Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (186)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (238)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    26-10-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme

    Antiklerikalisme

    De woorden die we gebruiken hebben hun belang. Het is met onze woorden dat we iets duidelijk maken, onze mening te kennen geven. Wanneer we woorden niet correct gebruiken, of niet de juiste woorden gebruiken, lopen we gevaar verkeerd begrepen worden. En ik heb het nu niet over banale woorden, zoals duimspijker of punaise, maar om woorden die ertoe doen.

    Terrorisme is altijd al aanwezig geweest in onze samenleving, het behoort tot de geschiedenis van het mensdom. Ontegensprekelijk is het ook in onze recente geschiedenis nadrukkelijk aanwezig. Van Dale omschrijft het als ‘(het plegen van) gewelddaden (individuele of collectieve aanslagen, gijzelingen, verwoestingen) ter demoralisering van de bevolking om een politiek doel te bereiken’. Met dergelijk terrorisme hebben ook wij tijdens ons leven al te maken gehad. Vaak was het echter niet duidelijk welk politiek doel de terroristen beoogden. Het was evident dat het aanslagen waren op de gevestigde macht en orde. Maar welke verandering wenste men teweeg te brengen? Onvermijdelijk komen we dan terecht bij de islam. Het valt immers niet te ontkennen dat de daders vaak met deze godsdienst in verband te brengen zijn, of zelf dat verband opeisen. De vraag is dan evenwel of het gaat om politieke doeleinden. Een godsdienst is immers in principe geen politiek systeem. Maar daar wringt het schoentje. Een bepaald politiek systeem maakt namelijk dat onderscheid niet tussen Kerk en Staat: de theocratie. En dus kan men terrorisme gebruiken als een middel om een theocratie te vestigen, en zijn dergelijke misdaden ‘terrorisme’.

    Ik meen dat het belangrijk is dat wij althans dat onderscheid tussen Kerk en Staat wel blijven maken. Onze beschaving is moeizaam en langzaam geëvolueerd in die richting, en vandaag is die scheiding goed merkbaar in de meest moderne staten. Niet toevallig zijn dat ook de staten waarin de godsdienst gemarginaliseerd is, en nog slechts een heel beperkt aantal mensen actief godsdienstig zijn. Die strijd tegen de invloed van de Kerk in de samenleving noemt men antiklerikalisme; klerikalisme is het opeisen door de geestelijkheid van meer macht dan haar rechtens toekomt. In een theocratisch bestel heeft de geestelijkheid alle macht, of eist die althans op, en ze beroept zich daarbij op een Opperwezen of God, en op diens openbaringen. De Joodse staat (die van het Oude Testament) was een theocratie, en ook de opvolgers ervan, het christendom en de islam, zijn theocratieën. Er is echter altijd al een tegenbeweging geweest die zich verzette tegen elk theocratisch bestel. Het alternatief was dan aanvankelijk een monarchie of een aristocratie, maar stilaan won het aloude idee van de democratie aan belang en invloed, en vandaag is die democratie, met strikte scheiding van Kerk en Staat, de norm in talrijke staten.

    Theocratie is in feite een misleidende benaming. Het is immers niet ‘god’ (theos) die heerst, maar de bedienaars van de eredienst, de priesters, de clerici. Vandaar dat men veeleer moet spreken van een hiërocratie (van hiereus, priester), of van een klerikaal bewind. Net zoals in alle andere staatsvormen gaat het om gewone mensen die zich de macht toe-eigenen, of verkozen worden om de macht uit te oefenen. Het enige verschil is dat men zich in een theocratie beroept op een Opperwezen en een Openbaring. In werkelijkheid is er echter geen opperwezen, en dus ook geen openbaring, het zijn gewoon verzinsels en waanideeën van machtsgeile mensen. Een theocratie is dus niets anders dan volksmisleiding, en als dusdanig verwerpelijk: het volk verdient beter. Bovendien hebben de theocratieën allemaal een bijzonder kwalijke reputatie, vooral op het gebied van het respect voor de mensenrechten. Er is dus geen enkele reden om voor een theocratie te kiezen, en talloze redenen om ons ertegen te verzetten. Dat hebben we gedaan met het jodendom (helaas vaak op een al te wrede manier) en met het christendom (op democratische wijze); waarom zouden we hetzelfde niet doen met de islam? Het is onze intellectuele en morele plicht om dat te doen.

    Dat betekent echter niet dat men de moslims (M/V/&c) moet veroordelen of hen verhinderen hun godsdienst te beoefenen, tenzij zij erop uit zijn om een theocratie te vestigen, als allesoverheersende staat, of als een staat in de staat. Wij moeten de scheiding van Kerk en Staat te allen prijze verdedigen. De godsdiensten mogen bestaan als een organisatie van mensen, maar zij mogen zich, net zoals alle andere organisaties, geen rechten toe-eigenen die hun niet toekomen, zoals het strafrecht, het huwelijksrecht, het onderwijs, de gezondheidszorg, de economie, de wetenschap &c. Godsdienst is een private kwestie, die men individueel of collectief beoefent, maar gescheiden van het staatsbestel. Antiklerikalisme is derhalve de enige verantwoorde houding tegenover de godsdiensten.

    In het licht van deze redeneringen kan men zich dan een opinie vormen over allerlei vormen van geweld, zoals onlangs nog de gruwelijke moord op een Franse leraar. Men heeft dat een daad van terreur genoemd, een terroristische aanslag. In feite beantwoordt dat niet aan de definitie van terrorisme, noch van aanslag. Het gaat om een moord op religieuze gronden, en dat noemt men een rituele moord. De dader had immers geen politieke bedoelingen, en wou ook geen angstpsychose veroorzaken. Hij voerde gewoon de straf uit die door de islam-geestelijken uitgesproken wordt voor het beledigen van hun god of zijn profeet. Dat is een vorm van klerikalisme: de islam eigent zich het recht toe om te oordelen over daden van anderen, daders te veroordelen en de straf uit te voeren, of te laten of doen uitvoeren. Deze rechten komen echter enkel de staat toe, en zolang we niet in een theocratie leven, heeft de geestelijkheid deze rechten niet. Daarom moeten we deze daad veroordelen, niet als een terroristische aanslag, maar als een overtreding van de staatswetten, in dit geval op louter religieuze gronden. Moord is onder alle omstandigheden een uiterst zware overtreding, en een rituele moord is dat niet minder, de godsdienstige redenen vormen geen verzachtende omstandigheid. Men kan de vraag stellen of het een verzwarende omstandigheid is, maar het antwoord daarop is niet meteen duidelijk. Waarom zou de religieuze motivering een verzwarende omstandigheid zijn? Misschien omdat het niet alleen een aanslag is op het leven van één persoon, maar een klerikale daad, en dus een aanslag op ons staatsbestel en ons rechtssysteem. Door deze rituele moord vecht de dader en de islam-geestelijkheid het alleenrecht aan van het burgerlijke bewind om overtredingen te bestraffen, en betwist men de scheiding van Kerk en Staat, een van de belangrijkste pijlers van onze democratie. Reden genoeg om aan deze daad meer aandacht te besteden dan aan een van de vele andere moorden die elke dag begaan worden om allerlei redenen. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het slachtoffer te eren. Het kan ook door ons te bezinnen over de fundamentele principes van onze samenleving.

    Antiklerikalisme is niet zomaar ‘tegen de pastoors zijn’. Het is opkomen voor de strikte scheiding van Kerk en Staat, ter beveiliging van zowel de Staat als de Kerken. De Staat kan niet dulden dat een Kerk zich rechten toe-eigent die haar rechtens niet toekomen en moet daartegen streng en krachtdadig optreden. Anderzijds moet de Staat het recht erkennen en respecteren van Kerken om zich te organiseren en de eredienst te beoefenen, zolang die Kerken de strikte scheiding van Kerk en Staat erkennen en respecteren. Godsdiensten kunnen door hun vieringen een meerwaarde betekenen en een niet te verwaarlozen bijdrage leveren tot gemeenschapsvorming. Allerlei strikte geboden en verboden, die geen enkele intrinsieke betekenis of zaligmakende waarde hebben, zoals rituele verminking, voedselwetten, kledingvoorschriften, pelgrimages, dagelijkse riten en rituelen, zijn daarentegen uitsluitend bedoeld voor sektarische groepsvorming, of het tegen elkaar opzetten van mensen.

    Het (willen) vestigen van een theocratisch regime of van een autonome theocratie binnen het staatsbestel is een fundamentele bedreiging voor de democratie die op geen enkele manier geduld of goedgepraat kan of mag worden. De islam heeft ontegensprekelijk deze bedoeling. De conclusie ligt dan ook voor de hand. Zolang wij niet bereid zijn dat onder ogen te zien en de nodige maatregelen te nemen, zullen wij het gewillig slachtoffer blijven van rituele moorden en aanslagen vanuit religieuze overtuigingen. Pas wanneer de islam zich openlijk en ondubbelzinnig uitspreekt tegen elke vorm van theocratie, kan deze godsdienst aanvaard worden in een democratische samenleving. Men beweert dat er tekenen zijn in die richting. De tekenen in de tegengestelde richting zijn evenwel zo gruwelijk overtuigend, dat enig scepticisme redelijker lijkt dan het al te haastig en ondoordacht optimisme en het gedoogbeleid dat in bepaalde kringen van de intelligentsia en de media bon ton is. Het gaat om het fundament zelf van onze beschaving, dat mag men nooit uit het oog verliezen, en elke luchthartigheid of argeloosheid is dan totaal ongepast.

     


    Categorie:samenleving
    12-10-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Gele gevaar

    Het gele gevaar.

    Heel lang geleden, toen racisme nog moest uitgevonden worden als een misdaad, sprak men van het gele gevaar. Nooit goed geweten wat men daarmee precies bedoelde. Dan kwam Mao en het Rode boekje van de Culturele revolutie. En nu is er weer een ander China. Ik moest daaraan denken toen ik onlangs op zoek ging naar lijmklemmen, die ik wou gebruiken om een boek open te houden op mijn leesstandaard bij mijn vertaalwerk aan de PC. Het aanbod bij enkele doe-het-zelfzaken in de buurt was beperkt en de prijzen niet echt overtuigend; dan maar gaan kijken bij Amazon en daar is het la mer à boire, l’embarras du choix, die Qual der Wahl, spoilt for choice. Ik liet me verleiden door een aanbod voor zes klemmen voor € 6,69, verzendkosten inbegrepen. Ik aarzelde wel even, maar dan viel ik terug op de elementaire gedragsregel die ik van jongs af aan geleerd heb: als het maar zes euro kost, kunt ge maar voor zes euro gekloot zijn. Het enige nadeel leek dat de levering enkele weken zou uitblijven. Een dag of zo later kwam er echter al een bevestiging: de verzending was gebeurd. Ik ging dus af en toe eens kijken of er geen pakje aan de voordeur lag, maar nee, niets. Dan maar eens nakijken op Amazon, en daar bleek dat ik die lijmklemmen in China had besteld.

    Het doet je toch even nadenken. Plots stel je vast dat je aan het meewerken bent aan een economisch verschijnsel dat wellicht meer gevolgen heeft dan je vermoedt. Moeten we niet veeleer lokaal kopen? De lokale industrie en handel steunen? Maar zo eenvoudig is het niet. Als ik lijmklemmen ga kopen in een doe-het-zelfzaak, zijn ze daar twee keer zo duur, en deskundig advies is daar schaars, en de keuze is gering. Bovendien komen ook die ook uit China, wat maakt het dan nog uit?

    Zo ver is het dus gekomen. Het kost mij minder geld en moeite om lijmklemmen of wat dan ook in China te laten maken en naar hier bij mij thuis te laten vervoeren dan voor elke andere oplossing. Ik heb geen zinvolle andere keus, dit is de wereld waarin we terechtgekomen zijn. Ik troost me met de gedachte dat ik de leesstandaard zelf ineen getimmerd heb met enkele plankjes die ik nog liggen had; ik heb de verleiding weerstaan om er een te kopen in China; het zag er nochtans heel mooi uit, met klemmen en al, en voor geen geld thuis geleverd.


    Categorie:samenleving
    09-08-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Studentendoop, of moord.

    Een doop is een initiatierite. Men wordt geïnitieerd, dat wil zeggen ingewijd in een groep. Die opname wordt uiterlijke vormgegeven in handelingen en formules, zodat de gebeurtenis voor de nieuw ingewijde en voor de gemeenschap bevestigd wordt. Het lijkt een gebruik te zijn van alle tijden. Blijkbaar zijn er mensen die behoefte hebben aan het deel uitmaken van een groep, en anderzijds mensen die zich geroepen voelen om een groep op te richten en te leiden. Men wordt dus lid vanuit twee verschillende noden: enerzijds het opgaan in een grotere groep om niet alleen te zijn, anderzijds het leiderschap. Veel levende wezens, en ook de mensen, vertonen de neiging om samenwerkingsverbanden aan te gaan met hun soortgenoten. De voordelen daarvan zijn duidelijk. Men kan taken gemakkelijker gezamenlijk uitvoeren, taakverdeling leidt tot nuttige specialisatie, een groep is meer beveiligd tegen aanvallen van buiten uit enzovoort. Zo ontstaan niet alleen gemeenschappen, maar ook beschaving.

    Maar samenleven is enkel mogelijk als er bepaalde afspraken gemaakt worden, anders is het gewoon het recht van de sterkste dat geldt, en dat is geen samenleving. Er moet dus een zekere organisatie zijn. Sommige mensen zijn ‘sterker’ dan anderen, op een of ander gebied: fysiek, intellectueel, emotioneel… Op dergelijke mensen doet men vaak een beroep om leidende functies op te nemen in de samenleving, omdat hun bijzondere eigenschappen dan de hele gemeenschap ten goede kunnen komen. In ruil kent men aan deze mensen bepaalde voordelen toe, om hen te belonen voor de meerwaarde die ze betekenen. Zo ontstaan er bepaalde leidende functies en ambten, en die oefenen een aantrekkingskracht uit op ambitieuze mensen, enerzijds om de materiële voordelen die ze meebrengen, maar anderzijds ook omdat het leiding geven, macht hebben over anderen, door sommigen blijkbaar als begeerlijk ervaren wordt. Dat noemt men met een beladen woord machtswellust. En die ambitie leeft niet alleen bij uitzonderlijk begaafde mensen, ze komt voor bij om het even wie. Wanneer de ambitie groter is dan de mogelijkheden waarover men beschikt, geeft dat aanleiding tot problemen: sommige mensen nemen dan posities in die ze in feite niet aankunnen.

    Groeperingen zijn er op alle niveaus. De Verenigde Naties zal wel de grootste organisatie zijn, het gezin allicht de kleinste. Daartussen is er een onoverzienbaar aantal grotere en kleinere elkaar overlappende groepen. Mensen maken daarvan deel uit, soms door hun eigen keuzes, soms door de omstandigheden: men wordt geboren in een gezin, een ruimere familie, een stad of gemeente, een land, een taalgroep, een cultuur, een godsdienst… Al deze groepen hebben een bepaalde structuur of organisatie, al dan niet geformaliseerd. Tradities, al dan niet op grond van reële waarden, spelen daarbij een grote rol. De essentie van een groep is een zekere eenstemmigheid onder de leden, een bereidheid om de groep in stand te houden voor een bepaald doel. Die eensgezindheid heeft altijd een inhoud en een vorm. Men behoort tot een groep omdat men bepaalde ideeën en/of kenmerken deelt. Zo zijn uiterlijke ‘raciale’ verschillen eeuwenlang bepalend geweest onder de mensen, en dat is nog altijd zo. Ook godsdiensten zijn sterke groepen, die zich tegen elkaar afzetten. Typisch voor een groep is inderdaad dat men zich van anderen onderscheidt, bijna steeds door uiterlijk vertoon: klederdracht, versieringen, taalgebruik, muziek, voedsel, en rituelen. Rituelen zijn handelingen die op een bepaalde manier verricht worden, zowel functionele handelingen zoals eten en drinken, vergaderen, elkaar begroeten enzovoort, als specifieke handelingen die geen andere functie hebben dan het creëren van een identiteit. Denk bijvoorbeeld aan de mannelijke besnijdenis bij bepaalde volkeren of groepen; dat is niet functioneel (behalve in heel beperkte medische situaties), maar wordt door de groep beschouwd als een essentieel kenmerk. Ook allerlei soorten van uniformen behoren daartoe, evenals vlaggen en andere symbolen.

    Groepen hebben een organisatie nodig om te overleven. Er blijken slechts een gering aantal manieren te zijn om een groep samen te houden, zo leert ons de geschiedenis. De oudste vorm lijkt de monarchie te zijn, waarbij een enkele persoon alle macht in handen heeft; men kan dat ook een dictatuur noemen. De theocratie of hiërocratie, zoals het jodendom, het christendom en de islam, zijn in feite vormen van dictatuur. Wanneer de groep echter talrijker wordt, is het vrijwel onmogelijk voor één persoon om alles zelf te doen en te beslissen. De leider omringt zich dan met getrouwen; eerder zijn dat trawanten die gekozen worden omdat ze fysiek sterker zijn: een knokploeg die de bevelen van de leider doet naleven. Dat is echter een gevaarlijke situatie: krachtige leden van die pretorianen komen gemakkelijk in de verleiding om hun keizer af te zetten en zijn rol over te nemen. Om dat gevaar te vermijden, kan een monarch ook een beroep doen op burgers die zich onderscheiden hebben door hun succes in de samenleving, en hun een functie te geven in het bestuur. Dan spreekt men van een aristocratisch bestel. De macht van de vorst is dan al enigszins beperkt, of wordt louter ceremonieel. Maar naarmate de samenleving groeit en de leden welstellender en mondiger worden, willen die meer inspraak. Wanneer zoveel mogelijk burgers actief deelnemen in het beslissingsproces, spreken we van een democratie. In onze moderne samenleving, met zeven miljard mensen, kan niet elke persoon zelf rechtstreeks helpen beslissen. Daarom werkt men met verkozen vertegenwoordigers.

    Deze lange algemene inleiding vond ik nodig om zinvol te kunnen spreken over een randverschijnsel in onze samenleving, namelijk de initiatieriten die ik in het begin vermeldde en die inderdaad nog steeds bestaan, en deel uitmaken van een zeer lange traditie. Christenen denken dan aan doopsel, vormsel en eucharistie. De huidige kinderdoop is een zwakke afspiegeling van een meer ingrijpend ritueel dat aanvankelijk met volwassenen gebeurde. Maar vrijwel elke groep heeft een dergelijk initiatieritueel. Dat van de vrijmetselaars, de loge, is wellicht met opzet berucht, allicht echter ten onrechte. Recentelijk kwam, nogmaals, het doopritueel bij bepaalde studentenclubs aan de universiteit in het nieuws, en wel op een schokkende manier, door de moord – anders kan ik het niet noemen – op een ‘schacht’, zo noemt men een eerstejaars, in de Leuvense club Reuzegom. Er loopt een gerechtelijk onderzoek, en de universiteit zelf reageerde eerst krachtig, maar kwam dan op haar beslissing terug om nog slechts een symbolische ‘straf’ op te leggen. Nu de gruwelijke details van de marteling en de moord aan het licht en in het nieuws komen, reageert ook een (al bij al zeer beperkt) aantal leden van de universiteit geschokt, en het academisch bestuur wil nu de studentendopen ‘hervormen’.

    Het is goed om de feiten te kaderen in wat ik hierboven uitlegde. Een studentenclub was oorspronkelijk allicht een manier waarop jongeren die voor het eerst uit hun gezinssituatie gerukt waren en min of meer zelfstandig gingen leven in een vreemde stad, zich verenigden tegen hun eenzaamheid en kwetsbaarheid, vaak op regionale basis. Nieuwe leden konden zo leren uit de ervaring van oudere. Maar in de loop van de tijd verwerden sommige clubs tot uiterst bedenkelijke instellingen. Het ging niet meer om een samenwerkingsverband van studenten, maar louter nog om het organiseren van allerlei feestelijke activiteiten, waarbij overdadig alcoholverbruik de regel was: boemelen, noemde men dat. De leden van de groep moesten ingewijd worden, ontgroend, in die context, voor ze het uniform mochten dragen, de studentenpet. Die ontgroening bestaat ook sinds lange tijd in anderen groepen, zoals het leger, en lijkt typisch voor de overgang naar de volwassenheid. De kenmerkende gewelddadigheid is niet alleen verontrustend, maar ook vrijwel onbegrijpelijk, zeker in onze moderne samenleving. Waarom moet iemand beledigd, onteerd, vernederd, mentaal en fysiek mishandeld worden om lid te mogen worden van de groep? Het is geen test, want iedereen slaagt. Er wordt ook niet getest op kwaliteiten die de groep bepalen, tenzij misschien het drinkvermogen. Het is een leeg ritueel, een onzalige traditie. Typisch is dat niet de leiding de doop uitvoert, maar een schachtenmeester, een soort beul, die daartoe gekozen wordt wegens diens geschiktheid voor dat soort werk. Een voormalig slachtoffer wordt dan dader, en zo wordt de schandelijke traditie voortgezet, onnadenkend, niemand die nog weet waarom men dergelijke zaken nog doet, en niemand die het eigenlijk nog echt wil, maar het blijft wel gebeuren. Het is een uitwas, een aberratie, een perverse voortzetting van een volledig uit de hand gelopen initiatierite, die niets meer te maken heeft met het studentenleven. Dergelijke studentenclubs zijn geen democratische instellingen, en horen niet thuis aan een universiteit die naam waardig. Het zijn geen functionele groeperingen of organisaties, want niet gericht op enig maatschappelijk doel. Het zijn in feite parodieën van groepen, waarvan ze de structuren na-apen en sommige voorbijgestreefde gebruiken en tradities fanatiek in ere houden, zonder enige inhoudelijke relevantie.

    De houding van de Leuvense universiteit tegenover studentendopen is gekenmerkt door haar typische angst om de studentenaantallen. Men weet dat een jaar aan de ‘unief’ voor veel jongeren een gedroomde bekroning is van de middelbare school, vooral dan voor het uitgangsleven en de ontmoeting met anderen, ook seksueel, weg van huis. En dus legt men de studenten zo weinig mogelijk in de weg. Men heeft ze immers nodig voor de subsidiëring en voor de faam. Voor de aantrekkingskracht van een universiteit is het aanwezige uitgangsleven van zeer groot belang. Zo wordt de eerste dag van het academiejaar al feestelijk ingezet, dat wil zeggen met luide muziek en veel drank, tot laat in de nacht, en zo gaat het door, tot aan de examens, en niemand die daaraan iets wil veranderen. Als een grote universiteit plots een ‘nuchtere’ academische instelling zou worden, zou ze ongetwijfeld haar eigen doodsvonnis tekenen.

    Er zijn in de loop der eeuwen en ook recentelijk af en toe stemmen opgegaan tegen studentendopen, cantussen, karnaval, presesverkiezingen en andere traditionele festiviteiten onder studenten, maar zonder enig resultaat. Meer nog, typische boemelaars en clubleiders hebben het ver geschopt aan de universiteit, tot de hoogste posities toe, en houden de tradities actief in stand, ook lang nadat ze er zelf bij betrokken waren. Het was verbijsterend dat de Leuvense universiteit heel snel zwichtte voor ik weet niet welke argumentering van Reuzegom en vrede nam met een lachwekkende taakstraf en een ‘opstel’ als straf voor de moord op een medestudent. Nu wil men (eindelijk) dat de dopen anders verlopen. Maar de bevoegdheid van de universiteit in dezen is veeleer beperkt. Er staat niets in de reglementen, behalve dat van de studenten verwacht wordt dat ze blijk geven van eerbied van de menselijke persoon. Dat is zolang ik weet, en ik heb bijna veertig jaar aan de K.U. Leuven gewerkt, nooit een reden geweest om tegen wie dan ook op te treden, en het zou me sterk verbazen indien dat plots zou veranderen. Wat men nu wil, is tot vrijwillige afspraken komen met de studentenclubs. Dat is al eerder gebeurd, en het resultaat kennen we nu. Men zal ook nu de clubs niet willen of kunnen verplichten om de overeenkomst te ondertekenen of na te leven, en er zullen in de reglementen geen specifieke sancties opgenomen worden, de zeer vage en algemene bepalingen zullen zogezegd volstaan om te bestraffen in extreme gevallen. We hebben gezien waartoe dat in het verleden en ook nu weer geleid heeft.

    De universiteit bestaat grotendeels uit zeer vreesachtige mensen. Professoren zijn feitelijk overgeleverd aan de welwillendheid van de studenten: men heeft hen nodig, en men is bang hen ontevreden te stellen en hen uiteindelijk te verliezen: zelfs een geringe afname van de studentenaantallen wordt binnen de universiteit als een drama beschouwd, niet alleen wegens de financiële weerslag, maar vooral omwille van het imago. De universiteit moet in de eerste plaats studentvriendelijk zijn. De rest is bijzaak, want geen studenten, geen geld, en dus geen universiteit.

    Zo komt het dat men zelfs niet optreedt tegen wat nog altijd als de grootste misdaad beschouwd wordt: moord. Corruptio optimi pessima. Als men zelfs aan de universiteit, waar onze intellectuele elite en onze toekomstige leiders gevormd worden, zo lichtvaardig oordeelt over een zo zware misdaad, is het einde zoek.

     


    Categorie:samenleving
    23-05-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vergif uitademen

    Lang geleden vertelde iemand me een grapje dat zelfs toen al waarschijnlijk enkel in katholieke middens kon gesmaakt worden: de engelen zijn ontstaan uit de gemeenschap van de heiligen, de duivels uit de handelingen van de apostelen. Het is een dubbele woordspeling: de gemeenschap van de heiligen is een term uit de apostolische geloofsbelijdenis, het Credo; reeds in de 4de eeuw werd dat element erin opgenomen, maar de gedachte is al aanwezig in het Nieuwe Testament: de gelovigen vormen een heilsgemeenschap; daarvan maken niet alleen de levende gelovigen deel uit, maar ook alle vroom gestorven gelovigen, ook degenen die nog enige tijd in het vagevuur moeten worden gelouterd. Maar ‘gemeenschap hebben’ betekent natuurlijk geslachtelijke gemeenschap, seks en voortplanting. Dan zouden de heiligen in de hemel samen engeltjes voortgebracht hebben… Engeltjesmakers dus. Dat had vroeger wel een andere betekenis.  Door de handelingen van de apostelen zijn de duivels ontstaan; die ‘handelingen’ zijn dan allicht een allusie op alle vormen van verboden seks: masturbatie, overspel, omgang met publieke vrouwen, homoseksualiteit, pedofilie… De apostelen, of priesters, mogen namelijk geen gemeenschap hebben en zijn dus aangewezen op niet-reproductieve vormen van seks. De ‘Handelingen van de Apostelen’ zijn anderzijds een onderdeel van het Nieuwe Testament, waarin het wedervaren van de eerste Kerk wordt verhaald.

    Tot zover het grapje dat nu vanzelfsprekend niet meer aanspreekt, omdat men de allusies niet meer begrijpt en men zelfs de gebruikte termen niet meer kent.

    In die Handelingen staat ook de bekende passage over die eerste christengemeenschap, waarin gezegd wordt dat zij, toen ze zich hadden afgescheiden van hun Joodse medemensen, ‘alles in gemeenschap hadden’: ‘De menigte die het geloof had aangenomen, was één van hart en één van ziel en er was niemand die iets van zijn bezittingen zijn eigendom noemde; integendeel, zij bezaten alles gemeenschappelijk.’ (Hand. 4, 32) ‘Er was geen enkele noodlijdende onder hen, omdat allen die landerijen of huizen bezaten, deze verkochten en de opbrengst ervan meebrachten om aan de voeten van de apostelen neer te leggen. Aan ieder werd daarvan uitgedeeld naar zijn behoefte.’ (4, 34-35) Daarin zien we al het begin van wat later het christelijke ideaal zou worden: de hele wereld onder kerkelijk gezag, de theocratie of beter: de hiërocratie.

    Maar reeds van meet af aan waren er moeilijkheden. ‘Nu was er een man, Ananias genaamd, die in overleg met zijn vrouw Saffira een stuk grond verkocht. Met haar medeweten hield hij echter iets van die opbrengst achter en bracht slechts een gedeelte mee om het aan de voeten van de apostelen neer te leggen.’ (Hand. 5, 1-2) De reactie van Petrus was ontstellend. ‘”Gij hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God.” Bij het horen van deze woorden viel Ananias neer en stierf. Een grote vrees maakte zich meester van allen die dat vernamen. De jonge mannen stonden op en wikkelden hem in doeken. Ze droegen hem naar buiten en begroeven hem. Een uur of drie later kwam zijn vrouw binnen, zonder iets van het gebeurde te weten. Petrus richtte zich tot haar met de vraag: “zeg me of ge het land voor zoveel verkocht hebt?” Zij antwoordde: “Ja, voor zoveel.” Toen sprak Petrus tot haar: “(…) Ik hoor de voetstappen van hen die uw man begraven hebben al bij de deur en nu zullen zij ook u wegdragen.” Terstond viel zij aan zijn voeten neer en stierf. (…) Een grote vrees maakte zich van de hele Kerk meester en van allen die het vernamen.’ (Hand. 5, 4-11)

    Uit de tekst en de context blijkt duidelijk dat we hier niet te maken hebben met een objectief relaas over een historische gebeurtenis – al is een dergelijk voorval niet echt ongerijmd – maar met een ‘stichtelijk verhaal’, een al dan niet op feiten gebaseerde tekst, opgesteld om de lezers ervan te imponeren en hen zo aan te zetten om bepaalde zaken te doen en andere niet te doen. Het was de bedoeling van de auteur(s) om de christenen te dwingen hun wereldlijke bezittingen af te staan aan de Kerk, en die eis werd kracht bijgezet met een afschuwwekkend voorbeeld: wie zelfs maar een gedeelte achterhield, zou door de kerkelijke overheid, die alles weet, ter verantwoording worden geroepen en vreselijk gestraft. Een dergelijk verhaal was blijkbaar nodig om iedereen te overtuigen.

    Er waren ongetwijfeld toen al hier en daar stemmen die opgingen, zowel tegen de inhaligheid en de machtswellust van de Kerk, als tegen dergelijke fantastische verhalen. Men begon zich vragen te stellen over al de wonderbaarlijke tussenkomsten van de apostelen, en zelfs van Christus. Dergelijke verhalen kende men immers als sinds de oudheid, zowel in de Griekse, Romeinse als de Oosterse middens. Sommigen gingen zo ver dat ze meenden dat al die wonderen en mirakelen in feite natuurlijke oorzaken hadden. Zo zou de bekende doortocht door de Rietzee na de uittocht uit Egypte mogelijk zijn gemaakt door de kracht van de wind, zoals inderdaad blijkt uit Exodus 14, 21. Van Petrus wordt gezegd dat men de zieken op straat legde, in de hoop dat als hij voorbijkwam, tenminste zijn schaduw op hen zou vallen. (Hand 5, 15). Men leidde daaruit af dat er ook daar een natuurlijke oorzaak was. Schaduw heeft immers gevolgen: een plant in de schaduw gedijt niet, maar als men uit de felle zon kan blijven is schaduw weldadig. En zo heeft men ook een natuurlijke oorzaak gezocht voor de dood van Ananias en Saffira. P. Pomponazzi schrijft in zijn De incantationibus (1520-1556) dat Petrus’ schaduw inderdaad een natuurlijke oorzaak is, en ook de dood van Ananias en Saffira is geen mirakel. Hij vergelijkt het uitspreken van de vervloeking eerst met het gesis van slangen, dat voldoende is om dieren (van angst) te doen sterven; vervolgens zegt hij dat mensen die een vervloeking uitspreken vanuit een heftige inbeelding, vergif uitademen (venenum expirant), een idee dat blijkbaar destijds enige geloofwaardigheid had. Ananias en Saffira stierven dus ofwel door de angst die Petrus’ woorden hun inboezemden, of door het vergif dat hij uitademde in zijn razende woede.

    Daaraan moest ik denken nu blijkt dat het erg gevaarlijke corona-virus bijna uitsluitend overgedragen wordt door onze uitademing: ook wij ademen nu letterlijk vergif uit, als het virus ons te pakken heeft. De wetenschap heeft de virussen pas eind 19de eeuw ontdekt, en pas in het midden van de 20ste eeuw werden er vaccins gemaakt om ze te bestrijden. Dat is geen eenvoudige opgave, zelfs niet voor de uiterst geavanceerde medisch wetenschap van vandaag. Maar we weten nu snel dat een ziekte, zoals die ontstaan in Wuhan in China, van virologische oorsprong is, en zo moet bestreden worden. Er is niets geheimzinnigs aan een virologische infectie. Alleen blijkt het moeilijk om ze te bestrijden, om allerlei redenen die eveneens volledig verklaarbaar (zullen blijken te) zijn. Tweeduizend jaar geleden was dat niet zo: men had toen die wetenschappelijke kennis nog niet, en dus werden ziekten, en ook de genezing, toegeschreven aan allerlei zaken, tot de meest onwaarschijnlijke. Maar ook vandaag nog zoeken mensen naar andere verklaringen dan de voor de hand liggende. Denk maar aan al de complottheorieën over het ontstaan van het COVID-19 virus, en over de alternatieve manieren om het te bestrijden. Typisch dat een wetenschap-ontkenner als Trump publiekelijk verklaart dat hij pillen slikt die door de medische wereld op basis van uitvoerige testen als niet-werkzaam beoordeeld zijn, en dat Bolsonaro nog altijd het virus zelf ontkent. In Zuid-Afrika ontkende president Mbeki jarenlang dat AIDS veroorzaakt wordt door HIV. Ten minste een deel van de Getuigen van Jehova weigeren bloedtransfusies.

    Het is dus al een stap vooruit als mensen op zoek gaan naar een redelijke verklaring voor een ziekte of het plotse overlijden van iemand, naar een natuurlijke oorzaak in plaats van ‘een straf van God’, of boze geesten, of vervloekingen van priesters of heksen. Maar telkens weer zien we dat de wetenschap niet iedereen kan overtuigen. Men weet nu, na tientallen jaren ervaring, dat de vaccins tegen de jaarlijkse griepepidemieën uitstekend werken en talloze ziekten en overlijdens voorkomen. Maar toch weigeren veel mensen, ook in de medische wereld, zich te laten vaccineren. Het staat vast dat men geen griep kan krijgen door het vaccin, en ook dat de bijwerkingen vrij uitzonderlijk en steeds mild zijn. Wel kan men nog griep krijgen als men gevaccineerd is, het vaccin garandeert geen 100 % succes. Toch beweert iedereen die het vaccin weigert dat ze ooit doodziek geweest zijn door een vaccinatie, of toch iemand kennen die dat heeft voorgehad. Het is dus waarschijnlijk dat er ook nu weer mensen zullen zijn die weigeren zich te laten vaccineren tegen COVID-19, als en wanneer dat vaccin beschikbaar wordt.

    COVID-19 is een ramp voor onze hoogtechnologische beschaving omdat er geen medicijn is, en er nog geen vaccin is. Dan is de enige manier om een pandemie nog enigszins in te perken de verspreiding, die via de luchtwegen gaat, te verhinderen of toch te beperken. Anderzijds moeten we de symptomen met alle mogelijke middelen bestrijden, in de ergste gevallen door intensieve medische zorgen. Maar omdat we in feite geen verweer hebben, komen we emotioneel weer in de situatie van de mens in vroegere beschavingen. Onze rationaliteit moet dan plaats ruimen voor meer primitieve afweerreacties, zoals totale ontkenning en zelfs agressiviteit en uitdagend risicogedrag: als we er toch niets kunnen aan doen, dan doen we alsof het er niet is, wat er verder ook moge gebeuren. Of men gaat de informatie selectief benaderen, met een voorkeur voor zelfbevestigende gegevens: er vallen niet meer doden dan bij de jaarlijkse griep, in rust- en verzorgingsinstellingen sterven er uiteraard meer mensen, er sterven meer mensen van honger, of in het verkeer, het zijn alleen zieke ouderlingen die eraan sterven, en die gingen toch al dood, het aantal doden valt eigenlijk nog mee…

    In tijden als deze is er ook een sluipend gevaar op politiek en maatschappelijk vlak. Om een dergelijke crisis aan te pakken is een sterke leider nodig, een centraal gezag, uitzonderlijke maatregelen, met strenge hand toegepast. Met andere woorden: een dictatuur. Dat is een zware vergissing. Wanneer men immers alle macht in één persoon centraliseert, loopt men evident het gevaar dat die persoon niet de juiste maatregelen neemt. Een democratisch proces, gebaseerd op wetenschappelijk advies, is allicht omslachtiger, maar de kans dat men zo tot een optimale aanpak komt, is oneindig veel groter, al was het maar omdat meer mensen nu eenmaal meer weten dan één. En ja, wetenschappers zijn het vaak onderling oneens en kunnen weleens tegengestelde adviezen geven, maar over de grond van de zaak zijn ze het altijd eens, namelijk dat de wetenschappelijke methode meer garanties biedt dan een onwetenschappelijke aanpak.

    Dat deze gezondheidscrisis onze maatschappelijk leven grondig verstoord heeft, is overduidelijk. Dat we de lockdown-maatregelen niet eindeloos kunnen volhouden, zelfs niet tot er een vaccin is, wordt elke dag duidelijker. Bij elke versoepeling verhoogt het risico op nieuwe slachtoffers. Maar zoals bij alle andere risico’s, zoals die van het verkeer, het klimaat en de energie, zijn we blijkbaar bereid om die te lopen. Een leven zonder risico’s is niet leefbaar, zelfs niet denkbaar. Zo zal het allicht ook nu weer verlopen. De stranden en andere zomerse vakantieoorden wenken al, we denken alweer aan skiën, straks. We zijn een vermetele soort, zoveel is zeker.


    Categorie:samenleving
    04-03-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Socialisme, toen en nu

    We hebben nu, begin maart 2020, wel al een Vlaamse regering, maar nog geen Belgische, en het ziet er niet naar uit dat die er gemakkelijk zal komen. Los van de vraag of het federale België nog bestuurbaar is nu de ideologische en politieke verschillen tussen Vlaanderen, Wallonië en Brussel zo verschillend zijn, rijst meer en meer ook de vraag naar de ideologische verschillen tussen de partijen onderling. De traditionele partijen zijn naar de achtergrond verdreven en hebben het moeilijk, ze halen nog amper tien procent van de stemmen. Is hun gedachtengoed niet meer aantrekkelijk? Bij een ‘christelijke’ partij is dat niet verwonderlijk: ook de christenen vormen een kleine minderheid. Maar wat dan met de socialisten? Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw was het socialisme een belangrijke maatschappelijke en politieke beweging en bleef dat meer dan een eeuw lang. Is er in onze moderne maatschappij geen plaats meer voor het socialisme, of geen behoefte?

    Als je je afvraagt waar het socialisme voor staat, dan is het niet gemakkelijk om dat te weten te komen. Op de website van de Spa, de Vlaamse socialisten, is het even zoeken naar een politiek manifest. Eens je dat gevonden hebt, moet je een weg banen door een lang betoog, het resultaat van een partijcongres, waarin allerlei uiteenlopende zaken een plaats moesten krijgen. De harde kern van het socialisme is daarin nog moeilijk terug te vinden, en wellicht was dat ook de bedoeling.

    Laten we toch eens proberen. Het uitgangspunt moet wel geweest zijn dat sommige lieden in het Europa van rond 1850 getroffen waren door de grote maatschappelijke verschillen tussen de burgers. Die verschillen waren er vanzelfsprekend altijd wel al, en ook daarvoor waren er mensen die zich daartegen verzetten, maar pas vanaf 1850 werd dat ook een politiek probleem: men wou via de politiek verandering brengen in de bestaande toestand, en meer bepaald de welvaart verbeteren van het grootste gedeelte van de burgers, die nu in vaak erbarmelijke omstandigheden moesten leven en werken. Een moeilijkheid daarbij was dat toen zelfs in democratische regimes het stemrecht, de basis van de politieke macht, zeer beperkt was. En zelfs wanneer daarin geleidelijk verandering kwam, zorgde het tweekamersysteem er nog voor dat de rijken in de senaat de voorstellen van de volksvertegenwoordigers konden tegenhouden.

    De fundamentele vraag blijft echter hoe en in hoever de politiek ingrijpt in het maatschappelijke leven. Het zijn dan de politici en de ambtenaren van het overheidsapparaat die beslissen over wat er gebeurt en hoe het gebeurt. En daar ligt het kalf gebonden, natuurlijk. Waarom zouden politici en ambtenaren het best weten wat goed is? Die beslissingen worden getroffen vanuit een bepaalde ideologie. De vraag is echter of de beslissingen van de overheid daarom ook beter zijn voor de gemeenschap. De experimenten van socialisme en communisme in de twintigste eeuw waren bepaald niet positief. Miljoenen mensen hebben er het leven bij gelaten, en de levensstandaard van de geringsten is er niet bijzonder op vooruit gegaan.

    Vandaag zegt de Vlaamse socialistische partij dat de ondernemers noodzakelijk zijn. Maar tegelijk zegt ze dat de overheid erop moet toezien dat de rijken niet te rijk worden ten koste van de werkende klasse, of zoiets.

    De toestand is echter sinds 1850 grondig veranderd. De macht berustte toen nog bijna uitsluitend bij de monarchie, de landadel en de Kerk. Door de industrialisering kwam daarin verandering. Meer ondernemers konden vrij snel welstellend en zelfs zeer rijk worden, en wensten die situatie ook politiek te gebruiken om hun belangen te verdedigen. Daartegen kwam dan verzet van politici die zich inzetten voor de arbeiders. Door het invoeren van het algemeen stemrecht zijn alle burgers vertegenwoordigd in een democratisch parlement. Ondertussen is de monarchie in een democratie een anachronisme, met een nog louter ceremoniële maar duurbetaalde functie. Er is geen echte landadel meer. De Kerk heeft afgedaan als machtsinstrument.

    Iedereen krijgt nu een behoorlijke opleiding en ook vele andere voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk. Iedereen kan proberen zich waar te maken in de wereld. Ontegensprekelijk slagen sommigen daar beter in dan anderen, maar bijna steeds lijkt dat vooral hun eigen verdienste te zijn. De vraag is dan of de overheid nog het recht heeft om op grote schaal in te grijpen in het leven van de burgers. De vrees blijkt nog steeds te bestaan dat indien men de burgers volledig vrijlaat, zij daarvan misbruik zullen maken om zich buitensporig te verrijken en daarbij geen rekening te houden met de anderen en met het algemeen welzijn. Dat getuigt van een erg pessimistische visie op de mens. Overigens, indien het al zo zou zijn dat de burgers niet te vertrouwen zijn als men hun de vrije hand laat, waarom zou dat dan niet het geval zijn voor de politici en de ambtenaren, dus de overheid? Dat is immers precies wat we zien in dictaturen en totalitaire staten.

    Wij kunnen ons in Vlaanderen niet voorstellen dat de burger volkomen vrij zou zijn. Er zijn zoveel wetten en reglementen op alle niveaus, regionaal, nationaal, Europees, ja zelfs universeel, dat absolute vrijheid zelfs niet meer denkbaar is. Wat wel gebeurt, is dat handige mensen ondanks de opgelegde regels toch erin slagen zich op te werken, niet zelden door de vele verboden en geboden te omzeilen.

    Men kan het nut niet ontkennen van een zekere regelgeving in een complexe maatschappij. Zo spreken we af om in sommige landen rechts te rijden, in enkele andere links, om chaos te vermijden. Maar de regelgeving gaat veel verder dan dat. Het volstaat het verkeersreglement erop na te slaan. Niemand is in staat om dat helemaal te kennen en toe te passen. En dat is zo voor alle domeinen van het maatschappelijk leven. Alles wordt geregeld, alles moet worden gerapporteerd, alles wordt gecontroleerd. Veel ondernemende mensen klagen aan dat ze meer tijd moeten besteden aan administratie dan aan hun echte werk. En zelfs hoogopgeleiden hebben het vaak moeilijk om hun weg te vinden in de doolhof van reglementen. Zwakkere burgers beginnen er zelfs niet aan en missen zo niet zelden waar ze recht op hebben.

    Het overheidsbeslag is zeer groot. Dat wil zeggen dat de overheid veel belastingen heft op de burgers. Met dat geld zorgt ze dan voor het openbaar domein, voor het publieke nut: wegen en openbaar vervoer, onderwijs, ziekenhuizen, sociale zekerheid, justitie, noem maar op. Het idee is veraf dat deze zaken ook door privaat initiatief zouden kunnen verzorgd worden. En je kan geen enkele ambtenaar ervan overtuigen dat dit ook goed zou kunnen gebeuren zonder de voorschriften en het toezicht van de overheid. Anderzijds lijkt niemand echt tevreden over de manier waarop de overheid de zaken aanpakt, en klaagt iedereen over de hoge kosten van een vaak vierkant draaiende overheidsadministratie.

    Het socialisme verdedigt nochtans de ingrijpende rol van de politiek en de ambtenarij in ons leven. Ze gaan ervan uit dat de overheid zal handelen ten gunste van het algemeen belang, in tegenstelling met de individuele burgers, die enkel aan zichzelf denken. En het algemeen belang is in hun ogen een maatschappij waarin de ongelijkheid minimaal is. Dat wil men dan bereiken door enerzijds de personen die actief zijn op de arbeidsmarkt een behoorlijk loon te laten verdienen en hen te laten werken onder menswaardige omstandigheden, en anderzijds door de herverdeling van de inkomsten: met de belastingen worden sociale voordelen toegekend aan alle burgers, ook de niet actieven. De rijken, die uiteraard hoger belast worden, betalen dus mee voor de minder begoeden. Zo wordt het echter minder aantrekkelijk om te proberen rijk te worden: op een bepaald ogenblik gaat het grootste gedeelte van je winst naar de staat, terwijl je zelf minder gebruikt maakt van alle sociale en andere voordelen die de staat aanbiedt aan iedereen, zoals openbaar vervoer enzovoort.

    Het is duidelijk dat een systeem waarbij de staat voor alles zorgt veeleer aanzet tot een houding waarbij men passief alle heil van de staat verwacht, en een systeem waarbij men zelf moet instaan voor wat men verwerft veeleer aanzet tot initiatief en activiteit. In dat laatste systeem gaat een land of regio erop vooruit. In het andere systeem is een zekere lethargie onvermijdelijk. Dat is menselijk, al te menselijk.

    In Wallonië kiezen de politici voor een socialistisch model. Dat heeft ongetwijfeld historische redenen, maar het blijkt ook deel uit te maken van de politieke zeden. Men lijkt ervan overtuigd dat met een sterke overheid de burger, en dan vooral de kleine man, het beter zal hebben. De werkelijkheid is echter anders. Het is veeleer in Vlaanderen, waar men huiverachtig staat tegenover staatsinmenging en overheidsbeslag, en waar men de vrijheid en het persoonlijk initiatief van de burger belangrijker acht, dat het op alle gebied beter gaat, ook voor de minst begoede en de meest kansarme medeburgers. Dat zou tot nadenken moeten stemmen in Wallonië, maar dat zien we niet gebeuren. Men houdt vast aan een subsidiërende overheid, maar de financiering daarvan moet wel komen van de solidariteit van het rijkere Vlaanderen. Dat zorgt dan weer voor wrevel aan Vlaamse kant.

    Het is deze fundamentele tegenstelling die ervoor zorgt dat het vormen van een federale regering aartsmoeilijk of zelfs onmogelijk wordt. Vlaanderen wil niet langer opdraaien voor de keuzes die men in Wallonië maakt, en dringt aan op een verdere staatshervorming en grotere autonomie voor de gewesten en gemeenschappen. Wallonië beseft dat het zijn huidige levensstandaard niet kan behouden wanneer het daar zelf moet instaan, en weigert krampachtig maar pertinent elke verdere stap in de staatshervorming. De toestand is uitzichtloos. Iedereen ziet in dat het zo niet kan doorgaan, maar de Waalse politici proberen zo lang mogelijk de splitsing die er uiteindelijk toch moet komen uit te stellen, en weigeren een andere ideologie en andere economische principes te overwegen, of het Vlaamse voorbeeld te volgen. Ondertussen groeit het ongenoegen en krijgen populistische zweeppartijen een omvang waarvan de vroegere traditionele partijen alleen maar kunnen van dromen. Ondertussen verliezen we allen samen onze tijd en onze energie in onderlinge twisten, terwijl het hoognodig is dat we onze belangen in een snel veranderende wereld veiligstellen.

    Er is niemand die een absolute vrijheid predikt, op geen enkel gebied, behalve de vrijheid om te denken wat men wil en te zeggen wat men denkt. Het is duidelijk dat men in een complexe samenleving over heel wat zaken afspraken moet maken, en het ligt voor de hand dat de overheid daarin een rol kan spelen. We moeten er echter op toezien dat die rol niet groter is dan noodzakelijk. Dat is het voortreffelijke subsidiariteitsbeginsel: wat perfect op een lager niveau kan geregeld worden, moet je niet aan een hoger niveau toevertrouwen.

    En om af te sluiten: het doel van de staat is de vrijheid van de burgers (finis ergo Reipublicae revera libertas est, Spinoza, Tractatus theologico-politicus, XX).


    Categorie:samenleving
    27-10-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.digitale revolutie: weerstations

     Zowat twintig jaar geleden moet het geweest zijn dat ik me voor het eerst een weerstation aanschafte. Het was een eenvoudig toestelletje, met een LCD, een groengrijs scherm met zwarte stencil-letters. Datum en uur waren radio-gestuurd vanaf een centrum in Duitsland. De binnen- en buitentemperatuur werden fysiek gemeten, de buitentemperatuur middels een apart toestelletje. Er was ook een symbool dat het weer aangaf: een zon of wolken, en een vooruitzicht als het zou gaan regenen, onweren of sneeuwen. Beide toestellen werkten op niet-oplaadbare batterijen die vrij lang meegaan. Ik was daar zo opgetogen over, dat ik in de loop der jaren nog twee dergelijke apparaten aanschafte, wanneer die ergens goedkoop aangeboden werden. De nieuwe toestellen bieden nog meer informatie aan, zoals de luchtdruk en de luchtvochtigheidsgraad binnen en buiten, zons- en maansopgang en ondergang, de maanfase, de voorbije minimum- en maximumtemperatuur.  Die toestellen moeten ingesteld worden op de plaats waar je ze gebruikt. Er staat er nu een bij mijn leesplek voor overdag, een bij mijn leesplek voor de avond, en een op mijn schrijftafel.

    Toen de eerste tablets uitkwamen, kocht ik er ook een, een Sony Android, omdat die een heel goed scherm had volgens de recensies, en die gebruik ik nog altijd elke dag, onder meer voor de buienradar, om mijn dagelijkse wandeling met Toby, onze harrier beagle, te plannen.

    De voorbije nacht zijn we overgegaan naar het winteruur, misschien voor het laatst? De radio-gestuurde klokken en alle computers, tablets en smartphones in huis hebben zich automatisch aangepast aan het nieuwe uur, zij het met wat vertraging voor de oudere toestellen. Luts fitbit moest even gepord worden met de app op de smartphone. Andere elektrische klokken werden met de hand bijgesteld. En ook de analoge, mechanische klokken, door ze een uur stil te leggen. Met dat alles ben je toch al gauw een uurtje bezig.

    Toen bedacht ik plots dat er waarschijnlijk wel een app moet zijn voor een weerstation, en ja hoor, even klikken en downloaden naar de tablet, en klaar. Mooi in kleur, heel duidelijk en overzichtelijk.

    In feite worden mijn oude weerstations nu overbodig. Dat bespaart me toch een aantal batterijtjes. Bovendien is de informatie accurater: de luchtdruk en de luchtvochtigheid verschillen soms aanzienlijk op de drie toestellen, en ook de buitentemperatuur. De binnentemperatuur ontbreekt op de app, en dat is iets dat me al lang verbaast: waarom heeft een tablet en een smartphone geen ingebouwde thermometer? Dat kan geen geld kosten. Maar wacht even… misschien kan een smartphone dat toch? Even googelen, en inderdaad: in een smartphone zit altijd een thermometer, namelijk om de interne temperatuur in het oog te houden, vooral van de batterij, om ongelukken te voorkomen. En via die thermometer kan men ook de temperatuur in de kamer berekenen. Downloaden, en ziezo: 21,8 °, met wat onopvallende reclame erbij. Nu nog een weerstation vinden dat ook de kamertemperatuur aangeeft?

    Als je erover nadenkt – wat we meestal niet doen – is er wel een verschil tussen een fysieke meting van de buitentemperatuur middels een apart, lokaal apparaat en de gegevens daarover die je via een app krijgt. Bij de app gebeurt dat op basis van algemene waarnemingen door het KMI of andere instellingen, en het is het resultaat van een berekening op basis van steekproeven. Dat is geen bezwaar: een dergelijke berekening is wellicht accurater dan het eenvoudige toestelletje dat je zelf koopt en ergens zomaar buiten installeert. Ik weet niet hoe mijn oudere weerstations de luchtdruk en luchtvochtigheid berekenen: zitten er hygrometers en barometers in, of krijgen ze die informatie met de datum en uur via radiogolven? Maar ook daarvoor ben ik geneigd veeleer de informatie van de weerdienst te vertrouwen dan de eigen apparatuur. Er is dus een fundamentele verschuiving gebeurd: we meten niet meer zelf alle gegevens; men doet dat ergens centraal, en stelt die informatie dan gratis (met reclame) beschikbaar op toestellen die een onoverzienbaar aantal mogelijkheden hebben, zoals een smartphone of tablet of smartwatch. Binnenkort heeft iedereen zo’n smartwatch die alles kan, inclusief telefoneren, via een extra scherm met toetsenbord, of helemaal spraak-gestuurd. Dat betekent het einde van alle telefoons, mechanische en elektronische klokken en uurwerken, weerstations, thermometers, hygrometers en barometers, bloeddrukmeters en hartmonitors, chronometers, wekkers, timers, draagbare radio’s en ga zo maar door. Met één toestel heb je alle informatie aan je vingertippen, of gewoon voor je ogen met een smartbril. De ontwikkelingen gaan razendsnel, omdat digitaal veel meer mogelijk is dan analoog en mechanisch. Sommige bankverrichtingen zijn nu al ogenblikkelijk: vergelijk dat eens met pakweg twintig jaar geleden? Of honderd?

    Ook op het gebied van het muziek beluisteren is er een dergelijke revolutie bezig, maar dat is voor een volgende keer.


    Categorie:samenleving
    12-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Facebook

    Het leek een leuk idee, Facebook. Na enkele jaren alles gezien te hebben dat vrienden, kennissen en onbekenden me bewust of onbewust toestuurden, heb ik voor een aantal ‘vrienden’ de informatiekraan dichtgedraaid: we zijn nog wel vrienden, maar ik volg hen niet meer, omdat ik hun berichten niet interessant vind en je nu eenmaal niet alles kan lezen. Een ander aspect van Facebook is het aanbod aan spectaculaire en aangrijpende beelden en video’s. Je blijft er met verbazing naar kijken, soms met tranen in de ogen. Maar de laatste tijd bekijk ik die zaken wat argwanender. Van sommige video’s zie je meteen dat ze in scène gezet zijn. Bij andere is dat minder duidelijk. Zo was er eentje over een klein reptiel dat gered was uit een zwembad en met veel moeite gereanimeerd werd. Leuk, maar even later was er een gelijksoortig filmpje, maar nu met een eekhoorntje dat gered werd op identiek dezelfde manier. Dan denk je: hé, dat heb ik nog gezien, en je begint je af te vragen of men niet eerst die beestjes half verdronken heeft om dan een filmpje te kunnen maken over hun redding. En als het niet lukt, gewoon nog eens proberen tot je een filmpje hebt dat miljoenen views en likes krijgt. Zo ook met herten die met hun gewei vastgeraakt zijn, dieren die uit kolkende rivieren gered worden of door het ijs gezakt zijn, verwaarloosde honden die miraculeus herstellen enzovoort. Deze morgen was er eentje over een kerel die een scam, een telefoonoplichter van antwoord diende. Het leek echt, maar dan dacht ik aan die andere kerel die naar een school belde om een schooluniform te vragen en zich voordeed als een vierjarige peuter.

    Met andere woorden: wat is er echt op FB en wat is fictie? Zijn de honderdjarigen die een like vragen wel honderd? Zijn de chemo-kinderen wel ziek? Zit Jan met de pet wel degelijk aan de Azurenkust? Is die zonsondergang wel op Santorini, en is tante Julia echt daar? Is nonkel Edmond echt de Ventoux opgereden? Is dat echt het bord van die verre vriend in dat leuke restaurantje? Is dat wel dezelfde hond? Misschien wel, maar het probleem is dat je het onmogelijk echt kan weten. Facebook of Fakebook?

    De vraag is dan enerzijds: heeft het belang? Zo’n redding van een dier is echt wel spannend om te bekijken, zelfs als het opgezet spel is. Maar anderzijds: hoe ver zal men nog gaan? Hoeveel dieren moeten er sneuvelen voor enkele minuten FB-vermaak of YouTube-sensatie? Filmpjes maken is een industrie geworden waar mensen grof geld mee verdienen. En: waar zijn we in hemelsnaam mee bezig, zowel wij die naar die filmpjes en foto’s zitten te kijken, als zij die ze maken? Hebben we echt niets anders en beters te doen? Tijd voor bezinning over mijn Facebook-activiteiten dus. Er zijn interessante aspecten aan, maar er is ook massaal rommel aanwezig en het is niet gemakkelijk die te vermijden.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij, samenleving
    11-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De heilsstaat is niet voor morgen.

    Er gaat bijna geen dag voorbij dat er in de media geen bericht verschijnt over schrijnende toestanden in de zorgsector. Er zijn te lange wachtlijsten voor zowat alle voorzieningen. Veel zorgbehoevenden van jong tot oud vallen tussen de mazen van het vangnet. De zorgverstrekkers zijn zwaar overbevraagd. Nochtans spendeert de staat miljarden: het beschikbaar Belgisch budget gezondheidszorg alleen al is in 2016 ruim 23 miljard euro. Het budget sociale bescherming bedraagt ruim 50 miljard. Als je dat verdeelt over 10 miljoen Belgen betekent dat 7.300 euro per persoon. De staat betaalt dus enorme sommen aan onze zorg. Wij menen dat wij recht hebben op die subsidies. We vinden het maar normaal dat de staat voor ons zorgt. Dat we daar uiteindelijk zelf voor betalen via de belastingen, daar staan we niet bij stil. Toch kan men zich de vraag stellen of we alle zorg van de overheid moeten verwachten. Zijn staatsinstellingen of instellingen die bijna uitsluitend gefinancierd worden met staatssubsidies het best geschikt om zorgen te verstrekken? Moeten we met al onze problemen naar een of andere staats- of gesubsidieerde instelling? Kan de verzorgingsstaat al onze problemen oplossen? Mogen we van de staat verwachten of eisen dat die alle problemen voorkomt of oplost?

    Het is duidelijk dat we nog niet in die sociale heilsstaat leven. Maar zowat alle politieke partijen en alle belangengroepen lijken ervan uit te gaan dat de maatschappij slechts dan optimaal zal functioneren wanneer er voor elk probleem een oplossing voorhanden is, en er dus uiteindelijk alleen nog maar volmaakt gelukkige mensen zijn, die in optimale omstandigheden leven op alle gebied. Of anders gezegd: dat men alleen gelukkig kan zijn als men onbezorgd in optimale omstandigheden leeft, en dat men noodzakelijkerwijs ongelukkig is als dat niet het geval is.

    Of we ooit die hemel op aarde zullen realiseren, is uiterst twijfelachtig als we voortgaan op de huidige toestand. We zijn zo ver verwijderd van dat ideaal dat het niet realistisch lijkt te verwachten dat we het ooit zullen bereiken. We maken grote vooruitgang op sommige gebieden, maar natuurrampen veroorzaken nog altijd enorme schade en veel menselijk leed, om nog te zwijgen van de eindeloze gewapende conflicten overal ter wereld. Opiniemakers willen ons doen geloven dat er voor alles een oplossing is als we hun (tegenstrijdige) raad opvolgen. Men creëert zo de verwachting dat het ideaal wel degelijk bereikbaar is en dat de huidige toestand slecht is omdat men niet genoeg inspanningen levert of niet de juiste maatregelen treft. Dat zorgt voor een chronisch ongenoegen bij zowat iedereen, waarbij iedereen beschuldigend de andere als verantwoordelijke aanwijst voor de onrechtvaardige bestaande toestanden. Vooral de linkse ideologieën spannen daarin de kroon. Het is nooit genoeg, het is nooit goed. Wie weinig heeft, moet meer krijgen en dat moet uiteraard komen van wie te veel heeft. Iedereen moet een menswaardig bestaan leiden, en het is de overheid die dat moet garanderen. Dat leidt uiteindelijk tot communisme, waarbij alle inkomsten van de burgers doorgestort worden aan de staat, die instaat voor alle voorzieningen. Wij hebben gezien tot welke wantoestanden dat leidt, in de Sovjet-Unie en andere communistische experimenten. Het probleem met het communisme en het socialisme is dat uiteindelijk toch iemand moet bepalen hoe het werk en de middelen verdeeld worden, en de personen die dat gezag in handen hebben zijn nog altijd mensen die zich kunnen vergissen. Als er een volmaakt communistisch systeem zou bestaan waarin niemand ooit een verkeerde beslissing neemt, dan zou dat inderdaad de heilsstaat opleveren. Maar ook dat is een utopie, iets dat nergens bestaat en ook niet kan bestaan. Een utopie is een gedachte-experiment, geen blauwdruk voor een reële maatschappij.

    Enkele voorzichtige conclusies. Laten we een gezond scepticisme aan de dag leggen tegenover politici en ideologen die de hemel op aarde beloven: als het zo eenvoudig was om dat te realiseren, dan was het al lang gebeurd. Laten we niet te gauw denken dat de huidige toestand ‘onaanvaardbaar’ is: meestal kunnen we niet anders dan die aanvaarden, en proberen om die beter te maken. Laten we niet te veel rekenen op de overheid: als we zelf een probleem aanpakken, hoeven we niet te betalen om het door een dure instelling te laten oplossen. Laten we niet te gauw denken dat er voor alles een voor de hand liggende oplossing is: het samenleven van zeven miljard mensen is geen simpele zaak. Laten we naast rechtvaardigheid vooral ook onze vrijheid nastreven: wie alleen maar doet wat anderen voorschrijven, maakt zich afhankelijk van die anderen voor de realisatie van het eigen welzijn en welbehagen. Sapere aude! Durf zelf na te denken.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij, samenleving
    17-07-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het boerkini-verbod en de filosoof

    Si tacuisses, philosophus mansisses (cf. Boëthius,  De consolatione philosophiae, II, 7, 21)

    In de krant las ik een interview met iemand die zich filosoof noemt. Hij maakt zich sterk dat het boerkini-verbod verwerpelijk is op filosofische gronden. Hij steunt zich daarbij op het onderscheid tussen morele normen en praktische voorschriften. Morele normen zijn algemeen geldend, praktische voorschriften kan men naar believen aanpassen. Met het dragen van een boerkini overtreedt men geen enkele morele norm, en dus is dat altijd en overal toegelaten, tenzij het om praktische redenen verboden wordt. Hij ziet echter geen enkele praktische reden om dat te verbieden, dus moet het toegelaten worden.

    Kijk, dat is nu een van de redenen waarom filosofen zo’n slechte reputatie hebben. Iedereen ziet onmiddellijk in dat er iets schort aan die redenering, ook al weet men niet meteen waar ze precies fout loopt. Laten we de kwestie eens van naderbij bekijken.

    Onze filosoof heeft vanzelfsprekend gelijk wanneer hij stelt dat het dragen van een boerkini op zich niet strijdig is met enige algemene morele norm. Maar dan doet hij alsof een boerkini niets anders is dan de talloze andere modeverschijnselen, of een individuele uitdrukking is van iemands persoonlijkheid. Dat is het niet. Het is iets dat religieuze betweters bedacht hebben en als regel opgelegd hebben aan (alleen) vrouwelijke gelovigen die wensen te baden. Het is dus een religieus voorschrift, een morele norm die verplicht moet nageleefd worden, op straffe van vervolging. Stellen dat gelovigen die verplichting vrijwillig op zich nemen is geen argument: het blijft een morele norm, en geen praktische regel. Het dragen van een boerkini bij het baden maakt deel uit van het geheel van de religieuze wetgeving, en van persoonlijke vrijheid is daarbij geen sprake. De religieuze wetten hebben een absolute geldigheid, en wie daaraan twijfelt, moet maar eens gaan kijken in een land waar die wetten rigoureus toegepast, gecontroleerd en geïmplementeerd worden; of eens gaan wandelen in een wijk van onze grootsteden waar de islam hoogtij viert.

    Afbeeldingsresultaat voor boerkini zwembad

    Waar onze filosoof zich vingers in zijn beide ogen steekt, is in zijn blindheid voor de obsceniteit van banale zogenaamd religieuze voorschriften. Hij zou de eerste moeten zijn om aan te klagen dat sommige mensen anderen verplichten om zich op een bepaalde manier te vertonen op straffe van zonde. Hoe men zich kleedt, is inderdaad een praktische zaak, en geen religieuze. Religie moet zich bezighouden met de morele kwaliteiten van de mens, niet met wat ze eten en hoe ze zich kleden. Voor alle mensen geldt de universele regel van vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Dat een vrouw zich niet naakt of schaars gekleed mag vertonen, of haar hoofdhaar niet mag laten zien, dat heeft niets te maken met godsdienstigheid, maar alles met de machtswellust van religieuze fanaten en fundamentalisten. Als filosoof zou men daarop moeten wijzen, en die algemene norm van vrijheid, gelijkheid en solidariteit verdedigen, veeleer dan een kledingsvoorschrift te vergoelijken waarvoor geen enkel ernstig religieus argument voorhanden is. Er zijn immers godsdiensten die de naaktheid verheerlijken. Hoe kan het dan iets zijn dat intrinsiek kwaad is? En als naaktheid geen morele normen overtreedt, waarom moet het dan verboden worden?

    Er zijn weliswaar publieke fatsoensnormen, maar ook die zijn niet absoluut. Niemand zal hier bij ons helemaal naakt over de straat gaan lopen, maar men neemt helemaal geen aanstoot aan naaktheid in bijvoorbeeld de sauna of de jacuzzi, en op het strand is er nog maar heel weinig dat verhuld wordt. De christelijke preutsheid van amper vijftig jaar geleden heeft plaats gemaakt voor een zorgeloze cultuur van open lichamelijkheid. Wie zich daarbij niet goed voelt, hoeft daar niet aan mee te doen, maar er is niemand meer die zal aanvaarden dat men die vrijheid van kleding verbiedt. Wanneer er dan een godsdienst is zoals de islam die deze vrijheid ontneemt aan haar vrouwelijke gelovigen, moeten wij ons daartegen krachtig verzetten, omdat het een inbreuk is op de universele waarden van vrijheid, gelijkheid en solidariteit.

    Om het heel scherp te stellen: indien onze filosoof zich in een zwembad zou vertonen in een boerkini of een alles omhullend pak, dan zou men dat moeten tolereren als een uiting van zijn persoonlijke vrijheid. Wanneer moslima’s dat doen omdat ze anders niet mogen baden, moeten we dat veroordelen en zelfs verbieden, en wel om filosofische redenen, als een inbreuk op hun persoonlijke vrijheid en gelijkheid.

    Vandaar dat mooie Latijnse citaat. Toen iemand vroeg: ‘Zie je dan niet dat ik een filosoof ben?’, kreeg die als antwoord: ‘Als je je mond gehouden had…’

    Zo ook onze man uit de krant. Op grond van zijn opleiding en zijn beroep had hij voor een filosoof kunnen doorgaan. Had hij maar gezwegen!


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij, samenleving
    02-02-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De wraak van Jan met de pet

    De presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten zijn aandachtig gevolgd, ook hier in Vlaanderen., door de media en de sociale media. Elke dag worden we overspoeld met berichten over Trump. Het is me wat teveel geworden, en ik heb afgehaakt op Facebook. Ik probeer ook het avondnieuws te vermijden, maar dat is moeilijk omdat Lut graag kijkt, al dommelt ze daarbij vaak in…

    Er is iets merkwaardigs aan de hand in de politiek. Ik heb altijd de indruk gehad dat de mensen politici verkozen omdat ze hen bewonderden om hun kwaliteiten: hun intelligentie, hun talenten. Politici waren bekwame personen, die zinvolle zaken zeiden en verstandige zaken deden, zoals van hen verwacht werd. Men werd niet verkozen om een eigen agenda door te drukken, maar om het land op een goede manier te besturen, de juiste beslissingen te nemen, ook als die onaangename gevolgen hadden, zoals het verhogen van de belastingen of het verlagen van uitkeringen wanneer dat noodzakelijk was.

    Het was ook vroeger al duidelijk dat niet iedereen die beslissingen van de politici kon waarderen. De eenvoudige kiezers konden maar weinig begrip opbrengen voor maatregelen die nadelig waren voor hen, of die ze als dusdanig interpreteerden. Ze hadden weinig oog voor het staatsbelang, en dachten in de eerste plaats aan zichzelf. Diezelfde eenvoudige mensen hadden evenmin belangstelling voor hogere ethische waarden of voor kunst en cultuur. Ze waren vooral uit op het bevredigen van hun primaire behoeften, en wel op hun eigen manier. Dat is nog altijd zo.

    Daar waar vroeger de politici behoorden tot de ‘betere klasse’ en de politiek dus veeleer geïnspireerd was door hogere waarden, is daarin stilaan een kentering gekomen. Sommige politici zijn bewust de grote massa van de eenvoudige mensen gaan aanspreken in hun eigen taal en zijn gaan inspelen op de vooringenomenheden en vooroordelen van de eenvoudige mensen. Dat is populisme. Het kan dan zijn dat die politici de vrij primitieve opvattingen van de massa delen, maar het is evengoed mogelijk dat zij die alleen maar handig uitbuiten om verkozen te raken.

    We zien dus een verschuiving in de manier van politiek bedrijven, en verschuivingen in de politieke agenda. De politiek is niet meer in de eerste plaats gericht op het staatsbelang, of het algemeen belang, en gebaseerd op hogere waarden, maar op de verwachtingen van het kiezerspubliek, op de eenvoudige opvattingen van de massa. Die eenvoudige, gewone mensen zijn het beu hoogopgeleide intellectuelen te verkiezen die het land regeren vanuit hun hoogstaande principes. Ze willen van hun democratische macht gebruik maken om politici te verkiezen die hun eigen opvattingen verdedigen, hoe eenvoudig of primitief of vooringenomen of bevooroordeeld die ook zijn. Als zij bijvoorbeeld racistische gevoelens koesteren, of minder overheidsinmenging willen, of minder belastingen, en meer ruimte voor volksvermaak, stemmen ze voor politici die daarop inspelen.Dat is de wraak van Jan met de pet, de opgestoken middenvinger van de gewone kiezers naar het staatsbelang en de hogere waarden. Men verwacht van de politici dat ze doen wat de massa wenst, en niet noodzakelijk wat ethisch verantwoord is, of wetenschappelijk onderbouwd, of goed op langere termijn, of noodzakelijk in de gegeven omstandigheden. Men is kortzichtig, emotioneel, onnadenkend, agressief, radicaal, eenzijdig, vooringenomen.

    Afbeeldingsresultaat voor trump

    Ik zie het hier bij ons nog niet gebeuren dat een toppoliticus (M/V/…) de verkiezingsperiode ingaat met een knalrode pet op het hoofd. Dat is echter wat Trump gedaan heeft. Jan met de pet als presidentskandidaat. Een politicus die zegt wat de gewone kiezers denken, die hun wensen ter harte neemt, die hun programma uitvoert, die hun belooft wat ze verlangen. Die inspeelt op hun meest primitieve gevoelens, en gebruik maakt van hun onwetendheid en kortzichtigheid. Die er niet voor terugdeinst om hun misvattingen te bevestigen met halve waarheden en hele leugens.

    Men reageert nu in meer beschaafde middens op de verkiezing van Trump. Het is nuttig daarbij te bedenken dat Trump spreekt namens de massa. Het is de massa die nu aan de macht is, de eenvoudige, primitieve kiezer die de meerderheid uitmaakt van onze wereld. Dat Trump daarmee zijn persoonlijke ambities waarmaakt, is een andere kwestie: hij is een populist die regeert bij de gratie van de massa. De geschiedenis heeft ons geleerd dat dergelijke politici kenmerken vertonen van grootheidswaanzin en mentale instabiliteit, en dus hebben we reden om bezorgd te zijn, zeer bezorgd zelfs, op korte termijn. Op langere termijn moeten we ons vragen stellen over de massa van de eenvoudige mensen en hoe we hun opvattingen en hun verwachtingen naar een hoger peil kunnen tillen.

    Er is immers niets mis met het democratisch principe van het algemeen stemrecht. Maar we moeten er wel rekening mee houden dat de massa van de kiezers niet gekenmerkt wordt door haar belangstelling voor wat waar en goed is, maar zich spontaan laat leiden door wat zij als waar en goed ziet. Het komt er dus op aan de eventuele kloof tussen die twee zo klein mogelijk te maken.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    03-11-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geen visum voor vluchtelingen?

    Geen visum voor vluchtelingen?

    Ik maak me zorgen over de manier waarop met onze gevoelens gespeeld wordt in de zaak van de Syrische familie die een visum aangevraagd heeft om te ontsnappen aan de gruwel in Aleppo. Een advocate heeft die kwestie aangegrepen en er een juridische discussie van gemaakt. Men stelt het nu voor alsof de bevoegde minister de wet overtreedt door geen visum toe te kennen en zich dus bewust hardvochtig opstelt tegenover dat evident schrijnend menselijk leed. Bij mijn weten is dat echter niet het geval. De minister handelt niet vanuit zijn persoonlijke gevoelens tegenover die familie, maar als een minister in functie, die een bepaalde politiek moet uitvoeren die in de regering overeengekomen is. Daar is immers beslist dat men de instroom van vluchtelingen geordend wil laten verlopen en overrompelingen moet vermijden zoals enige tijd geleden.

    Indien elke buitenlandse burger die bij de Belgische ambassade van dat land een visum aanvraagt dat automatisch toegekend zou moeten krijgen, staan er de volgende dag duizenden in dichte drommen aan te schuiven en krijgen we weer situaties waarbij de instroom veel groter is dan onze capaciteit om die op te vangen. Een visum voor België is niet bedoeld om vluchtelingen op te vangen, maar om buitenlanders toe te laten zich naar hier te begeven met een welomschreven doel, bijvoorbeeld om hier op vakantie te komen, of om hier een baan aan te nemen, of hier te komen studeren enzovoort. Personen die naar hier willen immigreren, moeten een andere procedure volgen. Vluchtelingen forceren de zaak door zich zonder de nodige papieren naar hier te begeven en de administratie zo te dwingen hen op te nemen. In veel gevallen blijkt dat zij niet voldoen aan de vereisten om erkend te worden als politiek vluchtelingen en wordt de aanvraag geweigerd.

    Men stelt het nu voor als zou die familie wel als vluchtelingen erkend worden indien zij zich op illegale en dus risicovolle manier naar hier zouden begeven. Dat is niet noodzakelijk zo: het is goed mogelijk dat zij zouden geweigerd worden. De afspraak binnen Europa en met de landen rond Syrië is immers dat men in de eerste plaats moet vluchten naar een buurland, in afwachting van een verbetering van de situatie. Zo heeft men ook geprobeerd de onmogelijke situatie in Griekenland op te lossen, namelijk door te bepalen dat de Syrische vluchtelingen door Turkije moeten opgenomen worden, in plaats van in gammele bootjes de Middellandse Zee over te steken. En blijkbaar werkt die politieke beslissing toch enigszins.

    Waar ik mij echt zorgen over maak is dat een advocaat een legitieme beslissing van het hoogste gezag in het land, namelijk het parlement, de wetgevende macht, en de regering, de uitvoerende macht, kan aanvechten voor de rechtbank. De beslissingen over hoe wij als land omgaan met het probleem van de vluchtelingen wordt immers niet genomen door de rechterlijke macht. Het zijn niet de rechters die beslissen of een visum toegekend wordt, maar de minister. Ik ken de grond niet van de utspraak van de rechter in kwestie, maar die kan enkel zijn dat die bepaalde rechter van oordeel is dat de minister in dit ene geval een wet overtreden of niet nageleefd heeft. Als de minister dat al gedaan heeft, is dat enkel omdat hij een politieke beslissing van het parlement uitvoert namens de regering, en dus terecht het hoger staatsbelang dient. Als dusdanig staat hij boven de gewone wetten. Het is immers de wetgevende macht die de inhoud van de wetten bepaalt en het is de uitvoerende macht die ze toepast. Als men dus de beslissing van de minister wil aanvechten, dan moet dat uitsluitend gebeuren in het parlement en moet men de politieke beslissingen in verband met de opvang van vluchtelingen daar herzien, en niet via een of andere rechterlijke uitspraak.

    Men kan met andere woorden een minister niet voor de rechter slepen omwille van een politiek meningsverschil. Dat kan enkel indien een minister een wet overtreden heeft die voor iedereen geldt, bijvoorbeeld door een moord te begaan of iemand te verkrachten. In dat geval kan men die minister afzetten en de parlementaire onschendbaarheid ontnemen en berechten volgens de gebruikelijke procedures.

    Dat is voor mij de kern van de zaak. De behandeling van vluchtelingen is een politieke kwestie, geen juridische. Die advocate maakt misbruik van de wet, ze gebruikt juridische procedures om een politieke kwestie te forceren. In dit geval aarzel ik niet om de minister bij te treden in zijn verzet, om louter principiële redenen. Het is goed dat we ons in dergelijke discussies niet laten meeslepen door onze emoties. Het gaat immers niet om het lot van deze ene familie, maar om de manier waarop wij als land en als burgers omgaan met de zeer reële en schrijnende situaties die gecreëerd worden door de waanzin van de oorlog in Syrië, het zoveelste slagveld waar de grootmachten elkaar bestrijden en waar religieus fanatisme mensen opzweept tot haat en geweld.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    18-11-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Parijs: het vendel moet marcheren.

    Er is over ‘Parijs’ al zo veel gezegd en geschreven, dat ik aarzel om mijn bescheiden stem te laten weerklinken in dat meerstemmig koor. Wat kan ik nog toevoegen aan al de zelfzekere analyses van experts en tooghangers allerhande?

    Misschien toch dit. Als ik probeer te verstaan waarom dergelijke zaken gebeuren, heb ik zo goed als niets aan al dat gepraat in de media: ik word er niet wijzer van, ik blijf zitten met die prangende vraag: waarom doen mensen zoiets?

    En dan denk ik aan dat schokkende maar uitzonderlijk verhelderende boek van Barbara Wertheim Tuchman, A Distant Mirror. The Calamitous 14th Century, in het Nederlands ‘De waanzinnige Veertiende Eeuw.’ Wat ik daarvan steeds onthouden heb, is dat er altijd wel mensen zullen zijn die in staat zijn om geweld te gebruiken, en ook altijd andere mensen die hen daarvoor willen betalen.

    Als filosofen spreken over ‘de mens’, dan doen ze alsof alle mensen eender zijn, en vanuit filosofisch standpunt is dat ook wel zo, maar alle mensen zijn verre van eender, het volstaat dat men om zich heen kijkt en ook de nochtans vaak onbetrouwbare media volgt, om vast te stellen dat mensen tot de meest uiteenlopende zaken in staat zijn. Zoals ik vroeger al eens zei: al wat men zich kan voorstellen dat een mens doet, wordt ooit wel ergens gedaan door iemand, en zoals we ook nu weer zien, zelfs heel wat onvoorstelbare zaken.

    Ik bedoel daarmee niet dat er fundamentele verschillen zijn tussen de mensen; op dat punt volg ik de terechte opvattingen van de filosofie. Maar naast de filosofie is er de psychologie en die leert ons dat, zoals Euripides het al zei, hoewel er veel vreselijke zaken zijn, er niets vreselijker is dan de mens. Onder bepaalde omstandigheden is iedereen ongeveer tot alles in staat, zo stellen we vast als we naar de geschiedenis kijken. En sommige mensen zijn om verschillende redenen, zowel van genetische aard als vanuit hun persoonlijke levensgeschiedenis en hun Sitz im Leben in staat tot uitersten die anderen zich inderdaad zelfs niet kunnen voorstellen.

    Het is dus van immens belang dat men uitkijkt met het scheppen van die omstandigheden. Als men een christelijke kruistocht onderneemt naar Jeruzalem in de laatste jaren van de elfde eeuw, creëert men omstandigheden waarin zelfs gewone mensen vreselijke daden stellen die ze anders nooit zouden in hun hoofd halen. Als men Irak binnenvalt in de eerste jaren van de eenentwintigste eeuw, is dat niet anders.

    Als men dergelijke omstandigheden creëert, met welk doel dan ook, moet men beseffen dat er mensen zullen zijn die in die omstandigheden alle grenzen van de menselijkheid achter zich zullen laten. Dat is altijd al zo geweest en het zal ongetwijfeld nog een tijdje zo blijven. In elke maatschappij zijn er mensen die enkel een gelegenheid nodig hebben om over te gaan tot de meest gruwelijke daden, alleen, maar niet zelden ook in groep. Het komt er dus op aan die mensen niet in verleiding te brengen en hen die gelegenheden niet te bieden, en hen er zeker niet toe aan te zetten en hen ervoor te betalen en te prijzen en hen een hemelse zaligheid te beloven waarvan iedereen weet dat ze er niet is.

    Dat zouden alle gesjeesde wereldverbeteraars moeten beseffen, die hun onmacht om hun onrealistische en vaak zelfs absurde idealen te realiseren compenseren met het prediken van haat tegen iedereen die hun heilsstaat in de weg staat. Als men aan eenvoudige mensen wijsmaakt dat er simpele oplossingen zijn voor al hun zorgen en problemen en dat het volstaat het geld te grijpen waar het is, zal men altijd mensen hebben die dat letterlijk nemen, mensen die het geduld en de bescheidenheid missen om zich door gestage inspanningen een plekje op aarde te verwerven waar men ongestoord kan genieten van de simpele genoegens van het leven, en zich dus met geweld meester maken van datgene waar anderen een leven lang voor werken.

    ‘Het vendel moet marcheren, want Vlaanderen (of Syrië, of Rome, of Amerika, of de Islam, of Parijs, Libanon, Afghanistan &c.) is in nood. Sint-Joris, geef ons kleren, geef ons soldij en brood. Dat wij geen koude lijden, geef ons de boer zijn wijn, zijn wolhemd en zijn duiten, dat kan geen zonde zijn. Marcheer, landsknecht, marcheer!’

    O, ja, Sint-Joris, vergeet vooral ook niet voor vrouwen te zorgen, veel jonge vrouwen, want zonder seks kan een landsknecht niet marcheren, hoor!


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    01-09-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Asiel

    Vijf jaar geleden was er in België ook een crisis met asielzoekers en andere immigranten. Klik hier om te lezen wat ik toen schreef.

    Dezer dagen staan er weer duizend mensen aan de gebouwen van Fedasil. Hetzelfde beeld in de andere West-Europese landen. Waar komen ze vandaan? Uit conflictgebieden, en die zijn talrijk. Uit gebieden waar het om een of andere reden slecht gaat. Maar er zijn ook mensen bij die gewoon op zoek zijn naar een plek om te leven en menen dat ze hier betere kansen hebben.

    Wat doen we ermee?

    De grondvraag is of we er iets moeten aan doen. Men zou immers kunnen zeggen dat iedereen vrij is om te komen en te gaan waar men wil. Maar dat is niet zo: alle landen hebben regels voor hun burgers en ook voor inwijking. Maatschappijen zijn georganiseerd, dat is de essentie van een maatschappij: regels afspreken voor het samenleven. En dus kan men niet zomaar ergens binnenvallen. Binnen de Europese (Schengen-) Unie kan dat wel en ik neem aan dat er ook in andere staten met meerdere nationaliteiten zoals de V.S., Rusland, India en China min of meer vrij verkeer van personen en goederen is. Maar die supranationale gemeenschappen hebben buitengrenzen en er is een neiging om die steeds strenger te bewaken, ook fysiek, want eens men binnen is, kan men zich vrij verplaatsen binnen het hele gebied van die unie. Dat is dus de vraag: wat doen we met mensen die vragen om binnengelaten te worden of die zich op een of andere manier toegang verschaffen?

    Een eerste regel is dat in een georganiseerde maatschappij iedereen geregistreerd wordt en een identiteitskaart krijgt. In de V.S. en Groot-Brittannië ligt dat gevoelig, maar ook daar is er wel enige vorm van centrale registratie. Bij ons is dat tot in de puntjes geregeld: je mag zelfs de straat niet op zonder je identiteitskaart. Vandaar dat men illegaal in het land is zolang men niet geregistreerd is en een of ander statuut heeft. Illegalen mogen opgepakt worden en worden dan het land uitgezet, althans in principe.

    Ofwel krijgt men een statuut, ofwel krijgt men dat niet. In dat laatste geval krijgt men het bevel het grondgebied te verlaten. Soms wordt men ergens opgesloten en na verloop van tijd op een vliegtuig gezet. Als men wel een statuut krijgt, moet de staat voor jou zorgen, zoals voor andere burgers. Of toch ongeveer: je krijgt dan bed-bad-brood, zo heet dat nu. De bedoeling is dat je uiteindelijk integreert en burgerrechten krijgt.

    De vraag is dan: wie krijgt een statuut, en wie niet? In principe aanvaarden wij geen economische vluchtelingen of gelukzoekers, tenzij die een economische meerwaarde betekenen: een Indische verpleger of computerspecialiste zal gemakkelijker aanvaard worden dan een Somalische analfabeet. We maken een uitzondering voor asielzoekers: mensen die hun land ontvlucht zijn omdat ze er niet veilig meer zijn. En daar beginnen de problemen: er is zoveel onveiligheid in de wereld dat er voortdurend enorme vluchtelingenstromen ontstaan, die tot ware volksverhuizingen uitgroeien, vooral naar buurlanden van conflictgebieden, met een sterke doorstroming naar naburige landen.

    Als het aantal asielzoekers beperkt blijft, zijn er weinig mensen die daar om malen. Wanneer er duizend staan te wachten bij Fedasil en er duizenden opvangplaatsen moeten gecreëerd worden, wordt iedereen onrustig en komt zelf het principe in het gedrang. Dan blijkt dat wij maar akkoord gaan met het principe zolang we er geen overlast van hebben. Men zou het ook anders kunnen stellen: we geven geen moer om dat principe zolang we er geen last van hebben en als we er last van hebben, is het rap gedaan met dat vermeend principe. Dan gaat men zoeken om te ontsnappen aan de regels die men opgesteld heeft om het principe te implementeren, louter en alleen omdat er teveel kandidaten zijn. Vreemd principe, denk je dan.

    Wat is die overlast die we hebben van een teveel aan asielzoekers? Het zet de administratie onder druk: die is immers niet voorzien op zoveel mensen aan de deur. Er moet opvang gecreëerd worden en dat is een probleem: het kost geld en niet iedereen wil een opvangcentrum in de achtertuin of voor de stoep. De budgetten worden dus ontoereikend en in een periode van budgettaire schaarste is dat een probleem: als de burger voortdurend moet inleveren, is solidariteit vaak ver zoek, zeker met asielzoekers en andere immigranten. Dat zijn reële problemen, zowel praktisch als politiek. De kruik gaat maar zo lang te water tot ze breekt.

    Er is ook de kwestie van het racisme. De instroom van een aanzienlijk aantal herkenbare vreemdelingen wordt nog steeds door heel wat mensen aangevoeld als iets ongewoons en zelfs als een bedreiging. Ik neem aan dat een niet onaanzienlijk deel van onze bevolking dat nog steeds zo aanvoelt. Wij zijn nog altijd niet gewoon om te leven in een open multiculturele samenleving. Bevolkingsgroepen hebben de neiging om samen te troepen en zo een deel van hun identiteit te bewaren. Een echte, doorgedreven integratie is veeleer de uitzondering dan de regel. Men wordt wel Belg en Vlaming, maar men blijft herkenbaar allochtoon op vele domeinen. En hoe herkenbaarder men is, hoe moeilijker de acceptatie en de integratie. Een Roemeense vrouw die met een Vlaming trouwde en vlekkeloos Nederlands spreekt, is onherkenbaar als allochtoon en heeft dus in principe geen problemen van racistische aard. Een Somalische analfabeet daarentegen… Dat is eveneens een realiteit. Als je als autochtone Vlaming voor je kind moet kiezen tussen een school met niets dan herkenbare allochtonen en een zonder of met slechts een beperkt aantal, dan is die keuze snel gemaakt, stellen we vast. Het gaat daarbij slechts gedeeltelijk om de huidskleur en andere lichamelijke kenmerken, al spelen die wel een rol, natuurlijk. Maar men stapt gemakkelijker over die eerste drempel heen wanneer men vaststelt dat die persoon bijvoorbeeld goed onze taal spreekt en zich min of meer gedraagt zoals wij gewoon zijn van andere medeburgers (en dat laat al heel wat variatie toe).

    Wat is dus echt het probleem?

    Het financiële probleem is mijns inziens een onecht probleem: als we zien hoeveel we uitgeven aan het leger, kunnen we het budget voor immigranten gerust een aantal keren verdubbelen. Onze maatschappij gaat heus niet ten onder aan de immigranten, ook niet als ze niet zo heel goed integreren.

    Het politiek probleem is in feite ook een onecht probleem: wij verkiezen politici en stemmen op partijen waarvan we denken dat ze met de instroom van migranten zullen omgaan zoals wij dat willen. We hebben dus de politici die we verdienen.

    Het echt probleem is dus of wij openstaan voor herkenbare immigranten, of wij bereid zijn te leven in een maatschappij met een toenemend aantal personen van vreemde origine, die zich niet steeds zodanig willen integreren dat ze, op hun uiterlijk na, onherkenbaar zijn als allochtonen. We doen dat al beter dan vroeger, het went dus enigszins, al was het maar omdat het onafwendbaar en onomkeerbaar is. Maar als we mogen voortgaan op wat er gebeurt in andere landen waar dat fenomeen al langer bezig is, zullen er wellicht altijd wat spanningen blijven bestaan.

    Wij zijn mensen, wij zijn niet volmaakt. We denken niet altijd redelijk, we laten ons vaak leiden door indrukken en we nemen gemakkelijker opinies over dan zelf na te denken. We hebben tijd nodig om te wennen aan nieuwe situaties. Dat is nu eenmaal zo. Maar we mogen daarin niet berusten: stilaan gaan we inzien dat veranderingen nieuwe kansen scheppen. Een zeer divers samengestelde maatschappij is veeleer een rijkdom dan een bedreiging, op voorwaarde dat het een echte samenleving is, vrij, vredelievend, rechtvaardig en solidair.

    Laten we een poging doen om daarover na te denken bij de beelden die ons nu dagelijks overrompelen.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    21-06-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het blinde socialisme van Zakynthos

    Er is de laatste tijd weer veel sociale onrust. Hier in België begon het allemaal na de jongste verkiezingen, toen de socialisten uit de regering verdwenen. Prompt werd de nieuwe regering bestookt van alle kanten omwille van haar rechtse en dus asociale politiek. Dat is vreemd, want in de vorige regering zaten dezelfde partijen, alleen zijn de socialisten nu vervangen door de grootste partij in Vlaanderen. De socialisten zijn een bescheiden partijtje, en de vorige regering had geen meerderheid in Vlaanderen. Nu wel, vanzelfsprekend, en de socialisten zijn nog een kleiner partijtje. Die hele kleine minderheid, die ongeveer 10% van de kiezers trekt, wil nu vanuit de oppositie haar wil opdringen aan de hele bevolking. Kijk, dat noem ik nu ondemocratisch. Als je in de politiek iets wil bereiken, dan moet je dat doen vanuit een meerderheidspositie, zo simpel is dat. In een democratie zoals de onze heeft een kleine oppositiepartij zo goed als geen macht in het parlement. En dus neemt men zijn toevlucht tot de straat: stakingen, betogingen, acties… En tot de media.

    Diezelfde socialisten nemen nu hardnekkig de verdediging op van ‘het Griekse volk’, dat door de rechtse en kapitalistische krachten op de knieën gedwongen wordt en in de armoede gestort. Ook daarvoor is er geen politiek of maatschappelijk draagvlak, noch in Vlaanderen, noch in de rest van Europa. In Griekenland zijn de zaken al sinds mensenheugenis erg in de war. Eerst was het een bezet onderdeel van het Ottomaanse rijk, en na de bevrijding daarvan had het nieuwe land alle moeite om een eigen koers te bepalen. Dan kwamen de wereldoorlogen, en toen dat leed geleden was, wachtte de Grieken een harteloos en onmeedogend maar aartsdom kolonelsregime. Toen dat eindelijk over zijn eigen dwaasheid en onmenselijkheid struikelde, viel het opeenvolgende regeringen moeilijk om de scherven van de gebroken potten te lijmen. Griekenland was een soort van bananenrepubliek in de weke onderbuik van Europa, met het socialisme als de overheersende politieke strekking.

    Die combinatie van een Aziatische traditie als Ottomaanse buitenprovincie met een eng ideologisch socialisme is dodelijk gebleken voor de Griekse staat en het Griekse volk. Indien het massale toerisme er niet geweest was, was Griekenland al lang bankroet. De staat werd een doorgeefluik: met de belastingen betaalde men massale sociale uitkeringen en wanneer de belastingen niet voldoende opbrachten, omdat die op grote schaal ontdoken werden door iedereen die ook maar iets verdiende, maar natuurlijk vooral door wie veel, heel veel verdiende, maakte men begrotingen op die dat verdoezelden en ging men royaal lenen in het buitenland. Griekenland ging elk jaar zwaar in het rood, zonder dat daar een haan naar kraaide. Een graaicultuur noemt men dat nu. Als de politiek de verkiezingen steelt door nog meer sociale voordelen te beloven, terwijl men goed weet dat men die niet kan betalen, dan creëert men een dergelijke graaicultuur bij de bevolking van hoog tot laag. Iedereen wil een graantje meepikken, iedereen wil een vinger in de pap, iedereen wil meesmullen van de gratis vleespotten; als je niet meedoet, ben je een oen.

    Dat brengt ons bij het verhaal van het idyllische eiland Zakynthos. Op zekere dag stelde iemand recentelijk vast dat daar wel uitzonderlijk veel mensen een uitkering genoten als blinde of slechtziende. Er waren daar tien keer zoveel blinden als gemiddeld. De oorzaak was niet een of andere vervuilende industrie of een plaatselijke genetische afwijking, maar de graaicultuur. Dat de staat blinden en slechtzienden een sociale toelage geeft, zal niemand vreemd of ongepast vinden. Als je die normale toelage laat toekennen door een stel door en door corrupte politici, ambtenaren en dokters, ontaardt dat tot het melodrama van Zakynthos. In elke maatschappij zijn er mensen die zich bezondigen aan sociale fraude, die onterecht uitkeringen opstrijken. Zo moet het ook in Zakynthos begonnen zijn: iemand was min of meer slechtziend en slaagde erin zich te laten erkennen als blinde, wat een fikse maandelijkse toelage opbracht. Dergelijke mensen kunnen dat moeilijk wegsteken of verzwijgen en dat zorgde ervoor dat een kennis dezelfde truc probeerde, omdat hij iemand kende, of iemand iets had toegestopt. En van het een kwam het ander: de corrupte mensen die iets uit te delen hadden waar ze zelf niets moesten voor betalen of waarvoor ze zelfs betaald werden door de mensen die hen omkochten, trokken nog meer mensen aan om nog meer macht en rijkdom te verwerven en de corrupte mensen die onterechte uitkeringen begeerden, vonden moeiteloos de weg naar het sociaal paradijs.

    Het socialisme is gesteund op het principe van de solidariteit: als wij alle rijkdommen en alle voorzieningen gelijk verdelen onder iedereen, is de gemiddelde welstand het hoogst. Dat lijkt een nobel principe, een extreme vorm van naastenliefde, waarbij iedereen voor de andere de rol speelt van de barmhartige Samaritaan. Maar dat is niet zo. In een dergelijk herverdelend systeem zijn er steeds mensen van wie men iets afneemt om het te geven aan anderen die het niet hebben. Dat is leuk voor deze laatsten, maar heel wat minder leuk voor de eerstgenoemden. Bovendien blijkt keer op keer dat die opgelegde solidariteit niet werkt. Wie geld verdient, is niet geneigd dat zomaar af te staan onder de vorm van belastingen waarmee men aan herverdeling doet onder mensen die er niet voor gewerkt hebben. En wie de kans schoon ziet om gratis geld te krijgen, is geneigd die kans te grijpen. En zo krijg je witteboordencriminaliteit bij de rijken, die zo veel mogelijk hun bezit veilig willen stellen en zo weinig mogelijk willen bijdragen aan het corrupt systeem van sociale herverdeling, en anderzijds sociale fraude van de armen en vooral de iets minder rijken die terecht vinden dat de rijken al rijk genoeg zijn en hun geld verdiend hebben op de rug van de armen. De centrale pot, waarin de rijken hun bijdrage moeten storten en waaruit de armen hun bijdragen putten, raakt leeg omdat er te weinig wordt ingestopt en te veel wordt uitgegraaid. Dat is precies wat er in Griekenland is gebeurd.

    En dan komt Europa eraan. Griekenland, de bakermat van onze beschaving, moet daarvan natuurlijk deel uitmaken, denk aan Solon, Pericles, Lord Byron enzovoort. Maar Griekenland is eeuwenlang niet-Europees geweest en dat heeft zijn sporen nagelaten. De staat plunderen was een nationale sport in de buitenprovincies van het Ottomaanse rijk: men bestal immers de bezetter, de vijand en daar is niets verkeerds aan. Maar goed, Griekenland in de EU en Griekenland natuurlijk ook in de euro, al waren daarvoor wel enkele spectaculaire financiële kunstgrepen nodig. Een farce, in feite, want Griekenland beantwoordde aan geen enkele van de vele strenge eisen voor lidmaatschap. Het was een emotionele beslissing, zoals die van de romantische superheld Lord Byron die het opnam voor de Grieken en op 36-jarige leeftijd stierf aan de gevolgen van een ziekte die hij opgelopen had toen hij de Grieken opleidde voor hun strijd tegen de Ottomaanse overheersing.

    Griekenland was bankroet toen het in de EU en de eurozone opgenomen werd en kon enkel overleven mits Europa bereid was de prijs te betalen voor het louter emotioneel belang van de Griekse deelname aan het Europees project. En Europa betaalde en bleef betalen en al die euro’s verdwenen in de bodemloze Griekse schatkist, waaruit nu niet alleen de armen en de middenklasse graaiden, maar ook de rijken en de superrijken, als die al niet aan de euro’s zaten nog voor ze de Griekse schatkist bereikten. Er veranderde niets aan de Griekse graaicultuur, Griekenland was nog steeds bankroet, maar niemand was persoonlijk bankroet, omdat de subsidies overvloedig bleven binnenstromen, en de spectaculaire tekorten op de begroting werden met door beroepsgoochelaars weggetoverd en door beroepsbedriegers weggewerkt met steeds grotere buitenlandse leningen dank zij steeds hogere beloofde maar nooit betaalde interesten, laat staan terugbetaalde kapitalen. Griekenland was het Eldorado, het beloofde land voor financiers, economisten, fraudeurs en schurken allerhande, de gulden speelbal van de internationale high finance.

    Tot op zekere dag de zeepbel barstte in Europa, in Ierland, Spanje, Portugal, Italië en ja, ook in Griekenland. Zolang de interesten op leningen betaald worden, is iedereen tevreden. Wie zijn geld heeft uitgeleend, is enkel geïnteresseerd in hoge interesten en maakt zich maar weinig zorgen over zijn kapitaal. Wie geld ontleent, maakt het kapitaal op en maakt zich maar weinig zorgen over de te betalen interesten. Op een dag loopt dat verkeerd af. Als je het geleende kapitaal hebt verkwanseld aan zaken die niets opbrengen, of het gewoon uitgedeeld hebt, of verspeeld in het casino of aan dure vakanties en de hoeren, dan heb je geen zin meer om de interesten te betalen voor iets dat je niet meer hebt. En als de tegenpartij ontdekt dat je wel het geld dankbaar hebt aangenomen, maar het niet verstandig gebruikt hebt en er enkel goede sier mee gemaakt hebt, dan begint vroeg of laat iemand zich zorgen te maken over de interesten, maar nog meer over de terugbetaling van de kapitalen. Leningen zijn voor een bepaalde periode, daarna moet je ze terugbetalen. Een normale burger leent voor zijn huis en betaalt maandelijks zowel de interesten als een deel van het kapitaal terug, zodat na de normale looptijd van de lening alles vereffend is. In de high finance betaalt men alleen de interesten terug, en als het ogenblik van de vereffening komt, sluit men een nieuwe overeenkomst voor dezelfde lening, voor een nieuwe periode en misschien nog een hogere interest. Griekenland stapelde dergelijke leningen op, zonder er ooit één terug te betalen, want dat kon niet, men was feitelijk bankroet en de schatkist was niet alleen leeg, er was bovendien een onvoorstelbaar grote nationale buitenlandse schuld.

    Toen de bankencrisis losbarstte in 2008 ging het daarom: de banken hadden goed geld uitgeleend aan onbetrouwbare klanten, zoals de Griekse staat. Griekenland was niet meer in staat om zijn leningen af te betalen, en als de banken geen interesten meer kregen, konden ze ook geen interesten meer uitkeren aan wie zijn geld daar gedeponeerd had. Iedereen, ook jij en ik, moest bijspringen om de banken te redden. Dat moest wel, anders werd het nog erger: de absolute chaos in de internationale financies, de economie en de politiek: de gevreesde en door Marx voorspelde finale crisis van het kapitalisme.

    Op dat ogenblik vielen de valsspelers door de mand. Iemand merkte op dat er in Zakynthos wel erg veel blinden rondliepen en zelfs rondreden als taxichauffeur, of met een Porsche hun maandelijkse uitkering kwamen innen voor de ogen van het verbijsterd personeel van de sociale dienst. Er zijn ook Grieken die het spelletje niet meespeelden, er zijn uiteindelijk allicht meer eerlijke Grieken dan fraudeurs. En toen Europa eindelijk inzag dat Griekenland als institutionele blinde jarenlang geleefd had op de kosten van de Europese banken en instellingen, vroeg men aan Griekenland beleefd hoe dat nu eigenlijk zat met die interesten en die kapitalen en die begroting. Europa is nog altijd die vragen aan het stellen en Griekenland is nog altijd bezig die te ontwijken, want er zijn geen antwoorden: het geleende geld is op, verschwunden, foetsie. De begroting? Ach, dat… een probleem, ja. Strenge maatregelen? Ja, maar, hoor eens hier, wij moeten ook nog wel verkozen worden, of heb je liever de extremisten aan de macht? De enige oplossing was nochtans werken aan de begroting, de tering naar de nering zetten. Maar dat betekent de bevolking laten betalen: meer belastingen, minder uitkeringen. Welke bevolking zal dat slikken en blijven slikken, zelfs als er vroeger te weinig belastingen waren en te veel achterpoortjes en te veel uitkeringen aan mensen die ze niet nodig hadden of die er geen recht op hadden?

    Crisis in Griekenland. Spanje, Portugal, Ierland, Italië hebben zich hersteld. Griekenland niet. De economie, voor zover die er al was, is stuk en wordt verkocht aan het buitenland om het bodemloos gat te vullen in de begroting. Het toerisme slabakt omdat stakingen de diensten verlammen. En de politici spelen hoog spel: wil je de leningen niet vernieuwen? Goed, dan gaan we maar failliet, dan hoeven we geen interesten meer te betalen en ook geen kapitalen. Jullie willen ons geen toelagen meer geven? Goed, dan stappen we uit de EU en de euro en gaan we aankloppen bij de oude en nieuwe vijand van Europa: Rusland.

    Dezer dagen moeten er beslissingen vallen, zegt men, maar dat zegt men al jaren. Europa wou Griekenland erbij en als we het erbij willen houden, zullen we ervoor moeten betalen. Wie denkt dat men van Griekenland een moderne democratie kan maken zoals Denemarken, droomt met de ogen open.

    Griekenland is het socialisme op zijn platst: het is het socialisme op zijn kop. In plaats van een algemene solidariteit, is het een collectieve diefstal van iedereen op iedereen. Niemand wil nog bijdragen, iedereen wil bijdragen blijven trekken. Het sociale weefsel is stuk, dank zij het socialisme, dat van Griekenland een gemakkelijke prooi heeft gemaakt voor het extreme kapitalisme. In het Westen toomt men nu dat roekeloos kapitalisme danig in. Maar wie zal het uit de hand gelopen socialisme herstellen tot een redelijke solidariteit? Niet de Westerse socialisten, die in hun ideologische blindheid de schuld voor alles leggen bij de corrupte politici en de rijken en niet bij de zeshonderd blinden van Zakynthos.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    22-04-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.50+ en zonder job

    Frank Van Laeken, Als het werk stopt. 50+ en zonder job, Antwerpen/Utrecht: Houtekiet, 215 blz., € 19,99 (pb).

    Ik ben zelf 69, ik schrijf op Seniorennet, dus werd me gevraagd dit boek te bespreken en ik heb maar toegezegd. We lijken er immers niet onderuit te kunnen: enerzijds moeten we met zijn allen langer werken, anderzijds blijken ouderen het steeds moeilijker te hebben om werk te houden en nieuw werk te vinden. Er is dus een aanzienlijke en groeiende groep van mensen die zouden moeten werken maar dat niet doen. Dat is een maatschappelijk probleem, want die mensen moeten ook leven en als ze niet werken, zal iemand hen moeten onderhouden. En als er niet genoeg werkende mensen zijn, is er geen geld genoeg om voor iedereen een sociaal vangnet te voorzien.

    Dat is het probleem en daarover gaat dit boek. Het vertrekt van de situatie van de auteur, die zoals veel anderen op relatief rijpere leeftijd in de werkloosheid terechtkwam. Hij heeft dan de kans gekregen om net daarover een boek te schrijven en heeft zo van een nood een deugd gemaakt. Enerzijds heeft hij een aantal collega-werklozen geïnterviewd over hun ervaringen, anderzijds is hij te rade gegaan bij zowat iedereen die rechtstreeks of onrechtstreeks iets met deze problematiek te maken heeft: politici, vakbondsleiders, werkgeversorganisaties, tewerkstellingsbureaus, arbeidsbemiddelaars, diensten voor arbeidsbemiddeling en de diensten die de werklozensteun toekennen, enzovoort. Er wordt dus opvallend veel geciteerd in dit boek, wat niet verwonderlijk is als men leert dat de auteur ook copywriter is geweest. En daar wringt toch een beetje het schoentje. Zeker, de auteur is persoonlijk betrokken bij al wat hij schrijft, maar hij komt niet echt tot een ernstige analyse van de toestand, zelfs niet in een hoofdstuk met een overdaad aan statistische gegevens, en uiteindelijk biedt hij al evenmin een doordachte oplossing aan in een afsluitend hoofdstuk. Hij laat voortdurend het woord aan zijn talrijke gesprekspartners en dat levert een veelkleurig mozaïek op van opinies en ideeën, maar er verschijnt langzamerhand noch finaal een patroon dat die diversiteit tot een zinvol geheel maakt. Daarvoor zijn de meningen al te zeer verdeeld en de ervaringen al te anekdotisch in hun nochtans schrijnende realiteit.

    Naar het einde van het boek toe lijkt de auteur zich te scharen achter de ideeën van enkele personen die zoals hij van de nood een deugd hebben gemaakt. De ene heeft een bedrijfje opgericht om oudere werklozen aan werk te helpen, de andere heeft een boek geschreven dat deze mensen moet helpen om werk te vinden. Daarmee plaatst de auteur zich uiteindelijk in dat kader en dat is een beetje jammer, want het probleem is reëel en zijn methode is niet onverdienstelijk, en zijn kwaliteiten als copywriter blijken op elke bladzijde. Men kan zich echter niet van de indruk ontdoen dat we hier veeleer te maken hebben met randfenomenen van een uiterst belangrijk maatschappelijk probleem dan met de kern van de zaak en met oplossingen die meer zijn dan verkoperpraatjes. Of iemand werk vindt of niet zal immers niet in de eerste plaats afhangen van hoe men zich verkoopt (zoals in het boek herhaaldelijk gesuggereerd wordt), maar vooral van de vraag of er werk is en of men dat werk wil doen voor het aangeboden loon en de specifieke omstandigheden.

    Het lijstje van de geïnterviewden en van de geraadpleegde documenten is lang. De instanties die maatregelen bedenken om iets aan het probleem te doen zijn legio. Maar de talrijke en diverse genomen maatregelen blijken nauwelijks effect te hebben en niet zelden werken ze elkaar zelfs tegen. De meeste geïnterviewden lijken het nochtans evident te vinden en te verwachten dat de oplossing komt van dergelijke maatregelen, die de tewerkstelling van ouderen moeten aanmoedigen met allerlei fiscale voordelen of nieuwe vormen van arbeidsorganisatie. Zij geloven stuk voor stuk in de maakbaarheid van de economische en maatschappelijke wereld en vooral ook in hun eigen ideologieën en ideeën om die ideale wereld tot stand te brengen of althans de huidige wereld te redden van de ondergang. Maar ook hier kunnen wij ons niet ontdoen van de indruk dat deze mensen van de nood een deugd maken: zij blijken allemaal, zonder enige uitzondering, te leven van hun betrokkenheid bij het probleem, zij het als hoogleraar toegepaste economie, als hoofd van een federale of gemeenschapsoverheidsdienst, als directeur van een plaatsingsbureau, als vakbondsleider enzovoort. Er wordt enorm veel gepraat over dit probleem, er zijn talloze goedbetaalde praatjesmakers, maar dat blijkt het probleem helaas helemaal niet op te lossen.

    Na het lezen van dit boek heeft men een vrij goed zicht op de situatie van de oudere werkloze in Vlaanderen en van de meningen daarover bij de vele betrokkenen en ook van de maatregelen die men daarvoor heeft genomen of heeft nagelaten te nemen. Maar de werkelijke oorzaak van het fenomeen ontsnapt aan deze benadering. De verhalen van de werklozen die we hier vinden laten ons niet toe een algemene regel te formuleren voor hun ontslag, noch voor de redenen waarom zij niet meer aan de bak komen en ook de geleerde analyses van de professoren helpen ons daarbij niet echt. Waarom wordt een oudere werknemer ontslagen? De auteur en zijn gesprekspartners putten zich uit om de vele vooroordelen over deze groep te ontkrachten, maar hoe beter ze daarin slagen, hoe minder men begrijpt waarom die groep desondanks toch zo groot is. Zijn het dan allemaal slechts vooroordelen van werkgevers, personeelsdiensten, headhunters en HR-diensten? Misschien wel, al ontkennen ook zij dat in alle toonaarden.

    Misschien is het met werknemers wel zoals met een bril. Zelfs als er met je oude niets aan de hand is, wil je af en toe wel eens een nieuwe.

    Maar laten we ernstig blijven. Misschien hebben we te weinig oog voor een fundamenteel intermenselijk gegeven, namelijk het generatieconflict, de moeilijkheid die mensen van verschillende leeftijden hebben om met elkaar samen te werken. De oorzaken van die weerstand zijn complex, maar ze volgen wel de lijnen van de leeftijd en dus mogen we aannemen dat die problemen leeftijdsgebonden zijn. Wie voor die diepmenselijke ingesteldheid geen oog heeft, ziet het probleem niet. En wie denkt dat het slechts om een oppervlakkig vooroordeel gaat dat men (zoals in het boek) zomaar kan wegwerken door ‘een Van Goghske te doen’, namelijk het ‘oor’ weg te snijden zodat een voor-oor-deel een voordeel wordt, die is ofwel al te utopisch of, vrees ik, een praatjesmaker.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    20-02-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oost west, thuis best?

    Onlangs ontmoette ik enkele mensen die een vakantie hadden doorgebracht in Zuid-Afrika. Een van hen vermeldde de vreemde ervaring van de zon in die streken: bij ons komt die links van ons op (als je naar het zuiden kijkt) en gaat rechts van ons onder. In Zuid-Afrika is dat blijkbaar net andersom.

    Ik moest er even bij nadenken, en dat is vreemd. Moet ik 69 jaar oud worden voor ik dat te weten kom? Je zou toch kunnen vermoeden dat dit opvallende feit in het hele zuidelijke halfrond ooit al eens iemand voldoende zou opgevallen zijn om het ergens te vermelden, maar nee hoor. Ik las het bijvoorbeeld nergens in een handboek of bij een of andere ontdekkingsreiziger.

    Misschien vind jij het vanzelfsprekend dat de zon zich ginds anders beweegt aan de hemel, maar ik blijkbaar niet. De aarde is een bol en draait in één richting, van west naar oost; van boven de Noordpool gezien draait de aarde in tegenwijzerzin of tegen de wijzers van de klok in. Dat is zo voor iedereen op aarde, zou je dan denken. Maar als je op aarde naar het zuiden kijkt, dan kijk je naar de evenaar, en als je in het noordelijk halfrond naar het zuiden kijkt, is het oosten aan je linkerkant en het westen aan je rechterkant. In het zuidelijk halfrond is dat net andersom. Twee personen die in elk halfrond naar het zuiden kijken, kijken elkaar aan, als het ware, en dus zien ze elkaars wereld in spiegelbeeld. De zon komt overal op in het oosten en gaat overal onder in het westen, maar de plaats waar we ons bevinden op aarde bepaalt waar het oosten en het westen zich bevinden voor ons.

    Dat moet toch ooit iemand opgevallen zijn die zich naar het andere halfrond verplaatste en de evenaar overstak? En dan moet men daar toch over nagedacht hebben: waarom is dat zo? Want men dacht dat de zon om de aarde draaide, en als ze in het zuidelijk halfrond in de andere richting lijkt te draaien, van recht naar links, dan moet dat toch te denken gegeven hebben? De zon kan immers niet in twee richtingen om de aarde draaien.

    Onze plaats op aarde tegenover de evenaar bepaalt ook de baan die de zon beschrijft. Op de evenaar komt de zon op in het oosten en stijgt steil naar boven, tot ze op de middag pal boven ons hoofd staat; daarna daalt ze even steil naar beneden. Dat verschijnsel verplaatst zich noord- en zuidwaarts van de evenaar in de loop van het jaar. Halverwege tussen de evenaar en de pool beweegt de zon zich minder steil naar omhoog en omlaag en komt nooit zo hoog als op de evenaar.

    De schijnbare beweging van de zon is ook verschillend in de zomer en de winter: ze is zelfs de oorzaak van zomer en winter. Door de schuine stand van de as van de aarde worden de dagen korter en langer omdat de zon korter en langer boven de horizon uitkomt. Als ze kortere tijd zichtbaar is, bijvoorbeeld slechts acht uur hier bij ons op 21 december, komt ze ook meer naar het zuiden op en gaat ze meer naar het zuiden onder. Aan de polen komt ze in putteke winter zelfs niet eens op.

    Het zijn allemaal verschijnselen waar we niet bij stilstaan, maar die ons leven toch grondig beïnvloeden: de tijd van het jaar, de seizoenen, de lengte van dag en nacht, de hoogte van de middagzon, de veranderende plaats waar de zon opkomt en ondergaat in de loop van het jaar. Vroegere beschavingen besteedden daar meer aandacht aan. Bij heel wat primitieve volkeren probeerde men cruciale momenten van het jaar vast te leggen met kunstmatige middelen: de zomer- en winterzonnewende op 21 juni en 21 december, wanneer de zon haar hoogste en laagste stand bereikt en de dagen het langst en het kortst zijn, respectievelijk; de lente- en herfstnachtevening op 21 maart en 21 september, wanneer dag en nacht even lang zijn. Als men dan op de middag de stand van de zon vastlegt tegenover een vast punt op aarde, weet men wanneer dat moment van het jaar gekomen is. Dat kan heel eenvoudig met twee stokken, pilaren of zuilen van verschillende lengte op de zon te mikken, zoals je met een geweer doet. Stonehenge is daarvan een voorbeeld, evenals verscheidene antieke tempels, waar men een venster zo plaatste dat een zonnestraal die erdoor viel op die bepaalde dag op een gemarkeerde plek kwam. Dat waren hoogdagen, en dat merken we nog altijd: Kerstmis is de winterzonnewende, Pasen de lente-evening. De langste dag vieren we ook, maar de herfstnachtevening is bij ons wat minder in evidentie. In het Boeddhisme en in de theosofie is het wel een belangrijk moment: de dagen beginnen te korten, in de natuur sterft alles af. Bij ons gedenken we dat pas op 1 en 2 november.

    In onze moderne wereld houden we steeds minder rekening met de natuur: we willen gewoon doorgaan met onze dagelijkse bezigheden. Als het vroeg donker wordt en laat klaar steken we gewoon het licht aan, als het koud is de verwarming. Eten hebben we altijd in overvloed, ook in de winter. Regen, hagel of sneeuw kan ons niet deren. We werken en slapen even lang op de kortste dag als op de langste. Voor de primitieve volkeren bepaalde de natuur alles, omdat ze nauwelijks middelen hadden om zich ertegen te verzetten. Dat zijn de twee uitersten: de moderne mens die totaal onafhankelijk is van de wisselingen in de natuur en de primitieve mens die er totaal aan onderworpen is. Zoals gewoonlijk lijkt het wenselijk die uitersten te vermijden, en als moderne mensen toch wat meer rekening te houden met de natuurelementen. Een goed begin zou zijn dat we ons al wat meer bewust zouden worden van die natuur, en beseffen dat we er onlosmakelijk deel van uitmaken. Het zou immers verwonderlijk zijn indien wij geen enkele invloed zouden ondergaan van die astronomische bewegingen, of die invloeden helemaal zouden kunnen neutraliseren. Ons lot is met de aarde en het universum verbonden, wij zijn de aarde en het universum zoals al het andere op aarde, wij zijn allemaal een vorm die het universum aanneemt gedurende korte tijd en dan weer afbreekt om nieuwe vormen aan te nemen. Zo is het altijd al gegaan en zo zal het blijven gaan. Wij kunnen niet veel meer dan proberen de korte tijd die we hebben zo goed mogelijk te gebruiken. We doen dat niet slecht, in het algemeen gesproken, met zijn zeven miljard mensjes, maar er is duidelijk nog veel ruimte voor verbetering.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    04-01-2015
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.besparen op cultuur?

    De laatste tijd discussieert men in Vlaanderen fel over de plannen van de regeringen (zowel de federale als de Vlaamse) om ernstig te besparen op allerlei uitgaven die beschouwd worden als minder essentieel, laat ons maar zeggen: cultuur, bijvoorbeeld en in mindere mate ook de sociale zekerheid. Er moet meer aandacht, en ook meer geld, gaan naar wat dan wel als essentieel gezien wordt, bijvoorbeeld ondernemen en tewerkstelling. Dat komt niet goed aan bij mensen die niet rechtstreeks betrokken zijn in de economie in de strikte betekenis van het woord: de productie van goederen.

    Ik vroeg me af hoe het in België gesteld is met de verdeling van de tewerkstelling in de drie traditionele sectoren: de primaire (landbouw, veeteelt, bosbouw, visserij), de secundaire (de bewerkende en verwerkende nijverheid) en de tertiaire (diensten, vervoer en financiële verrichtingen). In 1846 was dat respectievelijk 50,9 - 36,3 – 12,2. Honderd jaar later, in 1947 was dat 12,5 – 48,6 – 38,6; een enorme verschuiving. In 2000 was dat nog meer spectaculair: 1,8 – 26,3 – 71,9. In 2009 werd dat enkel bevestigd: 1,8 – 23,4 – 74,9. Ik neem aan dat de cijfers voor 2014 die trend volgen: er zijn nog nauwelijks mensen tewerkgesteld in de landbouw en zo, niemand meer in de koolmijnen; slechts één op vier in de verwerkende industrie, zoals de autoassemblage, de olieraffinaderij en zo. De overgrote meerderheid van de arbeidende bevolking werkt in de dienstensector.

    Dat is een vlag die een grote en verscheiden lading dekt. Men deelt die soms in in commerciële en niet-commerciële diensten, en die laatste noemt men dan de quartaire sector: de openbare diensten en de door de overheid gesubsidieerde diensten.

    3.683.737

    3.669.497

    3.722.319

    3.748.674

    3.735.248

    15.195

    15.050

    16.631

    16.868

    16.653

    800.683

    767.236

    763.205

    765.004

    752.138

    1.467.536

    1.459.349

    1.487.686

    1.505.195

    1.503.118

    1.400.323

    1.427.862

    1.454.797

    1.461.607

    1.463.339

     

    In de bovenstaande tabel zie je de verdeling van de tewerkgestelden over de vier sectoren (verticaal) voor de jaren 2008 tot 2012 (horizontaal). Dat zijn merkwaardige cijfers, vind ik. Wij zijn nog nauwelijks bezig met het produceren van grondstoffen en goederen, en voor het overgrote deel met dienstverlening allerhande. Voor die diensten betalen we elkaar, of ze worden door de overheid betaald, dat wil zeggen door ons, via de belastingen op ons werk.

    Ik ben geen economist, ik ken daar zo goed als niets van. Maar ik kan me niet van de indruk ontdoen dat er bij die dienstverlening toch een goed deel activiteiten zijn die niet echt productief zijn. Neem nu defensie, het leger: dat is een zuivere kostprijs in het budget, en daar staat heel weinig tegenover dat men als winst zou kunnen beschouwen in het BNP. Idem voor de ongeveer 50.000 personen die tewerkgesteld zijn in de kunsten, het amusement en de recreatie. Het voordeel dat wij daarvan hebben is niet uit te drukken in geld, maar in economisch vagere termen als welzijn, cultuur, beschaving. Voor het onderwijs (387.000 personen) is dat duidelijker: goed gevormde en hoog opgeleide personen zijn in staat winstgevende beroepen uit te oefenen.

    Als men dus wil of moet besparen, zal men dat bij voorkeur doen in niet-winstgevende sectoren. Het leger is een gemakkelijk doelwit. We kunnen het desnoods ook zonder, of met een minimale bezetting, in samenwerking met bondgenoten. Maar dan? Er zijn meer dan een half miljoen mensen tewerkgesteld in de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Als men moet kiezen tussen die sector en de kunsten, het amusement en de recreatie, dan lijkt het nogal voor de hand te liggen dat men een grotere inlevering zal vragen van deze laatste groep dan van de eerste. Dat is een kwestie van prioriteiten. Niemand zal beweren dat cultuur niet noodzakelijk is, maar gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening zijn dat misschien toch iets meer nadrukkelijk. Een maatschappij zonder culturele instellingen is ondenkbaar, maar dat is ook niet de bedoeling van deze regeringen: iedereen moet besparen, maar sommigen net iets meer, niet veel, dan anderen.

    De keuzes die men daarbij maakt, moeten maatschappelijk gedragen zijn. Cultuur, zeker de zogenaamd hogere cultuur, zoals opera, ballet, ernstige muziek, musea etc. is vrij elitair, hoe men het ook draait of keert: de participatiegraad is er vrij laag en bovendien grotendeels beperkt tot mensen die het zich rustig kunnen permitteren om ervoor te betalen. En dus schroeft men de (royale) subsidies aan die instellingen enigszins terug, zodat ze gedwongen worden hun aanbod te beperken, of de kostprijs voor de gebruikers te verhogen. Beide opties lijken verdedigbaar.

    Ik neem de opera als voorbeeld. Ik houd van opera, ik ben ermee opgevoed vanaf mijn prille jeugd, via de radio. Later heb ik enkele keren kunnen profiteren van de sponsoring van enkele grote bedrijven die me uitnodigden om gratis een optreden bij te wonen. Ik beken: ik heb zelden of nooit betaald voor een bezoek aan de opera, en ik denk dat ik niet de enige ben die in dat geval is. Ik heb genoten van die zeldzame keren dat ik een opera live kon bijwonen, maar voor mij hoeft het niet echt. Ik kan genieten van de muziek alleen, op cd, of van video op dvd of via de televisie. Ik heb dus mijn twijfels over de noodzaak van een operahuis, of zelfs verscheidene operahuizen in Vlaanderen alleen al. Ik vind de muziek van Wagner geniaal, maar voor mij hoeft men de Ring niet elk jaar op te voeren in Vlaanderen, tenzij dat met beperkte middelen kan, wat blijkbaar niet het geval is, als we mogen voortgaan op de aberrante kost van recente producties. Kijk, zelfs als Wagner geniaal is, is dat nog een relatief begrip. Zijn muziek is niet de enige geniale, en naast muziek zijn er nog andere geniale dingen, zoals literatuur, wetenschap, beeldende kunsten enzovoort. Ik kan Wagner eigenlijk missen, als dat moet, maar dat moet gelukkig niet, want ik kan hem vrijwel gratis zien, in uitstekende omstandigheden, zonder dat hij hier bij ons regelmatig moet opgevoerd worden; ik kan hem op elk ogenblik bekijken en beluisteren, ingeblikt, jawel, maar dat is geen laatdunkende term: ik geniet echt van opera op het (niet zo) kleine scherm; er zijn zelfs rechtstreekse uitzendingen op groot scherm in filmzalen. Als men dus de Munt enkele miljoenen ontfutselt, dan bloedt mijn hart niet, en ik neem aan dat het aantal mensen die het verschil zullen merken klein, zeer klein is. Als men daarentegen gaat snoeien in de verzorging van zieken, personen met een beperking of hulpbehoevende bejaarden, dan is de reactie terecht veel groter en overtuigender. Dat maakt van mij nog geen cultuurbarbaar, meen ik. Als iedereen die nog nooit iets van Wagner gehoord heeft een cultuurbarbaar is, dan vrees ik dat de zogezegd niet-barbaren een heel klein groepje zijn.

    Cultuur is best mogelijk zonder de extreme budgetten die men er vaak aan spendeert. Ik weet het wel: aan kijksporten besteden we veel meer geld, en het salaris van een topvoetballer is een veelvoud van wat zelfs een operaster verdient. Maar dat is een andere kwestie, die te maken heeft met massa-evenementen, reclame en media. Cultuur speelt zich vaak af binnen veel kleinere afmetingen, bijvoorbeeld de huiskamer, met een goed boek, of een kamerconcert in een of andere geschikte zaal. Dat kan met zeer beperkte middelen, en dat is de cultuur waar ik van houd. Voor mij geen wereldsterren in cultuurtempels, geen rockconcerten met 80.000 anderen op een wei in Werchter.

    Ik zal dus doorgaan met mijn gratis ‘blog’, mijn bescheiden niet-gesubsidieerde bijdrage aan de cultuur met kleine c. Ik zal niets merken van de besparingen. En ik wens een aantal mensen uit de culturele wereld die nu zo op hun achterste poten gaan staan omdat ze minder kunnen uitgeven of zelfs minder verdienen iets van die bescheidenheid toe. Er zijn ongetwijfeld veel grote kunstenaars, en veel geniale persoonlijkheden, maar het zijn niet altijd de grootste die het meest aandacht krijgen. Al iets van Spinoza gelezen?

     

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    23-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nicholas Carr, De glazen kooi (recensie)

    Nicholas Carr, De glazen kooi. Wat automatisering met ons doet, Amsterdam: Maven Publishing, 2014, 334 blz., eindnoten, register. Uit het Amerikaans (sic) vertaald door Huub Stegeman, € 22.

    Vooreerst wil ik de vertaler van dit boek een pluimpje geven dat hij trots op zijn hoed mag zetten: dit is een uiterst zorgvuldige, idiomatische en soepele vertaling, waar het ‘Amerikaans’ slechts heel af en toe om het hoekje komt loeren. Het boek leest alsof het in het Nederlands geschreven is, en dat maken we maar zelden mee met een vertaling. Chapeau!

    Over de inhoud kan ik helaas niet even positief zijn. Het onderwerp is belangrijk genoeg: wat doet automatisering, en dan vooral de enorme versnelling van de recente technologische revolutie met een mens, en met de mensheid? Het is goed, zelfs noodzakelijk dat we ons daarover bezinnen. Het is ook goed en even noodzakelijk dat we die bezinning niet overlaten aan de ontwerpers van die automatisering, zowel van de hardware als van de software, noch aan de bedrijven die ze produceren en verkopen. Wij moeten ons niet willoos onderwerpen aan de technologische tsunami die over ons heen raast, maar zorgvuldig nagaan wat er precies gebeurt, en of dat een goede zaak is. Alle lof dus voor auteurs die ons vragen om even stil te staan en ons te bezinnen over wat er met ons gebeurt.

    Maar dan mag men wel verwachten dat zo iemand de zaken toch min of meer objectief benadert en de beide kanten van de medaille laat zien. Dat is in dit boek nadrukkelijk niet het geval. De auteur bekijkt de automatisering en de technologische vooruitgang op verschillende gebieden, bijvoorbeeld het vliegverkeer en de financiële markten en de economische productie. Hij beschrijft vrij accuraat hoe die spectaculair veranderd zijn door de invoering van automatische systemen, zeg maar de computer in al zijn vormen. Maar nadat hij heeft aangegeven hoe die domeinen ingrijpend anders, en vooral toegenomen zijn in hun omvang, legt hij de vinger op vermeende wonden en waarschuwt ons dat die veranderingen gevaren inhouden. Het gaat dan niet om verwaarloosbare licht hinderlijke neveneffecten die men er nu eenmaal moet en wil bijnemen, nee: volgens onze auteur staat de menselijke waardigheid en autonomie op het spel en wordt de mensheid wel degelijk in haar voortbestaan bedreigd. De automatisering schakelt de mens uit in tal van processen, ze wordt autonoom en dominant, de wereld wordt overgenomen door de robotten en machines die de mens zelf creëert. Daardoor wordt de mens dommer en minder handig, aangezien hij noch zijn verstand noch zijn handigheid moet gebruiken: de machines zijn zelfsturend, de mens zit erbij en kijkt ernaar, zoals een piloot bij de automatische piloot. En als het dan verkeerd gaat, zoals (volgens de auteur) onvermijdelijk en herhaaldelijk moet gebeuren bij machines, is de mens niet meer in staat om over te nemen, omdat hij niet meer geoefend is in het zelfstandig besturen van een machine zoals een vliegtuig, of een schip, of straks een auto.

    De auteur is gaan praten met een aantal betrokkenen, ontwerpers, producenten, gebruikers, belangengroepen, filosofen, sociologen en arbeidsanalisten. Maar het is een eenzijdig gesprek geworden: al zijn gesprekspartners zijn het erover eens dat het de slechte kant uitgaat, dat automatisering inderdaad een bedreiging vormt voor de mensheid, dat we er dringend iets moeten aan doen voor het te laat is, enzovoort.

    Na honderd bladzijden begint dat tegen te steken. Valt er dan niets goeds te vertellen over de automatisering, is het allemaal kommer en kwel? Zijn de gevaren reëel, en de risico’s groter geworden dan vroeger? Is er geen vooruitgang gemaakt, bijvoorbeeld op het punt van de veiligheid of het energieverbruik of de vervuiling? Kijk eens, de wereld is de laatste honderd jaar spectaculair veranderd, in steeds toenemende mate. Mede daardoor is de bevolking toegenomen tot zeven miljard mensen. Die wereld kan alleen blijven functioneren dank zij de technologische vooruitgang, die er tevens voor gezorgd heeft dat de levensstandaard van omzeggens alle mensen er op een ongelooflijke manier is op vooruitgegaan. Vergeleken met de 19de eeuw leven we nu in een paradijs, en niemand wil terug naar toen, niemand die bij zijn verstand is.

    Neem nu het luchtverkeer, een van de stokpaardjes van de auteur. Er vliegen nu onnoemelijk veel meer vliegtuigen rond en ze vervoeren dagelijks miljoenen mensen over enorme afstanden. En toch sterven er minder, veel minder mensen bij vliegtuigongevallen dan vroeger ooit het geval is geweest, toen er amper vliegtuigen waren. En zo kunnen we doorgaan voor elk van de domeinen die de auteur bespreekt. Maar hij lijkt wel blind voor de (r)evoluties die we hebben meegemaakt en die we dagelijks beleven.

    Ik behoor tot een generatie die de intrede van de computer in de werksfeer en in het persoonlijk leven heeft meegemaakt, en hoewel ik af en toe geaarzeld heb, ben ik enthousiast meegegaan op die weg, omdat ik de enorme voordelen van de nieuwe mogelijkheden inzag en aan den lijve ondervond. De administratie van een organisatie of een bedrijf wordt met de nieuwe technologieën niet alleen veel sneller en meer nauwkeurig, maar ook veel efficiënter, omdat men nu moeiteloos dingen kan doen die vroeger onmogelijk waren, door te meten, te controleren, te vergelijken, te simuleren etc. Waar je vroeger jaren voor nodig had, kan nu soms op minder dan een seconde. En zo is het voor ontelbaar veel zaken in onze wereld. De automatisering laat niet alleen toe wat we vroeger ook al deden nu sneller te doen, maar ook beter, en uitgebreider, en geeft ons de tijd en de mogelijkheden om nog veel meer te doen, dat vroeger wel wenselijk en misschien wel noodzakelijk was, maar niet haalbaar. Zonder computers kan je misschien ook naar de maan, maar wanneer we daarin geslaagd zouden zijn, dat is een andere kwestie.

    Dat is wat we aan de auteur van dit boek moeten verwijten: hij is blind voor de werkelijke vooruitgang die onze beschaving gemaakt heeft, voor de weldaden van de automatisering, en voor het feit dat er niet alleen geen weg terug is, maar dat ook niemand die weg terug wil gaan. Integendeel: wij verdringen ons op de snelweg naar verdere en betere automatisering, omdat wij, in tegenstelling met de auteur, ervan overtuigd zijn dat de machines het niet overnemen van de mens.

    Geautomatiseerde machines zijn nog steeds machines, werktuigen die de mens ontwerpt met een bepaald doel en die dan beschikbaar worden voor de hele mensheid. Door het ontwerpen van vergevorderde machines ontplooit de mens zijn mogelijkheden op uitzonderlijke wijze, veel verder en dieper dan vroeger ooit het geval is geweest. Er is dus geen sprake van enige verdwazing van de mens, integendeel. Ook de gebruikers worden niet dommer omdat ze geautomatiseerde apparaten gebruiken, zoals computers, maar juist veel slimmer: om een computer te gebruiken moet je nu eenmaal knapper zijn dan om met een hamer om te gaan, of een vulpen. Dat ziet de auteur echt niet: hij ziet enkel de arbeider die versuft naast een zelfstandig werkende machine zit. Dat is echter vrijwel nergens het geval, integendeel: hoog opgeleide mensen gebruiken ingewikkelde machines om moeilijke dingen te doen die vroeger totaal onmogelijk waren. De auteur heeft waarschijnlijk nog nooit een gamer aan de slag gezien, of een operator in een hoogtechnologisch bedrijf. Hij ziet automatisering nog altijd als het verrichten door machines van taken die de mens vroeger deed zonder machines. Dat is slechts een zeer klein gedeelte van wat automatisering is. Er is een geweldige schaalvergroting, een superbe snelheid en accuratesse enzovoort die maakt dat wij nu heel andere dingen doen dan vroeger, en veel meer, oneindig veel meer.

    Het doemdenken van deze auteur wordt uiteindelijk pijnlijk teleurstellend en volkomen ongeloofwaardig. Het beeld dat hij schept van de maatschappij klopt niet met de werkelijkheid die wij om ons heen zien. Bovendien reikt hij geen remedies aan voor het euvel dat hij bespeurt. Hij lijkt op de idioten die in cartoons rondlopen met een plakkaat waarop te lezen staat: het einde van de wereld is nabij! Bekeer u voor het te laat is!

    Dat wij ons bezinnen over onze technologische toekomst is een noodzaak, zoveel is zeker. Dit boek lijkt me echter wegens de onbegrijpelijke vooringenomenheid van de auteur geen goede stap in die richting.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    18-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijheid

    Ik heb altijd al een hekel gehad aan bevelen en geboden, aan situaties waarin ik niet vrij was om zelf te bepalen wat er moest gebeuren, of er mij geen keuze gelaten werd. Ik wou altijd zelf beslissen, mijn eigen gang gaan.

    Als kind en als opgroeiende jongeling leidde dat voortdurend tot spanningen. Thuis had men al gauw door dat er met mij niets aan te vangen was onder dwang. Ook op school waren er enkele leraren en opvoeders die dat inzagen, en die deden dan de moeite om me met argumenten te overtuigen, met wisselend succes. Maar het opvoedingssysteem was toen hoofdzakelijk een kwestie van gezag en discipline, en dat slikte ik niet.

    Ik heb het geluk gehad dat ik in mijn werksituatie meestal grotendeels zelfstandig kon werken. Dat gaf mij grote voldoening en grote conflicten waren zeldzaam.

    Op mijn zestigste ging ik op pensioen, en sindsdien is mijn vrijheid alleen maar toegenomen, tot mijn groot genoegen. Nu de laatste belemmeringen weggevallen zijn, heb ik mij kunnen uitleven in wat ik echt graag doe en belangrijk acht.

    Die vrijheidsdrang heeft mijn leven beheerst, maar pas nu denk ik daarover na. Waarom wil ik zo vrij zijn? Waarom verzet ik mij zo heftig tegen dwang?

    Ik ben niet de enige die behoefte voelt aan vrijheid. Het is een algemeen menselijk verschijnsel. Er is wellicht niemand die ervoor kiest om de slaaf te zijn van iemand anders. Wij houden er niet van dat men ons zegt wat we moeten doen, en nog veel minder wat we moeten denken. Wij aanvaarden gezag enkel wanneer het niet anders kan, en dan nog met moeite.

    Anderzijds zijn er steeds mensen geweest die een sterke behoefte hadden aan gezag, die niets liever deden dan anderen hun wil opleggen, desnoods manu militari. Dat was vroeger zo, en het is nog steeds zo. Het kan dan niet anders dan dat die twee botsen.

    Zolang datgene wat gezagvoerders opleggen redelijk is en onze instemming kan wegdragen, gaat het nog goed. Wij rijden rechts en stoppen voor rood, omdat dat nu eenmaal zo beslist is, en het maakt ook niet uit of het zo is of anders: in Groot-Brittannië rijdt men links, en we zouden evengoed kunnen afspreken dat we stoppen voor blauw of zo. De moeilijkheden beginnen wanneer wij de bevelen van het gezag ervaren als strijdig met onze eigen opvattingen. Niet weinig mensen vinden de snelheidsbeperkingen op onze wegen overdreven, nutteloos, zinloos of zelfs belachelijk. Wij overtreden ze massaal, een beetje, of heel veel, ondanks scherpe controles en strenge beteugeling, en veel slachtoffers. We blijven ook drinken en rijden. Dat zijn misschien vreemde domeinen om onze vrijheid op te eisen, maar we doen het wel.

    Er zijn ook andere domeinen, zoals de politiek en de godsdienst. In onze moderne tijd zijn een groot aantal menselijke vrijheden opgenomen in charters, zoals de Universele verklaring van de rechten van de mens. Een politiek bestel of een godsdienst mag geen afbreuk doen aan die rechten en aan de menselijke vrijheid. In het ancien régime kon de vorst eigenmachtig iemand laten gevangen zetten, en ook moderne dictators hebben dat massaal gedaan. Godsdiensten hebben aan hun gelovigen verplichtingen opgelegd en verboden uitgevaardigd die zo zinloos waren dat men nauwelijks kan geloven dat iemand zoiets kan verzinnen of aanvaarden. Ook vandaag nog is dat het geval. Er zijn regimes waarin de menselijke vrijheid en waardigheid met voeten getreden worden. Er zijn wereldgodsdiensten die praktijken opleggen die onverenigbaar zijn met de universele mensenrechten.

    Individuen en organisaties hebben zich steeds verzet tegen dergelijke inperkingen van de menselijke vrijheid. De geschiedenis van onze beschaving is er een van onafgebroken verzet tegen absoluut gezag en van menselijke ontvoogding. De vrijheid om te doen en te denken wat men wil, en om daarvoor ook uit te komen, is een fundamenteel recht, ja het meest fundamentele recht van de mensheid en van elke mens. Wanneer dat geschonden wordt, zijn de gevolgen altijd onoverzienbaar en funest.

    Zeker, er zijn beperkingen aan onze vrijheid, al was het maar omdat we met zovelen zijn, en de vrijheid van de ene mens eindigt waar die van de andere begint. In elke samenleving zijn er regels die we moeten respecteren, we kunnen niet alles doen waar we zin in hebben. Er zijn mensen die de meest bizarre en zelfs misdadige neigingen hebben. De menselijke vrijheid houdt niet in dat men om het even wat mag doen. Het zal er dus op aan komen om enerzijds zo weinig mogelijk te verbieden en zoveel mogelijk toe te laten, maar anderzijds duidelijke afspraken te maken over wat niet kan, en die ook te doen naleven, desnoods met bestraffing.

    Wie moet er dan uitmaken wat mag en wat niet? Wij zijn zover gekomen dat wij beseffen dat de beste manier om dat te regelen een democratie is. Dat is een samenleving waarin zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij het overleg, en waarin men zoveel mogelijk beslist op basis van redelijke argumenten, die door de meerderheid als zodanig erkend worden. In een democratie berust het gezag niet bij één persoon of een kleine kliek, maar bij de bevolking, die dat gezag delegeert aan instellingen, die bevolkt worden met personen die democratisch verkozen worden. Bovendien behoudt het volk altijd het volste recht om te allen tijde die instellingen te controleren en zich te verzetten tegen beslissingen die het als onrechtmatig of schadelijk beschouwt. In het ergste geval, wanneer de instellingen totaal van het volk vervreemd zijn, kan dat leiden tot zelfs gewelddadige revoluties.

    Laten we in de discussies over hoe het met onze maatschappij en met onze wereld verder moet altijd rekening houden met die fundamentele individuele vrijheid van de mens, en met het democratisch proces. Dat is de beste, wellicht zelfs de enige garantie voor een stabiele en vreedzame samenleving. En laten we ook in onze persoonlijke betrekkingen altijd vertrekken van het fundamenteel recht van elke mens om zichzelf te zijn. Wanneer men aan die vrijheid tornt, hetzij op grond van het hoger politiek of staatsbelang, of vanuit religieuze principes die niet gesteund zijn op de rede maar op zogenaamde openbaringen of uitspraken van religieuze leiders of profeten, zijn niet alleen individuele mensen in gevaar, maar de hele mensheid.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    12-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.onze hoog-technologische samenleving

    Onze beschaving, althans in de meest geïndustrialiseerde gebieden, is gekenmerkt door een uitzonderlijk hoge technologie. We geven ons daarvan niet genoeg rekenschap, behalve wanneer die technologie ons jammerlijk in de steek laat, of wanneer het zelfs de meest verwende techneut opvalt hoe vergevorderd die technologie wel is. Ik kreeg van beide mogelijkheden onlangs een knap staaltje.

    Op een of andere manier stelden we vast dat de mails die we verstuurden hun bestemming niet bereikten. Nochtans verschenen die mails in het postvak ‘verzonden mail’, en kwam er geen foutmelding. Een eenvoudige testmail naar onszelf bewees dat de mails inderdaad niet toekwamen, zowel van op de desktop als van op de laptop. Meteen ging ik ervan uit dat het een probleem was met de server, of de provider: als het aan de computer lag, dan was de kans veeleer klein dat ze allebei tegelijkertijd dezelfde fout zouden maken. Contact met Telenet leverde echter niets op: alles bleek normaal te functioneren, en inderdaad: de internetverbinding werkte feilloos, en de mails afkomstig van anderen bleven vlot binnenkomen, en verzenden via webmail lukte perfect. Dan maar het mailprogramma onder handen genomen, en dat is MS Live Mail. Ik had precies voor een Microsoft mailprogramma gekozen omdat ik wou vermijden dat ik bij problemen van Microsoft te horen zou krijgen dat het aan het ‘vreemde’ programma lag. Ik heb er een paar dagen over gedaan, alles nagekeken, forums afgeschuimd, helpdesks opgebeld, settings veranderd… Niets hielp. Ik begon stilaan te wanhopen. Want wat was het alternatief? De Telenet webmail gebruiken; dan zou ik gebruik kunnen maken van de helpdesk van Telenet. Wij hebben echter duizenden mails opgeslagen en honderden adressen en mailing lijsten. Het vooruitzicht van alles te verliezen en het vele werk om al die adressen over te zetten, ontlokte me een spontaan gekreun van miserie… Een ander mailprogramma gebruiken was evenmin een oplossing: ik was destijds van Mozilla Thunderbird overgeschakeld naar MS Live Mail omdat de stormvogel bij een update helemaal de mist was ingegaan; overigens kwamen ook mails verzonden met Thunderbird, die ik daarvoor even weer opgestart had, niet toe. Ik was ten einde raad, en zag ook niet meteen iemand die me kon helpen. Die vervelende en uitzichtloze patstelling heeft een paar dagen geduurd, die ik doorbracht in de min of meer depressieve toestand die allicht het gevolg is van de confrontatie met een onoplosbaar probleem, en van het afbreken van een van je vaste communicatiemogelijkheden.

    Op een avond, toen ik de computer kwam afsluiten voor het slapengaan, probeerde ik zonder veel hoop nog eens een mailtje te zenden naar mezelf, en kijk: de mail kwam meteen toe!

    Ik heb geen idee wat die plotse ommekeer veroorzaakt heeft, ik had immers al dagen niets meer veranderd aan het systeem. Het zal wellicht een mysterie blijven. En dat is wat me diep heeft doen nadenken over onze onmisbare en vanzelfsprekende technologie. Die is ondertussen zo ingewikkeld geworden, dat je als leek volledig machteloos staat. Men heeft de systemen zover geautomatiseerd, dat geen mens, zelfs specialisten niet, nog met een eenvoudige ingreep een stomme fout kan herstellen. Er zijn geen stomme fouten meer, alleen heel complexe, en eer die gevonden worden, moeten de beste specialistenteams aan het werk, vaak vele uren lang. Als individu kan je onmogelijk een beroep doen op een dergelijke service. Zo komt het dat een klein mankement je dagenlang op drift kan sturen.

    Ik heb de gewoonte om bij het (warme) avondmaal een glas rode wijn te drinken. Die koop ik hier en daar, en betaal zelden meer dan 6, 7 euro per fles. Enige tijd geleden kwam ik via een advertentie terecht bij Wijnvoordeel.be, en kocht er een Rioja die bijzonder goed meeviel. Sindsdien kopen we altijd daar. Er is een goede website, met onder meer een chatfunctie, en je krijgt interessante aanbiedingen en bijzondere promoties via mail. Bestellen is heel eenvoudig, betalen doe je met Bancontact, en vanaf 50 € is de levering dan gratis. Meestal is dat de volgende dag, via PostNL. Je kan het collo/i op de website volgen van verzending tot levering. Als je op het toestel van de koerier voor ontvangst aftekent, verschijnt je handtekening meteen op de website. Laatst plaatste ik een bestelling op een vrijdagnamiddag, en de levering gebeurde al op zaterdagmorgen, 10 uur. Van efficiëntie gesproken.

    Kijk, dat is nu eens een voorbeeld van een technologie die tot in de puntjes werkt. Hoe men erin slaagt om relatief goede wijnen te verkopen aan dergelijke lage prijzen, met gratis levering nogal, is me niet duidelijk. Ik kan alleen maar vaststellen dat dit de meest eenvoudige manier is om wijn te kopen; alles gebeurt van achter de computer, ik moet alleen de dozen naar de kelder brengen. Zolang ik tevreden ben over de kwaliteit van de wijn, zie ik niet in waarom ik zou veranderen.

    Is dit de toekomst die ons wacht? Ik stel vast dat ik meer en meer via internet bestel. Vroeger alleen boeken, maar nu ook wijn, en inkt voor de printer, en een nieuw Brita-waterkan en filters daarvoor, en een nieuwe batterij voor de laptop… wat nog meer, straks?

    Twee zeer verschillende ervaringen, die me allebei aan het denken gezet hebben. Wij zijn hoe dan ook grotendeels machteloos overgeleverd aan onze technologie en we zullen moeten leren leven met de ontelbare en nog onvermoede mogelijkheden die ons aangereikt worden, maar helaas ook met de vervelende foutjes en fouten die nu eenmaal onvermijdelijk zijn. Dat is, denk ik, de essentie van onze hoge technologische beschaving, namelijk dat wij lustig gebruik maken van diensten die wij niet zelf gemaakt hebben of in stand houden, die we niet in de hand hebben, maar waarop we blindelings vertrouwen, zonder verder na te denken over de consequenties. Onze technologische beschaving is een deel van onszelf geworden: zonder haar zouden we niet zijn wat we nu zijn.

    Maar wat als straks de elektriciteit uitvalt?


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!