebben. Ik heb niet veel nieuws te vertellen over de auteur of haar stijl, haar methode. Het is een beetje een variatie op een thema, maar zij is de eerste om dat toe te geven: misdaad is zelden origineel, there is no such thing as an original sin. We bevinden ons weer in een gesloten gemeenschap, het is weer een inside job, aan Dalgliesh en aan ons om de subtiel geplante aanwijzingen te herkennen en de dader en zijn motieven te ontmaskeren. Maar gebeurt elke misdaad niet in een gesloten gemeenschap? Het zijn meestal huisgenoten, familieleden, vrienden, kennissen die elkaar beminnen en haten, voor elkaar door het vuur gaan en elkaar de duivel aandoen, elkaar het leven geven en het ook brutaal afnemen. Gruwelijke misdaden, passionele aberraties, maar menselijk, helaas, maar voor medemensen uiteindelijk zoniet begrijpelijk, dan toch, zij het node, aanvaard. Het is maar als we alle menselijk perspectief verliezen dat we met een rugzak vol explosieven de ochtendtrein naar het werk nemen en anoniem onze anonieme medemensen opblazen en geen mens meer zijn maar God in t diepst van onze gedachten, de wrekende rechterarm des Heren, zijn vlammend kromzwaard, Gods heilige moordende toorn.
Quos Juppiter perdere vult, prius dementat. Wie God wil vernietigen, slaat hij eerst met waanzin.
19-11-2006
Het strijkkwartet
In de barokmuziek is het vooral de triosonate die in de belangstelling staat: muziek voor twee solo-instrumenten en basso continuo. De solisten bespeelden dan violen, fluiten of hobo, de continuo-ondersteuning was voor gamba, cello, luit, orgel of klavecimbel, of combinaties daarvan. Wat Bach met dergelijke combinaties kon, hoor je bijvoorbeeld in zijn Musikalisches Opfer van 1747.
In de klassieke periode trad de pianoforte op de voorgrond als eerste instrument, met een begeleiding door viool en cello. Stilaan kregen de ondersteunende strijkers een belangrijker aandeel zodat we echt van trios kunnen spreken met drie evenwaardige partners. Andere mogelijkheden lagen in sonates voor slechts twee instrumenten, een strijker en de pianoforte en later de piano. De combinatie viool-altviool-cello, die eigenlijk voor de hand ligt, kende niet zon succes, er waren nu eenmaal massaal veel pianos en pianisten, die kon men moeilijk links laten liggen.
Maar plots was er Haydn, die rond 1765 muziek begon te schrijven voor ensembles die voortbouwden op de triosonate, dus twee violen en cello, maar met een altviool erbij. En dat bleek aan te slaan, ook bij de uitvoerders, zowel bij de talrijke amateurs als bij de beroepsmuzikanten die vooral in adellijke dienst waren. Voor componisten betekende dit een zekere afzet voor hun werk en er werd eenvoudige, onderhoudende muziek geschreven aan de lopende band. Voor de beroeps kon het wat moeilijker, dan konden die schitteren tijdens hun concerten aan het hof, en dus schreef Haydn ook kwartetten die amateurs echt niet aankonden, waarin de technische mogelijkheden van de instrumenten en de muzikanten tot het uiterste werden getest, op een manier die enkel in een dergelijke kleine en kwalitatief hoogstaande bezetting met vier topsolisten mogelijk was. De muzikanten van de grotere kamermuziekensembles waren zeker verdienstelijk, maar het waren geen solisten.
Het resultaat is dus een muziekgenre dat vanuit verscheidene oogpunten zeer aantrekkelijk is. De musici zijn in het beste geval instrumentisten van technisch en artistiek uitzonderlijk hoog niveau die zich kunnen uitleven in solo en samenspel; dit laat de componist toe te componeren zonder enige beperking; en voor de uitvoering zijn geen grote middelen nodig. Het is een succesformule die ook vandaag nog aanslaat.
Voor de luisteraar is het dan ook een zeldzaam genoegen. Het is moeilijk om die ervaring te beschrijven. Soms zegt men dat de vier solisten met elkaar een gesprek aangaan, en dat is ook zo, maar in een gesprek is het niet doenbaar dat men door elkaar heen of tezamen praat; een compositie voor strijkkwartet vergelijkt men ook met een schilderij, waarin kleuren en vormen door de kunstenaar tot een sprekend geheel samengebracht zijn; maar een schilderij is (meestal) een statisch kunstwerk, terwijl bij een muziekuitvoering het kunstwerk in de tijd ontstaat, zich ontvouwt op zijn eigen wisselend ritme, en dan verdwijnt met de laatste nagalm. Het is ook geen toneelstuk, geen ballet, geen film, geen opera, geen beeldhouwwerk, het is dat alles en nog meer, het is zichzelf, eigenzinnig en gebald, majestueus als een honderdkoppig orkest, intiem als fluisterende troetelwoordjes in bed, krachtig als een hartsgrondige verwensing, zingend als een leeuwerik, juichend als bij de winnende matchbal, bruisend als een bergbeek, menselijk als een wiegelied, wanhopig als het zwijgend staren van achter de prikkeldraad van het concentratiekamp of de blinde schreeuw uit de isoleercel in de psychiatrie, berustend als de laatste verstilde blik op de palliatieve afdeling.
Mozart droeg in 1785 zes kwartetten op aan zijn oudere collega en meester, Joseph Haydn; hij schreef er in totaal 23. Na Mozarts dood in 1791 schreef Haydn de beste van zijn 83 werken voor onze vier strijkers. Beethovens eerste kwartetten dateren van 1801, de Grosse Fuge en het zestiende en laatste uit zijn laatste levensjaar; het was moeilijke, ver vooruitkijkende muziek die alleen hij toen begreep. Hij stierf in 1827.
Schubert trad in de voetsporen van Beethoven met een bakers dozen kwartetten; zijn super-kwartet, met een extra cello uitgebreid tot kwintet, is een van de meest indringende kamermuziekwerken ooit.
Alle musicologen, alle muziekencyclopedieën, alle melomanen zijn het erover eens dat deze kamermuziek, die toen in Wenen voor het eerst te horen was, tot het meest sublieme behoort dat ooit door mensen is gemaakt en uiting geeft aan onze hoogste artistieke aspiraties, aan onze diepste emoties.
Wie later nog een kwartet wou componeren, kon de toppen van dit hooggebergte niet negeren. Geen wonder dat de daarop volgende meesters van de kamermuziek zoals Mendelssohn, Schumann, Brahms, Dvorak maar weinig kwartetten geschreven hebben. Buiten Duitsland was kamermuziek overigens verrassend genoeg hoe dan ook geen populair genre, zelfs niet in een muzikaal zo opulent land als Italië, al moeten we hier toch het intimistisch meesterwerk vermelden van de grootmeester van de 19de-eeuwse opera, Verdi. Dvoraks kwartetten vullen een Brilliant 10Cd-box aan spotprijs, met zijn Amerikaans kwartet als het meest bekende. In de 20ste eeuw zijn het vooral Bartok (6) en Shostakovich (15) die zich intensief met het kwartet hebben ingelaten.
Er zijn nog wel meer parels aan deze rijke kroon, deze gordel van smaragd. Ravel en Samuel Barber zijn echte ontdekkingen, en dan had ik het nog niet over Janacek, of Smetana, Tchaikovski, Debussy, Borodin of Schönberg, en Mendelssohn en Brahms
Genoeg voor een leven lang, laat op de avond als alles tot rust is gekomen, of als je alleen thuis bent en de stilte uit de kamerhoeken op je afkomt. En waarom niet in de slaapkamer, als intiem alternatief op latere leeftijd voor een dan al te overmoedige Boléro?
18-11-2006
Grand prix
Vandaag is er op Klara de hele dag een wedstrijd. De luisteraars beslissen mee welk klassiek muziekstuk het beste is, of toch het meest populaire. Er is een lijst van 75 kandidaten. Vorig jaar hebben ze dat ook al eens gedaan. Dus weten we eigenlijk al wat de uitslag is. Bach zal het weer wel halen, hoop ik, wellicht met de Matteuspassie.
De lijst is best interessant, daar niet van. Maar de zin van de hele bedoening ontgaat me. Is Bach beter dan Beethoven? Mozart leuker dan Bartok? Ik weet natuurlijk ook wel dat het maar een spelletje is, een format, een inkleding. Klara brengt klassieke muziek. Maar meer en meer verdwijnt de muziek zelf naar de achtergrond en komt allerlei bijkomstigheid naar voren, als was het daarom te doen: vergelijkingen tussen uitvoeringen, toelichtingen bij de actualiteit in de zalen en op plaat, interviews met artiesten en met BVs over hun preferenties, en spelletjes: een radioquiz, een e-mailquiz, stemmen voor deze of gene plaat, stemmen voor muziek, zodat je hoort wat het meeste stemmen haalde, luisteraars die hun zegje mogen doen, via de telefoon of via mail En vandaag de apotheose: twee jonge medewerkers, ook bekend van Tv, vrolijken de grote prijs Formule Klara op. Deze race werd voorafgegaan door spotjes op Klara: componisten zoals Bach spoorden de luisteraar aan om voor hen te stemmen. Bach had voorwaar een neusstemmetje en een Duits accent uit Allo allo en vroeg nadrukkelijk om niet op de vervelende Beethoven te stemmen of de nare Vivaldi. Kijk, ik zit ook niet om een flauw grapje verlegen, maar zoiets getuigt van een verregaande infantilisering en banalisering van de klassieke muziek. Hetzelfde met de quiz: wie transcribeerde het vioolconcerto van Beethoven? A, B of C. Antwoord, ik zal moeten gokken, Marc: B! Dat is een goede gok, hoor, je wint een Cd!
De Klara-muziekprijzen worden net zo gepromoot, tot op Tv toe, met een zangeres die haar borsten laat zien zodat een pianist een paar noten mist. De strijd is begonnen, kijk maar naar bijgaande afbeelding...
De enige manier om de luisteraar echt te betrekken bij de uitzendingen van een klassieke-muziekzender, is klassieke muziek uitzenden onder de beste omstandigheden: interessante en afwissellende keuze; zoveel mogelijk volledige muziekstukken, geen samples; korte aan- en afkondigingen door professionele stemmen; beperkte musicologische toelichting.
Ben ik nu echt de enige die daar zo over denkt?
16-11-2006
Dmitri Sjostakovitsj, strijkkwartet nr. 1
Na de voltooiing van de vijfde symfonie heb ik een heel jaar niets gedaan. Ik heb alleen een kwartet gecomponeerd dat uit vier kleine delen bestaat. Ik begon er zonder bijzondere gedachten of gevoelens aan te schrijven en ging ervan uit dat het niets zou worden. Een kwartet is namelijk een van de moeilijkste muzikale genres. Ik schreef de eerste bladzijde als een soort oefening en dacht er helemaal niet aan het te voltooien of te publiceren. Het werk is mij echter zo gaan boeien, dat ik de rest ongelooflijk snel af had. In dit eerste strijkkwartet van mij moet men niet naar diepzinnigheid zoeken. Het is vrolijk, opgewekt en lyrisch. Ik zou het lenteachtig willen noemen.
Dit schreef Sjostakovitsj in de Izvestia in 1938 over zijn pas afgewerkte eerste strijkkwartet, opus 49 in C groot. Het was geschreven tijdens de zomer en werd op 10 oktober in Leningrad voor het eerst uitgevoerd door het Glazoenov-kwartet. Op 16 november volgde een uitvoering in Moskou door het Beethoven-kwartet, dat later ook alle andere kwartetten in première zou brengen. Aan zijn vriend Ivan Sollertinski schreef hij wat laatdunkend over dit werkje van amper 16 minuten: Ik heb deel 1 en 4 van plaats verwisseld. Het resultaat is niet bepaald schokkend. Het is erg moeilijk om (een kwartet) goed te componeren, je moet het kunnen.
Het is goed er altijd aan te denken dat om het even wat er over deze componist geschreven is, door hem zelf of door anderen, altijd cum grano salis moet gelezen worden. Hij was steeds beducht voor Big Brother Stalin en de apparatsjiks en wie over hem schrijft zal altijd moeten gissen naar de werkelijke bedoelingen van de steeds enigmatische en ironische componist; bovendien hadden en hebben heel wat commentaren een eigen agenda, politiek of door andere vooroordelen bepaald.
Met zijn vijfde symfonie van 1937 had Sjostakovitsj zich enigermate weten te rehabiliteren bij de officiële instanties, na de bijna letterlijk moordende kritiek in 1935 op zijn opera Lady Macbeth van Mstensk en de terugtrekking van zijn vierde symfonie. Zijn Vijfde was inderdaad een overdonderend publiek succes en de partijkritiek was, misschien juist daarom, wel bar slecht maar niet rechtstreeks bedreigend. In de pers werd de nieuwe symfonie onder meer onthaald als het antwoord van een sovjetartiest op terechte kritiek, een epitheton amper ornans dat zeker niet van de componist zelf afkomstig is. Het is in die relatieve periode van rust, althans voor Sjostakovitsj zelf, want om hem heen woedde de Stalin-terreur, dat het eerste strijkkwartet tot stand kwam, onpretentieus, zonder veel drama, een inspiratie die opborrelde en niet verdrongen werd.
Al zal er ook bij deze componist onvermijdelijk wel enige rechtmatige schroom aanwezig geweest zijn bij het besef dat hij in de voetsporen trad van geniale voorgangers in dit genre als Haydn, Mozart, Beethoven en Schubert, om maar de allergrootste te noemen, die hij ongetwijfeld kende en zelfs bestudeerd had. In 1931 bewerkte hij al twee van zijn melodieën voor strijkkwartet (opus 30B): een elegie op een aria van Katerina uit Lady Macbeth, de opera waaraan hij toen werkte en een bewerking van een polka uit het ballet De gouden eeuw. Hoewel hij in 1938 amper 32 jaar oud was, is zijn eerste kwartet toch het werk van een volwassen meester met al een indrukwekkend oeuvre op zijn naam, de belangrijkste componist van de Sovjet-Unie, beroemd tot in Amerika. We kunnen dus echt niet van een probeersel spreken, een vingeroefening, zoals sommige moderne critici dit eerste kwartet afdoen.
Ik had scènes uit mijn kinderjaren voor ogen toen ik dit schreef, een ietwat naïeve en heldere lentestemming. De kinderjaren waarvan sprake speelden zich af in de grauwste armoede tijdens de opstand tegen de tsaar, de eerste wereldoorlog en de Oktoberrevolutie. Idyllisch? Eerder een typisch Sjostakovitsj-grapje van de meer sarcastische soort. Men kan zich overigens ook meer in het algemeen de vraag stellen of het veel zin heeft om een compositie rechtstreeks te verklaren vanuit het leven of de toelichting van de componist. Muziek is abstract, heeft haar eigen universele taal en een vermogen om bij de luisteraar gevoelens op te wekken, in al de schakeringen van afkeer of voorliefde, of onverschilligheid. Natuurlijk is de hele persoonlijkheid van de componist betrokken in zijn creaties, maar zelden op de direct afleesbare manier die sommige critici voorstaan.
Dit zijn de onderdelen van het eerste strijkkwartet, de duur is die van de Borodins:
moderato 442
moderato 445
allegro molto 154
allegro 254.
Wat nu volgt is een poging om de muziek in woorden weer te geven, een onmogelijke opdracht. Ik probeer het eens, we zien wel waar we uitkomen.
Het eerste deel, moderato, begint met een voorstelling van een muzikale gedachte door de vier strijkers samen. Meteen is duidelijk dat dit moderne muziek is: geen gemakkelijke, eenvoudige melodie die meteen herhaald wordt, zoals bij Haydn of Mozart. Het is een langer, minder evident thema, een moderne Bach, een wat valse Valse triste, met eerder ongewone samenklanken, zelfs dissonanten tussen de vier instrumenten. De eerste viool gaat verder op dit thema, begeleid door de cello, nadrukkelijk met een eigen verhaal, en dan de andere violen. De ondersteuning is af en toe zelfs wat boertige klinkende hoempapa of Verdi-dreun. Dan deint het samenspel vriendelijk uit met een tussenkomst van elk van de stemmen en wordt de melodie rustig en zachtaardig neergezet.
Deel twee begint met een vrij lange zeer gedragen moderato voorstelling van een zeer Slavisch klinkende melodie door de altviool solo, dan herhaald met de cello in pizzicato ondersteuning. De violen nemen het thema over en dan gaan de vier instrumenten samen verder variëren en met elkaar converseren. De alt krijgt een tweede beurt, de violen springen bij, dan ook de cello. Een nieuwe, dansende melodie ontspringt uit het samenspel, vederlicht, en meandert verder. De altviool brengt een laatste keer de melodie, met ten slotte eerst de cello in pizzicato, dan ook de violen in tegentijd. Een gitaaraanslag op de cello en dan de violen duidt het einde aan.
Het korte hevige derde deel, allegro molto, begint met de cello obstinaat op dezelfde noot, dan de violen met een eerder nerveuze, ingehouden versie van het thema, gespeeld en sourdine of met maar een halve strijkstok op de snaren. Het snelle samenspel met korte halen op de snaren lijkt wel een onderkoelde versie van Mendelssohns Midzomernachtdroom, met knorrende klanken als uit Vivaldis winter. Cello en alt hebben de bovenhand. Een innige, intense herhaling van de melodie, dan eindigt het samenspel mysterieus en iel in de vriesnacht.
Het vierde, allegro slotdeel begint met de vier strijkers samen, versnelt onmiddellijk en gaat ook steeds luider klinken, met de alt en de cello die de melodie dragen. De violen zingen erdoor heen in de hoogte en krijgen ook even de volle aandacht. Met hevige unisono halen van de strijkstok en speelse glissandi gaan we afwisselend zacht en luider naar de coda, hevig en enthousiast, met meer traditioneel klinkende harmonieën in de aanloop naar de gezamenlijke trotse open eindakkoorden als van een halfdronken dorpsfanfare op de zomerse kermis.
Zo, dat was het. Of iemand iets aan zon beschrijving heeft? Wie weet. Luisteren naar de muziek zelf is de boodschap. Er zijn talloze goede opnamen, op internet vond ik ongeveer 40 (!) versies beschikbaar op CD en er komen elk jaar wel een paar bij. Er is ook een bewerking voor kamerorkest van Rudolf Barshai, later meer daarover.
Dit is een momentopname van Sjostakovitsj als componist. We horen nog iets te weten over zijn jeugd en zijn eerste, vroege successen. Later gaan we verder met het tweede strijkkwartet, maar dan zijn we al in 1944.
Categorie:muziek Tags:muziek
15-11-2006
DSCH Lady Macbeth van Mtsensk
In 2006 bracht BBC4 een opvoering van Shostakovich opera Lady Macbeth van Mtsensk. De volgende avond was er op de VRT een aangekochte reportage over de gevangenissen in Rusland vandaag. De gelijkenis was treffend en daardoor ook schokkend. De opera (1934) is gebaseerd op een novelle van Nikolay Leskov uit 1865! Anderhalve eeuw voortschrijdende beschaving is blijkbaar niet in staat om op het Russische platteland veel te veranderen, in de desolate materiële omstandigheden noch in de mentaliteit van de mens aan beide kanten van de lijn die misdaad en straf scheiden.
De Lady Macbeth uit de novelle wordt zo genoemd door de dorpelingen: ze heeft haar afwezige man bedrogen, haar schoonvader vergiftigd die haar betrapt had, vervolgens samen met haar minnaar haar teruggekeerde echtgenoot afgemaakt, en uiteindelijk een rivale meegesleurd in het ijzige water op weg naar Siberië.
Wat heeft DSCH met dat gruwelijke materiaal gedaan? Laten we even samen door de vier bedrijven en de negen scènes van de opera lopen.
Eerste bedrijf 1. Katerina klaagt over haar verveling en frustratie. Haar schoonvader Boris verwijt haar dat ze haar man, Zinovy, een handelaar, nog geen zoon schonk. Zinovy vertrekt op reis voor zijn werk; hij stelt eerst nog een nieuwe werkman, Sergei voor aan zijn vader. Boris zal over Katerina waken. Aksinya, de kokkin, vertelt dat Sergei zijn vorige baan is kwijtgespeeld omdat hij de vrouw van zijn baas verleid had. 2. Sergei en de andere werkers vallen Aksinya brutaal lastig. Katerina komt tussenbeide, maar Sergei daagt haar uit tot een worstelwedstrijd. Boris betrapt hen. 3. Katerina in de slaapkamer. Boris komt haar controleren. Sergei sluipt naar binnen en verleidt Katerina.
Tweede bedrijf 4. Boris is opgewonden over de nabijheid van Katerina in de slaapkamer die hij bewaakt. Wanneer hij naar binnen wil gaan, betrapt hij Sergei die naar buiten komt. Hij roept de werkers erbij en ranselt Sergei af met een zweep. Dan beveelt hij Katerina hem wat te eten te geven; ze mengt rattenvergif onder de paddenstoelen en hij sterft. Een priester zingt het requiem. 5. Katerina en Boris wonen samen in het huis van Zinovy. Sergei waarschuwt haar voor de terugkeer van haar man. Zij verzekert hem dat alles in orde komt. Als Zinovy dan thuiskomt, vermoorden ze hem en verbergen zijn lijk in een bergplaats.
Derde bedrijf 6. Het huwelijksfeest van Katerina en Sergei. Een van de boeren is op zoek naar drank en vindt het rottende lijk van Zinovy in de bergplaats. Hij rent naar het politiekantoor. 7. Het politiekantoor; men is verbolgen dat men niet uitgenodigd is op het huwelijksfeest en zingt de lof van het corrupte leven. Als de boer arriveert met het nieuws over het lijk, begeven ze zich naar het feest. 8. Het huwelijksfeest, er wordt zwaar gedronken; Katerina merkt dat er ingebroken is in de bergplaats. Als ze met Sergei tracht te vluchten, valt de politie binnen.
Vierde bedrijf 9. Een groep veroordeelde misdadigers rust uit bij een rivier op weg naar Siberië, mannen en vrouwen gescheiden. Katerina vindt Sergei, maar die verstoot haar, omdat ze hem niets dan ongeluk brengt. Hij probeert Sonyetka te verleiden, maar die eist dat hij haar Katerinas warme kousen geeft. Sergei veinst dat zijn benen gewond zijn en Katerina schenkt hem haar kousen. De hele groep lacht haar uit. Katerina grijpt Sonyetka en springt met haar in het ijskoude water. Als ze verdronken zijn, trekt de troep verder.
Dit scenario laat DSCH toe alle registers open te trekken. Naast Katerina en Sergei als de fatale geliefden is er nog een belangrijke bijrol voor Boris, de burleske schoonvader en enkele satirische tussenkomsten van de priester en de politiecommissaris. Er zijn solos, duetten, trios en het koor wordt herhaaldelijk ingeschakeld. Het geheel is zeer levendig, met brutale taferelen en exuberante muziek, onder meer door een fanfare op het toneel zelf. Er zijn ook verstilde momenten met ijzige klaagzang. Melodisch is het voor Westerse oren af en toe wat vreemd, het is geen welluidende Verdi of Puccini die je kan meeneuriën, natuurlijk, maar als je enigszins openstaat voor moderne Russische muziek kan je volop genieten, vooral ook van de opvallende intermezzi die de scènes verbinden.
In Leskovs verhaal is Katerina een regelrechte feeks, een redeloos moorddadig beest. DSCH tekent van haar een veel genuanceerder beeld. Zij is een zeer zelfstandige vrouw, die haar geluk zonder compromissen zoekt en zelfs niet terugdeinst voor moord als dat geluk bedreigd wordt. Pas wanneer zij ziet dat Sergei haar verlaten heeft, ziet ze haar mislukking in.
De opera werd in 1934 voor het eerst opgevoerd en had heel wat succes, tot in het buitenland. Ook Stalin woonde een vertoning bij in 1935 en dat liep niet goed af. Kort daarna verscheen in de Pravda een zeer scherpe kritiek op de muziek, op het onderwerp en op de voorstelling van al die brutaliteit en seksuele losbandigheid. Men verweet DSCH dat hij inspeelde op de perverse bourgeois-mentaliteit en ver van de Russische volksaard was afgedwaald. De opera werd niet meer opgevoerd en ook de vierde symfonie, die op dat ogenblik volop werd ingestudeerd door het orkest, werd afgevoerd. Veel later, in 1962, bracht DSCH een herwerkte versie onder de titel Katerina Ismailova. Alle seksueel getinte scènes en de erbij horende wel erg suggestieve muziek zijn verdwenen, het geheel is duchtig herwerkt en hoewel sommigen menen dat de opera daardoor alleen maar beter is, zijn vele anderen ervan overtuigd dat de originele versie ons DSCH op zijn best toont, met al zijn realisme, humor, sarcasme en een ongetemd muzikaal circus dat je recht naar je keel grijpt. Een echt melodrama, maar dan zonder de bijklank van tranerigheid die dat woord vooral in de 19de eeuw had.
De opvoering in Royal Opera House London (september-oktober 2006) was uitstekend, met Antonio Pappano als dirigent en met voortreffelijke solisten: John Tomlinson als Boris, de Nederlandse sopraan Eva Maria Westbroek als Katerina en Christopher Ventris als Sergei. De regie plaatste het verhaal in een armelijk 1958 interieur; alles stond evenwel in dienst van de muziek en het drama en niet, zoals helaas wel vaker gebeurd, in dienst van de regisseur.
Aan het einde van de opera stappen de veroordeelde mannen en vrouwen elk in hun eigen vrachtwagen en zetten de reis naar hun gevangenis in Siberië verder. De ontnuchterende, rauwe beelden van de reportage in 2006 toonden ons identiek dezelfde scène.
Plus ça change, plus ça revient au même.
Categorie:muziek Tags:muziek
14-11-2006
burger
Open brief aan een eerste minister
Mijn vader zaliger heeft ons ooit verboden om over politiek te praten, wellicht na een negatieve ervaring met politiekers die hem de hemel beloofd hadden, maar uiteindelijk iemand anders het postje bezorgden waarop hij had gehoopt voor zijn gezin. Die banbliksem op zeer jeugdige leeftijd is me bijgebleven. Politiek is iets dat je niet doet, politiekers zijn zakkenvullers, opportunisten, volksverleiders zonder principes.
Toen ik de eerste keer mocht gaan stemmen, rond 1965, was er de euforie van het ontwakende Vlaanderen; ik studeerde in Leuven en Leuven moest Vlaams zijn. Net zoals vele anderen stemde ik met overtuiging voor de Volksunie en het werd hun grootste overwinning, meer dan 10% winst, du jamais vu, zeggen ze nu op de VRT. Later, toen agalev opkwam, kregen die mijn alternatieve stem. Maar het fundamentalisme van de partijbonzen zinde mij niet. Bij volgende verkiezingen was mijn stemgedrag ronduit aberrant: ik stemde voor de laagst geplaatste vrouw op een van de grote partijen, soms ook eens op iemand die ik persoonlijk kende. Toen de VRT de stemmentest lanceerde, bleek ik het dichtst bij Spirit aan te leunen, maar dat is een ei-of-kipgeval: Spirit had na marktonderzoek een programma opgesteld om mensen zoals ik te verleiden.
Laatst, bij de gemeenteraadsverkiezingen, heb ik voor een plaatselijke groep gekozen die groen en rood bijeenbrengt. Voor de provincie heb ik dan weer blauw gestemd. Waarom? Eerst is er de eliminatie-regel: geen extreem links of rechts, geen confessionele partij. Blauw of rood dus; in Wallonië zien we wat rood ook is, en de truken van de foor van Stevaert leken me vroeger te plat. Maar voor het eerst was er ook een bewuste keuze. Het zou blauw worden.
Het aantreden van de liberalen als iets anders dan een zinloze oppositiepartij, en vooral de uitschakeling van de confessionele tsjeven, was een verfrissende wind in ons politieke landschap. Niet dat ze het zoveel beter deden, maar het was een ideologische bevrijding. Het bleek dat een regering zonder de katholieken wel degelijk kon. Het land verging niet, er waren geen spontane betogingen, zelfs de bisschoppen zwegen. Misschien was het niet beter, maar toch ook niet bepaald slechter. Het is moeilijk om te begrijpen wat voor Copernicaanse omwenteling dat voor vele katholiek opgevoede mensen was. Ik ben nu zestig, en nog elke dag ontdek ik hoe ik met handen en voeten ideologisch gebonden ben, door het milieu waarin ik geboren ben, school liep, mijn kinderen opvoedde en zelf ook werkte. De vanzelfsprekende arrogantie van de katholieke zuil is verbijsterend voor al wie er geen deel van uitmaakt, of voor wie zich eruit losrukt. Iemand die niet naar de mis ging, was niets minder dan een misdadiger (spontane woordspeling), die voor de eeuwigheid in de hel zou branden. Socialist was een scheldwoord, dat waren ook al ongelovigen, en bovendien was het werkvol, ruw, losbandig, dom, opstandig, lui en meestal dronken. De liberalen, dat waren de grote bazen van de fabrieken, atheïsten, vrijmetselaars, kapitalisten die enkel aan geld dachten en de arme mensen uitbuitten. Flaminganten waren zwartzakken die met roddelcampagnes of van de preekstoel verketterd werden. Je had de katholieken, de goei en je had de rest. Zolang de goei de meerderheid hadden, zou alles goed gaan. En zelfs in een coalitie was het duidelijk wie er baas was, de eerste minister was toch altijd zeker een goeie katholiek. En als het verkeerd liep, dan was het de schuld van de onbetrouwbare coalitiepartners en eigenlijk ook van de kiezers, die de absolute meerderheid verkwanseld hadden.
De wereld is veranderd. De katholieken, hoe ze zich nu ook mogen noemen, CD&V+NV(U)A of zo, zijn maar een partij zoals de andere, want ze zitten nu al jaren machteloos in de oppositie. Maar vergis u niet, dat is niet wat zij ervan denken. Zij zijn nog altijd de enige goei en kijk maar naar Vlaanderen: ze komen terug, het wordt weer zoals vroeger! Dat is de reden waarop ik een bescheiden stemmetje aan de liberalen gegeven heb, hoe die zich ook mogen noemen, VlenD-Vivant bijvoorbeeld. Het is een stem voor de autonome, bevrijde burger, tegen de historische verzuiling en de oneerlijke vermenging van geloof en politiek, tegen de betutteling, het opgestoken vingertje, de schoolmeestermentaliteit, de intellectuele hypocrisie, het politieke machtsmisbruik van de katholieke, religieuze ideologie. Die ideologie steunt vandaag op niets meer, niet op het geloof, niet op kerkelijke standpunten, want daarvan weet zelfs een Leterme zo goed als niets, en hij wenst er ook niets over te weten. Zij hebben het over waarden, maar weten niet welke, of die waarden blijken even goed in de partijprogrammas van de anderen te staan. Het vat klinkt des te luider nu het zo goed als leeg is. Wij verwijten de wereld van de Islam dat ze kerk en staat niet scheiden, dat de religie het openbaar leven en de politiek overheerst. De Islam is nu niet rabiater, machtsgeiler of arroganter dan de katholieken van mijn jeugd, en hun erfgenamen beseffen niet eens dat zij uit een verdacht rechts, kwezelig, fundamentalistisch en autoritair nest komen en dat de stank ervan hen als een lijfgeur volgt. Zij zijn niet christelijk, en als ze het zouden zijn, zou dat de scheiding van kerk en staat bedreigen, zoals bewezen is in de laatste honderd jaar politieke en sociale geschiedenis van ons land. Ze zijn ook niet democratisch: het zijn de kampioenen van het middenveld, van de belangengroepen, van de standen, waarin het telkens de top van de structuur is die bepaalt wat de basis zegt. Vlaams zijn ze maar als het hen goed uitkomt, bijvoorbeeld om stemmen weg te halen bij een echt Vlaamse partij en een ministerpost te geven aan de doodgraver van de idealistische Volksunie.
Ik weet niet of de eerste minister van dit land er prijs zal op stellen, maar hierbij beloof ik hem mijn steun bij de komende verkiezingen, als dank voor zijn volgehouden verzet tegen de suprematie van katholieke en socialistische confessionelen, voor zijn eerlijke vrijzinnigheid en bewust sociaal-liberalisme, voor zijn dappere weerbarstigheid tegen de druk van machtsblokken in binnen en buitenland, voor zijn origineel rolmodel als de echte eerste, burgerlijke burger van dit land.
ni Dieu ni maître
hoofddoek, keppeltje, kruis
De discussie is al jaren bezig en het einde is nog niet in zicht: wat doet een zogenaamd vrije samenleving met religie?
Bij ons geldt, sinds de Franse revolutie, een scheiding van kerk en staat, althans in principe, maar dat is toch al beter dan toen er geen scheiding was en een burgerlijke rechtbank je kon veroordelen voor een religieus misdrijf. Die scheiding houdt de religie uit de politiek en de staat, of dat is toch de bedoeling, maar erkent meteen ook dat er kerk is; de mensen zijn vrij om religieus te zijn, hun religie te beoefenen en ze ook te belijden, zoals dat heet: men mag ervoor uitkomen, de staat onderdrukt de kerk niet. Het katholicisme heeft van die vrijheden dankbaar gebruik gemaakt. Zoals een bevriende theoloog het zei: heel Vlaanderen was vroeger één groot klooster. Mannelijke en vrouwelijke religieuzen waren in een kakelbonte verscheidenheid maar meer dan folkloristisch herkenbaar aanwezig in het straatbeeld en in de scholen, net zoals kruistekens, kerken en kapellen. De godsdienst bracht de gelovigen massaal en ongegeneerd op straat voor missen, processies, vieringen en manifestaties. Alomtegenwoordige katholieke scholen onderwezen de godsdienst niet zozeer, maar dwongen die ronduit af, en indoctrineerden ongehinderd de kinderen van in hun prilste onschuld. Tijdens de lesuren waren er talloze en eindeloze godsdienstige activiteiten zoals retraites, mis, lof, vespers, op zondag nog een tweede, hoogmis, biechtvieringen, bezinningen, veertigurengebed, vormselvoorbereiding. Elke dag, elke les begon met een gebed, tot in de universiteit toe; de gebeden vroeg men op zoals andere geheugenoefeningen. Geen mens, althans geen katholieke, die er ook maar een ogenblik aan dacht om dat allemaal te verbieden in naam van de scheiding van kerk en staat. De niet-katholieken, socialisten of liberalen die zich ertegen verzetten, nu en dan, wachtte een ware schoolstrijd, waarvan de winnaars op voorhand bekend waren. Ik herinner me nog goed de brutale en goed georkestreerde betogingen tegen Collard.
De tijden zijn veranderd, Vlaanderen is één grote disco in plaats van een klooster. En we zijn niet meer alleen, er zijn nu ook anderen, bijvoorbeeld moslims. Eigenlijk waren er vroeger ook al anderen, bijvoorbeeld Joden; ik althans heb tijdens mijn leven nooit gehoord dat zij zich moesten integreren of vertrekken, niemand die hen verbood om zich te kleden zoals ze wouden, niemand die een keppeltje afrukte of ongepast vond. Maar die hoofddoek van de moslims, daar is al wat over te doen geweest. Gisteren nog in Terzake, dat zijn naam steeds meer geweld aandoet: een vrouw-met-hoofddoek zat op de schopstoel bij Bracke, die zijn naam (een brak is een jachthond die het wild opspoort en achtervolgt, ook iemand die geheimen probeert te ontsluieren, of een bengel, een belhamel) steeds meer eer aandoet, en moest zich zoals elk slachtoffer van zijn onbeschofte inquisitie verantwoorden voor haar afwijkend gedrag: wat bedoelt zij daar wel ermee? Ik heb hem aan Godfried kardinaal Danneels nog niet horen vragen, noch aan de vertegenwoordiger van Opus Dei, waarom zij er bijlopen in een sjofel begrafenispak met een plastieken witte boord en een raar hemdje, en in het kardinale geval ook nog met een extra, gouden kruis op het embonpoint. Er is derhalve sprake van regelrechte discriminatie en het ergste is dat men dat niet eens zo ervaart. Het is nog altijd wij en zij en wij hebben gelijk, zij niet.
Als men religie toelaat, en dat moet wel in een democratie, dan moet men ook haar uitingen toestaan; als men die uitingen wil beperken, en dat moet soms ook wel in een democratie, dan moet men dat zeker ook doen voor alle erkende godsdiensten. Hetzelfde met culturele verschillen: als men aan Vlamingen het recht geeft om zich te kleden als Hells Angel, gothic, punker, geitewollensokkengroenejongen, peircingfetishist, bobo, homo of wat dan ook, dan moeten ook Laplanders hun muts mogen dragen, Fransen hun béret, Turken hun mutsje en vrouwen die dat wensen een hoofddoek. Ik ben wél een tegenstander van het soort hoofddoeken dat alles behalve de ogen bedekt, maar dan om praktische redenen; menselijk contact wordt dan erg bemoeilijkt, omdat elke lichaamstaal verborgen blijft. Toch moeten we bedenken dat de pijen, habijten en soutanes van de religieuzen vroeger precies dezelfde functie hadden, net zoals het begrafenispak en de romeinse boord.
Ook de Franse revolutie heeft geworsteld met religie en met de kerk; de vroege drastische maatregelen hebben geen lang leven gekend en hebben ongetwijfeld mee bijgedragen tot de mislukking, tot de terreur, het kortstondige keizerrijk en het herstel van de aristocratie. Kerk en staat zijn intrinsieke concurrenten voor de ziel van de mens: men kan geen twee heren dienen; wie aan Caesar geeft wat van Caesar is en aan God wat van God is, houdt uiteindelijk niets voor zichzelf over. Want dit zegt God in Exodus 20, 3-5:
"Ik ben de HERE, uw God, Die u uit de slavernij in Egypte heeft bevrijd. U mag geen andere goden aanbidden dan Mij. U mag geen beeld of afbeelding maken van wat boven in de hemel of op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. U mag niet voor dergelijke zaken buigen of deze vereren; want Ik, de HERE, ben een jaloerse God, Die de zonden van de vaders toerekent aan de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van hen die Mij haten.
Wat van zijn kant de staat vermag tegenover zijn kinderen en kinders kinderen toont ons de gore zelfkant van elk totalitair bestel.
Dit fundamenteel belangenconflict tussen kerk en staat heeft de zwartste bladzijden uit onze geschiedenis geschreven. En het is een vals probleem, dat er niet eens hoeft te zijn. Godsdienst, God zelf is door mensen in het leven geroepen, het is het mom voor mensen die de macht naar zich toe willen trekken, die over anderen willen oordelen en heersen. De lijnen zijn nog nooit zo duidelijk getrokken als nu, zoals steeds in het bloed van onschuldigen, elke dag in de conflictgebieden, elke dag ook onze media. De oplossing lijkt steeds verder van ons verwijderd.
Een wereld zonder oorlog is uiteindelijk slechts mogelijk wanneer we God, het ultieme excuus van de mens voor broedermoord en genadeloos geweld, eruit verbannen. De strijd tussen goed en kwaad wordt gestreden tussen partijen die elk overtuigd zijn dat zij goed zijn en de andere kwaad, dat God met hen is, en als God met hen is, wie kan dan tegen hen zijn? De moord op de medemens in Zijn naam wordt door Hem beloond met eeuwige zaligheid. Wie Hem haat, zal Zijn wraak ervaren, en niet alleen hij, maar ook zijn kinderen tot in het derde geslacht. En de uitvoering van die heilige opdracht zal hij toevertrouwen aan Zijn trouwe gelovigen. Let op de terroriserende kapitalen die de mens zijn God toedicht.
Een andere theoloog zei me eens: de vraag is niet of God bestaat: de uiteindelijke verantwoording van godsdienst is dat er altijd al godsdienst geweest is; de mens is een religieus wezen, hij heeft behoefte aan God. Si Dieu nexistait pas, il fallait linventer liet zelfs Voltaire zich ontvallen en ook Newton kon zich ondanks de wetten die hij net ontdekt had geen heelal voorstellen dat niet zou instorten zonder goddelijke tussenkomst. Misschien hebben de godsdiensten althans dit perverse gelijk: God als de opium die het volk nodig heeft om zich te bedwelmen, om ondanks het leven te overleven. Michelangelo's Adam creëert zijn God.
Moge men het mij vergeven dat ik toch schuchter en kranig droom van een mensheid die onbevreesd het lot in eigen handen heeft, dat ik geloof in de ultieme homo erectus die knieval kent voor God noch keizer, ni Dieu ni maître, en het hoofd in ootmoed slechts buigt voor zijn lijdende medemens, het gekwetste dier, het geknakte riet, de eindeloze sterrenhemel en de diepste ruimte waarin de kleinste partikels eeuwig woordeloos rondtollen.
11-11-2006
etymon: muiterij
We hadden het onlangs nog over de Mutiny on the Bounty. Wellicht weet je nu meer over de achtergronden van de bekende film dan je ooit wenste te vernemen. Een aspect dat dan toch geen aandacht kreeg is het woord mutiny zelf, in het Nederlands muiterij.
Laten we eens met Van Dale beginnen. Een etymologie krijgen we niet, wel een eerste datum: 1350, een zeer oud woord dus. De uitleg: oproer van krijgs- of scheepsvolk, of ook: (juridisch) feitelijke insubordinatie, gepleegd door twee of meer verenigde militairen. Dat zijn dan de muiters of muitelingen.
Het Frans heeft ze ook: mutinerie, mutin, net zoals het Engels: mutiny, mutineer. Ook in het Duits komt het zo voor: Meuterei, Meuterer, meutern.
Zoveel hebben we ondertussen al geleerd over etymologie, de afkomst van onze woorden: als er gelijksoortige woorden zijn in verscheidene talen, dan is de kans groot dat ze allemaal afkomstig zijn van een gemeenschappelijke voorvader, en dat is meestal het Latijn.In dit geval is dat ook zo, maar er zijn wat omwegen en complicaties. Heb je even?
Movere is Latijn voor bewegen, in beweging brengen. Het verleden deelwoord bewogen is motus. In de Middeleeuwen waren ze dat wat vergeten en naar analogie met andere werkwoorden hebben ze er (weer?) movitus van gemaakt. Een movita was in het middeleeuws Latijn een opstand. Een erfgenaam in rechte lijn van het Latijn, het Frans, vervormde dat langzaamaan en zo krijgen we rond 1150 het woord muete, rond 1200 is dat meute, en dat kennen wij ook: een groep honden voor de drijfjacht, zoals ook Van Dale aangeeft (maar de bal weer misslaat met zijn etymologie, maar daarop zullen we nu eens niet ingaan). Het woord dat men gebruikte voor zon drieste bende jagende honden kreeg al gauw een toepassing op de mens, in het Frans vanaf 1200 al. Een andere afstammeling was émeute, een meer algemeen woord voor oproer dat we nog altijd gebruiken.
Rond 1470 krijgen we de eerste vermelding van de vorm mutin, als bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord: een woeste persoon, een woesteling, meer bepaald in de betekenis van een opstandeling, een rebel, een ongeregelde soldaat, een muiter. Rond dezelfde tijd verschijnt het woord ook in het Engels, met dezelfde betekenis. Van Dale geeft geen verdere uitleg bij zijn wel erg vroege datum voor ons Nederlandse muiter. Laten we dus maar aannemen dat het woord in heel Europa is doorgedrongen via Frans.
Dit was een periode van grote onrust in heel Europa, de Honderdjarige oorlog eindigde officieel (het is een term die pas in de 19de eeuw aan die reeks oorlogen gegeven is) in 1453; er moeten toen heel wat muiterijen van slecht of niet betaalde huurlingen geweest zijn, heel wat benden van beroepssoldaten op zoek naar werk of bij gebrek daaraan, naar eten, drinken, geld, vrouwen en geweld zonder meer. Vandaag zien we het zelfde gebeuren in oorlogsgebieden en in streken waar hongersnood heerst, armoede, ziekte en ellende. Daar is het weer het recht van de sterkste, van de best bewapende dat het haalt.
09-11-2006
DSCH
Op 25 september 1906 werd Dmitri Shostakovich geboren in Sint-Petersburg. Het is dus een Shostakovich-jaar, dat je merk je op de radio en bij de aanbiedingen in de platenzaken. Voor mij een goede gelegenheid om aan een van mijn meest geliefde componisten aandacht te besteden. Ik leerde hem kennen rond 1980, toen enkele uitvoeringen op de radio mij opvielen. Ik heb nooit veel fonoplaten gekocht, ik vond ze te duur voor zon kwetsbaar product, want zelfs met de beste zorgen waren er na enkele keren luisteren al vervelende tiks te horen. Toch heb ik de vrij dure cassette met de strijkkwartetten gekocht, de uitvoering met het Fitzwilliam Quartet. Toen volgde de periode dat de Cd opkwam en mijn eerste aankopen waren de uitvoeringen van de symfonieën, meestal met Haitink en het Concertgebouworkest. Dat ging toen nog één voor één, als je ze al vond, in FNAC in Brussel. Op een uitvoering van de 4de bijvoorbeeld heb ik jaren gewacht. Nu vindt je alles op Cd in verscheidene uitstekende versies en voor geen geld, gelukkig, maar het plezier van het zoeken en de verrassing van het vinden zijn definitief weg, nu is het lembarras du choix, we leven in een wereld van overvloed. Dat was zeker niet het geval voor DSCH, zoals ik hem maar zal noemen, dat typt rapper en het zijn de initialen die hij zelf meer dan eens als muzikaal thema verwerkte in zijn muziek. De laatste jaren onder de tsaar waren geen pretje, in 1914 werd ook Rusland meegesleurd in de wereldoorlog en in 1917 begon de Oktoberrevolutie die Rusland en uiteindelijk de hele wereld definitief zou veranderen. Na Lenin kwam Stalin en een schrikbewind dat in wreedheid en omvang zelfs niet door de Nazis overtroffen werd. In 1941 verbrak Hitler het niet-aanvalspact dat hij met Stalin had gesloten en viel Rusland binnen met een furie die hij tot nog toe voor Polen had voorbehouden. Ook de naoorlogse Sovjet-Unie was niet bepaald paradijselijk en zelfs na de dood van Stalin in 1953 bleef de oorlog koud en was de glasnost-dooi nog veraf. Vanaf 1958 ging de gezondheid van DSCH achteruit: hij bleek polio te hebben, met onder meer verlamming van de rechterhand. Hij viel herhaaldelijk en brak beide benen. In 1966 en 1971 had hij hartaanvallen. Hij kon het roken en ook de drank niet laten. In 1975 stierf hij aan longkanker. Anderzijds was DSCH er niet slechter aan toe dan zijn medeburgers, in tegendeel. Hij viel al heel snel op als een uitzonderlijk muzikaal talent en dat heeft hem zijn hele leven lang in een geprivilegieerde positie gebracht, zodat hij materieel en ook intellectueel kon genieten van omstandigheden waarvan de gewone man en de meeste van zijn collegas slechts konden dromen. Dank zij zijn muziek werd hij een ereburger van de Sovjet-Unie. Er zijn boeken geschreven over zijn politieke overtuigingen en hoe die tot uiting kwamen in zijn muziek. Sommigen zien in zijn muziek de onverbloemde kritiek op het communisme en op de machthebbers, terwijl anderen erop wijzen dat hij niet geëmigreerd is, zoals talloze andere kunstenaars en intellectuelen, en dat hij steeds loyaal gebleven is tegenover het regime. Het is mijn bedoeling om DSCH en zijn muziek beter te leren kennen. Mijn plan is om dat te doen aan de hand van zijn vijftien strijkkwartetten. Dat laat me toe om het werk te verdelen in ten minste vijftien meer verteerbare delen. Een eerste werk voor strijkkwartet dateert van 1931, het laatste van 1974, zodat we ook een overzicht krijgen van ongeveer de laatste 45 jaar van zijn leven, waarin hij ook het grootste gedeelte van zijn werk heeft gecomponeerd; enkel de eerste drie van de vijftien symfonieën dateren van voor 1931. Ik ben geen musicoloog. Sinds vele jaren lees ik wel veel over muziek en vaak ben ik daarbij gefrustreerd én teleurgesteld. Neem nu de zogenaamde liner notes, de teksten die je in het beste geval als bijlage vindt bij Cds. Meestal zijn dat gemeenplaatsen over het leven en werk en over de uitvoering, gewoonlijk van het overdreven lovende commerciële soort. Als de auteur een musicoloog is, dan wordt het al gauw onleesbaar voor de leek, zelfs als hij erg geïnteresseerd is. Allerlei termen worden gebruikt zonder veel uitleg, technische besprekingen en zeer gespecialiseerde details en notenvoorbeelden schrikken nog meer af dan het meestal nauwelijks leesbare minuscule lettertype. Schrijven over muziek is dus een pad bezaaid met vele hindernissen. We zullen wel zien.
08-11-2006
ex libris: Ellis Peters
Nog zo een naam die voortdurend opduikt: Ellis Peters (1913-1995), schrijfster van misdaadromans, vooral bekend van de schier eindeloze reeks Chronicles of Brother Cadfael, die zich in de Middeleeuwen situeren, maar ook op Tv te zien zijn, met Derek Jacobi in de titelrol. Ik kocht laatst van haar Flight of a Witch (1964) tweedehands, natuurlijk, voor 10 cent, echt waar. Voor die fabuleuze som kreeg ik 247 paginas aangename spanning, zonder de horror van meer recente, vooral Amerikaanse krimis, in een Engels om duimen en vingers af te likken. Het verhaal doet er niet toe, waar het om gaat is het levendige en totaal geloofwaardig sociaal portret van een dorp ergens in Wales in de jaren 60 van vorige eeuw. Het leest allemaal heel vanzelfsprekend, maar zo schrijven kan alleen een professioneel. Dus als je de kans krijgt, lees eens iets van Ellis Peters.
D.O.M.
Op 31 oktober zijn we naar de begraafplaats van mijn ouders geweest, in Eeklo. Ook mijn zus ligt daar begraven, ze was 36 toen ze stierf in 1974. Mijn vader volgde haar een jaar later, hij was toen 66. Vier jaar later stierf mijn moeder, ze was 74. Mijn broer was 59 toen hij stierf in 2001. Hij werd gecremeerd en zijn asse berust bij zijn weduwe. Hem konden we niet groeten op het kerkhof. Elk jaar sta ik ook even stil bij het graf van mijn vriend uit mijn kinderjaren, André. We waren even oud, één dag verschil maar, en we waren onafscheidelijk tot onze puberteit. Hij stierf tijdens ons eerste jaar aan de universiteit, we waren 20. In zijn geval is dit gezegde zeker van toepassing: het zijn de beste die eerst gaan, hij was zo uitzonderlijk begaafd. Dit jaar vergezelde Dirk, mijn oudste zoon, ons met zijn vrouw Katrien en de kleinkinderen Sofie, Sarah en Michiel. Het was een prachtige dag. Wij zelf waren met de trein gegaan, en we werden goed ontvangen op hutsepot en daarna koffie en taart, in de beste Vlaamse traditie, bij mijn oudste broer en schoonzus. Op het kerkhof gingen de nieuwsgierige blikken van de kinderen naar de grafzerken, en dat deed ook ons wat aandachtiger rondkijken. Op verscheidene zerken stond: D.O.M. en hoewel Dirk en Katrien classici zijn en ikzelf ook wel prat ga op mijn kennis van het Latijn, konden we niet meteen de betekenis van die afkorting achterhalen. Ik suggereerde Deo omnis , alle aan God, verder geraakten we niet. Later dacht ik aan de likeur Bénédictine, die op het etiket ook D.O.M. vermeldt. Enig zoekwerk bracht het resultaat: Deo optimo maximo is het motto van de orde van de Benedictijnen, die ook de likeur op de markt brachten. Het betekent: aan of voor de allerhoogste God. Bij christelijke uitvaarten zingt men in de kerk vaak een hymne met deze tekst: Niemand leeft voor zichzelf, niemand sterft voor zichzelf, we leven en sterven voor God onze Heer. Dat geeft dezelfde gedachte weer van D.O.M. en ik steiger elke keer dat ik ermee geconfronteerd wordt. Ik kan die uitzonderlijk sterke en exclusieve band met God niet duiden. Ik vind helemaal niet dat wij enkel voor hem leven en sterven, kan me niet voorstellen dat een god dat zou wensen. Als we op het einde van ons leven niets anders hebben als conclusie dan dat: het was voor de allerhoogste, dan wijst dat op een miserabel leven, blij dat het lijden hier op aarde voorbij is, en dat we de hemel verdiend hebben, waar we eindelijk verlost zijn van alle aards leed en onvolkomenheid. Ik kan nog aannemen dat dit gevoelens zijn van een Darfur-moeder die het uitgemergelde lijkje van haar peuter onder een laagje zand bedekt, want enige zin heeft dat leven inderdaad niet gehad, tenzij als aanklacht tegen de menselijke dwaasheid. Maar het D.O.M. op onze 19de-eeuwse praalgraven en zelfs meer recente sobere gedenkstenen is een anomalie. Wij genieten hier van het leven met volle teugen, ook al weten we dat er ook tegenslagen zijn en dat het leven zelf vroeg of laat ten einde loopt, en we overleven omdat we van dat leven houden, niet om de beloning die ons wacht na dit tranendal. D.O.M. is op een grafzerk net zo ongepast als op een fles likeur.
07-11-2006
Muiterij
Het is een van onze moderne mythes, iedereen heeft er wel van gehoord, en de media hebben er dankbaar uitvoerig gebruik van gemaakt. Ik heb het over de muiterij op de Bounty.
Bounty is Engels voor goedheid, in het Latijn bonitas, in het Frans bonté. In het Engels zijn er enkele interessante nevenbetekenissen: in de eerste plaats vrijgevigheid en vandaar ook overvloed, en dat is ook de betekenis van de naam van het schip. Maar bounty was ook een som die als lokaas werd aangeboden om aan te monsteren op een schip, of een premie om het bereiken van een bepaald doel te stimuleren en te belonen. We kennen ook de bounty hunters uit het wilde Westen, de premiejagers die louter omwille van de beloning misdadigers ongenadig opspoorden en dead or alive voor het gerecht brachten. Nomen est omen, zoals we zullen zien.
En dan nu de feiten, want het is een mythe die gebaseerd is op een waar gebeurd verhaal. Op 28 april 1789 kwam de bemanning van het gewapende vrachtschip Bounty in de buurt van Tonga in opstand tegen de kapitein, William Bligh. De aanvoerder van de muiters was Christian Fletcher, een onderofficier. Bligh werd met 18 bemanningsleden die hem trouw bleven in een sloep gezet. Na een reis van bijna 6.000 kilometer in die open boot bereikte hij op 14 juni het eiland Timor. De muiters stichtten een kolonie op het onbekende eiland Pitcairn en leefden er verborgen tot in 1808. Enkele anderen werden in Tahiti gevangen genomen en in Engeland opgehangen.
In het verhaal speelt het karakter van William Bligh een belangrijke rol. De muiters beschuldigden hem van tirannie en wreedheid in de toepassing van de scheepsreglementen. Hijzelf echter meende dat de bemanning was aangetrokken door het gemakkelijke leventje op de eilanden en dat ze verleid waren door de plaatselijke vrouwen. Historici tekenen een minder eenzijdig beeld van de man. Hij was ongetwijfeld een uitstekende navigator en verdiende zijn sporen onder meer als stuurman van Cook tijdens diens wereldreizen. Hij was ook als soldaat en aanvoerder uitzonderlijk dapper in de strijd. Maar hij had een scherpe tong, en gedroeg zich eerder zelfbewust, misschien wel ronduit arrogant, zowel tegen medeofficieren als tegenover ondergeschikten. Hij paste het harde reglement van de marine toe zonder daar veel over na te denken, maar stond niet bekend als uitzonderlijk wreedaardig. De muiterij bleek later geen smet op zijn blazoen: hij bracht het uiteindelijk tot admiraal. Tijdens zijn latere carrière had hij nog enkele keren te maken met muiterijen, zeker één keer, in Australië, omwille van zijn vernederend gedrag. Hij stierf in 1817.
We kennen dit verhaal in de eerste plaats door het rapport van William Bligh zelf, gepubliceerd in 1792. In 1831 schreef John Barrow, lid van de Admiraliteit, een officieel rapport over de oorzaken en de afloop van de muiterij. In 1882 beschreef ook Jules Verne het verhaal. Veel later, in 1932 schreven Nordhoff en Hall het eerste deel van de The Bounty Trilogy. Wellicht daardoor geïnspireerd kwam in 1933 de eerste, Australische, film over ons onderwerp, met voor het eerst Errol Flynn op het scherm. In 1935 volgde Hollywood, met Clark Gable and Charles Laughton. Onze generatie heeft vooral genoten van de versie van 1962, met Marlon Brando en Trevor Howard, terwijl onze kinderen zich wellicht eerder de versie van 1984 met Mel Gibson en Anthony Hopkins zullen herinneren.
Het verhaal is dus altijd al populair geweest, en niet zonder reden. Het heeft alle elementen om het blijvend aantrekkelijk te maken: een avontuurlijke verre reis met een zeilschip, een arrogante kapitein die met lijfstraffen en onnodig wrede maatregelen iedereen tegen zich opzet, de muiterij van de bemanning met de galante Christian Fletcher, het exotische decor en de verleidelijke plaatselijke schonen, de heroïsche terugtocht van de kapitein in de open sloep, de vlucht van de muiters naar een onbewoond eiland dat niet op de kaart staat, de achtervolging door de Britse admiraliteit
De werkelijkheid was wel enigszins anders. Het is de muiters niet goed vergaan: onderlinge ruzies inclusief moord, en conflicten met de inboorlingen, evenals ziekte en ontbering zorgden ervoor dat er uiteindelijk maar één overbleef op het idyllische eiland. Dit aspect wordt in de meeste versies achterwege gelaten, net zoals de latere briljante loopbaan van Bligh.
De sympathie gaat dus meestal naar de muiters, die zich verzetten tegen de tirannieke kapitein. We zijn in 1789, het jaar van de bestorming van de Bastille, het begin van de emancipatie van de gewone man, het einde van het Ancien régime en van de macht van de aristocratie. Een detail, misschien, maar het was Christian Fletcher die van adel was, en Bligh was de pauper die zich in de Navy door hard werk, een helder verstand en ook door zijn dapperheid en strijdlust had opgewerkt tot kapitein. Het was ook de tijd van de romantiek, die dweept met exotische plaatsen waar de mens nog in nauw contact met de natuur leeft, ver van harde, dorre wetten en troosteloze levensomstandigheden, waar het voedsel van de bomen kan geplukt worden en het water altijd helder is, de hemel steeds azuurblauw, en de vrouwen eeuwig jong, bekoorlijk en gewillig.
Het is een klassiek voorbeeld van de tweestrijd die onze wereld tekent en die ook in elk van ons aanwezig is: het conflict tussen het individu en de macht van de overheersende maatschappij, van vrijheid tegenover orde en gezag, van persoonlijk initiatief tegenover het logge en starre staatsbestel, van emotie tegenover verstand, van leven vanuit een overtuiging tegenover leven onder dwang.
In die strijd is het, in dit verhaal en in de hele geschiedenis, meestal niet de kant die onze sympathie krijgt die het ook uiteindelijk haalt. Een samenleving waarin iedereen zomaar zijn gang gaat, kan niet overleven. Maar een samenleving waarin het individu volledig gedomineerd wordt door de maatschappij kan dat evenmin. Het komt er dus op aan om een middenweg te vinden, een politiek stelsel waarin het individu zijn vrijheid niet hoeft prijs te geven in ruil voor een beschermd leven en waarin de maatschappij niet in haar bestaan bedreigd wordt door de onverantwoordelijke daden van sommige van haar leden. Onze democratie, hier en nu, lijkt aan die twee complementaire vereisten het best te beantwoorden. Laten we dat tere bloempje koesteren.