mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
15-07-2012
Voltaire, Satires, Les Systèmes
Systemen
Toen de machtige,
grote en Ene rechtgeaarde
In zes dagen
zijn werk had gedaan hier op aarde
En al de
hemellichamen op hun plaats had gerangeerd
Heeft hij de
mechanieken van zijn grootse machine gemaskeerd
En over de
natuur een ondoordringbare sluier gedrapeerd.
Bij een
rabbijn heb ik gelezen dat dit onzegbare Wezen
Op een dag de
geleerden bijeenriep voor zijn troon
De trotse kinderen
van het sofisme, de eindeloze criticasters
De goede
Thomas van Aquino, Scotus en Bonaventuur
Uit de
Provence zelfs een leerling van Epicuur
En meester
René die men vandaag vergeten is gewoon
De grote gek,
vervolgd door nog grotere gekken dan hij was en
Al die knappe
koppen die met hun geleerde fratsen
Het wereldbouwwerk
optrokken van het ingebeelde leven.
En waarom er
op deze aardkloot door het fatale lot
Voor elk
pond goeds honderd centenaars kwaad moet zijn.
Ik weet dat dank
zij de goede zorgen van nobele genieën
Prijzen worden
uitgeschreven door de academiën
Ik loof er
ook een uit. Wie het doel het dichtst benadert
Krijgt veel
geld en verwerft ook het heil, maar dan later.
Zo sprak
hij. Thomas stond op voor een august vertoog,
Thomas de dominicaan,
de engel van de scholastiek
Die wel honderd
redetwisters diende van repliek
Die op alles
een antwoord wist en nooit zichzelf bedroog.
Gij zijt, zo
sprak hij tot hem, de existentie en de essentie,
Eén met
attributen, zuivere act en ook substantie
Einde, begin
en midden, binnen en buiten alle tijden,
Altijd
overal aanwezig zonder ooit ergens te verbeiden.
De Eeuwige
nam na die woorden bewonderd door een lorejas
Het woord
met een glimlach en sprak: Goede moed, Thomas!
Descartes
nam diens plaats in en stommelde wat rond
Op zoek naar
een werveling die hij maar niet vond
En met zijn
voorhoofd bepoederd met subtiele materie
Zonder ooit
iets gelezen te hebben, zelfs niet het Evangelie,
Heer, zo
sprak hij tot God, deze brave man Thomas
Loopt al te
zeer met de dromerige Aristoteles in de pas.
Dit is mijn
argument en ik vind dat het onweerlegbaar is
Om te zijn
volstaat het dat het zijn mogelijk is.
Wat uw
universum aangaat, het is erg imposant
Maar ik kan
dat net zo goed, ik sta ervoor garant
Uit materie alles
maken is iets wat ook ik vermag
De
elementen, dieren, wervelingen en het licht
Als ik over de
wetten van de mechanica goed ben ingelicht.
God schonk ook
hem een meewarige glimlach.
Gassendi,
een priester uit Digne, vroom maar onzeker
Verachtte die
ongelooflijk brutale Bretoense grootspreker
En begon
tegen God over zijn kromme atomen te brallen
Hoewel die
uit de mode waren en helaas al lang vervallen
Het suprême
zijn was voor hem echter de spelbreker.
Toen kwam er
een joodje met een lange neus, bleek gelaat
Arm maar tevreden, bedachtzaam, desolaat
Subtiel van geest, op het ijle af, meer geroemd dan gelezen
Verstopt onder de mantel van Descartes, zijn meester
En stapte met gemeten schreden naar het grote Wezen.
Excuseer zei hij met nauwelijks hoorbaar gefluister
Maar ik denk, onder ons gezegd, dat u niet bestaat...
Ik heb dat
meen ik bewezen met mijn mathematiek.
Ik heb
ordinaire leerlingen en ook wat slechte kritiek;
Oordeel nu over
ons. Bij die woorden begon de aardbol te daveren
En uit afschuw
en vrees begon de Heilige Thomas achteruit te laveren
Maar de
goede en clemente God beval slechts dat men
De
ongelovige beklaagde de hersenen zou purgeren.
Nu hij zelf niet
meer om de prijs kon concurreren
Vertrok hij,
vergezeld door enkele knappe koppen.
Onze
geleerden merkten hoe God in zijn grootmoedigheid
Toegaf aan al
die verregaande stoutmoedigheid.
Ze etaleerden
al gauw wel honderd diepe inventies
En nobele staaltjes
van hun puntige pretenties.
Ze praatten,
ze disputeerden en schreeuwden allen zonodig
Zo gaat het
ook als een gastheer op het feestmaal nodigt
Vijftien of
twintig raisonneurs, acteurs, commentatoren
Goethe's Harzreise im Winter - Brahms' Alt-rapsodie
Winterreis in het Harzgebergte
Harzreise im Winter
Johann Wolfgang von Goethe
(1749-1832) schreef dit gedicht na een reis in het Hartzgebergte, in het hertogelijk
gevolg. Het jachtgezelschap van de hertog moest soelaas brengen voor de voortdurende
grote hinder die de boeren in de streek ondervonden van de everzwijnen. Bij het
ochtendkrieken van 29 november 1777 trok hij gans alleen de Harz in, bij bar
slecht weer. Hij bezocht er eenvoudige lieden, die men voor nederig houdt,
maar die gewis voor God de hoogsten zijn!, zoals hij kort daarna in een brief
aan Frau von Stein schreef. Zijn tocht voerde hem op 3 december 1777 ook naar een
jonge theoloog uit Wernigerode, Friedrich Victor Leberecht Plessing (1749-1806).
Die had aan Goethe, de auteur van Das
Leiden des Jungen Werthers, een brief geschreven waarin hij zich
hartstochtelijk herkent in de figuur van de sentimentele tragische figuur van
de romanheld, zoals zoveel anderen trouwens. Goethe, die zich verzette tegen
die morbide rage, bezocht de jongeman anoniem. Op 10 december 1777 besteeg Goethe
met grote inspanningen de Brocken, een ervaring die een overweldigende indruk
op hem maakte. Het Harzgebergte is rijk aan metalen, die de rotsen dooraderen.
Johannes Brahms (1833-1897) koos de
middelste strofen (5-7) van dit bekende gedicht van Goethe uit voor zijn aangrijpende
Rhapsodie für eine Altstimme, Männerchor
und Orchester opus 53, die rond 1869 ontstond. De tekst begint
met Aber abseits wer ist's? en
eindigt met neben dem Durstenden in der
Wüste!Dat is meteen
ook het meest melancholische en pessimistische gedeelte. De eerste twee strofen
worden gebracht door de contra-alt en het orkest; voor het laatste gedeelte sluit
het vierstemmig mannenkoor zich daarbij aan. Het werk is ontstaan kort na het Ein Deutsches Requiem en is er nauw mee
verwant in stijl en vorm. In hetzelfde jaar 1869 zette Brahms eerst een andere tekst
van Goethe op muziek, Rinaldo, eveneens
voor solo, koor en orkest. De alt-rapsodie was een huwelijksgeschenk voor
Julie, een dochter van Robert Schumann en diens vrouw, Clara Wieck, met wie
Brahms levenslang bevriend bleef. Pauline Viardot zong de première in Jena in
1870. In de volgende jaren was het vooral Amalie Joachim, de echtgenote van de
vioolvirtuoos Joseph Joachim, die het bekend zou maken. Dit werk van Brahms wordt
heden ten dage niet erg vaak uitgevoerd, wellicht wegens de hoge kosten: een soliste,
vol orkest en mannenkoor voor een compositie van toch veeleer bescheiden omvang:
10 tot 15 minuten, al naargelang de uitvoering. Opnames zijn er daarentegen in
overvloed, met alle beroemde alten: Marion Anderson, Dame Janet Baker, Stephanie
Blythe, Dunja Vejzovik, Christa Ludwig, Marilyn Horne, Aafje Heynis, Brigitte
Fassbänder, Marjanna Lipovsek, Kathleen Ferrier, Jessye Norman, Nathalie
Stutzmann, om slechts enkele belangrijke solisten te noemen. Op YouTube vind je
ettelijke uitvoeringen, waaronder deze van Christa Ludwig:
De volledige Duitse tekst vind je
hier: http://www.textlog.de/18820.html.
Een Nederlandse vertaling heb ik niet gevonden, ondanks ijverig zoeken. Omdat
ik eindelijk wel eens wou weten wat die mysterieuze altstem zingt, heb ik het
hele gedicht dan maar zelf vertaald. Ik vermoed dat ook wie een beetje Duits
kent, toch nog altijd zal gebaat zijn met een Nederlandse vertaling, die ook
nu weer pretentieloos is en vooral bedoeld om je te helpen het romantische Duits
te begrijpen. Veel luistergenot!
Voor velen
onder ons is het internet een ontmoetingsplaats geworden. Dat is vaak eenzijdig,
wanneer we anoniem, als gluurders bijna, bekijken wat aangeboden wordt:
nieuwsberichten, aankondigingen, porno, Wikipedia, blogs Meer en meer
ontdekken we een andere dimensie van de socialmedia: het interactieve. Dat vind je
vooral op de sociale netwerken, zoals Facebook en zo. De omvang van de inhoud
is daar minimaal, het contact, het gesprek is alles.
Ik beoefen
hier sinds zes jaar het bloggen. Ik bied mijn lezers teksten aan. Zo treed ik
naar buiten en ontmoet zo anderen. Ook dat blijft nogal eenzijdig. De overgrote
meerderheid van mijn lezers blijft anoniem, zij consumeren het aanbod en laten
het daarbij. Sommigen niet: zij reageren, meestal occasioneel, eenmalig zelfs,
en bondig. Af en toe ontwikkelt zich een gesprek, over het algemeen van vrij
korte duur, omdat het stilvalt of afgebroken wordt. Met enkele internetvrienden
blijf ik aan de praat. Dat gaat dan via mails over en weer, een telefonisch of
videogesprek, uitzonderlijk zelfs een ontmoeting bij mij thuis of bij hen.
Ik ben een
schrijvend wezen, ik schrijf de hele dag, heb dat mijn hele leven al gedaan,
ook in beroepsverband. Nu schrijf ik mijn blogteksten, maar ook heel wat andere
teksten en notities die het daglicht niet zien. Af en toe waag ik me aan een
reactie op iets dat ik lees op FaceBook of zo, maar daar kan je geen langere
commentaren kwijt. Met Twitter is dat nog meer zo, dus dat trekt me niet aan. Van
forums houd ik mij ver, de onverdraagzame agressiviteit en boertigheid die je
daar veelal ontmoet, schrikt me af.
Daarnaast
onderhoud ik zoals gezegd contacten met enkele correspondenten. Het zijn soms
vrij lange brieven die ik schrijf. Ik houd ervan om me zo uit te drukken, dat
ligt me, het geeft me veel voldoening.
Laatst kreeg
ik een heel mooie (e-mail)brief van iemand die toevallig op mijn Kroniek was
terechtgekomen bij het zoeken naar iets over Iris Murdoch, klik
hier als je die tekst nog eens wil nalezen. In haar reactie verwees ze naar
een gedicht dat ze had geschreven over deze auteur, die op het einde van haar
leven getroffen werd door de ziekte van Alzheimer. Omdat ik er zo door geraakt was,
vroeg ik haar of ik het gedicht hier mocht afdrukken en tot mijn grote
voldoening stemde ze daarmee graag in. Hieronder vind je het gedicht, een
gastbijdrage als het ware. Geniet ervan, en dank je wel, Hanneke Driever.
Ik weet niet waarom
ik zou niet weten waarom ik schrijven zou
heb ik
John, heb ik niet ooit geschreven, vraag ik hem, ik weet hem soms nog mijn man,
als hij me kan vinden en ik mezelf en mijn bril
mijn hele ik en dan de rest ervan kijkt naar hem op en vraagt even of ik het
ware
heb ik echt geschreven lieve John?
ik hoor zijn antwoord zittend in het zand dat alleen mijn hand zich nog
herinnert, waarheen hij me meegenomen heeft
maar ik weet niet waarom
het zand was vroeger los en niet zo solide als toen de klok plotseling
wil ik mijn platenboek
dus gaan we nu naar huis John, want de rommel weet ik daar en alles nog
en jij zet thee heet het platenboek?
thuis weet ik niet waarom mijn chaos niet vertrouwd, ineens onvast geworden is
en dan vouw ik me
wring me eruit ik ga op zoek naar vroegere oevers zonder netten
zijn ze niet meer van de zee
ik roep de hond: Apollo
Bacchus hier!
kijk, de man heeft me gevonden en zet thee
de graaf! ik weet hem
de hemel, lieve John, ik weet je weer, is een diep kasteel op zand gebouwd
soms weet ik Hartley oude vrouw en de meedogenloosheid van tijden
noch het onvermijdelijke alsmaar weer en overkomelijk verdriet
de wanen die monsters oproepen en andersom
en wat er tussen Socrates en Sartre was
ik kan er niets meer mee
het is negen uur en het ronde hoekt, breng me naar bed John
en blijf bij me of ik ga en als ik ga
zoek me dan maar niet
laat me mijn eervolle aftocht
drapeer de zee, drapeer de zee
die van vanochtend maar om mijn lijf dat pijn doet --ja zo-- ik dank je
zeg je beleefd goedenacht
ik ga van Bruno dromen
Ploos
Categorie:poëzie Tags:poëzie
06-04-2012
Goede Vrijdag
attende
Domine et miserere
ik heb
gebeden
zoals me
werd geheten
ze wisten
zelf niet beter
of
wouden het niet weten
holle
frasen lege woorden
gepreveld
zonder zin
die
niemand verhoorde
als
was mijn woord te min
ik heb
gebeden en gezocht
als
kind en ook later
toen bloed
en rede in mij vocht
met
het verlangen naar een Vader
het
mocht niet baten
hoe ik
ook smeekte en vroeg
om een
woord een teken te laten
een wenk
was me genoeg
maar
zelfs dat was mij niet vergund
ik
wend me af in arren moede
van wie
me geen blik waardig gunt
geen
oren heeft naar mijn vrees of woede
ik heb
gebeden en bitter geweend
me geweigerd
geweten en verlaten
om
niet geen genade verleend
aan
mijn armzalige zelf overgelaten
tot ik
mijn rug heb gerecht
opgestaan
het
gevecht
ben
aangegaan
er was
geen Vader en geen zonde
wat
men ook beweerde of beval
er was
alleen de diepe wonde
de laffe
leugen van de zondeval
bevrijd
van last van eeuwen
kon ik
koppig mijn eigen weg gaan
mijn
diepe onschuld uitschreeuwen
geen
mens kon me in de weg nog staan
de
hemel was leeg
de aarde
vervuld van belofte en pracht
was
wat ik zomaar kreeg
de stralende
zon in ruil voor de nacht
Karel
Dhuyvetters
Goede
Vrijdag 2012
Categorie:poëzie Tags:poëzie
26-03-2012
Gebed voor Vlaanderen
Voor Vlaanderen n bid ik niet.
Wat
hebben al de bange trouwe gebeden
van vrome
vrouwen lang geleden
en de rozenkransen
voor goeds gedaan
en de
drie Weesgegroeten voor het slapengaan?
de schone
liederen in de mei en de novenen
waar
men ging langs Vlaamse wegen?
het
gebed om een witte kerst dat klein broertje bad
en voor
Vlaanderen, dat men al zo vaak verraden had?
Wat vermocht
de knieval van gans een volk
voor plaasteren
beeltenis en God in een wolk
de
zwijgende zondagsmis die man en vrouw verdeelde
en vroege vissers en late duivenmelkers verveelde
de
vernederende biecht van schamele zonden
en de
vergeving zonder heling van de wonden?
Tot alles
waren wij voor Vlaanderen bereid
aan
Kristus was Vlaanderen echter toegewijd
elke
moeder leerde dromen dat haar oudste zoon
haar ooit
begeleiden zou tot voor Gods troon
het
kruis torende hoog boven de transen
en
verbood donderprekend de jonkheid het dansen.
Vlaanderen
voerde Kristus in vlag en vaan
maar wat
heeft Kristus met Vlaanderen gedaan?
overgeleverd
aan geile begerige priesterhanden
geklonken
gekluisterd in onverbreekbare banden
vernederd
verkocht verleid en verraden
keer op
keer door god en kerk die we stil aanbaden.
Ik bid
niet voor Vlaanderen.
Ik ween
voor Vlaanderen.
Het prinsenvolk
der oude Nederlanden
verdeeld
door Spaanse katholieke beulenhanden
in broedertwist,
haat en schande ten onder gegaan
de oude
bron van haar levenskracht ontdaan
aan
vreemde heersers en strenge meesters onderworpen
het
vertrouwen beschaamd de moed verworpen
om op
het puin van zoveel onbegrip en blinde haat
ooit
nog een volk te stichten een land een staat.
Ik
droom van Vlaanderen.
Dat
weer welig is en waar wij aan onze rijke tafel
elkaar eindelijk
ontmoeten bij tarwebroden en falafel
waar de
zon gloort over zomergranen en de rilde rivieren
waar handen
delen en geen bedelaars de straten ontsieren.
Ik sta
op voor Vlaanderen.
Dat
zich zelfbewust en zonder angst weer vrij wil maken
en aan eeuwen
onderwerping en verknechting wil verzaken
dat
genoeg heeft van een staat die geen vaderland kan zijn
die
geen moedertaal kent en dus en nooit één kan zijn
dat het
gezag niet meer aanvaardt van volksvreemde vorsten
en van
al wie niet begrijpt dat wij naar vrijheid dorsten
ik
vervloek de lauwen die voor minder kiezen
en zo
de oude strijd opnieuw verliezen.
Ik woon
in Vlaanderen
waar
het goed wonen is en waar ik mezelf kan zijn
waar
geen mens me kan dwingen anders dan Vlaams te zijn
waar ik
vrij ben om te leven en voor Vlaanderen te werven
tot ik
eindelijk in vrede en rust in mijn Vlaanderen kan sterven.
Karel D'huyvetters
Categorie:poëzie Tags:poëzie
11-03-2012
Additions aux Pensées philosophiques, Denis Diderot
Toevoegingen
bij de
Filosofische Gedachten
Denis Diderot
Twijfel over religieuze kwesties moeten we helemaal niet als oneerbiedig
beschouwen, maar veeleer als goede werken, wanneer het gaat om iemand die
nederig zijn onwetendheid erkent, en ze hun oorsprong vinden in de vrees om God
te mishagen door afbreuk te doen aan de redelijkheid.
Als we enerzijds aanvaarden dat er een overeenkomst bestaat tussen de
menselijke rede en de eeuwige redelijkheid die God is, maar anderzijds
aanvoeren dat God van ons eist dat we onze menselijke rede laten varen, dan is
dat zo goed als stellen dat hij alles en niets wil.
Als God die ons onze rede heeft gegeven, van ons vraagt dat we haar
opgeven, dan is hij een goochelaar die doet verdwijnen wat hij eerst gegeven
heeft.
Als ik afstand doe van mijn rede, dan heb ik niets meer dat me leidt. Ik
moet dan blindelings een ander principe volgen en de veronderstelling voor waar
aannemen die nog ter discussie staat.
Als de rede een geschenk uit de hemel is en als we hetzelfde zouden
kunnen zeggen van het geloof, dan heeft de hemel ons twee geschenken gegeven
die incompatibel en tegenstrijdig zijn.
Om die moeilijkheid op te heffen, moeten we zeggen dat het geloof een
schimmig principe is, iets dat niet bestaat in de werkelijkheid.
Pascal, Nicole en nog anderen hebben het volgende verklaard: als God al
de onschuldige kinderen straft met eeuwige verdoemenis voor de fouten waaraan
hun ouders zich hebben schuldig gemaakt, dan is dat een hoogstaande stellingneming,
die niet in strijd is met de rede. Maar wat is dan nog een uitspraak die
strijdig is met de rede, als een die zo duidelijk godlasterlijk is, het niet
is?
Ik ben in de nacht verdwaald in een uitgestrekt woud en ik heb alleen
maar een stukje kaars om me te leiden. Komt daar een onbekende aan die me zegt:
beste vriend, blaas je kaars uit, dan zal je beter de weg vinden. Die onbekende
is een theoloog.
Als mijn rede van hierboven komt, dan is het de hemel die daardoor tot
mij spreekt; dan moet ik wel luisteren.
Of iemand een verdienstelijk mens is of niet, heeft niets van doen met
het gebruik van de rede. Al de goede bedoelingen ter wereld kunnen een blinde
nog geen kleuren leren onderscheiden.
Ik moet de evidentie onderkennen waar ze te vinden is, en de afwezigheid
van evidentie waar ze niet is, tenzij ik achterlijk ben. Maar achterlijkheid is
een ongeluk, geen misdaad.
De maker van de natuur deelt geen beloningen uit voor wie blijk heeft
gegeven van scherpzinnigheid. Hij zal dan ook geen straf uitspreken over wie
een dwaas is geweest.
Hij zal je zelfs niet bestraffen omdat je een booswicht bent geweest.
Hoezo! Ben je dan niet al ongelukkig genoeg geweest dat je een booswicht was?
Elke deugdzame bezigheid gaat gepaard met een innerlijke voldoening. Elke
misdaad, met wroeging. Los van alle schaamte of wroeging kent ons verstand een
afkeer voor deze of gene zaak. Ze te geloven of te verwerpen is dus geen
kwestie van deugd of misdaad.
Als we om het goede te doen ook nog genade nodig hebben, wat was dan het
nut van de dood van Jezus Christus?
Als er voor elke geredde honderdduizend verdoemden zijn, dan is de
duivel altijd in het voordeel, en hij heeft niet eens zijn zoon moeten
overleveren aan de dood.
De god van de christenen is een vader die zich zeer bezorgd toont over
zijn appelen, maar veel minder over zijn kinderen.
Ontdoe een christen van zijn vrees voor de hel, en je ontdoet hem van
zijn geloof.
Een godsdienst die waarachtig is, van belang voor alle mensen, altijd en
overal, moest wel eeuwig, universeel en vanzelfsprekend zijn. Geen enkele
godsdienst heeft die drie eigenschappen. Dus is drie keer bewezen dat ze
allemaal vals zijn.
Feiten waarvan slechts enkele mensen getuige kunnen zijn, volstaan niet
om een godsdienst te bewijzen die door iedereen ter wereld op dezelfde wijze
moet geloofd worden.
De feiten waarop men de godsdiensten steunt, zijn antiek en
wonderbaarlijk, met andere woorden zo verdacht als maar enigszins kan als
bewijzen voor een totaal ongeloofwaardige zaak.
Het evangelie bewijzen met een mirakel, dat is iets dat absurd is, bewijzen
met iets dat tegennatuurlijk is.
En wat gaat God aanvangen met al diegenen die nooit over zijn zoon
hebben horen spreken? Zal hij de doven bestraffen omdat ze het niet gehoord
hebben?
Wat gaat hij doen met al diegenen die wel van zijn godsdienst gehoord
hebben, maar die er geen hoogte konden van krijgen? Zal hij de pygmeeën
bestraffen omdat ze niet konden lopen met zevenmijlslaarzen?
Waarom zijn de mirakels van Jezus Christus echt gebeurd, en die van
Aesculapius, Apollonius van Tyana en van Mohamed niet?
Zijn alle joden die in Jeruzalem waren dan bekeerd bij het zien van de
mirakels van Jezus Christus? Helemaal niet. Ver van in hem te geloven, ze
hebben hem gekruisigd. We moeten wel gaan geloven dat die joden heel bijzondere
mensen waren. We hebben gezien hoe overal de mensen overtuigd worden door een
vals mirakel, terwijl Jezus Christus zelf met het joodse volk er niets van
terecht bracht met eindeloos veel echte mirakels.
We moeten het belang van precies dat mirakel onder de aandacht brengen,
het ongeloof van de joden, en niet dat van de verrijzenis.
Zo zeker als twee plus twee vier is, zo zeker is het dat Julius Caesar
werkelijk bestaan heeft. Het is zo zeker dat Jezus Christus heeft bestaan als
Caesar. En dus is het zo zeker dat Jezus uit de doden is opgestaan, als dat hij
of Caesar ooit geleefd hebben. Wat een logica! Dat Jezus en Caesar bestaan
hebben is geen mirakel.
In de biografie van Monsieur de Turenne staat dat toen er ooit een brand
uitbrak in een huis, de aanwezigheid van gewijde hosties de brand meteen deed
ophouden. Juist. Maar in de geschiedenisboeken lezen we ook dat een monnik ooit
een hostie vergiftigde; toen de Duitse keizer ze innam, viel hij meteen dood.
Ofwel ging het daar om iets heel anders dan louter de gedaante van brood
en wijn, ofwel moeten we aannemen dat het vergif opgegaan is in het lichaam en
het bloed van Christus.
Dat lichaam beschimmelt, dat bloed wordt azijn. God wordt op zijn altaar
opgegeten door de mijt. Domme mensen, onnozele halzen, open toch jullie ogen!
De godsdienst van Jezus Christus, verkondigd door onwetenden, heeft de
eerste christenen opgeleverd. Diezelfde godsdienst wordt vandaag gepredikt door
geleerde doctors, maar levert enkel nog ongelovigen op.
Men voert aan dat door zich te onderwerpen aan een wettig gezag, men
niet meer hoeft te redeneren. Maar waar ter wereld vinden we een godsdienst die
een dergelijk gezag niet heeft?
Het is de opvoeding als kind die een moslim verhindert gedoopt te
worden. Het is de opvoeding als kind die een christen verhindert zich te laten
besnijden. Het is de rede van de volwassene die zowel het doopsel als de
besnijdenis misprijst.
Bij Sint-Lukas lezen we dat God de Vader groter is dan God de Zoon: pater
major me est. Nochtans, en in tegenspraak met een zo formele uitspraak,
veroordeelt de kerk elke gewetensvolle gelovige die het letterlijk houdt bij
die woorden van het testament van de Vader.
Als de autoriteiten zo vrijelijk kunnen beschikken over de betekenis van
deze passage, terwijl er in de hele Schrift geen één is die meer precies is dan
deze, dan is er geen enkele passage waarover we ons sterk kunnen maken dat we
ze goed verstaan, zonder dat de kerk er van nu af aan om het even wat kan van
maken.
Tu es Petrus etc., is dat de uitspraak van een god of een gril zoals die
van Etienne Tabourot, heer van Accords?
In dolore paries, in smart zult gij kinderen baren, zegt God tot de
leugenachtige vrouw. Wat hebben al de vrouwelijke dieren hem misdaan, dat ook
zij barensnood kennen?
Als we pater major me est naar de letter moeten nemen, dan is Jezus
Christus God niet. Als we hoc est corpus meum letterlijk moeten geloven, dan
heeft hij zich met zijn eigen handen aan zijn apostelen uitgereikt. Dat is al
even absurd als zeggen dat Sint-Denijs het hoofd gebogen heeft nadat men het
afgehouwen had.
Men zegt dat hij zich terugtrok op de Berg van Olijven om te bidden. En
tot wie bad hij? Tot zichzelf.
Een God, die God doet sterven om God te sussen, een mooie uitdrukking
van de baron de la Hontan. Er staat minder zinvols in honderd folianten
geschreven voor of tegen het christendom, dan in de satire van deze twee
regels.
Als we zeggen dat een mens bestaat uit sterkte en zwakheid, uit inzicht
en verblinding, uit kleinzieligheid en grandeur, dan maken we het proces niet
op van de mens, maar zeggen we wat hij is.
De mens is zoals God of de Natuur hem gemaakt heeft. God of de Natuur
maakt niets slechts.
Wat wij de péché originel noemen, is bij Ninon de LEnclos le péché original.
Het is een grove schaamteloosheid om de overeenstemming van de
evangelisten aan te halen, terwijl er bij de enen zeer belangrijke feiten
vermeld staan waarover bij de anderen met geen woord gesproken wordt.
Plato onderkende drie aspecten in het goddelijke: goedheid, wijsheid en
macht. Zelfs met de ogen toe herkent men de triniteit van de christenen. Al
drieduizend jaar geleden noemde die Atheense filosoof logos wat wij het woord
noemen.
De drie goddelijke personen zijn ofwel alle drie accidenteel ofwel drie
substanties. Een tussenweg is er niet. Als ze accidenteel zijn, dan zijn we
atheïst of deïst. Als ze substanties zijn, zijn we heidenen.
God de Vader is van oordeel dat de mensen zijn eeuwige wraak verdienen.
God de Zoon vindt dat ze zijn eeuwig medelijden waardig zijn. De Heilige Geest
is onbeslist. Hoe brengen we dit katholiek gewauwel in overeenstemming met de
eenheid van de goddelijke wil?
Al heel lang vraagt men aan de theologen om het dogma over de eeuwige
straf in overeenstemming te brengen met Gods oneindige goedheid. Ze zijn er nog
altijd mee bezig.
Waarom een schuldige straffen, als er van zijn straf geen enkel gunstig
gevolg meer te verwachten is?
Als men enkel voor zichzelf bestraft, dan is men wel erg wreed en erg
boosaardig.
Geen enkele goede vader zou op onze hemelse vader willen lijken.
Wat voor verhouding is er tussen degene die beledigt en degene die
beledigd is? Wat voor verhouding tussen de belediging en de straf? Een
opeenstapeling van dwaasheid en van wreedheid.
En waarover is die God zo gebelgd? Zou je niet denken dat ik iets vermag
voor of tegen zijn glorie, voor of tegen zijn gemoedsrust, voor of tegen zijn
geluk?
Men wil hebben dat God de schelmen doet branden die niets tegen hem
vermogen, in een vuur dat eindeloos brandt. Terwijl men een vader nauwelijks
zou toestaan om een zoon een zeer tijdelijke dood te doen ondergaan voor het in
gevaar brengen van zijn leven, zijn eer en zijn fortuin!
Jullie christenen hebben dus heel andere opvattingen over goed en kwaad,
over waarheid en leugen. Jullie zijn dan ook de meest absurde dogmatisten, of
anders de meest buitensporige pyrronisten.
Al het kwaad waartoe iemand in staat is, is niet al het mogelijke kwaad.
Enkel wie in staat is tot al het mogelijke kwaad, verdient ook een eeuwige
straf. Door van God een oneindig wraakzuchtig wezen te maken, verhef je een
aardworm tot een oneindig machtig wezen.
Als we horen hoe de theologen tekeer gaan over de daad van een man die
God wellustig heeft geschapen en die met zijn buurvrouw heeft gevrijd, die God
gewillig en mooi geschapen heeft, zou je denken dat de hele wereld in brand
staat. Ach! Beste vriend, hoor wat Marcus Aurelius zegt en je zal zien dat je
God vertoornt omwille van het ongeoorloofde en wulpse gewrijf van twee
ingewanden.
Wat de wrede christenen vertaald hebben in eeuwig, betekent in het
Hebreeuws enkel langdurig. De onwetendheid van een hebraïst en het woest
karakter van een vertaler zijn de reden voor het dogma over de eeuwigdurende
straf.
Pascal heeft gezegd: Als uw religie vals is, dan riskeer je niets door
ze voor waar te nemen; als ze waar is, dan riskeer je alles door haar voor vals
te houden. Een imam kan net hetzelfde zeggen als Pascal.
Dat Jezus Christus, die God is, zou verleid zijn door de duivel, is een
fabeltje zoals die uit Duizend en één nacht.
Ik zou willen dat een christen, vooral een jansenist, me het cui bono
aantoont van de incarnatie. Overigens moet men het aantal verdoemden niet tot
in het oneindige opdrijven, als men tenminste nog enig nut wil halen uit dit
dogma.
Er was eens een jonge vrouw die een erg teruggetrokken leven leidde. Op
een dag kreeg ze bezoek van een jongeman met een vogel. Ze werd zwanger. Dan
stelt zich de vraag: wie heeft het kind gemaakt? Interessante vraag. De vogel!
Waarom lachen wij met de zwaan van Leda en de vlammetjes van Castor en
Pollux, en niet met de duif en de vurige tongen uit het evangelie?
Tijdens de eerste eeuwen waren er zestig evangelies waaraan men evenveel
geloof hechtte. Zesenvijftig ervan heeft men verworpen omdat ze kinderachtig en
onzinnig waren. Alsof er in de vier overgeblevene niets daarvan zou aanwezig
zijn.
God vaardigt een eerste wet uit voor de mens. Vervolgens schaft hij die
wet af. Is dat niet een beetje het gedrag van een wetgever die zich vergist heeft
en dat maar erkent na verloop van tijd? Is het een kenmerk van een volmaakt
wezen om zijn mening te herzien?
Er zijn zoveel soorten van geloof als er religies zijn in de wereld.
Al de onverdraagzamen van de hele wereld zijn niets anders dan ketterse
deïsten.
Als de mens ongelukkig is indien hij niet met schuld beladen geboren
wordt, dan is dat misschien wel omdat wij voorbestemd zijn om te genieten van
het eeuwig geluk, zonder dat we dat van nature ooit waardig zouden kunnen zijn.
Dat is wat ik denk van de dogmas van het christendom. Over zijn moraal
zal ik mij niet uitspreken. Wat moet een katholieke huisvader doen, wanneer hij
overtuigd is dat hij de geboden van het evangelie letterlijk moet toepassen, op
straffe van wat men de hel noemt; rekening houdend met de extreme moeilijkheid
om een zo hoge graad van perfectie te bereiken dat de menselijke zwakheid die
niet mogelijk maakt? Ik zie geen andere mogelijkheid dan dat hij zijn kind bij
zijn ene voet grijpt en het op de grond te pletter slaat, of het verstikt bij
zijn geboorte. Op die manier bespaart hij het kind het gevaar van de
verdoemenis en verzekert hij het van het eeuwige geluk. En ik houd vol dat door
zo te handelen hij helemaal geen misdaad begaat, maar een zeer lovenswaardige
daad stelt, aangezien die gebaseerd is op de vaderlijke liefde, die vereist dat
een goede vader voor zijn kinderen al het mogelijke goed doet.
De voorschriften van de godsdienst en de wetten van de maatschappij, die
het vermoorden van onschuldigen verbieden zijn dus inderdaad wel erg absurd en
heel wreed, indien men door hen te doden hen verzekert van de eeuwige zaligheid
en door hen te laten leven, bijna zeker overlevert aan het eeuwige onheil.
Hoezo, Mijnheer De La Condamine! Het zou toegelaten zijn om je kinderen
in te enten tegen de pokken, maar het is niet toegelaten om ze te doden om ze
de hel te besparen? Belachelijk!
Het volstaat dat de overwinning triomfeert bij enkelingen, als dat ook
de goede zijn. Het ligt niet in haar aard om aan iedereen te behagen. In de
Oudheid was het op het eiland Ternate aan iedereen verboden, zelfs aan
priesters, om over godsdienst te spreken. Er was maar één tempel, er was een
wet die uitdrukkelijk verbood dat er een tweede zou komen. Er was daarin geen
altaar, geen heiligenbeelden, geen schilderijen. Honderd priesters met een
aanzienlijk inkomen, deden dienst in de tempel. Ze zongen niet en spraken niet;
in die enorme stilte wezen ze met de vinger naar een piramide waarop deze
woorden geschreven stonden: Sterveling, aanbid God, bemin uw broeders en wees
dienstbaar aan het vaderland.
Er was eens een man die in de steek gelaten was door zijn kinderen, zijn
vrouw en zijn vrienden. Onbetrouwbare vennoten hadden hem in het ongeluk en de
armoede gestort. Vervuld als hij was door haat en een grondig misprijzen voor
de menselijke soort, liet hij de maatschappij achter zich en trok zich helemaal
alleen terug in een grot. Daar, met zijn vuisten in de ogen gedrukt, en denkend
aan een wraakneming die in verhouding zou zijn met zijn hevige gevoelens, sprak
hij: De ontaarden! Wat zal ik doen om hen te straffen voor het onrecht dat ze
me aangedaan hebben, hoe kan ik hen zo ongelukkig maken als ze verdienen te
zijn? O, als het mogelijk zou zijn om iets te bedenken hen een groot waanidee
in het hoofd te prenten dat ze voor belangrijker zouden houden dan hun leven,
en waarover ze het nooit eens zouden worden! Meteen stormt hij naar buiten uit
de grot, al roepend: God! God! Om hem heen herhalen ontelbare echos God!
God! Die vreesaanjagende naam verspreid zich van pool tot pool en wordt overal
beluisterd met verbazing. De mensen buigen eerst diep neer, komen dan weer
overeind, stellen zich vragen, discuteren, worden verbitterd, excommuniceren
elkaar, haten elkaar, snijden elkaar de keel over en zo wordt de dodelijke wens
van de misantroop bewaarheid. Dit is het verhaal geweest in het verleden, en zo
zal ook het verhaal zijn in de toekomst, van een wezen dat altijd even
belangrijk zal zijn als onbegrijpelijk.
Een enkele bewijsvoering
maakt meer indruk op mij dan vijftig feiten. Dank zij het extreme vertrouwen
dat ik heb in mijn rede, is mijn geloof niet overgeleverd aan de willekeur van
een hekkenspringer. Jij die Mohamed predikt: laat de manken weer lopen, de
doven spreken, de blinden zien, genees de verlamden, wek de doden tot leven,
geef aan de geamputeerden de ledematen terug die ze missen, een mirakel dat men
nog niet geprobeerd heeft; tot jouw grote verbazing zal mijn geloof daardoor
niet aan het wankelen gebracht worden. Als je wil dat ik missionaris wordt voor
jouw zaak, laat dan die kunstjes achterwege en laten we redeneren. Ik vertrouw
meer op mijn oordeel dan op mijn ogen. Als de godsdienst die je me verkondigt
waarachtig is, dan kan zijn waarheid aangetoond worden en bewezen met
onweerlegbare argumenten. Vind ze, die redeneringen. Waarom me lastig vallen
met wonderen wanneer je om mij te vloeren niet meer nodig hebt dan een
syllogisme? Hoezo! Is het voor jou gemakkelijker om een manke te doen lopen dan
om mij iets duidelijk uit te leggen?
LI
Er ligt een
man uitgestrekt op de grond, gevoelloos, zonder stem, zonder lichaamswarmte,
bewegingsloos. Men draait hem om, draait hem nog eens om, schudt hem dooreen, bestookt
hem met een hete pook, niets brengt hem in beweging, het hete ijzer kan hem
geen enkel teken van leven ontlokken. Men neemt aan dat hij dood is. Is dat zo?
Neen. Het is een geval zoals dat van de priester van Calama.
Die, zo vaak als men wou, het
bewustzijn verloor en voor dood neerviel telkens wanneer men hem het gezang van
weeklachten liet horen. Het was zo erg dat men hem kon knijpen of zijn huid
doorboren zonder dat hij er iets van voelde; soms heeft men zelfs met laaiend
vuur gebrand zonder dat hij eronder leed, op de blaren na die hij eraan over
hield! (Augustinus, De civitate Dei, boek XIV, hoofdstuk 24)
Als sommige
mensen op onze dagen zo iemand zouden tegenkomen, zouden ze er mooi gebruik van
maken. Men zou ons een kadaver laten zien dat weer tot leven komt op het graf van
een uitverkorene; het rapport van de jansenistische magistraat zou aangedikt
zijn met een verrijzenis en de aanhangers van de bul Unigenitus zouden allicht serieus verontrust zijn.
LII
De logicus
van Port-Royal verkondigt ons dat Sint-Augustinus het bij het rechte eind had
toen hij, Plato navolgend, stelde dat het oordeel over wat waar is en het
onderscheidingsvermogen niet tot de zintuigen behoren maar tot onze geestelijke
vermogens: non est veritatis judicium in
sensibus. Het is zelfs zo dat de zekerheid die wij kunnen halen uit de
zintuigen niet heel ver reikt, en dat er heel wat zaken zijn die we menen te
weten door middel van die zintuigen, maar waarover we geen absolute zekerheid
hebben. Wanneer het getuigenis van de zintuigen het gezag van de rede niet
tegenspreekt of ontkracht, valt er niet te kiezen: volgens de juiste logica
moeten we ons aan de rede houden.
LIII
In de
voorstad weerklinken de toejuichingen: de stoffelijke resten van een
uitverkorene doen er op één dag meer wonderen dan Jezus Christus er in zijn
hele leven heeft verricht. Allen daarheen, op een loopje, ik volg de menigte.
Ik ben nog maar net aangekomen als ik hoor roepen: een mirakel! een mirakel! Ik
ga dichterbij, ik kijk toe en ik zie een kleine manke die ondersteund door drie
of vier liefdadige personen rondloopt. En het volk verbaast zich erover en
roept voortdurend: een mirakel, een mirakel! Waar is dat mirakel dan,
stommelingen? Zien jullie dan niet dat die schavuit niets anders gedaan dan
heeft dan van krukken te wisselen? In dit geval was het niet anders dan altijd
wanneer het over spoken gaat. Ik kan er een eed op doen dat al degenen die ooit
een spook hebben gezien er vooraf al bevreesd voor waren, en dat al degenen die
hier een mirakel gezien hebben, vast van plan waren om er een te zien.
LIV
Nochtans
hebben we van dat soort vermeende mirakels een lange lijst die het kan opnemen
tegen zelfs het meest vastberaden ongeloof. De auteur ervan is een senator, een
ernstig man die weliswaar aanhanger was van een bedenkelijk materialisme, maar
die van zijn bekering geen materieel voordeel te verwachten had. Hij was ooggetuige
van de feiten die hij vertelt en heeft ongehinderd en zonder eigenbelang zijn
oordeel kunnen vormen; zij getuigenis wordt bevestigd door duizend andere. Ze
zeggen allen dat ze het gezien hebben en hun verklaring is zo authentiek als
maar kan: de originele akten worden bewaard in de openbare archieven. Wat
kunnen we daarop zeggen, ja wat? Dat die mirakels niets bewijzen, zolang de kwestie
van het sentiment niet uitgeklaard is.
LV
Elke
redenering die beide partijen bevredigt, bevredigt de ene noch de andere. Als
het fanatieke geloof martelaars heeft zoals het ware geloof; en als er onder
degenen die gestorven zijn voor het ware geloof fanatiekelingen waren, laten we
dan het aantal doden tellen, als we dat kunnen, of anders andere motieven
zoeken voor de goedgelovigheid.
LVI
Niets is zo van
aard op iemand in zijn ongeloof te bevestigen als valse motieven voor een
bekering. Aan de ongelovigen zegt men altijd: wie mogen jullie wel zijn, dat je
het geloof aanvalt dat mensen als Paulus, Tertullianus, Athanasius,
Chrysostomus, Augustinus, Cyprianus en nog zoveel andere beroemde personages zo
moedig verdedigd hebben? Misschien hebben jullie wel een of andere moeilijkheid
opgemerkt die deze superieure genieën is ontgaan. Laat maar eens zien dat jullie
er meer over weten dan zij, of geef uw twijfels op voor hun zekerheden als
jullie aanvaarden dat zij er meer over weten dan jullie.
Wat een
frivole redenering! De inzichten van de bedienaars zijn geen bewijs voor de
waarheid van een religie. Is er een meer absurde godsdienst dan die van de
Egyptenaren? Nochtans waren zijn bedienaars de meest verlichte geesten! Nee, deze
ui kan ik echt niet aanbidden. Wat voor privilegies heeft hij tegenover andere
groenten? Ik zou wel gek zijn om mijn eerbetoon te vergooien aan wezens die
bestemd zijn om mij tot voedsel te dienen! Wat een grappige godheid: een plant
die ik water geef, die groeit en die aanhaar einde komt in mijn groentetuin!
Zwijg stil,
ongelukkige, uw godslastering doet me sidderen. Nu is het uw beurt om te
redeneren: weet jij daar soms meer over dan het heilig college? Wie ben jij om
je goden aan te vallen en lessen in wijsheid te geven aan hun priesters? Ben
jij misschien slimmer dan al die orakels die de hele wereld om advies komt
vragen? Wat ook je antwoord is, ik bewonder je hoogmoed of je stoutmoedigheid
Zullen de
christenen zich dan nooit bewust worden van hun eigen kracht? Zullen ze dan
nooit die ongelukkige sofismen overlaten aan hen die geen ander verweer hebben?
Weg met gemeenschappelijke ideeën die
de ene zowel als de andere partij kan inroepen: het is immers niet mogelijk dat
ze beide kanten gelijk kunnen geven. (Augustinus)
Voorbeelden,
wonderen en het gezag kunnen onnozelaars en huichelaars opleveren, doch enkel
de rede kan voor gelovigen zorgen.
LVII
Laten we
aannemen dat het van het hoogste belang is dat men bij het verdedigen van een
religie slechts gebruikmaakt van de meest solide argumenten. En toch vervolgt
men al wie zijn best doet om verkeerde argumenten aan te klagen! Hoezo, is het
niet voldoende dat men christen is? Moet men het ook nog zijn voor de verkeerde
redenen? Jullie kwezels, luister goed: ik ben geen christen omdat
Sint-Augustinus het was. Ik ben het omdat het raisonnabel is om het te zijn.
LVIII
Ik ken de
kwezels, ze worden gemakkelijk opgeschrikt. Eens ze ervan overtuigd zijn dat
wat ik hier neerschrijf iets bevat dat in strijd is met hun ideeën, dan
verwacht ik me meteen aan al de kwaadsprekerij die ze gedebiteerd hebben over
duizend personen die meer waard zijn dan ik. Als ik enkel maar uitgescholden
wordt voor deïst en schavuit, dan kom ik er nog goed vanaf. Descartes hebben ze
lang geleden al verdoemd, net als Montaigne, Locke en Bayle, en ik verwacht dat
ze er nog veel meer zullen verdoemen. Ik laat hen echter weten dat ik me niet
sterk maak een meer eerlijk man te zijn, noch een beter christen, dan de
meerderheid van die filosofen.
Ik ben
geboren in de katholieke, apostolische en Roomse Kerk en ik onderwerp me met alle
kracht aan haar beslissingen. Ik wil sterven in de godsdienst van mijn
voorvaderen en ik houd die voor de ware, in de mate dat men dat kan wanneer men
nog nooit persoonlijk te maken heeft gehad met de Godheid en nog nooit getuige
is geweest van enig mirakel. Dat is mijn geloofsbelijdenis. Ik ben er zo goed
als zeker van dat ze hen niet zal bevallen, terwijl er allicht niemand van hen
is die in staat zou zijn om er een betere af te leggen.
LIX
Ik heb hier
en daar wat gelezen van Abadie, Huet en de anderen. Ik ben voldoende op de
hoogte van de bewijzen voor mijn godsdienst en ik geef toe dat ze indrukwekkend
zijn. Maar zelfs als ze nog duizendmaal indrukwekkender zouden zijn, dan nog
zou ik het christendom nog niet voor bewezen houden. Waarom eist men van mij
dat ik geloof dat er drie personen in God zijn, met evenveel zekerheid als mijn
geloof in de stelling dat de drie hoeken van een driehoek overeenkomen met twee
rechte hoeken? Een bewijs moet in mij een zekerheid opleveren die in verhouding
staat met zijn relatieve kracht. De inwerking op mijn geest van geometrische,
morele en fysische bewijzen kan niet anders dan verschillend zijn, anders is
dat een frivool onderscheid.
LX
Jullie
leggen aan een ongelovige een volume voor met geschriften waarvan jullie hem
het goddelijk karakter willen aantonen. Maar nog voor aan het onderzoek te
beginnen van uw bewijzen, zal hij niet nalaten om u te ondervragen over die
collectie. Is die altijd dezelfde geweest, zal hij vragen. Hoe komt het dat ze
vandaag niet zo uitgebreid is als enkele eeuwen geleden? Met welk recht heeft men
er dit of geen werk eruit verwijderd, dat nochtans door een andere sekte
vereerd wordt, en andere behouden, die door haar verworpen zijn? Op welke
gronden hebben jullie de voorkeur gegeven aan dit manuscript? Wie heeft jullie
geleid bij de keuze die jullie gemaakt hebben tussen al die verschillende
kopieën, die het bewijs zijn dat deze heilige schrijvers jullie niet
overgeleverd zijn in al hun originele en primaire puurheid?
Als de
onwetendheid van de kopiisten of de listen van de ketters ze verminkt hebben,
en dat kunnen jullie niet ontkennen, dan zullen jullie ze wel moeten herstellen
in hun oorspronkelijke toestand, eer je er het goddelijk karakter ervan gaat
bewijzen. Jullie bewijzen kunnen immers niet slaan op een bundel verminkte
geschriften en het is niet daarop dat ik mijn geloof zal vestigen. Maar wie
gaan jullie belasten met die opdracht? De Kerk. Maar ik kan de onfeilbaarheid
van de kerk niet aanvaarden, zolang het goddelijk karakter van de Schrift me
niet bewezen is. En dus ben ik veroordeeld tot het scepticisme.
Men kan voor
dat probleem maar een oplossing vinden als men toegeeft dat de eerste
fundamenten van het geloof zuiver menselijk zijn. De keuze tussen de
manuscripten, het herstel van passages moet gebeuren volgens de regels van de
historische kritiek. Ik zal mijn geloof aan de goddelijkheid van de heilige
schriftuur laten afhangen van de zekerheid van die regels.
LXI
Door op zoek
te gaan naar de bewijzen ben ik op de moeilijkheden gestoten. De geschriften
die de redenen voor mijn geloof bevatten, bieden me te gelijkertijd redenen aan
tot ongeloof. Het zijn gezamenlijke arsenalen. Aan de ene kant heb ik er de
deïst ontmoet die zich kwam wapenen tegen de atheïst. De deïst en de atheïst
vechten er tegen de jood. De atheïst, de deïst en de jood sluiten er een
bondgenootschap tegen de christen. De christen, de jood, de deïst en de atheïst
gaan de strijd aan met de moslim. De atheïst, de deïst, de jood en de moslim,
samen met heel de menigte van christenen storten zich op de christen. De
scepticus staat alleen tegen allen. Ik ben getuige geweest van de klappen die
er gevallen zijn. Ik hield het evenwicht in de gaten tussen de strijdende
partijen. Hun armen gingen omhoog en omlaag naargelang het gewicht dat eraan
bevestigd was. Na veel over en weer sloeg de balans door naar de christen, maar
alleen door zijn doorslaggevende argumenten, ten nadele van de tegenstanders.
Ik ben mezelf tot getuige van mijn onpartijdigheid. Het heeft niet aan mij
gelegen dat dat overwicht me aanzienlijk leek. Ik bevestig God in alle
eerlijkheid.
LXII
Die
verscheidenheid van opinies heeft de deïsten op een idee gebracht dat wellicht
veeleer eigenaardig is dan solide. Wanneer Cicero wil aantonen de dat de
Romeinen het meest oorlogszuchtige volk ter wereld zijn, haalt hij handig die
bekentenis uit de mond van hun tegenstanders. Galliërs, als jullie aan iemand
onderdoen in moed, aan wie dan wel? Aan de Romeinen. Parthen, wie zijn na
jullie de meest dappere mannen? De Romeinen. Afrikanen, als jullie voor iemand
zouden beducht zijn, voor wie dan? Voor de Romeinen. Laten we zijn voorbeeld
volgen, zeggen de deïsten en de andere religionairs ondervragen. Chinezen,
welke godsdienst is de beste, als het die van jullie niet is? De natuurlijke
godsdienst. Moslims, welke godsdienst zouden jullie aanhangen indien jullie
Mohamed zouden afzweren? Het naturalisme. Christenen, welke is de ware
godsdienst, als dat niet het christendom is? De godsdienst van de joden. Maar
jullie, joden, wat is de ware godsdienst als het judaïsme vals is? Het
naturalisme. Wie de tweede plaats toegewezen krijgt in een unanieme consensus,
en wie de eerste plaats aan niemand afstaat, verdient die ongetwijfeld.
Als een alternatief verjaardagscadeau vroeg ik aan mijn
kinderen een gedicht, een versje, een kattenbelletje. Oudste zoon Dirk
reageerde met een verrassend
origineel sonnet dat me tot tranen toe ontroerde.
Fils cadet Luk had
wat meer tijd nodig, maar dit is zijn puntig poëtisch cadeautje:
"Verjaardag in een globale
wereld"
De tijd is rijp nu
Geest en lichaam nog rijper
Verrotting alom
"Vergissing"
Geen haar op zijn hoofd
Nochtans echt geen werkschuw
tuig
Dat eraan denkt
"Denken aan haar"
Wie had dat gedacht,
Weelderige krullenpracht,
66 jaren later
"Rare carrière
planning"
Wie bij de vos slaapt
Krijgt zijn vlooien soms later
Theoloog ex post
"Vraag voor de
zeker-weter"
Qui
disait encore
« Qui
a raison contre tout
le monde, a tort?»
"Ode aan het
nonsensgedicht"
Ik zit mij voor mijn scherm,
Onnoemelijk t'enerveren
Ik wou dat ik mijn vader was,
Vlot verzen declameren.
Categorie:poëzie Tags:poëzie
26-01-2012
gedichtendag 2012: STROOM
Elke
d
r
u
p
p
e
l
water
die voldragen
striemend
of
gelaten
zomaar
hier
of
daar
de aarde
raakt
droomt
dat
op
een dag
onvermoed
hij
blij
in vervoering
en vol
overmoed
weer
naar
zee
stroomt.
Categorie:poëzie Tags:poëzie
16-01-2012
In de wolken
Clouds
Strauss Van
Nevel Kuijken Callas
Schubert
Verdi Haydn Sjostakovitsj
Wagner Bach
Puccini Figueras
Scarlatti Bruckner
Haendel Rostropovitsj
McBain
Nabokov Dawkins Trevor
Mehta Updike
Tolkien Dennett
Le Carré De Vries Spinoza Pinker
Burgess James Damasio Pritchett
Linguist Polyglot
Humanist
Etymoloog
Atheïst Evolutionist
Flamingant altegader
Blogger
Internaut Klokkenman
Keukenprins
E-reader Beeldjesfan
Zesenzestig
Mijn Vader
Dirk Dhuyvetters,
16 januari 2012
Categorie:poëzie Tags:poëzie
26-12-2011
de herderkens logen bij nachte
Mijn penvriend Jacques Quekel is een ijverig
en geïnspireerd epigrammendichter. Je kan hier terecht voor zijn puntig en poëtisch blog.
Daar vind je ook zijn gelegenheidsgedicht voor kerstmis. Niet voor het eerst is
daarin sprake van engelenkoren bij de geboorte van Jezus. Ik reageerde in mijn
Kroniek al eerder op dat traditioneel beeld, klik
hier als je het nog eens wil nalezen.
En dit is mijn reactie op zijn
jongste kerstvisioenen:
Mensen die
engelenkoren
bij nacht en
ontij horen
zijn
misschien wel onschuldig als schapen
vooral als
ze de desbetreffende slaap slapen.
Maar het
blijft betreurenswaard
en het
verraadt hun ware aard:
mensen die
horen wat er niet is
daar is
beslist een en ander mee mis.
Jezus werd
niet uit een maagd geboren
en zeker
niet met bijhorende engelenkoren;
als hij al
geboren werd, wat erg onzeker is
dan als
simpele mens, wat op zich ook beter is.
En niet als
God, en ook nog diens Zoon
dat zou een
wonder zijn en erg ongewoon
en met
Verlossers hebben we het wel gehad
hun weg naar
vrede is altijd een heilloos oorlogspad.
Laten we
derhalve ons feesten inspireren
door wat we
van Moeder Natuur zelf kunnen leren:
Het Licht
der Wereld is niet in Bethlehem geboren
het
verschijnt elke dag bij het eerste ochtendgloren.
Laten we het
denken niet aan anderen overlaten
aan
priesters, misleiders en andere onverlaten
maar
onbevreesd en welgemoed zelf bezinnen
hoe we het
best aan een betere wereld beginnen.
Dat kan door
ons verstand te gebruiken
en in ons
hart de liefde te laten ontluiken
voor
iedereen en al wat ons dierbaar is
en voor wat
billijk, goed en bovendien ook nog waar is.
Categorie:poëzie Tags:poëzie
29-11-2011
Cicisbeo
Cicisbeo
G
roteske minuskel
Grijnzende halfedelsteen
Grafschrift in een lijzige zijbeuk
Versleten godvergeten woord
Geamuseerde opwelling
Vernederende kwelling ener
Vertederd nederige aanbidder
Soupirant de dame
Cavalier
servant
Chevalier
galant
Ami
tendre ami de cur
Damoisel
damoiseau
Triste jusquau fond de lâme
Een dobberend driftwoord
Maskers van Muranoglas
Bautablinden en volte-face
Casanova door achterklap gestoord
Betrapt met een vierdeukenhoed
Op het Canal Grande onvermoed
Carnaval de Venise als slotakkoord
Cicí sist de siciliaan
Kijk hem gaan de epigoon
Dienaar zonder loon
Leenroerig vazal en kompaan
Hangend aan de slippen
En zijn douce dames lippen
Hij aanbidt doch niet in bed
Amper onteerd begeerd
Noch wederkerig begerig
Onbevredigd tevreden
Met karig verleende gunst
Verlangen verheven tot kunst
Druk doende
Dritte im Bunde
Lancelot Iskarioth
Sigisbée
Cicisbeo
Categorie:poëzie Tags:poëzie
14-11-2011
I Modi en Aretino's Wulpse Sonnetten
Het
christendom is nooit een goede vriend geweest van seksualiteit. Maar waarom? Het
is immers waanzin om zich tegen seksualiteit te keren. Je kan net zo goed tegen
eten en drinken zijn. James Thurber en E.B. White gaven samen een hilarisch boek
uit in 1929 onder de titel Is Sex
Necessary?
Paulus was
ertegen. Waarschijnlijk leefde hij in de veronderstelling dat de terugkomst van
Christus op aarde niet lang meer zou uitblijven. Het had dus geen zin om rap
nog wat kinderen bij te maken, het einde was nabij. Het celibaat, de
verplichting voor priesters om ongehuwd te zijn op het ogenblik van de wijding
en ongehuwd te blijven en zich ook te onthouden van alle seksuele activiteit, was
echter niet van bij de aanvang de regel voor priesters, bisschoppen en zelfs
pausen. Pas in het Eerste en Tweede concilie van Lateranen (1123, 1139), en het
concilie van Trente (154564) werd het formeel opgelegd, maar nog altijd met (evident)
beperkt succes. De meeste priesters bleven openlijk met een partner leven.
Men stelde
het voor als waren ongehuwde mannen en vrouwen meer toegewijd aan God en aan
hun medemens dan gehuwden. Dat is nog altijd de stelling van de
rooms-katholieke kerk. Maar zelfs als dat waar zou zijn, wat ik betwijfel, dan is
dat toch nog altijd geen reden om tegen seks te zijn? Wie zich om Godswil
onthoudt van seks hoeft seks niet te verafschuwen of te haten, hij of zij moet
het gewoon laten, zonder meer.
Maar zo is
het niet gegaan, o, nee.
In mijn
jeugd was het zelfs zo dat men over seks niet eens mocht praten, nooit, onder
geen enkele omstandigheid, behalve in de biechtstoel. Seks kwam in het publieke
leven niet voor. Seks in boeken en films was verboden, niet alleen door de
kerk, maar ook door de staat. Openbare zedenschennis, bijvoorbeeld naaktheid of
zelfs een te gewaagd decolleté of je broek afsteken was een misdaad. Zelfs
wildplassen was een seksueel misdrijf.
Het was
natuurlijk allemaal vechten tegen de bierkaai, of zoals men het in het Frans
zegt: le nier serait nier la lumière du
soleil. De mens is een seksueel wezen, zonder seks kunnen wij ons niet
(natuurlijk) voortplanten en bovendien zijn wij zo geëvolueerd dat wij seksueel
opgewonden raken door anderen. Wij zijn zo en daarmee uit. Wat heeft de kerk
dan bezield om niet alleen priesters en religieuzen tot absolute seksuele
onthouding te dwingen, maar ook elke vermelding van seksualiteit te verbieden?
Ik weet het werkelijk niet, het is pure waanzin.
Natuurlijk hebben
de mensen dat verbod steeds aan hun laars gelapt, ook de priesters en religieuzen,
het bleven mensen en wat men ook probeert, de seksualiteit kan men nooit
onderdrukken.
Er is altijd
veel belangstelling geweest voor seksueel getinte verhalen en afbeeldingen. Als
dat niet open en bloot kon, dan maar in het geheim. Hoe meer iets verboden is,
hoe meer het gegeerd is.
Een goed
voorbeeld daarvan zijn de afbeeldingen van zestien seksuele variaties, oorspronkelijk
geschilderd door Giulio Romano voor het paleis van de Gonzagas in Mantua, maar
gepubliceerd als gravures door Marcanatonio Raimondi in 1524 als I Modi. De brave man werd prompt door de
paus gevangen gezet en alle exemplaren werden vernietigd, of berusten nu ergens
in de kelders van het Vaticaan. De dichter Pietro Aretino schreef zestien frivole
sonnetten, één voor elk van de afbeeldingen.
Er moeten
toch enkele afbeeldingen ontsnapt zijn en er kwam dus een tweede uitgave, met
de gedichten van Aretino, die echter ook helemaal in beslag werd genomen. Er zijn
enkele fragmenten van de gravures bewaard in het British Museum. Nadien zijn er verscheidene pogingen ondernomen om
de afbeeldingen toch weer te publiceren, sommige duidelijk op basis van de
originelen, zoals blijkt uit de overeenkomst met de fragmenten in het British Museum.
I Modi waren berucht sinds hun ontstaan en
ze zijn dat gebleven. Vandaag kan je ze gewoon bekijken op Wikipedia. Ik
wou ook graag eens de vermaarde scabreuze gedichten van Aretino lezen, maar dat
bleek minder gemakkelijk. De volledige tekst in het Italiaans vind je redelijk gauw,
maar voor vertalingen in het Engels, Frans of Duits, talen die ik beter meester
ben, was het wel even zoeken. Uiteindelijk ontdekte ik dat er een moderne Nederlandse
vertaling bestaat en wel van die meester-dichter en vertaler en schrijver van
liedteksten, Ernst van Altena. Zijn vertaling is gepubliceerd, samen met de
afbeeldingen, in een boekje van 1981 onder de titel: Pietro Aretino, Wulpse sonnetten.
Je vindt hier of daar nog wel een tweedehands exemplaar te koop aangeboden. Voor de
tekst kan je hier terecht.
Zowel bij de
afbeeldingen als bij de gedichten zal je merken dat Shakespeares stelling klopt:
much ado about nothing. Wij zijn
natuurlijk wat gewoon sinds je de eerste Playboy
hier onder de toog kon kopen. Men kan zich terecht de vraag stellen waarom de
kerk zich zo vreselijk druk heeft gemaakt over deze afbeeldingen en de
gedichten. Waarin bestond het vermeende kwaad dat ze konden veroorzaken bij het
lezen of bekijken? Oordeel zelf maar.
Categorie:poëzie Tags:poëzie
12-11-2011
Zonder woorden - Sans paroles
Sans
paroles je me retrouvai délaissée
Toute seule
depuis nos adieux
Malgré toutes
nos promesses répétées
De
découvrir ensemble et heureux
Les plus
tendres de nos années.
Personne
ne soupçonnait
Mon
monde secret
Et moi
je gardai le silence
Dans
toutes les mille langues
que
crie la souffrance.
Féroce
comme le feu fulminant
La
douleur brûlait mon corps ardant.
Tu avais
disparu vers la plaine
De la
mémoire sourde et soudaine.
Dans
mon univers tu restes en présence
Même si
le désir a perdu de sa puissance
Et la
nostalgie absorbée en dautres absences.
Seul mon
souvenir sigillaire
Retient
ton image claire
Ton nom
tellement cher
Placé
en signe indélébile
Sur ma
peau vive et sensible.
Gedicht door Lut De Rudder bij
het beeld Les Pénitents van Anne Cornil