mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
25-10-2006
Wilhem Tell
Zoals zondag na de middag onvermijdelijk opera brengt, zo was en is het ook op zaterdagavond. Ik kan me niet herinneren hoe lang al verscheidene radiostations zo rond acht uur een integrale opname van een opera brengen op zaterdagavond. Ik heb er al vaak naar geluisterd. Toen ik mijn eerste digitale satelliet-radiotuner kocht die vooral Duitse stations bracht in heerlijke en ongestoorde Cd-kwaliteit, was er steeds, tijdens het seizoen, de rechtstreekse uitzending vanuit de Met, de Metropolitan Opera House in New York. Het tijdverschil maakte dat we de matinee te horen kregen, de voorstelling van de vroege zaterdagmiddag ginds. De commentaarstem was typisch Amerikaans, met een pathos die onder meer Johan Van Cauwenberghe op de VRT heeft geïnspireerd. In de pauze was er een quiz, en je kon er ook thuis aan meedoen en tickets winnen
Nu hebben we Mezzo, een muziekzender die je bij ons het best via Telenet bekijkt en beluistert, al moet je er een klein maandelijks extraatje voor veil hebben. En ja, hoor: op zaterdag is er opera!
Vorige zaterdag heb ik vier uur lang genoten van Rossinis Guillaume Tell, een opname van 2003 in La Bastille, Parijs, met Thomas Hampson in de titelrol en minder bekende maar niet minder verdienstelijke zangers in de andere.
Gioachino Rossini (1792-1868) geniet nu niet bepaald mijn voorkeur als operacomponist, hij komt bij mij vér achter Puccini, Verdi, Strauss of Wagner. Waarschijnlijk lijd ik nog altijd een beetje aan de indigestie die ik opliep in 1992, toen de VRT, toen nog BRTN, zeker, de 200ste verjaardag van zijn geboorte meende te moeten herdenken met de integrale uitzending van ál zijn operas, elke zondagnamiddag, in plaats van het meer gevarieerde operaprogramma. Ik heb ze niet geteld, maar ik kan u verzekeren, het zijn er meer dan je na elkaar wil horen, week na week, ook al omdat ze nu niet bepaald uitblinken door hun onderlinge verschillen. Als je er één gehoord hebt, heb je letterlijk ook een paar andere gehoord, want zoals wel meer veelschrijvers was Rossini niet vies van enige recyclage van vroegere werken als hij tijd of inspiratie te kort kwam.
Het was dus met enig wantrouwen dat ik me zaterdag voor Tv zette, al viel er niet veel anders te rapen, zoals gewoonlijk. Al vlak na de ouverture die we zo goed kennen, werd ik geboeid door de groots opgezette productie, de overtuigende cast, de intelligentie regie, het volmaakte orkest. Opera op Tv (of Dvd, natuurlijk) is een beetje zoals film: je krijgt bijvoorbeeld close-ups die je in het theater onmogelijk kan verlangen, en als de protagonist een beeldige Thomas Hampson is, dan is dat een zeer overtuigende factor voor je betrokkenheid bij het verhaal.
Rossini woonde al jaren in Parijs toen hij in 1829 zijn Tell liet opvoeren, zijn eerste Franse opera, en meteen ook zijn laatste opera. Je merkt heel goed dat hij zich heeft laten beïnvloeden door de Parijse operavereisten: een belangrijke rol is weggelegd voor het koor en voor ensembles, er zijn leuke balletten in elke scène en je krijgt veel actie op het toneel, vooral met indrukwekkende massa-tonelen. Maar de vaste waarden van de Italiaanse opera, met de verplichte duos tussen de twee geliefden en de grote arias van de protagonisten op de belangrijke momenten van de actie, komen eveneens ruim aan bod. Ook zuiver muzikaal is dit de meest moderne en dus interessante Rossini, met veel minder herhalingen en ook zonder het ronduit vervelende gehinnik dat je moet doorstaan bij de soms moeizame hedendaagse interpretatie van de versieringen die Rossini schreef voor de vaak lastige prima donnas en verwaande hoge tenoren van zijn tijd.
Een onderwerp als het bekende verhaal van de Zwitserse vrijheidsstrijder Wilhelm Tell en zijn verzet tegen de Habsburgse bezetter, past natuurlijk perfect in de nationalistische, revolutionaire tijdsgeest rond 1830. Onze Belgische revolutie zou evengoed, of eigenlijk beter op gang gebracht kunnen zijn door dit meeslepende verhaal dan door La muette de Portici.
Een van de hoogtepunten is natuurlijk de scène waarin Tell een appel van het hoofd van zijn zoontje moet schieten om hun beider leven te redden. Ik weet niet hoe ze het doen, maar het leek net echt!
Ik vermeld nog dat het libretto steunt op het drama Wilhelm Tell (1804) van Friedrich von Schiller (1759-1805), die nu vooral bekend is omwille van An die Freude, door Beethoven op muziek gezet in zijn Negende. Voor Rossini was het de eerste en laatste keer dat hij een werk van Schiller als bron nam, maar Verdi (1813-1901, zijn eerste opera is van 1841, meer dan tien jaar na de laatste van Rossini) maakte er ruim gebruik van:
Giovanna dArco 1845 Die Jungfrau von Orleans 1801 I masnadieri 1847 Die Räuber 1781 Luisa Miller 1849 Kabale und Liebe 1784 La forza del destino 1862 Wallensteins Lager 1799 Don Carlos 1867 Don Carlos 1787
20-10-2006
oude bokken, groene blaadjes
Het is niet omdat ik zestig geworden ben, of omdat mijn blog op het Seniorennet verschijnt, dat ik plots belangstelling zou gekregen hebben voor de spreekwoordelijke oude bok of liever: voor het groene blaadje. Het is een thematiek die zeer actueel is: elke dag krijgen we wel een nieuwsbericht over een geval van pedofilie of van een oudere man die een veel jongere vrouw huwt. Die problematiek is ook van alle tijden, zoals ook zal blijken uit de rest van mijn verhaal. Het moet dus zijn dat oude bokken altijd al groene blaadjes gelust hebben, en dat de goegemeente dat steeds als afwijkend gedrag heeft beschouwd, waarover zij nu eens verontwaardigd deed, maar zich er dan weer eindeloos vrolijk over maakte.
In de literatuur is het thema alomtegenwoordig. Lolita en nymphet zijn door Nabokov in het algemene taalgebruik gebracht, maar bijvoorbeeld ook Dostojevski voerde in De idioot het schrijnende verhaal op van een oude rijkaard die een jong meisje rooft en jarenlang in afzondering houdt.
Ook in het theater en in de opera is die thematiek sterk aanwezig. Plautus ( -184) heeft met het blijspel Casina wellicht de basis gelegd voor een eindeloze reeks navolgingen rond het thema van de rijke oude vrek die zijn zinnen gezet heeft op een jonge vrouw, maar die door iedereen uit zijn omgeving bedrogen wordt en uiteindelijk zowel de vrouw als zijn geld verliest.
Een interessante lijn kan van Plautus Casina getrokken worden, wellicht via enkele omwegen, naar Ben Jonson (1572-1637) en zijn Epicoene (1609). De oude man in kwestie, Morosus, is bovendien ook zeer op rust en stilte gesteld. Hij dreigt ermee zijn neef te onterven door zelf met een heel stil meisje te trouwen. Hij beseft niet dat het meisje de geliefde is van de neef, die het plan van zijn oom doorheeft en met deze list probeert zijn erfenis veilig te stellen. Het brave meisje ontpopt zich eens getrouwd immers tot een luidruchtige helleveeg die het geld door ramen en deuren gooit. Morosus is uiteindelijk blij dat neeflief haar van hem overneemt, samen met de erfenis, natuurlijk.
In Engeland vind je The Silent Woman of ook wel The Quiet Woman vaak terug als naam van pubs en inns, met op het uithangbord steevast een afbeelding van een vrouw... zonder hoofd, blijkbaar de enige zwijgende vrouw die de tooghangers zich konden voorstellen.
Van dat blijspel van Ben Jonson maakte Stefan Zweig een vrij getrouwe bewerking als libretto voor Richard Strauss Die Schweigsame Frau (1935). De ondertitel van Jonsons Epicoene was inderdaad The Silent Woman. Epikoinè is denkelijk Grieks is voor babbelwijf; naar verluidt was Pauline, de echtgenote van Strauss en een notoire dragonder, niet erg opgezet met de keuze van haar man voor dit onderwerp.
Dat blijspel van Jonson moet ten minste onrechtstreeks aan de basis gelegen hebben van het libretto van Gaetano Donizettis nog steeds zeer populaire opera Don Pasquale (1843). Over de toch wel opvallende gelijkenissen in het verhaal van deze beide operas las ik nog nergens iets, zodat ik het hier maar even vermeld. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat Strauss zich hiervan niet bewust was, hij was namelijk jarenlang dirigent aan de beste operahuizen ter wereld.
Een andere, niet minder boeiende rode draad voert ons van Plautus naar Beaumarchais (1732-1799), de auteur van twee bij het verschijnen immens populaire, maar door de censuur lang verboden blijspelen: Le barbier deSéville (1775) en Le mariage de Figaro (1784). De sympathieke barbier, een functie die zowel het scheren en knippen als de elementaire geneeskundige verzorging inhield, werd muzikaal eerst vereeuwigd in de opera van Rossini, Figaro in die van Mozart. In beide operas is onze oude bok prominent aanwezig en krijgt uiteindelijk zijn bekomst, zoals dat gaat. In Figaro is hij niet zozeer oud als wel de adellijke meester van Figaro, die zijn bediende zijn jonge aanstaande bruid wil ontfutselen, desnoods op basis van het oude ius primae noctis, het recht van de feodale heer op de eerste huwelijksnacht van zijn ondergeschikten. Terloops: we moeten dat recht niet al te letterlijk opvatten, zeggen de meeste historici; hoewel dat hier en daar en af en toe wel zal gebeurd zijn, was dat recht eerder iets dat de geliefden of hun ouders moesten afkopen van de heer, een soort belasting op het huwelijk dus. Dat maakt het niet minder verwerpelijk, maar toch iets minder scabreus.
Met Figaro dienen nieuwe tijden zich aan, de Franse revolutie is niet meer veraf: Mozarts Le nozze di Figaro kende zijn eerste opvoering in Wenen in 1786. Het is nog steeds een van de meest gespeelde operas, net zoals Il barbiere di Siviglia en ook Don Pasquale. Strauss Schweigsame Frau is niet echt van het repertoire verdwenen, maar is toch duidelijk minder populair bij het grote publiek.
Een postscriptum nog over die Beaumarchais. Hij begon zijn leven onder de naam Caron en als zoon van een horlogemaker. Toen hij 19 was ontwikkelde hij een nieuw soort van échappement dat ook nu nog gebruikt wordt in uurwerken en mechanische polshorloges. Hij heeft het later ver gebracht, onder meer door zich te laten opmerken bij het koninklijk hof. Hij trouwde een jonge weduwe, die prompt stierf en hem naast veel geld ook zijn nieuwe naam de Beaumarchais naliet. Hij werd nog veel rijker door zijn associatie met al dan niet duistere financiële transacties en kon zich een adellijke titel kopen in 1760. Hij werkte als geheim agent voor de Franse koning, maar raakte herhaaldelijk in onmin en ongenade door allerlei juridische problemen, die hij echter steeds in zijn voordeel kon laten beslechten, niet in het minst door zijn briljante pamfletten tegen zijn tegenstanders, die hem de steun van het publiek opleverden. Hij overleefde ook nog de Franse revolutie, was zelfs actief in de aankoop van geweren voor het revolutionaire leger, en speelde een belangrijke rol in de ondersteuning van de Amerikaanse revolutie door Frankrijk, waarbij hij zelf ook een deel van zijn fortuin verloor. Een kleurrijke figuur, voorwaar.
Categorie:etymologie Tags:etymologie
19-10-2006
Johannes 21, 18
In Animal Farm zijn alle dieren gelijk, but some are more equal then others. Als de varkens hun coup (spreek uit: koe) plegen en het bewind in handen nemen, heet het eerstaanwezend zwijn: Nappie. Toen Beethoven vernam dat Nappies oorspronkelijke naamgenoot, Napoleon, ook de eerste plaats aan de trog had veroverd door zich eigenhandig de keizerskroon op het hoofd te drukken, schrapte hij de naam van die verrader van de revolutie in de opdracht van zijn derde symfonie, de Eroica.
Dictators hebben het niet altijd gemakkelijk. Eerst moeten ze jaren vechten om aan de macht te komen, want behalve in Noord-Korea is het dictatorschap zelden succesvol erfelijk. Ze moeten beginnen als korporaal, zoals Napoleon en ook Hitler, om uiteindelijk opperbevelhebber van het leger te worden en vader des vaderlands. Vervolgens moeten ze hun absolute macht uitbreiden over een zo groot mogelijk gebied en daartoe voortdurend oorlog voeren met hun buren. En zelfs als dat lukt, wacht hen nadien de onverdroten oppositie in binnen- en buitenland, die ze met brutaal geweld moeten bestrijden tot op hun oude dag.
En toch zijn er nog altijd mensen die die rotjob willen.
Je vindt ze overal. Of het nu de ondervoorzitter van de duivenmelkerbond is, de trainer van de vrouwenvoetbaljeugdploeg van Kortessem, de groepsvoorzitter Wetenschappen aan de universiteit, de schepen van openbare werken van Zoetenaaie-aan-de-Gaver of de afgevaardigd-bestuurder van de Bank van Jersey, er is er altijd wel eentje die de anderen de mond snoert, zijn eigen plannetjes uitvoert en nog nooit van scrupules of democratie gehoord heeft.
Als dat zich beperkt tot de plaatselijke landelijke gilde of de verenigde pluimveehouders van een van de deelgemeenten van Weelde, dan zijn er hooguit zeven mensen die s avonds na de vergadering tegen hun vrouw zeggen: hij was weer bezig, hoor! Weet ge wat hij nu weer van plan is?
Het wordt gevaarlijker als zo iemand belangrijke verantwoordelijkheden krijgt of naar zich toetrekt. Hoe groter de macht, hoe meer mensen en middelen erbij betrokken zijn, hoe kwalijker de gevolgen. Als de bazen van de grootste bedrijven ter wereld beginnen vals spelen, denk aan Enron, maar ook aan L&H bij ons, dan zijn de gevolgen niet te overzien. Als gewetenloze schurken de macht grijpen in een land, denk aan Pol Pot, Sadam, de Taliban, de Griekse kolonels, de Chileense Junta, de Argentijnse generaals dan is alles mogelijk. Het Nazisme heeft dat overtuigend aangetoond.
Er is dus een concreet gevaar verbonden aan schaalvergroting. Als het verkeerd gaat op kleine schaal, dan is dat erg voor de betrokkenen, maar zij kunnen nog altijd een beroep doen op een hogere macht om in te grijpen. Maar als een land als Amerika weigert zich neer te leggen bij beslissingen van de rest van de wereld over maatregelen tegen de opwarming van de aarde, wat kan men daaraan dan nog doen?
Is small dan altijd beautiful?
Was het maar zo simpel. Er zijn zeker heel veel aangelegenheden die beter op grote schaal aangepakt worden. Het heeft geen zin om bijvoorbeeld verschillende verkeersreglementen te hebben per Vlaamse provincie: Europese afspraken zijn hier op hun plaats, en zo kunnen we nog tal van uitstekende grootschalige reglementeringen en afspraken aanwijzen.
Een goede manier om uit te maken of iets op een laag niveau dan wel op wereldschaal moet afgesproken of beslist worden, is het subsidiariteitsbeginsel, ik wou ook wel dat er een eenvoudiger woord was. De regel is nochtans simpel: als een beslissing op het laagste niveau kan genomen worden zonder nadelige gevolgen voor de rest, laat de verantwoordelijkheid dan op dat laagste niveau.
Een voorbeeld: de bewoners van een verkaveling rond een doodlopende straat menen dat er te snel gereden wordt in hun straat. Dat gebeurt dan uiteraard door die bewoners zelf en door de bezoekers. Als die mensen de koppen bijeen steken en vinden dat er verkeersdrempels moeten komen, dan kan die beslissing nauwelijks invloed hebben op anderen dan die bewoners en hun bezoekers, de rest van het dorp heeft er geen last van. Natuurlijk mogen zij zelf die drempels niet plaatsen: je zou wat zien! Over de afmetingen etc. van dergelijke drempels beslist het best een hogere instantie, bij voorkeur nationaal of zelfs internationaal, kwestie van het zinvol en veilig te houden. En de gemeenteraad moet natuurlijk ook beslissen of er geld vrijgemaakt wordt om precies daar drempels te plaatsten, of er geen andere prioriteiten zijn. Maar het heeft geen zin dat de UNO moet beslissen of er in die doodlopende straat drempels komen.
Het Nazisme heeft destijds de meest verregaande en ingrijpende beslissingen genomen in het belang van het land. Dat was ook telkens de verdediging van de overgebleven verantwoordelijken op het proces van Nürnberg: zij hadden gehandeld om het land van de ondergang te redden. Daarvoor hadden zij politieke tegenstanders uitgeschakeld, de democratie afgeschaft, de Joden geplunderd en vernietigd, volksvreemde elementen uitgeroeid, etnische zuiveringen uitgevoerd in bezette gebieden Alle macht lag in de handen van een zeer kleine kliek. Het hoger belang, daarvoor moest alles wijken. Tot zij op het proces geconfronteerd werden met het afschuwelijk menselijk leed dat zij op zon verbijsterend grote schaal veroorzaakt hadden. Toen hadden ze het niet geweten, nee, dat hadden ze niet bedoeld, nee, daartoe hadden ze nooit het bevel gegeven. En het is niet ondenkbaar dat in bepaalde gevallen zij inderdaad de gevolgen van hun beslissingen niet van bij de aanvang voorzien hadden. Het maakt er hun schuld niet minder om.
En ook de schuld van hen die de onmenselijke bevelen hadden uitgevoerd, mag niet in vraag gesteld worden. Befehl ist Befehl is geen excuus, al was het allicht best moeilijk om toen bevelen te negeren. De schuld van degenen die de bevelen gaven mag dan groter zijn, maar er zijn dingen die men niet straffeloos doet, ook al komt het bevel van hogerhand.
Laat ons dus zeven keer nadenken voor we onze eigen verantwoordelijkheid overdragen aan anderen, op een hoger niveau. Voor ge het weet
zult gij uw handen uitstrekken
een ander zal u omgorden
en brengen waarheen ge niet wilt.
(Joh. 21, 18).
18-10-2006
pianola
Conlon Nancarrow ° 27 oktober 1912, Texarkana 10 augustus 1997, Mexico City
Weinig mensen zullen ooit gehoord hebben van Conlon Nancarrow of van zijn muziek. En toch werd hij ooit een van de meest originele en belangwekkende componisten van de 20ste eeuw genoemd. Hij was een van die Amerikaanse individualisten die hun eigen weg volgen, hoe onwaarschijnlijk die ook is en ondanks de weerstand die ze daarbij ondervinden. Hij was lid van de communistische partij toen dat allesbehalve vanzelfsprekend was en trok naar Spanje om er tegen Franco en het fascisme te strijden. In 1940 emigreerde hij naar Mexico, werd er staatsburger in 1955 en leidde er tot zijn dood een erg teruggetrokken leven.
Als componist was hij al vrij vroeg gefascineerd door de toepassing van wiskundige formules en patronen op de muziek. Daarin was hij natuurlijk niet de eerste, muziek(notatie) is een zeer wiskundige bezigheid, en componisten hebben wel eens hun inspiratie gehaald, of hun gebrek daaraan verdoezeld met wiskundige ordening van noten, ritmes, modulaties en zo verder. Dat dit niet meteen tot minderwaardige muzikale resultaten moet leiden, bewijst ons Bach zelf: over de wiskundige aspecten van zijn composities zijn geleerde boeken geschreven.
Bach was een genie, daarover is iedereen het eens, misschien wel het grootste genie dat de mensheid voortgebracht heeft. De wiskunde was een substraat, een onderliggende laag waarop hij autonoom en met gebruik van al zijn geestelijke vermogens en emoties zijn muziek bouwde. Ook de wiskundig opgebouwde stukken hebben de kritiek van zijn geniale inspiratie moeten ondergaan en wat eventueel wel mathematisch perfect was maar niet klonk of boeide, vloog eruit of werd aangepast.
Ook moderne componisten hebben zich op wiskundige principes gesteund voor hun composities: Varèse, Xenakis, Stockhausen
Nancarrow schreef muziek die zo complex was dat hij geen uitvoerders vond, niet in New York, toen hij nog daar verbleef, en zeker niet in Mexico, waar hij zo goed als van de buitenwereld afgesloten leefde. Toen hij een vrij aanzienlijke som erfde, besloot hij om daarmee in New York een mechanische piano te kopen, een player piano of pianola waarop de toetsen bewegen door een mechanisme met een soort ponsband, de bekende pianorollen. Je kan die ook bij ons soms nog zien bij draaiorgels of mechanische orgels op de kermis. Dat systeem was vroeger, voor we radio of muziekplaten hadden, erg in trek. Je kon zo thuis pianomuziek beluisteren zonder pianist. Beroemde pianisten en componisten lieten hun vertolkingen op rollen opnemen en zo kreeg je thuis topkwaliteit, of toch bijna.
Vandaag bestaan er zelfs prachtige Bösendorfers waarin een volledig elektronisch geheugen is opgenomen, samen met een zeer verfijnde mechanische aandrijving van de toetsen. Je kan zo registreren wat je gespeeld hebt, of wat een topartiest erop gespeeld heeft, en dat nadien vlekkeloos laten afspelen. Je kan ook de muziek als noten of als file invoeren als in een computer, en de piano dat laten afspelen. Onzin, zal je zeggen, je hebt een interpretatie nodig voor je van kunst kan spreken, maar een beroemde pianovirtuoos zei dat hij er enkel kon van dromen om Bach met zon perfect ritme te spelen
Nancarrow kwam in Mexico aan met zijn pianola en met het toestel om de rollen aan te maken en zette zich aan het werk. Hij prutste aan de pianola en aan het ponsapparaat tot hij het resultaat kreeg dat hij wou en componeerde nu eindelijk zonder rekening te moeten houden met de menselijke beperkingen van de uitvoerders van zijn muziek.
Je zou dan denken dat hij zich dan vooral zou bezig houden met dingen die een mens wel wil maar nu eenmaal niet kan: enorm snel spelen, allerlei noten tegelijk of in een volgorde die tien vingers niet aankunnen, dus een soort duivelskunstenaar, een super-Liszt of Paganini. Maar daarvoor had hij geen belangstelling. Hij was gegrepen door de esthetiek van de wiskunde en zijn research, want dat was het, richtte zich helemaal daarop. Het resultaat is, hoe zal ik het zeggen: eigenaardig. Soms klinkt het als een pianola in een bar in een oude Western, soms als een leerling-harpist, soms als Nancarrow. Zijn verzameld werk staat op Cd, je vindt het ook in de uitleenbibliotheek, probeer het maar eens. Ik vermoed dat het voor de gewone luisteraar té bevreemdend is om te (blijven) boeien. De schoonheid blijft wellicht wat steken in de formules. Maar misschien vergis ik mij: ook Bachs Kunst der Fuge of zijn werk voor viool- of cello-solo hebben zijn tijdsgenoten meewarig beluisterd. Toch vrees ik dat Nancarrow te diep gegraven heeft naar de mogelijkheden van zijn machines en de wiskundige theoretische basis van de muziek en misschien te weinig geselecteerd heeft wat ook voor de toehoorder esthetisch aantrekkelijk of fascinerend is.
In die Beschränkung zeigt sich erst der Meister.
16-10-2006
Verantwoordelijkheid
Elke dag krijgen we ons deel van de statistieken voorgeschoteld door gemakzuchtig weinig selectieve nieuwsredacties, hoewel we intussen weten dat je met statistieken alles kan bewijzen of ontkrachten. Wie was het ook weer die het schandalige feit aankloeg dat in ons land (op dat ogenblik) 25% van de universiteitsrectoren van ons land in de gevangenis zat voor moord? Er waren toen (nog maar) vier echte rectoren, en die van Brussel zat inderdaad in de gevangenis voor de passionele moord op zijn vrouw.
De statistieken waarover ik het heb zijn die van het verwijtende soort, van de morele verontwaardiging: een op acht mensen is ondervoed, elke dag sterven x mensen van honger/aids/ In Irak sterven elke dag meer mensen dan je voor mogelijk houdt, en dat in een land waar meer ordehandhavers zijn dan waar ook ter wereld. In Noord-Korea sterven nu al jaren mensen van de honger terwijl een kleine club onverbeterlijke communisten zich te goed doet aan Westerse luxe en atoombommen fabriceert.
Het is die verwijtende toon, de morele verontwaardiging die me dwars zit, de meewarige, gepijnigde blik in de ogen van Martine Tanghe en het nauwelijks verholen afgrijzen in haar kleine maar significante stiltes na de weer maar eens schokkende beelden.
Alsof het mijn schuld is!
Natuurlijk voel ik me mee schuldig, en ik vind het best goed dat Martine haar verontwaardiging laat blijken. Maar laat ons duidelijk wezen: wij zijn niet alléén schuldig aan alles wat verkeerd gaat in deze wereld.
Neem nu Darfur. We weten er niet alles van, of vrijwel niets, maar toch dit: groepen gewapende jongemannen rijden daar rond en moorden, stelen en verkrachten op grote schaal. Dat is erg, dat mag niet, maar het is wel zo. En ik kan daar niets aan doen, hoe graag ik het ook zou willen. En blijkbaar ben ik niet de enige die gefrustreerd moet toekijken, al twaalf of twaalf honderd jaar lang, want de hele wereld kijkt mee toe, en geen Organisatie voor Afrikaanse Eenheid, geen UNO, geen EU of NATO die er iets tegen vermag. Het kan best zijn dat ergens in het verleden een of andere koloniale mogendheid, bijvoorbeeld de Britten, zij hadden het toch altijd over THE Sudan, daar zware fouten gemaakt heeft, net als wij in Kongo, ongetwijfeld. Maar wat daar gebeurt, dat doen die mensen mekaar aan, waarom mag God weten, gewoon omdat het kan, zeker? Die kerels denken wellicht dat ze door God gezonden zijn en zijn heilsplan uitvoeren, zoals die man in The White House.
In een heerlijk interview op de Nederlandse Tv had John Le Carré het over de Kongo: misschien moet de UNO gewoon eventjes het land overnemen tot er genoeg democratie én infrastructuur is om een normaal leven mogelijk te maken voor de hele bevolking. Het kan toch niet dat het rijkste land van Afrika ten onder gaat aan stammentwisten, corruptie, wetteloosheid, uitbuiting door binnenlandse chefs en buitenlandse belangengroepen? Het kan wel, jaar na jaar, slachting na slachting, steeds dieper de put in. Hij zei: de UNO moet de soevereiniteit van het land even overnemen om die soevereiniteit te herstellen en te garanderen. Hij besefte natuurlijk ook wel dat zoiets niet kan: dat is namelijk precies wat Bush en Blair uitspoken in Irak. En dat vindt ook John Le Carré helemaal niet leuk. Een man naar mijn hart.
In Iran gebeuren vreemde dingen, we krijgen ze voorgeschoteld na het avondmaal, losgepeuterde bloederige donornieren en al. Maar er is niets, maar dan ook niets dat ik of de UNO kan doen om daaraan iets te veranderen, en hoe graag dat Amerika dat ook zou willen, een tweede Irak kunnen ze zich niet veroorloven, althans voorlopig? Hopelijk toch?
Ik ben net zo vervuld van afgrijzen, en best ook moreel verontwaardigd; ik sta mijn zitje op de bus af aan nog ouderen dan ik, en schimp op de jeugd die dat niet doet, ik fulmineer tegen het VB en tegen wegpiraten, maar aan Darfur, Martine, daar kan ik niets aan doen. Het spijt me.
Echt.
15-10-2006
water
De Indian Summer (zie mijn bijdrage hierover in het overzicht hiernaast, ik heb ze een beetje versluierd onder de titel wonne, dat prachtige woord dat we ten onrechte verwaarlozen en dat precies zegt waarover het gaat: het gevoel dat we iets gewonnen hebben, een warme gloed die ons diep gelukkig maakt) doet het dit jaar wel heel erg goed. De dakwerkers die nog net voor de herfst echt begint een gedeelte van ons dak vernieuwd hebben, liepen er bloot en fluitend bij. En het is inderdaad fris van zodra de zon ondergaat, en s morgens hebben we ook nevel en mist.
We horen die combinatie in dit seizoen zowat elke dag: nevel en mist. Wat is het verschil? Het is allebei waterdamp die door de afkoeling van de temperatuur dichter en daardoor zichtbaar wordt.
Nevel ontstaat door condensatie boven waterlopen en vochtige lage weilanden en braakgronden, je kan dat heel mooi zien als je s avonds gaat wandelen of met de wagen over minder druk bebouwde wegen rijdt. Die nevelslierten zijn heel plaatselijk. Ze zijn ook niet echt heel dicht, ze blijven wazig en doorzichtig grijswit. Het zicht is nauwelijks beperkt, je wordt er niet echt door gehinderd, tenzij het gaat vriezen.
Mist is niet zó plaatselijk, niet gebonden aan water of vochtige grond. De waterdamp is veel dichter, en dus minder doorzichtig, ook al omdat mist, zelfs mistbanken, veel groter zijn dan nevelslierten. Mist hangt overal op de grond, ook waar geen water of vocht is. Het zijn (zeer) laaghangende wolken, mist komt dus van boven, mist valt. De zichtbaarheid kan uiterst beperkt zijn, soms zit het helemaal dicht en zie je geen meter voor je uit, zelfs niet met mistlichten, die wel de mist verlichten maar het zicht niet echt verhogen.
Wij hebben wel meer problemen met water. Ook de regen is vaak een bron van ergernis, vooral tijdens de vakantie. Vandaar dat we massaal naar het zuiden trekken, hoewel de gemiddelde neerslag hier bij ons veel beter is dan in de zogenaamde vakantielanden. In augustus was het hier ook weer erg nat. En in juli was het dan weer te droog en té warm.
Ik hou meer van de herfst dan van de zomer, meer van de regen dan van de zon. Als het lang droog blijft en de natuur begint te verdorren, dan voel ik dat gemis aan water fysiek aan, ik begin te snakken naar de regen, naar de vochtige omgeving waarin alles gedijt. Want zonder regen, zonder water kunnen we niet voort.
Water, zuiver en drinkbaar water, en niet olie, uranium of coltan, wordt wellicht in de 21ste eeuw het kostbaarste goed op aarde, waarvoor mensen mekaar zullen bevechten, zoals nu reeds hier en daar gebeurt, onder meer tussen Israel en Palestina. De waterhuishouding, op wereldschaal en ook hier in onze achtertuin, is uiterst belangrijk voor ons comfort en ons voortbestaan. We geven er steeds meer geld aan uit, en dat zal niet veranderen, want er is geen alternatief. De olievoorraden zijn beperkt, net als andere energiebronnen, maar we zoeken en ontdekken voortdurend nieuwe bronnen, onder meer water. Maar voor water is er geen vervangmiddel. Dat is eigenaardig, want zowel wijzelf als de rest van de natuur bestaan voor het grootste gedeelte uit water. Er is water genoeg, alleen niet altijd waar en wanneer het moet, en niet altijd bruikbaar, vooral omdat wij het zelf onbruikbaar gemaakt hebben. Zelfs de regen, het goud dat uit de hemel valt, hebben we zuur gemaakt, zodat onze planten erdoor afsterven en onze kathedralen wegslijten.
En ook de enorme natuurlijke zoetwatervoorraden die de ijskappen op het land en aan de polen vormen, beginnen af te takelen en ons te bedreigen onder invloed van de miljarden mensen die de aarde bevolken en teisteren.
De mens zocht sinds hij begon na te denken naar een element in de natuur dat de ultieme en onmisbare bouwsteen was. Water was daarvoor een eerste kandidaat, naast aarde, vuur en lucht. Van die vier elementen is juist het meest overvloedige het meest bedreigde. Misschien is het juist die overvloed die ons dat onterechte vertrouwen geeft dat er niets kan verkeerd gaan, dat alles wel terechtkomt, dat de regen alles weer als nieuw maakt, zoals het rosse zomergras weer groen kleurt, en de boeren de oogst toch weer binnen halen.
Vermetelheid is in deze context een beter woord dan vertrouwen; het komt van meten: iemand die zich ver-meet, heeft zich overschat, zoals iemand die een te zware last wil optillen zich ver-pakt, en iemand die een foute gok doet zich ver-gist. Ons vermetel vertrouwen in de natuur, ondanks duidelijke tekenen van dreigende catastrofe, is onbegrijpelijk. In het geval van de USA is het een agressieve maar uiteindelijk faliekante bescherming van de eigen economie en welvaart ten koste van het overleven van de rest van de wereldbevolking. Het Aziatisch ontsluiten van de economie, het Arabische terrorisme en de Afrikaanse emigratiedruk zijn slechts symptomen van een globale onrust over het lot van onze planeet.
Dát zijn de echte termen van het conflict dat zich aftekent voor ons en onze nakomelingen.
12-10-2006
ex libris John Le Carré: The Mission Song
Je zou wel denken: leest hij niet meer?
Toch, toch, en hoe! Enkele dagen geleden vond ik namelijk bij Club zomaar de nieuwe Le Carré: The Mission Song, 339 pp. hardcover met een mooi zwart bladwijzerlintje of hoe zeg je dat. Er is een tijd geweest dat ik wachtte tot de paperback versie verscheen, en dat was als de verkoop van de hardcover stilviel, een paar jaar na verschijnen. Met de laatste vijf, zes van zijn boeken heb ik niet meer geaarzeld om me meteen de mooie versie aan te schaffen.
Al van op de eerste bladzijde ben je weer thuis bij Le Carré. Mensenlief wat kan die man schrijven Ik voelde me meteen aangesproken toen bleek dat de hoofdfiguur, hoe dan ook een alter ego voor de auteur, Rioja als lievelingswijn verkoos en net als ik het boek van Dame Antonia Fraser gekocht had: Cromwell, our chief of men. Misschien is het toch waar dat iedereen uiteindelijk zelfbevestiging zoekt, confirmatie of zelfs consecratie van je eigen overtuigingen, gewoonten, hebbelijkheden. Bij Le Carré is dat voor mij op elke bladzijde het geval. Hij slaagt er steeds weer in om zijn overtuigingen etc. naar voren te brengen, straightforward of door innuendo, in de dialogen, monologen, interviews, briefings en de-briefings, ondervragingen al dan niet met foltering, telefoon- of afgeluisterde gesprekken, brieven, herinneringen, speculaties, stream of consciousness, flash back en forward en wat nog meer die het verhaal boeiend, zelfs spannend, afwisselend en zeer direct aansprekend maken. En ondertussen tovert hij ons de meest levendige en geloofwaardige beelden voor het oog van een brede waaier van gebeurtenissen, verschillend in tijd en plaats, van Zuid-Afrika tot het noorden van de Noordzee, van Amerika tot Kongo, van de immigrantensloppen van London tot de recepties van de high flyers en nog zoveel meer.
Het Engels is een feest, zonder de soms wat vergezochte wendingen en woordenschat van Updike, maar zo ingeleefd in de personages dat je soms onwillekeurig zit te monkelen of halfluid mee te praten in een of ander idioom of typetje.
Helden zal je bij Le Carré niet vinden en evenmin heldendaden, daarvoor kent hij de mens té goed, menselijke mensen des te meer, in alle kleuren van de regenboog.
John Le Carré behoort sinds vele jaren tot die kleine groep van auteurs die ik lees van zodra ze iets publiceren. Stilaan begin ik me wel al wat zorgen te maken: hij wordt immers straks 75, op 19 oktober; ik hoop dat hij blijft schrijven, maar wellicht hebben we het meeste toch wel al gehad. The Mission Song is een Le Carré pur sang, mis hem niet als je al meer van hem las, en in het onwaarschijnlijke geval dat je nog nooit van hem gehoord hebt: koop meteen al zijn werken, je vindt ze tweedehands aan zachte prijzen, hardcover of paperback, liefst in het Engels, maar anders in het Nederlands en tientallen andere talen.
In het Nederlands is The Mission Song verschenen onder de titel De luistervink.
10-10-2006
Omgedicht: Shakespeare Sonnet 128
CXXVIII
How oft when thou, my music, music play'st, Upon that blessed wood whose motion sounds With thy sweet fingers when thou gently sway'st The wiry concord that mine ear confounds, Do I envy those jacks that nimble leap, To kiss the tender inward of thy hand, Whilst my poor lips which should that harvest reap, At the wood's boldness by thee blushing stand! To be so tickled, they would change their state And situation with those dancing chips, O'er whom thy fingers walk with gentle gait, Making dead wood more bless'd than living lips. Since saucy jacks so happy are in this, Give them thy fingers, me thy lips to kiss.
(W. Shakespeare)
Als jij, mijn muze, het klavier bespeelt het zalige hout die wondere klank ontsteelt met vingers zacht als vilt en wiegend samenspant om met snaren mijn zinnen te sussen hoe benijd ik dan hun gretig kussen in de tere holte van je binnenhand terwijl mijn lippen naar je liefde smachten en boude houten toets jaloers verachten
Om zo door jou beroerd te worden ruil ik anders graag vlees en bloed met de dansende spaanders waarover je vingers zo lieflijk glijden met hun gunsten het dode hout verblijden en mijn bevende levende lippen mijden
Als dat die ondeugende snaken verblijdt, geef hen dan je vingers, terwijl je mij je lippen wijdt.
(vertaling Karel Dhuyvetters oktober 2006)
09-10-2006
verkiezingen
De dag na de verkiezingen. Het was pijnlijk, gisteren, om te kijken en te luisteren naar de partijleiders die door gehaaide reporters onbeschaamd gedwongen werden om nederlagen toe te geven, overwinningen te minimaliseren, status quos te accepteren, en dat niet een keer, maar wel tien keer op een avond.
En wat is er gebeurd? Op Antwerpen na, bijna niets, en zelfs in Antwerpen heel weinig, al bij al.
Het VB breekt overal door, zegt men. In feite is het VB nu in meer gemeenten vertegenwoordigd in de gemeenteraad dan zes jaar geleden, omdat ze op meer plaatsen lijsten ingediend hebben. De percentages zijn soms spectaculair, maar dat is zo voor álle partijen; gemiddeld halen ze twintig procent of zo, het is een partij van de grootte van de socialisten of de liberalen. De christendemocraten steken daar een beetje bovenuit, zeker bij de gemeenteraadsverkiezingen, maar in feite zijn ze alle vier ongeveer even groot.
Maar niemand wil het VB erbij nemen, ook niet om een meerderheid te maken of te breken. Ze zullen dus ook nu nergens mogen meebesturen, en wie iets afweet van gemeentepolitiek zal wel weten dat je als oppositielid totaal niets te vertellen hebt.
Soms vraagt men zich af waarom de mensen blijven stemmen op het VB, als men toch zeker weet dat die partij uitgesloten blijft van het bestuur. Ik vermoed echter dat een echte VB-er daar niet van wakker ligt. Hij is het gewoon, verwacht niets anders. Hij is zelf meestal ook uitgesloten van de meeste structuren, heeft zelf ook geen macht, beweegt zich ergens aan de rand van de maatschappij, of in de zwijgende massa. De dag dat het VB ergens mee beslissingen moet nemen, haken die kiezers af.
Het VB vertegenwoordigt die mensen op de gepaste manier, namelijk door zure oprispingen en klachten over allerlei echte of vermeende misstanden, zonder zelf oplossingen voor te stellen, en zonder ooit enige verantwoordelijkheid te moeten nemen voor een beslissing.
Een veredelde vorm van cafépraat dus, maar wel op onze kosten. Want de VB-verkozenen, zij vullen de zakken van hun dure pakken. Het is de prijs die we moeten betalen voor de democratie, want ook de kiezers van het VB hebben recht op hun goedbetaalde vertegenwoordigers.
Wat ik me wel afvraag is waarom de media zoveel aandacht besteden aan een middelgrote maar onbeduidende partij die zichzelf uitsluit van de macht. Het zijn dezelfde media die ook bij voorkeur de spots zetten op alles wat buiten de norm valt: dikke, magere, korte, lange, oude, perverte, misdadige, extreem arme of rijke mensen, wonderkinderen, BVs (en dat is het omgekeerde van VB), kortom alle uitzonderingen. De media denken dat ze het moeten hebben van wat anders is, speciaal, uitzonderlijk, opvallend, dus niet zoals u en ik. Het is stilaan een freakshow aan het worden. En de partijvoorzitters doen daaraan vlot mee. Heb je ze gisteren bezig gezien?
Weet iemand nog wat een staatsman/vrouw is?
07-10-2006
300?
We gaan er geen gewoonte van maken, maar vandaag willen we toch even vermelden dat we de vijfduizend pageviews bereiken. Zoveel keer heeft iemand een van de teksten op mijn blog aangeklikt en ook gelezen, hopelijk. Dat doet me natuurlijk veel plezier en ik voel me daardoor aangemoedigd om ermee door te gaan.
Een lezeres merkte onlangs op dat er ook filosofie op mijn blog voorkomt. Ik had de indruk dat ze dat niet op verwijtende toon deed. Blijkbaar ziet ze in mijn bedenkingen, mijmeringen, overwegingen, opinies iets dat haar aan filosofie doet denken. Zelf heb ik die pretentie niet, al vond een andere lezer mijn kritisch stukje over Camus Mythe de Sisyphe net wél pretentieus: kleine Karel die tegen de benen van de grote Camus pist
Ik lees wel wat filosofische dingen, maar vind er zelden wat ik zoek. Meestal word ik teleurgesteld en dus afgeschrikt door de diepe afgrond die gaapt tussen het ingewikkelde systematisch denken en spreken, en de prangende vragen die een mens zich kan stellen over zichzelf en de samenleving. Filosofen zijn vaak bezig met het oplossen van problemen uit de filosofie, niet, of niet direct, met antwoorden op vragen die u en ik hebben.
Daarom aarzel ik om te beamen dat ik aan filosofie doe. Enerzijds uit eerlijke bescheidenheid en respect voor échte filosofen, die ook de wetenschappelijke opleiding hebben en die als filosoof de wereld tegemoet treden in woord en daad, maar anderzijds ook omdat ik niet tot die groep wéns te behoren.
Ik ben wie ik ben, wens niet te zijn wat ik niet kan zijn. Ik probeer wel zo goed te zijn als ik kan zijn, ook als dat niet de beste is, ook als ik faal.
Het grafschrift van Leonidas en zijn driehonderd gezellen bij de Thermopylen-pas luidt: Voorbijganger, als je in Sparta komt, zeg hen dat wij gevallen zijn, maar dat wij onze opdracht hebben vervuld.
05-10-2006
Seksuele revoluties
Freud had het er al over: de mens heeft seksuele aandriften, hij wil seks. Dat zit ingebakken in het beestje, zoals in alle beestjes. Biologen zullen dat de voortplantingsdrang noemen, een van de belangrijkste drijfveren voor alle dierlijk gedrag.
Boire sans soif et faire l'amour en tout temps, madame, il n'y a que ça qui nous distingue des autres bêtes, zei Beaumarchais in Le marriage de Figaro. De menselijke (zin in) seks blijkt niet zoals bij de dieren beperkt tot een bepaalde periode, namelijk die waarin het wijfje vruchtbaar is. En hoewel de aandrift natuurlijk met voorplanting te maken heeft, heeft de mens precies dat gevolg van seks proberen vermijden, met andere woorden: seks en voortplanting scheiden.
Seks wordt zo een doel op zich, omwille van het fysieke en emotionele genot, allicht, en omdat het een uitzonderlijke vorm van intimiteit en vertrouwen meebrengt. Al de aspecten die seks aantrekkelijk maken zodat de voortplanting gegarandeerd wordt, blijven hun aantrekkelijkheid blijkbaar ook behouden als de bedoeling van voortplanting afwezig is of zelfs angstvallig vermeden wordt.
In sommige - meestal Oosterse - culturen heeft die autonome beleving van de seksualiteit een belangrijke plaats gekregen in de maatschappij en is men dat ultieme genotsmiddel gaan cultiveren in al zijn aspecten, ook de artistieke. India en ook Japan zijn daarvan goede voorbeelden.
Andere culturen hebben, althans publiek, seksualiteit verdonkeremaand. Denk aan de raad die Britse moeders hun dochters meegaven voor de eerste huwelijksnacht: Close your eyes and think of England.
Met de moderne voorbehoedsmiddelen en de meer definitieve chirurgische ingrepen is de voortplanting op mechanische manier geconcentreerd in de periode die daarvoor bij uitstek geschikt is, of die daarvoor gekozen wordt door de betrokkene(n), en tot de partners die men daarvoor uitkiest. Heel jonge meisjes nemen met grote vanzelfsprekendheid de pil, vrouwen die het gewenste aantal kinderen bereikt hebben kiezen vaker voor blijvende oplossingen. Dat maakt seksuele activiteit met andere partners, op andere momenten van het leven en met andere bedoelingen eindelijk mogelijk.
In mijn jeugd was seksualiteit zo goed als onbespreekbaar. Onkuisheid was dé (dood)zonde. Wellicht moeten we dit zien als de maatschappelijke druk om ongewenste zwangerschappen te voorkomen: incest en inteelt, té jeugdige moeders of vaders, buitenechtelijke kinderen. Maar meteen was ook alle seksualiteit buiten de voortplanting ten strengste verboden: masturbatie, voorhuwelijkse betrekkingen, zoals dat toen heette, vreemdgaan, maar ook flirten, dansen, losse kledij, gezamenlijk zwemmen, gemengd onderwijs, sport, jeugdbeweging Prostitutie kon niet uitgeroeid worden, maar omdat het daar heel specifiek om seks zonder voortplanting ging, was zowel de wet als de kerk ongemeen streng in zijn veroordeling, althans verbaal.
Al die beperkingen aan de seksueel actieve mens opgelegd door maatschappij en geloof, konden niet zonder gevolgen blijven voor de betrokkenen; het frustreren van natuurlijke functies, eigenschappen of processen doet men nooit ongestraft, men leze er Freud, Havelock Ellis of gewoon de politierapporten van de mondaine op na.
De moderne medische techniek heeft voor een tweede seksuele revolutie gezorgd. Terwijl de eerste, dank zij de pil, seksualiteit losmaakte van voortplanting, is het nu meer en meer nodig om de voortplanting los te maken van de seksualiteit. Heel wat koppels slagen er niet in om zich zonder medische hulp voort te planten en steken vaak veel geld en moeite in allerlei fertiliseringsbehandelingen, met eigen ei- en zaadcellen of met koppel-vreemde. Wellicht draagt dit op zijn beurt bij tot de verdere emotionele vervreemding tussen wat ooit onverbrekelijk verbonden leek, seksualiteit en voortplanting.
Dit alles maakt nu ook in de moderne Westerse wereld de weg vrij voor een intense en open beleving van het lichamelijke en de seksualiteit zoals we dat nog nooit gekend hebben. Er is zo ongeveer geen enkel taboe meer, omdat al de oude verboden enkel gebaseerd waren op het in goede banen leiden van de voortplanting. De maatschappij worstelt met die nieuwe situatie. Homoseksuelen mag men niet meer discrimineren, ze kunnen huwen, kinderen krijgen of adopteren, al is iedereen het daarmee niet eens. Niet-actieve pedofielen, dus mensen die hun heel specifieke seksuele geaardheid of afwijking beleven zonder daar anderen mee lastig te vallen, vragen zich verbaasd af waarom men hem vervolgt en bestraft voor het bekijken van kinderporno op internet of video bij hen thuis. Zij sluiten daarbij de ogen voor het misbruik van die kinderen bij de opnames. Maar laten we een stap verder gaan: gaat men hen ook bestraffen voor het lezen van pedofiele literatuur? Of animatie-kinderporno? Enkele jaren geleden nog heeft men een rechter, voorwaar, veroordeeld voor SM-seks met zijn eigen vrouw, die aan die vorm van seks behoefte had.
De vraag stelt zich zeer concreet: is de afwijking, de perversie of geaardheid verkeerd en dus strafbaar, of alleen de strafbare feiten? De ontelbare processen die de maatschappij nog niet zo lang geleden voerde tegen pornografie en zelfs tegen ernstige literatuur en haar schrijvers waarin onbevangen over seksualiteit werd gesproken, zijn nu nog slechts een amusante anekdote. Wij vergeten daarbij dat mensen in de gevangenis beland zijn en levens gebroken, dat mensen zelfs gestorven zijn omdat ze dingen geschreven hadden die wij nu zelfs niet eens aangebrand of opwindend vinden.
De grenzen vervagen, zodanig dat meer en meer mensen agressief de mogelijkheden gaan aftasten, met steeds minder scrupules of schuldbewustzijn. Niemand minder dan de president van de U.S. verklaarde uitdrukkelijk dat hij geen seks had gehad met een van zijn bewonderende ondergeschikten die hem oraal bevredigd had: een blow job is het spreken niet waard. Sekstoerisme is een miljardenindustrie, net zoals porno. Niet alleen de toeristen zelf hebben hun gène verloren, maar ook de vele duizenden providers, de kinderen, jongeren en ook hun ouders, evenals andere volwassenen die hun dagelijks brood ermee verdienen.Rosse buurten worden gesaneerd tot Eroscentra, luxueuze voorzieningen voor ongecomplexeerde seksualiteitsbeleving, een legitieme variatie op de alomtegenwoordige fitness centers.
Een grote meerderheid zegt onomwonden dat er geen onkuisheid meer bestaat tussen instemmende volwassenen (consenting adults).
Voor de nadenkende mens stelt zich echter stilaan toch de vraag naar een nieuwe moraliteit, die op andere grondslagen gevestigd is, zoals het respect voor de persoonlijke integriteit en de menselijke waardigheid.
Seksualiteit is voor de meeste mensen een zeer ingrijpende belevenis. De grote onzekerheid die onze moderne samenleving kenmerkt, vindt ongetwijfeld in belangrijke mate haar oorsprong in de enorme verschuivingen die de laatste tientallen jaren gebeurd zijn op dat gebied. Die onzekerheid en de angst die ermee gepaard gaat, zal niet ophouden vooraleer we individueel en als maatschappij beter hebben leren omgaan met onszelf en onze medemensen in alle aspecten van ons mens-zijn. Voor ons, die opgegroeid zijn met de waarden en vooral de verboden van de wereld vóór de seksuele revoluties, is dat helaas wat laat. Ik hoop dat onze kinderen en vooral onze kleinkinderen mogen leven zonder de hypocrisie en de morele banbliksems en zo een gezonder evenwicht zullen vinden in hun omgang met elkaar.
01-10-2006
etymon: mischien
Misschien is een oud woord, Van Dale plaatst het in 1236!
De etymologie is niet evident: mis, schien, het zijn geen bekende woorden of stammen die ons onmiddellijk in het oog springen. Maar dat maakt etymologie ook leuk, natuurlijk.
Wij krijgen hulp uit wel erg onverwachte hoek. De ouderen onder ons zullen zich de bij uitstek Belgische voetbaltrainer en kenner Raymond Goethals (1921 - 2004) herinneren, de flamboyante ket die zonder enige valse schaamte zijn pittig Brussels dialect gebruikte in de vele interviews die hij gaf op radio en televisie. Als een jonge reporter met meer enthousiasme dan kennis weer eens een al te gemakkelijke conclusie naar voren bracht, of als Rik de Saedeleer zijn beroemde analyse stelde in zeven eindeloze complexe volzinnen en dan aan de Raymond oratorisch vroeg: vindt u ook niet, meneer Goethals? dan was het ontnuchterende antwoord steevast: Maschien, maschien
Dat mag nog altijd wat obscuur lijken, maar het brengt ons al een stap dichter bij de oplossing.
Maschien is de samentrekking van: mag scien. Daarmee hebben we al één element: mag.
Scien is ons moderne 'geschieden', eigenlijk geschien, de d is er maar achteraf tussen gekropen naar analogie met andere werkwoorden die eindigen op den.
Het mag dus geschieden, het kan zijn.
Als we dan naar onze buren kijken, dan blijkt dat het daar veel duidelijker is: peut-être, maybe.
In het Duits heb je vielleicht, en dat is ons wellicht, het Italiaanse forse is het Latijnse forsan, het Spaanse quizás is bij ons wie weet.
28-09-2006
etymon: arg
Arg
Sommige woorden lijken hun betekenis te verliezen als je ze er te lang op staart of tien keer na elkaar uitspreekt. Ook is er zo eentje voor mij. Misschien is dat omdat het zo kort is, omdat er geen bekende elementen in zitten en er omzeggens geen woorden zijn waarin het een van de samenstellende elementen is: ik ken niet veel woorden die van ook afgeleid zijn: alsook, ? Het is een Einzelgänger, een eenzaat. Daardoor mist het de kans om op zichzelf betekenis te krijgen, het mist de sterke steun van goede buren en vaste vrienden.
Anders is het met arg.
Het woord bestaat als een adjectief, een bijvoeglijk naamwoord, en is een oudere vorm van erg. Het betekent dus: zeer, of heel (veel), maar ook: slecht, en dat is de betekenis die het meestal heeft in de samenstellingen. Arg is het kwade, het boze, het gevaar.
Er zijn verscheidene afleidingen:
- argernis is de verouderde vorm van ergernis, en dat is alles wat aanleiding geeft tot het zich ergeren, aanstoot nemen aan iets, en dat was vroeger - argeren; - argeloos gebruiken we nog steeds: zonder kwade bedoelingen, zonder kwaad te vermoeden; vandaar - argeloosheid; - arglist is minder gebruikelijk: de kwade bedoeling, kwade trouw, maar - arglistig is dan weer wel in, evenals - arglistigheid, daarbij denken we aan Odysseus; - argwaan koesteren we allemaal wel eens: we vermoeden dat er iets niet pluis is, we zijn - argwanend, maar dat is de enige werkwoordvorm die we van het werkwoord - argwanen nog gebruiken, zelfs ik zou niet durven schrijven dat ik geargwaand heb.
Aaaaargh!
26-09-2006
Misdaad en straf
Misdaad en straf, of schuld en boete.
Het is stilaan een van de kernpunten van de politiek geworden, omdat het ook bij de gewone burger veel vragen oproept: misdaad en straf.
We leven in een wereld die bijna volledig onkerkelijk is, geseculariseerd, zegt men. Iedereen doet wat hij wil, enkel geremd door zijn mogelijkheden en de eventuele gevolgen van zijn daden, en dan nog. Er is geen overheersende moraal, er is geen zonde meer en dus ook geen schuldgevoel. We zijn weer waar we begonnen zijn: de schaamte-cultuur. Stelen is niet erg, betrapt worden wel.
En dan stelt zich de vraag wat we moeten aanvangen met mensen zonder scrupules, die gewoon uit zijn op een maximum aan kicks tijdens dit korte aards bestaan, zonder oog voor de gevolgen voor zichzelf of anderen, en die moorden en stelen, bedriegen, verkrachten, drugs gebruiken en verhandelen, en die uiteindelijk toch tegen de lamp lopen en veroordeeld worden?
Laten we nu even het juridisch systeem terzijde, en concentreren ons op de eenvoudige vraag die vandaag ook de eerste minister formuleerde: moet een misdadiger behandeld worden als iemand die een vergissing begaan heeft, berouw toont, gestraft wordt en dan een nieuwe kans krijgt? Of stellen we een andere diagnose: een misdadiger is een ander soort mens, die we moeten opsluiten om ons ertegen te beschermen.
De eerste houding is die van de christenen, van de begrijpende vader, van de eeuwige optimisten, van de sociale werkers.
De andere begint stilaan veld te winnen.
Er zijn natuurlijk soorten van misdaden en van misdadigers.
Ongetwijfeld heeft het absoluut geen zin om iemand voor een kleine winkeldiefstal of simpel drankmisbruik op te sluiten, andere straffen zijn evident meer efficiënt, zowel voor de betrokkene als voor de maatschappij.
Ongetwijfeld is er ook een speciale behandeling nodig voor de passionele misdaden, waarbij iemand onder de invloed van omstandigheden door het lint gaat en iets doet dat hij of zij onder gewone omstandigheden nooit zou doen, zijn overspelige partner vermoorden bijvoorbeeld.
En evident moet men nog een andere houding aannemen tegenover onverbeterlijke beroepsmisdadigers, die vastbesloten zijn om de wet aan hun laars te lappen.
Omdat verscheidene instanties dit onderscheid niet maken, slaagt uiterst rechts er handig in om een sfeer van rechteloosheid te suggereren, die in de praktijk niet aanwezig is.
De eerste schuldigen zijn, in de ogen van allen behalve zijzelf, justitie. Ik had het eerder al over summum ius, summa iniuria, of hoe het verkiezen van de letter boven de geest van de wet onvermijdelijk leidt tot wantoestanden. Dat bleek onlangs nog eens, toen een ongetwijfeld eminente academische juriste, maar van wie we helaas nog nooit gehoord hadden, ons op Tv kwam verklaren dat er niets verkeerds was met het voorlopig vrijlaten van een brutale misdadiger, want, zo zei ze letterlijk: de wet zegt dat hij daar recht op heeft. Ze zullen het wellicht nooit begrijpen, onze juristen. Het is waar, onze enige bescherming tegen willekeur zijn goede wetten. Góéde wetten, of een goede interpretatie van menselijke, dus feilbare wetten. Met zelfs één hersenhelft actief weet elke tooghanger dat men een dergelijke gangster nooit in een systeem van heropvoeding moet brengen: verloren geld, verloren moeite, wat hij zelf perfect duidelijk gemaakt heeft door voor die vriendelijke begeleiding naar re-integratie te bedanken, hij zal het wel op zijn eigen manier doen, we horen er ongetwijfeld nog van.
Ook de politiek gaat niet vrijuit. Al te lang heeft men gedacht of gehoopt dat men de wereld kan veranderen met goede wil, dat de mens maakbaar is, zoals dat heet. Nee dus. De mens blijft wat hij al eeuwen is: in staat tot de meest wonderlijke verwezenlijkingen, en ook tot misdaden die met verstomming slaan. De politiek heeft justitie verwaarloosd, te weinig gecontroleerd, te weinig geïnvesteerd in mensen en middelen, te weinig intellectuele topkwaliteit ingezet, heeft het niet aangedurfd om die augiasstal uit te mesten. Men roept dan de scheiding der machten in: een onafhankelijke rechtsmacht is onze garantie voor eerlijk recht. Dat is zo, natuurlijk, maar vandaag en hier bij ons is het gevaar gelukkig niet zozeer de mogelijke afhankelijkheid van de rechtsmacht van de politiek of het particuliere belang, maar haar eigen inertie, zelfgenoegzaamheid, bekrompenheid, gebrek aan visie, maatschappelijke irrelevantie, aftandsheid, pompositeit en eigenwaan. De politiek moet dat inzien, en door de juiste wetgeving orde op zaken stellen. Als je dan ziet wie er de laatste decennia minister is geweest, dan weet je meteen dat die arme amateurs weinig weerwerk konden bieden tegen een kaste die zich sinds vele eeuwen gespecialiseerd heeft in het mooipraten en zakkenvullen. Dit is harde taal, ik weet het, maar ook hier geldt corruptio optimi pessima: als de bewakers zelf van het recht falen, is de hele maatschappij in gevaar.
En ook wij, de gewone burgers zijn schuldig door nalatigheid. Wij hebben ons zowel door de politiek als door de juristen in de doeken laten doen. Het is overigens interessant om zien hoeveel politiekers ook jurist zijn, niet alleen van opleiding, vaak oefenen zij ook nog tijdelijk of deeltijds het beroep van advocaat uit, of juridisch adviseur, of hoe ze het ook verbloemen.
Die onaantastbaarheid van justitie, die steeds onbetwist is gebleven, komt stilaan onder vuur te liggen. Het zijn geen goden, het zijn ook maar mensen. Het wordt tijd dat ze dat ook gaan inzien, hun toga verbranden, hun paleizen verlaten, hun honoraria driemaal halveren en een cursus Nederlands voor anderstaligen gaan volgen.
Denk je dat we het nog zullen meemaken?
individu en maatschappij (6)
Tegenstanders van de individuele vrijheid nemen graag excessen als toevlucht voor hun verdediging van een hard repressief optreden door de staat. Het klassieke doelwit van deze rechtse lieden is de allochtone gemeenschap, en dan zeker de al bij al beperkte groep uitdagende jongeren. Het is echter hoogst twijfelachtig of de individuele vrijheid die ik zo vurig verdedig de aanleiding of oorzaak zou zijn voor het onaanvaardbare of uitdagende gedrag van sommige jongeren. Jongeren van alle rassen en alle tijden rebelleren tegen elke beperking van hun ontwakende vrijheid, zij verkennen de grenzen, hebben dat altijd gedaan en zullen dat blijven doen, het individu is nu eenmaal veroordeeld om de geschiedenis te herhalen. Was er vroeger minder geweld? Of werd er minder media-aandacht aan besteed? Als er in Brugge vijf (dronken?) mensen vechten, staat dat op alle voorpagina's, vroeger wist hooguit de buurt ervan. Wat niet wil zeggen dat we racistisch geweld onder elke vorm niet ten zeerste moeten veroordelen. De mens laat zich niet intomen, hij/zij verzet zich tegen elk gareel, elke dwingeland, tegen alle wetten die hij als fnuikend ervaart. Maar dat maakt hem nog niet tot een baarlijke duivel, die niets of niemand ontziet en geen enkele waarde kent? Ik heb getracht mijn kinderen in die geest van vrijheid te begeleiden in hun groei, en ik maak me geen enkele zorg over hen, zeer integendeel. Vrijheid hoeft dus niet meteen tot excessen te leiden. Kijk toch eens om u heen, hoe goed het gaat, ook met die jeugd, en staar u niet blind op die al bij al zeldzame uitzonderingen die, ik geef het toe, het leven niet altijd gemakkelijker maken.
Het opleggen van wetten waar mensen niet achter staan heeft nooit gewerkt en zal ook nooit werken. Wij Belgen bewijzen dat elke dag, op alle gebied: grootst percentage zwartwerk van al onze buurlanden, belastingontduiking als nationale sport, sociaal profitariaat Opvoeding, daar komt het op aan. Jongeren, mensen overtuigen door woord én voorbeeld: een taak ook voor alle senioren.
De vrijheid van het individu houdt ook gevaren in, zeker voor jongeren die nog niet geleerd hebben hoe ze tot een min of meer aanvaardbaar compromis moeten komen in hun eigen leven. Maatschappelijk onaangepast gedrag is vaak het gevolg. Zelfdoding bij jongeren is een groeiend probleem. Lezers van mijn blog zullen weten dat wij in ons gezin te maken hebben gehad met zelfdoding en dat wij sindsdien maandelijks een gespreksgroep bijwonen van ouders van kinderen die zo heengegaan zijn. Wij zijn ons dus vrij goed bewust van wat er op dat punt gebeurt. En ja, dat is zorgwekkend en nee, ik denk nog altijd niet dat het vroeger beter was, integendeel, het is nog nooit zo goed geweest en het wordt steeds beter. Het is anders, dat zeker, en gelukkig maar.
Ook het toenemende drugsgebruik wordt als een bedreiging gezien voor de maatschappij, evenals het overmatig gebruik van medicatie om te overleven in de maatschappij. In feite is het in de eerste plaats een bedreiging van het individu zelf. Dat is zo voor elke vorm van drugs, te beginnen bij alcohol en dan verder naar medicatie en de zogenaamde vrijetijdsdrugs, en op een afschuwelijke wijze voor wat daarna nog komt aan recepten voor een langzame, vreselijke dood. Men zegt wel eens: als je dronken bent, komt je ware aard naar boven. Ik hoop van niet, als ik sommige dronken mensen bezig zie. Ik had het op mijn blog al over hoe sommige (de meeste?) mensen behoefte hebben aan externe factoren om te overleven, om te genieten...
Als ik terugkijk naar het leven en de oude dag van mijn overleden ouders, of naar mijn eigen jeugd, dan ben ik er zeker van: wij hebben het veel beter! Mede dank zij hun werk, natuurlijk, en onze kinderen zullen van ons erven, materieel maar ook inhoudelijk, zij zullen rijker zijn dan wij, met onze spaarcentenmiljarden, maar ook rijker aan informatie en aan wijsheid. Ik geloof in de vooruitgang, in de positieve ontwikkeling van de mensheid, jazeker, en daar zullen geen dagelijkse al te nadrukkelijk pessimistische journaals en Panorama's van zuurpruimende meesmuilende journalisten me van bekeren. Mocht men aan al het goede nieuws evenveel belang hechten dan aan het slechte, dan waren er misschien wat minder mensen die wanhopig worden in al hun luxe en geluk. Is elk pleidooi voor het individu als bouwsteen van de maatschappij meteen progressief en links?
Progressief, regressief, agressief, mensenlief, wat betekenen die woorden nog? Als mijn optimistische instelling en geloof in de mogelijkheid van vooruitgang progressief is, dan ben ik dat wel, ja, maar ben ik dan niet-conservatief? Lege waarden heb ik nooit kunnen tot de mijne maken, maar ben ik dan een mens zonder waarden? De echt waardevolle elementen uit het verleden, uit de klassieke oudheid, uit de oosterse wijsheid, uit het christendom, uit de burgerlijke moraal, draag ik met trots in mijn leven mee. Ben ik dan conservatief? Laten we mekaar niet te gauw een etiket op het voorhoofd plakken, dat verheldert niet, maar verbergt: ha, Karel is ne progressieve! Wat ik werkelijk denk is dan meteen irrelevant
24-09-2006
Etymon: Sidney
Het kan soms vreemd gaan met woorden. Neem nu Sidney.
In Engeland en stilaan ook bij ons is het een jongensnaam. De oorspronkelijke Sidney heette echter waarschijnlijk Guillaume Saint-Denis en kwam uit Anjou, Frankrijk dus, en werd in Engeland kamerheer van koning Henry II. Dat was niet zo vreemd, want zijn meester Henry (5 maart 1133 6 juli 1189) was Henri, de Franse graaf van Anjou, hertog van Normandië en van 1154 tot 1189 ook koning van Engeland; hij heerste verder over stukken van Wales, Schotland en Ierland en zelfs grote delen van west-Frankrijk. Een van zijn bijnamen was Curtmantle, omdat hij vaak een nieuw soort korte, praktische tuniek droeg: Kortjakje dus. Hij wordt de eerste Plantagenet-koning genoemd en geroemd als een van de belangrijkste middeleeuwse Engelse vorsten. Die plantagenet is niets anders dan onze brem, in het Engels broom, in het Latijn genista, bij ons ook wel ginst genoemd. In Frankrijk was hij als heerser over het rijk van de Angevins (= van Anjou) machtiger dan de Franse koning.
Maar terug naar Sidney. Hij moet dus met zijn meester uit Frankrijk overgekomen zijn, en Saint-Denis werd al gauw Sidney.
In Ierland is Sidney een meisjesnaam, oorspronkelijk Sidony, net zoals onze tante Sidonie, de bekende bonenstaak, die omwille van onze noorderburen later Sidonia moest heten, onze lokale Olive Oyl. Sidonius is Latijn voor inwoner van Sidon, de stad in het felgeteisterde Libanon. Een Sidonius kwam uit Ierland naar Frankrijk en stichtte er rond 670 een abdij dicht bij Rouen; de naam van de abdij was Saint-Saëns, en de stichter werd heilig verklaard als Sidonius van Saint-Saëns, soms zelfs Saëns zonder meer. Saëns gaat terug op sanctus, heilig; je vindt het vooral in Spanje als Saenz, een vorm van Sancho, en een naam die vooral bij bekeerde Joden voorkwam. Saint-Saëns is dus een heilige heilige, tweederden van het Sanctus. Wij kennen vooral de componist Camille met die naam Saint-Saëns, die van Le carnival des animaux.
Maar weer naar onze mannelijke Sidney. In Frankrijk was Saint-Denis een belangrijke naam. De heilige Dionysius was de eerste bisschop van Parijs in de derde eeuw; hij bouwde een kerk waar nu de Notre Dame staat, op het Parijse eiland dus. Hij werd onthoofd door de bevolking op wat nu Montmartre is, martelaren-berg. De legende zegt verder dat hij zijn hoofd onder de arm nam en ermee tot aan de plaats liep waar hij later begraven werd en waar nu de faubourg Saint-Denis is, met het fameuze Stade de France. Dionysius, bijgenaamd de Cefalofoor, letterlijk die zijn hoofd draagt, werd prompt een Franse heilige en dus Saint-Denis. De vroege Franse koningen, die Parijs als hun centrum kozen en best enige goddelijke steun konden gebruiken voor hun aspiraties, bouwden er een belangrijke abdij en kozen Saint-Denis zowat als hun patroonheilige. De wapenkreet van de middeleeuwse Franse ridders was: Montjoie Saint-Denis! en werd ook gehoord -en gesmoord - in de Kortrijkse beemden in 1302. Die montjoie is weer een ander verhaal, voor een andere keer misschien. In Engeland werd de voornaam Sidney vooral populair omwille van Algernon Sidney, Earl of Leicester (1622-83), een van de tegenstanders van Cromwell en van alle tiranniek bestuur. Zijn familienaam Sidney had hij van verre voorouders in het Franse Saint-Denis. Toen de Britse minister van binnenlandse zaken Thomas Townshend (+1800) in de adel verheven werd koos hij als adellijke naam Sydney, naar zijn voorouder de 2de Earl of Leicester, zoon van. Zo werd hij Viscount Sydney. Omwille van zijn inspanningen om de vroege Australische nederzettingen te redden van hongersnood werd een ervan Sydney Cove genoemd. Het is nu een van de belangrijkste steden van Australië, onder meer bekend van het prachtige moderne operagebouw.
De wereld is klein: een Grieks-Romeinse Dionysius werd een Franse Saint-Denis en die werd een Engelse Sidney en een Australische Sydney. Een Ierse Sidonius werd een Franse heilige en de Ierse Sidney is onze ranke tante Sidonia.
22-09-2006
panta rhei
Het is fascinerend om naar water te kijken. Het hoeft niet eens de Rijn te Schaffhausen te zijn, of de Seine onder de Parijse bruggen, de Cam met de punters, of de Yangtze die zich een weg baant tussen de rotsen, een wilde bergbeek in Zwitserland of de Donau die voortdrijft in zijn eigen logheid. Jaarlijks trekken mensenmassas naar de oevers van de zee als keren ze terug naar hun oorsprong. Water beweegt, zelfs als het stil staat in een bergmeer of een binnenzee, een kikkerpoel of een tuinvijvertje.
Daarin lijkt het zich te onderscheiden van vaste materie.
Maar is dat zo wel?
Planten groeien en verslensen, hout rijst sierlijk op tot het rot, stenen barsten en verpulveren tot keien en stof, waarmee we dan weer beton maken. IJzer roest, staal wordt moe en breekt uiteindelijk. Zelfs diamant wordt gekloofd en geslepen. Zowel de mens als de natuur zelf verandert vorm en de substantie van de wereld voortdurend op de meest ingrijpende wijze.
Ook de mens verandert onherroepelijk, gevangen in zijn bestaan waarvan hij de toekomst niet kent, de duur noch het einde. Elke dag die volgt op de andere is een stap dichter bij de dood, hoe veraf die ook is. Het mensenlichaam veroudert gestaag, elke gedachte aan onveranderlijkheid, aan blijvende rust of geluk is ijdel. Niets is zeker, behalve dat de tijd loopt. Vulnerant omnes, ultima necat prijkt op menige statige klok: elk uur kwetst, het laatste doodt.
En zelfs als wij even menen dat wij ons trotse zelf blijven, dan hoeven we maar om ons heen te kijken om te zien hoe al het andere verandert, hoe de anderen veranderen, en onze omgeving, de wisseling van de natuur, het verval en de vernieuwing in wat de mens heeft opgebouwd.
Herakleitos, die 2500 jaar geleden leefde in wat nu Turkije is, zei het al: panta rhei kai ouden menei, alles vloeit, alles beweegt en niets blijft hetzelfde. Je kan zelfs niet twee keer in dezelfde stroom afdalen: de tweede keer is de stroom anders, en jij ook.
Naarmate de wetenschap vorderingen maakte, heeft zij ontdekt dat alle materie bestaat uit meer kleine deeltjes dan we kunnen begrijpen of onthouden: atomen, neutronen, protonen, quarks, snaren Massa is energie in duizelingwekkende vortex. Alles is beweging, beweging is alles.
De mens zoekt sinds zijn vroegste denken onverdroten naar constanten, naar onveranderlijk blijvende leidende principes, naar vaste grond onder de voeten. Maar de enige constante is dat alles verandert, en alle verzet daartegen is zo futiel als het proberen tegenhouden van het verouderingsproces.
Toch hoef ik niet als een stuk wrakhout meegesleurd te worden in die maalstroom van voortdurende verandering. De mens met zijn verbluffende mogelijkheden is als een krachtig zwemmer, die handig gebruik maakt van stromingen en de verraderlijke onderstromen vermijdt, een ervaren schipper, die weet waar de zandbanken zijn, de uren van eb en vloed kent en in de wolken de wind en de regen kan lezen.
Leven: scherp bewust, onvermoeibaar enthousiast, steeds nieuwsgierig, eeuwig verwonderd, eindeloos in bewondering van al wat verandert.
21-09-2006
ex libris: Frank Herbert
Zo heb ik ze graag, mijn sciencefiction romans: een vlot verhaal met veel intriges en weinig zinloos geweld, met gevaren die hele werelden bedreigen en ook individuele personen, met goed gevonden neologismen, gedurfde technologische innovaties Als de nieuwe wereld die ons wordt voorgesteld dan nog vol zit van de onze, maar dan in het kwadraat, om zo de vinger te leggen op de zere plekken waarmee we leven, dan is het genieten.
Ondertussen kent zowat iedereen Frank Herbert (1920-1986), de auteur van Dune (1965, Duin) en de vier vervolgen daarop. De verfilming van het eerste boek was grandioos. De eerste Dune is voor mij zowat het beste dat er ooit aan SF geschreven is, en behoort zonder meer tot de top van de literatuur, tout court.
Onlangs vond ik op de website van t Profijtelijk Boeksken een roman van Herbert uit 1977: The Dosadi Experiment, 342 pp., paperback, voor 1,5. Kon ik niet laten liggen. En ik heb het me niet beklaagd: gisteren in één ruk uit. Waar kan je nog zo genieten voor zo weinig geld?
Een van de problemen die Herbert behandelt is politiek, weliswaar galactisch, maar dat is gewoon die schaalvergroting die SF gebruikt om de aandacht te richten op een aspect in onze eigen wereld. Wie regeert, en hoe? Zeker in deze verkiezingstijd stellen wij ons daarover wel eens vragen. Zijn het inderdaad een aantal ongelooflijk rijke en machtige industriëlen die in het grootste geheim met elkaar overleggen wat ze met onze wereld zullen aanvangen? Of is de democratie een realiteit? En wat met centraal geleide economieën, zoals Rusland, dat ook politiek nog steeds vrij oligarchisch is? En wat vermag de kleine man? Is iedereen gewoon uit op eigen gewin en macht, of zijn er nog idealen?
De geschiedenis met de gedelegeerd-bestuurder (als dat Nederlands is, dan hoeven we ons in het vervolg ook niet meer te bekommeren om dt-fouten, sterke en zwakke werkwoorden of het verschil tussen mijn en dein) van de VRT heeft wellicht ook bij u een wrang gevoel achtergelaten. Die man wordt aangetrokken om een staatsinstelling, de openbare omroep te leiden, krijgt daarvoor een meer dan royaal salaris en het vooruitzicht op een keizerlijke gouden handdruk. En wat dacht je? Hij maakt het zo bont dat men hem wel moet opzij zetten, niet met een stamp onder zijn gat, zoals bij de gewone werknemer, maar met toch nog de helft van de afgesproken vergoeding, een slordige 775.000. Wat doet zo iemand, die zeker al niet onbemiddeld was toen hij bij de VRT begon, met zoveel geld? Ik heb een pensioen zoals iedereen, van 1200, en wat spaarcenten, en ik heb, vind ik, niets tekort. Er zijn inderdaad mensen die waarschijnlijk zelfs niet weten hoeveel ze waard zijn, en die hebben ongetwijfeld veel macht. Maar ze hebben ook maar twee handen en twee benen, en niet meer genitaliën dan u en ik, en ook voor hen telt de dag maar 24 uren. Ze mogen dan al op vele manieren verschillen van de plaatselijke dorpsidioot, een jonge werkzoekende, een hardwerkende verpleegster, een gedreven leraar, of een rustzoekende gepensioneerde, toch zijn het ook maar mensen, en wacht hen onvermijdelijk vroeg of laat de dood.
Dat is de uiteindelijke democratie: niemand ontsnapt aan de realiteit van deze wereld, niemand is onsterfelijk.
Behalve in SF.
20-09-2006
Vaarwel, VRT
Vaarwel, VRT
Het wordt me wat te veel, de laatste tijd, op de VRT.
Laten we met Klara beginnen, mijn eerste liefde. Van in mijn prille jeugd was ik verslaafd aan radio, en van in mijn puberjaren aan klassieke radio. Ik genoot van de nieuwe mogelijkheden van FM en juichte toen dat uitgebreid werd tot een voltijds programma. Sindsdien heb ik vele uren genoten van het aanbod, al liet ik me ook wel eens verleiden door de RTBF.
Stilaan hebben de praatvaars het zaakje overgenomen. Deze zomer ging het van kwaad naar erger: je kon geen programma meer vinden waar niet om de haverklap een interview, een quiz, een uitgebreide toelichting, een gesprek met een medewerker, een panel of, godbetert, een telefonisch contact met een uitvoerend kunstenaar ergens te velde opgevoerd werd. En waarover praten ze dan de hele tijd? Niet over de muziek zelf, want wat kan je daar voor zinnigs over zeggen?
Muziek is om naar te luisteren.
Ik heb dan maar, noodgedwongen en met pijn in het hart, besloten Klara op te geven. Ze doen maar, mij maakt het niet meer uit. Ik probeer af en toe Musiq3 (al ontgaat me de pointe van de naam). Op de PC luister ik volop naar 1.FM, met een ruime keuze van ononderbroken barok, klassiek, of volledige operas. Op de digibox van Telenet kan je ook Klara Continuo nemen, maar daar krijg je nooit volledige werken te horen; de selectie is wel interessant, moet ik toegeven. Vaak kijk ik op Tv naar wat Mezzo te bieden heeft s avonds. En daarnaast via satelliet de Duitse klassieke radiozenders, France Musique, BBC Radio3 en andere, je vindt altijd wel iets.
Ik zet nu ook meer Cds op, zelfs als achtergrondmuziek.
En dan Canvas, diepe zucht. Ik ben nooit een erg actieve Tv-kijker geweest, tenzij uit luiheid. Maar de laatste tijd kan ik zelfs dat niet meer opbrengen. Het nieuws is een ergerlijke opeenstapeling van slecht nieuws; terzake doet dat nog eens breeduit over, panorama spant de zuurpruimkroon. En dan die verplichte agressieve interviewstijl van de zelfingenomen reporters, wiens enige verdienste het overigens is dat ze reporter zijn. Het is niet om aan te zien. Ze hebben zich voorgenomen om hun gasten eens flink op de rooster te leggen, en ze zullen hun venijnige vraagjes stellen, wat er ook gebeurt. Maar daarmee missen ze kansen om tot een echt gesprek te komen, om echt iets te vernemen dat ze nog niet wisten, en wij ook. Laatst nog met hun eigen bazen, wat een schertsvertoning: een VRT-medewerker legt de directeur-generaal en de voorzitter van de beheerraad het vuur aan de schenen, en die twee konden hun oren niet geloven, zaten erbij als van de hand Gods geslagen, weigerden gelukkig zich te verlagen tot het niveau van de reporter van dienst, die geen belangstelling had voor wat ze eventueel te vertellen hadden, enkel voor de venijnige vraagjes op zijn spiekbriefje.
Het verkiezingsprogramma heb ik de eerste dag even bekeken, en dat was meer dan genoeg. Als ik een caféruzie wil meemaken, dan kan ik elke dag terecht in het dorp, vermoed ik.
De VRT bezit duizenden uren opnames van heerlijke muziek uitgevoerd onder ideale omstandigheden door de beste orkesten en met uitmuntende solisten. En krijgen we daarvan ooit iets te horen? Nee hoor.
Eindelijk was er een boekenprogramma. En wat is het geworden? Een leukerd die flauwe grapjes maakt met een BV. Onderwerpen die niet langer mogen duren dan de opvulling die ertussen gegooid wordt. Beoordeling van boeken door dezelfde BVs of door het publiek. En een prijsvraag. En een voorstelling van meesterwerken op 60 seconden. Weer een programma over de receptie van boeken, niet over literatuur.
Wel, ook hen zeg ik salut en merci, ik ga de jaren die me resten niet verspillen met dat soort vertier.
Ik vind op onze Vlaamse media niet wat ik zoek, dat is duidelijk. De VRT wenst, zoals de commerciële zenders, enkel de massa te bespelen. Dan weten we wel welke kant het uitgaat: panem et circenses, brood en spelen, kijkcijfers gegarandeerd.
Arm Vlaanderen.
19-09-2006
Pasen
Het vaststellen van de datum waarop Pasen valt, is een zeer ingewikkelde zaak. In enkele werken die ik onlangs daarover raadpleegde, worden tientallen bladzijden aan deze problematiek gewijd. Gemakshalve staan de resultaten van de complexe berekeningen in tabellen weergegeven voor de volgende tweehonderd jaar.
Onder de christelijke kerken is men het overigens niet eens over deze zaak, het is zelfs een van de belangrijkste twistpunten tussen de katholieke en de orthodoxe kerken.
Men vraagt zich vertwijfeld af: waarom? Wat is er zo belangrijk aan die datum en waarom moet de berekening zo ingewikkeld zijn?
Pasen is het feest van de verrijzenis van Christus, de jaarlijkse herdenking van een gebeurtenis op een bepaalde dag van het jaar. Maar over Christus had men geen historische gegevens, men wist niet eens of hij wel bestaan had Volgens de overlevering was hij verrezen op het Joodse feest van Pascha; de Joden hadden sinds vele eeuwen een nauwkeurige kalender, dus hoefde men maar Pasen te vieren op hun Pascha. Nee dus.
Aanvankelijk werd Pasen op verschillende plaatsen gevierd op andere momenten. Het was Constantijn die het nodig vond dat Pasen overal op dezelfde dag gevierd werd. Het heeft eeuwen geduurd voor men het daarover eens geraakte. Het is, om het te eenvoudig te zeggen, de zondag na de volle maan die volgt op de lente-nachtevening. Wanneer het volle maan is, en wanneer de lente-nachtevening valt, is echter niet astronomisch bepaald, maar op basis van vaste, maar onnauwkeurige kerkelijke tabellen, die teruggaan op de kalenderhervorming van 1582.
De concrete datum kan van jaar tot jaar serieus verschillen: Pasen valt ten vroegste op 22 maart en ten laatste op 25 april.
Nog niet zo heel lang geleden was het hele openbaar leven aan die sterk verschuivende datum gekoppeld, met alle vervelende gevolgen van dien. Stilaan is men daarvan beginnen afwijken, bijvoorbeeld voor de schoolvakanties. Men was het beu dat die nu eens heel vroeg kwamen, dan weer heel laat, en dat een schooltrimester niet steeds de volle drie maanden lang was. Nu zet men de paasvakantie zoveel mogelijk rond dezelfde periode, maar nog altijd met Pasen zelf als de uiterste begin- of einddatum.
Het is en blijft een rare bedoening. Als men echt jaarlijks de precieze dag van het jaar wou gedenken waarop Christus verrezen was, dan zou men toch een vaste datum nemen, zoals voor zijn geboorte, 25 december?
Het hardnekkig vasthouden aan een historisch gegroeid, astronomisch onjuist, onpraktisch, onlogisch, onvoorspelbaar en onnodig ingewikkeld systeem heeft uiteindelijk geleid tot de ongeloofwaardigheid van dit belangrijkste feest van de christenheid. Indien men het had vastgelegd op een afgesproken datum, zou men een maatschappelijke gewoonte gecreëerd hebben, zoals bij Kerstmis. Nu weet geen mens wanneer Pasen valt zonder het op te zoeken, en men houdt er dus ook geen rekening meer mee. De paasdatum is voor de moderne mens net zo onbegrijpelijk en irrelevant als de totaal voorbijgestreefde dogmas van de kerk, zoals de Drievuldigheid, de onbevlekte ontvangenis en de hemelvaart van Maria, of de onfeilbaarheid van de paus.
Toen destijds Karol Woitiwa, een fervent skiër, paus werd, deed in de Engelstalige wereld dit grapje de ronde: Why is the Pope so good at ski? Because he is infallible
Over die onfeilbaarheid was al enige twijfel gerezen toen een paus ooit verklaarde dat het zich laten inenten tegen de koepokken niet in overeenstemming was met het christelijk geloof. Na het citaat, de miskleun van wereldformaat door een intellectueel zwaargewicht als Joseph Ratzinger, kan zelfs de meest welwillende gelovige niet meer zeker zijn. Ratzinger was voor zijn verkiezing stukken lucider en voorzichtiger dan erna
Geen wonder dat de kerken leeg zijn, zelfs met Pasen.
De enigen die er tegenwoordig nog mordicus in willen, zijn de sans-papiers, en die worden er door de politie (!) meteen weer uit gesleurd.