Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (243)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    15-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: my-
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Meer dan waarschijnlijk heb je het zelf ook al gemerkt: als je naar de blauwe hemel kijkt op een zonnige dag als vandaag, dan ‘ziet ge ze vliegen’: precies kleine luchtbelletjes of wormpjes die je ziet wemelen in de lucht. Je staat er niet bij stil, maar wat is dat verschijnsel?

    Een beetje anatomische achtergrond. Ons oog is een bal, gevuld met een vocht. Aan de voorkant is er een opening, met een lens ervoor waarlangs het licht naar binnen kan. Dat licht valt dan op het netvlies aan de achterkant, en die lichtsignalen worden doorgestuurd naar de hersenen, waar ze geïnterpreteerd worden tot beelden die we herkennen. Het kan gebeuren dat het vocht in ons oog, dat de wetenschappelijke naam van glas(-achtig of vitreus)-vocht draagt, omdat het doorschijnend is, een beetje troebel wordt. Dat kan allerlei oorzaken hebben, bijvoorbeeld zeer ernstige zoals diabetes, maar ook vrij onschuldige: er zit gewoon wat onzuiverheid in dat vocht. Die noemt men vliegjes. Als zo’n vliegje tussen de lens en het netvlies zit, dan zie je het, als ze groot genoeg is, natuurlijk. Het is hetzelfde verschijnsel als wanneer je een schaduwkonijn maakt door je vingers in een lichtstraal te steken. Sommige vliegjes lijken te bewegen; dat komt omdat ze wat aan de zijkant zitten en als je dan probeert erop te focussen, dan lopen ze precies weg, ze bewegen, ze vliegen, vandaar de Franse benaming mouches volantes, in het wetenschappelijke Latijn muscae volitantes, en de wetenschappelijke naam voor de afwijking: myiodesopsie, afgeleid van het Grieks myioeidès, op een vlieg lijkend (myia en eidos); opsie wijst op een oogaandoening, van het Grieks opsis, het kijken, het zicht. Soms laat men de moeilijke en onuitgesproken i weg en wordt het myodesopsie, om het etymologen moeilijk te maken, denk ik.

    De Griekse myia heeft een Latijns zusje: musca, die een Franse mouche werd en een Nederlandse mug. De Franse mug, de moustique komt niet van een Spaanse (!) vlieg (mosca), maar van een kleine venijnige mosca, een mosquito: keer squit om en je hebt stiqu, dus moustique.

    My oh my, zong ABBA al. In het Engels betekent dat zoiets als oeioeioei; vreemd woord overigens: je kan het één keer zeggen: Oei! Of twee keer, met een andere betekenis: Oeioei… en zelfs drie of vijf keer, maar geen vier keer; waarom niet?

    Laten we even dieper ingaan op dat my. In de medische wereld wijst my- steeds op spieren: myalgie is spierpijn, het myocardium is de hartspier. Maar niet altijd! We zagen net dat myodesopsie niets met spieren maar alles met vliegen te maken heeft. Opletten dus, dat we van een vlieg (myia) geen muis (mys) maken, zoals ze ook in de Wikipedia deden bij de etymologische verklaring van myodesopsie, ik heb het ondertussen rechtgezet. Het is allemaal de schuld van die weggevallen jota, waarvan Christus al zei dat ze niet mocht verdwijnen, en de advocaten hebben dat helaas al te letterlijk genomen: aan de wet zal geen jota veranderd worden, over hun lijk! En dus worden de wetten alsmaar langer, maar dat terzijde.

    Die my- voor spier komt van het Grieks mys en dat is een muis of een rat, maar ook een mossel, en uiteindelijk ook een spier. Blijkbaar vond men een zekere uiterlijke gelijkenis in de drie… Ook in het Latijn is een muis mus, een klein muisje is een musculus en dat is ook de naam voor de spier, in het Frans en het Engels hebben ze daarvan muscles gemaakt. Maar het zelfde Latijnse musculus werd in het Frans uiteindelijk moule en in het Engels mussel en bij ons natuurlijk mossel. In Amerika noemen ze Jean-Claude Van Damme (vèndèm) muscles/mussels from Brussels. Het Grieks-Latijnse mus is onze muis, de Engelse mouse en de Duitse Maus maar een Franse souris; dat laatste komt van het Latijn sorex en geloof het of niet, maar het Franse souris wordt ook gebruikt om een spier aan te duiden bij het paard en is ook het woord voor wat wij de muis van onze hand noemen, de vrij stevige spier onderaan onze duim.

    Sinds we de dingen namen beginnen geven zijn, is er blijkbaar altijd wat verwarring geweest tussen mug, muis, mossel en spier. Weer woorden waarbij we niet stil staan, ze zijn zo evident, maar er steekt toch wat meer achter dan we dachten, niet?


    13-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: hemd en rok
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het hemd is nader dan de rok, of in het Latijn van Plautus (254-184 voor onze tijdrekening): tunica pallio propior. Bedoeld is, dat als het erop aan komt, bloedverwanten of bekenden een streepje voor hebben. Wie had er ooit gedacht dat die Nederlandse uitdrukking zo ver in de tijd zou teruggaan?

    Etymologisch weten we over hemd en rok niet zo heel veel met absolute zekerheid.

    Laten we met het hemd beginnen, natuurlijk, onze spreuk indachtig.
    De stam is heem of eigenlijk haam, en die vinden we in verscheidene woorden terug. Haam verwijst naar een omhulsel, een net. Een lic-haam of lijk-haam is het omhulsel van een lijk en dat was oorspronkelijk niet specifiek een dood lichaam, maar elk ‘vlees’, zoals in litteken (lic-teken) en likdoorn. Wat de aarde omringt, het zwerk, het uitspansel, is de haam-el, of haemel en daarna gewoon hemel. Paardentuig is ook een soort net, een omhulsel en heet dus ook haam, en het stuk hout waaraan het tuig vastzit om een kar voort te trekken is dan het haamhout, dat vind je af en toe nog terug als familienaam. Een huis of een groep huizen werd voor de veiligheid meestal omhuld met een muur, een wal, een sloot of beide. Dat was dan een heem of heim, en dat is –gem in heel veel plaatsnamen: Maldegem, Zottegem, &c. En een hemd is een basiskledingstuk, het eerste omhulsel. Je draagt het om de schouders en het was oorspronkelijk niet veel meer dan een stuk stof met een gat erin om je kop door te steken, een poncho. Als je dan de zijkanten dichtmaakt en gaten laat voor je armen, zit je echt in je hemd.

    Een ander kledingstuk dat we zowat overal aantreffen, meestal samen met een hemd, tenzij in echt warme en dus topless streken, is een rok. Ook hier is het recept simpel: je wikkelt een stuk stof om je lenden en je bent ‘helemaal gekleed’. Vaak werden verscheidene rokken boven elkaar gedragen, zeker in koudere streken of jaargetijden. Dat meervoud vinden we terug in vaste uitdrukkingen zoals ‘onder iemands rokken zitten’. Weet je wat een spinrokken is? In de vlasbewerking draaide men een streng vlasvezels rond een stok of een staf om die vezels bijeen te houden. Zo’n streng ziet er precies uit als een vlecht meisjeshaar. Zowel het vlas als de stok noemt men (een) rokken, en spinnen is vlechten. Het is mogelijk dat we daar de oorspronkelijke betekenis van rokken vinden: wikkelen, draaien, spinnen. Het vlas zit als rokken rond het hout gewikkeld. In het Engels is een spinrokken een distaff, en daar zit een staf in, een stok, en dis zou een oud woord zijn voor een streng vlas of wol. In de heraldiek en ook wel daarbuiten is distaff de vrouwelijke kant (van de familie), tegenover de mannelijke, die men met een zwaard aanduidt.
    Berokkenen is oorspronkelijk ‘met iets omhullen, aandoen’ en vandaar de uitdrukking iemand kwaad berokkenen. In de plantkunde zijn rokken bladeren die de plant helemaal omhullen, zoals de laagjes van een ajuin.
    Als je een rok tussen de benen vastmaakt, heb je een een broek, of een b-rok.

    Hemd en rok, twee manieren om iets te omhullen, een elementaire behoefte in alle betekenissen van het woord.



    10-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris Ruth Rendell
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Je kan een tweedehands boek van Ruth Rendell overal oppikken voor de prijs van een koffietje. Misschien is het daarom dat ik het nog niet gedaan had. In de Tv-programma’s zie ik vaak haar naam verschijnen, maar ik kijk niet zo veel Tv en zeker niet naar Tv-bewerkingen van dat soort detectiveverhalen. Onlangs ben ik dan toch bezweken en ik ben net klaar met Adam and Eve and Pinch Me (2001).
    Ruth Rendell (1930-) is een fenomeen. Onder haar eigen naam en het pseudoniem Barbara Vine heeft ze een stapel boeken bijeengeschreven die niet meer vanzelf overeind blijft, wellicht zijn het er honderd! Ze heeft daarvoor alle mogelijke prijzen en erkenning gekregen in haar domein. In 1997 kreeg ze de titel van barones en zetelt ze voor Labour in de House of Lords. Om maar te zeggen dat ze populair is.
    Voortgaand op dit ene boek zou ik zeggen dat ze al die lof ook verdient. Het is evident dat een auteur met zo’n staat van dienst kán schrijven. Maar vergis je niet, het is geen gemakkelijk stationsromannetje, het is wel echt goed. Dit is geen echt detectiveverhaal, er is geen slimme politieman die zich met de zaak bezig houdt en die het onderzoek uiteindelijk tot een goed einde brengt, al heeft ze die ook wel geschreven. Het is een misdaadverhaal, ja, maar het is geschreven als een gewone roman, met een aantal hoofd- en bijfiguren die allemaal in het verhaal met elkaar verbonden zijn.
    Opvallend is de beschrijvende kracht van haar stijl. Ze weet van Nabokov dat één rake observatie meer waard is dan een hele filosofie en ze heeft een arendsblik voor het sprekend detail. Dat maakt haar personages mensen van vlees en bloed die zich bewegen in een zeer herkenbare of inleefbare en dus geloofwaardige omgeving. Een ander kenmerk is dat die personages geen stereotypetjes zijn maar evolueren, vaak zowel uiterlijk als innerlijk: ze vallen af of komen bij, soms op dramatische wijze; ze overkomen hun handicap of gaan eraan ten onder; ze worden rijk of verliezen al hun geld; ze komen vooruit in de wereld of zien hun carrière voor hun ogen in het niets verdwijnen; ze worden ziek of juist gezond. Niets is statisch, niets is routine, om de hoek is er altijd een verrassing. Soms zie je het aankomen, maar vaak ben je op het verkeerde been gezet. En dus blijf je lezen, met aandacht en genoegen, 442 pagina’s lang.

    Ruth Rendell is een – socialistische – barones van de Engelse taal.


    Categorie:ex libris
    Tags:detectiveverhaal
    08-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tien geboden Gods
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Tien geboden

    Bovenal bemin één God
    Zweer niet ijdel, vloek noch spot
    Heilig steeds de dag des Heren
    Vader moeder zult gij eren
    Dood niet, geef geen ergernis
    Doe niet wat onkuisheid is
    Vlucht het stelen en bedriegen
    Ook de achterklap en het liegen
    Wees steeds kuis in uw gemoed
    Begeer nooit andermans goed.

    Men zegt me wel eens: wat maak je je toch druk over die oude religieuze voorschriften, er is geen mens meer die ze nog kent. Als ik dan vraag: en wat gelooft men dan nog wel, krijg ik wel eens als antwoord: zeer algemene dingen, zoals de tien geboden. Goed, laten we eens kijken, ze staan hierboven in de versvorm die wij als kind van buiten geleerd hebben.

    Die versvorm is zelf al verantwoordelijk voor wat onduidelijkheid, onder meer over zweren en vloeken, ergernis, onkuisheid, bedriegen, achterklap, liegen en ook het onderscheid tussen kuisheid van gemoed en het begeren van de materiële bezittingen van een ander.

    Dit is de tekst van de Bijbel:

    Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.
    Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan.
    Houd de sabbat in ere, het is een heilige dag. Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw vee, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen. Want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat er leeft, en op de zevende dag rustte hij. Daarom heeft de HEER de sabbat gezegend en heilig verklaard.
    Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal.
    Pleeg geen moord.
    Pleeg geen overspel.
    Steel niet.
    Leg over een ander geen vals getuigenis af.
    Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’

    Op een andere plaats in Exodus staat een totaal andere versie. Het is me wat: de tien geboden zijn er geen tien, het zijn geen geboden, de tien die we kennen komen niet zo uit de Bijbel… Laten we het dan maar op onze verzenversie houden.

    De eerste drie geboden spreken over God zelf: hij is de enige, zijn naam mag niet misbruikt worden, de zevende dag is heilig. Wat blijft daarvan vandaag nog over? Ik laat u uw eigen besluiten trekken.

    Dan zijn er de geboden die de samenleving regelen. Eer uw vader en moeder. Als er nu één ons aangeboren regel is, dan toch wel die. De volgende zijn ook erg duidelijk: moord, overspel, diefstal zijn verboden; ook het afleggen van een vals getuigenis wordt met nadruk vermeld. De laatste regel is wat subtieler: niet alleen mag je niet stelen, je mag er zelfs niet aan denken.

    Bij deze geboden stel ik dan de vraag: wat heeft dit met God of godsdienst te maken? Gelden deze regels niet evenzeer voor een atheïst? Kan men zich een maatschappij voorstellen waarin deze regels niet van toepassing zouden zijn? Weer blijkt dat ‘geloven’ een heel vaag begrip is.

    Naast die tien geboden van God waren er ook nog vijf geboden van de Heilige Kerk. Misschien leren die ons dan iets over de essentie van de godsdienst. Wie kent ze nog? Hier zijn ze:

    Zon- en feestdag zult gij eren
    Op boet- en vrijdag het vlees ontberen
    Houd de vasten ongeschonden
    Biecht minstens eens per jaar uw zonden
    En nut rond Pasen 't Brood des Heren.

    De zondagsplicht is op enkele jaren tijds volledig weggedeemsterd, het is onwaarschijnlijk hoe snel men van een algemeen nageleefde regel tot het absoluut verval is gekomen; net zo voor het vasten en het vlees derven en ‘zijn Pasen houden’. Niets, maar dan ook niets is er nog over van de verplichtingen of gewoonten die vroeger zo een stempel drukten op onze samenleving. En weer blijkt dat die kapitale regels niet echt belangrijk waren. En opnieuw stel ik dan de vraag: wat was er dan wel belangrijk? Waarin geloofden we toen? Wat was, wat is geloven? Wat is behoren tot de Kerk? Wat is het verschil met er niet toe behoren? met niet geloven? Men mag het mij altijd komen zeggen, ik weet het niet meer. Of liever: ik heb het nooit geweten. Ik herinner me dat ik, toen ik een jaar of twaalf, dertien was, eens ging biechten met deze woorden: ik geloof niet in God. Het braaf stokoud paterke dat ik had uitgekozen voor deze bekentenis wist wellicht niet waar hij het had. Hij prevelde dat ik moest bidden, veel bidden. Ik dacht toen verrast: ik zeg wat hij ook denkt. En dat denk ik nu nog: ik zeg, ook hier in mijn blogs, wat velen aanvoelen. Het verschil is: ik neem de tijd en de moeite om de vragen te stellen, ik ben nog altijd de ambetanterik die ik op school al was, de wijsneus, de betweter. Tja…

    Een toemaatje over de spellingcontrole.

    1. Hoe zeer de tijden veranderd zijn, blijkt onder meer uit het feit dat vleesderven een onbekend woord is.
    2. Elke keer als ik klaar ben met een tekst en ik me onderwerp aan de controle van de tekstverwerker, krijg ik te horen dat mijn woordvolgorde niet klopt, dat ik een vaag taalgebruik heb, dat ik breedsprakerig ben en dat ik verouderde woorden en schrijftaal gebruik. Diezelfde opmerkingen verschenen vandaag gelukkig ook bij het citaat uit de Bijbel, waarvoor ik nochtans de Nieuwe Bijbelvertaling heb geraadpleegd. Dat is dus een troost, al zal men opmerken: quod licet Jovi non licet bovi, en dat heeft niets te maken met een of andere popgroep, maar alles met de prerogatieven van de hogere macht.



    06-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Threnodie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een threnodie wil ik zingen

    een klaaglied als een schaafwonde zo rauw

    voor de bolsterruwte in de straten

    voor dolle dolken en woorden

    die kwetsen en inslaan

    als ijzeren ijstijd.


    Een lamentatie hef ik aan

    een trage treurzang voor rouwende ouders

    hun nest geroofd

    vertwijfeld met lege handen

    ongeziene etterwonden

    een leven lang achtergelaten.


    Nee ik zal niet mee opstappen

    bedank voor stille mars

    en woelige fakkels in de nacht

    ik zing mijn klaagzang in stilte

    en de kilte van de lange nacht.


    Is er tussen de sterren

    een onvermoede vader?

    zal na de uren dagen jaren

    uw hand mijn hand aanraken

    uw blik mijn hunker vullen

    en een einde maken aan mijn verstaan?


    Ik zing een zachte threnodie

    voor de kinderen en hun moeders

    alle mensen zijn geen broeders

    ik zing een klaaglied een lament

    voor vaders en zonen en zussen

    die uw koude lippen kussen.




    04-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris The case against God
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bij een bezoek aan het Spit vond ik een vrijwel gloednieuw boek in de rekken met de uitdagende titel: Atheism. The Case Against God van George H. Smith, 1970-1989. Kostprijs één euro, dus meenemen maar. Ik heb het me niet beklaagd. Zelden zo’n helder filosofisch betoog gelezen, over welk onderwerp dan ook. De auteur is geëngageerd, dat is duidelijk uit de titel alleen al en vanaf de eerste zinnen van de inleiding weet je meteen waar het hem om te doen is. Hij kan ook niet laten om bij gelegenheid in zeer scherpe bewoordingen kritiek te uiten, maar dat komt niet in de plaats van argumenten, het komt erbij als een gepeperd terzijde, dat je vaak doet glimlachen en af en toe zelfs schateren. Dit is een veel overtuigender betoog dan het meer recente The God Delusion van Richard Dawkins, dat ik hier ook al vermeldde. Smith staat niet in de bibliografie van Dawkins’ boek, zeer ten onrechte overigens en een beetje raar, want veel van Dawkins’ argumenten vinden bij Smith een stevige filosofische basis. Ik heb genoten van de vlijmscherpe logica, van de diepe overtuiging en de tastbare menselijke emoties.

    Naast één zetfout en één vreemd homoniem (wreaks in plaats van reeks) toch een ietwat verontrustende passage: de auteur heeft het over victimless crimes en hekelt het verzet van fundamentalistische gelovigen tegen voorstellen om die slachtofferloze misdaden uit het strafrecht te halen. Er zit een sprekende contradictio in terminis in de uitdrukking; hoe kan inderdaad iets een misdaad zijn als er geen slachtoffer is? en dat is ook zijn redenering: zonder slachtoffer is er geen dader, geen schuld en dus geen misdaad. Als voorbeelden geeft hij abortus, druggebruik, prostitutie en pornografie; vaak wordt ook homoseksualiteit in dit lijstje opgenomen, of overspel, bigamie, sodomie en soms zelfs bepaalde vormen van incest. Het principe is dat het gaat om daden die door de wet verboden zijn, maar waarbij de rechten van anderen niet of niet aanzienlijk geschaad worden. Ook hier bij ons is die discussie gedeeltelijk gevoerd, met name over abortus, euthanasie en soft drugs, terwijl de houding tegenover pornografie en prostitutie dezelfde filosofie volgt. Iemand die in zijn eentje een jointje rookt, die doet niemand kwaad, stelt men. Een doctor die een abortus uitvoert op een verkracht meisje van veertien, dat kan toch geen misdaad zijn? Een studente die haar studies betaalt met occasioneel verregaand escorte-werk; twee jongelui die hun homoseksuele geaardheid uitproberen… Pornografie is alom tegenwoordig en blijkbaar volledig geaccepteerd door de maatschappij. Toch vond ik dat dit argument afbreuk deed aan de vlekkeloze logica die de rest van zijn betoog kenmerkt, omdat we hier op zeer glad ijs zitten. De gevallen die ik opsomde lijken inderdaad evident buiten de strafvervolging te moeten vallen. Maar hoe ver gaan we daarin? Abortus mag nu al tot vrij ver in de zwangerschap en eigenlijk op eenvoudige vraag van de moeder, wat ook de motieven zijn. Wanneer wordt druggebruik bedreigend voor de persoon of voor zijn omgeving? Naast homoseksuele geaardheid is er zeker ook homoseksueel toerisme en uitbuiting. Wat weten we over de invloed op lange termijn van commerciële all-out pornografie? En is prostitutie altijd een eerbaar vrij beroep, uitgeoefend door volledig vrije mensen met hun volledige instemming? In sommige landen is incest waarbij voortplanting onmogelijk (gemaakt) is niet strafbaar… Voor de Kerk is masturbatie, zelfbevlekking heet dat dan, een doodzonde, terwijl daarbij toch echt wel geen slachtoffers gemaakt worden. Bij mijn weten is de fist-fuck ook nooit bij wet verboden, oef. In Humo-interviews over de zeven hoofdzonden leest iedereen eerst het stukje over onkuisheid en daar lees je steevast dat alles wat consenting adults met elkaar willen uitspoken, ook moet kunnen.

    Het echte slachtoffer van victimless crimes is vaak de maatschappij als dusdanig. Wij dus.



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Goede Herder
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Atheïsten steken veel energie in het veroordelen van het theïsme. Er is geen God, men kan zijn bestaan kan niet aantonen en meteen veroordelen ze alles wat door godsdiensten aangeboden wordt, want de autoriteit waarop de godsdiensten steunen, bestaat niet. Maar het wegvallen van een autoriteit betekent nog niet dat alle uitspraken van de godsdiensten wegvallen. Laten we aannemen dat er geen God is die bijvoorbeeld de Bijbel geïnspireerd heeft en die de Kerk in stand houdt en die het hoofd van die kerk onfeilbaar maakt. De Bijbel verliest dan misschien wel aan autoriteit, in de mate dat men daaraan belang hecht, en dat doet men steeds minder naarmate men door de tekstkritiek en de exegese vast stelt dat de Bijbel niet letterlijk het Woord van God is, maar de Bijbel is daarom nog niet meteen van de aardbodem verdwenen.
    Als God de Bijbel niet heeft geschreven, wie dan wel? Mensen, natuurlijk, wie anders? Als er geen God, dan mist de Kerk misschien wel een fundament, maar haar geschiedenis en haar bestaan op dit moment wordt daardoor niet met één klap ongedaan gemaakt. De mens heeft zich een god gedroomd en dan ook maar een God gemaakt, over liever, verscheidene Goden verspreid over de hele wereld. De zelfde mens heeft zich een godsdienst gemaakt. Dat zijn feiten waar zelfs een heel geleerde atheïst niet omheen kan.
    De godsdienstige mens is niet de eerste of de enige om een boodschap kracht bij te zetten door ze te verbinden aan een hogere autoriteit, wij doen dat voortdurend: in het dorp speelt een Koninklijke harmonie; de koffie komt van een Hofleverancier, BV’s zijn peter van projecten, beschermcomités zetten verenigingen en organisaties op een beter blaadje, in een CV mag een aanbeveling niet ontbreken, liefst van een zo belangrijk mogelijke bron. De harmonie speelt er niet beter om, de koffie is maar zo goed als een andere, een project wordt niet waardevoller omdat de alomtegenwoordige Vermassen erachter staat, de aanwezigheid van Dehaene in de raad van beheer van L&H heeft wel investeerders aangetrokken maar de fraude niet verhinderd, en een aanbeveling in een CV is vaak niet meer dan een formaliteit.

    Het is dus misschien de moeite om te kijken wat die godsdienst te zeggen heeft, ook al is God ondertussen dood verklaard. Gelovigen zullen me dat laatste niet graag horen zeggen, maar het lijkt me een betere instelling dan te zeggen: God bestaat niet, dus godsdienst is zinloos en al wat de mens in al die eeuwen heeft gedaan en gezegd moeten we maar meteen vergeten. Het kan best zijn dat we uiteindelijk zullen moeten vaststellen dat godsdienst inderdaad zinloos is, maar dat zowat de hele geschiedenis van de godsdienstige mens zinloos geweest is, dat is wat veel gevraagd.

    Om speculaties over het eventueel neerdalen van de Heilige Geest in Werchter te ontkrachten, hierbij enkele meer karakteristieke bedenkingen over die Kerk.

    Zowel in de geschiedenis in het algemeen als in individuele gevallen lijkt het er sterk op dat de Kerk zich niet al te veel vragen stelde over het bestaan van God. Men was er veeleer op uit om de mensen een bepaald gedrag bij te brengen of op te leggen, een gedrag dat het moest mogelijk maken dat een bepaalde wereldorde, een organisatie van de samenleving mogelijk was, waarin de Kerk en haar bedienaars een bevoorrechte plaats innamen. Vaak waren daarbij alle middelen goed.
    Bij het beeld van de Goede Herder, dat zowel op Christus als op de paus en de andere pastores toegepast wordt, durf ik toch enkele kenmerken allegorisch doortrekken. De herder waakt over zijn kudde en zorgt ervoor dat ze overleeft. De schapen zouden hem daarvoor dankbaar moeten zijn. Maar de herder denkt niet zozeer aan de schapen als aan de wol en het vlees en de melk die zij hem zullen opleveren. En als de nood het hoogst is, moet zo’n schaap ook wel eens andere behoeften van de pastor dekken, als het ware. Net zoals Nabokov huiver ik voor allegorieën, maar dit klassieke beeld van de Goede Herder vroeg erom, vind ik.

    Een tweede opmerking bij de rol van de Kerk in het ‘beschaven’ van de mens is een citaat dat ik onlangs las uit een boekje dat een Engelse priester schreef ten behoeve van kinderen van de lagere school. Het is een beschrijving van het lot dat kinderen te wachten staat in de hel, als ze zonden hebben begaan, zoals daar zijn het stelen van appels bij de buurman. Ik vertaal: In die roodgloeiende oven is er een kind. Luister hoe het schreeuwt om eruit te komen! Kijk hoe het zich draait en keert in de vlammen! Het bonkt met zijn hoofd tegen de bovenkant van de oven. Het stampt met zijn kleine voetjes op de bodem. Op het gelaat van dat kleine kind kan je zien wat er op de gezichten te lezen staat van iedereen die in de hel is: wanhoop, vertwijfeling en verschrikking. Het is een tekst die je verwacht te lezen in het museum in Auschwitz, niet in een stichtelijk christelijk boekje, maar toch is het zo, en niet anders, en denk maar niet dat dit een uitzondering is.
    De Kerk heeft om het volk te onderwerpen steeds in de eerste plaats naar de wapens en de banbliksems gegrepen. De herder gebruikt zijn staf, zijn roede en zijn hond om de kudde bijeen te houden, voor haar eigen goed, zoals hij dat ziet. Wat de schapen daarvan denken? Schapen denken niet.
    Denkt hij.


    02-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verzamelen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik vermeldde hier al eens dat ik postuurtjes verzamel: kleine beeldjes in porselein of ander materiaal die iets met lezen of met muziek te maken hebben: een jongentje dat een boek leest, een meisje dat op de luit speelt, een vrouw aan de piano, een hond onder een boek, een uiltje op een boek… Het is merkwaardig hoeveel van die dingen er gemaakt worden. Je vindt ze op rommelmarkten, in brocanteries en antiekzaken, in toerististenwinkeltjes, en natuurlijk ook op de elektronisch equivalenten zoals eBay en het Belgische Kapaza!, waar men ze letterlijk met honderden naar je hoofd gooit.

    Ook mijn ouders hadden zo een paar beeldjes, niets bijzonders, geen bepaald thema, wellicht erfstukken of toevallig gevonden dingetjes. We woonden in een huurhuis en op zeker moment is er een boiserie aangebracht in de woonkamer: een houten horizontale lijst, zo’n meter van het plafond, waarop we allerlei kleinoden of liever prullaria, want kleinoden zijn waardevol, en dat waren deze dingen zeker niet, uitstalden.
    Als je ziet hoe groot het aanbod is, dan moet dat beantwoorden aan een vraag: mensen willen beeldjes en hebben dat blijkbaar altijd al gewild, zo leert ons zelfs de archeologie. Er is een heuse industrie bezig met het vervaardigen van beeldjes en dat zowat overal ter wereld. Veel hedendaagse postuurtjes blijken te komen uit het Verre Oosten: China, Taiwan, Japan. Dat is een voortzetting van een traditie die heel ver teruggaat, want zeker vanaf de zeventiende eeuw heeft men ginds gewerkt voor de Europese markt, en dat is nu niet anders, want de postuurtjes beelden zelden oosterse figuren af, ze zijn vaag geïnspireerd op vroegere Europese beeldjes zoals Meissen en Dresden, maar dan in goedkope versies. Daarnaast is er ook het duurdere werk, zoals Royal Doulton, Lladro, Bing & Gröndahl, Royal Kopenhagen, Capodimonte, Hummel en andere, we spreken dan soms over duizenden euro, maar dan zijn het ook echte meesterwerkjes. Het duurste stuk van mijn verzameling was amper € 50 en dat is zeer uitzonderlijk voor mijn doen, de gemiddelde prijs ligt veeleer rond € 10.

    Ik weet echt niet waar mijn voorliefde voor die dingetjes vandaan komt. Ik vind ze gewoon aantrekkelijk, leuk, vaak goed gemaakt, decoratief; met weinig middelen is men erin geslaagd om iets te maken dat er gewoon goed uitziet. Dat blijkt op mij een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit te oefenen. Ik besef het, het is een afwijking, dat verzamelen, maar ik troost me met de gedachte dat er ergere zijn: André, mijn jeugdvriend, die overleed voor zijn 21ste en die op alle gebied torenhoog boven de rest van ons uitstak, verzamelde ‘stekkedooskes’: de afbeeldingen op luciferdoosjes; er zijn mensen die heel veel geld geven voor koekendozen met de afbeelding van het koningshuis; gesigneerde foto’s van allerlei sterren veilt men bij Christie’s, voorwaar. En als hobby is het ook vrij onschuldig, niet te duur, niet vervuilend, maakt geen lawaai… Ik heb aan mijn kinderen als gezegd dat ze na mijn overlijden maar een gooi- en smijtdag moeten organiseren. Maar misschien zijn ze tegen dan oud (of seniel?) genoeg om sommige beeldjes ook leuk te vinden, wie weet, het zit immers in de familie.




    30-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.erger
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nog even terugkomen op het kwaad. In het Oudnederlands was dat quaet. Vaak wordt die qu- niet als kw- uitgesproken en in onze Vlaamse dialecten zegt men vaak ook: koat in plaats van kwoat.

    In andere talen gebruikt men woorden die niets met ons woord te maken hebben. Toch zijn er verbanden.

    Neem nu het Engelse evil, dat teruggaat op een oud-Germaanse stam ubil, dat zien we nog in het Duitse Übel, maar ook in ons euvel, een synoniem van kwaad, dat zo oud is dat we het enkel nog in vaste uitdrukkingen gebruiken: euvele moed, euvel duiden. Van Dale mist de connectie weer eens en houdt het bij een oud-Gotische stam uf-. Er bestaat ook een Van Dale Etymologisch woordenboek, maar dat durf ik toch niet aanraden, hoor. Ik heb gemerkt dat het nieuwe Etymologisch woordenboek, of althans de eerste twee afleveringen, aanwezig zijn in de Leuvense stadsbibliotheek Tweebronnen. Binnenkort gaan we dat eens raadplegen en daarover breng ik zeker verslag uit.

    Het Engelse synonieme bad is net zo mysterieus als ons kwaad: geen mens die weet waar het vandaan komt en er zijn ook geen verwanten in andere talen. Maar de overtreffende trap: worse heeft wellicht dezelfde oorsprong als ons ‘erger’, een stam die ook het Duits bewaard heeft en waarover ik hier al op 28 september 2007 een arglistig berichtje plaatste, kijk het nog eens na als je wil.

    In de Romaanse talen is het Latijnse malus de oorsprong, je weet wel, van de bonus-malusregeling voor de autoverzekering. In het Frans en Spaans wordt dat mal en in het Italiaans male. Saint Boniface, Bonifatius, was iemand met een gunstig (bonum) lot (fatum). Keren we dat om, dan hebben we malfatius en dat levert ons na enige tijd het Franse mauvais op.

    Goed en kwaad duiken ook op in de uitdrukking: goedschiks, kwaadschiks. Enkele varianten: bon-gré, mal-gré, willens-nillens; willy-nilly; nolens, volens, wohl oder übel.


    28-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van kwaad naar erger
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Van kwaad naar erger. Maar is er wel iets erger dan kwaad? Het kwaad? Hét Kwaad of dé Kwade?

    Van Dale kent maar liefst twaalf verschillende hoofdbetekenissen van kwaad en niet minder dan achtenvijftig uitdrukkingen met ons woord; en dan hebben we het niet eens over de zesentwintig samenstellingen, zoals kwaadaardig etc., of de vele buurwoorden zoals kwajongen en kwaaitong. Dat moet welhaast een record zijn.

    De etymologie, zal je me vragen? Tja, Van Dale verwijst naar het Litouwse geda, schande, maar wat heb je dààr nu aan? Ik zal me uiteindelijk nog verplicht zien om het Etymologisch woordenboek aan te schaffen, mijn principiële bezwaren ten spijt, en zélf instaan voor de dienstverlening die ons rechtens gratis toekomt.

    Ik zie ook geen Nederlands woord dat ons zou kunnen helpen. Kwaal heeft ook een negatieve betekenis, kwellen heeft diezelfde stam en het Duits kent die ook, maar is er een verband tussen kwellen en kwaad? Dat wat ons kwelt is het kwaad? Naburige talen helpen ons niet verder, het Duits bijvoorbeeld heeft bij mijn weten geen verwant woord.

    Even wat dieper graven naar de betekenis, dan. Wat is het kwaad in deze wereld en hoe komt het er? Het is een van de klassieke vragen van de filosofie. Ook theologen en gelovigen hebben het moeilijk met de kwestie van het kwaad, want hoe kan een oneindig goede God het kwaad toelaten? Hoe kan Hij de mensen (om van de dieren nog te zwijgen) hier laten lijden en sommigen van hen zelf veroordelen tot ééuwig onnoemelijk lijden in de hel?

    Dat er kwaad in de wereld is, daar hoeven we geen tekeningetje bij te maken, dat zien we elke avond in het nieuws. Het lijkt wel een uitzondering als het even wat beter gaat. Voor veel mensen is het leven wel heel erg precair en het kwaad maar al te reëel aanwezig, hen moet je niet overtuigen dat het kwaad en het lijden er is. Er is misschien een verschil tussen het kwaad dat we elkaar aandoen en het onpersoonlijke kwaad van bijvoorbeeld een aardbeving, een tsunami, droogte, overstroming… Het resultaat is vaak het zelfde: dood, pijn, ziekte, vernieling, en dus noemen we alles maar: het kwaad in de wereld. Vroeger was er zelfs een verantwoordelijke voor al het kwaad: de Kwade, de duivel: hij was het die ziekte en pestilentie bracht en de oogst deed mislukken en de mens zo in verwarring bracht dat hij domme dingen deed. Vandaag hebben we het veeleer over de onbestendigheid van het menselijk bestaan: wij zijn nu eenmaal niet volmaakt. Er zullen ook altijd mensen zijn die anderen kwaad berokkenen, soms zelfs zonder enige aanleiding of reden. Daarmee moeten we leren leven, heet het dan: met zelfmoordaanslagen, burgeroorlog, hooligans, kleine criminaliteit, burenruzies en familievetes. Maar zelfs daar aarzelen we tegenwoordig om schuld toe te wijzen: er zijn misschien wel verzachtende omstandigheden, onweerstaanbare drang, tijdelijke geestelijke onbekwaamheid en ontoerekeningsvatbaarheid, de woorden worden langer naarmate de rekening van de advocaten meer gepeperd is.

    Je moet het kwaad vermijden, zoals je ook niet zonder jas in de kou moet lopen, maar verkouden word je toch, zo is het nu eenmaal. Zelfs als we allemaal ons best doen, gaat het onvermijdelijk wel eens verkeerd of zelfs goed fout, een mooi oxymoron, waarin woorden botsen om de betekenis te doen ontspringen.

    En weet je wat kwaadkrijgs wil zeggen? Als het warme weer wat lang op zich laat wachten, zijn asperges kwaadkrijgs. Dat wist zelfs de spellingcontrole niet, nèh.




    25-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sindh
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De laatste dagen hoorde en zag ik op Mezzo een bevreemdende, obstinate muziek en bij nader toezien bleek die te komen uit Sindh, een provincie van Pakistan. Dat deed me terugdenken aan een van de vele anekdotes die een bevriend professor in de theologie me daarover ooit vertelde.

    In de periode dat bijna heel het Indisch subcontinent door de Britten ingepalmd was, werd Sir Charles Napier als commandant van het Indisch leger naar de opstandige Sindh-provinvie gestuurd. In 1842 versloeg hij de opstandelingen. Opdracht vervuld, maar hij kon het daarbij niet laten en bracht de provincie meteen onder Brits gezag, hoewel men hem dat zeer nadrukkelijk had verboden: hij mocht alleen de opstandige elementen uitschakelen en moest dan terugkeren naar zijn basis. Napier was echter een eigenzinnig en trots man en ook niet de meest zachtaardige. Hij deed wat hij dacht te moeten doen en stuurde na zijn overwinning een telegram naar de opperbevelhebber. Het bestond uit één woord: peccavi.

    Voor de Latinisten onder ons geldt dan: sapienti sat, maar voor de anderen toch een beetje uitleg. De vertaling van peccavi is: ik heb gezondigd. In het Engels is dat: I have sinned. Heb je hem? In één woord kondigde hij zijn overwinning aan en de annexatie van Sindh, en tevens bekende hij dat hij gehandeld had tegen zijn bevelen in. Mooi, toch!

    Napier was daarmee niet aan zijn proefstuk. In India was er een gebruik dat weduwen mee op de brandstapel van hun overleden echtgenoot gingen, levend, wel te verstaan; het gebruik noemde men sati, de Britten maakten er suttee van. Op een dag kwamen geestelijke en wereldlijke - en mannelijke, meer dan waarschijnlijk - vooraanstaanden hem spreken over het verbod dat de Britten hadden ingesteld tegen dat onmenselijke gebruik. Zij wezen hem erop dat het voor hen een eeuwenoude traditie was dat de weduwen zo hun liefde voor hun echtgenoot en hun verdriet demonstreerden. Sir Charles antwoordde hen als volgt: Uitstekend. Jullie hebben een gewoonte om vrouwen levend te verbranden op een brandstapel. Je doet maar. Maar wij hebben een gewoonte om mannen die vrouwen vermoorden een strop om de nek te binden en op te hangen aan de galg. Dus zullen wij naast jullie brandstapels galgen bouwen en dan kunnen wij elk onze gewoonten respecteren.

    In New Zealand heeft men een stad naar hem genoemd. Op Trafalgar Square in Londen staat zijn standbeeld, wat minder prominent dan Nelson, maar toch: een held van het Imperium.

    De wegen van de multiculturele samenleving leiden soms over vreemde paden.




    24-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Idee
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ’t Is maar een idee…
    Ik weet niet meer hoe het begonnen is, maar tijdens mijn humaniora ben ik in de ban geraakt van Plato. Mijn Moeder zaliger heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Niet dat ze ook maar iets over die Plato wist, maar ze heeft me de prachtig uitgegeven vertaling van Xaveer De Win gekocht, boek na boek, tot ze me trots kon melden dat ook het derde en laatste deel verschenen was. Zo wordt een mens gemaakt, eerst materieel en dan later ook spiritueel, en dat door diezelfde Moeder en Vader.

    Als men over Plato spreekt, dan zegt men onmiddellijk: de Ideeën, de allegorie van de grot. Plato heeft het in zijn werk voortdurend over die Ideeën, maar wat zijn die precies?
    We gaan het niet te ingewikkeld maken. Wat mij altijd bijgebleven is, is zijn nadruk op het nadenken. We mogen niet blijven stilstaan bij de uiterlijkheden, bij het voorbijgaande. In alles moeten we de belangrijke waarden proberen te vinden. Neem bijvoorbeeld beeldhouwkunst. Wij worden getroffen door een bepaald beeld, zonder goed te weten waarom, het spreekt ons aan, we zijn ontroerd. We kunnen het daarbij laten, maar zo zit een mens niet ineen: wie eenmaal ontroerd is, wil dat opnieuw ervaren en zoekt naar nieuwe bronnen van ontroering. Hetzelfde met literatuur. Als je een goed boek gelezen hebt, ga je onmiddellijk het andere werk van die auteur lezen. Zo leer je die auteur beter kennen en kan je nog intenser genieten. We gebruiken dus ons verstand om te weten te komen hoe we het best kunnen genieten van wat ons bevalt. En zo leren we stilaan wat de kenmerken zijn van het schone, het goede, het lekkere… Plato zegt dan voortdurend: niet met dat ene mooie beeld moet je bezig zijn, maar met mooie beelden, niet met een prachtig gedicht maar met de pracht van gedichten.

    Men heeft daaruit soms afgeleid dat Plato die concrete beeldhouwwerken en die gedichten minderwaardig vond en dat hij zich enkel bezig hield met die grote principes van Schoonheid, Goedheid, Waarheid, Eerlijkheid en zo verder, de Ideeën dus. Dat is wat wij meestal lezen in de allegorie van de grot, waar de mensen niet rechtstreeks naar de dingen kunnen kijken, maar enkel de schaduw te zien krijgen die ze werpen op een muur. Wat Plato vooral wil aantonen met die voorstelling is de verbazing van de mensen in de grot als zij plots geconfronteerd worden met de werkelijke beelden en inzien dat wat zij steeds als de realiteit beschouwden in feite maar een zwakke afspiegeling is van een wereld die zoveel duidelijker, helderder, mooier en echter is. Hij vraagt ons na te denken over onze ervaringen zodat we bewuster kunnen leven en niet zoals een dier onze instincten zouden achternalopen.

    Men zegt dat Plato de wereld van de Ideeën als de échte wereld beschouwde, dat de rest maar zwakke schaduwen zouden zijn. Enkel de Ideeën bestaan, de realiteit om ons heen is niet belangrijk. Maar dat is niet wat ik mij van Plato herinner. Wij kunnen maar tot die grote principes komen door aandachtig naar onze omgeving te kijken. Dat is de realiteit, de voedingsbodem, dat is de werkelijkheid, maar die komt maar tot leven als wij ook ons verstand gebruiken in ons omgaan met de dingen en de dieren en de mensen.
    Plots vallen dan de schillen van onze ogen en zien we de wereld helemaal anders. Denk aan de uitbundige reacties van kinderen die leren lezen en schrijven en rekenen en zwemmen en naar muziek luisteren en aan sport doen…
    Maar bestaan die Ideeën dan wel? Zijn het niet enkel abstracties? Leiden wij de Waarheid niet af uit allerlei ervaringen met waarheid en leugen? En wat is zo’n abstractie dan? Is het maar een idee?

    Wat is een gedachte eigenlijk? Is dat iets immaterieels, een soort geestelijke werkelijkheid, los van alle tastbare dingen? Er zijn in de wereld heel wat ontastbare dingen, zoals allerlei stralingen die we niet horen of zien of ruiken of voelen of smaken, maar waarvan we weten dat ze er zijn, zoals radiogolven en magnetische stralingen en allerlei gassen. Maar wij voelen aan dat onze gedachten toch nog iets anders zijn, zij zijn totaal ontastbaar want wij kunnen ze ook niet met meetapparatuur waarnemen, ze lijken echt van een andere orde te zijn, vluchtig en ongrijpbaar. Ze zijn er, maar hoe?

    Ik ben geen neuroloog, maar ik denk dat onze gedachten even materieel zijn als al de andere dingen. Ik zei vroeger al: wij zijn ons lichaam; onze ‘geest’ is wat onze hersenen doen. Welnu, dan zijn onze gedachten activiteiten van onze hersenen. Wij denken met onze hersenen, en het bewustzijn van dat denken, dat zijn onze gedachten. En men kan die activiteit wel degelijk vaststellen met meetapparatuur. In strips stelt men een idee, een plotse ingeving soms voor als een lichtje dat gaat branden in de kop van een stripfiguur, aan de hand van een ballonnetje met een lamp of een kaars. Dat is niet zo ver van wat er echt gebeurt: het is, om het wat ruw en onnauwkeurig te zeggen, een chemisch en elektrisch gebeuren in onze hersenen dat ons bewust maakt van iets. Wij kijken naar iets, bijvoorbeeld een beeldje. Het licht dat van dat beeldje weerkaatst bereikt ons oog en van daar gaat het signaal naar onze hersenen. Daar wordt het omgezet en herkend of niet herkend. Als we nog nooit een kiwi gezien hebben, dan zullen we niet herkennen wat het is. Maar het is voldoende dat we al vaker een beeldje gezien hebben om onmiddellijk te weten wat we voor ons hebben. Die herkenning is een chemisch en elektrisch proces in ons lichaam. Gedachten zijn niet los te maken van degene die ze heeft, ze bestaan op het moment dat ze tot het bewustzijn doordringen. Er is dus naast de wereld van het materiële geen wereld die daarvan los staat, die louter ideëel is, louter gedachte, nee, ook de Ideeën bestaan, zijn materieel, als hersenactiviteit.
    Wij kunnen die gedachten ook communiceren, door te spreken, te schrijven, blogs bijvoorbeeld, of boeken. Als ik een gedachte omzet in taal, dan kan ik die gebruiken. Als ik ze op papier zet, dan blijft ze daar als een uitnodiging staan, verdord in inkt en papier, wachtend om opnieuw tot leven te komen als een gedachte van een lezer, een gedachte die onnoemelijk anders is dan mijn oorspronkelijke gedachte, maar hopelijk herkenbaar, zoals de woorden die je nu leest.

    Dat maakt me dus tot een materialist, en Plato was een idealist, dé Idealist?! Plato had ook geen flauw idee van wat er zich in onze hersenen afspeelt en hij heeft dus ook nooit kunnen ontkennen wat wij nu stilaan te weten komen over wat onze hersenen precies doen. Net zoals men vroeger nauwelijks wist hoe de menselijke voortplanting gebeurde en een moraal bouwde op allerlei rare veronderstellingen, heeft men al die tijd ook een filosofie gebouwd op allerlei rare veronderstellingen over ons denkvermogen. Er is dus ‘geest’ zolang onze hersenen werken. Daarna is het gedaan.

    Laten we de wetenschap zo goed mogelijk volgen, want van daar komt het licht dat eeuwen duisternis kan doen verdwijnen.



    23-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: oor
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Amaai, mijn oor, klinkt het wel eens. Voor iets dat we allemaal hebben, namelijk: oren, is er een naam die in vele talen gelijkend is: in het Grieks ous, het Latijn auris, het Frans oreille, een oortje dus, net als het Spaans oreja en het Italiaans orecchio; het Engels ear, het Duits Ohr, het Zweeds öra en het Jiddisch oyer.

    In het Nederlands kennen we nog een ander oor, dat we terugvinden in samenstellingen: oorbaar, oordeel, oorkonde, oorlog, oorlof, oorsprong, oorzaak. Hier gaat het duidelijk niet over onze oren.

    Wij kennen het verwante oer- als een voorvoegsel dat verwijst naar het begin, zoals in oermens, oerbewustzijn, oerstadium. Het Duitse Ur- heeft dezelfde betekenis. Het oordeel is dan het fundamentele delen, het toewijzen. In oorkonde zien we ook ‘kennen’, en dus is dat een stuk waarop men kan teruggaan. Oorlof is nu verouderd, veroorloven niet; in beide zit de betekenis van toelaten. Naast oor- zit er de stam in die we ook zien in beloven, belofte. Het duidelijkst komt de betekenis naar voor in oorsprong: het allereerste ontstaan, het ontspringen, en in oorzaak: de eerste zaak, het begin van iets.

    Er blijven twee gevallen over.

    Eerst oorbaar, ook een verouderd woord; ‘het oorbaar’ betekende het nut, het voordeel, het belang; met wat moeite kan je nog zeggen dat het gaat om wat aanvankelijk aan iemand toekwam. De tweede betekenis, een adjectief, betekende welvoeglijk, kies, toelaatbaar, dat wat in eerste instantie kan. Eerbaar is een synoniem, maar is etymologisch niet verwant.

    En dan oorlog, een woord dat we helaas net zoveel gebruiken als het woord oor, maar waarvan blijkbaar niemand de etymologie kent. Van Dale situeert het al rond 1200 en geeft een vage uitleg over twee woorden die vermengd zouden geraakt zijn, allebei met een andere betekenis dan oorlog. Daarmee raken we niet veel verder. Het Latijnse bellum werd in de romaanse talen vervangen door een woord gebouwd op de Germaanse stam wir-wer-war, die we kennen van ons verwarring, het Engelse war en het Franse guerre en het Italiaans en Spaanse guerra. Merkwaardig is dat het Duits gekozen heeft voor Krieg, dat wij ook hebben, bijvoorbeeld in Boerenkrijg.

    Zit in die wirwar ook ons (w)oor? Wat dan met log? Evidente verwijzingen zie ik niet, je moet al ver gaan zoeken, bij looi en los en ver-lies en het Griekse luein, losmaken, maar dan zijn we aan het gissen en ons misschien ook aan het ver-gissen.

    Ik vrees dat ik u niet verder kan helpen.

    Dit is misschien een gelegenheid om erop te wijzen dat het Etymologisch woordenboek van het Nederlands voor de meesten onder ons onbereikbaar is en dat ook wel zal blijven. De gedrukte versie, die in delen verschijnt, is quasi onbetaalbaar: € 55 per deel en we zijn met deel 2 nog maar aan Ka. Voor de elektronische versie heb je een abonnement nodig, ten minste € 25 per jaar, want de prijs stijgt bij het verschijnen van een nieuw deel. Waarom ons tweemaal laten betalen? Het project wordt uitgevoerd door instellingen die volledig door de gemeenschap gesubsidieerd zijn, zoals onze universiteiten in Nederland en Vlaanderen, en die bovendien nog eens extra middelen krijgen voor dit project van weer andere integraal gesubsidieerde instellingen, zoals onze academies. Een schande eigenlijk en een gemiste kans tot volksopvoeding.


    19-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lichaam en geest, niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst drijven bij mij vragen naar boven over het geheel dat we zo vaak opdelen in twee. Een dichotomie, heet dat, van het Grieks dicha, ‘in twee’; twee is in het Grieks dis; en tomein, snijden. Ik las een stukje van Gerard Bodifée over dat onderwerp en bleef met vele vragen zitten.

    Door de hele geschiedenis heen heeft de mens getracht om het denken en voelen waarvan hij zich bewust is, een naam te geven, een plaats, een taak. Ik denk, dus ik ben, maar ook: ik heb lief, dus ik ben, er zijn maar weinig gemoedstoestanden waarin men zich zo bewust is van zijn bestaan als bij het verliefd zijn. Maar wie of wat is dat ik? Men voelde aan dat denken en voelen iets anders is dan het materiële, dat het aan andere wetten onderworpen is en andere mogelijkheden biedt. Het leek wel alsof er in ons beperkt lichaam een veel vrijere ‘geest’ aanwezig is. Dat was de interpretatie die in de oudheid en de middeleeuwen gebruikelijk was; het is pas met de opkomst van de wetenschap dat men proefondervindelijk vaststelde dat die geestelijke activiteit zich in de hersenen afspeelt. Ook vandaag nog blijft die hersenactiviteit grotendeels mysterieus: we weten er al heel veel over, maar waarschijnlijk is dat nog uiterst weinig van wat men erover kàn weten. Toch kunnen we zeggen dat de ‘geest’ in feite datgene is wat de hersenen doen; er is geen kaboutertje dat in ons lichaam huist, geen spook of denkbeeldige persoon, nee: wij zijn ons lichaam; ons bewustzijn, in de ruimste betekenis van het woord, is een functie van onze hersenen.

    Ik benadruk: in de ruimste betekenis van het woord, want vaak stelt men de hersenactiviteit gelijk met het rationele denken. Maar dan moeten we voor de gevoelens, de emoties, de opwellingen, het irrationele, het dromen, verlangen, verliefd zijn, haten… een andere plaats geven, en het hart is daarvoor dan de eerste kandidaat, naast de gal en de lever in sommige oude en nieuwe alternatieve benaderingen. Maar het hart is een spier en totaal onmachtig om dat soort activiteiten te ontplooien. Nee, het speelt zich allemaal af in de hersenen.

    Het is ook niet zo dat de hersenen als heer en meester over het lichaam heersen, althans niet als een bewuste activiteit. Er zijn mensen die hun hartslag en hun lichaamstemperatuur actief kunnen beïnvloeden, maar dat zijn uitzonderingen en zoiets kan enkel na veel oefening, zoals je ook pas na jaren oefenen kan koorddansen. De hersenen regelen onze lichamelijke functies, maar dat gebeurt in zeer belangrijke mate onbewust. Als we ons zouden moeten bewust zijn van hoe we lopen, dan zouden we niet ver geraken, zoals iedereen weet die revalidatie heeft moeten doen. Net zo met praten, trouwens. En naast die onbewuste of autonome handelingen en taken van ons lichaam, zijn er inderdaad ook gevoelens en gedachten en dromen die spontaan opwellen, of we dat nu willen of niet: aan verliefd worden kan je niet veel doen, het is een coup de foudre; je kan iemand spontaan een kus geven, maar ook even onweerstaanbaar een draai om de oren…

    Anderzijds bieden onze hersenen wel de mogelijkheid om keuzes te maken, om nà te denken voor we iets doen. Je kan je bewust worden van je verliefdheid en eraan toegeven, het gevoel koesteren en het voorwerp van je gevoelens trachten te benaderen, of integendeel van je ‘hart’ een steen maken en zeggen: het is mooi, maar het heeft geen zin en het zal wel overgaan. Je kan je woede onderdrukken en het bij een rake opmerking houden of gewoon je mond houden.

    Waarom we de dingen doen is trouwens meestal verre van duidelijk. In onze hersenen spelen miljoenen elementen een voortdurend spel van onderlinge beïnvloeding, honderd miljard neuronen wisselen met de snelheid van het licht informatie uit en het resultaat is, zoals we al eerder zegden, onvoorspelbaar in de individuele mens en met enige waarschijnlijkheid voorspelbaar als het gaat om grote aantallen of gemiddelden.

    Toen ik aan de universiteit studeerde, dacht ik veel na over intuïtie, omdat ik toen en nu nog zeer intuïtief denk en leef. Ik ga af op wat in mij opkomt. Gedachten en gevoelens komen en gaan als rijke geschenken, als lastige opgaven of snerpende pijn, maar ik probeer ze ruimte te laten, me er niet tegen te verzetten, ze mogen er zijn, want ze zijn mij en ik ben hen. Van Dale omschrijft intuïtie als een inzicht dat men heeft door een soort van innerlijke waarneming, niet door redenering. Dat is praten in het luchtledige, want wat is die ‘onmiddellijke innerlijke aanschouwing’? Je moet het eens uitproberen bij gelegenheid. En toch weten we allemaal wat intuïtie (van het Latijn in + tueri: in-kijken) is: het is een inzicht dat zich spontaan aanbiedt, een gevoel dat iets zo is en niet anders, een snelle conclusie die met grote gedachtesprongen bereikt wordt, niet na lang gepalaver of knagende twijfels. Een coup de foudre met de snelheid van een Franse bliksem (van het Latijn fulgur). Maar intuïtie is niet on-redelijk, niet irrationeel, net zomin als verliefd worden dat is. Het zijn diezelfde hersenen die aan het werk zijn en die een oplossing aanreiken die als betrouwbaar wordt ervaren: die ladder staat zo stevig genoeg; ik moet hier rechtsaf; dat lijkt me een betrouwbaar persoon; die aandelen moet ik nu verkopen; deze situatie is onhoudbaar; ik heb gelijk! alleen weet ik niet meteen waarom, in elk van die gevallen.

    In wat ik te horen kreeg in de cursussen ontbrak elke intuïtie, meer nog, intuïtie was uit den boze. Bij de examens werd je verondersteld te herhalen wat in de cursus stond en het was een zeldzame prof die kon appreciëren dat je iets anders vertelde. Mijn werkinstrument bij uitstek, intuïtie gevoed door informatie en gekleurd door emotie, werd buitenspel gezet. Dat is wetenschappelijk denken in de slechtste betekenis van het woord: enkel wat verifieerbaar is, kwantificeerbaar, bewijsbaar volgens vooraf vastgelegde regels, is waar, heeft waarde. En ik studeerde wijsbegeerte en letteren, stel je voor, het domein bij uitstek voor de intuïtieve mens, de kunstenaar, de denker, de schrijver… Ik heb het daar niet lang uitgehouden.

    Dus geen dichotomie tussen lichaam en geest, of tussen hersenen en hart, of tussen rationeel denken en emoties, of tussen redenering en intuïtie.
    Le coeur a ses raisons que la raison ne connaît pas klopt dus niet, ons hart klopt in onze borst maar bloedt in onze hersenen.
    Er is geen onderscheid, er is alleen maar het ene en onverdeelbare, enige, eigene ik.




    18-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vilt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wie weet nog wat vilt is? Voor mannen is de hoed weer mode, en hoeden worden van vilt gemaakt. Biljarten, vooral de snookerversie, is ook heel populair en we spreken nog altijd van het groene vilt, als is het tegenwoordig ook wel eens blauw. Groene loden jagersjassen, zoals onze Koninklijke familie ze graag draagt als ze op hun buitenverblijf in de Ardennen zijn, dat is ook vilt. We kennen ook de viltstift: het puntje is een halfzachte stof die doordrenkt is met de inkt of kleurstof; oorspronkelijk was dat vilt en dat hebben we geweten, want die puntjes werden snel helemaal zacht, zodat er niet meer mee te schrijven viel.

    En wat is vilt dan? Hoe wordt het gemaakt?

    We moeten heel ver in de geschiedenis teruggaan voor de oorsprong van vilt. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de mens al acht duizend jaar lang vilt maakt. Lang voor het weven en het breien werd op die manier textiel gemaakt voor kleding en andere toepassingen, zoals de bedekking en vloeren van tenten, zadels en zo meer.

    Men heeft de ‘ontdekking’ van vilt in mythen vastgelegd. Een ervan zegt dat de dieren in Noë’s ark met uitgevallen vezels van hun wol en pels, in combinatie met hun urine en hun getrappel een vilten mat zouden gemaakt hebben op de bodem van de ark. Een christelijke versie laat de ene of de andere heilige een lange voetreis maken om aan vervolging te ontkomen; om het stappen wat te verlichten legde de heilige wol in zijn sandalen; op het einde van de reis was die wol vilt.

    Uit die verhalen wordt al duidelijk hoe men vilt maakt: je hebt wol nodig, warmte, vocht en druk. Goede en vooral slechte huisvrouwen weten er alles van: als je een kledingstuk dat (gedeeltelijk) van wol gemaakt is té warm wast, krimpt het drastisch, de wol koekt ineen tot een stevige massa. Dat is dus vilt. De vezels van wol hebben de eigenschap om bij vochtige verhitting en druk te gaan draaien en samen te klitten.

    De eenvoudigste manier om vilt te maken is dus deze: stop wol en eventueel ook een gedeelte andere vezels die goed uiteen gehaald zijn in de wasmachine op de hoogste temperatuurstand en laat een paar keer het hele programma aflopen.

    Men heeft dus altijd wol nodig, ten minste 10% van het geheel; daarnaast kan men andere vezels gebruiken, zoals de haren van dierenpelsen, losgemaakt van de huid.

    Na het reinigen en het verwijderen van onzuiverheden is de eerste bewerking het kaarden. Wol, van een schaap bijvoorbeeld, bestaat uit vezels die sterk ineengekruld zitten; met twee planken met nagels erop kan men de wol kammen en de afzonderlijke vezels naast elkaar leggen in een soort dunne mat. Men legt verscheidene dergelijke matten op elkaar, met ten minste één mat die kruiselings op de andere ligt.

    De matten stoomt men en plet ze vervolgens onder een hete plaat of rol, tot de verschillende lagen één vaste massa vormen; dat noemt men het harden. De afmetingen in de breedte en de lengte van de matten zijn hierdoor niet beïnvloed, enkel de dikte.

    Het volgende proces noemt men vollen en daarin versterkt het vilten of ineenkoeken nog fel en krimpt men de matten tot de afmetingen die men nodig heeft. Dat gebeurt door de matten te bevochtigen met loog, zuren of gewoon warm water en ze dan stevig te bewerken, meestal in een volmolen, die ze hamert, wringt, draait en perst. Dan is het vilt klaar voor verdere afwerking: reinigen, kleuren, strijken en verder bewerken met allerlei stoffen die het uiteindelijke uitzicht bepalen, zoals dat ook in de wolverwerking gebeurt. Het grote verschil met alle andere textielverwerking ligt dus hierin, dat bij het vilten de vezels samenklitten in een natuurlijk proces, zodat er een stevige stof ontstaat, die men dan verder kan bewerken en dat zonder dat men de vezels spint en weeft of breit of vlecht.

    Vilt is een stof die men nog steeds gebruikt, al zijn er synthetische concurrenten, voor wieken, absorberende lappen, isolatiemateriaal tegen trillingen of warmte, vulling en verpakkingsmateriaal, afdichting en pakking (in de zeevaart), en ook voor het polijsten. In de papierindustrie gebruikt men vilt om het water uit de papierpap te persen. En natuurlijk maakt men hoeden en andere kledingstukken van vilt, en biljartlaken.

    Bij deze dank ik de vriendelijke jonge vrouw die me in onze tweedehandseboekenwinkel vroeg naar een boek over vilten. Dit is wel geen boek, maar het is een begin. Veel Nederlandstalige literatuur is er over dit onderwerp helaas niet te vinden.




    15-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.60 +1
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het is dan zover. Op 16 januari 2006 was ik zestig en op het einde van die maand begon mijn pensioen, officieel, want met de opgespaarde vakantiedagen had ik de riem er al een aantal weken daarvoor afgelegd. Dit is dus de eerste verjaardag van mijn derde leeftijd.

    Rond die tijd ben ik ook met deze blog begonnen, dus laten we ook maar even bij die eerste verjaardag stilstaan. Ondertussen heb ik meer dan tweehonderd berichten geschreven, van diverse aard, mogen we wel zeggen. Ik plaats er ook altijd een afbeelding bij ter illustratie van een of ander aspect van het bericht. Er kwamen vijfduizend bezoekers op af, goed voor achtduizend paginaklikjes. De laatste weken is het aantal bezoekers per dag beginnen stijgen, geen idee waaraan dat ligt, als een van die nieuwe bezoekers mij daarover een berichtje wil sturen, dank u wel, maar jullie zijn allemaal even hartelijk welkom. Reacties zijn eerder schaars, maar steeds erg vriendelijk en bemoedigend. Dit is ook geen forum, waar je met elkaar in gesprek treedt, daarvoor heb je andere gelegenheden, al moet ik zeggen dat mijn ervaringen daar eerder ontmoedigend waren, vooral door de vrij eh, bruuske? manier waarop men daar met elkaar omgaat enhet pijnlijke gebrek aan diepgang en stijl.

    Soms vraagt men mij waar ik de inspiratie blijf halen. Voor mij is dat nooit een probleem. Ik leef sinds ik geboren ben op een erg bewuste manier, ik heb een aangeboren en min of meer gezonde nieuwsgierigheid, wat nieuw of anders is, trekt me eerder aan dat dat het me afstoot. Ik ben altijd op zoek naar wat anderen denken en voelen en toets dat aan mijn eigen intuïtie en achtergrond. Heilige huisjes mogen er zijn, maar als ze ongezellig of bouwvallig blijken durf ik wel eens de sloophamer gebruiken. Ik ben nogal bereid om mijn opvattingen, ook heel fundamentele, te herzien als daarvoor goede argumenten bestaan. Over mijn verstandelijke vermogens mag ik voorlopig niet klagen, maar ik laat de (discrete) beoordeling daarvan ook graag over aan anderen. Ik probeer met een open geest naar de wereld te kijken, zonder al te veel vooroordelen of vooringenomenheid; dat lukt de ene keer al beter dan de andere. Ik kijk om mij heen, ik heb goede oren en een stevige neus, ik eet en drink graag, ik ben erg zintuiglijk. Emoties kleuren mijn denken en doen, en met de jaren neemt de intensiteit ervan nog toe, op het sentimentele af zelfs. Eenzaamheid trekt me aan, het is de voedingsbodem voor mijn gedachten, de ruimte voor mijn schrijven en lezen. Maar ik kan me geen leven voorstellen zonder mijn levensgezellin, ik zou het geen week uithouden, dat is mijn houvast, mijn vaste grond. Ik probeer contact te houden met familie, vrienden en kennissen, maar ik ben niet zo goed in keuvelen of feesten. Muziek is de nectar van mijn bestaan, lezen mijn dagelijks brood. Verre reizen interesseren me niet, ik zie op tegen de inspanning en ben recentelijk ook afgeschrikt door de gevaren eraan verbonden. Ik loop wel graag rond in een stad en een wandeling is ook best leuk, als het niet te warm is. Ik werk een dag in de week in een tweedehandseboekenwinkel en heb daar allerlei contacten met klanten, gaande van goeiedag en tot ziens tot soms vrij interessante gesprekken. Sinds mijn ongeval met de moto in 2002 ben ik voor verplaatsingen aangewezen op Lut, die met de auto rijdt, of op het openbaar vervoer en ik mag over geen van beide klagen.

    Dat eerste jaar is goed geweest, ik geniet van het leven, ik grijp de mogelijkheden die de nieuwe omstandigheden bieden met beide handen aan en hoop dat het nog even mag duren.

    En ik dank al mijn bezoekers op het web zeer hartelijk voor hun belangstelling in wat ik schrijf. We houden de aantallen wel wat in het oog en het doet echt deugd als je merkt dat er interesse is.

    Tot een volgende keer?

    Van harte,

    Karel



    De foto is een jeugdherinnering aan Eeklo, mijn geboortestad.


    14-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: ineen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het thema ‘tis teen en tander’ is hier al vaker ter sprake gekomen, en zoals ze in het Engels zeggen, adding insult to injury, of in het Vloms, om er nog een schepke bovenop te doen, de volgende bedenkingen.

    Van Dale heeft het over ineen- en zegt daarbij dat het een dubbele betekenis heeft, ik citeer:
    - enerzijds als eerste lid in onoverg. en overg. ww. die vooral in schrijftaal en gewestelijke taal gebruikelijk zijn en die betekenen: door de in het tweede lid genoemde werking samenkomen resp. samengebracht worden, zodat er een verband of vermenging of een kleiner geheel ontstaat;
    voorbeelden: ineenbuigen, ineendraaien, ineendrijven, ineendringen, ineendrukken, ineenduiken, ineenflansen, ineenflikken, ineenfoefelen, ineenfrommelen, ineengroeien, ineenklemmen, ineenklinken, ineenknijpen, ineenkronkelen, ineenkruipen, ineenpassen, ineenpersen, ineenrollen, ineenschroeven, ineensteken, ineenstoten, ineenstrengelen, ineenvlechten, ineenvloeien, ineenvoegen, ineenvouwen, ineenwassen, ineenwerken, ineenwikkelen, ineenwinden, ineenwrijven, ineenwringen
    - anderzijds als eerste lid in overg. ww. die vooral in schrijftaal en gewestelijke taal gebruikelijk zijn en die betekenen: door het uitvoeren van de in het tweede lid genoemde handeling in stukken doen vallen;
    voorbeelden: ineenslaan, ineenstampen; synoniem: stuk-.

    Dat lijkt allemaal normaal, al zijn de twee betekenissen antoniem: de ene is: maken, de andere: stukmaken, maar goed, zo is het nu eenmaal. Maar dan begint het ingewikkelder te worden. In plaats van teen, zeggen we ook wel eens tander: in elkander, of in elkaar, of in mekaar, en dat doen we in de beide betekenissen: iets in elkaar steken, of iemand in elkaar slaan. En dat is toch raar? Want elkaar, mekaar, elkander of zelfs malkander of malkaar, dat gaat altijd over twee partijen: de ene en de andere, teen en tander dus. Ze houden van mekaar, waarop de spellingcontrole onverbiddelijk roept: elkaar! Maar in beide gevallen houdt de ene van de andere, er zijn er twee.
    In onze uitdrukkingen hierboven is er echter maar één: iets in elkaar drukken, een kast in elkaar steken; of een kast of iemand in elkaar stampen. Als je het letterlijk neemt, dan heeft het geen zin. Hoe kan je nu één persoon in elkaar slaan? En toch zeggen we het, en niet alleen gewestelijk: laatst had Martine Tanghe het nog over iemand die in mekaar geslagen was.

    Ik denk dat het hier gaat over het verschil tussen wederkerend en wederkerig. Het wederkerend voornaamwoord is: zich, het wederkerige is: elkaar of elkander. Hij (of zij, in de versie van Degas) wast zich (of zijn eigen, of zelfs z’n aaige ziechzelvens), ze wassen elkaar.
    In het Frans is dat allebei se laver: il se lave, ils se lavent.
    Wij hebben dus twee woorden voor dat se. Maar waar de Fransen s’effondre gebruiken, zeggen wij niet: het stort zich in, maar het stort ineen. Ineen- is dus een aanduiding dat de actie van het werkwoord op zichzelf betrokken is: ineenschrompelen etc. en dat is de betekenis van wederkerend. Het Franse wederkerende se vertalen wij echter ook soms door ons wederkerige ‘elkaar’: het stort in elkaar.

    Laten we besluiten, want ik vrees dat we mekaar ondertussen wederkerig kwijt geraakt zijn, nous nous sommes perdus les uns les autres.

    Het lijkt me het beste dat we zoveel als mogelijk ineen zouden gebruiken in uitdrukkingen waar duidelijk maar één persoon of dier of zaak betrokken is, dus in de wederkerende betekenis. Het toch wat bevreemdende gebruik van in elkaar zouden we in die gevallen het best vermijden. We houden ‘elkaar’ dan voor het echte wederkerige tussen twee verschillende personen of partijen. Voor wederkerige dingen moet je met twee zijn, wederkerende doe je op je eentje.

    Martine zou dus beter gezegd hebben: een man is ineengetimmerd door dronken hooligans.

    Of nog ‘beter’: de hooligans van de twee clubs hebben elkaar ineengetimmerd.



    12-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: agnosticus
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er zijn altijd al mensen geweest die een probleem hadden met religie, met de kerk en met God. Ik schreef hier al eens, onder de titel Homo sapiens, over de naam die men geeft aan on-gelovigen. Ik vermeldde daarbij ook de agnost of agnosticus. Op die term wil ik hier nog even terugkeren.

    Het is een van die zeldzame termen waarvan we weten wie hem heeft gemaakt en wanneer. De dader is de Brit Thomas Huxley (1825-1895), vader van de schrijver Leonard Huxley en de grootvader van de schrijver Aldous Huxley, de fysioloog Andrew Huxley en de UNESCO-directeur Julian Huxley. Hij was arts van opleiding en combineerde zijn werk met wetenschappelijk onderzoek. Toen Darwin in 1859 eindelijk zijn beroemde Origin of Species publiceerde, vond Huxley daarin de wetenschappelijke gronden voor wat hij zelf in zijn opzoekingswerk had vastgesteld. Hij werd de belangrijkste verdediger van de opvattingen van Darwin, hij kreeg daarvoor zelfs de bijnaam van Darwin’s bulldog, Darwin zelf was een zeer timide man. Vandaag draagt de Amerikaanse wetenschapper en auteur Richard Dawkins, van wie ik onlangs nog The God Delusion vermeldde, de analoge eretitel van Darwin’s pit bull. Waarom het Nederlands van die eerste Engelse hond een buldog gemaakt heeft met één l, en van de tweede een pitbull, aaneen geschreven en met tweemaal l, dat is zo een van de raadsels van de Taalcommissie.

    Terug naar onze agnosten.

    Op een bijeenkomst van de Metaphysical Society in London in 1869 stelde Huxley vast dat de wetenschappers die daar vergaderden zich allemaal een of ander soort –ist noemden: deïst, theïst, atheïst, pantheïst… Ze waren ook allemaal heel zeker van zichzelf, ze wisten hoe de vork in de steel zat. Huxley had de oude zekerheden al in zijn jonge jaren achter zich gelaten onder invloed van zijn werk, maar had er geen nieuwe gevonden: hij wist niet hoe de vork in de steel zat, en of er wel een vork was, en een steel. Hij was onzeker. Een beetje als een grap noemde hij zich agnostic, letterlijk iemand die niet weet, met een geamuseerde verwijzing naar de Gnosis en het gnosticisme, een naam die men geeft aan een stroming rond het begin van onze jaartelling, waarbij men kennis (Gnosis) kon krijgen van mysteries en het goddelijke via een esoterische geheime leer. Huxley vond dat men over God eigenlijk niets kon zeggen: als er iets bovennatuurlijks is, dan ligt dat zonder meer buiten ons bevattingsvermogen, wij kunnen alleen kennen wat binnen de natuur van de mens ligt. We kunnen niet eens zeggen of er een God is of niet, we kunnen daarover geen mening uitspreken, we hebben daarvoor geen gegevens. Dat was zijn agnosticisme, en het heeft sindsdien tal van bekende en belangrijke mensen aangesproken.

    Ook ik was lang op zoek naar een term om mijn opvattingen over het bovennatuurlijke samen te vatten, ik wilde ook wel een naam voor mijn opvattingen. Agnosticisme leek me een passende omschrijving en dus was dat het woord dat ik in gesprekken gebruikte om over mezelf te spreken. Ik merkte trouwens dat ik niet de enige was.

    Maar er is iets aan de hand met die term, dat heeft Huxley zelf nadien ook ingezien. Want als we over dat bovennatuurlijke niets kunnen zeggen, niet eens of het er is, als we er niets over weten, als het geen enkele rol speelt in de natuur of in ons leven, wat is dan het verschil met… niets? Emeritus professor Etienne Vermeersch legt ook regelmatig de vinger op die wonde in gesprekken met collega’s en opponenten: natuurlijk geloven de mensen niet meer in de God met de lange witte baard, natuurlijk zijn ze het niet eens met al wat de paus zegt, maar ze geloven nog, zonder goed te weten wat, ze geloven in iets, dat er iets is. Hij noemt dat vrolijk het ietsisme, en dat is eigenlijk wat het agnosticisme ook zegt: het is mogelijk dat er iets is buiten de mens en de wereld, maar meer dan dat kunnen we niet zeggen.

    Stellen dat we de mogelijkheid moeten open houden voor het bestaan van iets waarmee we dan voor de rest absoluut geen rekening moeten houden, waarvoor kan dat wel goed zijn? Huxley heeft later duidelijk gesteld dat hij ervan overtuigd was dat alles wat de godsdiensten over God zeggen, niet aanvaardbaar is. Maar hij heeft zich nooit een atheïst genoemd.

    Dat woord, atheïst, heeft altijd al een zeer negatieve bijklank gehad en dat is nog altijd zo en nog altijd even volkomen ten onrechte. Maar nog altijd aarzelen mensen om luidop te zeggen of op papier te zetten dat ze atheïst zijn, en dus gebruiken ze een eufemisme, en dat eufemisme is vaak: agnosticus, dat klinkt beter, dat aanvaardt men, dat stoort niemand, men weet niet heel goed wat het is, het laat ergens een achterpoortje open, het is niet echt anti of zo.

    Maar het is een beetje oneerlijk, vind ik, een soort mentaal voorbehoud. Ik denk dan aan Clinton, die volhield dat hij geen seks had gehad met zijn medewerkster, het was ‘maar’ een blow job; of aan priesters die wel misdienaars ‘misbruikten’, een verwerpelijk eufemisme voor verkrachten, maar geen seks hadden met vrouwen, want dat was tegen het celibaat. Vandaag vindt men dat seks mét condoom eigenlijk geen seks is: het is maar spel, tijdverdrijf, amusement.

    Dat er dingen zijn die we niet kennen, akkoord. Misschien zullen we zelfs nooit alle dingen helemaal kennen en doorgronden, nog altijd akkoord. En dat overweldigend bewustzijn van de wereld maakt ook mij nederig, maar ook extatisch; zeggen dat er evenwel dingen bestáán die we nooit kúnnen kennen, dat gaat te ver voor mij, tenzij dat men erbij zegt: en die dingen hebben ook geen enkel belang; dan gaat het om een vrij steriel 'filosofisch' onderscheid en als dat iemand gelukkig maakt, vooruit dan maar.

    De godsdienst daarentegen zegt iets helemaal anders: er is wel degelijk iets bovennatuurlijks, en hoe raar het ook mag klinken, wij kunnen dat bovennatuurlijke ook kennen, want het spreekt tot ons! Zoals de Leuvense filosoof-psycholoog-theoloog-priester en emeritus professor Antoon Vergote zeer duidelijk stelt: het christendom is een openbaringsgodsdienst, God spreekt tot de mens. Het bovennatuurlijke is niet onbelangrijk, integendeel, het is het belangrijkste dat er is. Dat is theïsme, dat is geloof, dat is religie. En dat is ook de kritiek van Etienne Vermeersch op zijn ‘gelovige’ gesprekspartners: zij zijn niet overweldigd door hun geloof, God is niet het belangrijkste in hun leven, het bovennatuurlijke neemt in hun leven niet de plaats in die het zou moeten krijgen als ze echt zouden geloven dat het bestaat. Geloven in ergens iets is iets anders dan geloven in God. Misschien is ‘iets’ ook maar een eufemisme voor ‘niets’.

    Laten we dus eerlijk zijn. Wie niet gelooft in God is geen agnosticus, maar een atheïst.

    Overigens zal ik proberen om in het vervolg in mijn hoofdlettergebruik consequent te zijn. Ik zal God met een hoofdletter schrijven als ik de God van het christendom bedoel, en Allah voor die andere en zo verder. Maar ik zal god van zijn kapitaal beroven als ik het heb over datgene wat de mens zich als een bovennatuurlijk ‘iets’ heeft ontworpen. Daarmee zal ik toch niemand tegen de haren in strijken, meen ik.


    11-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zwart/wit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In discussies hoor je vaak het verwijt maken dat men de dingen teveel voorstelt in zwart en wit: men is niet genuanceerd genoeg, met heeft geen oog voor andere, minder extreme standpunten, voor compromis. En vaak is dat verwijt zeer terecht.

    Neem nu de discussie over de fraude bij de marine. Lang nadat de uitspraak zal gevallen zijn, zal men blijven praten over wat er nu precies gebeurd is, waar fouten gemaakt zijn, waar de schuld ligt. Het gebeurt maar zelden dat er één booswicht is, die willens en wetens en helemaal op zijn eentje een misdaad begaat. Er zijn altijd wel omstandigheden, soms verzachtend, soms verzwarend. Maar de media en de mensen die de media volgen houden niet van genuanceerde standpunten. Zij willen sensatie, sterke verhalen, verontwaardiging, schuldigen. Zwart-wit dus. Aan de ene kant de slechten (zij), aan de andere kant de goeden (wij).

    Die manier van denken zit bij ons ingebakken. Wij denken in tegenstellingen. Zwart wordt pas duidelijk als we er wit tegenover plaatsen. Een film als The Third Man haalt zijn hele kracht uit de zwart-wit-beelden en uit de scherpe tegenstelling tussen goed en kwaad. De schuldige moet veroordeeld worden, de onschuldige gaat vrijuit. En als dat niet gebeurt, dan is het hommeles. Zola schreef zijn J’accuse! om de onschuldig vervolgde Dreyfus te verdedigen. En de honderdduizend misdaadromans en –films die elk jaar verschijnen zijn precies met die vraag bezig. Goed en kwaad.

    Maar er is ook mooi en lelijk. Kunst of geen kunst. Waardevol of banaal, en ga zo maar door. En vaak worden die categorieën met elkaar verbonden. Wit is mooi, zwart lelijk. Blanken en zwarten. Gelovigen en anders- of niet-gelovigen. Of man en vrouw…

    Wij denken in tegenstellingen, ook waar er geen zijn, dan vinden we ze wel uit. De eigenheid wordt benadrukt ten koste van de eigenheid van de andere. De verschillen worden benadrukt, overdreven, mensen vechten totterdood over die verschillen, die bij nader toezien of achteraf zo ongelooflijk onbelangrijk blijken te zijn. Wij zeggen voortdurend: tis teen of tander, hé! terwijl het meestal teen én tander is, letterlijk en figuurlijk.

    Het kwaad zit soms waar je het minst verwacht: bij priesters, bijvoorbeeld, bij dokters en bij hulpverleners. Het goede is nooit helemaal afwezig, zelfs Stalin en Hitler konden ontroerd worden door muziek.

    Wij leren leven met oplossingen die niet zwart of wit zijn. Man of vrouw, maar ook hetero of homo. Presidenten en koningen die een relatie hebben buiten het huwelijk. Atheïsten aan het hoofd van het land. De kerk in verval, zonder dat de wereld er slechter op wordt. Samenleven met andersdenkenden, anderssprekenden, andersgekleurden, andersvrijenden…

    Geen zwart of wit, maar de regenboog.


    10-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sint
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sinterklaas is terug naar Spanje, de Kerstman naar Lapland, pakjestijd is voorbij en al de misplaatste geschenken bieden we voor een prikje aan op eBay. Tijd om even stil te staan bij dat vreemde gebruik om onze kinderen niet zelf geschenken te geven, maar dat toe te vertrouwen aan sprookjesachtige figuren. Dat er ooit een echte Sinterklaas is geweest is daarbij van niet veel belang: enkel in sprookjes wordt er ’s nacht met paarden over de daken gereden en komen geschenken onbeschadigd via de schouw naar binnen.

    Wellicht is het precies dat sprookjeselement dat een emotionele meerwaarde biedt voor jonge kinderen. Het ongewone, mysterieuze, ongelooflijke maakt van die jaarlijkse gelegenheid iets heel speciaals. Maar het blijft toch vreemd, al bij al, dat we hen zo bewust en fanatiek iets wijsmaken, want voor het overige zijn we nogal zakelijk in onze omgang met onze kinderen. Voor een goed rapport is er een beloning, voor een slecht daarentegen… Het blijft ook beperkt tot het allerjongste volkje, want eens ze op school van stoere vriendjes de bevestiging gekregen hebben van wat ze toch wel al vermoedden, dan is de pret eraf en begin het gesjacher met de ouders over dit of dat geschenk en wat het mag kosten.

    Ik denk dat dit een van de meest hardnekkige overblijfsels is uit vroegere tijden, toen het magische nog een heel belangrijke rol speelde in het dagelijks leven. En dat is niet zo heel lang geleden. Men was tot voor kort in brede lagen van de katholieke bevolking overtuigd dat men door gebed, vasten, bedevaarten, offers en vroomheid de gebeurtenissen en zijn eigen lot kon beïnvloeden. Er werden eieren naar de Arme Klaren gedragen, men deed bedevaarten voor genezing en bad voor de goeie uitslag van zijn kinderen. De kerk deed daar vlot aan mee: giften werden vlot aanvaard, bijvoorbeeld onder de vorm van misintenties. Zelfs wonderen gebeurden echt, ook nu nog, in Lourdes bijvoorbeeld. God kon wel degelijk ingrijpen in deze wereld, hij was niet gebonden aan de natuurwetten en hij luisterde wel degelijk naar wat de gelovigen hem vroegen. Nog langer geleden, in de Middeleeuwen, was het wereldbeeld van zowat iedereen, behalve enkele meteen verdachte uitzonderingen, ronduit magisch, wat onder meer tot uiting kwam in de infame heksenprocessen in de zestiende en zeventiende eeuw. De wetenschap heeft dat over een periode van eeuwen uitgeklaard, vandaag gelooft niemand hier nog in wonderen.

    En toch doen zelfs de meest rabiate atheïsten en sceptici mee aan die al bij al wat dwaze bedoening rond de Sint en Zwarte Piet en/of de Kerstman. De burgemeester van Antwerpen doet voor een derderangsacteur met mijter en baard zelfs een wit hemd en das aan, dat doet hij niet eens voor een echte koning. Elk jaar neemt de hele toestand nog uitbreiding, het budget ervan is niet meer te schatten, zeker ook in Amerika niet. Iedereen houdt vast aan die traditie, daarover vragen stellen is totaal ongepast. Je mag wel beweren dat je niet in God gelooft, je mag de kruisen uit openbare gebouwen verwijderen, maar aan de Sint wordt niet geraakt, je moet al een regelrechte Scrooge zijn, hét schoolvoorbeeld van de misantroop.

    Vreemd, eigenlijk, of toch niet?




    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!