Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    22-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.regulateur
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toen ik op Vastenavond bij Dirk, mijn oudste zoon thuis was voor pannekoeken (neen, ik zet die domme –n er niet bij!), vroeg hij me om nog eens naar zijn ‘regulateur’ te kijken, een erfstuk van de familie van Katrien. Tien jaar of meer geleden, toen hij de klok gekregen had, had ik die wat gereinigd, hier en daar wat olie en ze tikte weer vrolijk. Nu, na wat verhuis en verbouwingen was ze niet meer in gang te krijgen. Gisteren heb ik ze weer een beurt gegeven: stof weg, olie verversen en ja hoor: ze tikt en slaat weer opgetogen.

    Mijn eerste klok vond ik op een dag in de boekenkast op mijn zolderkamer. Ik was twaalf, dertien misschien. Ik zie ze nog voor mij, achteloos tussen boeken en oude tijdschriften. Op een of andere manier moet ze mijn nieuwsgierigheid gewekt hebben. Het was ook een regulateur, een hangklok met een slinger, in een zwarte houten kast, met gedraaide torentjes op de hoeken onder en boven en een fronton bovenop. Ik opende het glazen deurtje, maakte de slinger los, haalde het werk eruit, keek eens hoe alles ineenstak. Al rap zag ik wat er schortte: de ophanging van de slinger was stuk. Dat is een klein metalen stukje, twee stukjes koper met twee dunne stalen stukjes ertussen, die als een veer werken en de beweging van de slinger een extra duwtje geven. Stukje eruit gehaald en ermee naar een horlogewinkel in de hoofdstraat. Die bekeek me eens, niet onwelwillend, wellicht terugdenkend aan zijn eigen jeugd, en verkocht me voor enkele franken een nieuw stukje. De rest was kinderspel: beetje afstoffen, ophangen, opwinden en voor het eerst dat gevoel van: hé, het werkt! Mijn Moeder vertelde me dat het de klok van haar moeder was, een huwelijkscadeau. Mémé, zoals we haar noemden, of Meetjen, heeft jaren bij ons gewoond en is er ook gestorven toen ze 87 was. Ze was geboren in 1875, mijn meter, haar oudste dochter, was van 1900, ze ‘ging mee met het jaar’: ze was zo oud als de eeuw; Mémé moet dus getrouwd zijn rond 1895. Later, toen wij allemaal het huis uit waren en mijn ouders voor hun oude dag naar een appartementje verhuisden, heeft de regulateur opnieuw een ereplaats gekregen, en ik onderhield hem sporadisch. Toen wij zelf een huis bouwden, kreeg ik de regulateur, in ruil voor een ietwat kitscherige namaak antieke klok die wij als huwelijkscadeau hadden gekregen van heeroom nonkel Fons, de broer van mijn schoonvader, die net zoals mijn schoonvader een amateur uurwerkmaker en –verkoper was. Toen we scheidden, nam ik de regulateur mee en hij heeft nog altijd een ereplaats, naar ik hoop de laatste wat mij betreft.

    Sinds die eerste ‘herstelling’, bijna vijftig jaar geleden, heb ik af en toe nog hier en daar een klok gereinigd en weer aan de praat gebracht. Als ik er zelf geen doen aan zag, bracht ik ze naar een professionele uurwerkmaker, met wisselend succes. Zo kreeg ik een reputatie: hij kent er iets van. In feite wist ik er niet veel meer van, maar toch net voldoende voor de reputatie. Ik kocht wat boeken over oude klokken, las enkele werken uit de bibliotheek over klokken, kalenders, tijdsberekening, het werd een hobby. Op reis bezocht ik uurwerkmusea, als er tentoonstellingen waren in de buurt trok ik erop af. Op een dag, zeven jaar geleden vond ik een advertentie in de koopjeskrant: een liefhebber deed zijn collectie van de hand. Aangemoedigd door Lut kocht ik enkele klokken waaronder (eindelijk!) een staande klok, een Comtoise met een brede slinger en een heel elegante regulateur. Af en toe kocht ik er nog een bij en van familie, vrienden en kennissen kreeg ik er nog wat, een bezoeker zei eens dat ik in een klokhuis woonde… Het zijn er al bij al een stuk of tien.

    Het zijn fascinerende dingen, die mechanische klokken. Het is natuurlijk allemaal massaproductie, de echt waardevolle stukken zijn heel duur. Maar ze werken allemaal, en ze blijven werken, honderd jaar lang, als ze niet mishandeld worden, met alleen maar een beetje olie om de vijf jaar en af en toe het stof eens wegblazen. Ze zijn ook vrij nauwkeurig. En ze werken gratis: een gewicht optrekken of een veer opwinden, dagelijks, wekelijks of om de veertien dagen is al wat je moet doen. Dat is het wat me altijd heeft aangetrokken, die onverwoestbare mechaniek, het gemak van onderhoud en bediening, een vrij ingewikkeld toestel dat niet duur is en waar je eindeloos plezier van hebt, als je het een klein beetje onderhoudt. Elke keer als ik een verwaarloosde klok weer aan de gang krijg, heb ik nog steeds dat fijne gevoel: voilà, ze gaat weer!

    Mensen zijn vaak net zo. Soms zijn ze wat verwaarloosd en vallen ze stil, onbruikbaar voor hun omgeving. Maar met wat tender loving care, een klein beetje aandacht af en toe, kan je ze weer aan de praat krijgen en loopt alles weer gesmeerd. Ik weet dat ik in mijn leven zo’n mensen soms de rug heb toegekeerd, de schouders heb opgehaald en hen dat kleine beetje aandacht niet heb gegeven. Dat spijt me nu. Maar zoals vaak op klokken te lezen staat: fugit irreparabile tempus, de tijd vliedt heen en komt nooit meer terug.

    Laten we zorgzaam omgaan met onze klokken. En met elkaar.




    21-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: grim
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Met woorden is het vaak zoals in families: de familieleden vertonen wel grote individuele verschillen, maar ‘ergens’ lijken ze allemaal op elkaar, kijk maar eens in je eigen familiekring rond.

    Vandaag is ons trefwoord: grim. Het is een zeer oud woord van Germaanse oorsprong, we vinden het zowat in alle talen terug, zelfs in de Romaanse, zoals het Frans, Portugees, Spaans en Italiaans. Maar daar gaan we ons nu niet mee bezighouden, er zijn al klanten genoeg in het Nederlands.

    Beginnen we met grimmig: woedend, boos, vertoornd, verbeten kwaad. Grim betekent ook gewoon woede. Een alternatief is gram, zoals in gramschap. Grimbekken is je gezicht in woede vertrekken, dan ben je een grimbek, een korzelig mens, een Ise(n)grim, zoals de wolf in Reinaert de Vos; isen of iser is ijzer. Een vertrokken gezicht is een grimas, een masker van toorn, vandaar dan ook grime en grimeren: iemand een masker opverven.

    Grim kan ook grin worden, dat is maar een kleine stap, en dan vinden we grinniken: grommend spotlachen of grijnslachen, grijnsbekken, grijnzen of grijnen, of zelfs grimlachen; dat laatste werd later het meer vriendelijke glimlachen, terwijl grijnen later grienen werd: wenen. Een lach en een traan, dus.

    De basisbetekenis verwijst naar het vertrekken van het gezicht bij een hevige emotie, meestal min of meer ingehouden woede. Al de afgeleide woorden hebben iets van die betekenis behouden.

    De Vlaamse taal is niet alleen wonderzoet, ze is ook bijzonder krachtig, zoals blijkt uit dit grimmige familieverhaal.

    Op de tekening zie je Pietje de Dood, magere Hein, in het Engels the grim reaper.




    19-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: onverwist
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat is er toch verkeerd met een woord als onverwist, dat wij in ons Eekloos dialect voortdurend gebruik(t)en en ook in het beschaafd Nederlands, omdat er geen alternatief voor is?

    Van Dale kent het niet, Google vindt het slechts bij een paar bloggers zoals ik. Ik ben eens gaan kijken in het Duitse woordenboek, want het klinkt wat Germaans en daar heb je wel unwissentlich, met dezelfde betekenis, namelijk: zonder opzet, onopzettelijk, uit onkunde of onwetendheid. Identiek dezelfde betekenis heeft het Engelse unwitting(ly). In het Frans komt de uitdrukking à l’insu de… in de buurt, met de betekenis: buiten het weten van, dus ook een beetje onverwist. Inconscient maar vooral inconsciemment heeft helemaal dezelfde betekenis als ons onverwist.

    Als kleine jongen was dat het ideale excuus: ik heb het onverwist gedaan! Het was per ongeluk! Ik kon er niet aan doen! Dus was je niet echt schuldig en kon je je straf ontlopen of kwam je er met een vermaning van af. Volwassenen kunnen van dat gedoogbeleid niet meer genieten: zij moeten het maar weten, als ze het niet weten zijn ze schuldig door onwetendheid, in het ergste geval is dat de ignorantia crassa et supina, die zonder meer zondig is en eigenlijk eerder een bezwarende dan een verzachtende omstandigheid bij de schuldbepaling.

    Onwetend, of onverwist kan je niet zondigen, zei men vroeger, maar dat ging niet altijd op, want je had ook de plicht om bij te leren. Toen rector Piet De Somer bij het pausbezoek in Leuven van de plaatsvervanger van God op aarde voor de wetenschap het recht opeiste om te dwalen, was de pientere kardinaal Danneels er achteraf als de kippen bij om te riposteren: ja, maar niet om te blijven dwalen. Mozes leidde zijn volk uit Egypte en daarna dwaalden ze veertig jaar rond in de woestijn alvorens zich te vestigen in een land dat zogezegd overvloeide van melk en honing, maar anderzijds het enige land in het Midden-Oosten waar geen olie te vinden is…

    Nu we het toch over de Bijbel hebben: in Nederland heeft een politicus van de anti-Moslimpartij (zo ver is het daar al gekomen…) gezegd dat de Nederlandse Moslims de helft van de pagina’s uit hun Koran moeten scheuren als ze daar willen blijven wonen. Ik stel voor dat die brave man zijn Statenbijbel eens openslaat en kijkt hoeveel bladzijden hij nog overhoudt als hij elke aanstootgevende passage moet schrappen…

    Onverwist. Dit is een vurig pleidooi voor het eerherstel van dit prachtige en handzame woord. Laten we het blijven gebruiken, of als je het nog niet kende, probeer het eens?



    18-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.opera: Ariadne auf Naxos
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisteren was er weer een opera op Mezzo die ik nog niet gezien had, althans niet in die enscenering. Even was er een conflict met Kim Clijsters, die de halve finale speelde in Antwerpen, en zoals alle rechtgeaarde Vlamingen hebben we eerst naar die match gekeken. Gelukkig duurde het niet te lang. Bovendien hebben we sinds een maand of zo een digicorder van Telenet; die laat ons toe op een gebruiksvriendelijke manier programma’s op te nemen, zonder codes of instellingen: gewoon aanklikken wat je wil hebben. Toen Kim klaar was – vandaag de finale! – schakelden we over naar de opera en keken dus vanaf het begin terwijl de recorder verder opnam… technisch niet echt een hoogstandje, maar zoiets was tien jaar geleden toch wat gecompliceerder!

    De uitvoering was heel recent, wat niet steeds het geval is op Mezzo. De Opéra de Paris bracht in 2003 Ariadne auf Naxos van Richard Strauss, een Oper in einem Aufzug nebst einem Vorspiel. Het libretto is ook hier van Hugo von Hofmannsthal. Uraufführung 1. Fassung: 25. Oktober 1912, Stuttgart (Kleines Haus des Hoftheaters) - 2. Fassung: 4. Oktober 1916, Wien (Hofoper). Van de uitvoerenden vermeld ik slechts Natalie Dessay, die een wederoptreden deed als Zerbinetta na een operatie aan de stembanden en die stilaan van een heel lichte soubrette evolueert naar een volwaardige, wellicht zelfs dramatische sopraan, en ook Sophie Koch, die een van die typische Hosen-rollen speelt waarvan Strauss zo houdt, een mannenrol gezongen door een vrouw, meestal een mezzo, denk maar aan de Rosenkavalier; in dit geval is het de jonge componist in het voorspel, een kleine maar mooie en niet gemakkelijke bijrol.

    Als we eraan denken dat deze opera in 1912 oer-opgevoerd werd, dan valt op hoe modern Strauss toen was. Zoals hij later nog zou doen, in 1942 met Capriccio, maakte hij een opera over opera, een opvoering over een opvoering. Dit is het verhaal van het voorspel: in het huis van een rijke mecenas worden de voorbereidingen getroffen voor de opvoering van de opera seria Ariadne op Naxos, een mythologisch drama over Ariadne die door Theseus na zijn avonturen met de Minotaurus op Kreta treurend achtergelaten is op het eiland Naxos, wachtend op de dood. Blijkbaar heeft ook de mecenas geen goed oog in die onderneming, want achter de rug van de jonge componist van Ariadne heeft hij ook een vaudeville gepland, een risqué muzikaal verzetje. Aanvankelijk was het plan dus voor een uitgebreide maaltijd, dan de opera, dan het variété en dan vuurwerk in de tuin. Maar de maaltijd loopt natuurlijk uit, en de majordomus komt aan de twee gezelschappen melden dat ze hun opvoeringen daaraan moeten aanpassen: niet na elkaar, maar samen, terzelfder tijd en dat ze moeten klaar zijn voor het vuurwerk begint. Voor de jonge componist is dat ongehoord, maar Zerbinetta, de vrouwelijke hoofdrolspeelster van het cabaret-ensemble, brengt hem op andere gedachten en hij geeft uiteindelijk toe. Dan begint het spektakel, inderdaad een mengeling van ernst en luim, waarbij de heel serieuze opera rond een thema uit de Griekse mythologie opgefleurd wordt met luchtiger intermezzi.
    Dit schema biedt Strauss volop gelegenheid om zich uit te leven, natuurlijk, in al de typische situaties en tradities van de opera en de operette, met veel ironie en zelfspot en parodieën of parafrasen van bekende opera’s, niet in het minst de grote Wagner. Het is eens wat anders dan het gezwollen gedoe van veel opera’s en het publiek heeft dat altijd weten op prijs stellen: eindelijk eens een opera waarin er ook eens mag gelachen worden, zelfs met de opera.
    De opvoering in Parijs zou Strauss wellicht OTT gevonden hebben, over the top, ‘erover’, zegt men nu. Zerbinetta lijkt in het voorspel zo weggelopen van een punk of rave fuif, en in de opera verschijnt ze in fleurige bikini, haar gezellen in Hawaïi-hemd, sandalen en maxi-short. Maar we zijn nu bijna honderd jaar later en het is interessant om de moderniteit van toen eens omgezet te zien in de postmoderniteit van de 21ste eeuw, Strauss’ opzet lukt nog altijd. Hij heeft de kluchtigheid heerlijke muziek meegegeven en het is ook de muziek die de loodzware aria’s van Ariadne en Bacchus redt. Zoals altijd was de eerste bekommernis van Strauss het publiek, dat hij in zijn brieven zo haatte…

    Over deze opvoering ga ik het verder niet hebben, er zijn betere en minder gelukte, denk ik, maar ik ben geboeid blijven kijken en gefascineerd blijven luisteren, wat wil je nog meer? Terwijl ik dit schrijf luister ik op de zeer bevredigende speakertjes van mijn Pc naar de versie van Karajan uit 1954, met Schwarzkopf, Streich, Seefried, Schock, Prey, en dat klinkt ook al bijzonder goed. Show is een element van opera, natuurlijk en gisteren lag de nadruk misschien vooral daarop, vandaag, zonder de beelden, is het de muziek die je zalig doet glimlachen.

    Opera vraagt een inspanning, zeker volledige uitvoeringen, daar is de drempel altijd vrij hoog, ook voor mij. Als achtergrondmuziek lukt het alleen zoals straks, na het middageten in Tosca, het operaprogramma op Klara, waar je korte stukjes krijgt, hoogtepunten, ook letterlijk, uit allerlei opera’s, van Monteverdi tot het meest recente werk. Maar wie de inspanning doet, vindt steeds meer dan verwacht of gehoopt, het loont steeds de moeite. Probeer het ook eens?


    16-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: blog
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Log is het Engelse woord voor een onbewerkt stuk hout, een stuk van een boom. Oorspronkelijk was het een omgevallen boom, een boom die ligt, dus. Bomen omkappen, een bos rooien is nog altijd to log.

    Maar daar is het niet bij gebleven. Toen men de snelheid van schepen wou meten, ontwikkelde men een apparaatje dat bestaat uit een plankje met daaraan een touw met knopen op regelmatige afstanden. Gooi het plankje overboord en vier het touw, tel de knopen en meet de tijd die ondertussen verloopt en klaar is kees: je schip doet tien knopen. Door het zaakje te standaardiseren, zodat men de snelheid van schepen kon vergelijken, kwam men tot de afspraak dat één knoop overeenkomt met één zeemijl per uur. Een zeemijl heeft men na lang overleg vastgelegd op één meridiaanminuut. Toen in Frankrijk de revolutionairen en de bevrijde wetenschappers eenvormige afstandsmaten vastlegden, hebben ze de lengte van één meter bepaald op 1/10.000 van de afstand van de evenaar tot de Noordpool, gemeten op de meridiaan van Parijs. Die boog op de wereldbol is 90°, 1 graad is dus 10.000/90, en één minuut is dan 10.000/90x60, dat is afgerond 1,852 km. Een rappe boot doet 20 knopen, dat is dus 37 km per uur.

    Dat toestelletje met de log, dat houten plankje, noemde men al gauw ook een log, ook in het Nederlands. Natuurlijk werd het verfijnd en verder uitgewerkt tot een betrouwbaar meetinstrument, dat pas kon vervangen worden toen men met elektronische metingen via satelliet begon te werken. De metingen hield men bij in een boek, samen met allerlei andere: wind, plaats, weer etc. Dat kwam allemaal in het logboek. Die uitdrukking is dan ook gebruikelijk geworden buiten de scheepvaart, logboeken zijn er sindsdien voor allerlei zaken.

    Toen de computer zijn intrede deed, werd zorgvuldig genoteerd wie er op dat dure apparaat aan het werk was en wat men precies gedaan had, zodat men steeds kon achterhalen waar iets fout gegaan was, dat werd dus een elektronisch ogboek, en wie begon te werken moest inloggen met een geheime naam of code: de log-in, dan was hij ingelogd. Een log is dan een lijst van verrichtingen op die computer.

    Op Internet is er ooit iemand begonnen met een dagboek. Dat kreeg de naam van web-log, wat dacht je, en een weblog werd een blog. En dat is wat je nu aan het lezen bent.


    15-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: my-
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Meer dan waarschijnlijk heb je het zelf ook al gemerkt: als je naar de blauwe hemel kijkt op een zonnige dag als vandaag, dan ‘ziet ge ze vliegen’: precies kleine luchtbelletjes of wormpjes die je ziet wemelen in de lucht. Je staat er niet bij stil, maar wat is dat verschijnsel?

    Een beetje anatomische achtergrond. Ons oog is een bal, gevuld met een vocht. Aan de voorkant is er een opening, met een lens ervoor waarlangs het licht naar binnen kan. Dat licht valt dan op het netvlies aan de achterkant, en die lichtsignalen worden doorgestuurd naar de hersenen, waar ze geïnterpreteerd worden tot beelden die we herkennen. Het kan gebeuren dat het vocht in ons oog, dat de wetenschappelijke naam van glas(-achtig of vitreus)-vocht draagt, omdat het doorschijnend is, een beetje troebel wordt. Dat kan allerlei oorzaken hebben, bijvoorbeeld zeer ernstige zoals diabetes, maar ook vrij onschuldige: er zit gewoon wat onzuiverheid in dat vocht. Die noemt men vliegjes. Als zo’n vliegje tussen de lens en het netvlies zit, dan zie je het, als ze groot genoeg is, natuurlijk. Het is hetzelfde verschijnsel als wanneer je een schaduwkonijn maakt door je vingers in een lichtstraal te steken. Sommige vliegjes lijken te bewegen; dat komt omdat ze wat aan de zijkant zitten en als je dan probeert erop te focussen, dan lopen ze precies weg, ze bewegen, ze vliegen, vandaar de Franse benaming mouches volantes, in het wetenschappelijke Latijn muscae volitantes, en de wetenschappelijke naam voor de afwijking: myiodesopsie, afgeleid van het Grieks myioeidès, op een vlieg lijkend (myia en eidos); opsie wijst op een oogaandoening, van het Grieks opsis, het kijken, het zicht. Soms laat men de moeilijke en onuitgesproken i weg en wordt het myodesopsie, om het etymologen moeilijk te maken, denk ik.

    De Griekse myia heeft een Latijns zusje: musca, die een Franse mouche werd en een Nederlandse mug. De Franse mug, de moustique komt niet van een Spaanse (!) vlieg (mosca), maar van een kleine venijnige mosca, een mosquito: keer squit om en je hebt stiqu, dus moustique.

    My oh my, zong ABBA al. In het Engels betekent dat zoiets als oeioeioei; vreemd woord overigens: je kan het één keer zeggen: Oei! Of twee keer, met een andere betekenis: Oeioei… en zelfs drie of vijf keer, maar geen vier keer; waarom niet?

    Laten we even dieper ingaan op dat my. In de medische wereld wijst my- steeds op spieren: myalgie is spierpijn, het myocardium is de hartspier. Maar niet altijd! We zagen net dat myodesopsie niets met spieren maar alles met vliegen te maken heeft. Opletten dus, dat we van een vlieg (myia) geen muis (mys) maken, zoals ze ook in de Wikipedia deden bij de etymologische verklaring van myodesopsie, ik heb het ondertussen rechtgezet. Het is allemaal de schuld van die weggevallen jota, waarvan Christus al zei dat ze niet mocht verdwijnen, en de advocaten hebben dat helaas al te letterlijk genomen: aan de wet zal geen jota veranderd worden, over hun lijk! En dus worden de wetten alsmaar langer, maar dat terzijde.

    Die my- voor spier komt van het Grieks mys en dat is een muis of een rat, maar ook een mossel, en uiteindelijk ook een spier. Blijkbaar vond men een zekere uiterlijke gelijkenis in de drie… Ook in het Latijn is een muis mus, een klein muisje is een musculus en dat is ook de naam voor de spier, in het Frans en het Engels hebben ze daarvan muscles gemaakt. Maar het zelfde Latijnse musculus werd in het Frans uiteindelijk moule en in het Engels mussel en bij ons natuurlijk mossel. In Amerika noemen ze Jean-Claude Van Damme (vèndèm) muscles/mussels from Brussels. Het Grieks-Latijnse mus is onze muis, de Engelse mouse en de Duitse Maus maar een Franse souris; dat laatste komt van het Latijn sorex en geloof het of niet, maar het Franse souris wordt ook gebruikt om een spier aan te duiden bij het paard en is ook het woord voor wat wij de muis van onze hand noemen, de vrij stevige spier onderaan onze duim.

    Sinds we de dingen namen beginnen geven zijn, is er blijkbaar altijd wat verwarring geweest tussen mug, muis, mossel en spier. Weer woorden waarbij we niet stil staan, ze zijn zo evident, maar er steekt toch wat meer achter dan we dachten, niet?


    13-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: hemd en rok
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het hemd is nader dan de rok, of in het Latijn van Plautus (254-184 voor onze tijdrekening): tunica pallio propior. Bedoeld is, dat als het erop aan komt, bloedverwanten of bekenden een streepje voor hebben. Wie had er ooit gedacht dat die Nederlandse uitdrukking zo ver in de tijd zou teruggaan?

    Etymologisch weten we over hemd en rok niet zo heel veel met absolute zekerheid.

    Laten we met het hemd beginnen, natuurlijk, onze spreuk indachtig.
    De stam is heem of eigenlijk haam, en die vinden we in verscheidene woorden terug. Haam verwijst naar een omhulsel, een net. Een lic-haam of lijk-haam is het omhulsel van een lijk en dat was oorspronkelijk niet specifiek een dood lichaam, maar elk ‘vlees’, zoals in litteken (lic-teken) en likdoorn. Wat de aarde omringt, het zwerk, het uitspansel, is de haam-el, of haemel en daarna gewoon hemel. Paardentuig is ook een soort net, een omhulsel en heet dus ook haam, en het stuk hout waaraan het tuig vastzit om een kar voort te trekken is dan het haamhout, dat vind je af en toe nog terug als familienaam. Een huis of een groep huizen werd voor de veiligheid meestal omhuld met een muur, een wal, een sloot of beide. Dat was dan een heem of heim, en dat is –gem in heel veel plaatsnamen: Maldegem, Zottegem, &c. En een hemd is een basiskledingstuk, het eerste omhulsel. Je draagt het om de schouders en het was oorspronkelijk niet veel meer dan een stuk stof met een gat erin om je kop door te steken, een poncho. Als je dan de zijkanten dichtmaakt en gaten laat voor je armen, zit je echt in je hemd.

    Een ander kledingstuk dat we zowat overal aantreffen, meestal samen met een hemd, tenzij in echt warme en dus topless streken, is een rok. Ook hier is het recept simpel: je wikkelt een stuk stof om je lenden en je bent ‘helemaal gekleed’. Vaak werden verscheidene rokken boven elkaar gedragen, zeker in koudere streken of jaargetijden. Dat meervoud vinden we terug in vaste uitdrukkingen zoals ‘onder iemands rokken zitten’. Weet je wat een spinrokken is? In de vlasbewerking draaide men een streng vlasvezels rond een stok of een staf om die vezels bijeen te houden. Zo’n streng ziet er precies uit als een vlecht meisjeshaar. Zowel het vlas als de stok noemt men (een) rokken, en spinnen is vlechten. Het is mogelijk dat we daar de oorspronkelijke betekenis van rokken vinden: wikkelen, draaien, spinnen. Het vlas zit als rokken rond het hout gewikkeld. In het Engels is een spinrokken een distaff, en daar zit een staf in, een stok, en dis zou een oud woord zijn voor een streng vlas of wol. In de heraldiek en ook wel daarbuiten is distaff de vrouwelijke kant (van de familie), tegenover de mannelijke, die men met een zwaard aanduidt.
    Berokkenen is oorspronkelijk ‘met iets omhullen, aandoen’ en vandaar de uitdrukking iemand kwaad berokkenen. In de plantkunde zijn rokken bladeren die de plant helemaal omhullen, zoals de laagjes van een ajuin.
    Als je een rok tussen de benen vastmaakt, heb je een een broek, of een b-rok.

    Hemd en rok, twee manieren om iets te omhullen, een elementaire behoefte in alle betekenissen van het woord.



    10-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris Ruth Rendell
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Je kan een tweedehands boek van Ruth Rendell overal oppikken voor de prijs van een koffietje. Misschien is het daarom dat ik het nog niet gedaan had. In de Tv-programma’s zie ik vaak haar naam verschijnen, maar ik kijk niet zo veel Tv en zeker niet naar Tv-bewerkingen van dat soort detectiveverhalen. Onlangs ben ik dan toch bezweken en ik ben net klaar met Adam and Eve and Pinch Me (2001).
    Ruth Rendell (1930-) is een fenomeen. Onder haar eigen naam en het pseudoniem Barbara Vine heeft ze een stapel boeken bijeengeschreven die niet meer vanzelf overeind blijft, wellicht zijn het er honderd! Ze heeft daarvoor alle mogelijke prijzen en erkenning gekregen in haar domein. In 1997 kreeg ze de titel van barones en zetelt ze voor Labour in de House of Lords. Om maar te zeggen dat ze populair is.
    Voortgaand op dit ene boek zou ik zeggen dat ze al die lof ook verdient. Het is evident dat een auteur met zo’n staat van dienst kán schrijven. Maar vergis je niet, het is geen gemakkelijk stationsromannetje, het is wel echt goed. Dit is geen echt detectiveverhaal, er is geen slimme politieman die zich met de zaak bezig houdt en die het onderzoek uiteindelijk tot een goed einde brengt, al heeft ze die ook wel geschreven. Het is een misdaadverhaal, ja, maar het is geschreven als een gewone roman, met een aantal hoofd- en bijfiguren die allemaal in het verhaal met elkaar verbonden zijn.
    Opvallend is de beschrijvende kracht van haar stijl. Ze weet van Nabokov dat één rake observatie meer waard is dan een hele filosofie en ze heeft een arendsblik voor het sprekend detail. Dat maakt haar personages mensen van vlees en bloed die zich bewegen in een zeer herkenbare of inleefbare en dus geloofwaardige omgeving. Een ander kenmerk is dat die personages geen stereotypetjes zijn maar evolueren, vaak zowel uiterlijk als innerlijk: ze vallen af of komen bij, soms op dramatische wijze; ze overkomen hun handicap of gaan eraan ten onder; ze worden rijk of verliezen al hun geld; ze komen vooruit in de wereld of zien hun carrière voor hun ogen in het niets verdwijnen; ze worden ziek of juist gezond. Niets is statisch, niets is routine, om de hoek is er altijd een verrassing. Soms zie je het aankomen, maar vaak ben je op het verkeerde been gezet. En dus blijf je lezen, met aandacht en genoegen, 442 pagina’s lang.

    Ruth Rendell is een – socialistische – barones van de Engelse taal.


    Categorie:ex libris
    Tags:detectiveverhaal
    08-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tien geboden Gods
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Tien geboden

    Bovenal bemin één God
    Zweer niet ijdel, vloek noch spot
    Heilig steeds de dag des Heren
    Vader moeder zult gij eren
    Dood niet, geef geen ergernis
    Doe niet wat onkuisheid is
    Vlucht het stelen en bedriegen
    Ook de achterklap en het liegen
    Wees steeds kuis in uw gemoed
    Begeer nooit andermans goed.

    Men zegt me wel eens: wat maak je je toch druk over die oude religieuze voorschriften, er is geen mens meer die ze nog kent. Als ik dan vraag: en wat gelooft men dan nog wel, krijg ik wel eens als antwoord: zeer algemene dingen, zoals de tien geboden. Goed, laten we eens kijken, ze staan hierboven in de versvorm die wij als kind van buiten geleerd hebben.

    Die versvorm is zelf al verantwoordelijk voor wat onduidelijkheid, onder meer over zweren en vloeken, ergernis, onkuisheid, bedriegen, achterklap, liegen en ook het onderscheid tussen kuisheid van gemoed en het begeren van de materiële bezittingen van een ander.

    Dit is de tekst van de Bijbel:

    Ik ben de HEER, uw God, die u uit Egypte, uit de slavernij, heeft bevrijd. Vereer naast mij geen andere goden. Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van iets dat in de hemel hier boven is of van iets beneden op de aarde of in het water onder de aarde. Kniel voor zulke beelden niet neer, vereer ze niet, want ik, de HEER, uw God, duld geen andere goden naast mij. Voor de schuld van de ouders laat ik de kinderen boeten, en ook het derde geslacht en het vierde, wanneer ze mij haten; maar als ze mij liefhebben en doen wat ik gebied, bewijs ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht.
    Misbruik de naam van de HEER, uw God, niet, want wie zijn naam misbruikt laat hij niet vrijuit gaan.
    Houd de sabbat in ere, het is een heilige dag. Zes dagen lang kunt u werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is een rustdag, die gewijd is aan de HEER, uw God; dan mag u niet werken. Dat geldt voor u, voor uw zonen en dochters, voor uw slaven en slavinnen, voor uw vee, en ook voor vreemdelingen die bij u in de stad wonen. Want in zes dagen heeft de HEER de hemel en de aarde gemaakt, en de zee met alles wat er leeft, en op de zevende dag rustte hij. Daarom heeft de HEER de sabbat gezegend en heilig verklaard.
    Toon eerbied voor uw vader en uw moeder. Dan wordt u gezegend met een lang leven in het land dat de HEER, uw God, u geven zal.
    Pleeg geen moord.
    Pleeg geen overspel.
    Steel niet.
    Leg over een ander geen vals getuigenis af.
    Zet uw zinnen niet op het huis van een ander, en evenmin op zijn vrouw, op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel, of wat hem ook maar toebehoort.’

    Op een andere plaats in Exodus staat een totaal andere versie. Het is me wat: de tien geboden zijn er geen tien, het zijn geen geboden, de tien die we kennen komen niet zo uit de Bijbel… Laten we het dan maar op onze verzenversie houden.

    De eerste drie geboden spreken over God zelf: hij is de enige, zijn naam mag niet misbruikt worden, de zevende dag is heilig. Wat blijft daarvan vandaag nog over? Ik laat u uw eigen besluiten trekken.

    Dan zijn er de geboden die de samenleving regelen. Eer uw vader en moeder. Als er nu één ons aangeboren regel is, dan toch wel die. De volgende zijn ook erg duidelijk: moord, overspel, diefstal zijn verboden; ook het afleggen van een vals getuigenis wordt met nadruk vermeld. De laatste regel is wat subtieler: niet alleen mag je niet stelen, je mag er zelfs niet aan denken.

    Bij deze geboden stel ik dan de vraag: wat heeft dit met God of godsdienst te maken? Gelden deze regels niet evenzeer voor een atheïst? Kan men zich een maatschappij voorstellen waarin deze regels niet van toepassing zouden zijn? Weer blijkt dat ‘geloven’ een heel vaag begrip is.

    Naast die tien geboden van God waren er ook nog vijf geboden van de Heilige Kerk. Misschien leren die ons dan iets over de essentie van de godsdienst. Wie kent ze nog? Hier zijn ze:

    Zon- en feestdag zult gij eren
    Op boet- en vrijdag het vlees ontberen
    Houd de vasten ongeschonden
    Biecht minstens eens per jaar uw zonden
    En nut rond Pasen 't Brood des Heren.

    De zondagsplicht is op enkele jaren tijds volledig weggedeemsterd, het is onwaarschijnlijk hoe snel men van een algemeen nageleefde regel tot het absoluut verval is gekomen; net zo voor het vasten en het vlees derven en ‘zijn Pasen houden’. Niets, maar dan ook niets is er nog over van de verplichtingen of gewoonten die vroeger zo een stempel drukten op onze samenleving. En weer blijkt dat die kapitale regels niet echt belangrijk waren. En opnieuw stel ik dan de vraag: wat was er dan wel belangrijk? Waarin geloofden we toen? Wat was, wat is geloven? Wat is behoren tot de Kerk? Wat is het verschil met er niet toe behoren? met niet geloven? Men mag het mij altijd komen zeggen, ik weet het niet meer. Of liever: ik heb het nooit geweten. Ik herinner me dat ik, toen ik een jaar of twaalf, dertien was, eens ging biechten met deze woorden: ik geloof niet in God. Het braaf stokoud paterke dat ik had uitgekozen voor deze bekentenis wist wellicht niet waar hij het had. Hij prevelde dat ik moest bidden, veel bidden. Ik dacht toen verrast: ik zeg wat hij ook denkt. En dat denk ik nu nog: ik zeg, ook hier in mijn blogs, wat velen aanvoelen. Het verschil is: ik neem de tijd en de moeite om de vragen te stellen, ik ben nog altijd de ambetanterik die ik op school al was, de wijsneus, de betweter. Tja…

    Een toemaatje over de spellingcontrole.

    1. Hoe zeer de tijden veranderd zijn, blijkt onder meer uit het feit dat vleesderven een onbekend woord is.
    2. Elke keer als ik klaar ben met een tekst en ik me onderwerp aan de controle van de tekstverwerker, krijg ik te horen dat mijn woordvolgorde niet klopt, dat ik een vaag taalgebruik heb, dat ik breedsprakerig ben en dat ik verouderde woorden en schrijftaal gebruik. Diezelfde opmerkingen verschenen vandaag gelukkig ook bij het citaat uit de Bijbel, waarvoor ik nochtans de Nieuwe Bijbelvertaling heb geraadpleegd. Dat is dus een troost, al zal men opmerken: quod licet Jovi non licet bovi, en dat heeft niets te maken met een of andere popgroep, maar alles met de prerogatieven van de hogere macht.



    06-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Threnodie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een threnodie wil ik zingen

    een klaaglied als een schaafwonde zo rauw

    voor de bolsterruwte in de straten

    voor dolle dolken en woorden

    die kwetsen en inslaan

    als ijzeren ijstijd.


    Een lamentatie hef ik aan

    een trage treurzang voor rouwende ouders

    hun nest geroofd

    vertwijfeld met lege handen

    ongeziene etterwonden

    een leven lang achtergelaten.


    Nee ik zal niet mee opstappen

    bedank voor stille mars

    en woelige fakkels in de nacht

    ik zing mijn klaagzang in stilte

    en de kilte van de lange nacht.


    Is er tussen de sterren

    een onvermoede vader?

    zal na de uren dagen jaren

    uw hand mijn hand aanraken

    uw blik mijn hunker vullen

    en een einde maken aan mijn verstaan?


    Ik zing een zachte threnodie

    voor de kinderen en hun moeders

    alle mensen zijn geen broeders

    ik zing een klaaglied een lament

    voor vaders en zonen en zussen

    die uw koude lippen kussen.




    04-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ex libris The case against God
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bij een bezoek aan het Spit vond ik een vrijwel gloednieuw boek in de rekken met de uitdagende titel: Atheism. The Case Against God van George H. Smith, 1970-1989. Kostprijs één euro, dus meenemen maar. Ik heb het me niet beklaagd. Zelden zo’n helder filosofisch betoog gelezen, over welk onderwerp dan ook. De auteur is geëngageerd, dat is duidelijk uit de titel alleen al en vanaf de eerste zinnen van de inleiding weet je meteen waar het hem om te doen is. Hij kan ook niet laten om bij gelegenheid in zeer scherpe bewoordingen kritiek te uiten, maar dat komt niet in de plaats van argumenten, het komt erbij als een gepeperd terzijde, dat je vaak doet glimlachen en af en toe zelfs schateren. Dit is een veel overtuigender betoog dan het meer recente The God Delusion van Richard Dawkins, dat ik hier ook al vermeldde. Smith staat niet in de bibliografie van Dawkins’ boek, zeer ten onrechte overigens en een beetje raar, want veel van Dawkins’ argumenten vinden bij Smith een stevige filosofische basis. Ik heb genoten van de vlijmscherpe logica, van de diepe overtuiging en de tastbare menselijke emoties.

    Naast één zetfout en één vreemd homoniem (wreaks in plaats van reeks) toch een ietwat verontrustende passage: de auteur heeft het over victimless crimes en hekelt het verzet van fundamentalistische gelovigen tegen voorstellen om die slachtofferloze misdaden uit het strafrecht te halen. Er zit een sprekende contradictio in terminis in de uitdrukking; hoe kan inderdaad iets een misdaad zijn als er geen slachtoffer is? en dat is ook zijn redenering: zonder slachtoffer is er geen dader, geen schuld en dus geen misdaad. Als voorbeelden geeft hij abortus, druggebruik, prostitutie en pornografie; vaak wordt ook homoseksualiteit in dit lijstje opgenomen, of overspel, bigamie, sodomie en soms zelfs bepaalde vormen van incest. Het principe is dat het gaat om daden die door de wet verboden zijn, maar waarbij de rechten van anderen niet of niet aanzienlijk geschaad worden. Ook hier bij ons is die discussie gedeeltelijk gevoerd, met name over abortus, euthanasie en soft drugs, terwijl de houding tegenover pornografie en prostitutie dezelfde filosofie volgt. Iemand die in zijn eentje een jointje rookt, die doet niemand kwaad, stelt men. Een doctor die een abortus uitvoert op een verkracht meisje van veertien, dat kan toch geen misdaad zijn? Een studente die haar studies betaalt met occasioneel verregaand escorte-werk; twee jongelui die hun homoseksuele geaardheid uitproberen… Pornografie is alom tegenwoordig en blijkbaar volledig geaccepteerd door de maatschappij. Toch vond ik dat dit argument afbreuk deed aan de vlekkeloze logica die de rest van zijn betoog kenmerkt, omdat we hier op zeer glad ijs zitten. De gevallen die ik opsomde lijken inderdaad evident buiten de strafvervolging te moeten vallen. Maar hoe ver gaan we daarin? Abortus mag nu al tot vrij ver in de zwangerschap en eigenlijk op eenvoudige vraag van de moeder, wat ook de motieven zijn. Wanneer wordt druggebruik bedreigend voor de persoon of voor zijn omgeving? Naast homoseksuele geaardheid is er zeker ook homoseksueel toerisme en uitbuiting. Wat weten we over de invloed op lange termijn van commerciële all-out pornografie? En is prostitutie altijd een eerbaar vrij beroep, uitgeoefend door volledig vrije mensen met hun volledige instemming? In sommige landen is incest waarbij voortplanting onmogelijk (gemaakt) is niet strafbaar… Voor de Kerk is masturbatie, zelfbevlekking heet dat dan, een doodzonde, terwijl daarbij toch echt wel geen slachtoffers gemaakt worden. Bij mijn weten is de fist-fuck ook nooit bij wet verboden, oef. In Humo-interviews over de zeven hoofdzonden leest iedereen eerst het stukje over onkuisheid en daar lees je steevast dat alles wat consenting adults met elkaar willen uitspoken, ook moet kunnen.

    Het echte slachtoffer van victimless crimes is vaak de maatschappij als dusdanig. Wij dus.



    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Goede Herder
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Atheïsten steken veel energie in het veroordelen van het theïsme. Er is geen God, men kan zijn bestaan kan niet aantonen en meteen veroordelen ze alles wat door godsdiensten aangeboden wordt, want de autoriteit waarop de godsdiensten steunen, bestaat niet. Maar het wegvallen van een autoriteit betekent nog niet dat alle uitspraken van de godsdiensten wegvallen. Laten we aannemen dat er geen God is die bijvoorbeeld de Bijbel geïnspireerd heeft en die de Kerk in stand houdt en die het hoofd van die kerk onfeilbaar maakt. De Bijbel verliest dan misschien wel aan autoriteit, in de mate dat men daaraan belang hecht, en dat doet men steeds minder naarmate men door de tekstkritiek en de exegese vast stelt dat de Bijbel niet letterlijk het Woord van God is, maar de Bijbel is daarom nog niet meteen van de aardbodem verdwenen.
    Als God de Bijbel niet heeft geschreven, wie dan wel? Mensen, natuurlijk, wie anders? Als er geen God, dan mist de Kerk misschien wel een fundament, maar haar geschiedenis en haar bestaan op dit moment wordt daardoor niet met één klap ongedaan gemaakt. De mens heeft zich een god gedroomd en dan ook maar een God gemaakt, over liever, verscheidene Goden verspreid over de hele wereld. De zelfde mens heeft zich een godsdienst gemaakt. Dat zijn feiten waar zelfs een heel geleerde atheïst niet omheen kan.
    De godsdienstige mens is niet de eerste of de enige om een boodschap kracht bij te zetten door ze te verbinden aan een hogere autoriteit, wij doen dat voortdurend: in het dorp speelt een Koninklijke harmonie; de koffie komt van een Hofleverancier, BV’s zijn peter van projecten, beschermcomités zetten verenigingen en organisaties op een beter blaadje, in een CV mag een aanbeveling niet ontbreken, liefst van een zo belangrijk mogelijke bron. De harmonie speelt er niet beter om, de koffie is maar zo goed als een andere, een project wordt niet waardevoller omdat de alomtegenwoordige Vermassen erachter staat, de aanwezigheid van Dehaene in de raad van beheer van L&H heeft wel investeerders aangetrokken maar de fraude niet verhinderd, en een aanbeveling in een CV is vaak niet meer dan een formaliteit.

    Het is dus misschien de moeite om te kijken wat die godsdienst te zeggen heeft, ook al is God ondertussen dood verklaard. Gelovigen zullen me dat laatste niet graag horen zeggen, maar het lijkt me een betere instelling dan te zeggen: God bestaat niet, dus godsdienst is zinloos en al wat de mens in al die eeuwen heeft gedaan en gezegd moeten we maar meteen vergeten. Het kan best zijn dat we uiteindelijk zullen moeten vaststellen dat godsdienst inderdaad zinloos is, maar dat zowat de hele geschiedenis van de godsdienstige mens zinloos geweest is, dat is wat veel gevraagd.

    Om speculaties over het eventueel neerdalen van de Heilige Geest in Werchter te ontkrachten, hierbij enkele meer karakteristieke bedenkingen over die Kerk.

    Zowel in de geschiedenis in het algemeen als in individuele gevallen lijkt het er sterk op dat de Kerk zich niet al te veel vragen stelde over het bestaan van God. Men was er veeleer op uit om de mensen een bepaald gedrag bij te brengen of op te leggen, een gedrag dat het moest mogelijk maken dat een bepaalde wereldorde, een organisatie van de samenleving mogelijk was, waarin de Kerk en haar bedienaars een bevoorrechte plaats innamen. Vaak waren daarbij alle middelen goed.
    Bij het beeld van de Goede Herder, dat zowel op Christus als op de paus en de andere pastores toegepast wordt, durf ik toch enkele kenmerken allegorisch doortrekken. De herder waakt over zijn kudde en zorgt ervoor dat ze overleeft. De schapen zouden hem daarvoor dankbaar moeten zijn. Maar de herder denkt niet zozeer aan de schapen als aan de wol en het vlees en de melk die zij hem zullen opleveren. En als de nood het hoogst is, moet zo’n schaap ook wel eens andere behoeften van de pastor dekken, als het ware. Net zoals Nabokov huiver ik voor allegorieën, maar dit klassieke beeld van de Goede Herder vroeg erom, vind ik.

    Een tweede opmerking bij de rol van de Kerk in het ‘beschaven’ van de mens is een citaat dat ik onlangs las uit een boekje dat een Engelse priester schreef ten behoeve van kinderen van de lagere school. Het is een beschrijving van het lot dat kinderen te wachten staat in de hel, als ze zonden hebben begaan, zoals daar zijn het stelen van appels bij de buurman. Ik vertaal: In die roodgloeiende oven is er een kind. Luister hoe het schreeuwt om eruit te komen! Kijk hoe het zich draait en keert in de vlammen! Het bonkt met zijn hoofd tegen de bovenkant van de oven. Het stampt met zijn kleine voetjes op de bodem. Op het gelaat van dat kleine kind kan je zien wat er op de gezichten te lezen staat van iedereen die in de hel is: wanhoop, vertwijfeling en verschrikking. Het is een tekst die je verwacht te lezen in het museum in Auschwitz, niet in een stichtelijk christelijk boekje, maar toch is het zo, en niet anders, en denk maar niet dat dit een uitzondering is.
    De Kerk heeft om het volk te onderwerpen steeds in de eerste plaats naar de wapens en de banbliksems gegrepen. De herder gebruikt zijn staf, zijn roede en zijn hond om de kudde bijeen te houden, voor haar eigen goed, zoals hij dat ziet. Wat de schapen daarvan denken? Schapen denken niet.
    Denkt hij.


    02-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.verzamelen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik vermeldde hier al eens dat ik postuurtjes verzamel: kleine beeldjes in porselein of ander materiaal die iets met lezen of met muziek te maken hebben: een jongentje dat een boek leest, een meisje dat op de luit speelt, een vrouw aan de piano, een hond onder een boek, een uiltje op een boek… Het is merkwaardig hoeveel van die dingen er gemaakt worden. Je vindt ze op rommelmarkten, in brocanteries en antiekzaken, in toerististenwinkeltjes, en natuurlijk ook op de elektronisch equivalenten zoals eBay en het Belgische Kapaza!, waar men ze letterlijk met honderden naar je hoofd gooit.

    Ook mijn ouders hadden zo een paar beeldjes, niets bijzonders, geen bepaald thema, wellicht erfstukken of toevallig gevonden dingetjes. We woonden in een huurhuis en op zeker moment is er een boiserie aangebracht in de woonkamer: een houten horizontale lijst, zo’n meter van het plafond, waarop we allerlei kleinoden of liever prullaria, want kleinoden zijn waardevol, en dat waren deze dingen zeker niet, uitstalden.
    Als je ziet hoe groot het aanbod is, dan moet dat beantwoorden aan een vraag: mensen willen beeldjes en hebben dat blijkbaar altijd al gewild, zo leert ons zelfs de archeologie. Er is een heuse industrie bezig met het vervaardigen van beeldjes en dat zowat overal ter wereld. Veel hedendaagse postuurtjes blijken te komen uit het Verre Oosten: China, Taiwan, Japan. Dat is een voortzetting van een traditie die heel ver teruggaat, want zeker vanaf de zeventiende eeuw heeft men ginds gewerkt voor de Europese markt, en dat is nu niet anders, want de postuurtjes beelden zelden oosterse figuren af, ze zijn vaag geïnspireerd op vroegere Europese beeldjes zoals Meissen en Dresden, maar dan in goedkope versies. Daarnaast is er ook het duurdere werk, zoals Royal Doulton, Lladro, Bing & Gröndahl, Royal Kopenhagen, Capodimonte, Hummel en andere, we spreken dan soms over duizenden euro, maar dan zijn het ook echte meesterwerkjes. Het duurste stuk van mijn verzameling was amper € 50 en dat is zeer uitzonderlijk voor mijn doen, de gemiddelde prijs ligt veeleer rond € 10.

    Ik weet echt niet waar mijn voorliefde voor die dingetjes vandaan komt. Ik vind ze gewoon aantrekkelijk, leuk, vaak goed gemaakt, decoratief; met weinig middelen is men erin geslaagd om iets te maken dat er gewoon goed uitziet. Dat blijkt op mij een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit te oefenen. Ik besef het, het is een afwijking, dat verzamelen, maar ik troost me met de gedachte dat er ergere zijn: André, mijn jeugdvriend, die overleed voor zijn 21ste en die op alle gebied torenhoog boven de rest van ons uitstak, verzamelde ‘stekkedooskes’: de afbeeldingen op luciferdoosjes; er zijn mensen die heel veel geld geven voor koekendozen met de afbeelding van het koningshuis; gesigneerde foto’s van allerlei sterren veilt men bij Christie’s, voorwaar. En als hobby is het ook vrij onschuldig, niet te duur, niet vervuilend, maakt geen lawaai… Ik heb aan mijn kinderen als gezegd dat ze na mijn overlijden maar een gooi- en smijtdag moeten organiseren. Maar misschien zijn ze tegen dan oud (of seniel?) genoeg om sommige beeldjes ook leuk te vinden, wie weet, het zit immers in de familie.




    30-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.erger
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nog even terugkomen op het kwaad. In het Oudnederlands was dat quaet. Vaak wordt die qu- niet als kw- uitgesproken en in onze Vlaamse dialecten zegt men vaak ook: koat in plaats van kwoat.

    In andere talen gebruikt men woorden die niets met ons woord te maken hebben. Toch zijn er verbanden.

    Neem nu het Engelse evil, dat teruggaat op een oud-Germaanse stam ubil, dat zien we nog in het Duitse Übel, maar ook in ons euvel, een synoniem van kwaad, dat zo oud is dat we het enkel nog in vaste uitdrukkingen gebruiken: euvele moed, euvel duiden. Van Dale mist de connectie weer eens en houdt het bij een oud-Gotische stam uf-. Er bestaat ook een Van Dale Etymologisch woordenboek, maar dat durf ik toch niet aanraden, hoor. Ik heb gemerkt dat het nieuwe Etymologisch woordenboek, of althans de eerste twee afleveringen, aanwezig zijn in de Leuvense stadsbibliotheek Tweebronnen. Binnenkort gaan we dat eens raadplegen en daarover breng ik zeker verslag uit.

    Het Engelse synonieme bad is net zo mysterieus als ons kwaad: geen mens die weet waar het vandaan komt en er zijn ook geen verwanten in andere talen. Maar de overtreffende trap: worse heeft wellicht dezelfde oorsprong als ons ‘erger’, een stam die ook het Duits bewaard heeft en waarover ik hier al op 28 september 2007 een arglistig berichtje plaatste, kijk het nog eens na als je wil.

    In de Romaanse talen is het Latijnse malus de oorsprong, je weet wel, van de bonus-malusregeling voor de autoverzekering. In het Frans en Spaans wordt dat mal en in het Italiaans male. Saint Boniface, Bonifatius, was iemand met een gunstig (bonum) lot (fatum). Keren we dat om, dan hebben we malfatius en dat levert ons na enige tijd het Franse mauvais op.

    Goed en kwaad duiken ook op in de uitdrukking: goedschiks, kwaadschiks. Enkele varianten: bon-gré, mal-gré, willens-nillens; willy-nilly; nolens, volens, wohl oder übel.


    28-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van kwaad naar erger
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Van kwaad naar erger. Maar is er wel iets erger dan kwaad? Het kwaad? Hét Kwaad of dé Kwade?

    Van Dale kent maar liefst twaalf verschillende hoofdbetekenissen van kwaad en niet minder dan achtenvijftig uitdrukkingen met ons woord; en dan hebben we het niet eens over de zesentwintig samenstellingen, zoals kwaadaardig etc., of de vele buurwoorden zoals kwajongen en kwaaitong. Dat moet welhaast een record zijn.

    De etymologie, zal je me vragen? Tja, Van Dale verwijst naar het Litouwse geda, schande, maar wat heb je dààr nu aan? Ik zal me uiteindelijk nog verplicht zien om het Etymologisch woordenboek aan te schaffen, mijn principiële bezwaren ten spijt, en zélf instaan voor de dienstverlening die ons rechtens gratis toekomt.

    Ik zie ook geen Nederlands woord dat ons zou kunnen helpen. Kwaal heeft ook een negatieve betekenis, kwellen heeft diezelfde stam en het Duits kent die ook, maar is er een verband tussen kwellen en kwaad? Dat wat ons kwelt is het kwaad? Naburige talen helpen ons niet verder, het Duits bijvoorbeeld heeft bij mijn weten geen verwant woord.

    Even wat dieper graven naar de betekenis, dan. Wat is het kwaad in deze wereld en hoe komt het er? Het is een van de klassieke vragen van de filosofie. Ook theologen en gelovigen hebben het moeilijk met de kwestie van het kwaad, want hoe kan een oneindig goede God het kwaad toelaten? Hoe kan Hij de mensen (om van de dieren nog te zwijgen) hier laten lijden en sommigen van hen zelf veroordelen tot ééuwig onnoemelijk lijden in de hel?

    Dat er kwaad in de wereld is, daar hoeven we geen tekeningetje bij te maken, dat zien we elke avond in het nieuws. Het lijkt wel een uitzondering als het even wat beter gaat. Voor veel mensen is het leven wel heel erg precair en het kwaad maar al te reëel aanwezig, hen moet je niet overtuigen dat het kwaad en het lijden er is. Er is misschien een verschil tussen het kwaad dat we elkaar aandoen en het onpersoonlijke kwaad van bijvoorbeeld een aardbeving, een tsunami, droogte, overstroming… Het resultaat is vaak het zelfde: dood, pijn, ziekte, vernieling, en dus noemen we alles maar: het kwaad in de wereld. Vroeger was er zelfs een verantwoordelijke voor al het kwaad: de Kwade, de duivel: hij was het die ziekte en pestilentie bracht en de oogst deed mislukken en de mens zo in verwarring bracht dat hij domme dingen deed. Vandaag hebben we het veeleer over de onbestendigheid van het menselijk bestaan: wij zijn nu eenmaal niet volmaakt. Er zullen ook altijd mensen zijn die anderen kwaad berokkenen, soms zelfs zonder enige aanleiding of reden. Daarmee moeten we leren leven, heet het dan: met zelfmoordaanslagen, burgeroorlog, hooligans, kleine criminaliteit, burenruzies en familievetes. Maar zelfs daar aarzelen we tegenwoordig om schuld toe te wijzen: er zijn misschien wel verzachtende omstandigheden, onweerstaanbare drang, tijdelijke geestelijke onbekwaamheid en ontoerekeningsvatbaarheid, de woorden worden langer naarmate de rekening van de advocaten meer gepeperd is.

    Je moet het kwaad vermijden, zoals je ook niet zonder jas in de kou moet lopen, maar verkouden word je toch, zo is het nu eenmaal. Zelfs als we allemaal ons best doen, gaat het onvermijdelijk wel eens verkeerd of zelfs goed fout, een mooi oxymoron, waarin woorden botsen om de betekenis te doen ontspringen.

    En weet je wat kwaadkrijgs wil zeggen? Als het warme weer wat lang op zich laat wachten, zijn asperges kwaadkrijgs. Dat wist zelfs de spellingcontrole niet, nèh.




    25-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sindh
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De laatste dagen hoorde en zag ik op Mezzo een bevreemdende, obstinate muziek en bij nader toezien bleek die te komen uit Sindh, een provincie van Pakistan. Dat deed me terugdenken aan een van de vele anekdotes die een bevriend professor in de theologie me daarover ooit vertelde.

    In de periode dat bijna heel het Indisch subcontinent door de Britten ingepalmd was, werd Sir Charles Napier als commandant van het Indisch leger naar de opstandige Sindh-provinvie gestuurd. In 1842 versloeg hij de opstandelingen. Opdracht vervuld, maar hij kon het daarbij niet laten en bracht de provincie meteen onder Brits gezag, hoewel men hem dat zeer nadrukkelijk had verboden: hij mocht alleen de opstandige elementen uitschakelen en moest dan terugkeren naar zijn basis. Napier was echter een eigenzinnig en trots man en ook niet de meest zachtaardige. Hij deed wat hij dacht te moeten doen en stuurde na zijn overwinning een telegram naar de opperbevelhebber. Het bestond uit één woord: peccavi.

    Voor de Latinisten onder ons geldt dan: sapienti sat, maar voor de anderen toch een beetje uitleg. De vertaling van peccavi is: ik heb gezondigd. In het Engels is dat: I have sinned. Heb je hem? In één woord kondigde hij zijn overwinning aan en de annexatie van Sindh, en tevens bekende hij dat hij gehandeld had tegen zijn bevelen in. Mooi, toch!

    Napier was daarmee niet aan zijn proefstuk. In India was er een gebruik dat weduwen mee op de brandstapel van hun overleden echtgenoot gingen, levend, wel te verstaan; het gebruik noemde men sati, de Britten maakten er suttee van. Op een dag kwamen geestelijke en wereldlijke - en mannelijke, meer dan waarschijnlijk - vooraanstaanden hem spreken over het verbod dat de Britten hadden ingesteld tegen dat onmenselijke gebruik. Zij wezen hem erop dat het voor hen een eeuwenoude traditie was dat de weduwen zo hun liefde voor hun echtgenoot en hun verdriet demonstreerden. Sir Charles antwoordde hen als volgt: Uitstekend. Jullie hebben een gewoonte om vrouwen levend te verbranden op een brandstapel. Je doet maar. Maar wij hebben een gewoonte om mannen die vrouwen vermoorden een strop om de nek te binden en op te hangen aan de galg. Dus zullen wij naast jullie brandstapels galgen bouwen en dan kunnen wij elk onze gewoonten respecteren.

    In New Zealand heeft men een stad naar hem genoemd. Op Trafalgar Square in Londen staat zijn standbeeld, wat minder prominent dan Nelson, maar toch: een held van het Imperium.

    De wegen van de multiculturele samenleving leiden soms over vreemde paden.




    24-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Idee
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ’t Is maar een idee…
    Ik weet niet meer hoe het begonnen is, maar tijdens mijn humaniora ben ik in de ban geraakt van Plato. Mijn Moeder zaliger heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Niet dat ze ook maar iets over die Plato wist, maar ze heeft me de prachtig uitgegeven vertaling van Xaveer De Win gekocht, boek na boek, tot ze me trots kon melden dat ook het derde en laatste deel verschenen was. Zo wordt een mens gemaakt, eerst materieel en dan later ook spiritueel, en dat door diezelfde Moeder en Vader.

    Als men over Plato spreekt, dan zegt men onmiddellijk: de Ideeën, de allegorie van de grot. Plato heeft het in zijn werk voortdurend over die Ideeën, maar wat zijn die precies?
    We gaan het niet te ingewikkeld maken. Wat mij altijd bijgebleven is, is zijn nadruk op het nadenken. We mogen niet blijven stilstaan bij de uiterlijkheden, bij het voorbijgaande. In alles moeten we de belangrijke waarden proberen te vinden. Neem bijvoorbeeld beeldhouwkunst. Wij worden getroffen door een bepaald beeld, zonder goed te weten waarom, het spreekt ons aan, we zijn ontroerd. We kunnen het daarbij laten, maar zo zit een mens niet ineen: wie eenmaal ontroerd is, wil dat opnieuw ervaren en zoekt naar nieuwe bronnen van ontroering. Hetzelfde met literatuur. Als je een goed boek gelezen hebt, ga je onmiddellijk het andere werk van die auteur lezen. Zo leer je die auteur beter kennen en kan je nog intenser genieten. We gebruiken dus ons verstand om te weten te komen hoe we het best kunnen genieten van wat ons bevalt. En zo leren we stilaan wat de kenmerken zijn van het schone, het goede, het lekkere… Plato zegt dan voortdurend: niet met dat ene mooie beeld moet je bezig zijn, maar met mooie beelden, niet met een prachtig gedicht maar met de pracht van gedichten.

    Men heeft daaruit soms afgeleid dat Plato die concrete beeldhouwwerken en die gedichten minderwaardig vond en dat hij zich enkel bezig hield met die grote principes van Schoonheid, Goedheid, Waarheid, Eerlijkheid en zo verder, de Ideeën dus. Dat is wat wij meestal lezen in de allegorie van de grot, waar de mensen niet rechtstreeks naar de dingen kunnen kijken, maar enkel de schaduw te zien krijgen die ze werpen op een muur. Wat Plato vooral wil aantonen met die voorstelling is de verbazing van de mensen in de grot als zij plots geconfronteerd worden met de werkelijke beelden en inzien dat wat zij steeds als de realiteit beschouwden in feite maar een zwakke afspiegeling is van een wereld die zoveel duidelijker, helderder, mooier en echter is. Hij vraagt ons na te denken over onze ervaringen zodat we bewuster kunnen leven en niet zoals een dier onze instincten zouden achternalopen.

    Men zegt dat Plato de wereld van de Ideeën als de échte wereld beschouwde, dat de rest maar zwakke schaduwen zouden zijn. Enkel de Ideeën bestaan, de realiteit om ons heen is niet belangrijk. Maar dat is niet wat ik mij van Plato herinner. Wij kunnen maar tot die grote principes komen door aandachtig naar onze omgeving te kijken. Dat is de realiteit, de voedingsbodem, dat is de werkelijkheid, maar die komt maar tot leven als wij ook ons verstand gebruiken in ons omgaan met de dingen en de dieren en de mensen.
    Plots vallen dan de schillen van onze ogen en zien we de wereld helemaal anders. Denk aan de uitbundige reacties van kinderen die leren lezen en schrijven en rekenen en zwemmen en naar muziek luisteren en aan sport doen…
    Maar bestaan die Ideeën dan wel? Zijn het niet enkel abstracties? Leiden wij de Waarheid niet af uit allerlei ervaringen met waarheid en leugen? En wat is zo’n abstractie dan? Is het maar een idee?

    Wat is een gedachte eigenlijk? Is dat iets immaterieels, een soort geestelijke werkelijkheid, los van alle tastbare dingen? Er zijn in de wereld heel wat ontastbare dingen, zoals allerlei stralingen die we niet horen of zien of ruiken of voelen of smaken, maar waarvan we weten dat ze er zijn, zoals radiogolven en magnetische stralingen en allerlei gassen. Maar wij voelen aan dat onze gedachten toch nog iets anders zijn, zij zijn totaal ontastbaar want wij kunnen ze ook niet met meetapparatuur waarnemen, ze lijken echt van een andere orde te zijn, vluchtig en ongrijpbaar. Ze zijn er, maar hoe?

    Ik ben geen neuroloog, maar ik denk dat onze gedachten even materieel zijn als al de andere dingen. Ik zei vroeger al: wij zijn ons lichaam; onze ‘geest’ is wat onze hersenen doen. Welnu, dan zijn onze gedachten activiteiten van onze hersenen. Wij denken met onze hersenen, en het bewustzijn van dat denken, dat zijn onze gedachten. En men kan die activiteit wel degelijk vaststellen met meetapparatuur. In strips stelt men een idee, een plotse ingeving soms voor als een lichtje dat gaat branden in de kop van een stripfiguur, aan de hand van een ballonnetje met een lamp of een kaars. Dat is niet zo ver van wat er echt gebeurt: het is, om het wat ruw en onnauwkeurig te zeggen, een chemisch en elektrisch gebeuren in onze hersenen dat ons bewust maakt van iets. Wij kijken naar iets, bijvoorbeeld een beeldje. Het licht dat van dat beeldje weerkaatst bereikt ons oog en van daar gaat het signaal naar onze hersenen. Daar wordt het omgezet en herkend of niet herkend. Als we nog nooit een kiwi gezien hebben, dan zullen we niet herkennen wat het is. Maar het is voldoende dat we al vaker een beeldje gezien hebben om onmiddellijk te weten wat we voor ons hebben. Die herkenning is een chemisch en elektrisch proces in ons lichaam. Gedachten zijn niet los te maken van degene die ze heeft, ze bestaan op het moment dat ze tot het bewustzijn doordringen. Er is dus naast de wereld van het materiële geen wereld die daarvan los staat, die louter ideëel is, louter gedachte, nee, ook de Ideeën bestaan, zijn materieel, als hersenactiviteit.
    Wij kunnen die gedachten ook communiceren, door te spreken, te schrijven, blogs bijvoorbeeld, of boeken. Als ik een gedachte omzet in taal, dan kan ik die gebruiken. Als ik ze op papier zet, dan blijft ze daar als een uitnodiging staan, verdord in inkt en papier, wachtend om opnieuw tot leven te komen als een gedachte van een lezer, een gedachte die onnoemelijk anders is dan mijn oorspronkelijke gedachte, maar hopelijk herkenbaar, zoals de woorden die je nu leest.

    Dat maakt me dus tot een materialist, en Plato was een idealist, dé Idealist?! Plato had ook geen flauw idee van wat er zich in onze hersenen afspeelt en hij heeft dus ook nooit kunnen ontkennen wat wij nu stilaan te weten komen over wat onze hersenen precies doen. Net zoals men vroeger nauwelijks wist hoe de menselijke voortplanting gebeurde en een moraal bouwde op allerlei rare veronderstellingen, heeft men al die tijd ook een filosofie gebouwd op allerlei rare veronderstellingen over ons denkvermogen. Er is dus ‘geest’ zolang onze hersenen werken. Daarna is het gedaan.

    Laten we de wetenschap zo goed mogelijk volgen, want van daar komt het licht dat eeuwen duisternis kan doen verdwijnen.



    23-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.etymon: oor
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Amaai, mijn oor, klinkt het wel eens. Voor iets dat we allemaal hebben, namelijk: oren, is er een naam die in vele talen gelijkend is: in het Grieks ous, het Latijn auris, het Frans oreille, een oortje dus, net als het Spaans oreja en het Italiaans orecchio; het Engels ear, het Duits Ohr, het Zweeds öra en het Jiddisch oyer.

    In het Nederlands kennen we nog een ander oor, dat we terugvinden in samenstellingen: oorbaar, oordeel, oorkonde, oorlog, oorlof, oorsprong, oorzaak. Hier gaat het duidelijk niet over onze oren.

    Wij kennen het verwante oer- als een voorvoegsel dat verwijst naar het begin, zoals in oermens, oerbewustzijn, oerstadium. Het Duitse Ur- heeft dezelfde betekenis. Het oordeel is dan het fundamentele delen, het toewijzen. In oorkonde zien we ook ‘kennen’, en dus is dat een stuk waarop men kan teruggaan. Oorlof is nu verouderd, veroorloven niet; in beide zit de betekenis van toelaten. Naast oor- zit er de stam in die we ook zien in beloven, belofte. Het duidelijkst komt de betekenis naar voor in oorsprong: het allereerste ontstaan, het ontspringen, en in oorzaak: de eerste zaak, het begin van iets.

    Er blijven twee gevallen over.

    Eerst oorbaar, ook een verouderd woord; ‘het oorbaar’ betekende het nut, het voordeel, het belang; met wat moeite kan je nog zeggen dat het gaat om wat aanvankelijk aan iemand toekwam. De tweede betekenis, een adjectief, betekende welvoeglijk, kies, toelaatbaar, dat wat in eerste instantie kan. Eerbaar is een synoniem, maar is etymologisch niet verwant.

    En dan oorlog, een woord dat we helaas net zoveel gebruiken als het woord oor, maar waarvan blijkbaar niemand de etymologie kent. Van Dale situeert het al rond 1200 en geeft een vage uitleg over twee woorden die vermengd zouden geraakt zijn, allebei met een andere betekenis dan oorlog. Daarmee raken we niet veel verder. Het Latijnse bellum werd in de romaanse talen vervangen door een woord gebouwd op de Germaanse stam wir-wer-war, die we kennen van ons verwarring, het Engelse war en het Franse guerre en het Italiaans en Spaanse guerra. Merkwaardig is dat het Duits gekozen heeft voor Krieg, dat wij ook hebben, bijvoorbeeld in Boerenkrijg.

    Zit in die wirwar ook ons (w)oor? Wat dan met log? Evidente verwijzingen zie ik niet, je moet al ver gaan zoeken, bij looi en los en ver-lies en het Griekse luein, losmaken, maar dan zijn we aan het gissen en ons misschien ook aan het ver-gissen.

    Ik vrees dat ik u niet verder kan helpen.

    Dit is misschien een gelegenheid om erop te wijzen dat het Etymologisch woordenboek van het Nederlands voor de meesten onder ons onbereikbaar is en dat ook wel zal blijven. De gedrukte versie, die in delen verschijnt, is quasi onbetaalbaar: € 55 per deel en we zijn met deel 2 nog maar aan Ka. Voor de elektronische versie heb je een abonnement nodig, ten minste € 25 per jaar, want de prijs stijgt bij het verschijnen van een nieuw deel. Waarom ons tweemaal laten betalen? Het project wordt uitgevoerd door instellingen die volledig door de gemeenschap gesubsidieerd zijn, zoals onze universiteiten in Nederland en Vlaanderen, en die bovendien nog eens extra middelen krijgen voor dit project van weer andere integraal gesubsidieerde instellingen, zoals onze academies. Een schande eigenlijk en een gemiste kans tot volksopvoeding.


    19-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lichaam en geest, niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst drijven bij mij vragen naar boven over het geheel dat we zo vaak opdelen in twee. Een dichotomie, heet dat, van het Grieks dicha, ‘in twee’; twee is in het Grieks dis; en tomein, snijden. Ik las een stukje van Gerard Bodifée over dat onderwerp en bleef met vele vragen zitten.

    Door de hele geschiedenis heen heeft de mens getracht om het denken en voelen waarvan hij zich bewust is, een naam te geven, een plaats, een taak. Ik denk, dus ik ben, maar ook: ik heb lief, dus ik ben, er zijn maar weinig gemoedstoestanden waarin men zich zo bewust is van zijn bestaan als bij het verliefd zijn. Maar wie of wat is dat ik? Men voelde aan dat denken en voelen iets anders is dan het materiële, dat het aan andere wetten onderworpen is en andere mogelijkheden biedt. Het leek wel alsof er in ons beperkt lichaam een veel vrijere ‘geest’ aanwezig is. Dat was de interpretatie die in de oudheid en de middeleeuwen gebruikelijk was; het is pas met de opkomst van de wetenschap dat men proefondervindelijk vaststelde dat die geestelijke activiteit zich in de hersenen afspeelt. Ook vandaag nog blijft die hersenactiviteit grotendeels mysterieus: we weten er al heel veel over, maar waarschijnlijk is dat nog uiterst weinig van wat men erover kàn weten. Toch kunnen we zeggen dat de ‘geest’ in feite datgene is wat de hersenen doen; er is geen kaboutertje dat in ons lichaam huist, geen spook of denkbeeldige persoon, nee: wij zijn ons lichaam; ons bewustzijn, in de ruimste betekenis van het woord, is een functie van onze hersenen.

    Ik benadruk: in de ruimste betekenis van het woord, want vaak stelt men de hersenactiviteit gelijk met het rationele denken. Maar dan moeten we voor de gevoelens, de emoties, de opwellingen, het irrationele, het dromen, verlangen, verliefd zijn, haten… een andere plaats geven, en het hart is daarvoor dan de eerste kandidaat, naast de gal en de lever in sommige oude en nieuwe alternatieve benaderingen. Maar het hart is een spier en totaal onmachtig om dat soort activiteiten te ontplooien. Nee, het speelt zich allemaal af in de hersenen.

    Het is ook niet zo dat de hersenen als heer en meester over het lichaam heersen, althans niet als een bewuste activiteit. Er zijn mensen die hun hartslag en hun lichaamstemperatuur actief kunnen beïnvloeden, maar dat zijn uitzonderingen en zoiets kan enkel na veel oefening, zoals je ook pas na jaren oefenen kan koorddansen. De hersenen regelen onze lichamelijke functies, maar dat gebeurt in zeer belangrijke mate onbewust. Als we ons zouden moeten bewust zijn van hoe we lopen, dan zouden we niet ver geraken, zoals iedereen weet die revalidatie heeft moeten doen. Net zo met praten, trouwens. En naast die onbewuste of autonome handelingen en taken van ons lichaam, zijn er inderdaad ook gevoelens en gedachten en dromen die spontaan opwellen, of we dat nu willen of niet: aan verliefd worden kan je niet veel doen, het is een coup de foudre; je kan iemand spontaan een kus geven, maar ook even onweerstaanbaar een draai om de oren…

    Anderzijds bieden onze hersenen wel de mogelijkheid om keuzes te maken, om nà te denken voor we iets doen. Je kan je bewust worden van je verliefdheid en eraan toegeven, het gevoel koesteren en het voorwerp van je gevoelens trachten te benaderen, of integendeel van je ‘hart’ een steen maken en zeggen: het is mooi, maar het heeft geen zin en het zal wel overgaan. Je kan je woede onderdrukken en het bij een rake opmerking houden of gewoon je mond houden.

    Waarom we de dingen doen is trouwens meestal verre van duidelijk. In onze hersenen spelen miljoenen elementen een voortdurend spel van onderlinge beïnvloeding, honderd miljard neuronen wisselen met de snelheid van het licht informatie uit en het resultaat is, zoals we al eerder zegden, onvoorspelbaar in de individuele mens en met enige waarschijnlijkheid voorspelbaar als het gaat om grote aantallen of gemiddelden.

    Toen ik aan de universiteit studeerde, dacht ik veel na over intuïtie, omdat ik toen en nu nog zeer intuïtief denk en leef. Ik ga af op wat in mij opkomt. Gedachten en gevoelens komen en gaan als rijke geschenken, als lastige opgaven of snerpende pijn, maar ik probeer ze ruimte te laten, me er niet tegen te verzetten, ze mogen er zijn, want ze zijn mij en ik ben hen. Van Dale omschrijft intuïtie als een inzicht dat men heeft door een soort van innerlijke waarneming, niet door redenering. Dat is praten in het luchtledige, want wat is die ‘onmiddellijke innerlijke aanschouwing’? Je moet het eens uitproberen bij gelegenheid. En toch weten we allemaal wat intuïtie (van het Latijn in + tueri: in-kijken) is: het is een inzicht dat zich spontaan aanbiedt, een gevoel dat iets zo is en niet anders, een snelle conclusie die met grote gedachtesprongen bereikt wordt, niet na lang gepalaver of knagende twijfels. Een coup de foudre met de snelheid van een Franse bliksem (van het Latijn fulgur). Maar intuïtie is niet on-redelijk, niet irrationeel, net zomin als verliefd worden dat is. Het zijn diezelfde hersenen die aan het werk zijn en die een oplossing aanreiken die als betrouwbaar wordt ervaren: die ladder staat zo stevig genoeg; ik moet hier rechtsaf; dat lijkt me een betrouwbaar persoon; die aandelen moet ik nu verkopen; deze situatie is onhoudbaar; ik heb gelijk! alleen weet ik niet meteen waarom, in elk van die gevallen.

    In wat ik te horen kreeg in de cursussen ontbrak elke intuïtie, meer nog, intuïtie was uit den boze. Bij de examens werd je verondersteld te herhalen wat in de cursus stond en het was een zeldzame prof die kon appreciëren dat je iets anders vertelde. Mijn werkinstrument bij uitstek, intuïtie gevoed door informatie en gekleurd door emotie, werd buitenspel gezet. Dat is wetenschappelijk denken in de slechtste betekenis van het woord: enkel wat verifieerbaar is, kwantificeerbaar, bewijsbaar volgens vooraf vastgelegde regels, is waar, heeft waarde. En ik studeerde wijsbegeerte en letteren, stel je voor, het domein bij uitstek voor de intuïtieve mens, de kunstenaar, de denker, de schrijver… Ik heb het daar niet lang uitgehouden.

    Dus geen dichotomie tussen lichaam en geest, of tussen hersenen en hart, of tussen rationeel denken en emoties, of tussen redenering en intuïtie.
    Le coeur a ses raisons que la raison ne connaît pas klopt dus niet, ons hart klopt in onze borst maar bloedt in onze hersenen.
    Er is geen onderscheid, er is alleen maar het ene en onverdeelbare, enige, eigene ik.




    18-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vilt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wie weet nog wat vilt is? Voor mannen is de hoed weer mode, en hoeden worden van vilt gemaakt. Biljarten, vooral de snookerversie, is ook heel populair en we spreken nog altijd van het groene vilt, als is het tegenwoordig ook wel eens blauw. Groene loden jagersjassen, zoals onze Koninklijke familie ze graag draagt als ze op hun buitenverblijf in de Ardennen zijn, dat is ook vilt. We kennen ook de viltstift: het puntje is een halfzachte stof die doordrenkt is met de inkt of kleurstof; oorspronkelijk was dat vilt en dat hebben we geweten, want die puntjes werden snel helemaal zacht, zodat er niet meer mee te schrijven viel.

    En wat is vilt dan? Hoe wordt het gemaakt?

    We moeten heel ver in de geschiedenis teruggaan voor de oorsprong van vilt. Archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat de mens al acht duizend jaar lang vilt maakt. Lang voor het weven en het breien werd op die manier textiel gemaakt voor kleding en andere toepassingen, zoals de bedekking en vloeren van tenten, zadels en zo meer.

    Men heeft de ‘ontdekking’ van vilt in mythen vastgelegd. Een ervan zegt dat de dieren in Noë’s ark met uitgevallen vezels van hun wol en pels, in combinatie met hun urine en hun getrappel een vilten mat zouden gemaakt hebben op de bodem van de ark. Een christelijke versie laat de ene of de andere heilige een lange voetreis maken om aan vervolging te ontkomen; om het stappen wat te verlichten legde de heilige wol in zijn sandalen; op het einde van de reis was die wol vilt.

    Uit die verhalen wordt al duidelijk hoe men vilt maakt: je hebt wol nodig, warmte, vocht en druk. Goede en vooral slechte huisvrouwen weten er alles van: als je een kledingstuk dat (gedeeltelijk) van wol gemaakt is té warm wast, krimpt het drastisch, de wol koekt ineen tot een stevige massa. Dat is dus vilt. De vezels van wol hebben de eigenschap om bij vochtige verhitting en druk te gaan draaien en samen te klitten.

    De eenvoudigste manier om vilt te maken is dus deze: stop wol en eventueel ook een gedeelte andere vezels die goed uiteen gehaald zijn in de wasmachine op de hoogste temperatuurstand en laat een paar keer het hele programma aflopen.

    Men heeft dus altijd wol nodig, ten minste 10% van het geheel; daarnaast kan men andere vezels gebruiken, zoals de haren van dierenpelsen, losgemaakt van de huid.

    Na het reinigen en het verwijderen van onzuiverheden is de eerste bewerking het kaarden. Wol, van een schaap bijvoorbeeld, bestaat uit vezels die sterk ineengekruld zitten; met twee planken met nagels erop kan men de wol kammen en de afzonderlijke vezels naast elkaar leggen in een soort dunne mat. Men legt verscheidene dergelijke matten op elkaar, met ten minste één mat die kruiselings op de andere ligt.

    De matten stoomt men en plet ze vervolgens onder een hete plaat of rol, tot de verschillende lagen één vaste massa vormen; dat noemt men het harden. De afmetingen in de breedte en de lengte van de matten zijn hierdoor niet beïnvloed, enkel de dikte.

    Het volgende proces noemt men vollen en daarin versterkt het vilten of ineenkoeken nog fel en krimpt men de matten tot de afmetingen die men nodig heeft. Dat gebeurt door de matten te bevochtigen met loog, zuren of gewoon warm water en ze dan stevig te bewerken, meestal in een volmolen, die ze hamert, wringt, draait en perst. Dan is het vilt klaar voor verdere afwerking: reinigen, kleuren, strijken en verder bewerken met allerlei stoffen die het uiteindelijke uitzicht bepalen, zoals dat ook in de wolverwerking gebeurt. Het grote verschil met alle andere textielverwerking ligt dus hierin, dat bij het vilten de vezels samenklitten in een natuurlijk proces, zodat er een stevige stof ontstaat, die men dan verder kan bewerken en dat zonder dat men de vezels spint en weeft of breit of vlecht.

    Vilt is een stof die men nog steeds gebruikt, al zijn er synthetische concurrenten, voor wieken, absorberende lappen, isolatiemateriaal tegen trillingen of warmte, vulling en verpakkingsmateriaal, afdichting en pakking (in de zeevaart), en ook voor het polijsten. In de papierindustrie gebruikt men vilt om het water uit de papierpap te persen. En natuurlijk maakt men hoeden en andere kledingstukken van vilt, en biljartlaken.

    Bij deze dank ik de vriendelijke jonge vrouw die me in onze tweedehandseboekenwinkel vroeg naar een boek over vilten. Dit is wel geen boek, maar het is een begin. Veel Nederlandstalige literatuur is er over dit onderwerp helaas niet te vinden.






    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!