Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (186)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (239)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    22-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.37 miljoen euro
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een man uit België heeft bij Euromillions 37 miljoen euro gewonnen. BNP, de bank die Fortis heeft overgenomen voor een prikje, zet een miljard euro opzij om met bonussen zijn top traders te belonen, dat zijn de specialisten in het verdienen van geld door met geld te ‘spelen’, spelletjes die onlangs nog de hele wereldeconomie in gevaar brachten en honderdduizenden banen gekost hebben. En koning Albert II van België geeft meer dan vier miljoen euro uit voor een boot, excuseer een jacht, volgens Van Dale een ‘sierlijk en vaak weelderig ingericht (plezier)vaartuig ten dienste van vorsten, hoge colleges enz.’

    Lieve lezer, ik neem nu even aan dat jij en ik het niet kwaad hebben, dat we geen sukkelaars zijn. We leven in een rijk land, met uitstekende scholen, prachtige culturele voorzieningen, een nauwsluitende sociale zekerheid, medische verzorging van het hoogste niveau en ter beschikking van vrijwel iedereen, eten en drinken in grote verscheidenheid en overvloed… Wij mogen voorwaar niet klagen, al doen we dat wel eens, onder elkaar, zonder het echt te menen. Als we om ons heen kijken, op een zondagmorgen bij de warme bakker, hoe we gekleed gaan, met welke auto’s of fietsen we ons verplaatsen, en hoeveel we uitgeven aan broodjes, koeken en patisserie, dan blijkt ten overvloede onze overvloed. En dan heb ik het nog niet over onze vakanties, in het meervoud, in de zomer, het najaar, de winter en het voorjaar, of over onze GSM, GPS, digitale TV, MP3, Bluetooth, DVD, PC, Netbook of Kindle.

    Maar er is nog wel een verschil met de werkelijk rijken der aarde, of ze nu trader zijn bij BNP, lottowinnaar of koning der Belgen, of filmacteur, tennistoptiener, snookerspeler of wat dan ook.

    Ik vraag me dan af, wat doe je met al dat geld? Wat vang je aan met 37 miljoen euro? Akkoord, een huis kost veel geld, maar zelfs een behoorlijke villa maakt nog geen deukje in zo’n som. Je kan nog alle dagen op vakantie, alleen al met de interest die het opbrengt op een jaar: zelfs aan amper 3% is dat nog altijd meer dan een miljoen euro per jaar, of meer dan drie duizend euro per dag, onvoorstelbaar toch!

    We leven in een wereld waarin dat mogelijk is, niet alleen voor die zeldzame koningen die de Franse Revolutie overleefd hebben of pas nadien een land hebben gevonden, maar ook voor Jan met de baseballpet, de wielertoerist van bij jou om de hoek, die met zijn bierpens en grijze snor die in de krantenwinkel zijn kans waagt op een financiële waterval.

    Het moet zijn dat we van ongelijkheid houden, want naast de honderdduizend regels die onze sociale markteconomie en de vakbonden hebben uitgevonden om het BNP grondig te herverdelen bij elke beweging die we maken, van de geboortepremie tot de erfenisrechten, dulden, nee stimuleren wij de werkelijk onvoorstelbare verschillen in inkomsten en bezit die onze samenleving kenmerken.

    Wij vinden het normaal dat een directeur van een groot bedrijf een wedde trekt die 25 of zelfs duizend maal zo hoog is als die van de minste werknemer, ook al werkt de eerste daar niet langer dan een paar jaar en de andere trouw zijn hele leven. We vinden het normaal dat topsporters of artiesten fabuleuze gages vragen voor een optreden, enkel en alleen omdat we er met zijn allen zitten op te kijken op TV. Roger Federer is net 28 geworden en zijn prijzengeld tot nog toe is net geen 50 miljoen dollar; wat hij daarnaast verdiend heeft, kunnen we enkel gissen. En toch blijft hij spelen als hing zijn leven ervan af.

    Tijdens mijn loopbaan aan de universiteit heb ik altijd goed mijn boterham verdiend, met een wedde die maar iets hoger lag dan die van een leraar in het secundair onderwijs. Maar ik heb nooit, ook niet toen ik directiefuncties waarnam, een wedde gehad die tweemaal zo hoog was als die van mijn slechtst betaalde medewerkers. Mijn Vader was een eenvoudige bediende, mijn Moeder verdiende wat bij met een buurtwinkeltje van drank en sigaretten. Ze hebben nooit een eigen huis gehad, nooit een auto, ze gingen nooit op vakantie, nooit uit eten, naar de bioscoop of theater. Hun kinderen hebben het beter gedaan, zonder stinkend rijk te worden.

    Ik heb, ik beken het, een afschuw van de enorme verschillen in de bezoldiging en het persoonlijk vermogen in onze maatschappij, ik vind dat niets dat kan verantwoorden. Het is een overblijfsel van het feodale stelsel van de Middeleeuwen, toen de samenleving gebaseerd was op de macht van de sterkste en iedereen al wie zwakker was dan hijzelf beroofde, uitbuitte, verkrachtte en vermoordde. De levensomstandigheden van de laten waren toen zo verschillend van die van de koningen, dat geen van beiden zich ervan bewust was dat zij tot het zelfde mensenras behoorden. Pas met de opkomst van de steden en de burgerij hebben we geleerd dat we beter kunnen overleven als we samenwerken, als we de lasten en de lusten delen, als we ook zorg dragen voor de armen, de zieken en de personen met een handicap, voor hen die door een tegenslag zijn getroffen of die, door historische omstandigheden of genetische factoren, niet in staat zijn gebleken om tot de hoogste bevolkingslagen door te dringen, als we niemand aan zijn of haar lot overlaten.

    Al te grote verschillen in rijkdom zijn wraakroepend. Ze wekken niet alleen een verantwoorde afgunst op, die niet zonder gevaar is, zoals is gebleken uit een aantal uiterst gewelddadige opstanden revoluties, ze zijn ook economisch niet verantwoord. Geen enkel bedrijf is immers gebaat met het uitbetalen van pijnlijk hoge lonen en vergoedingen, dat is weggegooid geld, dat zijn middelen die faliekant aan het bedrijf onttrokken worden. En hoe vaak verdienen de topmanagers hun hoge wedde en hun afscheidspremies ook terug? Het is een perverse spiraal van onderling opbod, waarvan alleen een heel beperkt aantal slimmeriken profiteren.

    Maar we kunnen er niet onderuit, we moeten erkennen dat wij als mensen gefascineerd zijn door rijkdom, grote, uitdagende, stinkende rijkdom en het etaleren ervan. Als iets groots is in afmetingen, en/of gemaakt van zeer duurzame of uiterst zeldzame materialen, als er aan gewerkt is door uitzonderlijke talenten of met een massa mensen, kortom als het duur is, onbetaalbaar duur, dan staan we in bewondering. Een piramide, een marmeren tempel, een verlucht manuscript, een kathedraal, een retabel, een schrijn, een schilderij, een wapenrusting, een sieraad, een boek… Een vergulde kelk ziet er net zo uit als een massief gouden exemplaar, maar iedereen zal wel weten wat kiezen.

    Velen van ons hebben wel iets van enige waarde in huis, een erfstuk of iets dat we zelf hebben verworven, waar we voor gespaard hebben en dat we koesteren. Er zijn talloze televisieprogramma’s over onze schatten op zolder en de hamvraag daarbij is steeds hoeveel iets waard is en hoe groot het verschil is tussen de verwachtingen en de realiteit. Ik kijk erg graag naar The Antiques Roadshow of ‘Tussen kunst en kitsch’. Maar wat zich afspeelt in de roepzalen van de internationale kunst- en antiekdealers, daar kunnen we niet bij, dat tart alle verbeelding, dat heeft niets meer te maken met een terechte waardering van iets dat mooi is en zeldzaam, dat is pure speculatie, waarbij de kunstwerken permanent onttrokken worden aan het oog, niet alleen van het publiek, maar zelfs van iedereen als ze opgeborgen worden in een bankkluis.

    Ik weet natuurlijk niet hoe het aanvoelt om Euromillions te winnen en ik zal het nooit weten, ik heb nog nooit in mijn leven aan een loterij meegedaan. Ik heb ook nooit getracht om een meer winstgevende baan te vinden, heb nooit om andere bevorderingen gevraagd dan die mij toekwamen. Ik heb nooit iets met grote winst verkocht, heb nooit gespeculeerd, heb nooit sommen van enige betekenis geërfd. Ik behoor tot de middenklasse. Hoewel ik nu zoals zoveel anderen echt wel beter af ben dan mijn ouders hebben kunnen dromen, ga ik evenmin op vakantie, ik heb geen eigen vervoersmiddel sinds mijn val met de moto enkele jaren geleden, onze tweedehandse wagen heeft 170.000 km op de teller en vertoont ettelijke blutsen en schrammen; naar film, theater of concert gaan we uiterst zelden, uit eten doen we wel eens, maar enkel in zeer bescheiden restaurants, we hoeven geen sterren of uitzonderlijke schotels. Onze hobby is lezen en dus hebben we wel wat boeken bijeen, grotendeels tweedehands, dus veel waarde hebben die niet en voor diefstal hoeven we ook niet te vrezen, wie is er nu geïnteresseerd in een werk over de opkomst van de Verlichting in de late zeventiende eeuw? Het proces van Neurenberg? Het verzameld werk van William Trevor, P.D. James, John Le Carré? Plato of Boëthius iemand? Nee, dat dacht ik al.

    Wij leven vrij sober en dat doen we bewust, we vinden dat het zo hoort. We leven van ons pensioen, dat niet veel verschilt van het uwe, one way or the other. Al zijn we geen vrekken, toch hebben we geen behoefte aan grote uitgaven voor wat dan ook. We zijn best tevreden met wat we hebben, we benijden niemand wat dan ook, we verlangen niets dat we niet kunnen betalen en veroorloven ons wellicht veel minder dan we ons eigenlijk wel kunnen permitteren. Wat anderen verdienen, krijgen, hebben, doen of laten, maakt ons niet ongelukkig, maar vaak wel erg meewarig, omdat we het zelf met zoveel minder doen, zonder daarom minder gelukkig te zijn, of zo voelen we het toch aan.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:politiek, maatschappij
    15-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Scepsis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCEPSIS is, je zal het wel vermoeden, geen woord met een Nederlandse stam. We weten ook niet goed hoe we het moeten uitspreken: Van Dale zegt dat zowel ‘sepsis’ als ‘skepsis’ mogen en wie ben ik dat ik me daartegen zou verzetten? Ik twijfel trouwens zelf ook af en toe: ik sta sceptisch tegenover de bereidheid van de Franstaligen om over Vlaamse autonomie te praten; zeg ja dan sk- of gewoon ‘septisch’? De aarzeling om die laatste uitspraak te gebruiken vindt wellicht haar oorsprong in die andere betekenis van septisch, die van de septische put. Ik schreef daarover deze tekst, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=330. We willen de mogelijke betekenisverwarring van de homoniemen (gelijkluidende woorden met een verschillende betekenis, mijt en meid en mijd) ver…mijden, evenals de moeilijkheid dat de betekenis van het woord niet eenduidig uit de uitspraak blijkt maar enkel uit de context kan afgeleid worden, gekozen uit twee of meer alternatieven. En dus verkiezen we de uitspraak met sk-. Meestal.

    Met sk- is scepsis de Griekse uitspraak, van skepsis en van het werkwoord skeptomai. De betekenis van het werkwoord is in de eerste plaats: aandachtig toekijken, speuren; vervolgens ook (met het verstand) bekijken, onderzoeken, overwegen. De betekenis van het substantief volgt: het zien, de waarneming met de zintuigen, maar ook en vooral het onderzoek, de over- of afweging, bespiegeling, overpeinzing; vervolgens ook de aarzeling, twijfel. Het is in die laatste betekenis dat wij het woord hebben overgenomen. Als we iets nauwkeurig bekijken en om een of andere reden aarzelen, dan zijn we sceptisch. We zijn niet zonder meer overtuigd, er is iets dat ons doet twijfelen.

    Een sceptische houding wordt vaak aangeprezen. Je moet immers niet alles geloven wat men probeert je wijs te maken. Zeker als men ons spectaculaire voordelen voorspiegelt, hebben we de neiging om te vragen: ben je wel zeker? Is dat wel zo? Zijn er geen nadelen aan verbonden? Wat staat er in de kleine lettertjes? Sceptisch zijn staat tegenover domme goedgelovigheid. Maar het is soms ook een verwijt: scepticisme staat dan gelijk met altijd en overal aan twijfelen, ook als daar geen aanleiding of reden toe is. Een scepticus is een twijfelaar en dat is geen compliment, een twijfelaar is nooit helemaal zeker en zo kan je niet leven. Gezonde argwaan is niet slecht, zeker als het over belangrijke zaken gaat, maar eeuwig twijfelen werkt verlammend, je moet ook kunnen beslissen. Wie altijd aarzelt, is niet spontaan en mist zo goede kansen. Met een obstinate twijfelaar valt niet te praten, met eeuwige twijfels kan je niet leven.

    De mens heeft altijd geschipperd tussen de twee: spontane zekerheid en vertrouwen vs. argwaan en scepsis. De primitieve mens moest voortdurend beslissen en de keuze was zelden triviaal: het kon telkens gaan tussen leven en dood. Is die plant eetbaar of niet, medicinaal of giftig? Gaat dat dier aanvallen of niet? Is die andere mens vriend of vijand? Overleven hing in grote mate af van een juist inzicht, wie niet nadacht, niet kritisch was, niet goed oplette, niet voorzichtig was, niet twijfelde, was geen lang leven beschoren. De mens heeft geleerd om zijn verstand te gebruiken, heeft die mogelijkheid op een fenomenale manier uitgebouwd, ook fysiek, in een overmatige hoeveelheid hersenen en een relatief groot hoofd om die te herbergen. Een sceptische houding loont, evolutionair gezien.

    Men kan twijfels koesteren over concrete dingen. Maar eens homo sapiens er was, met al zijn hersenen, ging die zich ook meer algemene vragen stellen. Als je een vis in het water ziet en je probeert die met een spies te vangen, dan moet je rekening houden met de straalbreking. Als je een stok in het water steekt, dan lijkt het alsof die stok vanaf het wateroppervlak een hoek maakt. Om dezelfde reden is de vis niet waar je hem ziet, maar net daarnaast, je moet er dus net naast mikken om hem te treffen. De dingen zijn niet altijd wat ze lijken, dat leer je met schade en schande. Vandaar dat filosofen zich al heel vroeg vragen gingen stellen over de wereld om ons heen. Aangezien we ons soms, vaak zelfs vergissen over wat we waarnemen, moeten we misschien afvragen of wij met onze zintuigen de wereld wel op een juiste manier ‘zien’. Is de wereld wel zoals hij aan ons voorkomt? Hoe is de wereld voor een blinde, een dove, een doof en blinde, een dier? Als de wereld anders is naargelang wie er kijkt, hoe is de wereld dan écht? Als iedereen de wereld anders ziet, blijft de echte, onveranderlijke wereld buiten ons bereik. We kunnen de echte wereld niet kennen, hij gaat onze kennis, ons begrip te boven, wat we zien is slechts schijn.

    Over de Griekse sceptische filosofen zijn er uitdagend vreemde verhalen. Pyrrho van Elis (omstreeks -300, afbeelding), naar wie het pyrronisme genoemd is, de filosofische strekking van de twijfelaars, zou zelfs niet gereageerd hebben op het hulpgeroep van zijn leermeester Anaxarchus toen die in het water gesukkeld was: hoe kon hij er zeker van zijn dat het zijn meester was? Dat hij echt in het water lag? Dat wat hij hoorde hulpgeroep was? We moeten dat lezen als een filosofisch argument, niet als een anekdote, een waar gebeurd verhaal. Indien men echt aan alles zou twijfelen, dan is enkel de dood nog mogelijk. Wat men bedoelde is: je mag nooit, nergens helemaal zeker van zijn, alles is onzeker, vertrouw nooit voor de volle honderd percent op een waarneming, een indruk, een overtuiging. Als we ons kunnen losmaken van al die onbetrouwbare gegevens die op ons afkomen en waarvan we onmogelijk kunnen weten of ze goed of slecht zijn voor ons, dan pas zullen we een onbezorgde, twijfelloze, zekere gemoedsrust vinden.

    Latere Hellenistische filosofen formuleerden hun kritiek op de filosofie van Plato en Aristoteles met vragen als: hoe kan je zo zeker zijn van wat je zegt? Hoe kan je weten dat alles echt zo is als je denkt en uitlegt? Moet je niet ook aan je diepste overtuigingen en je meest scherpzinnige verklaringen twijfelen? (Veel later, helaas, zou blijken dat er inderdaad voldoende reden was om aan allerlei vaste opvattingen te twijfelen, al was het maar de voorstelling als zou de zon om de aarde draaien en niet andersom). Sextus Empiricus leefde waarschijnlijk rond het jaar 200 ergens in het oosten van het Romeinse rijk. Hij schreef enkele werken waarin hij het pyrronisme of het scepticisme beschrijft en aanprijst. Men wordt scepticus omdat men verlangt naar een gelukkig leven. Door niet voor een of ander (extreem, eenzijdig) standpunt te kiezen, vermijdt men valse oplossingen en schone schijn en zo kan men een toestand bereiken waarin men bevrijd is van alle kommer en kwel. Het geluk ligt dus in een houding waarbij men veeleer het oordeel opschort, dan in kiezen voor een of andere van de vele mogelijkheden die er voor alles en nog wat zijn. De gemoedsrust bereiken we door ons niet (te veel) te verlaten op de veelheid van indrukken die de wereld op ons maakt. Er is immers geen vaste maatstaf voor de dingen, geen manier om eens en voor altijd uit te maken wie er gelijk heeft, er zijn altijd verscheidene aspecten en verschillende benaderingen mogelijk, die allemaal hun verdedigers hebben.

    We kunnen ons echter de vraag stellen of de grond onder deze sceptische benadering wel vast genoeg is. Het is waar, we kunnen ons vergissen, de dingen blijken inderdaad soms, vaak zelfs, of misschien op de duur wel meestal anders te zijn dan we denken. Maar het is een grote sprong naar een extreme houding waarin we zeggen dat we de dingen zoals ze echt zijn helemaal niet kunnen kennen. Het is zeker dat er over ongeveer alles discussie is, maar daarom moet je nog niet meteen gaan zeggen dat er ook een reële werkelijkheid is, los van alle verschillen en die voor elk van ons verborgen blijft, die wij slechts vaag kunnen zien en slechts heel gedeeltelijk en onvolkomen kunnen benaderen.

    Is er immers wel een wereld als er geen waarnemers zijn? Zelfs als die er al zou zijn, dan zou het geen enkele zin hebben om erover te spreken, want er zou niemand of niets zijn voor wie die wereld zin zou hebben, niemand om erover te spreken en niemand om te luisteren. Elke uitspraak daarover zou volkomen absurd zijn. We moeten dus altijd spreken over een wereld die zich manifesteert aan iemand, het ‘zijn’ is een ontmoeting, een gezamenlijk bestaan, waarbij de beide partners noodzakelijk zijn. Er is met andere woorden geen objectieve, abstracte, zogezegd echte wereld, met echte, objectieve en onveranderlijke kenmerken, die we op een of andere manier moeten weten te doorgronden. Er is alleen de concrete, variabele, facetrijke, veelvormige, onuitputtelijk verschillende wereld van alle mensen en dieren die er ooit geweest zijn en ooit zullen zijn.

    Het standpunt van het scepticisme is gesteund op het verschil tussen de wereld zoals hij voorkomt voor de mens en de wereld zoals hij op zichzelf is. We zagen dat dit een zinloos, absurd onderscheid is. Maar anderzijds is een gezonde sceptische houding wel degelijk nuttig én filosofisch verantwoord. Als er namelijk geen ‘objectieve’, eeuwig stabiele wereld is met onveranderlijke kenmerken (die we vreemd genoeg tóch zouden kunnen ontdekken), en enkel een veelvoudig subjectieve wereld met eindeloos veel wisselende aspecten, dan is er ook geen plaats voor absolute uitspraken, voor onweerlegbare vaststellingen. Dat is ook het besluit waartoe de wetenschapsfilosofie gekomen is: wetenschap is ook ‘maar’ een voorlopige benadering, gekleurd door het standpunt van de waarnemer. De uitspraak: alle zwanen zijn wit en alle kraaien zijn zwart gaat maar op tot men inderdaad zwarte zwanen en grijze kraaien ontdekt. Maar we doen het ondertussen wel met de algemene regels die we ontmoeten en we kunnen erop verder bouwen, als we maar steeds beseffen dat het geen absolute maar slechts tijdelijk geldende regels zijn, tot we ze onder druk van de waarnemingen en nieuwe inzichten moeten herzien of zelfs helemaal laten vallen en andere paradigmata of wetenschapsmodellen moeten uitwerken en aanvaarden.

    Praktisch gezien houdt dit sceptisch relativisme nuttige, ja broodnodige levenslessen in voor de moderne mens. Wij beseffen elke dag meer dat we leven in een multiculturele wereld, dat mensen verschillend zijn en niet alleen die van andere culturen, nee, ook binnen een bepaalde cultuur zijn er ontelbare schakeringen. Het model ‘mens’ komt voor in meer dan zes miljard nu levende mensen en misschien wel 100 miljard ooit geleefd hebbende exemplaren, van wie er geen twee identiek zijn of waren. De woorden die wij gebruiken in al onze talen hebben voor werkelijk iedereen een andere, persoonlijk gekleurde betekenis, die in schakeringen of essentieel kan verschillen voor elke mens: vrijheid, democratie, God, geluk, liefde, waarheid… Er is geen enkel ‘model’ van mens dat de voorkeur verdient boven een ander: al de kleuren en formaten zijn evenwaardig, de relatieve verschillen veranderen niets aan het feit dat het allemaal mensen zijn die genieten van dezelfde basisrechten. Er zijn geen absolute waarheden die moeten opgelegd of verdedigd worden. Niemand mag anderen regels opleggen die een inbreuk betekenen op die elementaire mensenrechten en de persoonlijke vrijheid. Niemand kan voor iemand anders bepalen waarin het geluk gelegen is, niemand mag anderen dwingen om dingen te doen die in strijd zijn met hun rechten als individu of als groep, of hen weerhouden van het rechtmatig nastreven van het eigen geluk.

    Wij zijn vrije individuen, geroepen om samen te leven in solidariteit.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    02-08-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Enlightenment Contested, Jonathan Israel
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De voorbije weken heb ik vele uren doorgebracht, verdiept in het tweede boek van Jonathan Israel over de Verlichting: Enlightenment Contested. Philosophy, Modernity and the Emancipation of Man 1670-1752, OUP, 2006, 2008 paperback, xxiv + 983 pp. Ik heb geen Nederlandse vertaling kunnen vinden.

    Het is een kanjer van meer dan duizend bladzijden, ook fysiek zware kost, want zo’n boek gaat op den duur wegen in je hand of op je schoot. Ik heb er zelfs mijn leestafeltje bijgehaald om het toch wat draaglijk te maken. Vandaag heb ik de laatste bladzijden gelezen en nu zit ik hier, met gemengde gevoelens. Ik ben trots dat ik dit boek gelezen heb, ik voel me bevoorrecht dat ik heb mogen delen in de kennis en de wijsheid van de auteur, die zijn leven gewijd heeft aan deze cruciale periode in onze intellectuele geschiedenis. Het is ook een beetje een triest moment, het afsluiten van een boeiende, zelfs schokkende ervaring: een wekenlange onderdompeling in een stuk geschiedenis, in een volgehouden filosofisch betoog, in een onderliggende ideologische stellingname. Het heeft me diep beroerd, het heeft me beïnvloed, het heeft me veranderd.

    Ik stel voor dat je nog even naleest wat ik hier schreef over het eerste deel, ‘Radicale Verlichting’, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=229741. Ik heb dat ook gedaan en ik heb daar bijzonder weinig aan toe te voegen.

    Voor een uitvoerige boekbespreking kan je onder meer hier terecht:
    http://www.liberales.be/boeken/israel

    Met die twee zeer uitvoerige studies achter de rug voel ik me evenwel nog geen expert ter zake, verre van. Enerzijds is er nog zoveel te weten over de Verlichting en de secundaire literatuur erover is zeer uitvoerig, hier alleen al zesenvijftig pagina’s bibliografie; anderzijds moet je toch ooit iets gelezen hebben van de oorspronkelijke teksten, de primaire bibliografie en die beslaat in dit boek vijfentwintig bladzijden, kleine druk… Ik heb een paar werken besteld bij een gespecialiseerde onafhankelijke uitgeverij in Frankrijk, Coda genaamd, klik hier voor hun website:
    http://www.editions-coda.fr/index.php, je hoort er nog van.

    Ik eindig met een citaat uit het nogal strijdbare Postscript, waarin Jonathan Israel een opsomming geeft van wat hij ziet als de kerngedachten van Radicale Verlichting; ik vertaal voor u:

    1. het aannemen van de filosofische (mathematische, historische) rede als het enige en exclusieve criterium voor wat waar is;
    2. het afwijzen van elke bovennatuurlijke kracht, magie, geesten zonder lichaam, en goddelijke voorzienigheid;
    3. gelijkheid van het mensdom, raciaal en seksueel;
    4. seculiere universaliteit van de ethiek, geankerd in gelijkheid en met de nadruk vooral op gelijkberechtiging, rechtvaardigheid en menslievendheid;
    5. omvattende verdraagzaamheid en vrijheid van denken gebaseerd op individueel kritisch denken;
    6. persoonlijke vrijheid van levensstijl en seksueel gedrag tussen toestemmende volwassenen, met vrijwaring van de waardigheid van ongehuwden en homoseksuelen;
    7. vrijheid van meningsuiting, politieke kritiek en van de pers, in de publieke sfeer;
    8. de democratische republiek als de meest legitieme vorm van politiek.

    Wij leven in een land en in een tijd waarin geen van die stellingen een echt probleem zijn, ze zijn zelfs vastgelegd in onze grondwet en andere wetten en verordeningen. Weliswaar zijn deze idealen niet allemaal ten volle gerealiseerd, maar het verschil met de periode waarin de mensheid zich voor het eerst expliciet en op grote schaal bewust is geworden van deze grondbegrippen, vooral de periode 1670-1750, is ontstellend groot. Het is goed dat we ons bewust zijn van de lange weg die we hebben afgelegd en van onze uitzonderlijke situatie, hier en nu, die scherp contrasteert met zelfs de meeste andere landen ter wereld en met die van het overgrote deel van de wereldbevolking. Het is ongemeen belangrijk dat we ook de reële bedreigingen van onze échte waarden onder ogen zien, of ze nu komen van andersdenkenden, auto- of allochtoon, dan wel van onze eigen luxueuze zelfgenoegzaamheid, laksheid, genotzucht of schuldige onverschilligheid.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza
    05-07-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.I. Kant, Was ist Aufklärung
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Onze bekende filosoof Immanuel K is dit jaar zestig geworden. Hij publiceerde onlangs zijn Kritiek van de zuivere rede (1781), meer dan 800 bladzijden lang en volgens kenners een boek dat hem onsterfelijk zal maken, een uitzonderlijk meesterwerk in de geschiedenis van de filosofie. Wat we daarover ook mogen denken, het leek ons een goed idee om bij hem te rade te gaan over een vraag die de laatste tijd zo in de belangstelling staat, maar waarover de meningen sterk uiteenlopen. Wat is Aufklärung, Verlichting eigenlijk? We legden de vraag voor aan de meester tijdens een gesprek in zijn kantoor aan de Universiteit, op 30 september 1784.

    Goede morgen, Professor en dank dat u ons heeft willen ontvangen. Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: wat bedoelt men eigenlijk met de Aufklärung, de Verlichting?

    Verlichting is de bevrijding van de mens uit zijn zelfgekozen onvolwassenheid.

    Juist. Wat bedoelt u daarmee precies?

    Onvolwassen ben je als je er niet in slaagt gebruik te maken van je verstandelijke vermogens zonder de hulp van iemand anders, zoals de kinderen op school; maar ook volwassenen kunnen onvolwassen zijn, natuurlijk. Ze kiezen daar zelf voor, namelijk als ze wel degelijk over de nodige verstandelijke vermogens beschikken, maar door aarzeling, onbeslistheid of een gebrek aan moed er niet toe komen ze zelfstandig te gebruiken, dus zonder hulp van anderen. Sapere aude! Durf te denken! Heb de moed uw eigen verstand te gebruiken! Dat is het motto van de Verlichting.

    Maar waarom zou iemand ervoor kiezen om zich zo onvolwassen op te stellen?

    De belangrijkste redenen voor zulk gedrag bij de overgrote meerderheid van de mensen zijn gewoon luiheid en lafheid. Zelfs lang nadat de wetten en de natuur zelf hen volwassen verklaard hebben en hen aldus ontslagen hebben van het volgen van bevelen van anderen, blijven zij hun leven lang als onder voogdij. Dat maakt het dan ook maar al te gemakkelijk voor anderen om zich op te werpen als hun voogden.

    Ik begrijp dat niet goed: alle kinderen willen toch zo gauw mogelijk volwassen zijn om hun eigen beslissingen te kunnen nemen?

    Vergist u zich daarin maar niet… Het is zo gemakkelijk om niet meerderjarig, onvolwassen te zijn! Ik heb een Boek dat in mijn plaats denkt, een pastoor die mijn geweten is, een huisdokter die op mijn gezondheid let en zo verder: ik hoef me zelf geen zorgen te maken. Ik hoef niet te denken: als ik maar betaal, zullen anderen maar al te graag dat lastig werkje wel voor mij doen.

    Waarom is dat een lastig werk, denken?

    Het zijn precies degenen die zich zo vriendelijk aangeboden hebben om het gezag over jou over te nemen die erop wijzen dat zelf de stap zetten naar kennis niet alleen zeer gevaarlijk is, maar bovendien ook nog zeer moeilijk; niet te verwonderen dus dat men daar zo massaal geloof aan hecht. De voogden hebben eerst hun zorgenkinderen dom gehouden als gewillig vee en ervoor gezorgd dat die brave beesten geen stap durven zetten zonder het juk waarmee ze aan de kar gebonden zijn. Vervolgens wijzen ze hen op al de gevaren die hen wachten als ze het op hun eentje zouden proberen. Maar het gevaar is in werkelijkheid helemaal niet zo groot: een kind leert heel gauw alleen lopen nadat het enkele keren gevallen is. Maar door hen steeds op de gevaren te wijzen, worden de mensen bevreesd en meestal te bang om het toch nog maar eens te proberen.

    Is er dan geen uitweg?

    Het is in alle geval heel moeilijk voor een individueel persoon om zich los te maken uit een leven onder voogdij, dat als het ware een tweede natuur geworden is. Men is het gewoon, men is er zelfs gaan van houden! Onder die omstandigheden is men voorlopig niet in staat om zelf te gaan denken, want niemand heeft ooit toegelaten om het te proberen. Men leeft onder wetten en reglementen, domme toepassingen of liever misbruiken van de natuurlijke gaven, en dat zijn de boeien waarmee men gekluisterd ligt! En wie ze probeert af te gooien, die maakt zelfs over het kleinste beekje een aarzelende, onzekere sprong, simpelweg omdat hij niet gewoon is aan dergelijke vrije bewegingen. Kortom, er zijn maar heel weinig mensen in staat om zich op eigen geesteskracht vrij te maken van onkunde en om echt op gang te geraken.

    Dat klinkt niet echt bemoedigend. Hoe moet het dan verder?

    Het is wellicht meer voor de hand liggend dat de mensheid als geheel voor haar verlichting zorgt. Er is echter één voorwaarde: als er maar vrijheid is, dan zal verlichting als vanzelf volgen. Het kan immers niet anders of er zijn altijd wel enkele onafhankelijke geesten, zelfs onder de voogden van de massa’s, die het juk van de bevoogding van hun eigen schouders werpen. Die zullen dan zorgen voor de verspreiding van de gedachte dat elke mens zich bewust kan zijn van zijn eigen waarde en dat elkeen ertoe geroepen is om zelf na te denken. Maar let op: zelfs indien er sommige voogden zijn die erin geslaagd zijn om zelf tot enige verlichting te komen, dan gebeurt het nog vaak genoeg dat de massa hen dwingt om in het gareel te blijven lopen. Dat bewijst dat het heel gevaarlijk is om de mensen vooroordelen aan te praten, want dat wreekt zich nadien op hen die ze bedacht hebben en zelfs op hun nakomelingen…

    Elke vooruitgang op het punt van de verlichting moet dan wellicht heel geleidelijk gaan.

    Dat is zo. Het is soms wel mogelijk dat men door een revolutie een einde maakt een persoonlijk despotisme of aan een roofzuchtige of tirannieke onderdrukking, maar zo komt men nooit tot een waarachtige hervorming in de manier van denken. Meer nog: nieuwe vooroordelen zullen net zo goed als de oude de grote mensenmassa’s in hun greep houden.

    U had het daarnet over de rol van de vrijheid om tot verlichting te komen.

    Inderdaad: vrijheid is de enige voorwaarde voor verlichting en dat is ook het beste gebruik dat men ervan kan maken. Het gaat hier om de vrijheid die men moet krijgen om publiekelijk gebruik te maken van zijn verstandelijke vermogens in alle aangelegenheden. Maar hoor ik niet overal hetzelfde? Niet argumenteren! De officier zegt: niet redeneren, marcheren! De belastingsontvanger: niet protesteren, betalen! De pastoor: niet nadenken, geloven! Er is vandaag maar een uitzondering: onze doorluchtige vorst Frederik. Die zegt: argumenteer en redeneer al wat je wil en over al wat je wil, maar gehoorzaam!

    Goed gezegd. Maar hoe komt het dat onze vrijheid zo beperkt is? En is dat altijd negatief?

    We moeten daarbij een duidelijk onderscheid maken tussen twee manieren om ons verstand te gebruiken: publiek of privé. Met het publiek gebruik ervan bedoel ik dit: het gaat om de vrijheid om als een autonome onderzoeker zijn verstand te gebruiken en zijn mening neer te schrijven voor het lezend publiek. Op die manier is men werkelijk vrij en dat is de enige manier om de mensen tot verlichting te brengen. Het privé gebruik van het verstand is een andere kwestie. Ik bedoel daarmee iets heel specifieks, namelijk het gebruik van je verstand in je individuele beroepssituatie in de maatschappij. Het geeft geen pas dat men in die omstandigheden zomaar zijn persoonlijke mening zou gaan verkondigen.

    En waarom niet?

    Men heeft de samenleving zo ingericht dat voor een aantal zaken zekere afspraken moeten gemaakt worden, dat de regels moeten toegepast worden zonder al te veel fantasie of eigen interpretatie, zodat er een vorm van kunstmatige eensgezindheid ontstaat, die nuttig is voor het bereiken van de publieke doelstellingen, of die verhindert dat die doelstellingen zouden miskend worden. Het is duidelijk dat in die gevallen men niet moet gaan argumenteren, maar gewoon de regels toepassen.

    Dat klinkt nogal streng. Is er dan helemaal geen kritiek mogelijk?

    Natuurlijk wel. Ook een ambtenaar kan zijn mening formuleren, vooreerst waar de regels hem zelf betreffen, als een onderdeel van het publiek. Maar hij kan zich als een onderzoeker ook uitspreken over de toepassing van de regels op het geheel van het publiek en zelfs op de hele wereld. Hij doet dat dan het best in geschrifte, zich richtend tot het publiek in het algemeen. Daarmee doet hij geen afbreuk aan zijn verplichtingen als lijdzaam uitvoerder van de wet waarvoor hij is aangesteld.

    Begrijp ik het goed? Mag een officier dan de bevelen die hij te velde krijgt van zijn meerderen in twijfel trekken?

    Natuurlijk niet, hij moet ze zonder aarzelen uitvoeren, anders kunnen de gevolgen catastrofaal zijn. Maar anderzijds kan hem het recht niet ontzegd worden om als vrij man voor het publiek een oordeel uit te spreken over de algemene beslissingen van het leger. Dat is hetzelfde voor de gewone burger: die kan niet weigeren om zijn belastingen te betalen, hij mag zelfs niet lichtvaardig klagen over een of andere taks, want dat zou kunnen leiden tot een algemeen onterecht ongenoegen. Maar die zelfde persoon handelt niet tegen zijn plichten als burger indien hij, als onafhankelijk onderzoeker, publiekelijk zijn bezwaren uit over de ongepastheid of zelfs de onrechtvaardigheid van die belastingen.

    Dat is duidelijk. Geldt dat in alle gevallen? Wat bijvoorbeeld over het geloof?

    Ik zie geen verschil. Een aangesteld priester is verplicht om zijn preken voor de gemeente en zijn onderricht aan de kinderen in overeenstemming te houden met de geloofspunten van de kerk die hij dient, hij is immers onder die voorwaarden aangesteld. Maar als autonoom onderzoeker beschikt hij over de volledige vrijheid, zelfs de roeping, om aan het ruimere publiek al zijn zorgvuldig uitgeteste en goedbedoelde opvattingen voor te leggen over wat er mogelijks onjuist is in de officiële geloofsbelijdenis en om zijn suggesties te doen over de goede werking van de kerk en de geloofsgemeenschap. Wanneer hij zo handelt, is er niets dat zijn geweten kan bezwaren.

    Beschikt hij dan niet over een persoonlijke gewetensvrijheid?

    Toch wel. Maar wat hij vanuit zijn bediening als vertegenwoordiger van zijn kerk voorhoudt, dat beschouwt hij als iets waarover hij niet mag spreken vanuit zijn persoonlijk aanvoelen; wat dat betreft is hij aangesteld om de mening vastgelegd door iemand anders en in diens naam te verkondigen. Hij zal verklaren: onze kerk leert zo of zo en dit zijn de redenen die zij daarvoor aanvoert. Op die manier haalt hij voor het publiek al wat nuttig is uit de voorschriften, ook al is hij het persoonlijk misschien niet met alles met volle overtuiging eens, maar kan hij zich er best mee verzoenen, omdat in de voorschriften misschien onvermoede waarheden besloten liggen en ook al omdat hij meent dat er niets is dat flagrant in tegenspraak is met zijn innerlijke overtuiging. Het is immers duidelijk dat, indien er zo’n zaken zouden zijn, hij niet in staat zou zijn om in eer en geweten de taken te vervullen die zijn bediening vereist: hij zou ontslag moeten nemen!

    Ik begrijp het. Dat is wat u bedoelde met het louter privégebruik van de verstandelijke vermogens in het geval van een aangestelde bedienaar, ook al is zijn publiek soms vrij uitgebreid: in dat geval, als een priester, is hij niet vrij, kan hij niet vrij zijn, omdat hij de richtlijnen volgt van anderen. Maar als vrij onderzoeker, die zich in geschrifte richt tot het algemeen publiek, de hele wereld, daar geniet ook de bedienaar van de eredienst in het publieke gebruik van zijn redelijk verstand een onbegrensde vrijheid om zijn eigen geestelijke vermogens te gebruiken en te spreken namens zichzelf.

    Juist. Dat zou immers het toppunt van absurditeit zou zijn, indien we zouden toelaten dat de leiders van het volk zelf incompetent zouden zijn en hun verstand niet zouden mogen gebruiken.

    Professor, kunnen we nog even doorgaan op dit thema? Is het niet mogelijk voor een kerk of een gemeente, zoals dat ook in Nederland gebeurd is, om gezamenlijk een plechtige verbintenis aan te gaan voor een onveranderlijke geloofsbelijdenis? Ze zouden dat kunnen doen om zo een niet aflatend toezicht te houden op elk van hun leden en zo op de hele gemeenschap. Ik kan me voorstellen dat ze zoiets zelfs voor de eeuwigheid zouden vastleggen.

    Nee, daarin ben ik formeel: dat is volkomen onmogelijk. Dat zou neerkomen op een soort van contract om alle verdere verlichting voor het menselijk ras tegen te houden. Zo een overeenkomst is van nul en gener waarde, zelfs als ze bevestigd wordt door de hoogste instanties, zelfs door het parlement of door het meest ceremoniële vredesverdrag. De mensen van een bepaald tijdperk kunnen zichzelf niet kluisteren en ook nog verordenen dat in een volgend tijdperk de mensen zo zouden beperkt zijn dat ze hun kennis, die op zijn best toch maar toevallig is, niet zouden kunnen uitbreiden of zich niet zouden kunnen bevrijden van vergissingen en zo vooruitgang maken in hun algemene verlichting. Dat zou niet minder zijn dan een misdaad tegen de menselijke natuur.

    Dat is wel een krasse uitspraak!

    Ja, maar het ligt in de natuur zelf van de mensheid om vooruitgang te maken. De nakomelingen die met zo’n bindende overeenkomsten uit het verleden geconfronteerd zijn, zouden die volkomen terecht verwerpen als opgesteld op een onbillijke en zelfs kwaadwillige manier. De uiteindelijke toetssteen voor om het even wat bij wet kan vastgelegd worden, is deze vraag: zou het volk zich zelf deze wet ook opgelegd hebben? Nee, ik kan een dergelijke bindende wet enkel aanvaarden voor een beperkte periode, zeer duidelijk afgelijnd, als het ware in afwachting van een betere.

    Als ik het goed begrijp behoudt elke burger, en vooral elke bedienaar van de eredienst, als vrije onderzoeker, het recht om commentaar te leveren, publiek en vrijelijk, dat wil zeggen schriftelijk, op de vermeende dwalingen in alle bestaande instellingen?

    Dat is juist. En een nieuw aangebrachte formulering kan wellicht zolang standhouden tot het algemeen inzicht in de grond van de zaak wijd verspreid en aanvaard is, ook al is het nog niet unaniem. Op dat moment zou men de zaak kunnen voorleggen aan de hoogste instanties en die gemeenten in bescherming nemen die voor zichzelf tot een nieuw religieus inzicht zijn gekomen, op grond van hun beste inzichten. Dat moet dan wel gebeuren zonder hinder voor de anderen, die trouw willen blijven aan de bestaande regeling. Maar wat niet kan is dat men zich zou verenigen in een permanente religieuze organisatie die niet onderhevig zou zijn aan enige twijfel vanuit het publieke forum, zelfs al was het maar gedurende de levensduur van één mens. Op die manier zou men immers een hele periode onvruchtbaar maken voor positieve evoluties van de mensheid en daardoor uiteindelijk werken in het nadeel van het nageslacht: dat is totaal uitgesloten.

    Hoezo? Heeft een mens niet het recht om daarover zelf te beslissen?

    Je moet het zo bekijken: enkel voor zichzelf, en dan nog voor slechts een korte tijd, kan een mens zijn inzicht in wat hij zou moeten weten, zijn verlichting, uitstellen. Maar het weigeren aan het nageslacht is niets anders dan een onrecht en het met voeten treden van de rechten van de mensheid. En wat een groep van mensen niet kan of mag beslissen voor zichzelf, kan nog veel minder aan hen opgelegd worden door een vorst, want diens wetgevende macht berust uitsluitend hierop, dat hij de algemene volkswil verenigt in de zijne. Hij moet er alleen op toezien dat de nieuwe verordeningen, of ze nu waarheidsgetrouw zijn of dat enkel pretenderen, in overeenstemming zijn met de openbare orde. Als dat zo is, dan kan hij het maar best aan zijn onderdanen overlaten om te doen en te laten wat zij nodig achten voor hun geestelijk welzijn.

    Behoort dat dan niet tot zijn verantwoordelijkheid?

    Nee, helemaal niet! Maar hij moet er wel voor zorgen dat de enen de anderen niet op een gewelddadige wijze hinderen bij het vaststellen en het bevorderen van hun welzijn, zoals zij dat het best achten. Het is voor een vorst veeleer een beperking van zijn macht indien hij zich zou mengen in deze zaken. Hij zal immers zijn eigen gezag kunnen evalueren aan de hand van de voorstellen die zijn onderdanen hem voorleggen. Hij kan dat doen, met groot inzicht, wanneer hij zichzelf de eis oplegt: Caesar non est supra grammaticos, Caesar staat niet boven de grammatici. Hij zou zijn macht nog veel meer in het gedrang brengen, wanneer hij zijn hoogste macht zou verlagen tot het ondersteunen van kerkelijk despotisme van sommige tirannen ten overstaan van andere onderdanen in zijn rijk.

    Laten we terugkeren naar onze eerste vraag. Zou u stellen dat wij nu in een verlichte eeuw leven?

    Mijn antwoord is: nee, maar wij leven wel in een tijdperk van verlichting. Zoals de zaken er nu voorstaan, is er nog heel wat dat ontbreekt en de mensen ervan weerhoudt om in staat te zijn, of het gemakkelijk te worden, om op een correcte manier en met zelfvertrouwen hun eigen verstand te gebruiken in religieuze kwesties, vrij van elke inmenging van buiten uit. Maar anderzijds zijn er duidelijke aanwijzigen dat dit domein eindelijk begint open te komen voor een vrije behandeling van deze materie en dat de hinderpalen voor algemene verlichting en voor de bevrijding uit de zelfopgelegde voogdij stilaan worden verwijderd. In die zin mogen we spreken van het tijdperk van de Verlichting, of de eeuw van Frederik de Grote.

    Is hij dan een voorbeeld van een Verlichte Vorst?

    Een prins die het niet beneden zijn waardigheid acht om van zichzelf te zeggen dat hij het zijn plicht acht om aan zijn onderdanen helemaal niets voor te schrijven op religieus gebied, maar om hen algemene vrijheid te gunnen, terwijl hij meteen verzaakt aan dat hoge woord: ‘tolerantie’, is waarlijk zelf een verlicht man en verdient de waardering van de dankbare wereld en van het nageslacht, als de eerste onder de vorsten die het mensdom heeft bevrijd van zijn voogdij en elke mens heeft vrij gelaten om van zijn verstand gebruik te maken in gewetenskwesties. Onder zijn beleid mogen eerbiedwaardige kerkelijke bedienaars, in hun rol als vrije onderzoekers, en zonder afbreuk te doen aan de plichten van hun ambt, vrijelijk hun uitspraken en inzichten voorleggen aan het oordeel van het publiek, ook als die hier en daar afwijken van het gevestigde geloof. Van een nog grotere vrijheid genieten zij, die niet beperkt worden door enig officieel ambt. Wat meer is: deze geest van vrijheid breidt zich uit tot andere landen, ook tot die waar hij de strijd moet aanbinden met hinderpalen opgericht door een regering die haar eigen belang niet inziet.

    Wat bedoelt u met dat laatste?

    Ons voorbeeld toont voor die andere regeringen aan dat in vrijheid geen enkel gevaar gelegen is voor de openbare orde of de stabiliteit van de samenleving. Mensen slagen er enkel in om zich te bevrijden uit de barbarij wanneer er geen bewuste artificiële hinderpalen worden opgeworpen om hen erin te houden.

    Professor, wij hebben het nu vooral gehad, in ons gesprek over Verlichting, over religieuze kwesties. Is daar een speciale reden voor?

    Zeer zeker. We hebben het over de bevrijding van mensen uit hun zelfopgelegde onvolwassenheid. Meteen moeten we vaststellen dat machtshebbers nauwelijks belangstelling hebben om zich als voogd op te werpen voor andere kwesties dan het religieuze, bijvoorbeeld kunst of wetenschap. Daarnaast is religieuze onwetendheid niet alleen de meest schadelijke maar ook de meest vernederende van al. Maar de gedachtegang van een vorst die zich wil inzetten voor religieuze verlichting gaat nog verder; hij ziet in dat er geen gevaar uitgaat voor zijn wetgevend werk als hij zijn onderdanen toelaat om in het publiek domein gebruik te maken van hun verstandelijke vermogens en om hun ideeën te publiceren over een betere formulering van zijn wetgeving en zelfs hun vrijmoedige kritiek op de wetten die hij al heeft uitgevaardigd. Op dat gebied hebben we een lichtend voorbeeld en er is geen andere vorst die hem overtreft die wij hier eren.

    Maar is het wel noodzakelijk dat het land geleid wordt door een vorst?

    Dat is duidelijk. Alleen iemand die zelf verlicht is, die niet bevreesd is voor schaduwen en die bovendien beschikt over een talrijk en goed gedisciplineerd leger kan zich veroorloven om te zeggen: Argumenteer zoveel als je wil en over al wat je wil, maar gehoorzaam! Een republiek zou het niet aandurven zoiets te zeggen… Daarmee komt een eigenaardig en onverwacht aspect van het mensdom naar voren, namelijk dat vrijwel steeds wanneer men de dingen van op enige afstand bekijkt, er iets paradoxaals verschijnt.

    Hoezo?

    Kijk: je zou verwachten een grotere vrijheid onder de burgers zou bijdragen tot een grotere vrijheid van denken onder de mensen, terwijl dat nu precies grotere beperkingen meebrengt, zoals in een republiek, waar alles kan en mag. Een mindere mate van vrijheid onder de mensen, daarentegen, biedt precies voor dat denken voldoende ruimte opdat eenieder zich tot zijn volle mogelijkheden zou kunnen ontplooien.

    Maar ik kom tot mijn besluit. De natuur heeft onder een ruwe bolster de zachte pit bloot gemaakt die zij met de meeste tedere zorg omringt: de geneigdheid en de roeping van de mens om vrij na te denken. Dit weerspiegelt zich gaandeweg in de aard en het karakter van de mens, die zo meer en meer in staat is om ook vrij te gaan handelen. En ten slotte heeft dat ook zijn gevolgen voor de principes van het bestuur, dat ervaart dat het in zijn eigen voordeel is om de mensen, die nu veel meer zijn dan machines, te behandelen in overeenstemming met hun waardigheid.

    Professor, wij danken u voor dit leerrijk, verlichtend gesprek.


    Naar I. Kant, Was ist Aufklärung?, 1784

    vertaling en vormelijke aanpassing © Karel D’huyvetters 2009


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    26-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zelfdoding

    Zelfdoding is voor het nieuw samengesteld gezin waarvan ik deel uitmaak geen vrijblijvend onderwerp. Lut, mijn partner sinds meer dan tien jaar, heeft haar eerste echtgenoot en de vader van haar twee natuurlijke kinderen op die wijze uit het leven weten gaan. Haar zoon Arne verliet ons ook door zelfdoding, lees hier de tekst na die ik schreef voor de gedachtenisviering, een jaar na zijn dood: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=450. Wij nemen sindsdien maandelijks deel aan de bijeenkomsten van een gespreksgroep voor ouders die een kind verloren door zelfdoding.

    Wanneer zelfdoding in het nieuws komt, spreekt ons dat dan ook meteen direct aan. Dat was zo bij de euthanasie van Hugo Claus. Euthanasie is immers ook een vorm van zelfdoding, een persoonlijke beslissing om, met medische hulp, een einde te maken aan het eigen leven. Bij Claus was dat een weloverwogen daad, aan het einde van het uitbundige leven waarvoor hij gekozen had, in het volle bewustzijn van de ontluisterende aftakeling van zijn lichaam en vooral dan zijn niet geringe verstandelijke vermogens, door een ongenadige ziekte. Ik was verontwaardigd over de kwetsende woorden die kardinaal Danneels daaraan meende te moeten wijden in een predicatie, je kan hier mijn reactie van toen nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=459.

    Op 25 juni 2009 benam de mediafiguur Yasmine zich het leven, ze was 37, in de fleur van haar leven, begaafd, geliefd, bewonderd. Dat zijn andere omstandigheden, maar het is dezelfde beslissing om te sterven, onder welke pijnlijke of beklemmende omstandigheden die beslissing ook genomen is.

    Mensen doen dat, hebben dat altijd gedaan. Statistieken geven geen opmerkelijk stijgende of dalende lijnen aan, hoogstens seizoengebonden pieken, kwetsbare groepen of min of meer opvallende concentraties. Zelfdoding gebeurt, meer dan een miljoen keer per jaar wereldwijd. Dat betekent helemaal niet dat we ons daarbij zomaar moeten neerleggen: alle eerlijke en op de juiste inzichten gesteunde initiatieven om zelfdoding te vermijden en te voorkomen verdienen aangemoedigd te worden. Maar ik vrees dat het vermetel zou zijn te verwachten dat zelfs met een veel grotere inzet van middelen en mensen het aantal zelfdodingen spectaculair zou gaan dalen. Wij moeten onze inspanningen voortzetten, wellicht verfijnen en zeker niet afbouwen. Maar wij moeten leren ermee rekening te houden dat zelfdoding altijd bij ons zal zijn.

    Er zijn mensen voor wie het leven te veel is, de dood een bevrijding, de immer durende rust van het niet meer hoeven te leven. Het is best mogelijk, zelfs waarschijnlijk, zeker bij jonge mensen, dat zij zich vergissen, objectief gezien, dat zij handelen vanuit een totaal vertekend beeld van hun eigen situatie. Het is even aanneembaar dat zij op het moment van hun beslissing – ik aarzel om hier van een keuze te spreken – niet beschikken over al hun geestesvermogens, dat zij tijdelijk of definitief onder de invloed zijn van waanideeën. Dat is trouwens wat ons zo bedroeft bij jonge zelfdodingen: de onvoldragenheid van het leven, de vele kansen die ze nog hadden, de mogelijkheid om uit de depressie te geraken, om er weer bovenop te komen, zoals zoveel anderen, zoals wij allemaal, min of meer.

    Maar wij mensen hebben nu eenmaal de mogelijkheid om zelf een einde te maken aan ons leven. Wij kunnen daartoe zelf beslissen en wij zijn, zoals blijkt uit de statistieken, tegelijkertijd opvallend stereotiep en erg vindingrijk in de uitvoering van die beslissing, eenmaal ze genomen is. Er zijn duidelijk nog veel (tien? twintig? keer) meer vastgestelde en onbekende niet-geslaagde pogingen, maar onderzoek naar de omstandigheden bij zelfdoding tonen aan dat men vrijwel steeds kiest voor uiterst efficiënte methodes, misschien ook wel omwille van eerdere misgelukte pogingen. Wie door zelfdoding om het leven komt, laat er zelden enige twijfel over bestaan dat zij niet meer wensen te leven.

    Zelfdoding is een taboe, altijd geweest en ook nu nog, al komt daarin gelukkig heel stilaan enige verandering. Vandaag benadert men het fenomeen van de menselijke zelfdoding steeds meer als een medisch probleem, waarbij psychologische factoren onmiskenbaar een rol spelen, zoals depressies, angstpsychosen, maar ook diep fysisch en emotioneel leed, evenals mentale afwijkingen of verstoringen.

    De katholieke kerk heeft, zeker in haar officiële leer en publieke standpunten, steeds een zeer negatieve houding aangenomen tegenover zelfdoding en is daardoor ongetwijfeld mede verantwoordelijk voor dat taboe. Van enige leerstellige versoepeling is nog steeds geen sprake, al bespeuren we af en toe, plaatselijk, in concrete gevallen soms een meer respectvolle houding tegenover de overledenen en enige elementaire naastenliefde tegenover de nabestaanden. De tijd dat het lichaam van een ‘zelfmoordenaar’ niet eens in het kerkgebouw mocht voor een christelijke uitvaart en niet in gewijde grond mocht begraven worden is in de praktijk meestal voor goed voorbij.

    Het heeft, me dunkt, geen zin om een moreel oordeel uit te spreken over zelfdoding: het is geen misdaad; ‘zelfmoord’ heeft duidelijk die connotatie en zo was het ook juridisch vastgelegd, al kon men evident de ‘dader’ niet vervolgen. Hulp bij zelfdoding, behalve in de gevallen beschreven in de euthanasiewetgeving, is echter nog steeds strafbaar.

    Het is ook geen zonde, in de christelijke betekenis van het woord (is er een andere? Enkel een godsdienst die uitgaat van een bestraffing tijdens het leven of in een hiernamaals kent een dergelijk vernietigend zondebesef). Wie ‘kiest’ voor de dood, wat ook de redenen daarvoor zij en wat ook de gemoedsgesteltenis of zelfs de geestelijke gezondheid van de betrokkene, oordeelt zelf en voor zichzelf over goed en kwaad op een radicale, onweerlegbare en definitieve manier. Wij allen, de meest nabije nabestaanden, vrienden en kennissen, en ook het op sensatie beluste publiek, kunnen en mogen niet anders dan die ontstellende daad van menselijke wanhoop aanvaarden in al zijn tergend onbegrijpelijke, afschuwwekkende, vreselijke, naakte waarheid. Troost is er enkel in de delicate steun die wij elkaar kunnen blijven betuigen en in de onuitwisbare maar door de tijd steeds minzamer getekende herinnering aan een dierbare, dierbare geliefde.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:zelfdoding
    17-06-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Collegianten
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Soms vraag ik me af wat mensen doen die niet, zoals ik, de hele dag lezen en schrijven en opzoeken. Ik zie het natuurlijk wel om me heen: je hebt wielertoeristen, wandelaars en allerlei andere sportbeoefenaars; mensen maken toeristische uitstappen, bezoeken musea en gaan gewoon op reis ter ontspanning; uit eten gaan en terrasjes ‘doen’ is ook heel populair; er is film en theater en opera en rockconcerten en boombals en nog veel meer. Je hoeft je dus niet te zitten vervelen als je niet leest. Maar voor wie liever thuis blijft en geen echte hobby heeft, is lezen toch wel de uitkomst; je krijgt er nooit genoeg van en het aanbod is werkelijk onuitputtelijk groot en danig interessant. En hoe meer je je verdiept in een onderwerp, hoe boeiender het wordt.

    Zo is het met mijn belangstelling voor Benedictus Spinoza (1632-1677). Ik kwam hem op het spoor door mijn zoektocht naar de zin van godsdienst en mijn verkenning van het atheïsme enerzijds en mijn belangstelling voor de werking van onze hersenen anderzijds. Door over hem te lezen, kwam ik in contact met de ideeën en de beschavingsgeschiedenis van de 17de eeuw en met de Aufklärung, de Verlichting. Het is een periode die me vroeger nooit erg aangetrokken had en waarover ik dus ook vrijwel niets wist. Van het een kwam het ander en dat maakt dat ik nu al een kleine maar fijne bibliotheek heb die daaraan gewijd is en dat ik op het internet en in stads- en universiteitsbibliotheken op zoek ga naar meer. Het zoeken zelf vind ik al aangenaam, temeer daar er ook zoveel te vinden is.

    Spinoza wordt vaak in verband gebracht met de Collegianten, een religieuze beweging in Nederland die ontstond rond 1620 en actief was tot zelfs rond 1800. Hier in Vlaanderen is die ‘sekte’ totaal onbekend, denk ik, behalve bij enkele zeer gespecialiseerde geleerden. Als je in Google zoekt naar Belgische pagina’s, is het resultaat zeer beperkt. Een boek over dat onderwerp dat wel voortdurend opduikt, is Andrew C. Fix, Prophecy and Reason. The Dutch Collegiants in the Early Enlightenment, xiii + 277 pp., PUP, Princeton, 1991. Toen ik even rondkeek of dat ergens voor een schappelijk bedrag te koop was, viel mijn mond zowat open van verbazing: prijzen vanaf 160 tot 350 euro, ook tweedehands! Dat wekte mijn nieuwsgierigheid: wat maakt een boek zo schrikwekkend duur? Dan maar even gezocht in de databank van de Leuvense universiteitsbibliotheek en ja hoor: het was er, niet bij wijsbegeerte of theologie, maar bij Nederlandse letteren. Toen ik me aanmeldde om het te ontlenen leek de vriendelijke en behulpzame bediende zelf ook redelijk verbaasd dat boek daar aan te treffen. Hoe dan ook, en wat ook de reden moge zijn voor de buitensporige prijs van het boek, ik was blij dat ik het gevonden had, helemaal gratis en voor niets. Daaruit blijkt overigens nog eens het nut van dergelijke instellingen, die helemaal door de belastingbetaler gesubsidieerd worden: boeken van die prijs kan een privé persoon zich nu eenmaal niet permitteren.

    Ook bij nadere inspectie werd het me niet duidelijk wat er zo speciaal is aan het boek. Het is keurig uitgegeven, met enkele gravures als illustratie, maar ook verder heel normaal, zelfs veeleer bescheiden van omvang. Het is, zoals de auteur in zijn inleiding aangeeft, het resultaat van een uit de hand gelopen onderzoeksproject: eerst een postgraduate paper, dan een master’s thesis, dan een doctoraat. Het draagt ook de sporen van die wordingsgeschiedenis, vind ik: knippen en plakken komt soms in de plaats van echte tekst-‘verwerking’, elementen uit de eerste versies zijn zonder meer overgenomen, vormen halve en hele doublures en zijn niet steeds afdoende geïntegreerd in de context. Ook de methode zorgde bij mij voor enige wrevel en enkele diepe zuchten die zelfs mijn gezellin deden opkijken.

    De auteur heeft geopteerd voor een systematische ordening van zijn materiaal, in twee grote delen met elk vijf hoofdstukken, die telkens een bepaald thema behandelen, diachroon, dat wil zeggen in zijn historische ontwikkeling. Dat brengt mee dat je tien keer (bijna) hetzelfde verhaal te lezen krijgt, telkens vanuit een ander standpunt of rond een ander aspect. Dat leidt tot heel wat herhaling, vaak letterlijk, wat soms helaas doet denken aan de epitheta ornantia van bonus Homerus. De auteur (1955), een niet bepaald internationaal prominente professor aan Lafayette College, Easton, Pennsylvania, is ook geen groot stilist. Zijn stijl, indien we dat zo mogen noemen, is gortdroog zakelijk, zonder enige versiering of verademing. Hij vermeldt de gegevens zoals ze zich aandienen en als dat meebrengt dat hij een bepaald woord of terminologie twintig keer moet herhalen op één pagina, dan doet hij dat, liever dan te zoeken naar omschrijvingen, synoniemen, beeldspraak of een ander literair hulpmiddel. Hij citeert en parafraseert vaak de oorspronkelijke Nederlandse en Latijnse bronnen in de tekst en verwijst overvloedig naar Nederlandstalige en internationale publicaties.

    Ik heb er dus mijn werk mee gehad. Maar ik moet toegeven, tegen het einde valt alles wel op zijn plaats, je hebt zeker het gevoel dat alle aspecten van de problematiek en alle elementen van de discussie ruimschoots aan bod zijn gekomen; je hebt ook niet meteen behoefte om onmiddellijk een volgend boek over de Collegianten ter hand te nemen.

    Het standpunt dat Fix inneemt is bijzonder interessant. Voor hem is de geschiedenis van de Collegianten een sprekend voorbeeld van de beschavingsgeschiedenis van de 17de eeuw, zowel op religieus, filosofisch als op wetenschappelijk gebied. In de evolutie van de opvattingen tussen het ontstaan, de opbloei en de neergang van de beweging, ziet hij de opmerkelijke overgang weerspiegeld die zich in die periode voordeed in de Europese beschaving. Enerzijds is er de Reformatie, die zich legitimeert tegenover Rome en die haar eigen, veelvormige eigenheid zoekt; daarnaast is er de politieke onafhankelijkheidsstrijd van de Nederlandse Provinciën en het hoogtij van de Nederlandse Republiek; op filosofisch vlak is er de vernieuwende invloed van Descartes en Spinoza en op wetenschappelijk gebied de aanzet van de nieuwe wetenschappen; dat alles zorgt voor een spectaculaire mentaliteitswijziging in het Europese denken, zoals ook Hazard aangaf in zijn boek La crise de la conscience Européenne (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=359044).

    Ik heb in die geschiedenis ook veel teruggevonden van het verloop van mijn eigen denken en voelen over God, kennis, waarheid en mens-zijn, waarvan de sporen zo overvloedig weer te vinden zijn in de teksten van mijn blog.

    Toegegeven, de (noord- én zuid-) Nederlanders van rond 1650 geloofden allicht veel meer dan wij/ik nu in God, Christus, de Heilige Geest, de Bijbel, de Duivel, engelen, heiligen, geesten, mirakels, gebed, genade en dies meer. Maar sinds de Renaissance en het Humanisme begonnen ook zij zich vragen te stellen over een en ander, kregen zij het ook veel moeilijker om zomaar alles klakkeloos te aanvaarden wat Kerk en Vorst hen voorhielden. De Reformatie is ontstaan uit een reactie tegen de hemeltergende toestanden in de katholieke kerk (lees: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=437). Je hoefde geen godgeleerde of heiden te zijn om in te zien dat er een heus Gehenna gaapte tussen de theorie en de Roomse praktijk. En daarmee was het ijs gebroken: men kon en mocht twijfelen aan heel wat voormalige onomstotelijke waarheden, men kon over God, Christus etc. op verscheidene manieren spreken zonder op de brandstapel en/of in de hel te belanden. Luther en Calvijn en nog honderd anderen bleken ten minste even geloofwaardig als Rome en ook niet-katholieken konden eerbare burgers zijn.

    Meer nog: je hoefde eigenlijk naar niemand meer te ‘luisteren’ (= gehoorzamen), zoals Rome voorhield; Luther was de eerste om (zeker in zijn eerste bewogen ijver) te stellen dat elkeen volgens zijn eigen geweten moest handelen.

    Dat toenemend belang van het individu is ongetwijfeld een van de meest belangrijke ontwikkelingen uit die periode, een machtige verworvenheid voor de toekomst van de mensheid. In de middeleeuwen ging men ervan uit dat de waarheid ons geopenbaard was door God, via zijn mensgeworden Zoon, de Heilige Geest, in de Bijbel, door de rechtstreekse instorting van de genade in elke mens en zoals toegelicht door de rechtstreekse en onfeilbare vertegenwoordigers van God op aarde: de kerk. Daarin was duidelijk geen plaats voor persoonlijke interpretatie. Maar die situatie bleek onhoudbaar. De Bijbel, toen men die echt begon te lezen, bleek vol onduidelijkheden en tegenspraken te staan. De kerk bleek veel minder één, heilig, katholiek en apostolisch dan men dacht. En wat met de Heilige Geest? De genade?

    Zelfs met een beetje nadenken kwam de twijfel. De Waarheid werd een waarheid en elk zocht die op zijn manier. De mens gebruikte zijn verstand voor duizend wereldse zaken en bracht het er goed vanaf, ook zonder een beroep te doen op God of Kerk. Waarom dan niet verder denken over de grond van de zaak? De Bijbel kon men interpreteren op verscheidene manieren en de Protestanten deden dat volop en met groot succes. Toen ze daarbij op contradicties stuitten, zochten ze naar oplossingen. Je kan daarbij vele kanten uit: blijven vasthouden aan de (letterlijke) Bijbel, maar dat werd almaar moeilijker. Als de Bijbel botst met het gezond verstand, bijvoorbeeld bij de mirakels, dan kan je proberen om die mirakels uit te leggen met het gezond verstand: het zijn geen onnatuurlijke gebeurtenissen, maar dingen die ook zonder tussenkomst van God kunnen gebeuren; het uitzonderlijke ligt enkel in het feit dat ze juist dan gebeuren, bijvoorbeeld een genezing, een overstroming… Sommigen gingen zo ver te stellen dat niets in de Bijbel in strijd kón zijn met het gezond verstand, omdat God ons verstand heeft gegeven. Anderen meenden dat heel wat teksten in de Bijbel echt niet letterlijk konden genomen worden, dat ze manifest in strijd waren met zelfs het meest elementaire gezond verstand. De Bijbel werd besproken, werd in vraag gesteld en zelfs de meest getrouwe gelovigen moesten inzien dat het Heilige Boek niet het Onveranderlijke Woord Van God kon zijn.

    Was er dan een andere bron voor de Openbaring? Sprak God ook nu nog tot de mens? Velen geloofden dat vast: het was de stem van ons geweten. Dat geweten was ons samen met de ziel door God zelf ingestort en kon dus niet feilbaar zijn. De katholieke kerk hield niet zozeer van die gedachte, in de praktijk; ze wist maar al te goed dat het individuele geweten soms vreemde bokkensprongen maakt en dat je niet alles kan aannemen dat uit de mond komt van iemand die beweert door de Geest gegrepen te zijn. Ook aan Protestantse zijde moest men inzien dat niet alle individuele waarheden voor iedereen verteerbaar waren.

    Als de openbaring niet de bron is van de waarheid, wat dan wel? Stilaan groeide het besef dat de mens zelfstandig kan nadenken, dat hij beschikt over verstandelijke vermogens, die op een vrij betrouwbare manier kunnen ingezet worden om een onderscheid te maken tussen waar en vals, goed en kwaad. Je kon tot een gezonde en verantwoorde levenshouding komen zonder de Bijbel, zonder de Kerk, zonder gebed, zelfs zonder God: de uiteindelijke ontvoogding van de mens.

    Het boek van Andrew Fix leidt ons langs de vele wegen die de Collegianten hebben bewandeld in hun eerlijke zoektocht naar de Waarheid, met soms (voor ons, nu) subtiele verschillen die aanleiding gaven tot verhitte debatten, verbanningen, schisma’s, anathema’s en burgerlijke processen. Wie de voorwaar niet geringe moeite wil doen om zich door de complexe redeneringen en toelichtingen te worstelen, wacht een verdiept inzicht in een cruciaal keerpunt in de evolutie van het menselijk denken, een leerproces dat althans voor mij ook een grondige verduidelijking bracht van mijn eigen worstelen met de eeuwige vragen die de mens zich stelt, zoals bijvoorbeeld Kant ze formuleerde: wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen?



    Op de foto: het Spinozahuis in Rijnsburg




    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Spinoza, filosofie
    25-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.23 april
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    23 april is een speciale dag voor boekenliefhebbers. Ons verhaal begint in Catalonië. Daar was het sinds de middeleeuwen de gewoonte dat de mannen op die dag rode rozen schonken aan hun geliefde (vrouw). 23 april is het feest van Sint-Joris, die van de draak. Er is weinig reden om aan te nemen dat hij of de draak werkelijk bestaan hebben, maar sinds de zesde eeuw is hij een van de meest populaire heiligen in heel christelijk Europa. Ontelbaar zijn de verhalen en legenden, maar ook de gilden en religieuze of folkloristische verenigingen die naar hem werden genoemd, de kerken en steden die hem als patroon hadden. Vooral in Engeland was zijn feest een van de sociale hoogdagen van het jaar, zelfs na de reformatie, toen heiligenverering op een laag pitje werd gezet. Hoe dan ook, in Catalonië bedachten de boekhandelaars in 1925 een handige commerciële campagne: in ruil voor de rozen zouden de dames aan hun geliefde (man) een boek geven: 23 april 1616 was immers de sterfdatum van Cervantes, de auteur van Don Quixote, natuurlijk. En zo geschiedde. Sindsdien verkoopt men in Catalonië op die dag alleen zo’n 400.000 boeken (naast 4 miljoen rozen…), ongeveer de helft van de jaarlijkse boekenverkoop in de streek.

    Toen de Unesco op zoek was naar een datum voor een dag gewijd aan het boek, viel hun keuze wegens die bestaande traditie en de wereldwijde bekendheid van Cervantes’ Don Quixote, bijna vanzelfsprekend op die dag. Sinds 1995 is 23 april derhalve Wereld boeken- en copyrightdag. Toevallig zijn er nog wat andere literaire connotaties voor die dag: (waarschijnlijk) de geboortedag én (zeker) de sterfdag van William Shakespeare, de sterfdag van Inca Garcilaso de la Vega en Josep Pla, de geboortedag van Maurice Druon, Vladimir Nabokov, Manuel Mejía Vallejo en Halldór Laxness. Voor Shakespeare moeten we nog vermelden dat hij wel op 23 april geboren is in 1564 en gestorven in 1616, maar in de praktijk was zijn laatste uur toch niet op dezelfde als Cervantes: de kalenderhervorming van Gregorius (1582) werd in Engeland veel later ingevoerd dan in Spanje (lees hierover meer en klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=360) en zo komt het dat Shakespeare tien dagen voor Cervantes overleed, maar wel op dezelfde datum, volg je nog?

    Er is niet alleen een wereldboekendag, maar ook een wereldboekenstad: sinds 2001 duidt de Unesco elk jaar een stad aan die een jaar lang, van 23 april natuurlijk, die titel mag dragen; het begon (natuurlijk) in Spanje:

    Madrid (2001), dan Alexandria (2002), New Delhi (2003), Antwerpen (2004), Montréal (2005), Turijn (2006), Bogotá (2007), Amsterdam (2008), Beiroet (2009), Ljubljana (2010).

    Ik kan me al niet goed meer herinneren wat voor speciale evenementen er toen in Antwerpen geweest zijn en ook Amsterdam is ongemerkt aan mij voorbijgegaan en dat vind ik wel een beetje spijtig, want een van de belangrijke aandachtspunten aldaar was de filosoof Spinoza. Ik ontleende net uit de bibliotheek van het Hoger Instituut Wijsbegeerte van de K.U.Leuven het bijzonder fraai uitgegeven (of wat had je gedacht!) boek dat te dier gelegenheid verscheen: Spinoza als gids voor een vrije wereld. Libertas philosophandi, Cis van Heertum red., Amsterdam, 2008, 336 blz., geïllustreerd. Het bevat dertien vrij korte maar van uitvoerige voetnoten voorziene en dus degelijke artikels over Spinoza, zijn tijd en zijn filosofie, met daarnaast de catalogus van de tentoonstelling die gewijd was aan dit onderwerp: honderd uitzonderlijke, zeldzame documenten en publicaties. Als je daarbij nog de knappe illustraties neemt en de prachtige typografie en het fijne boekbindwerk, dan heb je een van de mooiste commercieel uitgegeven boeken die ik in vele jaren heb mogen in handen nemen. Als povere paperback kost het boek € 20.

    In dit feestelijk boek moge onder meer de Amsterdamse burgemeester dan al trots de nadruk leggen op de grote vrijheid van meningsuiting die (vooral in de 17de en 18de eeuw) heerste in Amsterdam, maar dat mag ons niet doen vergeten dat Spinoza zelf er vrijwel niet aan publiceren toekwam en dat dissidente publicaties, ook die van Spinoza, van bij het verschijnen veroordeeld en verboden en in beslag genomen werden. Zeker, Amsterdam was een draaischijf voor dat soort boeken in het toenmalige Europa, maar de handel was grotendeels clandestien en de drukkers waren misschien af en toe wel overtuigde rebellen, hun inzet was allicht zo niet in de eerste plaats dan toch zeker niet in de laatste op commerciële overwegingen gesteund.

    Een van de auteurs in bovenvermeld boek is de ter zake onvermijdelijke Steven Nadler, die de voorlopig definitieve biografie van Spinoza schreef. Ik las van hem Spinoza’s Ethics. An Introduction, Cambridge UP, 2006, xviii + 281 pp., tweedehands te koop voor ong. € 20. Dit boek hoort thuis in de reeks Cambridge Introductions to Key Philosophical Texts, die bedoeld is voor de beginnende filosofiestudent. Dat mag dan wel zo zijn, maar het blijft toch een ernstige opdracht, want zoals ook Nadler toegeeft: de Ethica van Spinoza is een van de moeilijkere teksten uit de geschiedenis van de filosofie. Ik heb, zeker nadat ik hem persoonlijk mocht ontmoeten, een grote bewondering voor Steven Nadler, klik hier voor meer over hem: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=291989

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=163740. Die appreciatie is alleen nog toegenomen na lezing van zijn handboek bij de Ethica. Ik was met het boek van Spinoza zelf begonnen, maar vond na een tijdje dat een goede inleiding toch wel nuttig zou zijn en dat is bewaarheid: met een goede gids zie je zo veel meer tijdens een rondleiding en je kan moeilijk in betere handen zijn dan bij prof. Steven Nadler. Dit is zijn eigen website: http://philosophy.wisc.edu/nadler/; daar leer je dat hij niet alleen een indrukwekkende bibliografie op zijn naam heeft staan: hij heeft ook twee keer meegedaan aan de Iron Man Thriathlon! Ik zeg het nog: het is niet eerlijk verdeeld in de wereld…


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza
    20-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goed en kwaad
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In België is het verkiezingstijd. Op 7 juni 2009 moeten (ja, moeten!) we gaan stemmen voor het Vlaams en voor het Europees parlement. Niet voor het federale of nationale parlement, dat is pas over twee jaar, als de regering standhoudt, wat al maar meer twijfelachtig is. Stilaan is iedereen ervan overtuigd dat we het best al die verkiezingen zouden laten samenvallen, er is geen enkele valabele reden meer om dat niet te doen en duizend goede redenen ten gunste. Maar eer het zo ver is…

    Kiezen doen we tussen de grote en kleine partijen, met elk een programma, maar met bitter weinig echte keuzes. Iedereen pleit immers voor het behoud van het bestaande model, het gaat enkel om beperkte aanpassingen en zelfs die zullen er niet komen, want de verdeeldheid is groot, wellicht haalt geen enkele partij meer dan 20%, dus wordt het weer een compromis. In het federale parlement is het nog erger, want daar heb je ook nog eens de Frans- en Duitstaligen, die al even verdeeld zijn. Alles samen een bonte troep die niets anders doet dan kibbelen, postjes uitdelen en zichzelf verrijken. Je zou nog gaan dromen van een Amerikaans systeem, met twee partijen, winner takes all.

    Kiezen doen we niet alleen op 7 juni. Elke dag staan we voor keuzes, grote en kleine. Voor al wat we doen is er een reden, een aanleiding, een oorzaak, een overtuiging. Vaak zijn we ons daarvan niet eens bewust, we doen gewoon wat we doen en staan daar niet bij stil: als men ons zou vragen waarom we op een mooie dag naar zee trokken, of in de tuin gingen werken, of naar de stad trokken, of een boek vastnamen, of een hond kochten, of een oude vriend bezochten… dan zouden we meestal het antwoord schuldig blijven. Waarom? Daarom! Dat was het antwoord dat we als kind ook kregen in onze waarom-periode. Ook onze ouders en opvoeders moesten vaak passen als we bleven doorvragen: waarom? Omdat het nu eenmaal zo is! Waarom is het zo? Omdat het niet anders is, niet anders kan, niet anders mag. We doen iets omdat we er zin in hebben, omdat we het willen doen, omdat we vinden dat het beter is om het te doen dan te laten, omdat het goed is, op een of andere manier en om een of andere reden. We kiezen dus voor wat goed is, voor wat we op dat moment als goed zien, anders zouden we het niet doen, zouden we voor iets anders kiezen. De waarom vraag heeft dus toch een antwoord: omdat het goed is.

    Maar wat is goed? Is dat altijd hetzelfde? Blijkbaar niet: de ene keer beslissen we zus, de andere keer zo. We kunnen thuisblijven of op vakantie gaan, verhuizen of blijven, een boek lezen of tv kijken en we doen dat allemaal afwisselend. Tussen de vele mogelijkheden maken we een keuze, zomaar, niet tussen goed en kwaad, maar tussen allerlei min of meer treffelijke alternatieven. Het maakt niet uit, het is om het even, er hangt niets van af. Wanneer het echt wel een verschil maakt, dan wordt het moeilijker, of misschien juist gemakkelijker: als het regent, gaan we niet naar zee voor een dagje uit, want dat vinden we niet zo leuk: de keuze is gemakkelijk gemaakt, we zijn het snel eens: de kust in de regen is geen goed idee, thuisblijven is beter. We maken een afweging, gebaseerd op wat we graag hebben, waar we ons goed bij voelen, rekening houdend met vroegere ervaringen: ons hele verleden, gans ons wezen beslist mee, bewust of onbewust. En hoe belangrijker de beslissing, hoe langer we (zouden moeten…) nadenken, overwegen, aarzelen, hoe meer we al onze kennis en aanvoelen moeten inzetten.

    Soms staan we voor een probleem. We hebben zin om iets te doen, maar er zijn negatieve kanten aan, het mag eigenlijk niet, het is niet goed voor de gezondheid, het is gevaarlijk, het is zelfs verboden, wat dan? Telefoneren in de auto, te snel rijden of onder invloed, fout parkeren: mag niet, maar gebeurt wel. Soms kiezen we zomaar voor iets waarvan we perfect weten dat het niet goed is. We beslissen impulsief om het desondanks toch te doen, we gaan in tegen de wet, het gezond verstand of wat dan ook en maken zelf uit wat goed is, op dat moment, voor ons. We trekken ons eventjes niets aan van wat een ander voorschrijft, zegt of denkt en laten ons gaan.

    Goed en kwaad zijn niet absoluut, er zijn schakeringen, gradaties, omstandigheden, twijfelgevallen, twistpunten, meningsverschillen. Het is voor iedereen anders, telkens opnieuw, want we zijn allemaal anders, allemaal uniek. Neem nu euthanasie: er zijn maar enkele landen waar het toegelaten is en zelfs hier bij ons gebeurt het volgens officiële cijfers zelden: aanvankelijk enkele gevallen per jaar, sinds Claus een tiental per jaar. In de overgrote meerderheid van de landen is het bij wet verboden, maar ongetwijfeld gebeurt het toch veel meer dan we denken. Zelfs waar het toegelaten is, kan het niet verplicht worden, niet opgelegd aan een arts of verplegende, noch aan een ‘patiënt’. Er is nog een immens verschil tussen wat mag en wat moet, tussen wat kan en wat mag of behoort.

    Is er dan niets waarover we het eens zijn? Soms ziet het ernaar uit en dat maakt mensen nerveus, we lijken behoefte te hebben aan vaste afspraken, aan normen en waarden waarop we kunnen rekenen en tellen, aan zekerheden. We houden er niet van om steeds opnieuw te moeten beslissen over alles en nog wat. Als iets eenmaal is uitgemaakt, dan is het toch zo?

    Dat klopt ook, over heel wat zaken zijn we het eens. De tien geboden, dat is evident. Maar lees toch eens wat ik daarover schreef, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=229. Waarom zouden we ons vandaag nog vastzetten op één tekst, van een bepaald volk, op een bepaald moment? Veel morele codes in mythen en heilige boeken worden toegeschreven aan God, de goden, helden en superieure rechters en wetgevers en precies omdat dit een vaak voorkomend patroon is, is het onwaarschijnlijk dat het teruggaat op een werkelijke gebeurtenis. Het is een literair genre, een manier om gezag te verlenen aan bepaalde uitspraken. Het klinkt nu eenmaal veel overtuigender als je schrijft: Ik, de Heer der Heren, de Almachtige God, die u uit ballingschap heeft geleid en u heeft bevrijd uit de slavernij, Ik zeg u: gij zult niet doden! dan: het is nogal wiedes dat moord niet kan aanvaard worden in een beschaafde samenleving.

    Zouden we derhalve niet beter eens rondkijken wat er zoal onder de mensen, al de mensen, leeft aan algemene afspraken over goed en kwaad? We zijn nu ongeveer tienduizend jaar bezig met onze beschaving en heel wat mensen hebben zich dezelfde vraag gesteld, er zijn dus al heel wat antwoorden waarop we kunnen terugvallen. Dit zijn enkele grootste gemene delers, die in alle tijden en in alle gemeenschappen aanvaard zijn:

    - moord is overal en altijd verboden, hoewel er soms zeer duidelijk omschreven uitzonderingen zijn; men zorgt ervoor dat deze wet onderhouden wordt door een systeem van rechtsregels of van bloedwraak, niet als een recht maar als een plicht.

    - gelijksoortige regels gelden voor lichamelijk geweld en het verwonden van een persoon; de basisregel is bijvoorbeeld de wet van de talio (Lat., van talis: zoals), oog om oog; maar omdat zoiets leidt, volgens Gandhi, tot een wereld met enkel nog blinden, ging men al gauw andere compensaties bedenken, weergeld of zoengeld bijvoorbeeld, afhankelijk van de overtreding en van de rang of status van de betrokkenen. Onder deze regel vallen ook beledigingen en aanvallen op de eer en reputatie.

    - eigendom is altijd en overal een recht in een of andere vorm; een dief die betrapt wordt moet een straf of wraakoefening ondergaan, of moet in alle geval het gestolen goed teruggeven. Eigendom verwerft men oorspronkelijk door werk, later ook door overerving. In het geval van oorlog (over ‘bezit’ van land en volk) leidt dit tot het onderscheid tussen vriend en vijand (lees hierover meer en klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=97940).

    - er zijn ook positieve geboden: overal zijn er verplichtingen tegenover de medemens; binnen de familie zorgt de moeder voor de kinderen, de man beschermt en onderhoudt hen. Oudere kinderen worden verondersteld voor de ouders te zorgen in hun nood. Deze onderhouds- en hulpverplichting geldt ook voor andere verwanten, in de mate van de verwantschap. In een moderne beschaving wordt dat een universele zorg: iedereen wordt verwacht bij te dragen tot een betere wereld voor iedereen.

    - de waarheid spreken en beloften nakomen zijn belangrijke waarden, al kunnen ze beperkt worden tot de eigen groep.

    - hoogmoed, arrogantie worden veroordeeld en nederigheid en bescheidenheid geloofd.

    Binnen de familie gelden ook belangrijke regels om de complexe relaties binnen goede banen te leiden, zowel voor het seksuele verkeer, de ouderlijke plichten en de rol van de man als bewaker van de familie. Het incestverbod is algemeen; lees hierover meer en klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=341 en hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=382.

    Dat is dus één methode: om te weten wat goed en kwaad is, gaan we op zoek naar wat de mensheid als geheel als dusdanig ruim erkent. Het zijn dus afspraken die de mensen met elkaar gemaakt hebben, ook al hebben ze er soms de vorm aan gegeven van een goddelijk gebod. Het zijn leefregels die zich ontwikkeld hebben in de loop van onze geschiedenis, omdat ze bijdragen tot de voorspoed van onze soort. Het zijn lessen die we geleerd hebben. Het zijn attitudes die een evolutionair voordeel opleveren: groepen, gemeenschappen, beschavingen die ze onderhouden overleven en floreren, andere niet. Wellicht zit een deel van die ‘aanleg’ in onze genen, de rest zit in onze cultuur. Wat in de genen berust, wordt overgeleverd met de voortplanting; de regels van de beschaving moeten we telkens opnieuw aan onze kinderen aanleren.

    Een andere manier om die regels te bekijken is deze: zoals de mensheid die regels tot de hare gemaakt heeft in de praktijk, zo kan men ze ook afleiden uit wat de mens is. De mens is een levend wezen, een persoon, die op deze specifieke wereld leeft, samen met andere mensen en andere levende wezens met wie hij genetisch verbonden is; hij plant zich seksueel voort; om in leven te blijven moet hij zich voeden en beschermen tegen zijn omgeving; hij heeft zich een primordiale plaats verworven op de wereld door zijn unieke evolutie tot zelfstandig denkend wezen. Al de algemeen voorkomende basisregels die we zonet benoemd hebben, kunnen we uit deze condition humaine afleiden.

    Die algemene regels, normen, waarden moeten ook een vorm krijgen, de tien geboden is er een van, de bergrede, de code van Hammurabi, de wetten van Soloon, de voorschriften van Epicurus zijn nog andere. Waar zeer veel mensen samen leven, heb je een uitgebreide wetgeving nodig. Die kan aan de staat toevertrouwd worden, maar in het Westen is dat lange tijd een prerogatief van de religie geweest en in de Islam is het nog steeds zo. Gedurende de hele Middeleeuwen was het christendom de bewaker van de moraal en vandaag zijn er nog steeds kerken die deze rol opeisen, ook de katholieke. Mensen hebben nu echter de keuze uit een grote verscheidenheid van vormgeving van de morele voorschriften. Door zich aan te sluiten bij een of andere groep of organisatie verklaren ze zich akkoord met de formulering en met de specifieke uitwerking van de grondregels. Dat laatste kan zeer ver gaan: de kledij, de voeding, het seksueel gedrag…

    Maar…

    Er is inderdaad een maar. Mensen leven in groep, maar wij zijn geen mieren. Wij zijn individuen, wat de sociologen en massapsychologen ook over ons gedrag zeggen en voorspellen. Zelfs als wij ons bekennen tot een of andere groep en de voorschriften aanvaarden, ‘geloven’, dan nog behouden wij ons het recht voor om daarover ook zelf na te denken. Niet alle katholieken denken en doen hetzelfde, noch alle moslims, boeddhisten, joden of vrijzinnigen. De mens laat zich niet zonder meer de les spellen, de Levieten lezen, de wet voorschrijven. Het communisme en het Nazisme en alle andere dictatoriale systemen mislukken precies daarom: de mens kan en wil zelfstandig denken, ook binnen een gemeenschap, groep of religie, ook onder druk. Hoe scherp, streng, duidelijk en eenvoudig de regels ook zijn, wij wensen ze steeds te beoordelen en ze dan al of niet toe te passen. Wij zijn geen machines, geen soldaten, geen automaten. Wij houden er nu eenmaal niet van dat iemand anders voor ons beslist, dat een andere mens of een organisatie van mensen mij berooft van mijn vrijheid van doen en denken. Zelfs als ik me onder een vlag geschaard heb, behoud ik het recht om me daaraan weer te onttrekken, om van gedacht te veranderen, om een andere mening te hebben en te verkondigen. Ik weet dat ik me moet houden aan bepaalde regels en ik leg me daar (meestal) bij neer, ook tegen mijn zin, maar af en toe doe ik dat niet, zonder meer en de consequenties neem ik er dan bij.

    Al de wijsheid van de wereld kan de mens niet weerhouden van te doen en te laten wat hij wil. Zoals Einstein al zei: er zijn maar twee zaken die grenzeloos zijn, het universum en de menselijke domheid en van het eerste ben ik niet echt zeker…

    De mens overtreedt sinds zijn ontstaan elk van de leefregels die hij zichzelf heeft opgelegd. Hij kent het goede, maar kiest (occasioneel) voor het kwade, soms met desastreuze gevolgen, zoals zijn geschiedenis helaas zo overtuigend aantoont. In zijn tragedie Medeia herneemt en bewerkt Euripides deze mythologische figuur. Eerst helpt ze de indringer Jason om het gulden vlies te stelen van haar eigen vader, de koning; op haar vlucht doodt ze haar eigen broer, snijdt hem in stukken en gooit die in zee, zodat hun vader de achtervolging moet onderbreken om de stukken te verzamelen. Wanneer Jason ondanks het veroverde gulden vlies niet aanvaard wordt als opvolger voor zijn oom, koning Pelias, vermoordt Medea ook hem. Zij vlucht met Jason en samen hebben ze twee zonen. Later verstoot Jason haar voor de dochter van een andere koning. Medea doodt de dochter én de koning en vervolgens ook haar beide kinderen. Een vreselijk verhaal, dat talloze malen hernomen is, ook in onze tijd. Steeds belicht men de schrille contrasten: de dochter die voor haar geliefde haar vader en broer doodt; dan zijn oom, de koning; vervolgens een andere koning en diens dochter, haar rivale; ten slotte haar eigen kinderen. Zowel Euripides als Ovidius en Seneca benadrukken het: zij weet dat zij verkeerd handelt, en toch doet zij het, hoe is het mogelijk?

    Dit is wat Ovidius haar laat zeggen net voor ze haar kinderen doodt: (Ovidius Metamorfosen, VII, 18-21)

    si possem, sanior essem!
    sed trahit invitam nova vis, aliudque cupido,
    mens aliud suadet: video meliora proboque,
    deteriora sequor.

    Indien ik het kon, dan was ik wijzer!

    maar ongewild dwingt me een andere kracht,

    ik verlang het ene, maar iets anders moet ik doen:

    ik zie het goede en keur het goed,

    maar doe toch het kwade.

    In de (moeilijke!) Romeinenbrief citeert Paulus Ovidius zowat letterlijk:

    15 Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat.

    (18) Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik.

    21 Ik ontdek in mij de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen.

    Hoe anders moeten we denken over de wrede moorddadigheid van Stalin, Hitler, Pol Pot? Over een moeder die haar vijf kinderen doodt? Een jongeman die weerloze kinderen ombrengt? De drang om niet het goede te doen is aanwezig in elke mens, the dark side trekt ons allen aan, ze heeft een onvermoede kracht die ons elk ogenblik kan overweldigen. Wij weten wat goed is en nog beter wat slecht is. Lees hierover meer en klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=189723.

    We laten ons in alles leiden door primaire gevoelens: goed is wat plezier verschaft, gelukkig maakt; slecht is wat pijn berokkent en verdriet. Maar we weten dat ook het kwaad een pervers genoegen kan verschaffen, dat we kunnen genieten van pijn, de onze en die van anderen, dat het goede veel minder fascineert. Doen wat moet, het gevaar vermijden, braaf zijn, volgzaam, niemand kwaad doen, binnen de perken blijven, geen risico’s nemen: het is zo weinig aantrekkelijk, zo doordeweeks, zo flauw. Als we zien waarmee wij mensen zoal bezig zijn (en dat was toch onze methode om te ontdekken wat goed en kwaad is?), dan kunnen we niet anders dan vaststellen en aanvaarden dat de mens ook een zeer sterke behoefte heeft aan opwinding, vertier, roes, zinnelijk genot, gevaar, uitdaging, geweld, moord… Ook dat is een basisgegeven, een onmiskenbaar een overweldigend aanwezig aspect van ons mens-zijn.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    22-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Winterschade
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De voorbije winter was anders dan anders. We voelden het aan: het gure weer duurde te lang, de sneeuw bleef veel langer liggen dan andere jaren, de temperaturen waren lager, er was veel minder zonneschijn. Je merkte het ook aan jezelf en aan de mensen om je heen: ook daar was de ‘temperatuur’ dicht bij het vriespunt, het humeur bedenkelijk, het geduld snel op, het lontje kort.

    Met het uitbreken van de lente, altijd vrij spectaculair in deze gematigde streken, stelden we vast dat ook de tuin geleden heeft onder de winter. Allerlei planten en struiken die het jaren goed hadden gedaan, zijn plots bezweken onder de vorst. Er zit niets anders op dan ze uit te graven en eventueel te vervangen.

    Met de vijver is het eender zo. Er lag weken lang een dikke ijslaag, je kon erop lopen en dat was al enkele jaren geleden. Toen het ijs eindelijk helemaal gesmolten was, dreven hier en daar dode vissen rond, ik had geen wak gemaakt. Toen het wat warmer werd, was ik op de uitkijk naar vissen die het overleefd zouden hebben, maar het enige leven dat ik zag, waren twee groene kikkers aan de rand. Tot gisteren: twee kleine grijze schaduwen, waarschijnlijk vetjes (Leucaspius delineatus); er is nog hoop. Als het nog wat warmer wordt, kopen we misschien nog eens een schooltje goudwinden (Leuciscus idus, var. auratus), die zijn opvallend mooi om zien en zwemmen meestal aan de oppervlakte. Helaas zijn ze precies daarom vaak de prooi van de reiger en de ijsvogel, die maar al te graag op bezoek komen.

    De skimmia doet het wel goed, de bloesems geuren heerlijk, maar dit jaar zijn er helemaal geen bijen die zich met honderden tegelijk laten verleiden. De imkers spreken van de verdwijnziekte: ganse populaties vliegen uit om nooit meer terug te komen.

    Voor ons, senioren, zijn dergelijke winters dodelijk: de statistieken tonen het aan, er zijn meer sterfgevallen in gure winters. En als we het overleven, dan is het zoals met de rest van de natuur: er is altijd wel wat winterschade. Kleine kwaaltjes die wat hardnekkiger zijn, wat meer grijze haren; je bent ook rapper vermoeid en je komt minder snel op gang. Je denkt dat je wijzer geworden bent, maar je bent alleen wat minder optimistisch, minder toegeeflijk, minder vergevingsgezind, minder mens, misschien.

    Winterschade. Het staat niet in Van Dale, hoewel het aantal samenstellingen met winter- indrukwekkend is. Overal zijn de mensen bezig om de geleden schade in tuinen en vijvers te herstellen, de gaten op te vullen in het decor van je dagelijkse omgeving. Maar je zal ze missen: het laurierboompje, de hebe en de andere heesters, de aronskelk; de goudwinden en de zeelt die je hebt uitgezet met de kleinkinderen en die je net als die kleinkinderen al die jaren hebt zien groeien en die op je voetstappen in het gras afkwamen voor hun portie kruimels van de tafel; de tijm, de salie en de rozemarijn die je bijna dagelijks ging plunderen voor de keuken.

    Winterschade. Dit jaar heeft ze ook mij dieper gekwetst met onherstelbaar leed dat jaar na jaar het einde naderbij brengt. Ik bekijk deze lente met meewarige achterdocht. Het is aan mij niet meer zo besteed. Ik laat me niet meer om de tuin leiden door de heerlijke kleuren en geuren, de valse beloften van de stralende natuur. Ik weet nu beter dan ooit dat die vernieuwing afbraak en vernieling is. Het oude maakt plaats voor het nieuwe en dat is prachtig, maar net iets minder als je zelf oud bent.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, dood, hiernamaals
    06-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas Kuhn, de structuur van wetenschappelijke revoluties
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Thomas S. Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions, xiv + 212 pp., University of Chicago Press, 1962, 1996³.

    Er zijn van die werken die je voortdurend tegenkomt in andere, en dit lange essay van Thomas Kuhn (1922-1996) is er een van. Toen ik het toevallig vond in de tweedehandse boekhandel, voor amper € 6, kon ik het niet laten liggen, ook al was ik er niet zeker van dat ik het ooit zou lezen. Om een of andere reden ben ik er toch maar aan begonnen. De inleiding was wat taai: een samenvatting van wat nog komen gaat, maar waar je nauwelijks mee vertrouwd bent, is bevreemdend en eigenlijk ook niet nuttig. Maar sla die eventueel gerust over, vanaf het eerste hoofdstuk kom je bij de kern van het betoog en dat is veel toegankelijker, het is zelfs fascinerend.

    Dit is ook een boek dat zich niet gemakkelijk laat samenvatten. Het is, ook nu nog, bijna vijftig jaar na publicatie, een vernieuwend werk, van fundamenteel belang voor elke wetenschapper maar ook zeer goed leesbaar en even onmisbaar voor iedereen die wel eens iets anders leest dan de laatste roman van Herman Brusselmans. Het is een vlijmscherpe analyse van wat wetenschap was en is, maar ook van wat de grenzen zijn van het wetenschappelijk kennen en weten. Dat klinkt heel abstract, maar de talloze concrete voorbeelden uit onze hele beschavingsgeschiedenis maken er een uitzonderlijk levendige, sprankelend geschreven tekst van. Professor Kuhn doceerde vooral geschiedenis en filosofie van de wetenschap aan de beste Amerikaanse universiteiten. Dit is zijn bekendste boek, waarin hij onder meer de termen paradigm en paradigm shift introduceerde.

    Wie lang geleden Latijn gestudeerd heeft, aan de hand van de nu onvindbare grammatica van Pater Geerebaert, s.j., weet perfect wat een paradigma is, wij moesten ze namelijk allemaal van buiten kennen. Letterlijk is een paradigma een voorbeeld, een model dat kan toegepast worden op een groot aantal gevallen. Bekend is rosa als het paradigma voor vrouwelijke substantieven van de eerste verbuiging, bij een ruimer publiek in de chansonversie van Jacques Brel. Zoals rosa kan je (bijna) al de andere woorden op –a verbuigen, als je rosa kent, ken je ook alle andere. Kuhn stelt dat de wetenschap en de kennis in het algemeen gebruik maakt van dergelijke voorbeelden, die een vrij ruim gebied bestrijken en daarover een samenhangend beeld ophangen.

    Maar dergelijke paradigmata zijn niet eeuwigdurend: op een bepaald ogenblik blijkt dat de wetenschap niet voor alle problemen een oplossing biedt. Dat leidt tot een crisis, die aanleiding geeft tot het zoeken naar andere oplossingen. Indien die een betere coherente uitleg blijken te bieden voor de bestudeerde problemen of zelfs voor het hele wereldbeeld, dan maken we de geboorte mee van een nieuw paradigma, een paradigmaverschuiving of paradigm shift. De meest bekende voorbeelden daarvan zijn de Copernicaanse revolutie, de evolutietheorie van Darwin en de relativiteitstheorie van Einstein, maar er zijn zo talloze kleinere paradigmaverschuivingen gebeurd door de eeuwen heen in de verscheidene takken van de wetenschap, of over verscheidene wetenschappen of domeinen van kennis en inzicht.

    Bijzonder verhelderend is dit essay voor een goed besef van de relatieve ‘waarde’ van wetenschappelijke verworvenheden en stellingen. Men kan immers nooit spreken van een definitief inzicht, van een absolute waarheid. Men weet wel waar men vandaan komt, maar nooit waar men naartoe gaat: het einddoel van het wetenschappelijk onderzoek en van de menselijke kennis ligt niet vast, het is een openheid op verandering en vernieuwing, eventueel verbetering. Merkwaardig is ook dat de wetenschap niet blijkt vooruit te gaan in een gestage, cumulatieve, rechtlijnige reeks; werkelijke vooruitgang gebeurt door ingrijpende veranderingen, de scientific revolutions van de titel.

    Maar genoeg daarover, ik wil het plezier van het lezen van dit boek niet bederven, het is bijna een thriller of een goed detectiveverhaal, waarbij je ook vooraf de toedracht niet wil weten.

    Er is een Nederlandstalige vertaling: ‘De structuur van wetenschappelijke revoluties,’ ISBN 9789053528006, ongeveer € 24, maar kijk eerst eens in je plaatselijke bibliotheek, dit is een klassieker die daar zeker niet ontbreekt.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    04-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het is maar hoe je het bekijkt...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In een merkwaardig experiment zette men de proefpersonen een bril op met speciale lenzen, die het beeld ondersteboven projecteerden op het netvlies: men zag de wereld op zijn kop. Althans: dat was aanvankelijk zo. Want wat gebeurde er na enige tijd: het beeld sloeg om, het keerde zich om, de proefpersonen zagen weer de wereld zoals tevoren.

    Wij kennen dit verschijnsel van optische illusies, zoals de Necker-kubus:

    http://www.fishlikefish.com/images/illusions/cube2.gif. Is het een grote kubus met een kleine kubus uitgespaard, of een kleine kubus in een hoekje? Je kan het beeld laten omslaan met een kleine mentale inspanning, eens je beide mogelijkheden gezien hebt. De realiteit verandert daarbij niet: waar je naar kijkt is altijd het zelfde, maar wat je ziet is in de beide gevallen totaal anders.

    Gelukkig is de hele wereld niet zo, we zouden wel gek worden!

    En toch… De wereld, onze leefwereld is wel zeer complex geworden en er zijn ontelbare manieren om ertegenaan te kijken. Let wel: de dingen zijn zoals ze zijn, maar wat we zien, wat we erin zien, dat is zeer verschillend al naar gelang wie er kijkt en wat hij of zij wil zien.

    Voor de enen is overspel een spel, voor anderen is het ‘erover’. Bij ons in het Westen is het voor velen een peccadille, letterlijk een klein zondeke, voor de sharia is het een reden tot steniging. Voor de enen is een bonus van zes miljoen euro, per jaar, bovenop een even riant loon, een normale vergoeding, voor de anderen is het pure diefstal. Voor de enen is een condoom een sanitair product en een voorbehoedsmiddel tegen ziekte, voor anderen is het een instrument van de duivel. En zo gaan we door, de hele dag, de media doen niet anders dan ons voortdurend met de neus op de feiten drukken, nu eens zus, dan weer zo. Ons pensioen is zowel schandalig laag als onbetaalbaar hoog, er zijn te veel gevangenissen en te weinig, werklozen willen niet werken of vinden geen werk, allochtonen zijn werkschuwe profiteurs of racistisch gediscrimineerde achtergestelden, sans papiers zijn misdadigers die de sociale zekerheid kapot maken of uitgebuite slachtoffers van onze slechte wetgeving…

    Ons wereldbeeld draait steeds sneller om, het duizelt voor onze ogen, we weten niet meer wat we zien, wat we er moeten van denken. Met de verkiezingen in het vooruitzicht worden we bestormd met programma’s die allemaal gelijk hebben, maar onderling onverenigbaar zijn. Wie de ene dag aan de top staat, ligt er de volgende dag weer uit. De held die de ene dag de Tour de France wint, is de volgende morgen een misdadige druggebruiker. Een aantal hoge pieten bij de politie, die boven elke verdenking horen te staan, blijken net zo ‘menselijk’ als wij allemaal. Ministers en partijleiders komen en gaan, politiekers lopen van de ene partij naar de andere als voetbalspelers in de transferperiode, allianties worden gesmeed en verbroken zonder scrupules. En moet er in Antwerpen nu een brug over of een tunnel onder de Schelde? Moet de trainer van de nationale voetbalploeg weg of blijven: je kan over alles je mening kwijt bij Ter zake, als je maar beseft dat geen mens met je mening rekening houdt, het is maar een spel, een zoethoudertje, een scheet in een fles (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=146681).

    Toen Newton, Kepler, Copernicus, Galilei en Darwin met hun revolutionaire ideeën naar voren kwamen en iedereen dwongen om op een andere manier naar de zelfde dingen te kijken, stuitten ze op veel verzet, niet in het minst vanwege de gevestigde macht en daar hoorde ook de kerk bij. Dat wijst er ontegensprekelijk op dat de gevestigde macht niet geïnteresseerd is in revoluties, ook niet wetenschappelijke; toen Galilei een aantal kardinalen uitnodigde om door zijn primitieve sterrenkijker naar de planeten te kijken, weigerden die om zelfs maar in de buurt van het toestel te komen: volgens hún wetenschap was er immers niets te zien…

    Wij worden elke dag opnieuw geconfronteerd met nieuwe feiten, andere benaderingen, onverwachte ontwikkelingen, verbluffende technische nieuwigheden, uitdagingen op moreel vlak, andere inzichten in wat het betekent mens te zijn. Wij kunnen daarvoor onze ogen sluiten en zeggen dat ze niet bestaan, niet kunnen bestaan: in onze oude opvattingen is er geen plaats daarvoor. Er zijn nu nog altijd mensen die beweren dat er nog nooit iemand in de ruimte geweest is, dat het allemaal trucage is. Er zijn ook mensen die beweren dat aids niet via seksuele weg overgedragen wordt. Je kan het zo gek niet bedenken, of er zijn wel voorstanders van te vinden. Er zijn nu eenmaal mensen die behoefte hebben aan vaste waarden en als ze die eenmaal gevonden hebben, dan laten ze die niet gemakkelijk meer los.

    Er zijn ook anderen, die meer openstaan voor wat nog moet komen, voor wat tot de mogelijkheden behoort, voor het totaal onverwachte, het ondenkbare zelfs. Dat zijn de mensen die de rest van de mensheid plots een andere bril opzetten, of een bril afnemen; die zich afvragen, op een mooie dag, of de zon nu echt wel opgaat in het oosten, naar het zuiden klimt op de middag en wegzinkt in het westen, of dat in tegendeel de aarde een bol is die om haar as draait én rond de zon en wij daardoor de zon te zien krijgen zoals we dat elke dag doen. Een zelfde verschijnsel, twee totaal tegengestelde verklaringen.

    De moeite om er even over na te denken.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    26-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vier maal Spinoza
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Miriam van Reijen, Spinoza. De geest is gewillig, maar het vlees is sterk, 231 blz., uitg. Klement, Kampen, 2008

    Gunther Coppens (red.), Spinoza en de scholastiek, 116 blz., uitg. ACCO, Leuven, 2004

    Theo Zweerman, Spinoza’s inleiding tot de filosofie. Ethiek als verhuiskunde, 288 blz., uitg. Boom, Amsterdam, 2006

    Dank zij de uitstekende Leuvense stadbibliotheek Tweebronnen en de eveneens voorbeeldige maar gespecialiseerde bibliotheek van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de K.U. Leuven kon ik deze drie werken over Spinoza volledig gratis lezen. Je kan toch niet alles zelf kopen en als een boek dan toch werkelijk de moeite waard is, kan je het achteraf nog altijd zelf aanschaffen. Wat Coppens en Zweerman betreft, zal dat niet het geval zijn. Coppens’ boek is een verslagboek van een studiedag te Rotterdam gehouden in 2003 over het vermelde onderwerp. Het is een interessant werk voor specialisten en meer dan geïnteresseerde leken, je kan een zeer uitgebreide preview raadplegen op Google, klik hier: http://books.google.be/books?id=kNRYKBiUYsgC&pg=PA3&lpg=PA3&dq=Gunther+Coppens&source=bl&ots=NKOLmLvdDh&sig=khP4GUhh-fXzzQf_i_Yv1Hd6M3w&hl=en&ei=04fLSYifFYTB-AaBqrjJBg&sa=X&oi=book_result&resnum=5&ct=result#PPP1,M1

    Zweerman (1931-2005) is gebaseerd op zijn proefschrift aan het HIW. Het is een close reading van Spinoza’s inleiding van zijn ‘Traktaat over de verbetering van het verstand’; prachtig uitgegeven en zeker waardevol, maar voor mij was het een beetje té close gelezen, ik verkies de originele teksten.

    Dat brengt ons bij het zeer recente boek van prof. Miriam van Reijen. Het is een uiteenzetting van de filosofie van Spinoza, zoals die blijkt uit zijn hele oeuvre. Onmiddellijk blijkt dat de auteur een docent is, een goeie. Taal en stijl zijn verzorgd (op een herhaald verwarren na van ‘beide’ en ‘beiden’: als ik het goed heb schrijf je ‘beiden’ als het over personen gaat, ‘beide’ als het niet over personen gaat; voorbeeld: over Jan en Piet: beiden lopen school; over kaas en hesp: beide zijn eetbaar), levendig, de methode is doordacht maar komt spontaan, logisch en helder over. Belangrijke citaten en stellingen worden voortdurend herhaald, om zeker te zijn dat je ze nooit meer vergeet.

    Wat ook van af de eerste bladzijden duidelijk is: prof. Van Reijen houdt van Spinoza.

    (Even een kort intermezzo over hoofdletters: in Nederland schrijft men Van Reijen met hoofdletter V wanneer de voornaam er niet bij staat, anders is het Miriam van Reijen. In Vlaanderen is een naam heilig, die verandert niet, nooit. Hier ben je Karel Van de Woestijne, met grote V. Een kleine v wijst dus op Nederlandse afkomst: Paul van Ostaijen had een Nederlandse vader; of het duidt op adellijke voorouders, zoals bij het Duitse von of het Franse de.)

    Haar liefde voor Spinoza is heilzaam: het maakt dat ze zich volledig inzet om hem alle recht te doen, om hem dus correct voor te stellen, maar ook om de lezer te overtuigen van de eminente waarde, het hoge belang en de moderne betekenis van een filosoof die leefde van 1632 tot 1677. Het mag gezegd: zij slaagt ten enenmale in haar opzet.

    Af en toe, vooral in tekstgedeelten die al eerder ergens anders gepubliceerd zijn, eventueel onder een andere vorm, zijn de verwijzingen naar secundaire literatuur een beetje haastig: ze gaat ervan uit dat wij die gelezen hebben, dan wel ze bij de hand hebben, zoals zij, ongetwijfeld, maar je mag dat niet veronderstellen van al je lezers.

    Hoe dan ook, dit is een zeer toegankelijk, overtuigend, degelijk en eerlijk werk, dat ik zonder enige twijfel kan aanraden. Prijs: € 22,95 tenzij je het ontleent in je plaatselijke bibliotheek, natuurlijk.

    Wat deze drie werken gemeen hebben, naast hun onderwerp natuurlijk, is een inleiding door Herman De Dijn, die als dé Vlaamse Spinoza-kenner bekend staat. Op 19 maart 2009 had ik het voorrecht en het genoegen een gastlezing bij te wonen aan het Hoger Instituut Wijsbegeerte in Leuven; daar sprak, ter gelegenheid van het jaarlijkse Sint-Thomasfeest, niemand minder dan Steven Nadler, dé internationale Spinoza-specialist en auteur van onder meer de autoritatieve (moderne) biografie van Spinoza, klik even hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=163740.

    De lezing ging over een pittig detail in de Spinoza-Leibniz discussie (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=179996.

    Na de lezing was er kort gelegenheid om vragen te stellen. Enkele van de professoren maakten daarvan gebruik om, zoals Spinoza het zegt, eerder hun eigen vernuft te etaleren dan de waarheid te verduidelijken. Maar een aandachtige aanwezige vroeg Nadler of Spinoza op een of andere manier een ‘theïst’ is; dat is namelijk de stelling die Herman De Dijn, net emeritus van het HIW, maar niet aanwezig op de lezing, gewoonlijk verdedigt. Nadler was vriendelijk, maar na enig beleefd aarzelen verklaarde hij zonder veel verder omhaal ‘Herman is quite wrong there’, wat tot enig geamuseerd gegniffel in de zaal leidde, maar niemand, ook de professoren niet, was blijkbaar bereid om daarover met hem in de clinch te gaan, en gelijk hadden ze.

    Na de lezing maakte ik mijn opwachting bij professor Nadler, de twee mooie hardcovers die ik van hem heb in de hand, met mijn verzoek om ze te signeren, wat hij na een kort maar hartelijk gesprek met veel plezier deed: to Karel, with best wishes, Steven Nadler. Blijkbaar had niemand anders van de aanwezigen daaraan gedacht; de andere veronderstelling, dat niemand anders een boek van Steven Nadler bezat, durf ik amper te opperen met betrekking tot een zo select internationaal en geleerd publiek.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Spinoza, filosofie
    19-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nussbaums emoties
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toen ik in de boeken van Antonio Damasio las over hoe ons brein omgaat met emoties, viel mijn oog in de referenties enkele keren op de naam van Martha C. Nussbaum en ik herinnerde me toen dat ze aan de K. U. Leuven een eredoctoraat had gekregen. Dat was voldoende om eens te kijken wat ze zoal geschreven had en dat bracht me bij haar boek Upheavals of Thought. The Intelligence of Emotions, xiii + 751 pp., Cambridge University Press, 2001. Ik vond een propere hardcover op eBay, voor amper $4.10... Met nog $12.99 erbij voor verzendingskosten kwam dat op €12,66. Ter vergelijking: bij Proxis/Club kost de zelfde hardcover bijna €100, de paperback ongeveer €27. Er is een Nederlandse vertaling: ‘Oplevingen van het denken, €25 paperback, €44,95 hardcover.

    Ik heb het boek uit, eindelijk. Het was geen gemakkelijke opgave, voorwaar. Een boek van 800 grote bladzijden, met voetnoten in petieterige letters op elke bladzijde is op zich al de moeite, maar dit is geen simpele lectuur. Martha Nussbaum is professor aan de University of Chicago, waar ze een eigen leerstoel-op-naam bekleedt. Ze doceerde aan Brown University en Harvard en was gastprof aan tientallen universiteiten. Ze heeft 32 (!) eredoctoraten van universiteiten over de hele wereld. Ze is Iemand: (http://www.law.uchicago.edu/faculty/nussbaum).

    Ze schrijft dan ook geen kattebelletjes of stationsromans. Dit is Ernstig en Wetenschappelijk. Het is een Project; ze heeft er verscheidene jaren aan gewerkt: sommige teksten verschenen al eerder in belangrijke vaktijdschriften en verzamelwerken; andere werden als lezingen gebracht op congressen of als gastlezingen aan universiteiten waar ze uitgenodigd was. Voortdurend verwijst ze ook naar verscheidene van haar eigen werken, waar ze dieper ingaat op bepaalde aspecten van haar betoog. Taal en stijl zijn vlekkeloos, natuurlijk, maar ook een beetje koel. De auteur heeft alle mogelijke moeite gedaan om een hoogstaand academisch werk af te leveren en daarin is ze, ook volgens alle professionele besprekingen, meer dan behoorlijk geslaagd, sommigen spreken zelfs van een meesterwerk. In De Morgen noemde men haar de grootste sociale filosofe van haar tijd.

    Ik moet het toegeven, het is me allemaal een beetje teveel. Ik heb de indruk gekregen dat ze té krampachtig probeert, of liever: dat ze meer moeite doet dan nodig is. Na enkele hoofdstukken denk je: enough already! Ik weet dat je een grote geleerde bent, dat je al de moeilijke woorden kent, alle belangrijke verhalen, alle grote auteurs, de hele wereldliteratuur en de ganse kunstgeschiedenis… Je hoeft je niet meer te bewijzen op elke bladzijde, zeg gewoon wat je te zeggen hebt!

    Maar dit is niet dat soort boek.

    Het is een boek over emoties en ze schrijft daarin ongetwijfeld zeer belangrijke gedachten neer. Maar ze doet dat niet of amper in een zelfstandig betoog, laat staan in een doorleefd getuigenis, maar in een voortdurende confrontatie met en referentie naar alle mogelijke andere teksten, primair en secundair. Haar bibliografie beslaat twintig drukke bladzijden, haar naamindex tien kolommen kleine tekst. Zelfs wanneer ze op indringende manier haar eigen reacties beschrijft bij het overlijden van haar moeder, blijft ze Professor Dr. Nussbaum. Dat is haar goed recht natuurlijk, maar het maakt het niet gemakkelijker om met haar als auteur te sympathiseren, laat staan zich met haar te vereenzelvigen. Het is die afstand die het zo moeilijk maakt om je door de zware filosofische hoofdstukken te worstelen, waarin elke zin uitsluitend uit abstracte woorden lijkt te bestaan. Ik moest denken aan een professor Moraaltheologie in Leuven, die er volgens zijn studenten in slaagde om zelfs van de menselijke seksualiteit een vervelend onderwerp te maken. Nussbaum schrijft over emoties op een wetenschappelijk onderkoelde academische manier, in een erg weinig uitnodigende of warme, menselijke taal en dat is spijtig. Het kan zijn dat anderen zich daarin vinden, maar voor mij was het uiteindelijk een pijnlijke teleurstelling, ik had er veel meer van verwacht. Ik had gehoopt dat het Derde deel: Ascents of Love verbetering zou brengen, omdat ze daar concrete literaire en andere kunstenaars behandelt: Plato, Spinoza, Proust, Augustinus, Dante, Emily Brontë, Gustav Mahler, Walt Whitman, James Joyce, maar ik heb sommige van die hoofdstukken finaal zeer snel gelezen, want ook daar gaat ze op de zelfde afstandelijke manier te werk, het deed me niets, niets, en dat is geen manier om met kunst om te gaan, vind ik.

    Ik deel dus de bewondering niet die zij overal voor dit boek heeft gekregen. Het is ongetwijfeld een belangrijk werk, zoals je mag verwachten van een befaamde filosofe en een vooraanstaande professor van een grote universiteit, maar mij spreekt het niet aan. Ik heb zeker niet alles begrepen, maar nu heb ik de indruk dat dat meer aan haar ligt dan aan mij: ik heb de moeite gedaan om haar bijna acht honderd bladzijden te volgen, maar zij heeft, meen ik, teleurstellend weinig moeite gedaan om mij te overtuigen, om haar boodschap op een meeslepende manier over te brengen.

    Op een bepaald moment neemt ze afstand van de benadering van Damasio, die overigens toen nog zijn belangrijkste werk niet geschreven had. Ze stelt, als ik het goed begrijp, dat emoties niet rechtstreeks met lichamelijke reacties te verbinden zijn: voor haar zijn het upheavals of thought, een uitdrukking die ze van Proust overneemt (helaas zonder de Franse tekst te citeren, namelijk L’amour cause…de véritables soulèvements géologiques de pensée, wat toch veel krachtiger is dan haar bravere ‘upheavals of thought’) en die zoveel betekent als gedachte-aardschokken. Haar ondertitel bevestigt het: the intelligence of emotions; emoties zijn voor Nussbaum in de eerste plaats een intellectualistisch gebeuren. We zijn hier zeer ver af van wat Damasio duidelijk heeft gemaakt: emoties zijn ons hele lichaam; ons brein, ons intellect is niet de koele rede, de rationele benadering van de wereld, maar de onlosmakelijke verbondenheid en voortdurende wederzijdse beïnvloeding van ons brein en ons hele lichaam. Damasio haalde die inzichten uit zijn klinisch onderzoek, vooral bij patiënten met hersenbeschadigingen. Nussbaum haalt haar wijsheid uit haar overweldigend geëtaleerde kennis van de literatuur, filosofische en andere. Dat is een wereld van verschil.

    Over Damasio berichtte ik hier:

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=8675

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=85032

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=89409


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza
    13-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Charles Darwin e 12.02.1809
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 12 februari 1809 werd Charles Darwin geboren. De media hebben heel wat aandacht besteed aan die verjaardag. Op de BBC loopt een reeks van uitzendingen. In het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel loopt een tentoonstelling: http://www.natuurwetenschappen.be/.

    Maar er is ook een tegenstroom, nog altijd. Darwins theorie is algemeen aanvaard en duizend maal bewezen in de wetenschap, er is geen enkele ernstige wetenschapper die er ook maar een seconde aan twijfelt dat de het leven op aarde geëvolueerd is volgens het principe van de natuurlijke selectie. Dat inzicht was een revolutionaire gedachte, met een impact die meestal terecht vergeleken wordt met die van Copernicus, die aantoonde dat niet de aarde het middelpunt is van ons planetenstelsel, maar de zon.

    Nochtans weten nog veel te weinig mensen, ook intellectuelen en zelfs wetenschappers buiten het vakgebied van de biologie, wat de essentie is van die ‘natuurlijke selectie’.

    Het begrip ‘evolutieleer’ zegt niet genoeg. Ook al voor Darwin wist men dat er een evolutie was geweest, je hoefde geen genie te zijn om dat in te zien: elke boer en elke dierenliefhebber wist dat je door geduldig en verstandig kweken bepaalde kenmerken spectaculair kon benadrukken in een volgende generatie. Darwin zelf experimenteerde jarenlang met sierduiven en correspondeerde daarover met talrijke duivenliefhebbers. Lamarck had theorieën over de aanpassing van diersoorten aan hun omgeving nog voor Darwins geboorte.

    Maar dat is Darwins theorie niet. Het probleem met Lamarck is dat eigenschappen die dieren (en mensen) ontwikkelen tijdens hun leven, NIET overgedragen worden op het nageslacht: al wat ik in mijn leven bijgeleerd heb, verdwijnt bij mijn dood, of nog voordien, niets daarvan gaat over in mijn kinderen en kleinkinderen, toch niet op een biologische manier, genetisch zeggen we nu.

    Het verhelderende inzicht van Darwin was dat hij, zonder goed te weten hoe het gebeurde, aantoonde dat er bij de voortplanting af en toe, toevallig, kleine afwijkingen gebeuren en dat sommige van die variaties een voordeel opleveren voor het overleven in de concrete omstandigheden. Op de duizenden vinken die er uit het ei kruipen waren er sommige die een bek hadden die net iets beter geschikt was om de zaadjes los te peuteren uit de besjes van precies die boomsoort die op dat precieze eiland overdadig voorhanden was. De vink die meer zaadjes eet, krijgt daardoor meer kans om te overleven en zich voort te planten, zodat dat soort de bek na enige tijd meer zal voortkomen in die vinkensoort. En na een groot aantal generaties krijg je vinken met een sterk afwijkende bek en na nog meer generaties krijg je een soort vinken die niet meer kan paren met de originele soort. Darwins lumineus idee was een wetenschappelijke verklaring voor de evolutie, niet de ontdekking van die evolutie. Later zou men, op basis van het werk van Mendel, de genetische grondslag voor Darwins theorie ontdekken, iets wat Darwin amper kon vermoeden.

    De gevolgen van dat inzicht waren spectaculair van bij het verschijnen van On the Origin of Species in 1859. De discussies over de afschaffing van de slavernij en de emancipatie van de vrouw bijvoorbeeld kregen een wetenschappelijke grondslag: er was geen essentieel onderscheid tussen de rassen, zelfs de meest ‘wilde’ exemplaren van het menselijk ras waren volwaardige mensen; de vrouw was een evenwaardige partner van de man. Ook filosofische en theologische inzichten moesten herbekeken worden, want het overheersende Godsbeeld was onverenigbaar met de nieuwe inzichten.

    Het is pas laat in de 20ste eeuw dat men begon in te zien hoe grondig Darwins theorie ongeveer de hele wetenschap overhoop haalde, ook de humane. Stilaan begon men ook door te denken op de filosofische implicaties en de gevolgen op maatschappelijk vlak, niet alleen voor de vele ethische kwesties zoals euthanasie, abortus, kunstmatige bevruchting, maar ook voor de wereldpolitiek, met thema’s als de democratie en het recht op zelfbeschikking, het klimaat, oorlog en geweld, ethisch handelen en een eerlijke verdeling van de rijkdom…

    Darwins verdienste is deze: hij heeft het onweerlegbaar wetenschappelijk bewijs geleverd voor het systeem achter de evolutie, zodat al wie na hem kwam daarop kon voortbouwen. Vandaag zien we de verbluffende resultaten om ons heen. De wereld is sinds 1859 ingrijpend gewijzigd en bijna alle veranderingen hebben iets te maken met dat ene inzicht in de werking van de evolutie van het leven op aarde.

    Maar er is ook, zoals bij het verschijnen van On the Origin of Species, nog steeds een tegenstroom. Niet iedereen is overtuigd van de theorie van Darwin. Er is niet alleen een grote onwetendheid en veel misverstanden over wat Darwin precies gezegd heeft. Wij stammen bijvoorbeeld niet van de apen af, wij hebben gewoon gemeenschappelijke voorouders. Een Engelse bisschop heeft zich in een berucht publiek debat onsterfelijk belachelijk gemaakt toen hij honend uithaalde naar Darwin en vroeg of hij nu langs vaders- of langs moederskant afstamde van een aap.

    Er is vanaf de eerste dag inderdaad een zeer hevige reactie geweest vanwege de religie. Men zag onmiddellijk in dat de evolutie niet samen te rijmen was met het bestaan van een Scheppende God en met de verhalen van de Bijbel. Merkwaardig genoeg zijn we vandaag nauwelijks een stap verder in die discussie dan 150 jaar geleden. De argumenten die godsdiensten aanbrengen tegen de evolutie zijn nog steeds dezelfde, ook al zijn ze al duizend keer weerlegd. Er zijn nog steeds heel wat mensen die geloven dat de aarde geschapen is zoals ze nu is, in al haar verscheidenheid, door God, zesduizend jaar geleden. Het Christendom, de Islam en het Jodendom verwerpen de evolutieleer formeel en verdedigen opvattingen die fundamenteel tegenstrijdig zijn met de moderne wetenschap, zelfs al hebben die niets te maken met hun godsdienst. Men gaat zelfs zover dat men een heuse pseudo-wetenschap heeft uitgewerkt, dat is een eufemisme voor klinkklare onzin in een geleerd kleedje: het creationisme en Intelligent Design. Met een overvloed aan financiële middelen en grote politieke druk probeert men de wereld te overtuigen van opvattingen die, als de getuigen van Jehova ze aan je deur komen verkondigen, enkel een korzelige glimlach of een slaande deur tot gevolg hebben.

    Ik heb daar veel moeite mee, ik begrijp dat verzet niet goed. In de wetenschappelijke wereld heeft iedereen al lang ingezien dat het creationisme zelfs met de beste wil van de wereld niet goed te praten valt, je kan op die basis gewoon niet aan wetenschap doen vandaag, het werkt niet, zo simpel is het. Onze samenleving is gebouwd op principes die wel in overeenstemming zijn met evolutie is als leidend principe. Men kan er dus niet meer om heen. Vroeg of laat zal het ook voor de meest eenvoudige mensen een vanzelfsprekendheid zijn dat het leven op aarde ontstaan is uit een nietig beginsel, zonder tussenkomst van wie dan ook, en van daaruit verder geëvolueerd is volgens de grote lijnen die Darwin heeft getrokken en die na hem door talloze geleerden zijn verfijnd. Misschien zullen er altijd wel enkele hardnekkigen zijn die er een andere opinie op nahouden: er zijn er helaas ook nog enkele die menen dat de zon om de aarde draait of de dat aarde plat is; maar dat zijn stellingen die men zelfs in Rome niet vaak meer hoort.

    Maat het is merkwaardig dat een instelling als de katholieke kerk, die er prat op gaat dat zij een van de peilers van onze beschaving is, het nodig en nuttig acht om een verbeten strijd aan te gaan met de wetenschap op dit punt. Wat kunnen ze erbij winnen? Wat hebben ze te verliezen? Zoals de wetenschap zich heeft moeten aanpassen, niet zonder moeite, aan Darwins inzichten, zo kunnen ook de kerken dat toch? Stephen Gould pleitte al voor een dergelijke cohabitatie van niet overlappende domeinen: de wetenschap doet geen uitspraken over de religie, de religie niet over de wetenschap (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=62362). Ik zie het niet zo gemakkelijk gebeuren, maar ik kan me een religie voorstellen, zelfs het Christendom, de Islam of de Joodse godsdienst, die zich zonder aarzelen schaart achter álle onbetwiste wetenschappelijke verworvenheden en desondanks toch een belangrijke rol te vervullen heeft in de wereld, in getrouwheid aan haar basisinzichten en haar traditie. Elk van die godsdiensten heeft dat in het verleden trouwens al gedaan, zij zijn inderdaad steunpilaren van onze beschaving, uitgerekend zij hebben de wetenschap bewaard en overgeleverd aan het nageslacht, zonder hen zouden we nog (of terug) in holen wonen. Het hoogtij van de godsdienst valt samen met de hoogtepunten van de beschaving, de wetenschap en de kunst, wanneer de beoefenaars ervan steun, aanmoediging en bescherming vinden in de gevestigde godsdiensten en de godsdiensten instaan voor het verbreiden van de beschaving.

    Het is dan ook een uiterst diepe vergissing voor elke religie, voor elke religieuze mens om zich af te keren van of te keren tegen een wetenschappelijke benadering van de wereld en tegen onweerlegbare resultaten van het wetenschappelijk onderzoek. Het is een houding die des te moeilijker te verklaren is omdat die zelfde religies, die zelfde mensen zonder enige aarzeling vertrouwen op die wetenschap en op de maatschappij die erop gebouwd is, als het gaat om hun materieel welzijn, hun gezondheid, hun veiligheid, hun toekomst en (desgevallend) die van hun kinderen.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Darwin, evolutie, God, atheïsme
    07-02-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het Spinozahuis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sinds enkele jaren wordt mijn aandacht herhaaldelijk getrokken op de Nederlandse filosoof Spinoza (1632-1677).

    Ik vind voortdurend verwijzingen naar hem in allerlei boeken en artikelen, zowel wetenschappelijke als meer algemene, de ene nog meer lovend dan de andere. En wat doet een mens dan? Je gaat al eens kijken op Google, je leest het artikel in de Britannica, je zoekt hem op in Störig en je belangstelling is gewekt. Dan ga je op zoek in de stadbibliotheek, je begint op hem te letten als je in de tweedehanseboekhandel bent, je snuistert al eens in eBay.

    Ik schreef hier een artikeltje over hem, dat je kan nalezen als je hier klikt: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=454.

    Nadien ontdekte ik, zoekend naar Spinoza in de Leuvense stadbibliotheek, Antonio Damasio; ik berichtte daarover hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=8675 en hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=89409. Ook André Comte-Sponville is een bewonderaar: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=47332. Maar ik was niet tevreden over hoe hij Spinoza’s definitie van amor interpreteert: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=73675.

    Ook in een werk van Dr. A.L. Constandse vond ik interessante informatie: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=83136.

    Dan maar het serieuze werk: een biografie of zelfs twee, klik even hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=163740.

    Ik was fel onder de indruk van het uitstekend geschreven boek van Stewart over Spinoza en Leibniz: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=179996, maar niet van het boekje in de reeks Kopstukken Filosofie over Spinoza, van de hand van de bedenkelijk geëvolueerde Roger Scruton.

    Echt boeiend werd het toen ik Jonathan Israel ontdekte: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=229741.

    Ondertussen heb ik nog enkele andere, oudere werken over Spinoza gevonden links en rechts, daarover later misschien meer, en ik heb me ook zijn hoofdwerk, de Ethica aangeschaft, eerst in een Engelse vertaling die ik goedkoop op eBay vond, dan in de mooi uitgegeven tweetalige face-à-face versie, Latijn-Nederlands, met de vertaling van Henri Krop, zomaar gevonden bij Het Trojaanse Paard in Leuven, waar je altijd wel enkele euro’s minder betaalt.

    Op internet is er van alles te vinden, maar dat moet je zelf ontdekken. Ik vermeld hier enkel de Vereniging Het Spinozahuis: http://www.spinozahuis.nl/ omdat ik me, tegen mijn principes in, toch heb opgegeven als lid. Je krijgt dit jaar als welkomstgeschenk een zeer fraai uitgegeven en rijkelijk geïllustreerd boekje van Wiep van Bunge: ‘Filosoof van Vrede. De Haagse Spinoza’, een zeer geslaagde inleiding op het leven en werk en op zichzelf al het lidgeld van € 25 waard, en ook nog een aflevering van de wetenschappelijke Mededelingen vanwege Het Spinozahuis.

    Spinoza is in Nederland opgenomen in de officiële canon, de lijst van belangrijke personen die men verplicht moet behandelen in het secundair onderwijs: hij is de belangrijkste filosoof van Nederland. Nu kan het zijn dat je daar als Vlaming nog niet al te zeer onder de indruk van bent, maar stel je dan eens de vraag welke belangrijke filosofen wij hier bij ons zoal gehad hebben; persoonlijk ben ik dan blij met Spinoza, de prins der filosofen van ‘de Nederlanden’, zo is hij toch ook een beetje van ons, de man op wie zo mooi het Bijbelwoord past (Joh. 1, 47): ecce vere Israhelita in quo dolus non est, ziedaar een ware Israëliet, in wie geen bedrog is, al moeten we dat ‘ware Israëliet’ of Jood enigszins nuanceren na de verschrikkelijke woorden van de herem waarmee de Amsterdamse Joodse gemeente Spinoza excommuniceerde in 1656: http://www.tau.ac.il/~kasher/pspin.htm.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Spinoza, filosofie
    26-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Normaal gesproken: Kim D.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Normaal: niets is zo simpel als dat, we weten allemaal wat daarmee bedoeld is. Doe eens normaal. Normaal gesproken. Een normaal verschijnsel. Dat is de normale toestand. Normaliter. Da’s normaal. Dat beantwoordt aan een norm.

    Van Dale houdt zich over de oorsprong van dat woord weer eens van den domme: komt van het Frans, norme. Ja, ja, zo kan ik ook woordenboeken maken. Als we het echt willen weten, dan moeten we wel wat verder terug gaan. Franse woorden hebben vaak hun wortels in het Latijn en dat is hier evident ook zo: norma. Maar Latijnse woorden gaan vaak terug op Griekse; het Grieks was voor de Romeinen de cultuurtaal, zoals het Frans in de Vlaamse betere kringen in de vorige eeuwen en het Engels nu. Onze Griekse link is gnoorisma, waarbij zoals vaak de moeilijke nasale ‘gn’ een gewone ‘n’ werd en is het lange woord gemakshalve wat ingekort. De stam ‘gnoo-’ slaat altijd op kennen en kunnen, het is zelfs het zelfde woord, denk aan ‘kende’ en ‘konden’, dat zijn omkeringen van kne- en kno-. In het Grieks is kennen gignooskein, in het Latijn noscere. Wij kennen diagnose, gnosis, ignorant &c. Gnoorismos betekent: wel bekend, gnoorisma is een herkenningsteken. In het Latijn kreeg norma een heel specifieke technische betekenis: het was een hulpmiddel voor handwerklui, metsers, houtbewerkers, schilders, om rechte hoeken te maken, een vierkant of een winkelhaak. Later kreeg het in het Latijn de betekenis die we het best kennen: een figuurlijke maatstaf, een regel, een patroon, een voorschrift, een norm.

    Wie of wat niet aan normen beantwoordt, is niet normaal.

    En daarover wou ik het vandaag even hebben. Soms weten we het heel zeker, we moeten ons niet afvragen: is dat wel normaal? Bij sommige gebeurtenissen is onze reactie meteen: dat is niet meer normaal. Bij sommige mensen ook: die is niet normaal, hij is niet goed wijs. We doen daar soms wat lacherig over, uit onbegrip of om ons onbehagen te verbergen. Van mensen die duidelijk niet normaal zijn verdragen we iets meer en dat moet wel want ze worden veel minder vaak opgesloten dan vroeger, de muren en de stalen hekkens van de ‘krankzinnigengestichten’ zijn gesloopt, de ‘gekken’ of ‘zotten’ zijn nu ‘patiënten’, vaak ambulant of slechts tijdelijk opgenomen.

    Alles verandert evenwel wanneer een normale mens op een dag plots ‘niet normaal’ blijkt te zijn, iets doet dat niet mag, niet kan, zoals de moordaanslag in Sint-Gillis-Dendermonde. Dan spreken we niet meer over zomaar wat abnormaal gedrag: er is een zware misdaad begaan en onze eerste reactie is om die te beoordelen op de feiten zelf, niet op de motieven, de aanleidingen, de verre oorzaken: de dader wordt opgepakt en opgesloten. Maar we weten het onmiddellijk: dit is niet normaal, een normale mens doet zoiets niet, er moet dus iets meer aan de hand zijn. In de eerste berichten sprak men over een psychiatrisch en zelfs gerechtelijk verleden, hij was bekend bij de politie: het was iemand die niet normaal was en zo konden we zijn daden duiden, konden we het beginnen begrijpen: we konden ons aan zoiets verwachten, hij was immers niet normaal.

    Daarna kwam de twijfel: nee, hij was veel jonger dan eerst gedacht; hij was niet bekend bij het gerecht, zoals bijna elke verdachte die in het nieuws komt; hij had geen psychiatrisch verleden, het was een gewone jongen, stil, teruggetrokken, maar… normaal. Dan maar een ander cliché: bij hem waren de stoppen doorgeslagen (voor uitleg over die uitdrukking klik je op deze link http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=309). Er was iets gebeurd in zijn hoofd, hij was gek geworden, dat kon niet anders: een normaal mens doet zoiets niet, daarover is iedereen het eens.

    Dat is een verschil met bijvoorbeeld de moord op die politieagente: dat waren zware criminelen, niet aan het proefstuk en de moord gebeurde tijdens een overval, een carjacking. Dat maakte hen tot gewetenloze misdadigers, mensen zonder scrupules, schurken, bandieten, uitschot, geen discussie.

    Maar een gewone jongen die uitgerekend een kinderkribbe binnenvalt, dat is iets anders. Vrienden, collega’s, kennissen, buren, oud-leraars staan verstomd: niemand had dit zien aankomen.

    Wij zijn gewoon om ervan uit te gaan dat alles normaal is. Als de trein twee minuten te laat is, als de postbode niet langs komt, als de elektriciteit uitvalt, als de afloop verstopt raakt, als de piloten staken, dan zijn we verbaasd, kregelig, verontwaardigd. We rekenen erop dat alles en iedereen normaal is, terwijl we heel goed weten dat het niet zo simpel is. We denken in zwart-wit: ofwel werkt het, ofwel is het stuk, terwijl het meestal grijs is: meestal werkt het, maar soms ook niet. We zouden al moeten blij zijn dat het af en toe werkt, dat het meestal nogal meevalt, maar onze verwachtingen zijn hoger gespannen: da’s toch niet meer normaal!

    Ook over mensen doen we aan zwart-witdenken: je bent normaal of je bent het niet. Maar zo is het niet. Mensen zijn allesbehalve normaal, want wat is de norm? Wie is de ideale mens, op wie niets aan te merken valt? We mogen al blij zijn dat het meestal nogal meevalt, dat de meeste mensen meestal niet al te abnormaal doen. We zouden moeten weten, uit eigen ervaring, met onszelf en met anderen, dat de grens tussen normaal en abnormaal niet zo scherp te trekken is: dat had je nu nooit van hem of haar gedacht, zelfs niet van mensen die je al jaren kent. Tiens, heeft die ook een depressie doorgemaakt? Slik jij ook Prozac? Is die opgepakt voor zedenfeiten? Is de bankdirecteur uit je dorp met de kas gaan lopen? Heeft die zijn vrouw en zijn kinderen vermoord?

    Je brengt je kind rap-rap naar de kribbe, waarvoor je al voor de geboorte ingeschreven had. Je vertrouwt je eigen vlees en bloed toe aan een goed georganiseerde, moderne instelling en je haast je naar je werk. En dan gebeurt het onvoorstelbare, of toch wat enkel in Amerika gebeurt of Finland of zo, of in de weekendfilm. En ja, het is jouw kind, in jouw kribbe, in jouw dorp. Paniek. Is het gekwetst, dood? Waar ligt het?

    In de nieuwsberichten vernemen we er niets over, maar ook de dader heeft ouders, familie. Ook zij vernemen het: ja, het is hun kind. Ook hun wereld stort in. Hadden zij dat ooit gedacht? Hadden zij het moeten zien aankomen? Treft ook hen schuld? En hoe moet het nu verder, want hij blijft hun kind, ook al is hij voor altijd veranderd in iemand die ze niet meer herkennen.

    En wij, het publiek, weten het nu weer: we kunnen nooit helemaal zeker zijn, al doen we wel alsof. Het onvoorstelbare kan wel gebeuren, de weekendfilm is gemaakt door mensen die het zich wel kunnen voorstellen, voor mensen die dat even vergeten waren: niets is onvoorstelbaar voor mensen. Wij kunnen nu nadenken over maatregelen, beveiliging, wetgeving, in een tot mislukking gedoemde poging om alles te voorzien, alles te voorkomen, ook het onvoorstelbare, het abnormale.

    Ik schreef mijn onmacht en verdriet over onvoorstelbare gebeurtenissen als deze uit in een treurdicht, je kan het lezen als je op deze link klikt: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=228.

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    19-01-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jonathan Israel, Radical Enlightenment - Radicale Verlichting
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Jonathan I. ISRAEL, Radical Enlightenment. Philosophy and the Making of Modernity 1650-1750, xix + 810 pp., Bibliography: Published Primary Sources, Secundary Literature; Index, illustrations; Oxford University Press, 2001, 2002 paperback.

    Vertaald als:

    Radicale Verlichting: Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderden, uitg. Van Wijnen, 944 pp., 2005.

    Laten we beginnen met de prozaïsche maar onvermijdelijke kwestie van de prijs van dit boek. Ik kocht de Engelse paperback via Amazon.UK en betaalde 18,36 £ voor het boek en ongeveer 5 £ voor verzending. Het Britse pond is nu ongeveer 1,1 € waard. De Engelstalige hardcover, die de zelfde afmetingen heeft en het zelfde lettertype, kost daar ongeveer 50 £. Bij Club-Proxis betaal je voor de hardcover 60 €, voor de paperback 45,50 €, als je een klantenkaart hebt krijg je 10% korting. De Nederlandse vertaling is wat rijker geïllustreerd en heeft, met haar meer dan 100 blz. extra, hopelijk een wat groter lettertype dan het onverantwoord minuscule en pijnlijke van de oorspronkelijke Engelse; kostprijs: helaas 79,50 €. Aan de lezer om de conclusies te trekken. De Leuvense Stadsbibliotheek heeft het niet, die van jou misschien wel. Wetenschappelijke bibliotheken hebben het zeker in huis.

    Waarom vestig ik je aandacht op een boek dat zo dik, zo duur en zo moeilijk lijkt? Omdat het een meesterwerk is. Je hoeft het van mij niet aan te nemen, lees gerust een van de talrijke recensies bij het verschijnen, dat bespaart me trouwens de aanzienlijke moeite om hier zelf een recensie te schrijven, dat was ik trouwens ook niet van plan, ik ken mijn grenzen. Ik zal me beperken tot enkele gedachten die bij het lezen de afgelopen dagen naar voren kwamen.

    Enlightenment, Aufklärung, de Verlichting: we hebben er allemaal over gehoord (op school) en misschien gelezen en dan denk je dat je weet waarover het gaat. Tot je dit boek ter hand neemt en na de eerste bladzijde beseft dat je er niets over weet, niets. Als je het boek dichtslaat na de laatste bladzijde, weet je meer, veel meer, maar weet dat Jonathan Israel een tweede deel heeft geschreven, Enlightenment Contested, bijna duizend bladzijden. En geloof het of niet, ik had dat tweede deel al halverwege het eerste besteld, om zeker te zijn dat ik het in huis zou hebben op het moment dat het eerste uit was, en zo geschiedde. Tussen haakjes: deel twee is er nog niet in het Nederlands, in het Engels kost de paperback ongeveer 20 £, de hardcover ongeveer 30 £, bij Amazon.UK.; bij Proxis-Club resp. 53 en 48 €, inderdaad de hardcover is goedkoper dan de paperback, maar koop ze toch maar beter in Engeland.

    Niemand zal eraan twijfelen: dit is een wetenschappelijk werk, maar dan een van het superieure soort, dat torenhoog boven de meeste andere uitsteekt en zoals je er maar zelden een leest in je hele leven! Je mag dit werk bekijken vanuit elk mogelijk oogpunt, de beoordeling kan enkel in superlatieven uitgedrukt worden. Het is in de eerste plaats een ongemeen intellectueel en literair genot voor de geïnteresseerde lezer met een ‘normale’ algemene ontwikkeling. Ik geef het toe: Joyce’s Ulysses, Tolstoï’s ‘Oorlog en Vrede’, ook dikke kanjers, leg ik (telkens) na enkele pagina’s zuchtend naast me neer. Maar voor dit werk heb ik enkele dagen niets anders gedaan dan het ineens gewoon uitlezen. Het is meeslepend van het begin tot het einde. De auteur (°26 januari 1946, precies tien dagen jonger dan ik) is prof in Princeton en heeft zich toegelegd op de intellectuele geschiedenis van Europa tussen 1600 en 1800; het is zijn stelling dat de (noordelijke…) Nederlanden daarin, zeker rond 1650, een totaal onderschatte maar onweerlegbaar primordiale rol hebben gespeeld, met als onbetwistbare maar fel betwiste hoofdfiguur Spinoza.

    Mocht je eraan twijfelen dat de Verlichting een belangrijke periode is geweest in de menselijke beschavingsgeschiedenis, dan zal dit boek je snel op betere gedachten brengen. Het is een echt keerpunt geweest, waarop definitief afstand genomen werd van al het voorgaande en de basis gelegd werd voor onze huidige samenleving en de krachtlijnen werden uitgezet voor de komende eeuwen. Het volstaat ons politiek bestel, onze economie, onze intellectuele, artistieke, filosofische en religieuze wereld te vergelijken met bijvoorbeeld de Middeleeuwen en de Renaissance, om te beseffen hoe grondig alles veranderd is, in een richting die zeer expliciet en met een verbluffende helderheid tijdens de Verlichting werd uitgewerkt. De Franse Revolutie en de ingrijpende veranderingen in gans Europa; de Verenigde Staten; democratie; de ontvoogding van de wetenschap en de ontwikkeling van de technologie; de autonomie van de kunstenaar: alles ondenkbaar zonder de Verlichting.

    Het is evenwel niet vanzelf gegaan. Radicale denkers hebben het nooit gemakkelijk gehad, dat is vandaag niet anders. Maar ook dat is ingrijpend veranderd: vandaag kunnen mensen op heel veel plaatsen in de wereld vrij denken en zelfs schrijven wat ze willen en als dat zo is, dan is dat mede dank zij de principes en de rechten die in de Verlichting werden opgeëist. Helaas eindigen al te veel van de levensbeschrijvingen waarmee dit boek rijkelijk doorspekt is, in mineur: miskenning, uitsluiting, vervolging; de hoofdfiguren eindigen opgesloten en verkommerd in de gevangenis van vorst of kerk, verbannen, ziek, van alle bezittingen beroofd; zelfdoding, de brandstapel, de galg, depressie, waanzin, alle boeken in beslag genomen en verbrand, het is zoals Multatuli zegt, geen opgewekt verhaal. De talrijke standbeelden die men nadien heeft opgericht zijn geen zinvol eerherstel, maar veeleer een pijnlijke herinnering aan de misdadige manier waarop wij met onze grote denkers uit de Verlichting zijn omgegaan.

    De problematiek die de Verlichting kenmerkt, is helaas ook nog steeds brandend actueel. Neem nu alleen nog maar de verhouding tussen kerk en staat, de rol van de religie in de maatschappij, de plaats van het individu in de gemeenschap, de vrijheid van meningsuiting, het leven na de dood, het bestaan van God, het onderscheid tussen goed en kwaad, de samenleving van de volkeren, oorlog en vrede… Vierhonderd jaar geleden zijn daarover belangrijker uitspraken gedaan dan je in je krant of weekblad te lezen krijgt en wie de geschiedenis vergeet, zal ze opnieuw moeten beleven: ook vandaag zijn godsdienstige tegenstellingen de oorzaak van oorlog en terreur; veroordeelt men mensen om wat ze denken of omwille van hun seksuele geaardheid of voorkeur; leggen dictatoriale regimes hun wil op aan hun onderdanen; is er uitbuiting en slavernij.

    Is de Verlichting dan mislukt? Verre van: alleen al het bestaan en het succes van de Westerse democratieën is het rechtstreeks resultaat van de intellectuele revolutie in het midden van de zeventiende eeuw; onze technologische samenleving is ondenkbaar zonder de rationele wetenschappelijke instelling die toen is ontstaan. Maar er blijven en er zullen wellicht altijd haarden blijven van verzet, waar men blijft dromen van absolutisme, verlicht despotisme, theocratie; er zullen wellicht altijd mensen zijn die hun medemens met geweld of bedrog benaderen; egoïsme en materialisme zijn veel meer dan enkel verborgen verleiders. Wij hebben in de voorbije vier eeuwen een lange, pijnlijke weg afgelegd, en de wereld ziet er vandaag totaal, onbeschrijflijk anders uit dan toen, maar de mens zelf is nog vaak de zwakke zelfde. Daarom is het goed om terug naar de krachtige bron te gaan van de radicale vernieuwing die de Verlichting is.

    Dit boek van Jonathan Israel is een onvergetelijke ervaring, een machtige pelgrimstocht in de turbulente geschiedenis van eerlijke, originele, moedige en nobele, idealistische voorouders, die hier vlak bij ons leefden en die we zo tergend ten onrechte vergeten zijn. Hun namen lichten laaiend op van de prachtige bladzijden van dit onweerstaanbare boek. Ze behoren in goud gegrift te zijn in de muren van onze openbare gebouwen, onze cultuurtempels en onze onderwijsinstellingen, en vooral in het hart, het geheugen en het verstand van elk van ons, de onverdiend rijke erfgenamen van hun radicale nieuwe inzichten en van hun ongelijke strijd voor de waardigheid van elke mens.

    Lees dit boek en herlees het, het zal je voor altijd met andere ogen doen kijken, zowel naar het verleden als naar het heden en, zo hoop ik, naar de toekomst.

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Verlichting, Spinoza, filosofie
    06-12-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Evil, ofte het Kwaad in de wereld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het thema van het kwaad is hier al menig maal ter sprake gekomen. Ik had het over de etymologie van het woord in deze bijdrage:

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=223

    Ondertussen heb ik me inderdaad de drie eerste delen aangeschaft van het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, al zijn die schabouwelijk duur. Ik kan je dus meegeven wat ik daarin gevonden heb, maar het is niet vet... ‘Kwaad' komt al voor in teksten van rond 1175, onder meer in een Latijnse tekst: emerunt quade terram, ze kochten een kwaad stuk grond. Het is een Germaanse stam, die wijst op vuilnis, drek, zo is er ‘verkins quaet' en ‘peerdesquade'. Aan de betekenis moeten we dus niet twijfelen.

    Ook in een volgend artikel sprak ik over de namen voor het kwaad, klik daarover hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=224. Een van de synoniemen is ‘euvel', in het Engels evil en dat is de titel van het boek dat ik net uit heb. De auteur is de Amerikaan Lance Morrow, sinds de jaren zestig redacteur van Time, een man die de hele wereld heeft gezien en die al wat naam heeft met de voornaam aanspreekt. Evil. An Investigation, viii + 276 pp., Basic Books, 2003, € 12 (paperback), € 23 (hardcover), ik kocht de hardcover In 't Profijtelijk Boeksken in Leuven voor €10. Een Nederlandse vertaling heb ik nergens gevonden.

    Het is een zeer verscheiden werk. Je merkt natuurlijk onmiddellijk en overal de journalist, de directe en uitdagende stijl, maar ook de name dropping: hij laat graag blijken wie met wie hij allemaal omgaat, al is het waarschijnlijk niet zijn zeer persoonlijke verdienste dat hij op een conferentie dicht in de buurt van Nelson Mandela zit, hij is nu eenmaal een belangrijk journalist van een wereldtijdschrift. Je krijgt dus veel anekdotisch materiaal, maar dat is hier niet misplaatst: je kan over het kwaad schrijven zonder het ooit van dichtbij gezien te hebben, zoals ik, maar het is heel wat anders als je oog in oog zit met Karadzic, Milosevitch of hun kleinere beulen. De auteur probeert echter de verhalen, hoe schrijnend of verbluffend ze ook zijn, te overstijgen en gaat op zoek naar Het Kwaad, de grond van de verschillende vormen die het kan aannemen en aangenomen heeft in de geschiedenis en het meer recente verleden. En hij heeft heus wel zijn huiswerk gemaakt, hij kent zijn klassieken. Anderzijds moeten we toegeven dat Morrow misschien wel een ervaren en zelfs wijs man is, maar het is geen filosoof. Hij slaagt er niet in (indien dat zijn bedoeling is geweest) om een samenhangend betoog op te bouwen over het kwaad, een theoretische basis voor zijn uitspraken over de vele en onvermijdelijke vormen van het kwaad die hij in de wereld ziet, een verklaring misschien waarom de mens kiest voor het kwade, een kompas bij het beoordelen van 's mensen daden of passiviteit, een antwoord op de vraag naar schuld en persoonlijke verantwoordelijkheid. Vrijwel telkens wanneer hij zich op dat niveau begeeft, schakelt hij over naar al dan niet retorische vragen, die misschien wel aangeven in welke richting we antwoorden kunnen zoeken, of wat zijn persoonlijke opinie is, maar die ons niet echt vooruit helpen als we er zelf willen over nadenken.

    Het is natuurlijk ook geen gemakkelijk thema. Persoonlijk heb ik voor die indringende en belangrijke problematiek onrechtstreeks veel gehad aan de boeken van Antonio Damasio (kijk in het lijstje hiernaast voor de besprekingen), vooral waar hij het heeft over de rol van de emoties in het bewustzijn.

    Als we op zoek gaan naar de grond van alle kwaad, dan moeten we die hopen te vinden in de fundamentele structuren van onze wereld: materie, energie, de reactie van de elementen op elkaar, het ontstaan van de wereld en de evolutie tot wat hij nu is, de lagere levensvormen, de planten, de dieren, de mens, de samenleving zoals ze zich ontwikkeld heeft.

    Men spreekt over natuurlijk kwaad en verwijst dan naar de klassieke vulkaanuitbarstingen, tsunami's en andere orkanen: het zijn dingen die nu eenmaal gebeuren en waarvoor niemand schuld treft, die tijd zijn we wel voorbij, enkel heel ‘speciale' gelovigen menen nog dat zoiets moet gezien worden als een straf, de terechte toorn van de goden. Maar als we er dieper over nadenken, zijn het niet zozeer de natuurverschijnselen die een kwaad zijn, maar hun gevolgen voor de mens; een aardbeving die in volle zee gebeurt en die slechts een geringe weerslag heeft op de menselijke samenleving, krijgt nauwelijks enige vermelding in het nieuws. Maar als vele duizenden mensen zich zijn gaan vestigen op de flanken van een bekende actieve vulkaan, mogen we dan nog van natuurlijk kwaad spreken? Het is maar omdat de mens het gevaar opgezocht heeft, risico's heeft genomen dat hij zich blootstelt aan het ‘natuurlijk kwaad'. Wie zich vestigt in een overstromingsgebied krijgt bij ons van de verzekering zelfs geen vergoeding voor zijn schade. Het is een schrijnend maar onweerlegbaar gegeven dat de allerarmsten zich vrijwel voorspelbaar blijken te bevinden in het pad van orkanen en seizoensoverstromingen. Maar kan men de schuld daarvoor bij de natuur leggen? In onze moderne wereld heeft de mens de natuur zo naar zijn hand gezet, dat men nog maar nauwelijks kan spreken over natuurlijk kwaad, tenzij op een zeer fundamenteel niveau: het is eigen aan onze natuur van ouder te worden, af te takelen en uiteindelijk te sterven. Maar ook daarvoor is niemand verantwoordelijk en kunnen we niet van schuld spreken, dus ook niet van kwaad.

    De leeuw doodt zijn prooi en verscheurt die en ook dat is de natuur; de leeuw haat zijn prooi niet, hij verlustigt zich niet in het berokkenen van pijn, in het doden, het is zijn manier om in leven te blijven, als hij dat niet doet, komt hij om, sterft hij uit. De leeuw heeft geen gevoelens, hij is zich niet bewust van zijn emoties, hij beleeft ze, hij heeft ze nodig om te overleven: ze geven hem zijn gevoel van honger, van voldaanheid als hij genoeg gegeten heeft, ze zetten hem aan tot seks om zich voort te planten &c maar hij staat er niet bij stil, hij heeft er geen weet van dat hij de koning der dieren is of een bedreigde diersoort. De mens is een stap verder gegaan in de evolutie: hij heeft vrijwel al de zelfde emoties, maar hij wéét dat hij die heeft, hij is zich bewust van zijn gevoelens, of toch van heel veel ervan. En daar begint het. Ce qui distingue l'homme des autres bêtes, c'est qu'il mange sans faim, boit sans soif et qu'il fait l'amour en tout temps (Beaumarchais, Le Marriage de Figaro). De mens voldoet niet alleen aan zijn natuurlijke behoeften, hij is in staat om daarin te overdrijven. De lijst van de mogelijkheden is uitgebreid, lees eens na wat ik daarover zei in mijn uitleg over de deugden en de hoofdzonden die daaraan beantwoorden, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=416.

    Je moet genoeg drinken, anders ga je dood, maar kijk eens wat wij daarvan gemaakt hebben... En zo kan je elk van onze emoties bekijken, elke menselijke mogelijkheid tot ‘genieten': er is een ‘natuurlijke' manier om die te bevredigen en er is een andere, laten we die maar gerust een pervers genoegen noemen. Daar begint het kwaad, als we het bekijken vanuit de mens als actieve speler, als ‘dader': in het misbruik dat we maken van onze emoties, in het tegennatuurlijk handelen. Dat is de subjectieve kant van het kwaad in de mens, het is het kwaad dat we onszelf aandoen.

    Helaas zijn wij niet het enige slachtoffer van onze perversies. De mens is niet alleen op de wereld. Echte alcoholiekers drinken alleen, zegt men, maar er is ook social drinking en daarna rijden onder invloed en dat is waar de slachtoffers vallen, om nog te zwijgen van de familieleden en de omgeving van die mensen. Dan zijn we bij de objectieve kant van het kwaad: het leed dat we anderen berokkenen. En daarmee hebben we ook ontdekt dat we enkel echt van kwaad, evil kunnen spreken als het over mensen gaat. Er is niet zoiets als Het Kwaad, de Kwade, Satan, net zomin als er Het Goede of een Algoede God is.

    De fundamentele natuurlijke gegevens zijn goed noch slecht: geboren worden, leven, sterven zijn neutraal, het is maar als wij er een invloed op uitoefenen dat ze een kwalificatie krijgen: een ongewenste zwangerschap, abortus provocatus, een ellendig leven, een te vroege dood. Als wij bij een zachte dood na een vol leven toch door verdriet getroffen zijn, dan ervaren we dat niet als een echt kwaad, echt lijden. Daarvoor heb je enerzijds een dader nodig, een mens die zich te buiten gaat aan het excessief of oneigenlijk bevredigen van zijn emoties, en anderzijds een slachtoffer, een medemens die leed berokkend wordt, die te lijden heeft onder het kwaad van een andere mens, die negatieve emoties moet verwerken onder invloed van de daden van zijn medemens.

    De moderne mens is nog nauwelijks bezig met de essentie van zijn primaire behoeften van overleven en zich voortplanten, zoals de leeuw; wij, dat zijn de mensen in de ‘eerste' wereld, zijn vooral bezig met de manier waarop dat gebeurt, met de bijzaken dus, de verpakking; niet met het stillen van onze honger, maar met eten. Daarvoor moet alles wijken: de materie (steenkool, petroleum), de energie (kernenergie, hernieuwbare), levende materie (planten, bomen), levende organismen (dieren, bacteriën) en ja, ook de medemens. Wij gebruiken de wereld voor het bevredigen, niet van onze behoeften, maar van onze emoties, die de eigenlijk maar de signalen zijn van die behoeften. Seksuele opwinding is wat ons aanzet om ons voort te planten, maar porno is de bevrediging van die opwinding, niet van de voortplantingsdrang. Zin in eten maakt dat we niet doodgaan van de honger, maar een maaltijd in een driesterrenrestaurant heeft niets meer te maken met het stillen van de honger, met in leven blijven, maar alles met het verfijnd stimuleren van onze smaakpapillen, die eigenlijk dienen om voedsel van vergif te kunnen onderscheiden; in sommige (slechte!) restaurants krijg je zo weinig op je bord dat de klanten nadien een frituur binnenvluchten.

    Est modus in rebus, er zijn gradaties, in het kwaad en het lijden en in het genot. Een bescheiden drinker, een genieter, zeg maar, doet allicht daarmee zichzelf noch anderen echt kwaad: zijn genot is matig, er is wellicht ook niemand anders die eronder lijdt. Hoe meer men overdrijft in de wellust, hoe groter het gevaar dat men zichzelf ten gronde richt en helaas, helaas, driewerf helaas, hoe meer kans er ook is dat men anderen daarin betrekt. Iemand die er plezier in heeft om anderen tussen de lijnen te zien lopen kan scheidsrechter worden bij het voetbal, maar hij kan ook ontaarden in een kleine dictator op kantoor, of eindigen als Pol Pot.

    Er zijn talloze manieren waarop we het kwaad en het lijden afmeten, en de meeste hebben te maken met de objectieve kant: het leed dat we anderen aandoen; hoe onschuldiger het slachtoffer (een toevallige voorbijganger of een aartsvijand), hoe kwetsbaarder (een kind), hoe waardevoller (Gandhi, Kennedy, Martin Luther King), hoe erger; er is ook een verschil tussen een steen (tenzij het de neus van de Madonna is op de Pietà van Michelangelo), een plant (tenzij het iemands kostbare orchidee is, of een eeuwenoude eik), een dier (we eten wel varken en koe, maar geen hond of kat, of rat); ook verwantschap speelt een rol (incest is verboden, je eigen kinderen ombrengen, of je partner of je ouders of je broers is ‘erger' dan een wildvreemde). Ook de aantallen spelen een rol: seriemoordenaars, de genocide van de Joden, Armeniërs, Cambodja, Rwanda..., het vergiftigen van de melk van honderdduizenden Chinese kinderen.

    Er kunnen ook bezwarende omstandigheden zijn aan de kant van de dader: voorbedachtheid, recidive of hervallen in de boosheid, misbruik van vertrouwen &c.

    Zo komen we bij de vraag of er iets aan te doen is: kunnen we ooit tot een wereld komen waarin er geen enkel kwaad meer is? Wel... we doen ons best, toch? Kijk eens naar de inspanningen die we doen om ziekten te bestrijden, het is werkelijk fenomenaal wat we allemaal kunnen en de resultaten zijn spectaculair, ook op wereldschaal, we leven twee keer zo lang als vroeger. Ook voor de voedselvoorziening is dat zo en voor nog heel wat andere domeinen van ons leven en samenleven. We proberen ook onze natuurlijke omgeving in bedwang te houden: in Nederland heeft men zelfs de zee getemd, na de Grote Overstroming; op vele plaatsten heeft men nu tsunami-alarmsystemen, de meteorologische diensten voorspellen orkanen en overstromingen, zelfs aardbevingen en vulkaanuitbarstingen. Dat voor het natuurlijk kwaad; maar niemand durft zelfs maar te dromen van een wereld waarin er niets verkeerd gaat, waar alle ziekten zouden verdwenen zijn, waar iedereen honderd (duizend?) jaar oud wordt... Er gaat nog altijd meer verkeerd dan goed, slechts een klein deel van de wereldbevolking geniet van de beste voorzieningen.

    En dan het morele kwaad: zelfs in de meest beschaafde landen en tot op de hoogste niveaus wordt gemoord en verkracht en gestolen en bedrogen, we hebben soms zelfs veeleer de indruk dat het erger wordt dan beter. Geen godsdienst, filosofie, politieke partij, geen profeet of dictator is in staat om ‘de mens' blijvend grondig te veranderen, wij luisteren nog steeds grotendeels naar de emoties uit het stenen tijdperk, ook al bevinden we ons in een ruimtestation of het hoofdkwartier van de Verenigde Naties of in het Vaticaan.

    Laten we besluiten, het is laat geworden. Satan bestaat niet, Het Kwaad, Evil bestaat niet. Kwaad is een zeer concreet werkwoord met een acuut lijdend voorwerp, kwaad is wat mensen, alle mensen elkaar aandoen. Zij doen dat om hun natuurlijke emoties buitenmate te bevredigen, met uiteindelijk negatieve gevolgen voor hun eigen welzijn en met negatieve gevolgen voor (de emoties van) hun medemens.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:schuld en boete, misdaad en straf
    25-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Matthew Stewart: Leibniz & Spinoza
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Matthew Stewart, The Courtier and the Heretic. Leibniz, Spinoza and the Fate of God in the Modern World, 2005, 351 pp.

    Ik vond dit door Yale University Press prachtig uitgegeven hardcover boek bij de Slegte voor een zeer redelijke prijs en las het aansluitend bij de Spinoza-biografie en het even mooi uitgegeven boek van Steven Nadler over de achtergronden van de banvloek van Spinoza, uitgesproken door zijn eigen Joodse gemeente; beide besprekingen vind je in het lijstje hiernaast.

    Ik heb veruit het meest plezier beleefd aan dit werk, waarin de auteur de twee belangrijkste filosofen van hun tijd naast elkaar plaatst: Spinoza en Leibniz. Ik weet het wel, voor de meeste mensen zijn dat namen waar ze nog nooit van gehoord hebben en zelfs voor universitair geschoolden zijn het niet veel meer dan labels waaraan men dan enkele overigens holle begrippen verbindt: pantheïsme in het geval van Spinoza, monadologie voor Leibniz. Na de lectuur van dit boek, dat gelukkig ook in het Nederlands beschikbaar is, onder de titel ‘De ketter en de hoveling. Leibniz, Spinoza en het lot van God in de moderne wereld', uitgegeven bij Standaard Uitgeverij/Manteau, ongeveer € 27, weet je genoeg over de beide filosofen voor de rest van de eeuwigheid, en dat zonder je één ogenblik te vervelen, te ergeren of in slaap te vallen. De belangrijkste reden daarvoor is zonder meer de absoluut meeslepende taal en stijl van Matthew Stewart. Ik had al ernstige reserves op dat punt bij de biografie door Margareth Gullan-Whur, maar na slechts één pagina van het boek van Stewart weet je het al: dit is genieten! Ik heb de vertaling niet nagekeken, dus over de kwaliteit daarvan kan ik niets zeggen, maar ik maak me daarover niet echt zorgen, want de kwaliteit van dit boek ligt vooral in de levendige aanpak en in de sprankelende manier waarop de auteur de feiten maar vooral ook de ideeën weergeeft, en dat laatste is nu eenmaal niet altijd gemakkelijk bij deze twee notoire duistere, complexe filosofen. Maar ik verzeker u, Stewart slaagt erin om zelfs de meest obscure kanten van Leibniz met gemak te verduidelijken, een bewonderenswaardige prestatie zonder meer.

    Waar we ons bij Gullan-Whur soms afvroegen waarom ze zo nodig een dik boek wou schrijven over een auteur met wie ze weinig affiniteit heeft, is bij Matthew Stewart meteen duidelijk waar zijn sympathieën liggen: hij is weg van Spinoza en wat Leibniz betreft hoef je ook niet te twijfelen, maar dan in de andere zin: hij heeft het niet voor ‘de hoveling' en dat zullen we geweten hebben, tot de beschrijving van de laatste onwelriekende uitwaseming van de stervende Leibniz toe. Dat contrast in de voorstelling zorgt voor de rode draad en de levendige spanning in het boek: zowel in hun levensstijl als in hun filosofie waren de twee zowat tegenpolen, al is Leibniz lange tijd getormenteerd door de gedachte dat Spinoza het wel eens bij het rechte eind zou kunnen gehad hebben.

    Matthew Stewart is een filosoof, en dat is ook een enorm verschil met Gullan-Whur, die zich vooral historisch opstelde, maar dan de voor een historica monumentale fout maakte om het magere materiaal dat we nu eenmaal hebben over Spinoza te gaan aandikken en vervormen met haar eigen weinig diepgaande, verheven of flatterende ideeën over haar onderwerp. Niet zo bij Stewart, hier zijn we in de veilige en heldere wateren van de geschiedenis van de ideeën, waarbij de feitelijke geschiedenis vooral als stevige vertrekbasis dient voor interpretatie en verduidelijking, en niet alleen voor de beide filosofen, maar voor hun tijd en hun wereld. Dit is beschavingsgeschiedenis op het hoogste niveau, een pareltje, nee, een heel snoer, en niet van gekweekte cultuurparels, maar van natuurparels, nu een onbetaalbare luxe. Dit is een uitzonderlijk boek, dat ik u niet genoeg kan aanraden.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Spinoza, filosofie
    22-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.timeo hominem unius libri
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Timeo hominem unius libri

    Cave ab homine unius libri

     

    Vooral in de eerste vorm komt dit adagium ontelbare keren voor als geleerd citaat. Letterlijk betekent het: ik vrees een man van één boek, respectievelijk: hoed u voor een man van een boek. Men bedoelt daarmee: iemand die maar één boek kent, kent het wellicht zeer goed en is derhalve een geduchte tegenstander in discussies. Dergelijke monomane of monomaniakale mensen vindt men wel eens bij de meer fanatieke of fundamentalistische aanhangers van een of ander geloof en uitgerekend bij de godsdiensten van Het Boek: Jodendom, Christendom, Islam. Men schrijft dit citaat toe aan Thomas van Aquino, maar... niemand heeft tot nog toe de juiste vindplaats ontdekt.

    Dat doet me denken aan dat andere citaat: Inter faeces et urinam nascimur, letterlijk: wij worden geboren tussen de zeik en de stront en dat mag dan al anatomisch correct zijn, tenzij bij een keizerlijke ingreep, men gebruikt het echter vooral om te verwijzen naar de triestige omstandigheden van de mens hier op aarde. Dit zou van Sint-Augustinus zijn, maar een Leuvense Augustinus-kenner verzekerde met dat het niet te vinden is in zijn teksten.

    In beide gevallen heeft men de teksten ook elektronisch doorzocht en blijkbaar zonder resultaat. Ook met Google zal je niet wijzer worden.

    Mijn bescheiden stelling: things ain't what they seem to be (en dat is ook al een citaat van de bekende Anon.) klopt ook hier. We hebben hier weer een geval van mundus vult decipi, klik hier om (bijna) alles daarover te lezen http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=321, en ook dat is een citaat zonder precieze bron.

    Dat maakt cultuur zo moeilijk: je mag blijkbaar niet alles geloven wat er gedrukt staat. Het maakt het ook zo boeiend!

    Ik wil graag het woord van niet-Aquinas beamen, over die mens met zijn ene boek; je kent wel het grapje van die twee die voor een boekhandel stonden; zei de ene: ga je mee een boek kopen? Zegt de andere, nee, ik heb er al een. Vooral mensen die tussen de boeken leven vinden dit echt hilarisch. Vraag een boekenliefhebber niet of hij alle boeken die hij gekocht heeft ook gelezen heeft: dat zou het ergste zijn dat hem of haar kan overkomen! Gelukkig is daar weinig gevaar voor in ons geval....

    Een mens met maar één boek, of die maar één muziekstuk kent, één schilderij, één gedicht... Het lijkt de oude Sovjet-Unie wel, waar iedereen dezelfde schoenen droeg, of Mao's China, allemaal het zelfde kostuum. Mijn broer zaliger placht te zeggen: het is een slechte muis die maar één gaatje weet, en ook dat is een niet-toegeschreven citaat, een beetje ondeugend bedoeld, zoals hij het zei, maar ja, hij was veldwachter en dat verklaart veel, zullen we maar denken.

    Nee, ik hou van veelheid en verscheidenheid, zoals wel blijkt uit de lijst aan de rechterkant. Er is zoveel moois in deze wereld en die embarras du choix is nog het mooiste van al. Muziek is onuitputtelijk, je kan je hele leven naar steeds andere muziekstukken luisteren, of naar andere uitvoeringen van het zelfde, of zelfs, maar dan kom je wel in de buurt van dat ene boek, je hele leven naar Bachs Goldberg-variaties door Glenn Gould, maar ook daarvan zijn er verscheidene versies... De avondlucht ziet er steeds eender uit door het venster op het westen, maar niet echt, nooit twee keer helemaal eender. Mensen kunnen zo goed op elkaar lijken dat het je sprakeloos maakt, maar van de honderd miljard exemplaren die er tot nu toe ooit geboren zijn, waren er geen twee identiek. We hebben in ons leven geen tijd genoeg om zelfs maar een klein gedeelte te zien, te horen, te ruiken, te voelen, te smaken, te kennen of te beleven van al wat er is, we hoeven ons dus nooit te vervelen, zelfs niet op een onbewoond eiland: wat zou jij meenemen? En als het maar één boek mag zijn, welk wordt het dan?

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!