Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (243)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    05-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.To be or not to be
    Klik op de afbeelding om de link te volgen











    “There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy” (W. Shakespeare, Hamlet).

    Volgens de kwantumfysica bestaan er, althans onder precieze laboratoriumomstandigheden, verbanden tussen entiteiten die ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn en die niet verbonden zijn in een causaal verband. Dat bewijst dat er onzekerheid is: de dingen kunnen anders zijn dan men verwacht op basis van de wetten van de gewone natuurkunde, anders dan zelfs Einstein dacht. Dat er dus andere wetten zijn die het universum regeren. Het venenum zit echter in de cauda van de uitzonderlijk zuivere omstandigheden waaronder dergelijke experimenten moeten plaatsvinden om die uitzonderlijke resultaten op te leveren.

    Het doet me denken aan sommige redeneringen van Freud, als verklaring van gedragingen van personen. Hij zocht naar gebeurtenissen die in hun voorgeschiedenis hadden plaatsgevonden. En hoewel er ogenschijnlijk geen verband bestaat tussen die vroege gebeurtenissen en hun huidig problematisch gedrag, vond Freud een verklarend verhaal dat beide verbindt.

    Het doet me ook denken aan dat beeld dat mij al zo dikwijls voor ogen gekomen is van een strikt geometrisch aangelegde tuin, waarvan men het patroon enkel kan vaststellen door het van op grote hoogte te gaan bekijken, of door het op te meten en het vast te leggen in een plan op kleinere schaal, dat het patroon duidelijk aantoont.

    Het is een fascinatie van de mens van alle tijden en plaatsen, denk maar aan de piramiden, aan de gigantische geometrische en andere patronen in Zuid-Amerika, aan tekeningen in de krijtrotsen in het zuiden van Engeland, aan reusachtige aangelegde doolhoven, aan bouwwerken aangelegd volgens planetaire normen, zoals Stonehenge. De mens maakt gebruik van zijn verstand om de wereld om te vormen volgens bepaalde theorieën, om te tonen dat hij dat kan.

    Het is de oude vraag van Platoons grot: is de werkelijkheid datgene wat we zien, of is wat we zien slechts een schaduwspel van een andere werkelijkheid die we moeten leren zien door op de juiste manier te kijken, door abstractie te maken en wetmatigheden te ontdekken in die werkelijkheid die aanvankelijk verborgen waren.

    Zijn er dan zaken die werkelijk anders zijn dan ze eruit zien?

    Voor een primitieve mens lijkt het erop dat de zon om de aarde draait. En primitieve mensen hadden we nog aan het hoofd van de katholieke kerk tot -ten minste- in Galileo’s tijd. Maar we hadden ook al heel vroeg mensen die vonden dat er iets niet klopte in die redenering en zelfs hun leven waagden om te zeggen: en toch beweegt ze, de aarde!

    Darwin leerde ons dat er een evolutie is in het leven op deze aarde, en dat wij daarvan deel uitmaken. Zijn ideeën stuiten nog steeds op verzet, nog steeds zijn er zelfs verstandige mensen die niet kunnen aanvaarden dat de mens geboren is uit dierlijke voorvaderen.

    Vladimir Nabokov reeds verfoeide Freuds leer, lang voor dat mode werd. Voor hem is de mens op een aannemelijke manier te beschrijven zonder gebruik te maken van de patronen van de psychoanalyse: het Ich, het Es, het Überich, de verdringing, het compensatiegedrag, de sublimering en zo verder, die ook nu nog voor zoveel mensen als zo echt bestaand aangenomen worden dat ze er hun geestelijke gezondheid op verwedden. En veel geld.

    Ik denk ook aan wat ik graag valse symmetrieën noem: wij spreken en denken graag in paren, voor elke enerzijds hebben wij graag een anderzijds, voor elke stroom een tegenstroom, voor elke positieve kant een negatieve, voor elk zwart een tegenovergesteld wit. En als er geen is, dan verzinnen we er wel een.

    Aber die Verhältnisse, die sind nicht so…

    Er zijn geen perfecte laboratoriumomstandigheden. Wij leven in een wereld waarin alles veel gecompliceerder en onvolmaakter is, en waarin het voorspellen van een resultaat écht onbegonnen werk is. Denk maar aan verkiezingsresultaten, of aan de capriolen van de beurs. Zelfs met de meest krachtige computers kan men maar nauwelijks iets voorspellen met enige nauwkeurigheid, of het nu het weer is, de politiek, de vooruitgang van de wetenschap, de toekomst van onze aarde, en zeker het gedrag van individuen of van groepen mensen.

    Mijn leraars in de humaniora die mijn vroegrijpe voorliefde voor Plato kenden en er zich tegelijk over verbaasden -welke humaniorastudent leest er nu overvloedig Plato als hij dat niet moet?- stelden mij dan een beetje plagerig de vraag: bestaat volgens Plato de werkelijkheid die wij zien? in de overtuiging dat ik hen zou antwoorden: neen, enkel de ideeën die erachter steken. Ik stelde hen teleur. Plato stond met zijn beide voeten op de grond en twijfelde er geen ogenblik aan dat die grond hem perfect zou dragen. Hij pleitte er wel voor dat wij naast onze directe waarneming en onze primaire aandriften ook ons verstand zouden gebruiken, onze mogelijkheden tot abstractie, van fijner denkwerk, zoals het afleiden dat de aarde om de zon draait uit zichtbare waarnemingen, maar dat kwam later, al wist men bijvoorbeeld al heel vroeg dat de aarde rond moest zijn en kon men ongelooflijk goed zons- en maansverduisteringen voorspellen op wetenschappelijke gronden.

    Bestaan de dingen die wij waarnemen echt? Loop eens tegen een muur, letterlijk, en vervloek de filosofen die u hebben doen twijfelen.

    Zijn de dingen steeds zoals ze er uitzien? Loop eens op het ijs van een diepe plas…

    Mogen we voortgaan op onze indrukken? Gelukkig wel, meestal toch. Maar je moet voorzichtig blijven en je verstand gebruiken. We hebben theorieën nodig, maar we moeten ze voortdurend in vraag stellen. En hoe eenvoudiger de verklaring, hoe meer kans dat ze juist is.

    Is er dan geen plaats voor poëzie? Is alles alleen wetenschappelijk verklaarbaar? En helemaal? Of is er in onze hemel en aarde toch meer dan wat onze filosofen en wetenschappers kunnen bedenken?

    Ruimte genoeg voor poëzie, natuurlijk, en gelukkig maar. Onze wereld is inderdaad zo complex dat alles eerder chaotisch gebeurt, en die onzekerheid biedt alle kans om de wereld op een niet-rationele manier te benaderen en zo de indrukken weer te geven van die chaos op een mens, of de mens. Maar we moeten ons ervoor hoeden om perfect rationeel verklaarbare zaken te omfloersen met onwetenschappelijke prietpraat, zoals de misleide aanhangers van de platte-aardetheorie die stellen dat Genesis letterlijk te nemen is. Wij lezen -heimelijk- graag onze horoscoop in de kranten en tijdschriften, ook al weten we dat onze geboortedatum geen invloed kan hebben op de gebeurtenissen die zich in de volgende week zullen afspelen. We lezen ook graag poëzie, ook al kan die niet helpen om ons geld op een veilige manier veel interest te doen opbrengen.

    Onzekerheid, chaos, onvolmaaktheid, het is onze vloek, onze wanhoop, onze depressie. Maar het is ook onze droom, onze poëzie, onze menselijkheid, die altijd medemenselijkheid is.


    03-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Spaanse Furie: Carmen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen




    De Spaanse furie: Carmen

    Zelfs als je helemaal niets van klassieke muziek weet, zijn er een aantal namen die je wel al eens gehoord hebt, en melodietjes die je toch herkent. Zo van: ha, Beethoven, tadadadà; dat is dan de Vijfde van Beethoven. Of de Vier seizoenen van Vivaldi, wellicht het meest bekende klassieke muziekstuk op dit ogenblik; vroeger was dat de Kleine Nachtmuziek van Mozart. En zo kent iedereen ook Carmen, de opera van Bizet, zeker als we een hint geven: Toreeeador… juist. Maar wie was die Bizet, en waarover gaat die opera, en is die nu nog te pruimen?

    Georges Bizet heeft maar een kort leven gekend. Hij werd geboren in Parijs in 1838 en stierf er al in 1875, amper 36 jaar oud. Hij had een zwakke gezondheid en was ook psychisch niet van de sterksten. Men zegt wel eens dat hij zich doodgewerkt heeft, of dat hij ten onder gegaan is aan de kritiek van zijn tijdgenoten. Allebei die veronderstellingen hebben hun grond van waarheid: hij was inderdaad altijd bezig en was nooit tevreden met minder dan de volmaaktheid; en de beroepscritici hadden maar weinig respect voor zijn werk. Zijn collega’s, andere musici dus, zoals Richard Strauss en Peter Tchaikovski, bewonderden hem ten zeerste, en ook kenners uit andere kunsttakken, zoals Nietzsche, ware fameus onder de indruk van zijn muziek. De erkenning bij het publiek zou er pas na zijn dood komen, helaas.

    Carmen was zijn laatste opera, en het was een moeilijke bevalling, zoals trouwens ook al zijn vroegere opera’s. De zangers vonden hun rol best leuk: je gaat op het podium staan en je zingt. Het koor was gewoon om een rol te spelen zoals de minder ambitieuze backing groepjes van vroeger: oeoeoe op de achtergrond. Bizet wou ze als echte acteurs laten optreden en ook wat moeilijker dingen laten zingen, en dat viel serieus tegen. Bovendien was het publiek van de Parijse opera gewoon om heel brave onderwerpen voorgeschoteld te krijgen, en dat is Carmen echt niet. Bizet had zoveel als hij kon rekening gehouden met de criticasters en had muziek geschreven die klaar en helder is en niet te ‘moeilijk’, met veel ritme… Hij zou zelfs gezegd hebben: als ze kitsch willen, dan zullen ze kitsch krijgen!

    Er waren maar 35 opvoeringen in Parijs in 1875 en dat is erg weinig voor die tijd; het jaar daarop waren er slechts 13. Ondertussen was Carmen echter aan een enorme internationale carrière begonnen, met stormachtige successen, bijvoorbeeld in Wenen. Toch duurde het tot 1883 voor Parijs opnieuw Carmen te horen kreeg; het succes was enorm: 1000 opvoeringen tussen 1883 en 1905. Sindsdien is Carmen een vast stuk op het repertoire van alle grote en kleine huizen. De muziek heeft haar weg gevonden tot in elke huiskamer, door de ontelbare versies die ervan gemaakt zijn, de ene al smaakvoller dan de andere.

    Laat ons even kijken naar het verhaal. Het is gebaseerd op een heel populaire novelle van Prosper Mérimée van 1845, maar voor de opera sterk en goed bewerkt door een duo ervaren tekstschrijvers. We volgen de vier bedrijven.

    We zijn in Sevilla. Een groep soldaten trekt de wacht op in de buurt van een tabaksfabriekje. Micaëla komt don José opzoeken, maar hij arriveert pas later, bij de aflossing van de wacht. Als de klok slaat komen de fabrieksmeisjes naar buiten voor hun lunchbreak en een sigaret; ze zijn een groot succes bij de; mannen, natuurlijk. Carmen, een zigeunermeisje, zingt een uitdagende aria waarin ze de liefde beschrijft als een rebelse vogel die niet te temmen is. Ze werpt een bloem naar de verbijsterde don José. De meisjes gaan terug aan de slag, en dan daagt Micaëla terug op. Ze heeft een boodschap van de moeder van don José, die overigens graag zou hebben dat die twee een paar zouden worden. Plots is er heibel in de fabriek: Carmen verwondt een van de arbeidsters. De soldaten worden erbij geroepen, en Zuniga, de dienstdoende officier, beveelt don José om Carmen naar de gevangenis te brengen. Carmen verleidt don José en hij laat haar ontsnappen.

    Tweede bedrijf. Carmen en haar zigeunervriendinnen maken plezier in de herberg van Pastia. Zuniga is daar ook, en hij vertelt dat don José een maand cachot gekregen heeft omdat hij haar liet ontsnappen, maar dat hij nu weer vrij is. Dan komt Escamillo binnen met zijn vrienden, de populaire stierenvechter. Carmen geilt hem niet op, maar laat hem toch hopen… Als al de bezoekers verdwenen zijn komen enkele zware jongens de plannen bespreken voor een smokkelpartij. Carmen verbaast de anderen door te weigeren mee te doen: ze is verliefd! Dan moet ze haar nieuwe minnaar maar overhalen om mee te doen, is de boodschap. Daarop komt don José binnen. Hij wordt feestelijk onthaald door Carmen, die voor hem danst. Maar als de trompetten schallen, zegt don José dat hij terug naar de kazerne gaat. Carmen reageert woedend en is ongevoelig voor de liefdesverklaringen van don José, die haar de bloem laat zien die hij tijdens zijn gevangenschap gekoesterd heeft. Als hij haar echt graag ziet, dan moet hij dat maar bewijzen door met haar me de bergen in te trekken met de andere boeven. Op dat ogenblik komt de officier Zuniga binnen, die ook al een oogje heeft op Carmen, en die stuurt don José naar buiten. Dol van jaloersheid valt hij Zuniga aan en heeft nu geen andere keuze dan met Carmen de bergen in te vluchten.

    Als het doek opgaat voor het derde bedrijf zijn de smokkelaars in de bergen. José en Carmen hebben weer een discussie. Als ze de kaarten leest, krijgt ze steeds de dood als antwoord, eerst voor zichzelf, dan ook voor José. De smokkelaars vertrekken, de meisjes moeten de douaniers afleiden. José blijft achter in het kamp. Plots daagt Micaëla op, vastberaden om met José op te trekken. Die bespeurt een indringer en vuurt een schot af. Het blijkt Escamillo te zijn, die een kogelgat in zijn hoed bekijkt. Hij is op zoek naar Carmen, die naar het schijnt haar minnaar beu is… Ze gaan elkaar met messen te lijf, maar als José de toreador wil doden, houdt Carmen hem tegen. Escamillo nodigt Carmen uit op de volgende corrida en vertrekt. Micaëla vertelt José dat zijn moeder stervende is. Zij vertrekken samen, en de jaloerse José spreekt dreigende woorden tot Carmen.

    Voor het vierde bedrijf zijn we weer in Sevilla, aan de arena waar het stierengevecht wordt gehouden. Escamillo daagt op met een feestelijk uitgedoste Carmen. Er zijn geruchten dat don José in de buurt is. De menigte trekt samen met Escamillo de arena in. Carmen blijft alleen achter en don José staat plots voor haar, smeekt haar om met hem mee te gaan. Carmen weigert, zegt dat ze niet meer van hem houdt, dat ze nog liever sterft en gooit woedend de ring weg die hij haar gegeven heeft. Ze wil naar Escamillo en met hem genieten van zijn triomf. José houdt haar tegen en steekt haar neer terwijl vanuit de arena het applaus voor Escamillo weerklinkt. Als de menigte naar buiten stroomt, vinden ze don José die zich op het levenloze lichaam van Carmen heeft geworpen.

    Dat is het verhaal, dus. Niks bijzonders: boy gets girl, girl gets other boy, boy kills girl, dertien in een dozijn. Mijn samenvatting slaat natuurlijk een en ander over, en hoe kan je bijvoorbeeld om een grap lachen als je er enkel de samenvatting van krijgt? De opera is bovendien een samenvatting van een stuk literatuur en je hoeft maar naar The Lord of de Rings te kijken om te weten wat een kloof er gaapt tussen het boek en de film. En toch is er iets met dit verhaal.

    Als boek was het een stormachtig succes, maar voor de opera vond men het te wreed (een moord), te onzedig (Carmen en haar minnaars), niet netjes (smokkelaars, arbeidsters die sigaretten roken en vechten, dansende en drinkende zigeuners). We zijn immers in de 19de eeuw, waar de mens (of althans de rijke bourgeois bovenlaag die naar de opera trok) zoveel beschaving heeft opgedaan dat hij niet meer mag laten zien dat hij ook nog van vlees en bloed is. Een boek kan je nog stiekem lezen, zoals wij vroeger Jan Cremer, Jef Geeraerts of Playboy, maar in de opera zie je wie er naast je zit, daar speel je een rol, vorm je een groep, het establishment, en die groep leidende burgers kan toch niet wild worden over een verhaal dat regelrecht ingaat tegen de bourgeois mentaliteit?

    Het verhaal stelt ons, zoals zoveel documenten uit die tijd, de tweespalt voor tussen gevoelens en verstand, tussen passie en rede. Maar hier gaat de sympathie naar Carmen, de vrouw die zich door niemand wil laten doen en die enkel haar passies volgt, wat de gevolgen ook zijn. Don José is de brave burger, een sergeant, die de bevelen van zijn overste moet volgen en voor de rest zijn bek houden. En als hij dan tot zijn eigen verbazing smoorverliefd wordt denkt hij dat het voor het leven is, terwijl het voor Carmen slechts duurt tot ze een nieuwe passie ontdekt. Onderhuids, en zelfs nauwelijks, is het ook een verhaal over seks al noemde men het toen l’amour. Enerzijds heb je Carmen, de wulpse zeer zelfbewuste en sensuele vrouw die van de liefde, zeg maar de pijn van de verliefdheid en de gloed en de passie van de verovering wil genieten, met heel haar hart en met heel haar lijf. Anderzijds heb je brave don José, die zich een bult schrikt als Carmen eens met haar kontje draait, die naar zijn brave maar waarschijnlijk net iets minder aantrekkelijke nichtje luistert en naar zijn arme moeder die in de achtergrond sterft van verdriet omdat haar zoon het slechte pad opgaat.

    Voor onze brave burgers was seks iets waarover je niet sprak in beschaafde middens, iets met de ogen toe in een kille slaapkamer met een brave, passieve echtgenote. Alhoewel… Die zelfde brave burgers waren ondertussen niet vies van een bezoek aan de rosse buurt, of van de diensten van het huispersoneel, of van een betaalde maîtresse maar dat was natuurlijk sub rosa, daarover werd niet gepraat, of toch niet officieel… Ze reden dus wel eens een scheve schaats, en dan nog het liefst met partners die moeilijk nee konden zeggen, omdat ze ook financieel gebonden waren.

    De officiële koffiedikkijker van deze generatie, ik bedoel oom Sigi, de Weense kwakzalver, de grote Freud, juist, heeft ons geleerd dat dat soort hypocrisie nergens goed voor is, dat je daar allerlei rare complexen kan van krijgen, en dat dat zelfs voor de maatschappij nare gevolgen kan hebben. Het heeft twee wereldoorlogen en miljoenen doden gevraagd eer sommige machtshebbers hun complexen kwijt waren, en je vraagt je af wat vandaag de dag sommige mensen bezielt als ze onder elke steen een tegenstander zoeken en een voorhamer om elke vlieg te vermorzelen.

    Terug naar Bizet. Hij heeft die tweespalt die ook in elk van ons aanwezig is gestalte gegeven in personages die ons direct aanspreken. Ze doen dat door wat ze zeggen, wat ze doen en, aangezien het een opera is, door de muziek die ze vertolken. Als je naar Carmen luistert, hoor je de passie exploderen, hoor je de verleiding zich in kronkels wringen. Als don José zijn liefde bekent, hoor je de vertwijfeling in zijn brekende stem. Als Escamillo over zijn exploten in de arena zingt, zie je de stier stampvoeten in het zand, de hete adem uit zijn hijgende neusgaten, bloed uit zijn schoften waar de banderilla’s diep in zijn vlees gehaakt zijn.

    De collega’s van Bizet bewonderden zijn vakkennis, zijn gave om gedachten en gevoelens op papier te zetten ten behoeve van vertolkers, die op hun beurt met hun métier het publiek een spiegel voorhouden en hen vragen: wie ben je? Carmen? of Micaëla… don José? of Escamillo… Waarvoor kies je: passie of verstand; genieten of berekenen. Dat is wellicht de reden van het succes van deze opera, steeds weer, voor elke nieuwe generatie. We zien de mogelijkheden van ons eigen leven voor ons uitgestald in een dramatisch conflict, met levensechte karakters, wars van hypocrisie en de gebruikelijke eufemismen van de klassieke opera van voor Verdi en het vérisme, met schitterende, spetterende, meeslepende muziek, in een heerlijke combinatie van goede literatuur en spannend theater, wat wil je nog meer?

    Een woord nog over het ‘Spaans’ karakter van de opera Carmen. De titel van mijn bijdrage is: de Spaanse furie. Oorspronkelijk was dat de naam die men gegeven heeft aan de verwoestingen en andere ongeregeldheden die de Spanjaarden, of althans hun katholieke huurlingen, aanrichtten toen ze Antwerpen veroverden ergens in de zestiende eeuw. Ik dacht dat het een goede omschrijving was van de figuur van Carmen. Maar Carmen is helemaal geen Spaanse, ze is een zigeunerin, en de Spanjaarden zelf zijn steeds de eersten geweest om dat onderscheid te maken. Bizet ging, zoals voor en na hem nog talloze componisten, graag te rade bij wat wij Spaanse muziek noemen, maar wat in feite zigeunermuziek is, flamenco, bijvoorbeeld. Men zegt dat de oorsprong van de zigeuners ergens in India zou liggen, en zo zien ze er ook wel uit, eerder dan Spaans. Zeker is ook dat de eeuwenlange aanwezigheid van de Arabieren op het Iberische schiereiland sporen heeft achtergelaten, net zoals de relatieve nabijheid van Afrikaanse ritmes. Dit krachtige mengsel werd aanvankelijk in de grotten van Andalusië vooral aan toeristen aangeboden, maar vond nadien zijn weg over heel de wereld, zowel via gehaaide impresario’s en flauwe televisieshows als door enthousiaste liefhebbers als bijvoorbeeld Wannes Van de Velde, alias Niño de Flandes, die tot in de details de complexiteit van deze volksmuziek analyseerden maar ook meesterlijk vertolkten.

    Het verhaal van Carmen is als een levenslied (Carmen betekent letterlijk trouwens: lied), met een lach en een traan, met moord en doodslag, met liefde en ontrouw, met levensechte mensen. Voor ons heeft ook dit levenslied een boodschap, als we willen luisteren. Mens zijn is leren dat er niet één antwoord is, maar vele, dat je je keuzes elke dag opnieuw moet maken, en dat niemand ooit met zekerheid kan zeggen waarvoor hij ’s anderendaags zal kiezen.

    Waar vind je Carmen op CD? Er zijn eindeloos veel opnames, nu ook op DVD. Het heeft geen zin om er een of andere uit te pikken als een aanrader, je kan eigenlijk niet verkeerd gaan. Loop even binnen in je bibliotheek en pik er een CD uit en geef je over aan de meeslepende muziek. In plaats van een discografie wil ik hier graag even stilstaan bij het verschijnsel DVD voor de opera. Ook ik heb onlangs de overstap gemaakt van CD naar DVD, en wat een ervaring! Operaliefhebbers vind je niet alleen in de operatheaters zelf; dat is immers een omslachtige en vrij dure bezigheid, en het succes is niet altijd gegarandeerd, want zelfs in onze uitstekende Vlaamse en Brusselse operahuizen vind je niet altijd de beste zangers en zangeressen.

    Vele operaliefhebbers zijn sinds vele jaren aan hun geluidsinstallatie gekluisterd, waar ze wegsmelten bij afgunstig gekoesterde plaatopnamen van Callas, Caruso of noem maar op; soms zie je ze smachtend en met tranen in de ogen naar die ene hoge C zweven, die alleen X (invullen naar believen) zó kan brengen. Ook een geliefd programma als ‘Opera en belcanto’, een erfenis van de Duitse bezetting, en recentelijk van BRT1 naar Klara verhuisd onder de trendy naam van Tosca (Donna? Clara?), heeft generaties wat vervreemd van die andere kant van opera, namelijk het theater. Als je filmbeelden met bijvoorbeeld Callas ziet, dan begin je te begrijpen waarom zij de passies zo kon doen oplaaien, ik bedoel de passies in de opera, die daarbuiten zijn een andere zaak. Nu we met de DVD uitstekende opnamen van prachtige opera’s op ons scherm kunnen toveren, krijgen we weer een volledig beeld van wat opera is: muziektheater.

    Ik had zeker al tien keer het verhaal van Arabella van Richard Strauss gelezen en vaak naar de muziek geluisterd, maar ik kon om de drommel niet voortvertellen waarover het verhaal ging. Na een namiddagvoorstelling met DVD in een luie zetel voor mijn TV werd alles opeens duidelijk en vanzelfsprekend ontroerend. DVD’s met opera zijn bovendien onbegrijpelijk goedkoper dan de parallelle CD, je krijgt dus de beelden gratis en betaalt nóg minder. Ik hoop dat ik het nog mag meemaken dat CD’s helemaal vervangen worden door DVD: ook voor gewone muziekuitvoeringen brengen bijvoorbeeld beelden van een orkest in volle actie of een solist, zoals bij de Koningin Elizabethwedstrijd (ook al zendt Canvas die niet rechtstreeks uit, een onvergeeflijke blunder), zoveel meer dan wat een CD kan brengen. Doe eens de proef: luister eens naar de Last Night of the Proms (de enige echte, in de Royal Albert Hall, niet in een of ander sportstadion, al zal dat ook wel zijn verdiensten hebben) of het Nieuwjaarsconcert uit Wenen, zonder de beelden. En dan met. Aha!

    Heb je opmerkingen, vragen of zelfs verwensingen: stuur eens een mailtje naar

    karel.d.huyvetters@pandora.be, en let op de puntjes.


    31-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Strange Fruit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Strange Fruit

     

    In 1937 zag Abel Meeropol, een Joods leraar in New York, een foto van het lynchen van Thomas Shipp and Abram Smith. Meeropol vertelde later dat de foto hem dagenlang door het hoofd gespookt had en hem er uiteindelijk had toe gebracht om er een gedicht over te schrijven, Strange Fruit. Meeropol was lid van de American Communist Party. Hij publiceerde het gedicht onder het pseudoniem Lewis Allan in New York Teacher en later ook het Marxistische tijdschrift New Masses.

    Toen hij Billie Holiday had zien optreden in de club Café Society, in New York, legde Meeropol haar zijn gedicht voor. Holiday was erdoor getroffen en samen met Meeropol en haar begeleider Sonny White maakte ze er de song
    Strange Fruit van. Haar platenmaatschappij wou het nummer niet uitbrengen, maar Holiday dreef door en het werd uitgebracht ‘buiten reeks’. Het haalde No. 16 op de charts in juli 1939, maar er was ook veel weerstand en kritiek bij de pers en bij radiostations die weigerden het te draaien.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vreemd ooft
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vreemd ooft

    De bomen in het zuiden
    dragen vreemde vruchten
    bloed op de bladeren
    en bloed aan de wortels

    zwarte lijven bengelen
    in de zuiderse bries
    vreemde vruchten hangen
    aan de populieren.

    Een landelijk tafereel
    in het gallante Zuiden
    uitpuilende ogen
    verwrongen mond

    de geur van magnolia
    zoet en fris
    en dan plots de geur
    van brandend vlees!

    Dit zijn vruchten
    waarvan de kraaien plukken
    waarvan de regen oogst
    waaraan de wind zuigt
    die rotten in de zon
    die vallen van de bomen
    dit is een vreemd
    en bitter
    ooft.


    werkvertaling van Karel

    26-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kreten en gefluister

    Kreten en gefluister

    Het is van alle tijden, wellicht: muzikanten die bij het musiceren geluiden voortbrengen die er eigenlijk niet bijhoren. We zullen een hele categorie van dergelijke kakofonie maar overlaten aan grote literatoren. Ik wil het hier enkel hebben over het kreunen, snuiven en neuriën dat je zo vaak hoort, zowel op ‘plaat’opnames als bij de uitzending van live concerten en recitals.

    Neem nu de sonates voor cello solo van J. S. Bach. Zowel Anner Bylsma als ‘Slava’ Rostropovitch gaan zo op in hun spel dat hun ademhaling duidelijk hoorbaar is, vooral het luidruchtig inademen door de neus.

    Kent Nagano is een bekende dirigent. Voor mij hoeft het echter niet meer: je kan geen opname met hem noemen waarop hij niet ongegeneerd meeneuriet, vaak boven de tutti van het orkest uit. En hij neuriet vàls. Stel je voor: de Metamorfosen van Richard Strauss met een knorrende Nagano als extra, of de Liebestot in Tristan und Isolde… en Kent.

    Ik maak je echt niets wijs. Laatst kon ook onze nationale maar graag in Parijs wonende René Jacobs zich niet inhouden bij het dirigeren van Mozart. Hij meende bovendien er goed aan te doen om Wolfgangs partituur bij te werken, en allerlei versieringen toe te voegen aan aria’s die ons sinds ze geschreven zijn onveranderd overgeleverd zijn. Jacobs is een groot musicus, en we moeten die koesteren. Maar Jacobs is geen Mozart, dat zal hij wel met mij eens zijn.

    Toen destijds Glenn Gould zijn opnames maakte, bijvoorbeeld van de Goldberg-variaties van Bach, kon je hem heel duidelijk horen mee-genieten diep in de keel of hoog in de neusholte. Hij kon wél toon houden, dat wel, maar de kritiek, bijvoorbeeld in Luister, kon er niet mee om: heiligschennis! vond men. Bach is heilig, een simpele vertolker mag ten hoogste precies dat doen: vertolken, en niets meer, moet voor de rest onzichtbaar en onhoorbaar zijn, zodat het sublieme kunstwerk als een bovennatuurlijk monument ten hemel stijgt, zonder een spoor van de al te menselijke vertolker.

    Bij Gould was het een systeem, hij deed het altijd en overal. Overigens was hij een regelrechte freak: steeds dezelfde tuinstoel als pianokruk, smetvrees, publieksfobie, maniakale opnamefanaat. Dus enerzijds streven naar de perfectie, het smetvrije, anderzijds lustig meeneuriën, zij het in optimale akoestische omstandigheden.

    Bij Nagano is het een slechte gewoonte, neem ik aan. Maar waarom slikken wij dat? Zo’n opvoering van bijvoorbeeld een symfonie van Mahler moet ongelooflijk veel geld kosten. De Cd’s die daarvan gemaakt worden zijn ook niet goedkoop, en het is zeker niet de prijs van het plastic schijfje die daarvoor verantwoordelijk is. En toch is er blijkbaar niemand die aan de dirigent durft vragen zijn bek te houden.

    Vreemd toch. Als er een stoel kraakt, wordt het hele tweede gedeelte van Bruckner’s Zesde overgedaan, koste wat het wil. Als Magdalena Koczena een intonatie nóg intiemer wil, gaat ze terug de studio in voor nog een poging. Maar Nagano bromt en kreunt erop los. Bij het beluisteren van de opnames moet hij en de hele crew dat toch ook horen? Ik begrijp het werkelijk niet. Ik kan er nog inkomen dat een solist in het engagement van de uitvoering af en toe eens hoorbaar aanwezig is, wellicht is dat onvermijdelijk. Maar af en toe gaat het te ver. En ook geen recensent, schriftelijk of op de radio die daarover valt, terwijl ze zich op zondagnamiddag urenlang bezighouden met het vergelijken van zelfs de kleinste details en de fijnste nuances van oude en nieuwe opnames. Het lijkt wel een complot, of een test om te zien of er nu echt nergens een melomaan is die zegt: tiens, die opname met Nagano, dat is toch vreemd…

    Het doet me denken aan een CD met klavecimbelmuziek van Bach die ik jaren geleden kocht, omdat hij een 10 had gekregen in Luister. Van bij de eerste noten was al duidelijk dat er iets aan de hand was: een van de snaren was slecht opgespannen, of er zat een vreemd voorwerp tegenaan, in alle geval klonk die noot niet als de andere. Als luisteraar zit je je al gauw dood te ergeren, je geest dwaalt af van de muziek naar elke volgende verschijning van die ellendige valse noot. Pas een jaar of zo nadien verscheen er een kort naschrift in Luister: ze hadden het bij nader toe-luisteren ook gehoord… Te laat, natuurlijk, de Cd’s waren verkocht en gekocht, helaas. Dat men dat bij de opname niet gehoord had: Gustav Leonhardt niet, de klankregisseur niet, de opnametechnici niet, de klavecimbelstemmer niet…

    Muziek gedijt in stilte.


    24-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kindertotenlieder


    Kinderdoodliederen

    Friedrich Rückert – Gustav Mahler

    I

    Straks wil de zon weer opgaan in al haar pracht,
    Alsof de nacht geen onheil bracht.
    Het onheil trof slechts mij alleen,
    De zon, die schijnt voor iedereen.

    De nacht moet men niet in zich verdringen,
    Doe hem in het eeuwige licht verzinken.
    In mijn tent is een schamel lampje nu gedoofd,
    O, licht, vreugde van de wereld, wees geloofd!

    II

    Nu zie ik in waarom jullie ogen op zo menig ogenblik
    Zo’n donkere vlammen over mij sproeiden,
    Alsof jullie gevat in een enkele blik
    Hun ganse macht tezamen boeiden.

    Helaas heb ik niet beseft, door de nevel die me omwond,
    En door het verblindende lot bevangen,
    Dat hun straal zich reeds op de terugweg bevond,
    Naar de plaats van waar alle stralen stammen.

    Dit wilden jullie met uw lantaarns mij uitgelegd:
    Graag wilden we altijd dicht bij je zijn,
    Maar het Noodlot heeft ons dat ontzegd.
    Kijk ons toch aan, want straks zijn we verre.
    Wat voor jou in deze dagen nog onze ogen zijn,
    Zijn in nachten die komen voor jou slechts sterren.

    III

    Als door de deuropening
    je moedertje naar binnen komt
    met het schijnsel van de kaars
    dan is het voor mij zoals het altijd was,
    toen je mee naar binnen kwam
    haar achterna glipte,
    in de kamer zoals toen.
    In de cel van je vader
    was jij die straal van vreugde
    veel te snel gedoofd.

    Als je moedertje
    door de deuropening
    naar binnen treedt
    en ik draai mijn hoofd
    en kijk haar tegemoet
    dan is het niet haar gezicht
    dat mijn blik het eerst treft
    maar die plaats
    lager bij de drempel
    waar je lieve gezichtje was
    als je laaiend van vreugde
    mee naar binnen trad
    zoals toen, mijn dochtertje.

    IV

    Vaak denk ik nog
    je bent maar even weg
    straks ben je weer thuis
    een heerlijke dag vandaag
    ik ben niet bang
    je hebt even een omweg gemaakt
    dat is al.

    Je bent maar even weg
    je komt wel weer naar huis
    waarom ben ik dan zo bang
    een heerlijke dag vandaag en
    jij trok naar die heuvel daar.

    Je bent ons voorgegaan
    dat is al
    je komt niet meer naar huis
    eens halen we je in
    op die heuvel daar
    in het volle zonnelicht
    heerlijk is dan de dag
    op die heuvel daar.

    V

    Met zo’n gedonder, in zo’n buien
    zond ik de kinderen nooit naar buiten;
    Men heeft ze naar buiten gedragen
    Zonder me daarover iets te vragen.

    Met zo’n gedaver, in zo’n buien,
    liet ik de kinderen nooit naar buiten;
    Ik was bang dat ze ziek zouden worden,
    Nu zijn dat vergeefse woorden.

    Met zo’n gedreun, in zo’n buien,
    mochten de kinderen nooit naar buiten;
    Ik was bezorgd dat ze morgen hun dood zouden halen,
    Daar moet ik nu niet meer om malen.

    Met zo’n gekletter, zo’n gedonder, in zo’n buien
    Rusten ze als in hun moeders huis en
    Niet bevreesd voor stormweer,
    beschut in de hand van de Heer.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kindertotenlieder


    Kindertotenlieder

    Het muziekstuk dat ik u wil voorstellen, ligt me na aan het hart. Al vrij vroeg trok het mijn aandacht, toen ik het toevallig hoorde op de radio. De titel spreekt zeer direct aan: “Kindertotenlieder”. Geen banaal onderwerp, eerder een thema waarop ook nu nog vele taboes rusten. Later, toen ik zelf kinderen had, voelde ik dat nog beter aan. Enkele aangrijpende vertolkingen, zeker die van onze nationale en dus helaas totaal miskende alt Ria Bollen, maakten dat deze compositie een speciale plaats kreeg in mijn lijstje van dierbaarste muziekstukken.

    Het gaat om vijf gedichten bij het afsterven van kinderen, op muziek gezet voor zangstem en orkest of piano.

    De gedichten zijn geschreven door Friedrich Rückert, een Duitse dichter uit de streek van Coburg, waar ook ons koningshuis oorspronkelijk vandaan komt: Saxen-Coburg-Gotha. Dat is in het noorden van Beieren, helemaal in het oosten van Duistland, in de richting van Tsjechië. Hij leefde van 1788 tot 1866 en was in zijn tijd zeer bekend als dichter. Hij was leraar en doceerde later ook aan de universiteit. Zijn specialisme was het Oosten, zowel het Midden-Oosten als het verre, dus zowel de Arabische wereld als India, China en Japan. Hij was op dat punt autodidact, dat wil zeggen dat hij het grootste gedeelte van wat hij wist zelf had opgezocht, zonder ooit op school of universiteit daarvoor geleerd te hebben. En hij was werkelijk heel begaafd, hij kende verscheidene oosterse talen, wat hem in staat stelde om veel van die literatuur, die toen vrijwel totaal onbekend was in Europa, in vertaling te brengen. Zo vertaalde hij ook de Koran.

    In het gezin werden tien kinderen geboren, wat toen niet ongebruikelijk was; er waren drie meisjes en zeven jongens. Karl Julius werd geboren in 1832 en stierf na een paar dagen. Ernst was geboren in 1829 en stierf in 1834; Luise leefde van 1830 tot 1833. In 1831 stierf ook zijn vader, en in 1835 zijn jongste zus, Maria, 25 jaar oud. Het waren dus zware jaren voor de familie.

    Na zijn dood in 1866 ontdekte men in zijn papieren een groot aantal gedichten, geschreven rond 1834 en gewijd aan zijn overleden kinderen. De gedichten, die we nu Kindertotenlieder noemen, werden pas in 1872 uitgegeven, eerst 425 gedichten, dan nog eens 18. Er zijn er erg korte bij, slechts een tiental regels, maar ook vrij lange. Ze geven de gevoelens weer van de ouders, brengen herinneringen aan de jonge kinderen, proberen het diepe leed te verwoorden en te verwerken.

    Vandaag zijn die gedichten enkel nog bekend door de verwerking van vijf ervan in een compositie van Gustav Mahler, met dezelfde titel: Kindertotenlieder. Mahler schreef er drie in 1901 en nog eens twee in 1904, toen ze samen werden gepubliceerd en opgevoerd. De gedichten, die ik hierbij in mijn eigen werkvertaling geef, lijken nu wat verouderd, maar spreken toch nog aan, door hun eerlijkheid, door de zuivere gevoelens en de treffende beelden. Maar wat Mahler ermee deed, is wonderbaarlijk. Hij kon ze verheffen tot subtiele, gesublimeerde meesterwerken, die ook de moderne mens intens beroeren en diep verrijken. Wie de moeite doet om te luisteren en zich openstelt voor wat Mahler met het orkest en de menselijke stem voor ons schildert, wordt niet teleurgesteld en vindt een schat voor de rest van zijn leven, wat de Grieken een ktèma eis aiei noemden, iets wat je altijd bijblijft.

    Gustav Mahler is een van de groten van de moderne muziekgeschiedenis. Hij was dat al tijdens zijn leven, maar de Nazi’s hadden het niet op hem begrepen: hij was een Jood, ook al had hij zich bekeerd, omwille van zijn carrière of uit overtuiging, wie zal het zeggen. Het mocht niet baten: zijn muziek werd tot de ‘ontaarde’ muziek gerekend en verboden. Het duurde tot rond 1960 voor hij weer ruimer in de belangstelling kwam, en bij het einde van de twintigste eeuw was zijn genie overal erkend en werd hij een van de meest gespeelde componisten. Vandaag de dag zijn er talloze opnamen van al zijn composities en wordt hij elke dag wel ergens live opgevoerd, en op de radio kan je hem ontelbare keren per dag horen.

    Het leven van Mahler mogen we gerust stormachtig noemen. Hij leefde in die periode rond de eeuwwisseling tussen de 19de en de 20ste eeuw, een ongelooflijk vruchtbare periode en turbulente smeltkroes voor zowat alle kunsten en de hele beschaving, in wat toen het cultuurcentrum van de wereld was: midden-Europa, wat nu Duitsland is, Oostenrijk, Hongarije, en heel wat van de aangrenzende landen, met als onbetwiste hoofdstad Wenen. Hij werd geboren in 1860 en stierf in 1911. Hij begon als begaafd pianist en dan als hulpdirigent ergens in een provinciestadje. Al snel begon hij ook te componeren en ook meer te dirigeren, en wel voor steeds belangrijker orkesten. En dat heeft hij zijn hele leven gedaan. Componeren deed hij tijdens de zomervakanties, in de afzondering en de rust van de bergen, ongestoord, niet afgeleid en volledig geconcentreerd op wat hij deed. De rest van het jaar was hij opgeslorpt door het jachtige leven van het dirigeren, zowat overal ter wereld, ook in Amerika. Hij had de leiding over de meest beroemde orkesten en operahuizen, en ze zullen het geweten hebben, want Mahler was geen gemakkelijke man, niet voor zichzelf en dus ook niet voor anderen. Zijn verwachtingen voor inzet en kwaliteit waren veel hoger dan toneelmeesters, muzikanten en solisten gewoon waren, en compromissen maken deed hij niet, voor niemand, ook niet voor de keizer: het was niet ongebruikelijk dat een aantrekkelijke zangeres ‘slapend’ haar weg naar de top probeerde te maken, en een aanbeveling van de keizer gold als een bevel. Niet voor Mahler dus: alleen de beste artiesten kregen een kans, en enkel als ze bereid waren tot het uiterste van hun kunnen te gaan. Geen wonder dat hij verschillende jobs na korte tijd moest opgeven of daar zelf voor koos. Met zijn professionalisme, dat model staat voor wat wij vandaag voor vanzelfsprekend houden, was hij zijn tijd ver vooruit.

    Al stond hij dan aan de wereldtop van het muziekleven, het leven was vaak ook hard voor hem. Hij trouwde in 1901 met Alma Schindler, die twintig jaar jonger was dan hij, en zelf ook een meer dan gewoon begaafd artieste. Hun huwelijksleven was al even stormachtig als zijn carrière. Hun dochtertje stierf in 1906, en dat heeft hen allebei zeer zwaar getroffen. (Een andere dochter van Alma Mahler, uit haar tweede huwelijk, met Walter Gropius, die later beroemd werd als Bauhaus-architect, stierf op achttienjarige leeftijd, en voor haar schreef Alban Berg zijn heerlijk vioolconcerto ‘als herinnering aan een engel’.) Met zijn gezondheid ging het zelden goed: hij was gewoon overwerkt en meestal depressief, je zou voor minder. Hij stierf in Wenen, amper vijftig jaar oud.

    Over zijn andere composities kunnen we het op een andere keer hebben. Hij schreef tien symfonieën, vaak voor enorme orkesten, zoals de achtste, die de bijnaam kreeg ‘die van de duizend’ omdat bij de eerste opvoering zoveel koor- en orkestleden op het podium stonden. De menselijke stem fascineerde hem: hij schreef nog meer lied-cyclussen en haalde de gezongen muziek ook binnen in zijn symfonisch werk.

    Wie van muziek houdt, houdt ook van Mahler, zo eenvoudig is dat.


    17-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zelfdoding

    Zeven jaar geleden overleed Arne, de zoon van Lut uit haar eerste huwelijk. Hij ging uit het leven door zelfdoding.

    Enkele maanden na zijn overlijden zagen we een aankondiging over een gespreksgroep voor nabestaanden van personen die door zelfdoding zijn gestorven. Het initiatief kwam van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg De Pass-ant in de voormalige Sint-Geertrui-abdij in Leuven.

    Wij zijn daar naartoe getrokken, en wij gaan nu nog elke maand naar die bijeenkomsten, omdat ze ons deugd doen.

    Ondertussen is er een specifieke groep voor ouders van kinderen die door zelfdoding overleden zijn, want dit is een specifieke problematiek, en je hebt het meest steun aan mensen die hetzelfde hebben meegemaakt als jij.

    De gesprekken verlopen in een zeer open, ongedwongen sfeer, er is geen vast schema, niemand wordt verplicht tot iets, iedereen is vrij om aan het woord te komen, of niet… De groep is niet groot: acht, soms eens tien mensen, gehuwd, samen met de partner of alleen, gescheiden, alleenstaand. De kinderen die ons verlaten hebben waren jong of al volwassen, voor sommigen is het pas gebeurd, voor anderen vele jaren geleden. Sommigen komen een aantal keren en blijven dan weg. Anderen blijven langer.

    Wij vertellen over onszelf en onze kinderen, over wat er toen gebeurd is, hoe het ons nu gaat, we luisteren zeer geduldig naar elkaar en proberen te begrijpen, mee te voelen. Het is een soort van asielmoment, waar we onder lotgenoten onszelf kunnen zijn, zonder dat iemand aanstoot neemt aan onze woorden, onze tranen, waar ons leed en onze gevoelens normaal zijn, vrij van menselijk opzicht of valse schaamte. Een plaats van herinnering, verdriet en ook van troost.

    De vergaderingen vinden plaats meestal op de derde donderdag van de maand, van 19 tot 21 uur. Men kan op elk moment aansluiten. Er wordt een minieme bijdrage in de kosten gevraagd, voor de koffie, thee of frisdrank.

    Inlichtingen bij de begeleider, nik.gheysen@cob-pass-ant.be


    16-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Glazenier Staf Pyl


    Staf Pyl is glazenier.

    Een prachtig woord, dat: glazenier. Wat hij doet is glasramen maken. Of liever, hij heeft dat heel zijn leven gedaan, maar nu is hij 83 en het gaat hem niet meer zo goed af. Ik leerde Staf Pyl kennen door Lut. Hij was een vriend van de familie sinds haar jeugd.

    Wij kennen glasramen van in onze kerken. In de beste gevallen, denk aan Chartres en zo, zijn dat monumentale vensters in gotische kathedralen, opgevuld zijn met uiterst fijn uitgewerkte structuren in steen, als een kantwerk, en de open ruimtes daarin worden opgevuld met gekleurd glas, gevat in lood. Meestal wordt dat glas ook nog eens bewerkt, er worden figuren op geëtst, en zo krijgen we dan afbeeldingen uit de bijbel, allegorische voorstellingen en zo meer. Soms zijn het ook gewoon geometrische figuren.

    Staf Pyl heeft in een aantal Vlaamse kerken, kapellen en publieke ruimtes glasramen gemaakt, vaak ook erg grote. De voorstellingen zijn de traditionele religieuze motieven: een kruisweg, de apostelen, de sacramenten, soms ook meer algemeen menselijke thema’s. De Christus Koning-kerk in Sint-Niklaas en de stedelijke bibliotheek aldaar zijn een goed voorbeeld. Als het buitenlicht goed is, op een zonnige dag, dan komen die enorme glasramen tot leven, een buitengewone ervaring.

    Maar hij heeft ook andere werken gemaakt, meestal kleiner van omvang, schilderijen als het ware, maar dan met soms uiterst kleine stukjes glas, in ragfijne lijnen van zacht glanzend lood. Deze werken komen het best tot hun recht als ze belicht worden door kunstlicht, als ze voor een soort lichtbak gemonteerd worden. Zo zijn ze trouwens ook ontstaan. Vaak zijn het abstracte werken, met verfijnde allusies naar bloemen, bomen, huizen…

    Staf Pyl doet alles zelf: het ontwerp, de tekening, de kleuren, dan het ontwerp op ware grootte, dan het kiezen en het snijden van het glas en ten slotte het monteren van het glas in het lood. Enkel zijn vrouw, Yvonne, staat hem bij. Geen sprake dus van het doorspelen van een ontwerp aan een atelier, zoals dat nu vaak gebeurt. Staf is een kunstenaar en een ambachtsman, bij hem is dat hetzelfde, je kan het ene niet zijn zonder het andere.

    Het glas dat hij gebruikt is heel bijzonder, niet zomaar wat gekleurd glas natuurlijk. Het gaat om met de mond geblazen glas, een artisanaal product, erg duur dus. De rijkdom, de diepte, de helderheid en de subtiele schakeringen van de kleuren zijn verbazingwekkend. En Staf weet die kleuren te combineren zoals de Vlaamse primitieven of de impressionisten.

    Als je nog nooit iets van hem gezien hebt, dan heb je iets gemist. Zijn werk is werkelijk adembenemend goed.

    Maar veel van zijn kleinere werken zijn in privé-bezit en dus kunnen alleen de gelukkige eigenaars en hun vrienden en kennissen ervan genieten. Af en toe is er een tentoonstelling, soms samen met anderen, soms ook enkel werk van Staf.

    Dezer dagen is er in de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Sint-Niklaas zo’n tentoonstelling, nog tot 23 maart. Je kan de kerk niet missen: het grote vergulde Mariabeeld schittert van kilometers ver boven de stad. Er is ook een spectaculaire ondergrondse parkeergarage onder de grootste markt van het land, vlakbij. Open op woensdag, donderdag en vrijdag van 19-21 uur, op zaterdag en zondag van 15 tot 18 uur, toegang gratis. Op 25 maart is er een evocatie ‘Licht in kleur’, met poëzie, muziek, lichtspel en dia-voorstelling, inkom 5€, 4€ voor senioren.

    Als je eens echt iets moois wil zien, dan is dit een unieke gelegenheid.


    14-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pas gelezen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Martin CRUZ SMITH, Gorki Park (1981), Polar Star (1989), Red Square (1992)

    Michael CONNELLY, The Poet (1996)

    Ik ben niet echt een fan van thrillers of detectiveverhalen.

    Anderzijds is dat een genre dat zich gemakkelijk laat lezen, en in sommige gevallen is ook de taal en stijl de moeite waard, wat het leesplezier natuurlijk nog verhoogt.

    Recentelijk las ik drie van de vijf boeken die Martin Cruz Smith schreef met als hoofdfiguur de Russische detective Arkady Renko. Ik was zeer aangenaam verrast door de combinatie van het spannende verhaal, de meesterlijke beschrijving van het kader, het bloemrijke taalgebruik, de sociale analyse van het einde van het roemloze verval van de Sovjet-Unie en de chaotische geboorte van het nieuwe ondernemende Rusland. Bovenal was ik onder de indruk van de scherpe opmerkingsgave van de auteur, zowel wat psychologie en de uiterlijke verschijning van de menselijke personages betreft, als in de beschrijving van het landschap, het weer en de seizoenen, de straten en appartementen, technische installaties etc. Het zijn boeken die door en door ‘researched’ zijn en dus zeer geloofwaardig overkomen, en daardoor ook blijven boeien, want je krijgt steeds weer een ander aspect te zien, je leert voortdurend bij, vaak ongemerkt, want het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend.

    Ik ben wel een fan van John Le Carré, ik heb alles gelezen wat hij geschreven heeft, en dat al meer dan dertig jaar lang. Als ik Cruz Smith met Le Carré vergelijk, en dat dringt zich wel op, dan moet ik bekennen dat hij zeer dicht in de buurt komt, en dat hij zelfs een streepje voor heeft in de levendige beschrijving van de omgeving waarin het drama zich afspeelt.

    Michael Connelly is vooral bekend van zijn thrillers met Harry (Hieronymus) Bosch als hoofdfiguur. Daarvan heb ik er nog geen gelezen, maar zopas wel The Poet. Hier zijn we echt wel bij de bestsellende thriller. Waar Cruz Smith het moet hebben van de psychologie van zijn hoofdpersonages, gaat het hier om de straffe toeren, de vreselijke gebeurtenissen, de freaks, zeg maar, en de merkwaardige omkeringen en verrassende wendingen van het verhaal. Het is natuurlijk zeer goed geschreven, maar het is meer een reportagestijl, zonder veel franje. En wat die verhalen betreft: we zijn natuurlijk veel gewoon, vooral door film en TV. Ik kon me niet ontdoen van de indruk dat de auteur de verfilming al op het oog had. En daar ligt het verschil met Le Carré en Cruz Smith. Die doen met alleen maar woorden zoveel meer dan wat zelfs uren dure film niet kunnen, namelijk je verbeelding op gang brengen. De verbeelding heeft geen grenzen, is tegelijk veel rijker dan film en veel spaarzamer, want niet elk detail moet expliciet getoond, suggereren is veel efficiënter. En bij dat verbeeldingswerk haal je heel je bagage van film en literatuur en reizen en kunstbeleving ongewild mee naar boven… Ik verlang al naar mijn volgend boek, TV zal er vandaag niet gekeken worden.


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Que sais-je?

    Mijn anti-credo uit een vorig bericht is wellicht wat uitdagend, een heilig huisje dat wordt neergehaald. Op mijn leeftijd kan je het geen kwajongensstreek noemen. Ik heb veel gelezen en veel nagedacht over de problematiek, dat kan niet anders als je katholiek opgevoed bent en je hele sociaal kader katholiek is.

    Het Credo nam en neemt een belangrijke plaats in in het geloof, dat kan moeilijk ontkend worden. Doen alsof het niet bestaat is een beetje hypocriet. Daarom wou ik het eens uitschrijven en mijn eigen overtuigingen ernaast plaatsen.

    De poëzie van de bijbel is mij niet vreemd, maar ik ben er niet bijzonder door aangesproken. Het Oude Testament getuigt op veel plaatsen van de wijsheid van mensen in ontbering en gevaar, maar iets teveel naar mijn zin van het uitverkozen zijn, het zich afzetten tegen de vijanden. Er is ook heel veel onbegrijpelijk formele zinloze wetgeving, ik kan me niet voorstellen dat men die wetten allemaal kon onthouden, laat staan onderhouden. Ook de godsidee die erin vertolkt wordt, is mij vreemd: een transcendent wezen dat ingrijpt, belonend en bestraffend, dat men moet vereren, dat is voor mij onbegrijpelijk, dat brengt me niets bij, tenzij als metafoor, maar dat is toch de bedoeling wel niet, meen ik.

    En dan religie op zich. Men verwart vaak de gevoelens die opgeroepen worden door poëzie, verhalen, muziek, beeldende kunsten, de natuur, met religie. Bachs muziek is geen religieuze muziek, maar uitzonderlijk goede muziek. De Piëtà is aangrijpend, maar daar is in se niets religieus aan. Godsdienst zou zoiets zijn als een positief antwoord op de uitnodiging van het leven. Dat kan ik begrijpen, ik heb een zelfde positieve ingesteldheid. Maar ik noem dat niet religieus, ik heb daar geen God voor nodig. De wereld is een wonderbaarlijk midden, ik sta elke dag versteld van de mogelijkheden en de bedreigingen die ons geboden worden, en geniet van die uitzonderlijke ervaring als mens. Ook ik voel me opgenomen in een groter geheel van tijd en ruimte, waarvan we niet alle dimensies kennen en misschien wel nooit zullen vatten. Maar een god verkleint die wereld voor mij. Zonder god klopt de wereld voor mij, met hem niet.

    Ik ben eens in ‘het heilig land’ geweest, dertig jaar geleden of zo. Wat ik daar gezien heb, in de bakermat van twee van de grote godsdiensten, tart alle verbeelding, en dat is vandaag nog zo. In naam van de religie, van god zelve, wordt daar gemoord, verkracht, gestolen, bedrogen, wordt de mens onteerd tot in zijn diepste wezen, met God of Allah als enige verantwoording. Christenen vervolgen christenen, moslims moorden elkaar uit. Vandaag is godsdienst in de wereld een bron van broeder- en zustermoord, geen blijde boodschap.

    Ik leid mijn ethische regels af uit onze geworpenheid als mens in deze wereld.

    We zijn op deze aarde geboren, dus hebben we een verantwoordelijkheid tegenover ons nest en de hele natuur.

    Geboren worden, het leven zelf, is een ongelooflijke gave, ook al eindigt het met de dood; ook dat creëert verantwoordelijkheden.

    Wij zijn als mens geboren op deze aarde. We moeten al onze menselijke mogelijkheden optimaal gebruiken.

    Ik weet het, dit is heel vaag, maar ik althans heb daar iets aan. En dat kan ik niet zeggen van het overgrote deel van de religieuze boodschap. Er is zoveel in die boodschap en in de geschiedenis van de kerken en de zogenaamde godsvolkeren waartegen ik revolteer of waardoor ik mateloos bedroefd wordt. Er worden zoveel kansen gemist omwille van heilige principes die allesbehalve heilig blijken te zijn.

    Ook ik zoek naar de wortels, maar dan eerder in mezelf, in ‘de’ mens zelf en in de medemensen dan in de geschiedenis van een volk, of dat nu het Joodse, het Griekse, het Romeinse of het Westerse is, of het Oosterse. In al die verhalen zoek ik naar de mens, en hoe hij zich verhoudt tot zijn medemens en de wereld om hem heen en de voorbije en de komende generaties. Ik luister naar wat de geschiedenis van de mensheid mij te vertellen heeft, maar ik wordt er niet door gedetermineerd, ik heb geen behoefte aan dogma’s of verplichtingen die ooit om historische redenen zijn ontstaan. Er is geen ander heilig huis dan dat waar je in woont. De mens zal geen afgoden dienen… Ik probeer Antigone te begrijpen en Oidipoes, en Mozes, en Judas, maar voor mij zijn er alleen maar mensen, is er alleen maar een geschiedenis van mensen. Ik zoek de mens in al zijn verscheidenheid, en heb geen behoefte aan een god als sluitstuk, als allesverklarende bovenbouw, en ik voel me daardoor bevrijd van vele menselijke vooroordelen, gedateerde ideologieën en fundamentalistische dogmatiek. Vrij om onbevangen horizonten te verkennen in bescheiden besef van mijn relatieve onbelangrijkheid als individu.

    Ben ik dan geen gelovige meer? Ben ik minder gelovig dan jij, bijvoorbeeld?

    Ik ‘geloof’ van niet…


    05-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Credo?

    Credo in unum Deum,

    Ik geloof niet dat er één god is, ook niet dat er een god is, een wezen dat persoonskenmerken zou hebben, identiteit, dat aanspreekbaar is, dat aanwezig is in deze wereld. Het is een begrip dat mij sinds ik er voor het eerst over hoorde en nu nog steeds, ondanks alles wat ik erover las, hoorde of dacht, volkomen vreemd is.

    Patrem omnipotentem,

    Een almachtige vader is een contradictio in terminis, een waanidee uit lang vervlogen tijden, toen vaders misschien nog probeerden alles te zeggen te hebben. God als almachtig voorstellen, dat is alleen theologen gegeven; een niet-almachtige god, met kleine kantjes, die al eens vreemd gaat, zoals Zeus, dat strookt niet met het fundamentalisme en het absolutisme dat onverbrekelijk verbonden is met dat soort godsdiensten.

    factorem coeli et terrae, visibilium omnium, et invisibilium.

    De schepping is ook al lang niet meer wat men er vroeger over dacht. Zelfs zeer katholieke geleerden wringen zich in bochten om ook maar iets van het scheppingsverhaal te redden. Wij hebben de god uit de vorige paragrafen niet nodig om de schepping te verklaren. En het heeft ook weinig zin om datgene wat we nog niet kunnen verklaren, dan maar god te noemen, dat lost niets op.

    Et in unum Dominum Jesum Christum,

    Wij hebben geen historische gegevens voor het bestaan van Jezus Christus, geen enkel. In de evangeliën zoekt men vergeefs naar de ipsissima verba Christi: als die er al zijn, kernwoorden dus, dan kunnen die toch niet tot die historische Jezus teruggebracht worden. En als het gebod ‘bemin uw naaste’ zo essentieel zou zijn, waarom staat het dan niet in dit Credo?

    Filium Dei unigenitum.

    Dat een mens een zoon zou zijn van een almachtige god, dat noemen wij een mythe. Mythes zijn interessant, maar wie gaat daar zijn levensbeeld op bouwen?

    Et ex Patre natum ante omnia saecula.

    Hoe die zoon van god uit zijn vader zou geboren zijn, voor het begin van de tijden, daarover heb ik nog nooit iemand een zinvol woord horen vertellen. De betekenis en het belang van deze stelling is futiel.

    Deum de Deo, lumen de lumine, Deum verum de Deo vero. Genitum, non factum, consubstantialem Patri: per quem omnia facta sunt.

    En zelf is hij ook almachtige god: hij is niet geschapen, hij is de schepper, zoals zijn vader, hij is zowat identiek met zijn vader. Gemakshalve noemt men dit soort dingen ‘mysteries’, dingen die het ons niet gegeven is om te begrijpen. Daarmee los je natuurlijk ook niets op.

    Qui propter nos homines, et propter nostram salutem descendit de coelis. Et incarnatus est de spiritu sancto ex Maria Virgine: et homo factus est.

    We blijven in de mythologie: god wordt mens, daalt neer uit de hemel, wat dat ook moge zijn, om ons te redden. Redden waarvan? Hoe? Jezus wordt geboren uit een menselijke vrouw en de heilige geest, niet nader bepaald. Men kan daaraan allerlei theologische betekenissen geven, maar als waar gebeurd verhaal of als basisgegeven van een geloof is dit toch wat veel gevraagd, nog los van het ontbreken van enige historische grond.

    Crucifixus etiam pro nobis, sub Pontio Pilato passus, et sepultus est. Et resurrexit tertia die, secundum Scripturas. Et ascendit in coelum: sedet ad dexteram Patris.

    Ook over de kruisiging weten we niets, totaal niets, en zeker niet over de verrijzenis, hoe zou dat overigens kunnen? Vragen dat men gelooft dat een god-mens met zijn lichaam opstijgt ten hemel, wie heeft zoiets ooit ernstig in overweging kunnen nemen als een feit? Het is zelfs theologisch veel gevraagd aan te nemen dat de ‘vrijwillige’ dood van die mens-god een gevolg zou hebben voor de hele mensheid.

    Et iterum venturus est cum gloria, judicare vivos et mortuos: cujus regni non erit finis.

    En die Jezus zal nog eens weerkeren, als rechter, om alle mensen die ooit geleefd hebben te beoordelen. En nadien zal hij als een soort koning op de wereld blijven en alle problemen zullen opgelost zijn. Dat zou mooi zijn, maar het is niet erg waarschijnlijk en ook niet bruikbaar als veronderstelling.

    Et in Spiritum Sanctum, Dominum et vivificantem: qui ex Patre Filioque procedit. Qui cum Patre et Filio simul adoratur et conglorificatur: qui locutus est per prophetas.

    Oh, ja, die niet nader bepaalde heilige geest: nog meer theologische attributen, waar geen mens iets aan heeft en die alle verbeelding tarten.

    Et unam, sanctam, catholicam et apostolicam Ecclesiam.

    En dan natuurlijk de ultieme zelfbevestiging: de vereniging die door mensen opgericht werd zo rond het begin van onze tijdrekening verklaart zich uniek: wie er niet toe behoort, heeft geen reden van bestaan; ze is heilig, dus staat ze boven de mensen; ze is katholiek, dat betekent letterlijk dat ze universeel is, nergens ter wereld zal er iets bestaan dat niet tot haar behoort; ze is apostolisch: ze heeft het van god zelve, dus heeft ze altijd gelijk, en god heeft haar bevolen om de hele wereld te bekeren.

    Wat die kerk aan goeds en kwaads ook gedaan heeft sinds haar ontstaan, ik heb me, sinds zeer jeugdige twijfels en blijvende latere bezwaren, geleidelijk van haar afgekeerd. Haar aanspraken op absoluutheid zijn nu voor ieder nadenkend mens en ook voor de meeste van haar leden zelf, duidelijk. En wat zij als vereniging van mensen nu is, daar heb ik persoonlijk de meest ernstige problemen mee, en ik ben zeker niet de enige.

    Confiteor unum baptisma in remissionem peccatorum.

    Dat door een onderdompeling, ook al zou dat een figuurlijke zijn, een bekering dus, alle vroegere misdaden zouden verdwijnen, dat is moreel gezien al moeilijk te verteren, en enkel te begrijpen als je eerst de toegang tot de hemel, het hiernamaals afhankelijk gemaakt hebt van het vrij zijn van zonden. En dat de kerk de enige is die de zonden kan vergeven, dat geeft haar de macht die ze nodig heeft.

    Et exspecto resurrectionem mortuorum. Et vitam venturi saeculi.

    Mensen sterven, dat was ook vroeger natuurlijk voor iedereen duidelijk. Ook de kerk kon dat niet ontkennen. Dus zei men: je gaat nu wel dood, maar later zal je weer tot leven komen en dan zal je eeuwig leven. Dat is de kern van het hele verhaal, dat is de kern van het historische christendom, en dat is de hardste noot om kraken.

    Ik heb, bij mijn beste weten, nooit geloofd dat er na de dood nog iets was, en ik heb ook nooit behoefte gehad aan een dergelijke gedachte.

    Voor mij is dit leven genoeg.

    Amen.


    04-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Allochtoon?
    En wat is een allochtoon dan wel?
    Het Griekse allos betekent: anders, het even Griekse chtoon betekent: grond, aarde. Wie allochtoon is is dus van een andere grond dan degene waarop hij staat. In recente discussies wordt de term allochtoon gebruikt voor begrippen die erg verscheiden zijn. Mijn (stief-) dochter, die als Indiase baby geadopteerd werd, wees me daarop. Ik had zelf ook al aarzelingen, bijvoorbeeld toen men me vroeg om de allochtonen te identificeren in een adressenbestand. Dat iemand allochtoon is, staat niet meteen beschreven. Neem een legale immigrant, die ook Belg geworden is: hoe kan je achterhalen dat hij allochtoon is? Zijn geboorteplaats? Er zijn ook autochtone Belgen die op vreemde plaatsen geboren zijn. En wat dan met zijn zoon of dochter, die hier geboren is? Zijn vreemde familienaam dan. Wij kennen toch allemaal in onze omgeving mensen die we nooit als allochtoon zouden identificeren en die de vreemdste namen hebben, de Aguirre, Kolaczny... Wanneer ben je dus allochtoon? Sommigen bedoelen er illegale immigranten mee, sommigen vreemdelingen tout court, dus ook Nederlanders die hier komen wonen zijn. Meestal blijft men legale immigranten en hun kinderen tot in het derde en vierde geslacht ook allochtonen noemen, vooral dan, en daar ligt de clou, als het ook zichtbaar is dat zij anders zijn dan de doorsnee Vlaming. Zij mogen dan al Nederlands als hun moedertaal hebben en eventueel zelfs geen enkele andere taal kennen, ze mogen hun hele leven hier wonen en hun ouders en grootouders ook al, ze kunnen perfect geïntegreerd zijn... als ze er anders uitzien, zijn ze allochtonen. Kinderen van de Hongaarse vluchtelingen, destijds, werden niet als zodanig bestempeld; onze koster, die een Hongaarse vluhteling was, adopteerde later een Afrikaans meisje, en jawel: dat was een allochtoon. Wij baseren ons dus bijna steeds op huidskleur en andere ras-kenmerken, op culturele en sociale gebruiken, zoals hoofddoeken en gewaden die wij niet dragen. Ik vermoed zelfs dat wij een zeer autochtone bekeerling tot de Islam, die zich als zodanig kleedt, ook een allochtoon zouden noemen. Terwijl we dat niet doen met een punker of zo. Als men er dus uitziet als een allochtoon, dan wordt men ermee vereenzelvigd. Als je een baard hebt, ben je al bijna een bommenlegger. Wat zijn wij toch primaire mensen, af en toe.

    01-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mijn muziek

    Componisten van wie ik het werk verzamel,
    met een voorbeeld van hun werk

    Bach, J.S., klavierwerk, solo viool, solo cello, passies
    Barber, Samuel, Quartet
    Bartok, Bela, Concerto voor orkest, strijkkwartetten
    Beethoven, Ludwig, Strijkkwartetten
    Bellini, Vincenzo, Norma
    Brahms, Johannes, Cellosonates
    Bruckner, Anton, Symfonieën
    Chopin, Frédéric, Nocturnes
    Delius, Frederick, Summer night on the river
    Glass, Phillip, Einstein on the Beach
    Haendel, George Frederic, Orgelconcerto’s, The Messiah
    Haydn, Joseph, Strijkkwartetten
    Ives, Charles, The unanswered question
    Mahler, Gustav, Kindertotenlieder
    Mendelssohn, Felix, Midzomernachtsdroom
    Monteverdi, Claudio, L’Orfeo
    Puccini, Giacomo, Turandot
    Scarlatti, Domenico, Sonates voor clavecimbel
    Schubert, Franz, Pianotrio’s, sonates
    Shostakovitch, Dmitri, Strijkkwartetten, symfonieën
    Strauss, Richard, Symfonische gedichten, Der Rosenkavalier
    Verdi, Guiseppe, Othello
    Wagner, Richard, Tannhauser


    23-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bela Bartok

    Bij het horen van de naam Bela Bartok fronsen de meeste mensen de wenkbrauwen en kijken over je schouder in de verte. Ze hebben er al van gehoord, maar... Je zingt geen Bartok in het bad, je fluit hem niet op de fiets.

    Misschien kennen we hem toch beter dan we zelf denken. En dat mag ook wel, want hij is ontegensprekelijk een van de meest interessante componisten van de eerste helft van de 20ste eeuw. Zijn bekendheid kwam traag op gang en begon internationaal pas echt na zijn dood. Ook de meeste muziekiefhebbers beginnen niet met Bartok, maar leren hem stilaan appreciëren; dat is eigenlijk zo met de meeste dingen waar we echt van houden; de inspanning die we doen om iets te bereiken loont meestal de moeite; wat we zonder inspanning krijgen is achteraf gezien vaak niet de moeite, oppervlakkig, zonder belang. De muziek van Bartok is een mooi voorbeeld van deze stelling.
    Het minste dat je van zijn muziek kan zeggen is dat ze expressief is: ze is niet flauw of vaag, ze is uitgesproken, soms zelfs met veel nadruk, op het agressieve af. Dat maakt haar uitermate geschikt voor programmamakers van radio en televisie, die sinds jaren gretig grasduinen in zijn muziek voor treffende begin- en eindgeneriekjes. Velen herinneren zich wellicht het prachtige begin van Panorama, het duidingsprogramma op TV, waarbij telkens een letter van de naam verscheen op een zeer ritmisch stukje Bartok. Was dat Bartok? Ja hoor, en er zijn zo talloze voorbeelden. Als je die stukjes dan hoort in zijn muziek is dat een leuke verrassing, een beetje komisch ook, want je kan niet anders dan glimlachen en mee-zingen: P A N O R A M A !!
    Bela Bartok werd geboren in 1881 in wat toen Hongarije was, maar nu Roemenië. Hij was een veelbelovende leerling van zijn moeder en trok naar Boedapest om zijn opleiding verder te zetten. De grote meneer van die tijd was Richard Strauss en Bartok schreef een eerste muziekstuk in die stijl.

    In 1905 kwam hij in contact met de volksmuziek van Hongarije; deze muziek was vrijwel onbekend bij de muziekliefhebbers. Samen met zijn vriend Zoltan Kodaly trok Bartok de boer op, op zoek naar melodieën en ritmes. Hij noteerde alles en maakte veldopnames en bleef dat ongeveer zijn hele leven lang doen; hij schreefer belangrijke werken over, maar gebruikte nooit die bestaande muziek rechtstreeks in zijn werk. Hij werd er natuurlijk wel door geïnspireerd, gebruikte technieken, stijlen en ritmes die hij daar vond, maar al zijn muziek is origineel, eigen werk, modern tot en met. In 1917 kende hij zijn eerste succes met een ballet: De houten prins. Zijn opera Blauwbaard, die eerst geweigerd was, werd nu toch opgevoerd, in 1918. In die periode ontstond ook een balletsuite: De wonderbaarlijke mandarijn. De muziek die hij in die jaren schreef sloot aan bij de expressionistische werken die in die tijd overal opgang maakten. Na de eerste Wereldoorlog werden zijn composities uitgegeven in Wenen en zo werd hij stilaan bekend in de rest van de wereld, ten minste bij muzikanten en kenners. Voor het grote publiek was hij nog steeds een onbekende. Hij schreef veel voor piano, ook al omdat hij pianoleraar was aan het conservatorium en omdat hij zelf als pianist regelmatig op tournée ging.

    Vanaf 1935 werd zijn stijl wat minder hevig, wat minder experimenteel. Er kwamen belangrijke opdrachten uit het buitenland en in 1940 emigreerde hij naar Amerika. Het ging hem daar niet goed: zijn gezondheid was nooit van de beste, maar nu ging hij snel achteruit. Zijn werk werd nauwelijks gespeeld en hij werd maar zelden gevraagd als pianist. In 1943 kreeg hij een belangrijke opdracht voor een Concerto voor orkest, en het werd een zeer toegankelijk en fascinerend stuk. In 1945 overleed hij. Na zijn dood begon zijn reputatie pas goed, en sindsdien is hij een vaste waarde op het repertorium van de klassieke muziek, wellicht een van de meest gespeelde componisten van de 20ste en het begin van de 21ste eeuw.
    Naast de danssuite en het ballet die we al vermeldden, hebben verscheidene andere werken dansers en chorografen geïnspireerd. Een van de eerder verassende vondsten was die van Anne Theresa De Keersmaecker, die met Rosas een ballet bracht op muziek van een van de strijkkwartetten.

    Bartok schreef in totaal zes maal voor strijkkwartet, gespreid over zijn hele professionele leven. Voor veel muziekliefhebbers behoort deze vorm van kamermuziek tot het mooiste en diepste dat componisten ons brachten. Denken we aan de talloze kwartetten van Haydn, die het genre zowat uitgevonden heeft, waarin de onbeperkte mogelijkheden van muziek voor twee violen, altviool en cello worden uitgewerkt, aan Schubert die verrukkelijke dingen schreef voor kwartet, aan Beethoven, die vooral in zijn laatste kwartetten zo intens bezig is met muziek dat hij zichzelf vergeet en muziek maakt die ook vandaag nog, na bijna 200 jaar, nog steeds ontroert en modern klinkt, aan Shostakovitch, die naast 15 symfonieën ook 15 uiterst originele kwartetten schreef. Het lijkt wel alsof deze samenstelling op een of andere manier volledig is, dat er niets aan ontbreekt. Veel van deze kwartetten klinken alsof er een heel orkest bezig is. Zelf had ik ooit het genoegen het Tokyo String Quartet te horen in de grote zaal Henri Leboeuf van het Paleis voor Schone kunsten in Brussel, met werk van Beethoven. Verbazingwekkend hoe zij erin slaagden die prachtige grote zaal, die onlangs zo succesvol gerestaureerd werd en die we allemaal kennen van de Koningin Elisabeth-wedstrijden, tot de nok te vullen met slechts vier instrumenten en een publiek te boeien van de eerste noot tot de laatste. Verbazingwekkend ook hoe vier Japanners deze Westerse muziek bij uitstek vertolkten alsof ze nooit iets anders gespeeld hadden: dat is pas multiculturaliteit en muziek heeft dat altijd al gehad. Indien de mensen wat meer met muziek zouden bezig zijn en wat minder met het zoeken naar zondebokken voor wat er verkeerd gaat, dan zou ook de politiek wat interessanter worden dan het bedenkelijk vertoon dat ons nu elke avond op TV voorgeschoteld wordt, maar dat tussen haakjes.
    Het ballet van Anne Theresa De Keersmaecker op (ik denk) het vierde strijkkwartet van Bartok zag ik destijds in een matinée in de Muntschouwburg. De kwartetten van Bartok kende ik toen nauwelijks. Het was een schokkende ervaring. De muziek werd loeihard door de luidsprekers gejaagd en de verscheurdheid die snerpend door de haast gewelddadige muziek in your face sloeg, liet je perplex. De danseressen in hun eenvoudige zwarte japon met het doordeweekse ondergoed dat nonchalant zichtbaar was, leefden zich uit in repetitieve maar steeds veranderende passen en suggestieve onvoorspelbare bewegingen. Dit was muziek en dans van onze tijd: kunst die de ontreddering van beide wereldoorlogen in zich draagt en de wanhoop van de losgerukte mens, de stranger in a strange land, op zoek naar eenheid in de mateloze verwarring en haast van onze maatschappij, zelfbewust, menselijk tot in het diepste wezen. Probeer het eens, of liever, probeer het meer dan eens: Bartok heeft je steeds onvermoede rijkdom te bieden.
    Aanraders:
    - Concerto voor orkest & Muziek voor Strijkers, percussie en celesta: Chicago Symphony Orch., RCA; zelfde orkest, Solti, Decca
    - Strijkkwartetten 1-6: Emerson Q., DG; Keller Q., Erato Ultima (een koopje); Vegh Q., Astrée




    19-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.reclame?
    Hier en daar vind je vooral in de Hongaarse muziek de term 'verbunkos' terug, in die of een andere spelling. Je denkt dan spontaan: ik ken geen Hongaars, dus: weet ik veel wat verbunkos is.
    De waarheid ligt dichterbij dan je denkt. In de 18de eeuw was het niet ongebruikelijk dat het leger probeerde soldaten te ronselen in stad en vooral ook dorp. Soldaten in hun beste plunje brachten een echte show met opgewekte dansen, begeleid door een muziekkapel of een kleiner ensemble. De sergeant van dienst las dan de aantrekkelijke voorwaarden voor, vaak met een relatief aanzienlijke som die onmiddellijk werd uitbetaald. Jonge kerels zonder zonder werk en zonder toekomst zagen hierin vaak een uitweg. Over de gevaren van de oorlogen werd in alle talen gezwegen.
    Zo'n reclamecampagne van het leger heette in het Duits, zoals nu nog, op TV: "Werbung". In het Hongaars werd dat verbunko. En die naam ging over op die levendige soldatendansen. Dat soort muziek werd zelfs vrij populair, los van de 'Werbung'. De toen beroemde vioolspeler Bihari speelde ze vaak, naar verluidt zelfs voor de groten van de wereld bijeen op het Congres in Wenen, na de nederlaag van Napoleon. Bela Bartok gebruikte het genre herhaaldelijk, onder meer in zijn kwartetten, maar dan in zijn eigen, onnavolgbare stijl.
    Verbunkos. Werbung. Reclame, dus.

    13-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.waardig levenseinde?
    De discussie wordt weer aangewakkerd, al is ze nooit ver weg geweest: mag men tussenkomen in het levenseinde van een mens?
    Wat me vooral opvalt, is dat het belang het individuele leven van sommige mensen zo  absoluut wordt gemaakt, terwijl wij toch dagelijks ervaren dat wij met een angstaanjagende onverschilligheid voorbijgaan aan de dood van onze medemens: verkeersslachtoffers, zelfdoding bij jongeren en ouderen, zelfmoord- en andere aanslagen, vermijdbare ziekte, ondervoeding en burgeroorlogen...
    Vergelijk dat met wat men doet om in sommige landen sommige mensen nog even in leven te houden, en dan nog een leven waarvan men zich afvraagt of het nog enige zin heeft voor de betrokkene en zijn omgeving. Waar zijn onze prioriteiten? Met wat we hier uitgeven voor één betwistbaar rekken van een uitzichtloos en uiterst pijnlijk levenseinde kunnen we misschien een kans geven aan vele kinderen die ook niet om het leven gevraagd hebben en die echt geen schijn van kans hebben zonder hulp.
    Als ik dan een modieus uitgedoste, wel-doorvoede, goedbetaalde senator-professor hoor verklaren dat niet wat de mensen daarover denken of voelen van belang is, maar wat de wetgever (hij bedoelt: de weldoorvoede...) daarover beslist in al zijn wijsheid, dan weet ik: Vlaanderen verdient beter dan dat soort relicten van het ancien régime, waarin sommigen in de naam van God, kapitaal en partij decreteerden wat anderen moesten denken en doen.
    Leren we het dan nooit af?

    06-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.wie lees ik

    Auteurs van wie ik het werk verzamel, met een werk als voorbeeld

     

    Literatuur

    Bataille, Georges: Ma Mère

    Burgess, Anthony: Enderby

    De Vries, Peter: The Blood of the Lamb

    Dostoievski, Fjodor: De idioot

    Gallant, Mavis: Collected Stories
    Garcia Marquez, Gabriel: Honderd jaar eenzaamheid
    Graves
    , Robert: I, Claudius

    Joyce, James: Ulysses

    Lawrence, D.H.: Lady Chatterley’s Lover

    Maugham, Wiliam Somerset: Collected Stories

    Mehta, Ved: Vedi

    Melville, Herman: Moby Dick

    Nabokov, Vladimir: Ada

    Nash, Ogden: I’m a Stranger here Myself

    Plato:Dialogen

    Pritchett, V.S.: Collected Stories

    Proulx, Annie M.: Short Stories

    Shakespeare: MacBeth

    Tolkien, J.R.R.: The Lord of the Rings

    Trevor, William: Collected Stories

    Updike, John: Collected Stories

    Vian, Boris: L’écume des jours

    Waugh, Evelyn: Brideshead Revisited

    White, T.H.: The Once and Future King

     

    Detective, spionage, thriller, bestseller

    Clavell, James: Shogun

    Deighton, Len: Funeral in Berlin

    Fleming, Ian: 007

    Le Carré, John: The Perfect Spy

    McBain, Ed: Sadie When She Died

    McLean, Alister: H.M.S. Ulysses

    Simenon, Georges: Maigret

    Smith Cruz, Martin: Gorky Park

     

    Science Fiction

    Asimov, Isaac: Foundation

    Heinlein, Robert: Stranger in a Strange Land

    Sturgeon, Theodore: More Than Human

     

    Non-fiction

    McPhee, John: Annals of the Former World


    05-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.pensioen
    Ik ben op pensioen gegaan op 1 februari 2006. Ik was op 16 januari 60 geworden. Mijn chef op het werk was op 1 oktober gestopt, hij was 65. Mijn vrouw is 63 en is al drie jaar op rust. In mijn familie word je ook niet oud: mijn vader was 66, en heeft ook om medische redenen quasi niet kunnen genieten van datgene waarvoor hij toch een heel leven gewerkt heeft: een schone oude dag. Mijn moeder was 72, en haar laatste jaren waren ook niet gemakkelijk. Ik ben de jongste van vier kinderen. Mijn zus stierf toen ze 36 was. De tweede jongste broer is 58 geworden. De oudste is na een beroerte op zijn 55ste getekend.
    Ik had dus weinig redenen om te wachten tot mijn 65ste, vind je ook niet?

    03-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dun tin?

    Voor mijn Kerst kreeg ik van de kinderen de scheurkalender van Onze Taal. Hoewel ik duidelijke Nederlandse accenten merk, kijk ik elke dag benieuwd uit naar de achterkant. Voor 2 februari fronste ik de wenkbrauwen. Riemer Reinsma (kan het nog Nederlandser dan dat? Maar met een familienaam als de mijne…) heeft het over High Noon, de film van Zinneman naar een verhaal van Cunningham, The Thin Star, althans volgens Reinsma. Nu mag die ster zowel letterlijk als figuurlijk wel erg dun geweest zijn, het verhaal heet wel degelijk: The TIN Star, omdat ze van tin was, natuurlijk.




    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!