mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
07-11-2006
Muiterij
Het is een van onze moderne mythes, iedereen heeft er wel van gehoord, en de media hebben er dankbaar uitvoerig gebruik van gemaakt. Ik heb het over de muiterij op de Bounty.
Bounty is Engels voor goedheid, in het Latijn bonitas, in het Frans bonté. In het Engels zijn er enkele interessante nevenbetekenissen: in de eerste plaats vrijgevigheid en vandaar ook overvloed, en dat is ook de betekenis van de naam van het schip. Maar bounty was ook een som die als lokaas werd aangeboden om aan te monsteren op een schip, of een premie om het bereiken van een bepaald doel te stimuleren en te belonen. We kennen ook de bounty hunters uit het wilde Westen, de premiejagers die louter omwille van de beloning misdadigers ongenadig opspoorden en dead or alive voor het gerecht brachten. Nomen est omen, zoals we zullen zien.
En dan nu de feiten, want het is een mythe die gebaseerd is op een waar gebeurd verhaal. Op 28 april 1789 kwam de bemanning van het gewapende vrachtschip Bounty in de buurt van Tonga in opstand tegen de kapitein, William Bligh. De aanvoerder van de muiters was Christian Fletcher, een onderofficier. Bligh werd met 18 bemanningsleden die hem trouw bleven in een sloep gezet. Na een reis van bijna 6.000 kilometer in die open boot bereikte hij op 14 juni het eiland Timor. De muiters stichtten een kolonie op het onbekende eiland Pitcairn en leefden er verborgen tot in 1808. Enkele anderen werden in Tahiti gevangen genomen en in Engeland opgehangen.
In het verhaal speelt het karakter van William Bligh een belangrijke rol. De muiters beschuldigden hem van tirannie en wreedheid in de toepassing van de scheepsreglementen. Hijzelf echter meende dat de bemanning was aangetrokken door het gemakkelijke leventje op de eilanden en dat ze verleid waren door de plaatselijke vrouwen. Historici tekenen een minder eenzijdig beeld van de man. Hij was ongetwijfeld een uitstekende navigator en verdiende zijn sporen onder meer als stuurman van Cook tijdens diens wereldreizen. Hij was ook als soldaat en aanvoerder uitzonderlijk dapper in de strijd. Maar hij had een scherpe tong, en gedroeg zich eerder zelfbewust, misschien wel ronduit arrogant, zowel tegen medeofficieren als tegenover ondergeschikten. Hij paste het harde reglement van de marine toe zonder daar veel over na te denken, maar stond niet bekend als uitzonderlijk wreedaardig. De muiterij bleek later geen smet op zijn blazoen: hij bracht het uiteindelijk tot admiraal. Tijdens zijn latere carrière had hij nog enkele keren te maken met muiterijen, zeker één keer, in Australië, omwille van zijn vernederend gedrag. Hij stierf in 1817.
We kennen dit verhaal in de eerste plaats door het rapport van William Bligh zelf, gepubliceerd in 1792. In 1831 schreef John Barrow, lid van de Admiraliteit, een officieel rapport over de oorzaken en de afloop van de muiterij. In 1882 beschreef ook Jules Verne het verhaal. Veel later, in 1932 schreven Nordhoff en Hall het eerste deel van de The Bounty Trilogy. Wellicht daardoor geïnspireerd kwam in 1933 de eerste, Australische, film over ons onderwerp, met voor het eerst Errol Flynn op het scherm. In 1935 volgde Hollywood, met Clark Gable and Charles Laughton. Onze generatie heeft vooral genoten van de versie van 1962, met Marlon Brando en Trevor Howard, terwijl onze kinderen zich wellicht eerder de versie van 1984 met Mel Gibson en Anthony Hopkins zullen herinneren.
Het verhaal is dus altijd al populair geweest, en niet zonder reden. Het heeft alle elementen om het blijvend aantrekkelijk te maken: een avontuurlijke verre reis met een zeilschip, een arrogante kapitein die met lijfstraffen en onnodig wrede maatregelen iedereen tegen zich opzet, de muiterij van de bemanning met de galante Christian Fletcher, het exotische decor en de verleidelijke plaatselijke schonen, de heroïsche terugtocht van de kapitein in de open sloep, de vlucht van de muiters naar een onbewoond eiland dat niet op de kaart staat, de achtervolging door de Britse admiraliteit
De werkelijkheid was wel enigszins anders. Het is de muiters niet goed vergaan: onderlinge ruzies inclusief moord, en conflicten met de inboorlingen, evenals ziekte en ontbering zorgden ervoor dat er uiteindelijk maar één overbleef op het idyllische eiland. Dit aspect wordt in de meeste versies achterwege gelaten, net zoals de latere briljante loopbaan van Bligh.
De sympathie gaat dus meestal naar de muiters, die zich verzetten tegen de tirannieke kapitein. We zijn in 1789, het jaar van de bestorming van de Bastille, het begin van de emancipatie van de gewone man, het einde van het Ancien régime en van de macht van de aristocratie. Een detail, misschien, maar het was Christian Fletcher die van adel was, en Bligh was de pauper die zich in de Navy door hard werk, een helder verstand en ook door zijn dapperheid en strijdlust had opgewerkt tot kapitein. Het was ook de tijd van de romantiek, die dweept met exotische plaatsen waar de mens nog in nauw contact met de natuur leeft, ver van harde, dorre wetten en troosteloze levensomstandigheden, waar het voedsel van de bomen kan geplukt worden en het water altijd helder is, de hemel steeds azuurblauw, en de vrouwen eeuwig jong, bekoorlijk en gewillig.
Het is een klassiek voorbeeld van de tweestrijd die onze wereld tekent en die ook in elk van ons aanwezig is: het conflict tussen het individu en de macht van de overheersende maatschappij, van vrijheid tegenover orde en gezag, van persoonlijk initiatief tegenover het logge en starre staatsbestel, van emotie tegenover verstand, van leven vanuit een overtuiging tegenover leven onder dwang.
In die strijd is het, in dit verhaal en in de hele geschiedenis, meestal niet de kant die onze sympathie krijgt die het ook uiteindelijk haalt. Een samenleving waarin iedereen zomaar zijn gang gaat, kan niet overleven. Maar een samenleving waarin het individu volledig gedomineerd wordt door de maatschappij kan dat evenmin. Het komt er dus op aan om een middenweg te vinden, een politiek stelsel waarin het individu zijn vrijheid niet hoeft prijs te geven in ruil voor een beschermd leven en waarin de maatschappij niet in haar bestaan bedreigd wordt door de onverantwoordelijke daden van sommige van haar leden. Onze democratie, hier en nu, lijkt aan die twee complementaire vereisten het best te beantwoorden. Laten we dat tere bloempje koesteren.
04-11-2006
etymon: satelliet
Satelliet is een modern woord, zou je denken, maar echt nieuwe woorden zijn er niet veel, en als we er dan al eentje maken, dan vergeten we soms wie en hoe, zoals bij het prachtige fiets: niemand weet precies waar het woord vandaan komt of wie het voor het eerst gebruikt heeft.
Satelliet dus. De verre oorsprong is het Latijn, zoals wel vaker het geval is met wetenschappelijke termen en met woorden die er in verscheidene talen ongeveer eender uitzien. Satelles betekent in het klassiek Latijn: een begeleider van een belangrijke persoon, een erewacht; later kwam er de meer algemene betekenis: iemand die met een andere persoon meegaat, een begeleider, maar ook een meeloper, iemand die zich gemakkelijk laat beïnvloeden. Soms is er ook een pejoratieve, negatieve bijklank: een trawant, een mededader, een medeplichtige.
Zoals we eerder al gezien hebben, heeft het Latijn stilaan zijn verbuigingen verloren, die werden vervangen door voorzetsels, zoals in het Nederlands. De vorm die behouden werd, was meestal niet de nominatief, dat is de onverbogen vorm, maar de accusatief, dat is de naamval van het lijdend voorwerp. In ons geval is dat satellitem.
Het woord satellite duikt in het Frans op rond 1350, als vertaling (nou, ja ) van het Latijnse satelles en met dezelfde betekenis die we aangaven: de erewacht van de koningen in de oudheid. Rond 1470 wordt het gebruikt voor een persoon die in loondienst is van een andere, hoger geplaatste persoon, vaak specifiek voor een gewapende huurling.
Rond 1600 krijgen we dan voor het eerst de astronomische betekenis, als Keppler de manen van Jupiter sprekend met die naam aanduidt omdat ze in een vaste baan rond de planeet wentelen.
Vanaf 1800 spreekt men ook van satellietstaten: het zijn kleinere landen die in principe onafhankelijk zijn, maar die in belangrijke mate hun politiek (moeten) laten bepalen door een machtige buur. In de 20ste eeuw was het vooral de Sovjet-Unie die op die manier alle landen van het Oostblok tot gedwongen satellieten maakte.
In 1936 wordt voor het eerst de mogelijkheid geopperd van een kunstmatige satelliet; in 1945 beschrijft de SF-auteur Arthur C. Clarke een communicatiesatelliet in een van zijn verhalen; hij krijgt er later enkele prijzen voor, en ook één aandeel van Bell, als die de eerste commerciële telecommunicatiesatelliet gaan uitbaten. Die kunstmanen, zoals de bekende Spoetnik, komen er pas vanaf 1960, eerst als wetenschappelijk experiment, maar vandaag wemelt het van satellieten of kunstmanen in een baan rond de aarde, vooral voor communicatiedoeleinden.
Er is ook een medische toepassing: men spreekt van satellietaders en satellietspieren, om aan te duiden dat ze in de buurt van en in functie van een of ander orgaan werkzaam zijn.
Van Dale maakt er zich weer gemakkelijk van af: komt van het Franse satellite en is in 1853 voor het eerst gebruikt in het Nederlands. Tja
We staan er niet bij stil wat voor ingewikkelde toestanden er allemaal aan te pas komen als we onze schotelantenne naar de hemel richten, net zoals we spreken over satellieten zonder ook maar even te denken aan die oorspronkelijke erewachten van de Romeinse koningen, zon 2500 jaar geleden. Toen wisten ze het al: nil novi sub sole: er is niets nieuws onder de zon, al hebben ze er toen zeker niet aan gedacht dat de mens kunstmanen rond de aarde zou plaatsen om telefoongesprekken, televisiebeelden en wat nog al meer heen en weer te flitsen.
03-11-2006
leesgewoonten
Gedurende dertig jaar las ik The New Yorker wekelijks, cover to cover, zoals dat heet. Eerst eens doorbladeren, genieten van de fijne cartoons, de interessante advertenties, een niet mis te verstaan beeld van de Amerikaanse samenleving. Dan, als ik na het werk of tijdens het weekeind zin had om te lezen, de artikels. De poëzie spaarde ik voor een rustig moment, maar dat kwam er meestal pas tijdens de kerstvakantie, en dan las ik de opgestapelde newyorkers nog eens, de cartoons, de advertenties, de bloopers, en de poëzie.
Toen werd mijn weekblad overgenomen, de redactie werd ontslagen of vertrok misprijzend, een aantal medewerkers volgde. Alles werd wat meer commercieel, meer aandacht voor de media, voor plaatselijke Amerikaanse toestanden. Dus minder interessant. En op een goede dag, toen ik de jaarlijkse brief kreeg om mijn abonnement te hernieuwen, met de tekst: je zou je New Yorker toch niet willen missen? dacht ik: ik mis mijn New Yorker nu al, het is niet meer hetzelfde weekblad. Met pijn in het hart heb ik het abonnement laten verlopen, en later mijn verzamelde jaargangen aan de universiteitsbibliotheek geschonken. Ik surf nog wel eens naar de site, en haal soms nog eens het kortverhaal binnen, maar steeds minder vaak, merk ik, de laatste die ik afdrukte liggen er ongelezen bij.
Toen ik met pensioen ging, nam ik een abonnement op Knack. Aanvankelijk viel dat nogal mee, maar dan begon het te vervelen, de kunstmatige opgewektheid, de commercie schaamteloos vermomd als journalistiek, de oppervlakkigheid van de inhoudelijke artikels. Dus: abonnement niet hernieuwd.
Nu heb ik een alternatief gevonden. Niet een ander tijdschrift, maar een aantal boeken die ik tegelijk lees. Er zijn verhalenbundels bij, vulgariserende wetenschap, filosofie, non-fiction, teksten over muziek, poëzie, alles wat me onder handen komt en interessant lijkt. Al die boeken hebben een plaatsje op een rollend kastje dat naast mijn luie zetel staat in de heldere tuinkamer, waar Lut vaak staat te schilderen. Sommige werken blijven er wat langer en kwijnen soms wat weg, andere krijgen een dagelijks bezoek en verdwijnen dan tevreden naar de alfabetische boekenrekken.
Het grote voordeel is dat je zelf je mengeling maakt en die aanpast bij tegen- of meevallende ervaring. De kwaliteit is ook stukken beter dan bij haastig geschreven wekelijkse stukjes. Voor het aanbod wend ik mij tot de tweedehandse boekenwinkels en de Kringloopwinkels in en om Leuven, soms iets nieuws dat in de media komt en dat ik dan meestal bij Club of via Proxis (=Club, trouwens) koop.
Na het avondeten en de afwas verplaatsen we ons naar de zitkamer, waar de Tv staat en de betere geluidsinstallatie. Na het nieuws zoek ik op Tv een documentaire, een quiz op BBC of Nederland of het liefst nog een muziekuitvoering op Mezzo, zoniet is het klassieke muziek op een van de satellietzenders, en dan lees ik meestal een roman, ook wel ontspannende dingen zoals detectiveverhalen, kijk maar naar mijn ex libris hiernaast.
Voor het overzicht van de Tv-programmas is er de erg handige website van het Tv-blad, waar je zelf je zenderselectie kan vastleggen. Gratis en steeds up-to-date, en zo produceer je geen papierafval. Zoals bij blogs.
02-11-2006
En God sprak...
Filosofen van alle tijden hebben hemel en aarde bewogen om aan te tonen dat die aarde en die hemel een zinvol geheel vormen, en dat die zin aan de wereld is gegeven door zijn schepper; meer nog: het feit dat die zin er was, gold als een bewijs voor het bestaan van de schepper. Ook vandaag nog is die stelling nog actueel. Vanuit Amerika bereikt ons de stelling van het intelligent design: de wereld is niet toevallig zoals hij is, hij beantwoordt aan een bedoeling, de bedoeling van een schepper.
Die redenering is in feite een omkering van de werkelijkheid. De wereld is zoals hij is. De mens probeert te ontdekken hoe hij is, en hoe het komt dat hij zo is. De wetenschap achterhaalt de wetmatigheden langzaam, pas in de laatste eeuwen gaat het echt goed vooruit, al weten we zeker nog niet alles, misschien zelfs nog maar een onbeduidend deel. Elke nieuwe stap van de wetenschap is aanvankelijk een veronderstelling, een hypothese. Pas als blijkt dat die hypothese ook werkt, dat er geen tegenaanduidingen zijn en dat andere hypothesen erbij aansluiten, gaan wij spreken van een wet, maar ook dat is maar voorlopig, want nieuwe ontdekkingen leiden tot nieuwe hypotheses, en tot nieuwe wetten. Maar de wetten veranderen de wereld niet, ze proberen de werkelijkheid alleen maar te verklaren. De wetenschap is onze schuchtere poging om te begrijpen hoe de wereld is, en niet het ontdekken van wetten die in die wereld verankerd zijn, die erin gelegd zijn door een schepper.
De discussie doet me denken aan de anekdote die verteld wordt over verscheidene beeldhouwers: de kunst van de steenkapper zou er enkel in bestaan weg te halen wat overbodig is, om zo het beeld dat in het blok verborgen was, vrij te maken. Ook dat is de wereld op zijn kop zetten: er zit helemaal niets verborgen in een blok marmer of arduin, of juist alles. De kunstenaar bepaalt wat het resultaat zal zijn, niet een of ander mysterieus ideaal dat ergens verborgen zou zitten, daar aangebracht door een even mysterieuze schepper.
De meeste mensen hebben ondertussen ook wel begrepen dat die schepper, God dus, zijn bedoelingen, zijn masterplan niet zelf in zoveel woorden of een stappenplan aan de wereld meedeelt. Hij doet dat steeds onrechtstreeks, via de mens. Er zijn inderdaad altijd al mensen geweest die beweerden dat God tot hen gesproken had, of dat zij de wil van God begrepen hadden en het als hun roeping, hun plicht beschouwden om die boodschap mede te delen, om dat plan te verwezenlijken. Bij nader toezien bleek dat goddelijk plan heel goed te passen in hun eigen menselijk project van persoonlijk gewin of machtswellust. Dieu le veut! is enkel de religieuze verpakking van zeer menselijke ambities, zo leert ons de geschiedenis, ook vandaag: Irak bevrijden van zijn dictator was misschien wel de wens van God, maar de kruisraketten van nu zijn net zo min te verantwoorden als destijds de kruistochten tegen de bezetters van de heilige plaatsten, niet zo ver uit de buurt, trouwens. Wat de mens zijn medemens aandoet in naam van God zou ook die God met afgrijzen vervullen.
De filosofen die de volmaakte zinvolheid van de wereld voorstonden, stelden meteen ook dat wanneer men de zingevende schepper weglaat, de zin van de wereld eveneens verdwijnt. En dat is ook wat de verdedigers van het intelligent design naar voren brengen, en wat gelovige wetenschappers en wetenschappelijke gevormde kerkleiders ons willen doen geloven. En opnieuw wordt de wereld op zijn kop gezet. Men gaat uit van de veronderstelling dat de wereld moet begrepen worden als een zinvol geheel, dat door de schepper ervan zo bedoeld is, en wetenschap is dan enkel het achterhalen van die bedoeling, van de wetmatigheden van de zinvolle schepping. Maar dat is niet zo, want er is in de wereld meer zinloosheid dan zin, en meer toeval dan opzet. Geen enkele zingevende verklaring van de wereld heeft tot nog toe stand gehouden, geen enkele mythe is waar gebleken, geen enkele godsdienst zaligmakend. De mens wordt geboren en sterft, dat is de enige realiteit. Tijdens zijn leven moet hij rekening houden met de wereld zoals hij die aantreft, met zijn medemensen en met zichzelf. Al onze gedachten, al onze wetenschappen zijn maar overlevingsstrategieën, en geen een die aan de grond van ons bestaan ook maar iets kan veranderen. Je wordt geboren en je sterft, en de tijd die je hier doorbrengt is onooglijk als een korrel zand, een druppel water, een lichtpartikel in de zonnewind.
01-11-2006
Antiques Roadshow
Zondagavond, kwart voor acht. Sinds vele jaren ben ik dan aan de televisie gekluisterd. Op BBC1 heb je dan the Antiques Roadshow, en dat al meer dan vijfentwintig jaar lang. De formule is ondertussen bekend: gewone mensen brengen hun kunstvoorwerpen en curiosa naar een groep experts die in een Britse stad neerstrijken en de roadshow opzetten in een of ander groot gebouw. Alle aangeboden voorwerpen worden geïdentificeerd en er wordt ook een waardeoordeel uitgesproken. Het programma wordt overal ter wereld bekeken, vooral natuurlijk in Engelssprekende landen. De presentatoren, maar vooral de experts van de verschillende domeinen, zijn echte beroemdheden. Mensen staan urenlang in de rij, soms in de plenzende regen. Op Tv krijg je dan de beste, de duurste of de meest interessante stukken te zien, met zeer bevattelijke maar wetenschappelijk gegronde toelichtingen, en met op het einde de apotheose: de verkoops- of verzekeringswaarde. Daarvoor zijn de mensen gekomen: hebben ze een schat op zolder gevonden?
En soms is er echt spektakel. Een voorbeeld. Een koppel is op weg naar de luchthaven voor een korte vakantie. Onderweg stoppen ze op een rommelmarkt en kopen er een sigarettenétui voor enkele ponden, zoiets als 10. Ze nemen het kleinood mee op reis en pas jaren later, als de show in hun buurt passeert, denken ze eraan van het te laten taxeren. Het blijkt een art-déco te zijn van een van de beste Parijse juweliers, en het is meer dan 10.000 pond waard: 15.000. En zo gaat het maar door, een uur lang. De experts schitteren door hun kennis, hun hulpvaardigheid, hun charme. Nooit is er eentje dat neerbuigend doet of iemand belachelijk maakt. Ze slagen er steeds in om soms vrij ingewikkelde details zo over te brengen dat niet alleen de eigenaar van het voorwerp, maar zowat de helft van Groot-Brittannië thuis geboeid zit te luisteren en te kijken. Het is niet zozeer een antiek-show, maar een mensen-show. Achter elk voorwerp zit een verhaal, en dat is wat naar voren gehaald wordt. Zo krijg je week na week een culturele geschiedenis van onze beschaving en onze samenleving, op een onderhoudende en rijk geïllustreerde manier, briljant in beeld gebracht.
Natuurlijk zijn er zowat overal dergelijke programmas ontstaan. In Nederland heb je het zeer verdienstelijke Tussen kunst en kitsch, maar hoe ze ook proberen, ze halen nooit het niveau van het Britse voorbeeld. Het verschil ligt onder meer hierin, dat de Nederlandse presentator/trice bij de belangrijkste stukken een soort Sancho Panza of Watson-rol op zich neemt, en het gesprek leidt tussen de eigenaar en de expert, als een soort journalist. Op de BBC is er een direct gesprek tussen expert en eigenaar, zodat het drama rechtstreeks en perfect is, een emotionele voltreffer van formaat, ik krijg telkens weer een krop in de keel en tranen in de ogen. Daarnaast zijn het natuurlijk ook de experts die de show maken, en bij onze noorderburen zitten er enkele eerder verwaande kerels bij, en enkele die menen geleerd te moeten doen. Enkel de specialist in Hollands gleiswerk, een man van Indonesische afkomt, vermoed ik, zou niet misstaan op de BBC.
Soms krijg je een compilatie van de momenten waarop de waarde medegedeeld wordt, met de reacties van de eigenaars: fascinerend!
Natuurlijk speelt het verrassingselement daarin een enorme rol. Zolang de mens bestaat, is hij erop belust om onverwacht zijn fortuin te zien keren: hij vindt een pot goud onder de grond, of olie; hij erft van een rijke oom uit Amerika; het weesmeisje blijkt een prinses te zijn, de vondeling de erfgenaam van de baron, de aandelen in de koffer van opa zijn een fortuin waard.
Een van de meest treffende episodes bracht een bag lady in beeld, een oudere, wat verwaarloosde vrouw, klein van gestalte, met een zachte stem en warme ogen. Ze leefde op straat en verzamelde al vele jaren al wat ze vond in vuilbakken en op het stort. Ze had een collectie siervoorwerpen meegebracht: broches, ringen, oorringen, colliers, kleine doosjes. De expert van dienst behandelde haar op de meest voorkomende manier, zoals dat alleen op de Roadshow kan, ik ken niemand die dat op de Vlaamse of Nederlandse zenders zo fijngevoelig zou kunnen. Bleek dat een aantal van die gevonden voorwerpen veel, héél veel geld waard waren: Cartier, goud, echte diamanten Haar oogjes twinkelden, ze glimlachte breed, met ingehouden plezier. En dan wendde ze zich tot haar zoon, die bij haar was: Dit is allemaal voor jou, verkoop het maar en zoek je nu maar een goede vrouw!
Voor mij is Antiques Roadshow het volmaakte programma, een verademing bij al het banale dat op ons losgelaten wordt, een eenzaam eiland van cultuur in een week van geweld en boertigheid. Ik zou het niet willen missen voor geen geld ter wereld.
28-10-2006
realis presentia
Nooit gedacht dat we dat nog zouden meemaken: een priester in clergy, met Romeinse boord (of: met een stuk in zijn kraag), die op Tv een forum krijgt om de officiële leer van de katholieke kerk te verkondigen. De aanleiding: er zou in Rome een beslissing in de maak zijn die het aan priesters die dat willen, de toelating verleent om de mis te doen in de zogenaamde tridentijnse ritus.
Om te beginnen: tridentijns is een barbarisme, een woord overgenomen uit een vreemde taal zonder dat daar veel reden voor is.
Trento is een stad in het noorden van Italië. Van 1545 tot 1563 werd daar een concilie gehouden, het concilie van Trente, in het Nederlands. In het Latijn heet die stad Tridentum, het was dus het Consilium Tridentinum, want de taal van de kerk was het Latijn. Dat concilie was een reactie op het succes van het protestantisme. Men probeerde de kritiek van hervormers als Luther, Calvijn, Zwingli en vele anderen, ook brave katholieken zoals Erasmus, op bedenkelijke toestanden in de kerk, om te zetten in eigen hervormingen, die allerlei misbruiken moesten uitroeien.
Het betekende ook een meer centraliserende aanpak van de leer van de kerk en van de dagelijkse praktijken van de liturgie. Zo heeft men toen nauwkeurig het ritueel bepaald voor de missen bij allerlei gelegenheden, en dat voor de hele katholieke wereld. Dat is dus de ritus tridentinus, de tridentijnse ritus. Beter ware: de liturgie van (het concilie van) Trente.
Die ritus heeft het tweede Vaticaans concilie in 1970 afgeschaft en vervangen door een meer moderne. Het belangrijkste verschil is ongetwijfeld het gebruik van de volkstaal, het meest zichtbare de draai van 180° die de priester maakte: voortaan was zijn gelaat naar de gelovigen gewend.
En alsof ze daar in Rome niets anders te doen hebben, zijn ze nu aan het overleggen of het toch niet beter ware dat men ook weer de liturgie van in 1545 zou kunnen gebruiken, niet verplicht natuurlijk, maar het zou weer mogen.
Ene adellijke dame, die ook journaliste is, verkondigde zonder verpinken dat ze daarover zeer verheugd was. Al dat moderne gedoe tijdens de mis, men is voorwaar meer met de armen en de vierde wereld bezig dan met God (sic!)
Een mediafiguur, die ook een soort professor is in een soort faculteit in de al dan niet katholieke universiteit in Leuven, deed zwakke pogingen om zowel de herkenbare Opus Dei-vertegenwoordiger als de minder herkenbare sympathisante ervan op andere aspecten van de zaak te wijzen, maar was merkwaardig tolerant voor deze nieuwe ontwikkeling, of eerder: voor dit met vele eeuwen terugdraaien van de klok.
Ik was het meest gegrepen door de rustige, zelfverzekerde, hiëratische manier waarop de Opus Dei-figuur de essentie van de eucharistieviering uitlegde: de priester brengt er, door zijn woord en gebaar, God zelf aanwezig in het vlees en bloed van Christus, onder de gedaante van het brood en de wijn.
In de theologie noemen ze dat de realis presentia, de reële aanwezigheid: het is niet symbolisch, het is niet bij manier van spreken, neen: het brood ís het vlees, de wijn ís het bloed. Dit is een geloofspunt dat ergens in de loop der eeuwen moet ontstaan zijn, maar dat ook steeds controversieel is geweest, ook bij vooraanstaande leden van de katholieke kerk. Het is ook een harde noot om kraken, dat echte vlees en bloed. Letterlijk genomen gaf het aanleiding tot allerlei vreemde gebruiken: een hostie mocht je niet met je handen aanraken, allen de priester mocht dat en hij alleen mocht de wijn drinken; je mocht ook niet bijten op de hostie: inslikken! En je moest nuchter zijn, en in staat van genade, dus eerst biechten. Die hostie werd ook het voorwerp van een zeer fanatieke verering, met tentoonstelling in pompeuze monstransen, soms veertig uren onafgebroken, ik heb dat zelf ook nog mee gedaan.
Een van twistpunten van de protestanten was precies die realis presentia, en op dat punt was Trente dan ook onverbiddelijk: aan die werkelijke aanwezigheid viel niet te tornen. In het 2de Vaticaans concilie heeft men daarop veel minder de nadruk gelegd, en veel meer op de viering van de gemeenschap, waarbij Christus werkelijk aanwezig is.
Als men nu vanuit Rome weer aansluiting zoekt bij de besluiten van Trente, dan wil men ook zeer nadrukkelijk die realis presentia affirmeren, zoals de Opus Dei-figuur ook met al zijn overtuigingskracht deed. Godsdienst is in die optiek geen manier waarop de mens omgaat met de belangrijke aspecten van het leven en met zijn medemens, nee, het is de dienst van God, de almachtige vader, schepper van hemel en aarde. En de priester is niet een mens zoals een andere, maar de vervanger van Christus op aarde, hij die in de eucharistieviering het wonder van de transsubstantiatie kan volbrengen: de werkelijke, niet-symbolische verandering van brood en wijn in echt vlees en echt bloed, en die zo dus het kruisoffer van Christus herhaalt.
Dit is wat men de gelovigen van vandaag vraagt te aanvaarden als dogma, als onbetwistbare waarheid, verkondigd door een onfeilbare paus.
De protestanten hebben van de Latijnse woorden die dat wonder bewerkstelligen een spottende uitdrukking gemaakt. Want dit is mijn lichaam is in het Latijn: hoc est enim corpus meum, en dat werd in zowat alle talen: hocus pocus, een toverformule die goochelaars gebruiken om een konijn uit een hoed te toveren, een bevallige medewerkster te laten verdwijnen, een geldstuk uit je neus of een knoop uit een touw te halen. In het Engels werd hocus pocus later ook nog hoax, bedrog.
Het moge blasfemisch klinken, maar ik denk dat ze het bij het rechte eind hebben. Als we niet reageren als men ons vraagt totaal ongeloofwaardige stellingen te aanhoren, dan zijn we intellectueel oneerlijk.
Dat we dat nog moeten meemaken: op de openbare omroep krijgt een vertegenwoordiger van een niet ongevaarlijke sectaire beweging binnen een verwaarloosbare minderheidsgodsdienst de gelegenheid om een zeer betwistbaar standpunt over een controversieel dogma te verdedigen op basis van een uitspraak van een concilie uit 1545-1563. In alle ernst.
Noch de professor, noch de barones die hem tegenspreekt, de fine fleur van onze Vlaamse intelligentsia. Enkel de schrijfster van dienst die even vermeldt dat het, niet voor zichzelf, maar voor een buitenstaander, neem nu iemand van een totaal andere cultuur, toch wel wat luguber, ja kannibalistisch moet overkomen, al dat vlees en bloed
Ik gruw van die godsdienst, ik ween bij zulk vertoon.
Categorie:God of geen god?
26-10-2006
Snelheidsduivels en wegpiraten
Bij de gemeenteraadsverkiezingen in gebleken dat de Vlaming zich serieus ergert aan de verkeersituatie, en dan in het bijzonder aan de verkeershinder in zijn eigen straat. Je moet geen grote geleerde zijn om vast te stellen dat de laatste twintig jaar het verkeer is toegenomen, dat wil zeggen dat er nu veel meer autos en vrachtwagens zijn, en dat ook de gemiddelde snelheid is toegenomen. Onze wagens zijn sneller en passief veel veiliger dan vroeger, gelukkig maar, en ook het remvermogen is verbeterd, mede dank zij allerlei automatische systemen van rembekrachtiging en geleiding. Sturen is veel minder zwaar, we zijn gewoon gezwinder geworden.
Wat niet veranderd is, is de mens achter het stuur. Die krijgt door al dat automatisch comfort een vals veiligheidsgevoel: alles lijkt vanzelf te gaan, zonder inspanning, zelfs in noodsituaties.
En in de media krijgt de auto ook al een ereplaats: Formule 1, rally, nieuwe producties, vergelijkende tests, fiches Iedereen zit voor de BBC gekluisterd als Jeremy en zijn kompanen weer eens van leer trekken, met nóg snellere en nog duurdere wagens in de kijker.
Jonge snaken die in heel hun leven nog niet gewerkt hebben, en zeker niet genoeg om de wagens te betalen waarmee ze rondvliegen, laten zich door al die heisa verleiden om hun leven en helaas ook dat van anderen te riskeren voor een dolle rit tijdens het weekeind. Op maandag horen we dan hoeveel levens er weer een abrupt einde genomen hebben.
We blijven allemaal maar mensen, en een onervaren of dronken of opgepepte chauffeur in een opgefokte bolide is een garantie voor onheil.
Ook de verkeersagressie neemt onrustbarend toe. We willen allemaal doen wat onze wagen kan: zo rap als het kan, zo snel optrekken en weer afremmen als mogelijk, voortdurend inhalen, opzitten, rechts voorbijgaan, couperen, lichten negeren, voorrang, verkeersborden, doorlopende witte strepen We rijden niet zozeer, we laten de auto rijden op zijn mogelijkheden, niet op de onze. We zijn agressieve beesten geworden in onze wagens, zeker als we ons beschermd weten in een omgebouwde legertruck, de Humvee en al zijn imitaties, 4X4s, luxe SUVs en omgebouwde lichte vrachtwagens, tot voor kort nog met verlaagde belasting. En wee wie ons in de weg staat.
We zijn een schizofreen volkje geworden: we willen rust in onze eigen straat, maar gaan als gekken tekeer in die van anderen én in onze eigen straat Een paar van mijn buurjongens hebben knalpotten die doen wat het woord zegt: ze knallen, het liefst nog na middernacht. Ze hebben spoilers die hen verplichten om met rokende banden af te remmen voor de verkeersdrempel hier wat verderop en de nieuwe flitspaal, om dan met evenveel lawaai- en geurhinder op te trekken tien meter verder.
En waarom? Niet dat ze snel ergens moeten zijn, ze toeren gewoon rond of zijn op weg naar vrienden met dezelfde hobby, aan elkaar of een paniekerige brave burger geplakt als wagons van een trein. Waarom? Voor de kick, omdat het kan, omdat hun hormonen, drank of drugs elke normale hersenactiviteit verstoren.
Hoeveel geld hebben wij uitgegeven aan het stratennet dat deze activiteiten mogelijk maakt? Wat is de kostprijs van alle wagens en vrachtwagens en motos in Vlaanderen? Hoeveel geven we uit aan brandstof? Wat kosten al de doden, gewonden en brokken op één jaar?
En waar halen we dat geld vandaan?
En wat zouden we daar anders kunnen mee doen?
Huisduif
Ik ben een huisduif.
Sinds een aantal maanden ontvangen wij regelmatig een enquête-formulier van het Ministerie van Economische zaken, over onze reisgewoonten. De definitie van reis is hier: een reis met ten minste één overnachting buitenshuis. Dan is het formulier rap ingevuld: nee, we hebben tijdens de laatste drie maanden geen reizen gedaan. Waarom: ik stip dan maar aan dat we onze vrije tijd anders invullen, dat we verkiezen om niet te reizen.
En zo is het ook.
Als puber heb ik wel een paar langere fietstochten gedaan, met verblijf in de Nederlandse jeugdherbergen, tot in Friesland. Later, toen onze beide zonen wat groter werden, hebben we enkele keren het zuiden van Frankrijk opgezocht. Mijn beste herinneringen gaan naar een aantal reizen met de familie in het zuiden van Engeland. We reden en wandelden door kleine dorpjes, universiteitssteden, tweedehandse boekenwinkels, gezellige theehuisjes en pubs met best eetbaar voedsel. Professioneel was ik een keer in Washington en Jeruzalem, waar ik mee internationale bijeenkomsten organiseerde. Ik was enkele malen in Duistland, een keer met de moto, tot in Oostenrijk. Tijdens onze laatste reis, naar Zwitserland, ervoeren mijn eerste vrouw en ik de grenzen van onze mogelijkheden als koppel. Niet dat we ruzie maakten of zo, maar we beseften dat ons samenleven niet verrijkend was. Er was geen toekomst.
Ik ben nu sinds 1998 samen met Lut, en we hebben nog geen grote reizen gedaan. Een keer naar de slagvelden van Picardië voor een drietal dagen, op uitnodiging van mijn broer en schoonzus, een paar keer naar zee voor een dag, een keer voor een week, maar na drie dagen waren we al weer thuis.
Grote verplaatsingen, vliegtuigreizen, lange trein- of busreizen, het trekt ons niet aan, zelfs de auto blijft meestal op stal. Exotische bestemmingen of historische bezienswaardigheden in het buitenland, nee, dank u wel.
Waarom? Het plannen van reizen, iets waaraan veel mensen al een groot deel van hun plezier beleven, is voor mij veeleer een corvee. Het reizen zelf, met de auto, trein, bus, vliegtuig, vind ik vermoeiend, saai, uitputtend op de duur. Het verblijf op een ander gaat me snel irriteren: ik mis comfort, de dingen die ik gewoon ben. Uit eten duurt eindeloos en valt wel eens tegen, ook qua prijs, net zoals de hotels. Musea en tentoonstellingen, kerken en kathedralen, ik heb er nu wel genoeg gezien.
Ik breng het grootste gedeelte van mijn tijd door met lezen, schrijven en muziek beluisteren op radio, Tv, Cd, Dvd en waar kan je dat beter doen dan in een huis dat je daarvoor helemaal hebt ingericht? Zelfs in een bibliotheek zijn er geen stoelen waarop je langer dan een half uur kan zitten en de muziekapparatuur is er stuk, bezet, lamentabel van kwaliteit en je wordt er voordurend gestoord.
Dus ben ik een huisduif, en ik voel me daar uitstekend bij, dank u.
O, ja, dat vergat ik nog: ik verzamel ook (goedkope) postuurtjes, kleine beeldjes in porselein, hout, steen of kunststof, het doet er niet toe, als het maar gaat over huizen, lezen, schrijven of muziek
25-10-2006
Wilhem Tell
Zoals zondag na de middag onvermijdelijk opera brengt, zo was en is het ook op zaterdagavond. Ik kan me niet herinneren hoe lang al verscheidene radiostations zo rond acht uur een integrale opname van een opera brengen op zaterdagavond. Ik heb er al vaak naar geluisterd. Toen ik mijn eerste digitale satelliet-radiotuner kocht die vooral Duitse stations bracht in heerlijke en ongestoorde Cd-kwaliteit, was er steeds, tijdens het seizoen, de rechtstreekse uitzending vanuit de Met, de Metropolitan Opera House in New York. Het tijdverschil maakte dat we de matinee te horen kregen, de voorstelling van de vroege zaterdagmiddag ginds. De commentaarstem was typisch Amerikaans, met een pathos die onder meer Johan Van Cauwenberghe op de VRT heeft geïnspireerd. In de pauze was er een quiz, en je kon er ook thuis aan meedoen en tickets winnen
Nu hebben we Mezzo, een muziekzender die je bij ons het best via Telenet bekijkt en beluistert, al moet je er een klein maandelijks extraatje voor veil hebben. En ja, hoor: op zaterdag is er opera!
Vorige zaterdag heb ik vier uur lang genoten van Rossinis Guillaume Tell, een opname van 2003 in La Bastille, Parijs, met Thomas Hampson in de titelrol en minder bekende maar niet minder verdienstelijke zangers in de andere.
Gioachino Rossini (1792-1868) geniet nu niet bepaald mijn voorkeur als operacomponist, hij komt bij mij vér achter Puccini, Verdi, Strauss of Wagner. Waarschijnlijk lijd ik nog altijd een beetje aan de indigestie die ik opliep in 1992, toen de VRT, toen nog BRTN, zeker, de 200ste verjaardag van zijn geboorte meende te moeten herdenken met de integrale uitzending van ál zijn operas, elke zondagnamiddag, in plaats van het meer gevarieerde operaprogramma. Ik heb ze niet geteld, maar ik kan u verzekeren, het zijn er meer dan je na elkaar wil horen, week na week, ook al omdat ze nu niet bepaald uitblinken door hun onderlinge verschillen. Als je er één gehoord hebt, heb je letterlijk ook een paar andere gehoord, want zoals wel meer veelschrijvers was Rossini niet vies van enige recyclage van vroegere werken als hij tijd of inspiratie te kort kwam.
Het was dus met enig wantrouwen dat ik me zaterdag voor Tv zette, al viel er niet veel anders te rapen, zoals gewoonlijk. Al vlak na de ouverture die we zo goed kennen, werd ik geboeid door de groots opgezette productie, de overtuigende cast, de intelligentie regie, het volmaakte orkest. Opera op Tv (of Dvd, natuurlijk) is een beetje zoals film: je krijgt bijvoorbeeld close-ups die je in het theater onmogelijk kan verlangen, en als de protagonist een beeldige Thomas Hampson is, dan is dat een zeer overtuigende factor voor je betrokkenheid bij het verhaal.
Rossini woonde al jaren in Parijs toen hij in 1829 zijn Tell liet opvoeren, zijn eerste Franse opera, en meteen ook zijn laatste opera. Je merkt heel goed dat hij zich heeft laten beïnvloeden door de Parijse operavereisten: een belangrijke rol is weggelegd voor het koor en voor ensembles, er zijn leuke balletten in elke scène en je krijgt veel actie op het toneel, vooral met indrukwekkende massa-tonelen. Maar de vaste waarden van de Italiaanse opera, met de verplichte duos tussen de twee geliefden en de grote arias van de protagonisten op de belangrijke momenten van de actie, komen eveneens ruim aan bod. Ook zuiver muzikaal is dit de meest moderne en dus interessante Rossini, met veel minder herhalingen en ook zonder het ronduit vervelende gehinnik dat je moet doorstaan bij de soms moeizame hedendaagse interpretatie van de versieringen die Rossini schreef voor de vaak lastige prima donnas en verwaande hoge tenoren van zijn tijd.
Een onderwerp als het bekende verhaal van de Zwitserse vrijheidsstrijder Wilhelm Tell en zijn verzet tegen de Habsburgse bezetter, past natuurlijk perfect in de nationalistische, revolutionaire tijdsgeest rond 1830. Onze Belgische revolutie zou evengoed, of eigenlijk beter op gang gebracht kunnen zijn door dit meeslepende verhaal dan door La muette de Portici.
Een van de hoogtepunten is natuurlijk de scène waarin Tell een appel van het hoofd van zijn zoontje moet schieten om hun beider leven te redden. Ik weet niet hoe ze het doen, maar het leek net echt!
Ik vermeld nog dat het libretto steunt op het drama Wilhelm Tell (1804) van Friedrich von Schiller (1759-1805), die nu vooral bekend is omwille van An die Freude, door Beethoven op muziek gezet in zijn Negende. Voor Rossini was het de eerste en laatste keer dat hij een werk van Schiller als bron nam, maar Verdi (1813-1901, zijn eerste opera is van 1841, meer dan tien jaar na de laatste van Rossini) maakte er ruim gebruik van:
Giovanna dArco 1845 Die Jungfrau von Orleans 1801 I masnadieri 1847 Die Räuber 1781 Luisa Miller 1849 Kabale und Liebe 1784 La forza del destino 1862 Wallensteins Lager 1799 Don Carlos 1867 Don Carlos 1787
20-10-2006
oude bokken, groene blaadjes
Het is niet omdat ik zestig geworden ben, of omdat mijn blog op het Seniorennet verschijnt, dat ik plots belangstelling zou gekregen hebben voor de spreekwoordelijke oude bok of liever: voor het groene blaadje. Het is een thematiek die zeer actueel is: elke dag krijgen we wel een nieuwsbericht over een geval van pedofilie of van een oudere man die een veel jongere vrouw huwt. Die problematiek is ook van alle tijden, zoals ook zal blijken uit de rest van mijn verhaal. Het moet dus zijn dat oude bokken altijd al groene blaadjes gelust hebben, en dat de goegemeente dat steeds als afwijkend gedrag heeft beschouwd, waarover zij nu eens verontwaardigd deed, maar zich er dan weer eindeloos vrolijk over maakte.
In de literatuur is het thema alomtegenwoordig. Lolita en nymphet zijn door Nabokov in het algemene taalgebruik gebracht, maar bijvoorbeeld ook Dostojevski voerde in De idioot het schrijnende verhaal op van een oude rijkaard die een jong meisje rooft en jarenlang in afzondering houdt.
Ook in het theater en in de opera is die thematiek sterk aanwezig. Plautus ( -184) heeft met het blijspel Casina wellicht de basis gelegd voor een eindeloze reeks navolgingen rond het thema van de rijke oude vrek die zijn zinnen gezet heeft op een jonge vrouw, maar die door iedereen uit zijn omgeving bedrogen wordt en uiteindelijk zowel de vrouw als zijn geld verliest.
Een interessante lijn kan van Plautus Casina getrokken worden, wellicht via enkele omwegen, naar Ben Jonson (1572-1637) en zijn Epicoene (1609). De oude man in kwestie, Morosus, is bovendien ook zeer op rust en stilte gesteld. Hij dreigt ermee zijn neef te onterven door zelf met een heel stil meisje te trouwen. Hij beseft niet dat het meisje de geliefde is van de neef, die het plan van zijn oom doorheeft en met deze list probeert zijn erfenis veilig te stellen. Het brave meisje ontpopt zich eens getrouwd immers tot een luidruchtige helleveeg die het geld door ramen en deuren gooit. Morosus is uiteindelijk blij dat neeflief haar van hem overneemt, samen met de erfenis, natuurlijk.
In Engeland vind je The Silent Woman of ook wel The Quiet Woman vaak terug als naam van pubs en inns, met op het uithangbord steevast een afbeelding van een vrouw... zonder hoofd, blijkbaar de enige zwijgende vrouw die de tooghangers zich konden voorstellen.
Van dat blijspel van Ben Jonson maakte Stefan Zweig een vrij getrouwe bewerking als libretto voor Richard Strauss Die Schweigsame Frau (1935). De ondertitel van Jonsons Epicoene was inderdaad The Silent Woman. Epikoinè is denkelijk Grieks is voor babbelwijf; naar verluidt was Pauline, de echtgenote van Strauss en een notoire dragonder, niet erg opgezet met de keuze van haar man voor dit onderwerp.
Dat blijspel van Jonson moet ten minste onrechtstreeks aan de basis gelegen hebben van het libretto van Gaetano Donizettis nog steeds zeer populaire opera Don Pasquale (1843). Over de toch wel opvallende gelijkenissen in het verhaal van deze beide operas las ik nog nergens iets, zodat ik het hier maar even vermeld. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat Strauss zich hiervan niet bewust was, hij was namelijk jarenlang dirigent aan de beste operahuizen ter wereld.
Een andere, niet minder boeiende rode draad voert ons van Plautus naar Beaumarchais (1732-1799), de auteur van twee bij het verschijnen immens populaire, maar door de censuur lang verboden blijspelen: Le barbier deSéville (1775) en Le mariage de Figaro (1784). De sympathieke barbier, een functie die zowel het scheren en knippen als de elementaire geneeskundige verzorging inhield, werd muzikaal eerst vereeuwigd in de opera van Rossini, Figaro in die van Mozart. In beide operas is onze oude bok prominent aanwezig en krijgt uiteindelijk zijn bekomst, zoals dat gaat. In Figaro is hij niet zozeer oud als wel de adellijke meester van Figaro, die zijn bediende zijn jonge aanstaande bruid wil ontfutselen, desnoods op basis van het oude ius primae noctis, het recht van de feodale heer op de eerste huwelijksnacht van zijn ondergeschikten. Terloops: we moeten dat recht niet al te letterlijk opvatten, zeggen de meeste historici; hoewel dat hier en daar en af en toe wel zal gebeurd zijn, was dat recht eerder iets dat de geliefden of hun ouders moesten afkopen van de heer, een soort belasting op het huwelijk dus. Dat maakt het niet minder verwerpelijk, maar toch iets minder scabreus.
Met Figaro dienen nieuwe tijden zich aan, de Franse revolutie is niet meer veraf: Mozarts Le nozze di Figaro kende zijn eerste opvoering in Wenen in 1786. Het is nog steeds een van de meest gespeelde operas, net zoals Il barbiere di Siviglia en ook Don Pasquale. Strauss Schweigsame Frau is niet echt van het repertoire verdwenen, maar is toch duidelijk minder populair bij het grote publiek.
Een postscriptum nog over die Beaumarchais. Hij begon zijn leven onder de naam Caron en als zoon van een horlogemaker. Toen hij 19 was ontwikkelde hij een nieuw soort van échappement dat ook nu nog gebruikt wordt in uurwerken en mechanische polshorloges. Hij heeft het later ver gebracht, onder meer door zich te laten opmerken bij het koninklijk hof. Hij trouwde een jonge weduwe, die prompt stierf en hem naast veel geld ook zijn nieuwe naam de Beaumarchais naliet. Hij werd nog veel rijker door zijn associatie met al dan niet duistere financiële transacties en kon zich een adellijke titel kopen in 1760. Hij werkte als geheim agent voor de Franse koning, maar raakte herhaaldelijk in onmin en ongenade door allerlei juridische problemen, die hij echter steeds in zijn voordeel kon laten beslechten, niet in het minst door zijn briljante pamfletten tegen zijn tegenstanders, die hem de steun van het publiek opleverden. Hij overleefde ook nog de Franse revolutie, was zelfs actief in de aankoop van geweren voor het revolutionaire leger, en speelde een belangrijke rol in de ondersteuning van de Amerikaanse revolutie door Frankrijk, waarbij hij zelf ook een deel van zijn fortuin verloor. Een kleurrijke figuur, voorwaar.
Categorie:etymologie Tags:etymologie
19-10-2006
Johannes 21, 18
In Animal Farm zijn alle dieren gelijk, but some are more equal then others. Als de varkens hun coup (spreek uit: koe) plegen en het bewind in handen nemen, heet het eerstaanwezend zwijn: Nappie. Toen Beethoven vernam dat Nappies oorspronkelijke naamgenoot, Napoleon, ook de eerste plaats aan de trog had veroverd door zich eigenhandig de keizerskroon op het hoofd te drukken, schrapte hij de naam van die verrader van de revolutie in de opdracht van zijn derde symfonie, de Eroica.
Dictators hebben het niet altijd gemakkelijk. Eerst moeten ze jaren vechten om aan de macht te komen, want behalve in Noord-Korea is het dictatorschap zelden succesvol erfelijk. Ze moeten beginnen als korporaal, zoals Napoleon en ook Hitler, om uiteindelijk opperbevelhebber van het leger te worden en vader des vaderlands. Vervolgens moeten ze hun absolute macht uitbreiden over een zo groot mogelijk gebied en daartoe voortdurend oorlog voeren met hun buren. En zelfs als dat lukt, wacht hen nadien de onverdroten oppositie in binnen- en buitenland, die ze met brutaal geweld moeten bestrijden tot op hun oude dag.
En toch zijn er nog altijd mensen die die rotjob willen.
Je vindt ze overal. Of het nu de ondervoorzitter van de duivenmelkerbond is, de trainer van de vrouwenvoetbaljeugdploeg van Kortessem, de groepsvoorzitter Wetenschappen aan de universiteit, de schepen van openbare werken van Zoetenaaie-aan-de-Gaver of de afgevaardigd-bestuurder van de Bank van Jersey, er is er altijd wel eentje die de anderen de mond snoert, zijn eigen plannetjes uitvoert en nog nooit van scrupules of democratie gehoord heeft.
Als dat zich beperkt tot de plaatselijke landelijke gilde of de verenigde pluimveehouders van een van de deelgemeenten van Weelde, dan zijn er hooguit zeven mensen die s avonds na de vergadering tegen hun vrouw zeggen: hij was weer bezig, hoor! Weet ge wat hij nu weer van plan is?
Het wordt gevaarlijker als zo iemand belangrijke verantwoordelijkheden krijgt of naar zich toetrekt. Hoe groter de macht, hoe meer mensen en middelen erbij betrokken zijn, hoe kwalijker de gevolgen. Als de bazen van de grootste bedrijven ter wereld beginnen vals spelen, denk aan Enron, maar ook aan L&H bij ons, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Als gewetenloze schurken de macht grijpen in een land, denk aan Pol Pot, Sadam, de Taliban, de Griekse kolonels, de Chileense Junta, de Argentijnse generaals dan is alles mogelijk. Het Nazisme heeft dat overtuigend aangetoond.
Er is dus een concreet gevaar verbonden aan schaalvergroting. Als het verkeerd gaat op kleine schaal, dan is dat erg voor de betrokkenen, maar zij kunnen nog altijd een beroep doen op een hogere macht om in te grijpen. Maar als een land als Amerika weigert zich neer te leggen bij beslissingen van de rest van de wereld over maatregelen tegen de opwarming van de aarde, wat kan men daaraan dan nog doen?
Is small dan altijd beautiful?
Was het maar zo simpel. Er zijn zeker heel veel aangelegenheden die beter op grote schaal aangepakt worden. Het heeft geen zin om bijvoorbeeld verschillende verkeersreglementen te hebben per Vlaamse provincie: Europese afspraken zijn hier op hun plaats, en zo kunnen we nog tal van uitstekende grootschalige reglementeringen en afspraken aanwijzen.
Een goede manier om uit te maken of iets op een laag niveau dan wel op wereldschaal moet afgesproken of beslist worden, is het subsidiariteitsbeginsel, ik wou ook wel dat er een eenvoudiger woord was. De regel is nochtans simpel: als een beslissing op het laagste niveau kan genomen worden zonder nadelige gevolgen voor de rest, laat de verantwoordelijkheid dan op dat laagste niveau.
Een voorbeeld: de bewoners van een verkaveling rond een doodlopende straat menen dat er te snel gereden wordt in hun straat. Dat gebeurt dan uiteraard door die bewoners zelf en door de bezoekers. Als die mensen de koppen bijeen steken en vinden dat er verkeersdrempels moeten komen, dan kan die beslissing nauwelijks invloed hebben op anderen dan die bewoners en hun bezoekers, de rest van het dorp heeft er geen last van. Natuurlijk mogen zij zelf die drempels niet plaatsen: je zou wat zien! Over de afmetingen etc. van dergelijke drempels beslist het best een hogere instantie, bij voorkeur nationaal of zelfs internationaal, kwestie van het zinvol en veilig te houden. En de gemeenteraad moet natuurlijk ook beslissen of er geld vrijgemaakt wordt om precies daar drempels te plaatsten, of er geen andere prioriteiten zijn. Maar het heeft geen zin dat de UNO moet beslissen of er in die doodlopende straat drempels komen.
Het Nazisme heeft destijds de meest verregaande en ingrijpende beslissingen genomen in het belang van het land. Dat was ook telkens de verdediging van de overgebleven verantwoordelijken op het proces van Nürnberg: zij hadden gehandeld om het land van de ondergang te redden. Daarvoor hadden zij politieke tegenstanders uitgeschakeld, de democratie afgeschaft, de Joden geplunderd en vernietigd, volksvreemde elementen uitgeroeid, etnische zuiveringen uitgevoerd in bezette gebieden Alle macht lag in de handen van een zeer kleine kliek. Het hoger belang, daarvoor moest alles wijken. Tot zij op het proces geconfronteerd werden met het afschuwelijk menselijk leed dat zij op zon verbijsterend grote schaal veroorzaakt hadden. Toen hadden ze het niet geweten, nee, dat hadden ze niet bedoeld, nee, daartoe hadden ze nooit het bevel gegeven. En het is niet ondenkbaar dat in bepaalde gevallen zij inderdaad de gevolgen van hun beslissingen niet van bij de aanvang voorzien hadden. Het maakt er hun schuld niet minder om.
En ook de schuld van hen die de onmenselijke bevelen hadden uitgevoerd, mag niet in vraag gesteld worden. Befehl ist Befehl is geen excuus, al was het allicht best moeilijk om toen bevelen te negeren. De schuld van degenen die de bevelen gaven mag dan groter zijn, maar er zijn dingen die men niet straffeloos doet, ook al komt het bevel van hogerhand.
Laat ons dus zeven keer nadenken voor we onze eigen verantwoordelijkheid overdragen aan anderen, op een hoger niveau. Voor ge het weet
zult gij uw handen uitstrekken
een ander zal u omgorden
en brengen waarheen ge niet wilt.
(Joh. 21, 18).
18-10-2006
pianola
Conlon Nancarrow ° 27 oktober 1912, Texarkana 10 augustus 1997, Mexico City
Weinig mensen zullen ooit gehoord hebben van Conlon Nancarrow of van zijn muziek. En toch werd hij ooit een van de meest originele en belangwekkende componisten van de 20ste eeuw genoemd. Hij was een van die Amerikaanse individualisten die hun eigen weg volgen, hoe onwaarschijnlijk die ook is en ondanks de weerstand die ze daarbij ondervinden. Hij was lid van de communistische partij toen dat allesbehalve vanzelfsprekend was en trok naar Spanje om er tegen Franco en het fascisme te strijden. In 1940 emigreerde hij naar Mexico, werd er staatsburger in 1955 en leidde er tot zijn dood een erg teruggetrokken leven.
Als componist was hij al vrij vroeg gefascineerd door de toepassing van wiskundige formules en patronen op de muziek. Daarin was hij natuurlijk niet de eerste, muziek(notatie) is een zeer wiskundige bezigheid, en componisten hebben wel eens hun inspiratie gehaald, of hun gebrek daaraan verdoezeld met wiskundige ordening van noten, ritmes, modulaties en zo verder. Dat dit niet meteen tot minderwaardige muzikale resultaten moet leiden, bewijst ons Bach zelf: over de wiskundige aspecten van zijn composities zijn geleerde boeken geschreven.
Bach was een genie, daarover is iedereen het eens, misschien wel het grootste genie dat de mensheid voortgebracht heeft. De wiskunde was een substraat, een onderliggende laag waarop hij autonoom en met gebruik van al zijn geestelijke vermogens en emoties zijn muziek bouwde. Ook de wiskundig opgebouwde stukken hebben de kritiek van zijn geniale inspiratie moeten ondergaan en wat eventueel wel mathematisch perfect was maar niet klonk of boeide, vloog eruit of werd aangepast.
Ook moderne componisten hebben zich op wiskundige principes gesteund voor hun composities: Varèse, Xenakis, Stockhausen
Nancarrow schreef muziek die zo complex was dat hij geen uitvoerders vond, niet in New York, toen hij nog daar verbleef, en zeker niet in Mexico, waar hij zo goed als van de buitenwereld afgesloten leefde. Toen hij een vrij aanzienlijke som erfde, besloot hij om daarmee in New York een mechanische piano te kopen, een player piano of pianola waarop de toetsen bewegen door een mechanisme met een soort ponsband, de bekende pianorollen. Je kan die ook bij ons soms nog zien bij draaiorgels of mechanische orgels op de kermis. Dat systeem was vroeger, voor we radio of muziekplaten hadden, erg in trek. Je kon zo thuis pianomuziek beluisteren zonder pianist. Beroemde pianisten en componisten lieten hun vertolkingen op rollen opnemen en zo kreeg je thuis topkwaliteit, of toch bijna.
Vandaag bestaan er zelfs prachtige Bösendorfers waarin een volledig elektronisch geheugen is opgenomen, samen met een zeer verfijnde mechanische aandrijving van de toetsen. Je kan zo registreren wat je gespeeld hebt, of wat een topartiest erop gespeeld heeft, en dat nadien vlekkeloos laten afspelen. Je kan ook de muziek als noten of als file invoeren als in een computer, en de piano dat laten afspelen. Onzin, zal je zeggen, je hebt een interpretatie nodig voor je van kunst kan spreken, maar een beroemde pianovirtuoos zei dat hij er enkel kon van dromen om Bach met zon perfect ritme te spelen
Nancarrow kwam in Mexico aan met zijn pianola en met het toestel om de rollen aan te maken en zette zich aan het werk. Hij prutste aan de pianola en aan het ponsapparaat tot hij het resultaat kreeg dat hij wou en componeerde nu eindelijk zonder rekening te moeten houden met de menselijke beperkingen van de uitvoerders van zijn muziek.
Je zou dan denken dat hij zich dan vooral zou bezig houden met dingen die een mens wel wil maar nu eenmaal niet kan: enorm snel spelen, allerlei noten tegelijk of in een volgorde die tien vingers niet aankunnen, dus een soort duivelskunstenaar, een super-Liszt of Paganini. Maar daarvoor had hij geen belangstelling. Hij was gegrepen door de esthetiek van de wiskunde en zijn research, want dat was het, richtte zich helemaal daarop. Het resultaat is, hoe zal ik het zeggen: eigenaardig. Soms klinkt het als een pianola in een bar in een oude Western, soms als een leerling-harpist, soms als Nancarrow. Zijn verzameld werk staat op Cd, je vindt het ook in de uitleenbibliotheek, probeer het maar eens. Ik vermoed dat het voor de gewone luisteraar té bevreemdend is om te (blijven) boeien. De schoonheid blijft wellicht wat steken in de formules. Maar misschien vergis ik mij: ook Bachs Kunst der Fuge of zijn werk voor viool- of cello-solo hebben zijn tijdsgenoten meewarig beluisterd. Toch vrees ik dat Nancarrow te diep gegraven heeft naar de mogelijkheden van zijn machines en de wiskundige theoretische basis van de muziek en misschien te weinig geselecteerd heeft wat ook voor de toehoorder esthetisch aantrekkelijk of fascinerend is.
In die Beschränkung zeigt sich erst der Meister.
16-10-2006
Verantwoordelijkheid
Elke dag krijgen we ons deel van de statistieken voorgeschoteld door gemakzuchtig weinig selectieve nieuwsredacties, hoewel we intussen weten dat je met statistieken alles kan bewijzen of ontkrachten. Wie was het ook weer die het schandalige feit aankloeg dat in ons land (op dat ogenblik) 25% van de universiteitsrectoren van ons land in de gevangenis zat voor moord? Er waren toen (nog maar) vier echte rectoren, en die van Brussel zat inderdaad in de gevangenis voor de passionele moord op zijn vrouw.
De statistieken waarover ik het heb zijn die van het verwijtende soort, van de morele verontwaardiging: een op acht mensen is ondervoed, elke dag sterven x mensen van honger/aids/ In Irak sterven elke dag meer mensen dan je voor mogelijk houdt, en dat in een land waar meer ordehandhavers zijn dan waar ook ter wereld. In Noord-Korea sterven nu al jaren mensen van de honger terwijl een kleine club onverbeterlijke communisten zich te goed doet aan Westerse luxe en atoombommen fabriceert.
Het is die verwijtende toon, de morele verontwaardiging die me dwars zit, de meewarige, gepijnigde blik in de ogen van Martine Tanghe en het nauwelijks verholen afgrijzen in haar kleine maar significante stiltes na de weer maar eens schokkende beelden.
Alsof het mijn schuld is!
Natuurlijk voel ik me mee schuldig, en ik vind het best goed dat Martine haar verontwaardiging laat blijken. Maar laat ons duidelijk wezen: wij zijn niet alléén schuldig aan alles wat verkeerd gaat in deze wereld.
Neem nu Darfur. We weten er niet alles van, of vrijwel niets, maar toch dit: groepen gewapende jongemannen rijden daar rond en moorden, stelen en verkrachten op grote schaal. Dat is erg, dat mag niet, maar het is wel zo. En ik kan daar niets aan doen, hoe graag ik het ook zou willen. En blijkbaar ben ik niet de enige die gefrustreerd moet toekijken, al twaalf of twaalf honderd jaar lang, want de hele wereld kijkt mee toe, en geen Organisatie voor Afrikaanse Eenheid, geen UNO, geen EU of NATO die er iets tegen vermag. Het kan best zijn dat ergens in het verleden een of andere koloniale mogendheid, bijvoorbeeld de Britten, zij hadden het toch altijd over THE Sudan, daar zware fouten gemaakt heeft, net als wij in Kongo, ongetwijfeld. Maar wat daar gebeurt, dat doen die mensen mekaar aan, waarom mag God weten, gewoon omdat het kan, zeker? Die kerels denken wellicht dat ze door God gezonden zijn en zijn heilsplan uitvoeren, zoals die man in The White House.
In een heerlijk interview op de Nederlandse Tv had John Le Carré het over de Kongo: misschien moet de UNO gewoon eventjes het land overnemen tot er genoeg democratie én infrastructuur is om een normaal leven mogelijk te maken voor de hele bevolking. Het kan toch niet dat het rijkste land van Afrika ten onder gaat aan stammentwisten, corruptie, wetteloosheid, uitbuiting door binnenlandse chefs en buitenlandse belangengroepen? Het kan wel, jaar na jaar, slachting na slachting, steeds dieper de put in. Hij zei: de UNO moet de soevereiniteit van het land even overnemen om die soevereiniteit te herstellen en te garanderen. Hij besefte natuurlijk ook wel dat zoiets niet kan: dat is namelijk precies wat Bush en Blair uitspoken in Irak. En dat vindt ook John Le Carré helemaal niet leuk. Een man naar mijn hart.
In Iran gebeuren vreemde dingen, we krijgen ze voorgeschoteld na het avondmaal, losgepeuterde bloederige donornieren en al. Maar er is niets, maar dan ook niets dat ik of de UNO kan doen om daaraan iets te veranderen, en hoe graag dat Amerika dat ook zou willen, een tweede Irak kunnen ze zich niet veroorloven, althans voorlopig? Hopelijk toch?
Ik ben net zo vervuld van afgrijzen, en best ook moreel verontwaardigd; ik sta mijn zitje op de bus af aan nog ouderen dan ik, en schimp op de jeugd die dat niet doet, ik fulmineer tegen het VB en tegen wegpiraten, maar aan Darfur, Martine, daar kan ik niets aan doen. Het spijt me.
Echt.
15-10-2006
water
De Indian Summer (zie mijn bijdrage hierover in het overzicht hiernaast, ik heb ze een beetje versluierd onder de titel wonne, dat prachtige woord dat we ten onrechte verwaarlozen en dat precies zegt waarover het gaat: het gevoel dat we iets gewonnen hebben, een warme gloed die ons diep gelukkig maakt) doet het dit jaar wel heel erg goed. De dakwerkers die nog net voor de herfst echt begint een gedeelte van ons dak vernieuwd hebben, liepen er bloot en fluitend bij. En het is inderdaad fris van zodra de zon ondergaat, en s morgens hebben we ook nevel en mist.
We horen die combinatie in dit seizoen zowat elke dag: nevel en mist. Wat is het verschil? Het is allebei waterdamp die door de afkoeling van de temperatuur dichter en daardoor zichtbaar wordt.
Nevel ontstaat door condensatie boven waterlopen en vochtige lage weilanden en braakgronden, je kan dat heel mooi zien als je s avonds gaat wandelen of met de wagen over minder druk bebouwde wegen rijdt. Die nevelslierten zijn heel plaatselijk. Ze zijn ook niet echt heel dicht, ze blijven wazig en doorzichtig grijswit. Het zicht is nauwelijks beperkt, je wordt er niet echt door gehinderd, tenzij het gaat vriezen.
Mist is niet zó plaatselijk, niet gebonden aan water of vochtige grond. De waterdamp is veel dichter, en dus minder doorzichtig, ook al omdat mist, zelfs mistbanken, veel groter zijn dan nevelslierten. Mist hangt overal op de grond, ook waar geen water of vocht is. Het zijn (zeer) laaghangende wolken, mist komt dus van boven, mist valt. De zichtbaarheid kan uiterst beperkt zijn, soms zit het helemaal dicht en zie je geen meter voor je uit, zelfs niet met mistlichten, die wel de mist verlichten maar het zicht niet echt verhogen.
Wij hebben wel meer problemen met water. Ook de regen is vaak een bron van ergernis, vooral tijdens de vakantie. Vandaar dat we massaal naar het zuiden trekken, hoewel de gemiddelde neerslag hier bij ons veel beter is dan in de zogenaamde vakantielanden. In augustus was het hier ook weer erg nat. En in juli was het dan weer te droog en té warm.
Ik hou meer van de herfst dan van de zomer, meer van de regen dan van de zon. Als het lang droog blijft en de natuur begint te verdorren, dan voel ik dat gemis aan water fysiek aan, ik begin te snakken naar de regen, naar de vochtige omgeving waarin alles gedijt. Want zonder regen, zonder water kunnen we niet voort.
Water, zuiver en drinkbaar water, en niet olie, uranium of coltan, wordt wellicht in de 21ste eeuw het kostbaarste goed op aarde, waarvoor mensen mekaar zullen bevechten, zoals nu reeds hier en daar gebeurt, onder meer tussen Israel en Palestina. De waterhuishouding, op wereldschaal en ook hier in onze achtertuin, is uiterst belangrijk voor ons comfort en ons voortbestaan. We geven er steeds meer geld aan uit, en dat zal niet veranderen, want er is geen alternatief. De olievoorraden zijn beperkt, net als andere energiebronnen, maar we zoeken en ontdekken voortdurend nieuwe bronnen, onder meer water. Maar voor water is er geen vervangmiddel. Dat is eigenaardig, want zowel wijzelf als de rest van de natuur bestaan voor het grootste gedeelte uit water. Er is water genoeg, alleen niet altijd waar en wanneer het moet, en niet altijd bruikbaar, vooral omdat wij het zelf onbruikbaar gemaakt hebben. Zelfs de regen, het goud dat uit de hemel valt, hebben we zuur gemaakt, zodat onze planten erdoor afsterven en onze kathedralen wegslijten.
En ook de enorme natuurlijke zoetwatervoorraden die de ijskappen op het land en aan de polen vormen, beginnen af te takelen en ons te bedreigen onder invloed van de miljarden mensen die de aarde bevolken en teisteren.
De mens zocht sinds hij begon na te denken naar een element in de natuur dat de ultieme en onmisbare bouwsteen was. Water was daarvoor een eerste kandidaat, naast aarde, vuur en lucht. Van die vier elementen is juist het meest overvloedige het meest bedreigde. Misschien is het juist die overvloed die ons dat onterechte vertrouwen geeft dat er niets kan verkeerd gaan, dat alles wel terechtkomt, dat de regen alles weer als nieuw maakt, zoals het rosse zomergras weer groen kleurt, en de boeren de oogst toch weer binnen halen.
Vermetelheid is in deze context een beter woord dan vertrouwen; het komt van meten: iemand die zich ver-meet, heeft zich overschat, zoals iemand die een te zware last wil optillen zich ver-pakt, en iemand die een foute gok doet zich ver-gist. Ons vermetel vertrouwen in de natuur, ondanks duidelijke tekenen van dreigende catastrofe, is onbegrijpelijk. In het geval van de USA is het een agressieve maar uiteindelijk faliekante bescherming van de eigen economie en welvaart ten koste van het overleven van de rest van de wereldbevolking. Het Aziatisch ontsluiten van de economie, het Arabische terrorisme en de Afrikaanse emigratiedruk zijn slechts symptomen van een globale onrust over het lot van onze planeet.
Dát zijn de echte termen van het conflict dat zich aftekent voor ons en onze nakomelingen.
12-10-2006
ex libris John Le Carré: The Mission Song
Je zou wel denken: leest hij niet meer?
Toch, toch, en hoe! Enkele dagen geleden vond ik namelijk bij Club zomaar de nieuwe Le Carré: The Mission Song, 339 pp. hardcover met een mooi zwart bladwijzerlintje of hoe zeg je dat. Er is een tijd geweest dat ik wachtte tot de paperback versie verscheen, en dat was als de verkoop van de hardcover stilviel, een paar jaar na verschijnen. Met de laatste vijf, zes van zijn boeken heb ik niet meer geaarzeld om me meteen de mooie versie aan te schaffen.
Al van op de eerste bladzijde ben je weer thuis bij Le Carré. Mensenlief wat kan die man schrijven Ik voelde me meteen aangesproken toen bleek dat de hoofdfiguur, hoe dan ook een alter ego voor de auteur, Rioja als lievelingswijn verkoos en net als ik het boek van Dame Antonia Fraser gekocht had: Cromwell, our chief of men. Misschien is het toch waar dat iedereen uiteindelijk zelfbevestiging zoekt, confirmatie of zelfs consecratie van je eigen overtuigingen, gewoonten, hebbelijkheden. Bij Le Carré is dat voor mij op elke bladzijde het geval. Hij slaagt er steeds weer in om zijn overtuigingen etc. naar voren te brengen, straightforward of door innuendo, in de dialogen, monologen, interviews, briefings en de-briefings, ondervragingen al dan niet met foltering, telefoon- of afgeluisterde gesprekken, brieven, herinneringen, speculaties, stream of consciousness, flash back en forward en wat nog meer die het verhaal boeiend, zelfs spannend, afwisselend en zeer direct aansprekend maken. En ondertussen tovert hij ons de meest levendige en geloofwaardige beelden voor het oog van een brede waaier van gebeurtenissen, verschillend in tijd en plaats, van Zuid-Afrika tot het noorden van de Noordzee, van Amerika tot Kongo, van de immigrantensloppen van London tot de recepties van de high flyers en nog zoveel meer.
Het Engels is een feest, zonder de soms wat vergezochte wendingen en woordenschat van Updike, maar zo ingeleefd in de personages dat je soms onwillekeurig zit te monkelen of halfluid mee te praten in een of ander idioom of typetje.
Helden zal je bij Le Carré niet vinden en evenmin heldendaden, daarvoor kent hij de mens té goed, menselijke mensen des te meer, in alle kleuren van de regenboog.
John Le Carré behoort sinds vele jaren tot die kleine groep van auteurs die ik lees van zodra ze iets publiceren. Stilaan begin ik me wel al wat zorgen te maken: hij wordt immers straks 75, op 19 oktober; ik hoop dat hij blijft schrijven, maar wellicht hebben we het meeste toch wel al gehad. The Mission Song is een Le Carré pur sang, mis hem niet als je al meer van hem las, en in het onwaarschijnlijke geval dat je nog nooit van hem gehoord hebt: koop meteen al zijn werken, je vindt ze tweedehands aan zachte prijzen, hardcover of paperback, liefst in het Engels, maar anders in het Nederlands en tientallen andere talen.
In het Nederlands is The Mission Song verschenen onder de titel De luistervink.
10-10-2006
Omgedicht: Shakespeare Sonnet 128
CXXVIII
How oft when thou, my music, music play'st, Upon that blessed wood whose motion sounds With thy sweet fingers when thou gently sway'st The wiry concord that mine ear confounds, Do I envy those jacks that nimble leap, To kiss the tender inward of thy hand, Whilst my poor lips which should that harvest reap, At the wood's boldness by thee blushing stand! To be so tickled, they would change their state And situation with those dancing chips, O'er whom thy fingers walk with gentle gait, Making dead wood more bless'd than living lips. Since saucy jacks so happy are in this, Give them thy fingers, me thy lips to kiss.
(W. Shakespeare)
Als jij, mijn muze, het klavier bespeelt het zalige hout die wondere klank ontsteelt met vingers zacht als vilt en wiegend samenspant om met snaren mijn zinnen te sussen hoe benijd ik dan hun gretig kussen in de tere holte van je binnenhand terwijl mijn lippen naar je liefde smachten en boude houten toets jaloers verachten
Om zo door jou beroerd te worden ruil ik anders graag vlees en bloed met de dansende spaanders waarover je vingers zo lieflijk glijden met hun gunsten het dode hout verblijden en mijn bevende levende lippen mijden
Als dat die ondeugende snaken verblijdt, geef hen dan je vingers, terwijl je mij je lippen wijdt.
(vertaling Karel Dhuyvetters oktober 2006)
09-10-2006
verkiezingen
De dag na de verkiezingen. Het was pijnlijk, gisteren, om te kijken en te luisteren naar de partijleiders die door gehaaide reporters onbeschaamd gedwongen werden om nederlagen toe te geven, overwinningen te minimaliseren, status quos te accepteren, en dat niet een keer, maar wel tien keer op een avond.
En wat is er gebeurd? Op Antwerpen na, bijna niets, en zelfs in Antwerpen heel weinig, al bij al.
Het VB breekt overal door, zegt men. In feite is het VB nu in meer gemeenten vertegenwoordigd in de gemeenteraad dan zes jaar geleden, omdat ze op meer plaatsen lijsten ingediend hebben. De percentages zijn soms spectaculair, maar dat is zo voor álle partijen; gemiddeld halen ze twintig procent of zo, het is een partij van de grootte van de socialisten of de liberalen. De christendemocraten steken daar een beetje bovenuit, zeker bij de gemeenteraadsverkiezingen, maar in feite zijn ze alle vier ongeveer even groot.
Maar niemand wil het VB erbij nemen, ook niet om een meerderheid te maken of te breken. Ze zullen dus ook nu nergens mogen meebesturen, en wie iets afweet van gemeentepolitiek zal wel weten dat je als oppositielid totaal niets te vertellen hebt.
Soms vraagt men zich af waarom de mensen blijven stemmen op het VB, als men toch zeker weet dat die partij uitgesloten blijft van het bestuur. Ik vermoed echter dat een echte VB-er daar niet van wakker ligt. Hij is het gewoon, verwacht niets anders. Hij is zelf meestal ook uitgesloten van de meeste structuren, heeft zelf ook geen macht, beweegt zich ergens aan de rand van de maatschappij, of in de zwijgende massa. De dag dat het VB ergens mee beslissingen moet nemen, haken die kiezers af.
Het VB vertegenwoordigt die mensen op de gepaste manier, namelijk door zure oprispingen en klachten over allerlei echte of vermeende misstanden, zonder zelf oplossingen voor te stellen, en zonder ooit enige verantwoordelijkheid te moeten nemen voor een beslissing.
Een veredelde vorm van cafépraat dus, maar wel op onze kosten. Want de VB-verkozenen, zij vullen de zakken van hun dure pakken. Het is de prijs die we moeten betalen voor de democratie, want ook de kiezers van het VB hebben recht op hun goedbetaalde vertegenwoordigers.
Wat ik me wel afvraag is waarom de media zoveel aandacht besteden aan een middelgrote maar onbeduidende partij die zichzelf uitsluit van de macht. Het zijn dezelfde media die ook bij voorkeur de spots zetten op alles wat buiten de norm valt: dikke, magere, korte, lange, oude, perverte, misdadige, extreem arme of rijke mensen, wonderkinderen, BVs (en dat is het omgekeerde van VB), kortom alle uitzonderingen. De media denken dat ze het moeten hebben van wat anders is, speciaal, uitzonderlijk, opvallend, dus niet zoals u en ik. Het is stilaan een freakshow aan het worden. En de partijvoorzitters doen daaraan vlot mee. Heb je ze gisteren bezig gezien?
Weet iemand nog wat een staatsman/vrouw is?
07-10-2006
300?
We gaan er geen gewoonte van maken, maar vandaag willen we toch even vermelden dat we de vijfduizend pageviews bereiken. Zoveel keer heeft iemand een van de teksten op mijn blog aangeklikt en ook gelezen, hopelijk. Dat doet me natuurlijk veel plezier en ik voel me daardoor aangemoedigd om ermee door te gaan.
Een lezeres merkte onlangs op dat er ook filosofie op mijn blog voorkomt. Ik had de indruk dat ze dat niet op verwijtende toon deed. Blijkbaar ziet ze in mijn bedenkingen, mijmeringen, overwegingen, opinies iets dat haar aan filosofie doet denken. Zelf heb ik die pretentie niet, al vond een andere lezer mijn kritisch stukje over Camus Mythe de Sisyphe net wél pretentieus: kleine Karel die tegen de benen van de grote Camus pist
Ik lees wel wat filosofische dingen, maar vind er zelden wat ik zoek. Meestal word ik teleurgesteld en dus afgeschrikt door de diepe afgrond die gaapt tussen het ingewikkelde systematisch denken en spreken, en de prangende vragen die een mens zich kan stellen over zichzelf en de samenleving. Filosofen zijn vaak bezig met het oplossen van problemen uit de filosofie, niet, of niet direct, met antwoorden op vragen die u en ik hebben.
Daarom aarzel ik om te beamen dat ik aan filosofie doe. Enerzijds uit eerlijke bescheidenheid en respect voor échte filosofen, die ook de wetenschappelijke opleiding hebben en die als filosoof de wereld tegemoet treden in woord en daad, maar anderzijds ook omdat ik niet tot die groep wéns te behoren.
Ik ben wie ik ben, wens niet te zijn wat ik niet kan zijn. Ik probeer wel zo goed te zijn als ik kan zijn, ook als dat niet de beste is, ook als ik faal.
Het grafschrift van Leonidas en zijn driehonderd gezellen bij de Thermopylen-pas luidt: Voorbijganger, als je in Sparta komt, zeg hen dat wij gevallen zijn, maar dat wij onze opdracht hebben vervuld.
05-10-2006
Seksuele revoluties
Freud had het er al over: de mens heeft seksuele aandriften, hij wil seks. Dat zit ingebakken in het beestje, zoals in alle beestjes. Biologen zullen dat de voortplantingsdrang noemen, een van de belangrijkste drijfveren voor alle dierlijk gedrag.
Boire sans soif et faire l'amour en tout temps, madame, il n'y a que ça qui nous distingue des autres bêtes, zei Beaumarchais in Le marriage de Figaro. De menselijke (zin in) seks blijkt niet zoals bij de dieren beperkt tot een bepaalde periode, namelijk die waarin het wijfje vruchtbaar is. En hoewel de aandrift natuurlijk met voorplanting te maken heeft, heeft de mens precies dat gevolg van seks proberen vermijden, met andere woorden: seks en voortplanting scheiden.
Seks wordt zo een doel op zich, omwille van het fysieke en emotionele genot, allicht, en omdat het een uitzonderlijke vorm van intimiteit en vertrouwen meebrengt. Al de aspecten die seks aantrekkelijk maken zodat de voortplanting gegarandeerd wordt, blijven hun aantrekkelijkheid blijkbaar ook behouden als de bedoeling van voortplanting afwezig is of zelfs angstvallig vermeden wordt.
In sommige - meestal Oosterse - culturen heeft die autonome beleving van de seksualiteit een belangrijke plaats gekregen in de maatschappij en is men dat ultieme genotsmiddel gaan cultiveren in al zijn aspecten, ook de artistieke. India en ook Japan zijn daarvan goede voorbeelden.
Andere culturen hebben, althans publiek, seksualiteit verdonkeremaand. Denk aan de raad die Britse moeders hun dochters meegaven voor de eerste huwelijksnacht: Close your eyes and think of England.
Met de moderne voorbehoedsmiddelen en de meer definitieve chirurgische ingrepen is de voortplanting op mechanische manier geconcentreerd in de periode die daarvoor bij uitstek geschikt is, of die daarvoor gekozen wordt door de betrokkene(n), en tot de partners die men daarvoor uitkiest. Heel jonge meisjes nemen met grote vanzelfsprekendheid de pil, vrouwen die het gewenste aantal kinderen bereikt hebben kiezen vaker voor blijvende oplossingen. Dat maakt seksuele activiteit met andere partners, op andere momenten van het leven en met andere bedoelingen eindelijk mogelijk.
In mijn jeugd was seksualiteit zo goed als onbespreekbaar. Onkuisheid was dé (dood)zonde. Wellicht moeten we dit zien als de maatschappelijke druk om ongewenste zwangerschappen te voorkomen: incest en inteelt, té jeugdige moeders of vaders, buitenechtelijke kinderen. Maar meteen was ook alle seksualiteit buiten de voortplanting ten strengste verboden: masturbatie, voorhuwelijkse betrekkingen, zoals dat toen heette, vreemdgaan, maar ook flirten, dansen, losse kledij, gezamenlijk zwemmen, gemengd onderwijs, sport, jeugdbeweging Prostitutie kon niet uitgeroeid worden, maar omdat het daar heel specifiek om seks zonder voortplanting ging, was zowel de wet als de kerk ongemeen streng in zijn veroordeling, althans verbaal.
Al die beperkingen aan de seksueel actieve mens opgelegd door maatschappij en geloof, konden niet zonder gevolgen blijven voor de betrokkenen; het frustreren van natuurlijke functies, eigenschappen of processen doet men nooit ongestraft, men leze er Freud, Havelock Ellis of gewoon de politierapporten van de mondaine op na.
De moderne medische techniek heeft voor een tweede seksuele revolutie gezorgd. Terwijl de eerste, dank zij de pil, seksualiteit losmaakte van voortplanting, is het nu meer en meer nodig om de voortplanting los te maken van de seksualiteit. Heel wat koppels slagen er niet in om zich zonder medische hulp voort te planten en steken vaak veel geld en moeite in allerlei fertiliseringsbehandelingen, met eigen ei- en zaadcellen of met koppel-vreemde. Wellicht draagt dit op zijn beurt bij tot de verdere emotionele vervreemding tussen wat ooit onverbrekelijk verbonden leek, seksualiteit en voortplanting.
Dit alles maakt nu ook in de moderne Westerse wereld de weg vrij voor een intense en open beleving van het lichamelijke en de seksualiteit zoals we dat nog nooit gekend hebben. Er is zo ongeveer geen enkel taboe meer, omdat al de oude verboden enkel gebaseerd waren op het in goede banen leiden van de voortplanting. De maatschappij worstelt met die nieuwe situatie. Homoseksuelen mag men niet meer discrimineren, ze kunnen huwen, kinderen krijgen of adopteren, al is iedereen het daarmee niet eens. Niet-actieve pedofielen, dus mensen die hun heel specifieke seksuele geaardheid of afwijking beleven zonder daar anderen mee lastig te vallen, vragen zich verbaasd af waarom men hem vervolgt en bestraft voor het bekijken van kinderporno op internet of video bij hen thuis. Zij sluiten daarbij de ogen voor het misbruik van die kinderen bij de opnames. Maar laten we een stap verder gaan: gaat men hen ook bestraffen voor het lezen van pedofiele literatuur? Of animatie-kinderporno? Enkele jaren geleden nog heeft men een rechter, voorwaar, veroordeeld voor SM-seks met zijn eigen vrouw, die aan die vorm van seks behoefte had.
De vraag stelt zich zeer concreet: is de afwijking, de perversie of geaardheid verkeerd en dus strafbaar, of alleen de strafbare feiten? De ontelbare processen die de maatschappij nog niet zo lang geleden voerde tegen pornografie en zelfs tegen ernstige literatuur en haar schrijvers waarin onbevangen over seksualiteit werd gesproken, zijn nu nog slechts een amusante anekdote. Wij vergeten daarbij dat mensen in de gevangenis beland zijn en levens gebroken, dat mensen zelfs gestorven zijn omdat ze dingen geschreven hadden die wij nu zelfs niet eens aangebrand of opwindend vinden.
De grenzen vervagen, zodanig dat meer en meer mensen agressief de mogelijkheden gaan aftasten, met steeds minder scrupules of schuldbewustzijn. Niemand minder dan de president van de U.S. verklaarde uitdrukkelijk dat hij geen seks had gehad met een van zijn bewonderende ondergeschikten die hem oraal bevredigd had: een blow job is het spreken niet waard. Sekstoerisme is een miljardenindustrie, net zoals porno. Niet alleen de toeristen zelf hebben hun gène verloren, maar ook de vele duizenden providers, de kinderen, jongeren en ook hun ouders, evenals andere volwassenen die hun dagelijks brood ermee verdienen.Rosse buurten worden gesaneerd tot Eroscentra, luxueuze voorzieningen voor ongecomplexeerde seksualiteitsbeleving, een legitieme variatie op de alomtegenwoordige fitness centers.
Een grote meerderheid zegt onomwonden dat er geen onkuisheid meer bestaat tussen instemmende volwassenen (consenting adults).
Voor de nadenkende mens stelt zich echter stilaan toch de vraag naar een nieuwe moraliteit, die op andere grondslagen gevestigd is, zoals het respect voor de persoonlijke integriteit en de menselijke waardigheid.
Seksualiteit is voor de meeste mensen een zeer ingrijpende belevenis. De grote onzekerheid die onze moderne samenleving kenmerkt, vindt ongetwijfeld in belangrijke mate haar oorsprong in de enorme verschuivingen die de laatste tientallen jaren gebeurd zijn op dat gebied. Die onzekerheid en de angst die ermee gepaard gaat, zal niet ophouden vooraleer we individueel en als maatschappij beter hebben leren omgaan met onszelf en onze medemensen in alle aspecten van ons mens-zijn. Voor ons, die opgegroeid zijn met de waarden en vooral de verboden van de wereld vóór de seksuele revoluties, is dat helaas wat laat. Ik hoop dat onze kinderen en vooral onze kleinkinderen mogen leven zonder de hypocrisie en de morele banbliksems en zo een gezonder evenwicht zullen vinden in hun omgang met elkaar.
01-10-2006
etymon: mischien
Misschien is een oud woord, Van Dale plaatst het in 1236!
De etymologie is niet evident: mis, schien, het zijn geen bekende woorden of stammen die ons onmiddellijk in het oog springen. Maar dat maakt etymologie ook leuk, natuurlijk.
Wij krijgen hulp uit wel erg onverwachte hoek. De ouderen onder ons zullen zich de bij uitstek Belgische voetbaltrainer en kenner Raymond Goethals (1921 - 2004) herinneren, de flamboyante ket die zonder enige valse schaamte zijn pittig Brussels dialect gebruikte in de vele interviews die hij gaf op radio en televisie. Als een jonge reporter met meer enthousiasme dan kennis weer eens een al te gemakkelijke conclusie naar voren bracht, of als Rik de Saedeleer zijn beroemde analyse stelde in zeven eindeloze complexe volzinnen en dan aan de Raymond oratorisch vroeg: vindt u ook niet, meneer Goethals? dan was het ontnuchterende antwoord steevast: Maschien, maschien
Dat mag nog altijd wat obscuur lijken, maar het brengt ons al een stap dichter bij de oplossing.
Maschien is de samentrekking van: mag scien. Daarmee hebben we al één element: mag.
Scien is ons moderne 'geschieden', eigenlijk geschien, de d is er maar achteraf tussen gekropen naar analogie met andere werkwoorden die eindigen op den.
Het mag dus geschieden, het kan zijn.
Als we dan naar onze buren kijken, dan blijkt dat het daar veel duidelijker is: peut-être, maybe.
In het Duits heb je vielleicht, en dat is ons wellicht, het Italiaanse forse is het Latijnse forsan, het Spaanse quizás is bij ons wie weet.