Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (169)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    10-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spinoza: twee biografieën
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn belangstelling voor de figuur van Spinoza werd gewekt door de zeer lovende vermeldingen van zijn filosofie in allerlei recente werken, die ik hier ook besprak. Uit mijn studententijd herinnerde ik me enkel dat hij brillenglazen en lenzen sleep om aan de kost te komen; een goede illustratie van het niveau van het filosofisch universitair onderwijs rond 1968. Ik vestigde al eerder jullie aandacht op deze grote denker, je kan dat hier nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=454. Later las ik het buitengewoon verhelderende boek van neuroloog Antonio Damasio, Looking for Spinoza. Joy, Sorrow, and the Feeling Brain. Die bespreking kan je hier nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=89409.

    In de stadsbibliotheek in Leuven had ik gemerkt dat er twee recente biografieën van Spinoza waren, beide aanwezig in Nederlandse vertaling. Dus zocht ik op internet naar de oorspronkelijke Engelse versies. De eerste die ik vond, met een aantrekkelijke prijs voor de hardcover editie, was Within Reason. A Life of Spinoza, xviii + 398 pp., appendix, source notes, bibliography, index, 1998, door Margaret Gullan-Whur, een Britse auteur die over dit onderwerp doctoreerde. In de voorbije weken heb ik dit boek gelezen. Het was een moeilijke start; wie gewoon is om Dawkins, Dennett, Pinker, Wilson en Damasio te lezen is wel degelijk rot verwend: dat zijn gevierde auteurs die elk een aantal bestsellers op hun naam hebben over moeilijke tot onmogelijke onderwerpen en aldus bewezen hebben dat ze hun waar aan de man kunnen brengen, meer nog: de helft van het plezier ligt in het lezen zelf, je geniet van de taal én van de inhoud.

    Dat is bij Gullan-Whur niet echt het geval. Zij heeft niet de gepolijste stijl van die top-auteurs noch hun fenomenale didactische aanpak. Haar Engels is vaak meer ploeterend dan vloeiend, vaak moest ik zinnen driemaal lezen eer ik begreep waarover ze het had, soms moest ik ze zelfs grammaticaal analyseren zoals lang geleden Latijnse en Griekse teksten: onderwerp, lijdend voorwerp... Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Dan weer belanden we in gemakkelijker vaarwater, maar verliest de auteur zich in lange uitweidingen die de toch al losse draad van haar verhaal nog verder uitspinnen. Herhaaldelijk zijn er bevreemdende stijlbreuken, die doen vermoeden dat de auteur zich al te sterk heeft laten beïnvloeden door de stijl of zelfs de bewoordingen van haar bronnen. Daarbovenop komt zeker in de eerste hoofdstukken een treiterig Dolle Mina-trekje; ik weet het, Spinoza was geen nieuwe man, maar het lijkt me wat kleinzielig om in een historisch werk zo verontwaardigd de nadruk te leggen op de evidente verschillen tussen nu en bijna vierhonderd jaar geleden. Spinoza was een man van zijn tijd op verscheidene punten, maar hij was zeker geen rabiate vrouwenhater, wel integendeel. Af en toe vroeg ik me af waarom mevrouw Gullan-Whur zo nodig over Spinoza wou schrijven, als ze hem toch maar niks vond.

    In de later hoofdstukken lijkt ze meer op dreef te komen en houdt ze zich aan de feiten en hun interpretaties en dat is in het geval van Spinoza al meer dan genoeg. Zij heeft ongetwijfeld het historisch materiaal grondig bestudeerd, maar ik vermoed dat ze ook voor de inhoud al te afhankelijk is gebleven van haar bronnen. Zij is er, mijns inziens, niet in geslaagd om een homogeen eigen werk te presenteren, stilistisch noch inhoudelijk. De oorzaak ligt wellicht in het feit dat dit een uitwerking is van een academisch proefschrift, van de hand van een nog onervaren auteur, die bovendien wellicht de filosofische diepgang mist die essentieel is voor de biografie van een van de meest cryptisch schrijvende filosofen van alle tijden. Van een biografie van Spinoza verwacht je niet alleen de historische feiten en hun context, maar vooral ook inzicht in zijn ideeën, hun oorsprong, evolutie en bekroning. Dat is de glorie van Spinoza, niet de kleine kantjes die hij hier toegedicht krijgt op grond van nauwelijks gegrond veronderstellen en hineininterpretieren.

    Uiteindelijk zijn het de kwaliteiten van een auteur die de waarde bepalen van een biografie, niet het onderwerp ervan. Met een zo veeleisend denker als Spinoza heeft Margaret Gullan-Whur wellicht te hoog gegrepen.

    Dat stelt me voor het probleem van die andere recente biografie, van de hand van Steven Nadler: Spinoza. A Life. Die is niet bepaald goedkoop in het Engels, nieuw kost ze bij Proxis/Club in paperback € 32,45 en op internet niet veel minder; in het Nederlands daarentegen kost ze maar € 15, maar ik kan nu eenmaal geen Nederlandse vertalingen lezen van Engelse werken. Ik heb van Nadler een ander werk gelezen, Spinoza's Heresy, dat ik hier binnenkort bespreek en dat in het Nederlands verschenen is als De ketterij van Spinoza (€ 19). Op basis daarvan zou ik de biografie van Nadler ‘Spinoza' (ISBN 9046700216, Amstel) durven aanraden boven die van Gullan-Whur, zeker als die van Nadler slechts € 15 kost, dat is echt een koopje, en die van Gullan-Whur € 30 voor de Nederlandse hardback. Ik wacht op Nadler tot ik een meer betaalbare Engelse versie op de kop kan tikken.

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza
    09-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Haydn
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het overkomt me niet vaak en we gaan er ook geen gewoonte van maken, maar ik zou jullie willen attenderen op een uitzonderlijke aanbieding bij Kruidvat. Het gaat om hun Haydn-editie, het verzameld werk van Joseph Haydn (1732-1809) op 150 schijfjes, voor € 99! Ik ben de gelukkige bezitter van verscheidene onderdelen van deze uitgave, zoals de 104 symfonieën, de pianotrio's en de pianosonates en die zijn zonder enige uitzondering uitstekend. Nu krijg je de kans om werkelijk alles van Haydn in huis te halen in één keer, voor 0,66 euro per CD. En ik kan je verzekeren dat Papa Haydn in zijn hele leven geen enkele valse noot heeft geschreven. Je zal genieten van alles wat je hier aangeboden krijgt.

    Ik weet het, 99 euro is nog altijd een aanzienlijk bedrag en er zijn andere prioriteiten. Maar de feestdagen komen eraan...

    Voor mij stelt zich het netelige probleem: ik heb al bijna de helft van dit aanbod in de kast staan; dat dubbel kopen is zinloos. Maar de verleiding is groot om ook de rest in huis te halen: ik zoek al lang naar een goede uitvoering van alle kwartetten, de opera's en oratoria, de baritontrio's, de liederen...

     

    Misschien kan dit argument beslissend zijn: wat heb je nu aan € 99 op de bank? In deze tijden? Juist!


    Categorie:muziek
    Tags:Haydn, muziek
    06-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.John Wayne & Barack Obama
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Enkele dagen geleden verzeilde ik bij het zappen middenin een luidruchtige westernklassieker met de onvermijdelijke John Wayne, in rood hemd, leren gilet, witte hoed (natuurlijk) en de onvermijdelijke Winchester. Hij zat op een kar met een stel prachtige paarden en werd achtervolgd door een meute jodelende Indianen. In onze jeugd hebben we ontelbare keren dergelijke cowboy-en-indianenverhalen gezien, gelezen en nagespeeld. Ook daarna was een goede western altijd wel een verademing, een moment van ontspannende spanning na een frustrerende werkdag.

    Maar nu ben ik zo snel als mogelijk weggezapt, ik kon het niet meer aanzien: de vanzelfsprekendheid waarmee mensen, zij het ‘wilde' Indianen, werden afgeknald, tientallen, minutenlang, door onze schuinsmarcherende John Wayne en zijn gezellen op de kar, daarna ook door de Texas Rangers of het leger of een ‘posse', in koelen bloede, stelselmatig, zomaar.

    Nog nooit is er zoveel geweld te zien geweest als op onze dagen. Als er in Kandahar of Kaboel een bomauto ontploft, dan krijgen we de stoffige bloedplassen, de afgerukte ledematen, de bomkrater, de uitgebrande auto's, de wegsnellende ambulances enkele uren later op ons scherm. Vaak voegt de reporter van dienst eraan toe dat gevoelige kijkers zich het best even afwenden. Er moeten dus blijkbaar ook óngevoelige kijkers zijn die zich nonchalant vergapen aan dit soort van nieuws. Je zou denken dat we gehard zijn door de opeenstapeling van dergelijke beelden, dat er een gewenning optreedt.

    Bij mij is dat niet zo, het is veeleer een oververzadiging die afkeer opwekt. Zelfs de schokkende beelden van schrijnend ondervoede kinderen en hun machteloze ouders zijn me teveel, ik kan er niet naar kijken. Ik weet ondertussen dat er geweld en honger in de wereld is, ik hoef er niet meer aan te twijfelen, ik moet ook niet meer overtuigd worden. Ik wend mijn blikken af van het al te persoonlijke leed van de slachtoffers, ik ben geen ramptoerist, er is een pudeur in mij die me verbiedt om zomaar, van uit mijn luie zetel en de veiligheid en overvloed van mijn warme woning, met koele blik naar die miserie te kijken. Wat je te zien krijgt zijn situaties waarin je, als je erbij zou zijn, onmiddellijk zou willen helpen, hoe dan ook, al was het maar een deken leggen over een uitgemergeld lichaampje. Maar de camera heeft een koude, niet-betrokken blik, kent geen medelijden, ziet alleen sensatie, kijkcijfers. Je bent alleen virtueel aanwezig, je kan geen gebaar stellen, je kan geen uiting geven aan je gevoelens, toch niet op een voor de betrokkenen zinvolle manier. Je snelt ook niet naar je PC om een genereuze schenking te doen aan Artsen zonder grenzen of het Rode Kruis, want dan rijzen weer vragen over efficiëntie en politiek. Er is niets dat je kán doen. Het zijn, kortom, ontredderende confrontaties. Daarom heeft het, meen ik, geen zin om dergelijke beelden zo uitvoerig en zo vaak in het nieuws te brengen. Het is veel verstandiger om dat voor te behouden voor duidingprogramma's, waarin men dieper kan ingaan op oorzaken, verantwoordelijkheden en mogelijke oplossingen.

    Maar de redacties stellen zich hierbij blijkbaar geen vragen, net zomin als de mensen die films programmeren waarin willekeurig geweld hoogtij viert. En zo komt het dat geweld alomtegenwoordig is, vanzelfsprekend, banaal. Het kan niet anders dan dat sommige mensen daardoor beïnvloed worden, grenzen verlegd, dat men geweld gaat imiteren, dat men het ook eens wil proberen, kijk maar naar de schoolmoorden.

    Ik kan niet meer genieten van een ‘goede' western, want die zijn er nauwelijks. Onvermijdelijk krijgen we scènes te zien uit de niet eens zo slinkse, efficiënte genocide door Europese inwijkelingen op de native Americans. Die beelden zijn zelden ingetogen of zelfs maar enigszins respectvol, maar vrijwel steeds totaal eenzijdig, gruwelijk in hun frivool geweld, ontdaan van zelfs de meest elementaire menselijkheid. Stel u eens in de plaats van een lid van de Sioux, de Dakota of de Nez-Percé, de Zwartvoeten of de Cheyenne. Wat moeten zij denken, niet alleen van de uitroeiing van hun bevolking, de vernietiging van hun beschaving en de diefstal van hun land, maar bovendien van de manier waarop wij die feiten nu nog steeds voorstellen.

    Binnenkort hebben ze in de Verenigde Staten een kleurling als president. Het is opvallend dat het enerzijds gaat om de zoon van een zwarte vader en een blanke moeder, dat is volgens Van Dale niet eens een halfbloed, want dat is een kind van een blanke vader; deze definitie dateert dus uit de tijd dat het ondenkbaar was dat een zwarte man bij een blanke vrouw een kind zou maken, terwijl blanke mannen zoveel kinderen van gemengd bloed voortgebracht hebben, dat er vrijwel geen kleurlingen in Amerika zijn die van zuiver Afrikaanse afkomst zijn. Anderzijds is het ook geen Afro-American, de afstammelingen van de negerslaven.

    Het kan niet anders dan dat we weer voor een opstoot van PC staan, politically correct denken, spreken en schrijven. Het geeft immers geen pas dat men zich laatdunkend zou uitlaten over personen van een ander of van gemengd ras als de president van de machtigste staat van de wereld in dat geval is.

    Als we nu ons thema van zinloos geweld toepassen op de verkiezing van deze nieuwe Kennedy, dan houd ik mijn hart vast voor de persoonlijke veiligheid van Barack Obama.


    Categorie:samenleving
    Tags:geweld, racisme
    01-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Allerheiligen, Allerzielen en Halloween
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Allerheiligen en in mindere mate Allerzielen waren in onze jeugd echte hoogdagen; de laatste jaren is het meer en meer Halloween dat benadrukt wordt, en de herfstvakantie; geen van beide kenden we als kind. Allerheiligen zelf is ook een relatieve laatkomer in de kerkelijke kalender, al kent men het sinds de jaren 800; het gaat zelfs terug tot het jaar 609, toen paus Bonifatius IV het Romeinse Pantheon, letterlijk de tempel van alle goden, toewijdde aan Maria en alle martelaren, op de eerste zondag na Sinksen. Het werd verschoven naar 1 november onder Gregorius III en tot een universeel feest gemaakt door Gregorius IV, rond 825, toen een kapel in Sint-Pieters in Rome aan alle heiligen gewijd werd.

    Zoals gebruikelijk heeft de kerk daarmee ingespeeld op veel oudere tradities. 1 november markeerde de definitieve scheiding tussen de zomer en de winter. De zomeractiviteiten op het veld waren achter de rug, de wintervoorraden waren ingeslagen, het leven verplaatste zich van buitenshuis naar binnen. Buiten heerste de leegte, de onvruchtbaarheid, de dood. Een goed moment dus om de overledenen te gedenken. In veel tradities vinden we sporen terug van die overgang van leven naar dood in de nacht van de 31ste oktober. Het was dan dat de beide werelden, die van de levenden en die van de doden, het dichtst bij elkaar kwamen. Men beeldde dat uit door vermomd als geesten en spoken, met maskers en lompen en pruiken, in de schemering en de nacht rond te lopen; men stak vuren aan en hing lantaarns op, zodat men enigszins kon zien waar men liep. Vooral in Schotland en Ierland was dit erg gebruikelijk en in de 19de eeuw hebben de emigranten die folklore meegenomen naar Amerika, waar Halloween een echt kinderfeest is geworden: het zijn de kinderen die zich vermommen en van huis tot huis gaan om snoep en geschenkjes te bedelen, met de bedreiging: trick or treat! Of: een geschenkje of ik beheks je! De commercie heeft het ook naar onze streken uitgevoerd, net zoals het ‘heidense' Kerstmannetje Santa Claus, het Amerikaans alternatief voor Sinterklaas.

    Spoken, geesten, heksen, tovenaars... het is allemaal folklore geworden, een reden tot vermaak, zelfs het griezelen is nu ‘lekker', tijdens winterse nachtelijke wandeltochten of bij ziekelijke, degoutante horrorfilms. Niemand die nog echt gelooft dat er in de wereld iets anders bestaat dan mensen en dieren en planten, bacteriën, virussen... Nu een overgrote meerderheid van ons ook niet meer in het hiernamaals gelooft, in hemel of hel, denkt men ook anders over de doden: we gedenken ze, we denken aan hen terug, we her-denken ze met weemoed, verdriet of gemengde gevoelens, al naar gelang. We brengen ze terug in onze herinnering, maar we weten dat ze niet terugkomen, dat ze niet ergens anders zijn. We weten dat ook wij zullen sterven, maar wat er dan met ons gebeurt, dat weten we niet, we kunnen het niet weten. We gaan ervan uit dat het dan wellicht met ons gedaan is, zoals ons lichaam zal wegrotten of in rook en as opgaan, zal ons machtig, verontrustend, heerlijk en pijnlijk zelfbewustzijn ooit definitief stilvallen, na de aftakeling die het tijdens ons leven al onderging door ziekte of gewoon ouderdom. Wij hebben geen plan voor een hiernamaals, het speelt geen rol in ons leven, op het ontnuchterende weten na dat we nu eenmaal sterfelijk zijn, dat het leven al bij al kort is, zelfs als we nu gemiddeld veel ouder worden dan ooit en veel langer genieten van onze oude dag.

    Dat sobere inzicht in het leven en de dood is er niet vanzelf gekomen. Op het puin van de Grieks-Romeinse cultuur en de religieuze tradities van het Midden-Oosten heeft het christendom een godsdienst gebouwd met als basisgegeven de overwinning van het leven op de dood: de mens kan eeuwig leven, de dood is maar een overgang uit dit tranendal naar een schitterende eeuwigheid. Hoeveel meer dan moeten wij ons tijdens dit leven hier op aarde al richten naar die toekomst, hoe onbelangrijk is het lijden hier... De kerk en de gelovigen hebben op die precaire grondgedachte kathedralen en paleizen opgericht van verdraaide eruditie, van op hol geslagen theologie en lege filosofie, van fantasie en folklore en volksdevotie.

    Tegen die heilige huisjes hebben mensen met gezond verstand en scherpzinnige denkers sinds de vroegste aberraties gereageerd, maar het was een eenzame strijd, die ze vaak met hun leven moesten bekopen. Ook wij hebben die weg moeten gaan, elk op onze eigen manier. Wij hebben geworsteld met gewetensvragen, hebben ons afgekeerd van lege rituelen en holle frasen en de inmenging van de kerk in het leven. We zijn zelf gaan nadenken, tot het geloof voor ons een minimale persoonlijke invulling kreeg, of totaal verdween.

    Maar dat is niet overal het geval. Tot verbijstering van wie teruggevallen is op sobere, redelijke en pragmatische inzichten en leefregels, zijn er ook vandaag nog wellicht veel meer mensen die nog steeds geloven in een almachtige God, in engelen en duivels en geesten, die zich mengen in het bestaan van de mensen. En het zijn geen goedgelovige, simpele mensen, maar wereldleiders, politieke en religieuze, die denken en handelen en beslissen vanuit een geloof dat de meeste kinderen in hun prille jeugd al achter zich laten.

    Galilei heeft, onder ook fysieke druk van de kerkelijke overheid, zijn wetenschappelijke inzichten in de kosmos moeten verloochenen: nee, de aarde draaide niet om de zon zoals de andere planeten, maar stond roerloos in het midden, door God daar geplaatst voor de mens. Hij zou, toen hij de gevangenis verliet, gemompeld hebben: eppur si muove! Dat betekent zoveel als: en toch beweegt ze! Toch zijn er ook vandaag nog overigens verstandige mensen die dat en ook ongeveer alle wetenschappelijke verworvenheden ontkennen en zelfs gewelddadig bestrijden, allemaal in naam van God of Allah. Dat is voor mij het mysterie van het geloof: het belijden, tegen alle beter weten in, van opvattingen die nergens goed of nodig voor zijn, het afwijzen en ontkennen van wat we met onze eigen ogen zien.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:filosofie, dood, hiernamaals
    30-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.klassiek ballet 1500-1830
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor iemand die danst is niets meer voor de hand liggend dan... dansen. Maar waarom dansen mensen? Dieren dansen niet, al zijn er wel die gedragingen vertonen die we als zodanig zouden omschrijven indien ze bij de mens voorkwamen. We hebben het dan over baltsgedrag, stereotiepe bewegingen die eigen zijn aan een diersoort en die uitgevoerd worden in het kader van de voortplanting.

    Waarom danst de mens? Wellicht ligt de oorsprong bij de gemeenschapsvorming: samen dingen doen bevordert het samenhorigheidsgevoel en naast samen eten, drinken, voedsel verzamelen, op jacht gaan, samen slapen en wonen zijn het waarschijnlijk de eigenaardige gedragingen van het zingen en dansen die de primitieve mensen dichter bij elkaar gebracht hebben. Voor zover men kan nagaan heeft de mens altijd al gedanst en we vinden sommige zeer oude vormen nog terug in de volksdansen die in gesloten gemeenschappen werden overgeleverd.

    Ballet is iets anders. Het verschil met de rituele en volksdansen ligt vooral hierin, dat er bij ballet aan de ene kant uitvoerders zijn en aan de andere kant toeschouwers. De uitvoerders hebben zich door studie en oefening voorbereid op de opvoeringen voor de toeschouwers. En dat is iets dat in feite vrij laat in de geschiedenis is ontstaan.

    Een eerste aanzet vinden we rond het jaar 1500, bij de aanvang van de Renaissance. In Italië wedijverden de adellijke hoven met elkaar in pracht en praal, onder meer in het vermaak dat zij aanboden bij feestelijke gelegenheden. Toch waren het toen de edellieden zelf die dansten, zongen en muziek speelden: je was maar echt een edelman als je bedreven was in deze kunsten. Maar de concurrentiestrijd om de beste opvoeringen te brengen, zorgde ervoor men stilaan ook professionele kunstenaars inzette voor de muziek en de zang. Zo ontstonden vooral in Frankrijk de zogenaamde ballets de cour, hofballetten waarin plaats was voor mime en dans, met toelichting in gesproken of gezongen verzen; er waren ook liederen, solo of in koor en ook zuiver instrumentale nummers. De dansers in de balletten waren nog steeds de edelen zelf; de Franse koning Louis Quatorze kreeg zijn bijnaam Le Roi Soleil of Zonnekoning naar de rol die hij speelde in Le ballet de la Nuit in 1653. De dansen hadden een eigen naam die we nu nog terugvinden in klassieke muziekstukken: menuet, gavotte, rigaudon, bourrée, passepied, loure. Ze waren gebaseerd op volksdansen uit die tijd en hadden een eigen ritme en tempo. Lully is de bekendste componist van dergelijke balletmuziek, een goed voorbeeld is Molière's Le bourgeois gentilhomme van 1670.

    De eerste productie waarin enkel dans voorkwam, dus zonder gesproken of gezongen tekst, was Le triomphe de l'amour van 1681, op muziek van Lully in een choreografie van Pierre Beauchamp en helemaal uitgevoerd door professionele dansers in plaats van de edelen. Er was voor het eerst ook een professionele prima ballerina, een Mademoiselle Lafontaine. Dit was het gevolg van de oprichting door de Zonnekoning in 1669 van de Académie Royale de musique, die later zou uitgroeien tot de Parijse opera. In die Académie werden dansers opgeleid voor optredens in de opera-balletten in de Parijse theaters, met Campra en vooral Rameau als de belangrijkste componisten. Ballet is dus ontstaan in 1672, met de oprichting van de dansschool in de Parijse Academie. Ze werd in 1713 definitief opgenomen in de Opéra.

    Rond die tijd ontwikkelde zich een nieuw genre, dat zich losmaakte van de opera en dat uitsluitend bestond uit muziek, mime en dans, zonder tekst. Men noemde dit ballet d'action, omdat het verhaal gebracht werd door de actie, niet door het woord.

    Nog een belangrijke vernieuwing deed zich voor in 1726, toen de danseres Marie-Anne Camargo voor het eerst een kleed droeg dat niet tot op de grond reikte, maar tot juist boven de enkel, zodat haar snel voetwerk in de levendigste passages van de muziek beter zichtbaar was voor de toeschouwers; daarvoor waren het enkel mannelijke dansers die zich daarop toelegden. Haar rivale, Marie Sallé, die zowel in Londen als Parijs optrad, deed helemaal afstand van de traditionele kleding en verscheen in een losse rok en met een natuurlijk kapsel, dus voor het eerst zonder monumentale pruik! Zo trad zij op in Pygmalion op muziek van Haendel in 1734.

    Jean-Georges Noverre (1727-1810) was een van de merkwaardigste vernieuwers van het ballet. Hij wou weg van de dans als louter tussenspel in de opera; hij nam ook geen vrede met inhoudsloos vertoon van technische vaardigheid en conventionele vormelijkheid. Zijn choreografieën waren gericht op dramatische expressie, op basis van muziek die geschreven was om elke nuance van het verhaal en de gevoelens van de dansers te illustreren. Zijn invloed reikte tot in Wenen, waar zelfs de grote Gluck voor het ballet componeerde, maar dan voor die andere grote vernieuwer, Gasparo Angiolini (1731-1803). Rond 1800 waren het leerlingen van Noverre, zoals Didelot en Dauberval, die voor het eerst pointes in hun balletten gebruikten. Rond 1750 bereikte het klassieke ballet ook her Russisch hof, met een hoogtepunt in de gerenommeerde school van Sint-Petersburg.

    Salvatore Viganò (1769-1821) was de volgende internationale top-choreograaf; hij was een neef van Boccherini en werkte ook samen met Beethoven. Diens Prometheus was uitzonderlijk speciaal geschreven voor het ballet; tot dan maakte men voor de balletmuziek meestal gebruik van bestaand materiaal, dat door medewerkers van de theaters werd aangepast aan de choreografie. Het is dus pas van in die periode dat men aan componisten vroeg om speciaal voor het ballet muziek te schrijven. De balletten van Viganò maakten voor hun inspiratie vaak gebruik van de grote drama's, zoals die van Shakespeare. Zijn opvolger Carlo Blassis (1795-1878) was de grondlegger van het klassieke dansonderricht zoals het ook vandaag nog gegeven wordt.

     


    Categorie:muziek
    Tags:muziek, ballet
    25-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dood: nothing to be frightened of, Julian Barnes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    Acht jaar geleden las ik een kortverhaal dat me heel diep raakte: Julian Barnes, The Story of Mats Israelson, in The New Yorker (July 24, 2000); via Google kan je de hele (Engelse) tekst gemakkelijk vinden en gratis downloaden. Ondertussen las ik van hem ook de roman Staring at the Sun (1986), klik hier voor mijn bespreking: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=50.

    Toen ik onlangs las dat hij een nieuw boek uit had, kocht ik het meteen via internet in Engeland, aan minder dan de helft van de prijs van hier (€ 21 bij Proxis/Club). Ik heb het ook meteen gelezen. Nothing to be Frightened of is de titel, 250 pp., hardcover, mooi gebonden; verzorgd gedrukt. Datgene waarvoor we geen schrik moeten hebben is de dood, dat is het thema van het boek. Na een terechte en nuttige opmerking van een vriendelijke lezer haast ik mij erbij te vermelden dat het boek nu al in het Nederlands vertaald is door Sjaak de Jong, onder de titel 'Niets te vrezen', uitgeverij Atlas, ISBN 904500710X, barcode 978 90 45007106; bij Proxis/Club € 19,90.

    Het was een vreemde ervaring voor mij om dit boek te lezen. Barnes is geboren in 1946, net als ik en studeerde een paar jaar filosofie (idem) maar haalde dan zijn diploma in moderne talen (niet idem). We zijn dus leeftijdsgenoten en ook tijdgenoten: wij hebben dezelfde geschiedenis beleefd, dezelfde boeken gelezen, we hebben een gelijksoortige achtergrond en familiegeschiedenis, gelijklopende belangstellingen. Ik had herhaaldelijk de indruk dat ik mezelf zat te lezen, of dat Barnes mijn blog had geplunderd. Wij zijn duidelijk met dezelfde vragen bezig en vinden ook dezelfde antwoorden of zijn ontevreden met de afwezigheid of het onbevredigend karakter ervan.

    Barnes laat zijn kritisch oog gaan over de doden in zijn familie: grootouders, ouders; hij spreekt erover met zijn enige broer, een filosoof, en met andere familieleden. Hij spreekt over de dood en over onsterfelijkheid met collega’s, vrienden, zijn dokter… Hij leest (auto-)biografieën van auteurs, componisten, filosofen en kijkt hoe zij gestorven zijn, hoe zij omgingen met leven en ziekte en dood en onsterfelijkheid. Hij belijdt zijn agnosticisme en toetst het aan andere opvattingen.

    Barnes is een beroepsschrijver, wat hij schrijft is literatuur. Zijn taal is speels, eigenzinnig, florissant, analytisch, ontluisterend, persoonlijk. Hij heeft de verschillende leidmotieven kundig en subtiel verweven tot een groter geheel, het zijn geen losse stukjes; er zit structuur in het boek, ook al is die niet rechtlijnig maar postmodern, zoals men zegt. Hij kan iets vermelden en die draad honderd bladzijden verder weer opnemen op een zinvolle manier, het combineren met een latere gedachte en het zo verrijken, het optillen tot een hoger dimensie of er een diepere betekenis uit puren. Het is geen autobiografie, zegt hij zelf, maar er zit wel veel autobiografisch materiaal in, of hij heeft het toch zo gepresenteerd, je weet natuurlijk nooit of wat hij als herinneringen neerschrijft ook werkelijk gebeurd is, ook dat is een thema van het boek: onze herinneringen zijn vaak volkomen onbetrouwbaar, misschien is onze hele kijk op het leven en op de wereld dat ook.

    Dit boek is een literaire mijmering over de sterfelijkheid van de mens, over de eigen sterfelijkheid van de auteur en die van zijn geliefden. Barnes benadert het thema van honderd kanten, soms zeer ernstig en filosofisch of historisch, soms cynisch, soms komisch, soms vertederd of ontroerd. Het is een leesboek en ook een denk- en voelboek: het laat je niet onberoerd, je vergelijkt voortdurend wat hij zegt met je eigen gedachten en gevoelens en herinneringen, dat is toch wat het bij mij deed. Vaak waren het bevestigingen, soms zelfs identieke standpunten of flashbacks naar dingen die ik lang vergeten was. Het is ook een nuchter en ontnuchterend boek: de dood is geen taboe meer, maar erover praten is het meestal wel; niet zo voor Barnes, hij gaat geen enkel aspect ervan uit de weg. Hij vraagt zich expliciet af of dit misschien zijn poging is om de ultieme grensoverschrijding gemakkelijker te maken, om door een aangeleerde vertrouwdheid met de dood de paniek van het naderend einde te voorkomen. Zijn antwoorden zijn steeds impliciet, onuitgesproken maar daarom niet minder duidelijk. Hij predikt niet, tracht niet te overhalen of te ontkrachten, maar zijn standpunten zijn, achteraf gezien, wel altijd heel duidelijk, ook als hij andere, radicale of onbezonnen overtuigingen bagatelliseert, ondermijnt, banaliseert of ridiculiseert.

    Nothing to be Frightened of is het vertrekpunt en de voorlopige conclusie, in afwachting van wat er uiteindelijk in het echt onvermijdelijk zal gebeuren. Het is een goed boek voor deze tijd van het jaar, in de aanloop naar de dag dat we onze doden gedenken en ons vragen stellen over hoe het ons zal vergaan. Ik wil het je graag aanbevelen.

     



    Categorie:ex libris
    Tags:filosofie, dood, hiernamaals
    24-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cornelis Verhoeven: Tegen het geweld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    ‘Tegen het geweld' is de titel van een essay, in boekvorm (73 bladzijden) uitgegeven bij Ambo in 1967, van de Nederlandse filosoof, classicus, publicist en docent Cornelis Verhoeven (1928-2001). Ik kwam bij hem terecht toen een attente lezer afstand nam van mijn weigerachtige houding tegenover wat in het Nederlands gepubliceerd wordt en mijn eenzijdige voorkeur voor het Engels, het Frans en zelfs het Duits, dat ik niet eens zo goed machtig ben.

    Ik lees inderdaad vrijwel nooit Nederlandstalige werken. De eerste reden is dat ik zoveel als mogelijk wil lezen in de oorspronkelijke taal: al mijn ervaringen met vertalingen uit het Engels doen me als de bliksem overschakelen naar het origineel. Maar ik heb hier op mijn website zelf vertalingen gemaakt uit het Engels, van Shakespeare, Yeats, Nabokov, William Trevor...

    Er is nu eenmaal ook veel meer in het Engels en het Frans gepubliceerd dan in het Nederlands. Louter statistisch gezien zijn er meer lezenswaardige of zelfs meesterwerken dan in mijn moedertaal. Vroeger was het ook nog zo dat Nederlandse vertalingen pas jaren nadien verschenen of helemaal niet. Enkele lauwe pogingen om Nederlandstalige boeken te lezen, literaire of wetenschappelijke, liepen op een fiasco uit. Dat maakt dat ik dus al veertig jaar lang nog nauwelijks iets in het Nederlands lees.

    Daaraan heeft mijn vriendelijke bloglezer dus verholpen. Hij wees me op Cornelis Verhoeven en dat leidde tot wat snuisteren op Wikipedia en bracht me zelfs op de verzorgde website van de auteur. Ik vond toevallig dit boekje en las het tijdens de laatste paar dagen.

    Dat duurde heel wat langer dan de bescheiden lengte van het essay laat vermoeden: 72 bladzijden is zelfs in de vrij kleine druk normaal niet genoeg om een hele dag te vullen. Niet zo met deze tekst van Verhoeven! Zijn taal is zowat het tegenovergestelde van simpel. Niet omwille van de woorden die hij gebruikt, al zijn er wel een paar die hij net zo goed door eenvoudigere had kunnen vervangen, zoals zijn stopwerkwoord ‘hypostasiëren'; Van Dale kent enkel ‘hypostaseren': iets abstracts concreet voorstellen. Meer waarschijnlijk is het bij Verhoeven een vertaling van het Franse hypostasier, dat Henri Bergson uitvond in L'Évolution créatrice naar analogie met apostasier: zijn geloofsafval belijden; de betekenis is dan zoiets als: iets (abstracts of onbestaand) ten onrechte als een realiteit voorstellen. Het is een terminologie die enkel bij Franse denkers als Gabriel Marcel en Victor Jankélévich voorkomt. Maar dit is een ongelukkige uitzondering en wie ben ik om een auteur te verwijten dat hij al eens een obscuur of archaïsch woord uit de vergetelheid van Lethe redt of usurpeert in een idiosyncratische semasiologie?

    De moeilijkheidsgraad van dit essay ligt dus niet in het gebruik van jargontaal, maar in het zeer eigenzinnig, poëtisch filosofisch taalgebruik van vertrouwde woorden in nieuwe contexten, in het gezocht uitpuren van betekenissen en etymologieën, in verrassende tegenstellingen tussen aanleunende of contrasterende woorden, in modulerende herhalingen, in uit hun verband gerukte beelden, in de kunstige complexiteit van gedragen zinnen en lange paragrafen. Je hebt al je aandacht nodig om bij de les te blijven, om de draad niet kwijt te raken. Je kan ook niet zonder een meer dan behoorlijk intellectueel uithoudingsvermogen en zelfs enige zelfverloochening als je het tot het einde wil volhouden, maar ik kan je verzekeren dat je achteraf opgelucht zal zijn, als na een lange, inspannende tocht in de ijle lucht van het (intellectueel) hooggebergte.

    Het thema van het geweld is al verscheidene keren aan bod gekomen in mijn overpeinzingen. Lees bijvoorbeeld eens na wat ik schreef over Malchus' oor: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=64.

    We hebben sinds het verschijnen van Verhoevens essay ook volop de gelegenheid gehad om ons over geweld allerhande te bezinnen, denken we maar aan deze minimale wrede selectie: mei '68, de Chinese Culturele revolutie, Idi Amin in Oeganda, Pol Pot en de Khmer Rouge, Mengistu in Ethiopië, de oorlog tussen Iran en Irak, de oorlogen in Oost-Congo die tot op vandaag voortduren, de Algerijnse burgeroorlog, de Intifada's, Darfur, Tsjetsjenië, 9/11, Irak, de Taliban... En dan spreken we alleen maar over extreme vormen van politiek geweld.

    Verhoeven ‘beperkt' zich tot een theoretische benadering van het probleem. Hij vertrekt misschien wel van concrete situaties, maar hij vermeldt die niet. Hij geeft ook geen voorbeelden ter illustratie van zijn uitspraken, op één enkele uitzondering na, die dan nog zeer door de feiten is achterhaald, maar daarover verder meer.

    Ik ben er zeker van dat ik de subtiele gedachtegang van Verhoeven ampel onrecht aandoe door wat ik hier over zijn essay neerschrijf. Wie ten volle die uitdaging wil aangaan, leze het werkje zelf, het loont de ruime moeite die men er zeker moet voor doen.

    De auteur waarschuwt voortdurend voor de gevaren die onvermijdelijk oprijzen voor al wie geweld wil bestrijden; het woord zegt het zelf: ‘bestrijden' is ook geweld gebruiken en men kan iets niet uit de wereld helpen als men er zich zelf schuldig aan maakt. Dat schakelt natuurlijk al een groot aantal denkpistes uit, die Verhoeven nauwkeurig duidt: het staatsgeweld van de ideologie, de kortzichtigheid van de revolte en de revolutie, de futiliteit van het fysiek protest... Het denken, dat geboren wordt uit de ergernis over het geweld in onze wereld, het geweld van het zijn zelf, staat machteloos omdat het zich niet mag laten verleiden tot het geweld van de daad of zelfs maar de gewelddadige gedachte. Enkel door vast te houden aan de machteloosheid kan het op termijn een invloed hebben, door niet deel te nemen aan het geweld en door de verhinderende voorbeeldfunctie die het uitoefent tegenover de voortdurende verlokking om de ergernis te laten omslaan in woede en vernietigende actie.

    Verrassend is de negatieve nadruk die Verhoeven legt op de emoties. Hij huivert voor de desastreuze gevolgen van de hevige emoties. Hij droomt van een hypothetische utopische mens die kan handelen volgens zijn puur en helder denken, onverstoord door zijn irrationele emotionaliteit. Dit is voorbijgaan aan de aard van de mens zelf; de emoties zijn onmisbare bestanddelen van het denken, zoals recentelijk Damasio en Pinker zo overtuigend aangetoond hebben.

    Verhoeven ziet slechts één middenweg, waarbij het denken zonder het gebruik van geweld toch kan ingrijpen in de natuur en de samenleving, namelijk de techniek, waarin de mens de natuur niet zozeer onderwerpt als optimaal gebruikt, de mogelijkheden ervan blootlegt zonder ze te vernietigen, met doelstellingen die eigen zijn aan de natuur, niet aan de gewelddadige emotionele menselijke verlangens.

    Zo komen we bij het enige concrete voorbeeld dat Verhoeven geeft: het verkeer. Hij ziet daarin de verwezenlijking van de rationele utopie, waarin de mens zich gewillig onderwerpt aan willekeurige (links of rechts rijden, stoppen voor rood of groen,...) of louter intrinsieke verkeerstechnische afspraken: voorrang, snelheidsbeperking &c. Emotioneel gedrag in het verkeer is zinloos en wordt ook niet getolereerd.

    Het is precies daar dat wij vandaag Verhoeven niet kunnen volgen. Het verkeer waar hij over droomt is niet meer dan dat, een droom, een utopie. Het aantal verkeersdoden moet ook in 1967 al angstwekkend hoog geweest zijn; vandaag is het niet anders. Er is de ontstellende verkeersagressie, het bewust met (zware) voeten treden van de verkeersregels door ongeveer iedereen, de internationale congestie van de wegen en de duizenden kilometers dagelijkse file, de vervuiling, de energiekost... Het verkeer is een schoolvoorbeeld geworden van hoe het niet moet en niet lang meer kan, het is het tegenovergestelde van rationaliteit, het is het probleem in plaats van de oplossing.

    Dat is dan ook mijn ongenoegen over de boodschap die Verhoeven brengt of liever: die hij niet brengt. Zijn bezwaren tegenover actieve bestrijding van het geweld kan ik begrijpen en grotendeels bijtreden, maar zijn oplossingen zijn flinterdun en zijn al te blind vertrouwen op de zuivere techniek blijkt nu, veertig jaar later, een groteske illusie, een waanzinnige dystopie. Het is precies de techniek en in het bijzonder het verkeer en de industrie die ervoor zorgt dat onze planeet misschien wel een vroegtijdig einde tegemoet gaat.

    Neen, dan is het beter ons te houden aan de enigmatische, uitdagend tegensprekelijke maar beslist waardevolle kern van zijn betoog, namelijk dat het denken zichzelf moet zijn en dat alleen dan ook kan blijven in zijn machteloze ergernis aan het geweld, in de weigering om hoe dan ook actief in te grijpen en zich zelf schuldig te maken aan geweld. Het is een vertwijfelende waarheid voor elke politiek, voor elk engagement, in het aanschijn van elk onrecht en elk geweld. Maar in zijn extreem uitgepuurde onwerkelijkheid en zijn utopische meeslependheid heeft het een onweerlegbare zweem van grondige plausibiliteit.


    Categorie:samenleving
    Tags:geweld
    23-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een scheet in een fles: ter zake
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ter zake of niet ter zake, that is the question.

    Bovendien stelt zich nog een andere vraag: is het ter zake of *terzake?

    Laten we beginnen met de taalkundige kwestie. Van Dale en Verschueren kennen de aaneen geschreven vorm *terzake niet (ik gebruik hier de asterisk om aan te duiden dat een woord niet correct is; dat doen taalkundigen gewoonlijk, om te verhinderen dat een te vermijden woord door zijn vermelding een normaal woordbeeld krijgt). Ook het oude Groene boekje (1954) kende *terzake niet als een afzonderlijk woord. In de uitgave van 1995 prijkt het plots wel. Ik beschik hier thuis niet over de uitgave van 2005, maar de online elektronische versie verzekert me dat enkel ‘ter zake' behoort tot de Officiële Spelling. Dat is dus duidelijk: ter zake en niet anders.

    Waarom de VRT er dan op staat om een prime time programma *Terzake te noemen is mij niet duidelijk. Soms foefelt men een beetje en schrijft men TerZake, maar het logo en ook op de eigen website is het steeds gewoon aaneen geschreven. Benieuwd wat de taaladviseur daarover te zeggen heeft, ik zal het hem eens vragen.

    Maar ik wou het eigenlijk over het programma zelf hebben. Al enige tijd zit ik mij te ergeren telkens ik het bekijk. Het is een vreemde mengeling van een nieuwsuitzending, kritische interviews, duiding, praatshow... Je weet dus niet in welk genre je terechtgekomen bent. Journalisten-presentators van de nieuwsdienst beperken zich (gelukkig) meestal tot wat ze in het Engels aanraden: Just give us the news, please! De onderliggende gedachte is: wij zullen zelf wel beslissen wat we erover moeten denken en als we menen dat we daarbij hulp nodig hebben, dan zullen we wel naar een duidingprogramma kijken of commentaren lezen. Het nieuws op de staatsomroep moet neutraal zijn. Ook daartegen zondigt men wel eens. Ik zal hier geen namen noemen, we kennen allemaal de reporters die ook daar het medium misbruiken om hun persoonlijke opinie tot (wereld)nieuws te verheffen.

    Dat is een van de problemen die ik ook met *Terzake heb. In een format dat in feite niet afwijkt van een normale nieuwsuitzending, krijg je voortdurend situaties die eigenlijk enkel kunnen in andere programmavormen, zoals Phara, De keien van de Wetstraat en andere. Ook de gasten hebben het daar vaak duidelijk heel moeilijk mee. Een minister verwacht zich aan enkele informatieve vragen zodat hij zijn uitleg kan geven, maar wordt nu voortdurend onbeschaamd in de rede gevallen, serieus op de rooster gelegd en zelfs zonder meer beschuldigd: ‘U doet er dus niets aan!' ‘Het is dus nog steeds het zelfde!' ‘Bent u eigenlijk nog wel minister?' ‘Waarom bent u nog niet afgetreden?' ‘Zou u niet beter de eer aan uzelf nemen?' ‘Is dat niet totaal onaanvaardbaar?' Het zijn vormen van agressieve journalistiek die ik niet graag zie in nieuwsuitzendingen. Men mag de zaken niet te veel door elkaar halen, want dan weet niemand nog waar hij of zij het heeft. Dit leidt tot onduidelijke situaties, ook ethisch en deontologisch. Wat de journalisten van *Terzake zich op dat punt permitteren is, en ik gebruik het woord niet gauw, ergerlijk en onaanvaardbaar. Ik hoop dat de directie of de toezichthoudende overheid dat spoedig inziet en ons die dagelijkse pijnlijke vertoningen bespaart. Just give us the news, PLEASE!

    Een ander bezwaar geldt de onverbloemde sensatiezucht. De onderwerpen die men aansnijdt komen vanzelfsprekend uit de actualiteit, maar zij worden opgediend in een stijl die normaal enkel in de sensatiepers gebruikt wordt. Ik neem enkele recente voorbeelden.

    Sinds enige tijd zijn er enkele mensen aan de top van de politie die onder vuur liggen. Wat ze precies gedaan hebben en of daarmee iets verkeerd is, daarover is men het niet eens. In het slechtste geval zou er eventueel mogelijks misschien sprake kunnen zijn van beoordelingsfouten, slechte inschattingen, procedurekwesties. Ik wil die zaken niet minimaliseren, maar ik heb op geen enkel moment de indruk gehad dat we hier te maken hebben met wat *Terzake elke dag als voorbeelden van grove normvervaging bestempelt. Men heeft blijkbaar niet door dat het hier niet, werkelijk niet gaat om wat die mensen al dan niet gedaan hebben, maar om puur politieke afrekeningen. Men ‘pakt' mensen op een of andere vermeende of vermoede slipper, uitschuiver of zelfs vergissing, steeds van minimale omvang of impact, niet omdat ze iets misdaan hebben, maar omdat ze tot een andere partij behoren of tot de meerderheid. De politiekers verdoen hun tijd in commissies en zelfs in plenaire zittingen met het zwaaien met zorgvuldig gelekte geheime en privé documenten en e-mails, over in feite banale kwesties als de benoeming of promotie van een personeelslid. Het is werkelijk waanzinnig om te zien hoe uitgerekend politiekers iemand beschuldigen van tussenkomsten in een dossier. Is er één politieker die één dag laat voorbijgaan zonder dat hij of zij zonder enige scrupule tussenkomt in een dossier? Politiekers zijn er trots op dat ze iets voor u kunnen doen, dienstbetoon heet dat en zij spenderen er een groot gedeelte van hun tijd aan, iedereen weet dat en niemand ziet daar ook maar één graat in. Hun wild geschreeuw bij de kwesties die ons nu al weken, maanden zouden moeten bezighouden, is dan ook totaal ongeloofwaardig. Heel België, heel de wereld weet dat waar mensen samen zijn, er zaken geregeld worden. Dat men daarbij al eens te ver gaat, dat zal wel en dat mag niet. Maar ik maak me daarover veel minder zorgen dan over de ‘regeling' met Fortis en Dexia en Ethias: daar zijn miljarden mee gemoeid en miljoenen mensen die hun geld kwijt zijn. Ik maak me zorgen over het échte klimaat, niet dat in de Wetstraat en nog minder dat in de redactiekamers van de VRT of gelijk welke andere zender.

    Gisteren kregen we dan ‘de boekskes' zelf over ons heen: een vrouwelijke politica en een tv-presentator zijn verliefd en komen dat uitleggen in *Terzake. Waarom, in hemelsnaam? Bovendien hebben ze helemaal niets uitgelegd: hun relatie is een privé aangelegenheid. Daarmee ben ik het helemaal eens. Waarom zitten ze dan in de studio? Waarom zou ik ernaar kijken?

    Ik lees nooit kranten, ook geen algemene tijdschriften. Ik luister met een half oor naar het nieuws op de radio. Ik kijk met meewarige blik naar het nieuws op tv, want ook daar is sensatie en negatieve of onheilsberichtgeving troef. Wanneer zien we Martine nog eens glimlachen? Haar danig gepijnigde gelaatsuitdrukking staat voorwaar gegrift in haar kraaienpootjes, haar veelzeggende grote ogen smeken de luisteraar om een gedeelde verontwaardiging die hij haar zelfs in deze tijd van technologische interactiviteit helaas niet kan geven.

    Ik heb een voorstel voor een nieuw format voor *Terzake: de *Terzake gong-show! Zet er publiek bij en een stel halve gare juryleden en haal de misplaatstegrappenmakers die denken dat ze slimmer zijn dan de rest van de wereld van het scherm met een dreunende afkeurende gongslag of een ijskoude douche, onder begeleiding van al dan niet geïnduceerd schaterlachen.

    Het is hoog tijd dat men begint in te zien dat programma's als *Terzake een deel van het probleem zijn: zij zoeken problemen en als ze er geen vinden, dan maken ze desnoods van een windje een donderslag. Want dat is wat de hele hetze rond de politietop is: een scheet in een fles, niet ter zake.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:media
    22-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ursula & Cordula
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ursula en Cordula, twee namen die vroeger heel vaak voorkwamen, niet alleen in Vlaanderen, maar in de hele (christelijke) wereld. Vandaag weet amper nog iemand dat die namen bestaan hebben. Geen van beide oorspronkelijke heiligen, naar wie al de volgende Ursula's en Cordula's genoemd waren, wordt nog officieel gevierd in de katholieke kerk sinds de hervormingen van 1969 (!). Nochtans waren ze allebei heel populair, vrijwel tot op het moment dat ze uit de lijsten verdwenen zijn. Talloze kunstenaars, en niet van de minste, bijvoorbeeld Memling, hebben hun verhaal uitgebeeld, bezongen en verteld. Wij kennen hier bij ons de vrouwelijke congregatie van de Ursulinen, gesticht door Angela de Merici in 1535, die zich vooral met de opvoeding van jonge meisjes bezighield; er is een belangrijke secundaire school in Sint-Katelijne-Waver. 

    Wat weten wij over die twee heiligen? In een woord: niets. Dat is ook de reden waarom men ze bij de herziening van de heiligenkalender in 1969 stillekens weggelaten heeft. Er is geen enkel historisch document dat hun naam vermeldt, al de legenden rond hun leven of dood, zijn gedurende 1600 jaar verzonnen, aangedikt, vermengd met andere verhalen en aangepast aan plaatselijke of tijdelijke omstandigheden.

    De eerste vermelding van maagdelijke martelaressen verschijnt in een inscriptie van rond 400 op de huidige kerk van Sankt Ursula in Keulen. Het is een vage tekst over de oprichting van een basiliek op de plaats waar ‘naar verluidt' maagden hun leven zouden gegeven hebben voor het geloof. Dat is alles, meer is er niet, geen namen, geen data, geen aantallen. Enkele honderden jaren later spreekt men al van ettelijke duizenden maagden, van wie de voornaamste Pinnosa zou geweest zijn. Daarna zijn de aantallen zeer uiteenlopend: twee, elf (Ursula, Sencia, Gregoria, Pinnosa, Martha, Saula, Britula, Saturnina, Rabacia, Saturia, and Palladia), tweeduizend, elf honderd, tot elf duizend vanaf het jaar 900. Waar komt die 11, 1100 of 11.000 vandaan? Ook dat weten we niet. Heeft iemand een onduidelijke aanduiding op de inscriptie in Keulen verkeerd gelezen als XI? Heeft men er later XI MV van gemaakt, elf Vrouwelijke Martelaren (undecim martyres virgines), en is dat dan weer verkeerd gelezen als undecim milia virgines (er werd veel afgekort in inscripties en manuscripten)? Was een van de maagden Undecimilla, letterlijk Elfje? Het was in de Romeinse tijd inderdaad gebruikelijk om vooral slaven geen naam maar een volgnummer te geven; Primus, Secundus, Tertius, Quartus, Quintus, Sextus &c. Heeft men die Undecimilla dan gelezen als undecim millia, elf duizend? In de kerk in Keulen liggen duizenden beenderen, waarschijnlijk de overblijfselen van een begraafplaats die men rond 1100 (!) heeft ontdekt; toen een dokter in de 19de eeuw vaststelde dat er ook dierlijke beenderen bij waren, moest hij de stad verlaten onder druk van de kerk en de publieke opinie... 

    De elementen die we het vaakst terug vinden in de legende zijn deze. Een Britse prinses werd uitgehuwelijkt aan een heidense koning, maar stelde als voorwaarde dat hij zich zou bekeren en drie jaar zou wachten met de voltrekking van het huwelijk. Van die adempauze maakte ze gebruik om de vlucht te nemen naar het vasteland. Toen ze met elf gezellinnen en 1000 dienaressen voor elk van hen, de oversteek maakte, brak er een storm los die het schip ergens in Gallië deed stranden. Van daar begonnen ze aan een lange pelgrimstocht die hen tot in Rome bracht. Daar nam de paus ontslag en reisde met hen mee. Zo kwamen ze in Keulen terecht, dat door de Hunnen belegerd werd. Ze werden verraden en uitgeleverd en alle 11.000 vermoord door de Hunnen, Ursula door Julius, de aanvoerder zelf, met een pijl. Dat is het verhaal van Sint-Ursula en de 11.000 maagden, en het heeft alle twijfels, bedenkingen en ernstig wetenschappelijk onderzoek overleefd tot in 1969. Er zijn talloze versies van, die honderden stichtelijke bladzijden vullen.

    Cordula verschijnt ook in een van die legenden. Ze was een van de gezellinnen en had zich verborgen tijdens de slachting, maar de volgende dag kreeg ze spijt en onderging vrijwillig het zelfde lot.

    Dat laatste element heeft een vreemde echo in een verhaal uit de Franse Revolutie, dat we voor het eerst vermeld vinden in de memoires van Mère Marie, van het Karmelietessenklooster van Compiègne, die de Terreur overleefde. Toen de vermoorde nonnen later door de kerk zalig verklaard werden, vond de jonge Duitse katholieke schrijfster Gertrude von le Fort in hun verhaal inspiratie voor haar roman: Die letzte am Schafott (1931). Dat is later bewerkt tot een toneelstuk, dat veel succes kende in katholieke middens; ik herinner me opvoeringen door een amateurgezelschap in mijn geboortestad Eeklo, met mijn al te vroeg overleden zus in de rol van Blanche de la Force ( cf. von le Fort). Georges Bernanos werd aangezocht voor een filmscript en breidde het verhaal uit met personages en gebeurtenissen. Francis Poulenc (1899-1963) maakte er een opera van: Dialogue des Carmelites, gecomponeerd in 1953, première in La Scala in 1957. Vooral de scène met het akelige geluid van de guillotine is vermaard. De jonge zuster Blanche onttrekt zich aanvankelijk aan het lot van de andere zusters, maar komt dan in een uiterst dramatische scène opdagen om als laatste op het schavot haar plaats in te nemen bij haar medezusters, als een nieuwe Cordula.

    De etymologie van ‘schavot' vind je terug in mijn bijdrage over de Olympische gekte, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=78609.

    Zelfs als we enig begrip opbrengen voor de wellicht vermeende goedgelovigheid van de gelovigen gedurende meer dan 1600 jaar, kunnen we vandaag niet anders dan ons vragen stellen over een kerkelijke overheid die dit en andere verhalen niet alleen heeft toegelaten maar ook nog bekrachtigd op de meest formele wijze: heiligverklaring, met een officiële feestdag op 21 oktober (voor Ursula en de 11.000 maagden, of toch 10.999, want Cordula werd op 22 oktober gevierd, natuurlijk). Al heel vroeg hebben historici en zelfs theologen gewezen op de uiterst zwakke gronden voor de verering van deze schijn-heiligen, maar tevergeefs. Hoe wijd verspreid het verhaal was moge onder meer blijken uit de naam van de Virgin Islands, de Maagdeneilanden in de Caribische zee, zo genoemd door Columbus zelf: Santa Ursula y las Once Mil Vírgenes. Op het wapenschild verschijnt zogezegd Sint-Ursula, alleen, met een olielamp in haar hand en nog 11 (!) olielampen daar rond. Die olielampen lijken me echter veeleer een verwijzing naar de parabel van de wijze en de dwaze maagden (Matheus 25, 1-13). Je kan het allemaal aandoenlijk vinden of ook gewoon onzin. Het toont nog maar eens aan dat de menselijke verbeelding geen grenzen kent, vooral inzake religie. 

     

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    18-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.getallendans met veel nullen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sinds enkele weken is er een onwaarschijnlijke inflatie waar te nemen als het over bedragen gaat. Men spreekt niet meer over miljoenen (euro, dat is toch telkens veertig oude miljoenen!) maar over miljarden, een hoegrootheid die we vroeger enkel bij het opstellen van de begroting voorgeschoteld kregen, of bij de laconieke vaststelling van de staatsschuld. Banken en bedrijven verliezen miljarden per dag, regeringen steken honderden miljarden in banken om ze solvabel te houden. Voor de begroting heeft men een gat van zes of zeven miljard? Geen probleem, enkele dagen later heeft men die miljarden ‘gevonden’ tijdens nachtelijk overleg. Ethias heeft vrijdag anderhalf miljard tekort? Zorg dat ge ze ‘vindt’ tegen dinsdagmorgen! Op een bepaald moment hoorde ik zelfs spreken over een triljoen, dat is een miljard miljarden, in cijfers 1.000.000.000.000.000.000, achttien nullen. Duizelingwekkend, onvoorstelbaar, irreëel.

    Maar ook op kleinere schaal spreken we straffe taal. De kleine spaarder was beschermd tegen mogelijke faillissementen van de banken tot een bedrag van € 20.000 per bankrekening en per persoon. Dat is toch nog altijd 800.000 oude franken en dat is voorwaar ook vandaag geen kattenpis, maar dat bleek niet genoeg… Dan maar verhogen tot € 50.000, dat is twee miljoen frank en nog even later tot € 100.000, dat is vier miljoen, per bankrekening, per persoon… Als we dan bedenken dat een goede huisvader of –moeder nooit al de eieren in één mandje legt, dan begint het weer te duizelen: hebben wij echt allemaal zoveel geld? Want het gaat om de kleine spaarder, weet je wel, niet om de grootverdieners die vele miljoenen euro per jaar verdienen. Op de gewone spaarboekjes alleen al staat er in België vermoedelijk rond de 150 miljard, dat is voor elke Belg 15.000 euro. Niet iedereen heeft zoveel staan, kinderen bijvoorbeeld, maar als we maar aannemen dat er 5 miljoen Belgen spaarboekjes hebben, dan is dat nog ‘maar’ 30.000 euro per persoon. Waarom dan een garantie voor de kleine spaarder tot 100.000 euro? Laat ons eerlijk zijn: met 100.000 euro op één spaarboekje ben je waarschijnlijk geen kleine spaarder.

    Even later zien we op het nieuws een betoging tegen de armoede. Een weduwe met drie kinderen moet rondkomen met een pensioentje van ongeveer duizend euro. Laten we dat even vergelijken met de ‘kleine spaarders’ van daarnet. Eén spaarboekje van 100.000 euro levert met een interest van 4% per jaar, 4.000 euro op, netto. Zie je het verschil? Het systeem werkt volgens het mattheuseffect en ik citeer wat Van Dale daarover zegt:
    naar Mattheus 25:29
    1 effect dat aan degene die reeds veel heeft (geld, roem e.d.), nog meer gegeven wordt, m.n. de omstandigheid dat degenen die ze het minst nodig hebben, het meest profiteren van door de overheid in het leven geroepen voorzieningen.

    Juist.

    Lieve lezers, deze getallendans heb ik u voorgeschoteld op de dag dat mijn website, mijn blog juist duizend dagen bestaat. Ik dank de vele bezoekers die bijna 80.000 bladzijden hebben bekeken. Ik groet hier in het bijzonder mijn trouwe lezers en lezeressen, vooral ook zij die me ook af en toe een mailtje sturen; die aanmoedigingen doen me veel plezier. Ik wens jullie allen een paar mooie nazomerdagen toe, vandaag is het Sint-Lucas; tijd voor de little Saint-Luke’s Summer.

    Karel


    Categorie:samenleving
    17-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Seksueel misbruik en de kerk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

     

    Seksualiteit is een overweldigend onderwerp. Ik bedoel daarmee vooral dat je er kan blijven over praten, het is onuitputtelijk, c’est la mer à boire. Ook hier op mijn blog had ik het al verscheidene keren daarover:

    - erfelijkheid en incest, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=341

    - le demon du midi, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=18209

    - incest en seksueel geweld, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=382

    - seksuele revoluties, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=148

    - de verkrachting van de Sabijnse maagden, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=35098

    - oude bokken lusten groene blaadjes, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=157

    Wat heb ik daaraan nog toe te voegen? Och, van alles. De aanleiding is deze keer een uitzending op Canvas van eergisteren, heel laat op de avond, als de kinderen al naar bed waren. Het onderwerp was een geval van seksueel misbruik door een Ierse priester, gedurende bijna dertig jaar, in elk van de opeenvolgende Amerikaanse gemeenschappen waarnaar hij werd verplaatst. Zijn slachtoffers waren jongens en meisjes, jonge en oudere vrouwen; het jongste meisje was amper negen maand oud, negen maand! De documentaire ging ook over de manier waarop de katholieke kerk, zowel de plaatselijke als de universele, daarmee omging.

    Wij hebben niet goed geslapen, die nacht.

    De volgende dag hebben Lut en ik met elkaar over gesproken over het programma en over seksueel misbruik door priesters in het algemeen. Lut vermoedde dat ik wel in mijn pen zou klimmen om een agressieve blog te plegen. Maar het programma had me zo sterk aangegrepen, vooral door de schrijnende reacties van de betrokkenen, de slachtoffers en hun ouders, dat ik wat meer tijd nodig had om het te verwerken. Het leek me ook te gemakkelijk om te gaan fulmineren tegen al wat priester en kerk is. De vragen die bij mij opkwamen groeven naar meer fundamentele kwesties.

    Seksualiteit zit in de mens. Technisch-biologisch gezien is het is onze manier om ons voort te planten. Maar dat is maar een zeer bescheiden aspect van een inderdaad bouleverserend fenomeen. Zo kan je ook zeggen dat onze hersenen dienen om beter te overleven in de wereld, of dat onze stem dient om te spreken, onze ogen om te kijken &c, daarmee is zo goed als niets gezegd. Onze voortplanting gebeurt in een vrij korte periode van ons leven, meestal niet meer dan een jaar of tien of nog veel korter. Hier bij ons in België is het gemiddeld aantal kinderen per vrouw ongeveer 1,7; heel wat mensen hebben geen kinderen. Als men alleen maar naar de voortplanting kijkt, zou de seksuele activiteit van de mens wel héél beperkt zijn.

    De mens is een seksueel wezen. Hij is altijd seksueel actief, in tegenstelling tot heel wat diersoorten die zich inderdaad tot de voortplanting beperken of tot een bepaalde periode van het jaar, wanneer ze bronstig zijn. De mens is seksueel actief van op vrij jonge leeftijd en blijft dat tot op zeer hoge ouderdom. Maar in ruimere zin zijn wij gedurende ons hele leven essentieel seksueel, het is onze manier van in de wereld zijn.

    Wij zijn man en vrouw, met enkele zeldzame vormen daartussenin, en elk van ons beleeft dat op een eigen manier. Statistisch gezien zijn er vooral heteroseksuelen, maar de grenzen met homoseksualiteit zijn voor velen verre van scherp. Er zijn vele vormen om de menselijke seksualiteit te beleven. Er zijn weinig domeinen waarin de mens zo vindingrijk, ja pervers is. Wij leven in een tijd en een cultuur waarin de gangbare opinie over seks is dat alles toegelaten is tussen consenting adults, volwassenen die toestemmen. Dat betekent niet dat jong en oud van de vroege morgen tot de volgende niets anders doet dan rollebollen met jong en/of oud in elke van de talloze posities van de Kama Soetra. Maar er gebeurt wel een en ander, al was het maar om het te kunnen vastleggen met de camera om het te vertonen aan anderen, voor hun genot. Een boek of film, een tv-programma, een advertentie zonder seks heeft nauwelijks kans op succes.

    Seks is niet weg te denken uit ons leven of onze maatschappij. Er is een zekere ordening, er zijn wetten, er zijn dingen die je niet doet. Maar er is ook ongeordend gedrag, de wetten worden overtreden en ook de meest ondenkbare dingen doet men toch. Een oude spreuk zegt: als den steert staat, zit ’t verstand in de klooten. Als de ‘goesting’ een mens aangrijpt, is er niet veel nodig voor het tot seks komt en daarbij wordt ongeveer alles over het hoofd gezien, men riskeert hebben en houden, gezin en vrienden voor het relatieve en kortstondige genot. En dat gedrag wordt ook aanvaard, grotendeels, want wie kan zeggen dat hij niet het zelfde zou doen?

    Toch zijn er grenzen. Het incestverbod is er een van, overspel, verkrachting, seksueel misbruik van kinderen ook. Dat ze verboden zijn betekent meteen ook dat het nodig is om ze te verbieden, dat er mensen zijn die het willen doen en het inderdaad ook niet (kunnen) laten. De vervolging en de bestraffing is een delicate, precaire zaak: wat mensen met elkaar doen op seksueel gebied is vrijwel onbespreekbaar in het openbaar of voor een rechtbank, wie zal zeggen wat er precies gebeurd is en wat elk van de betrokkenen daarbij dacht of voelde? Men weet heel zeker dat maar een heel klein gedeelte van alle seksuele conflicten ooit ter sprake komt; nog een veel kleiner aantal leidt tot rechtspraak en de meeste daarvan eindigen onbevredigend voor ten minste een van de betrokkenen.

    Dat priesters betrokken zijn bij ongewenst seksueel gedrag, dat hebben we altijd al geweten. Priesters zijn mensen, er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat zij op seksueel gebied anders zouden zijn, door hun roeping, opleiding of wijding, dan al de andere mensen. Zij mogen dan al geloften afleggen, maar ook gehuwden leggen geloften af en ongehuwden moeten zich ook aan de regels houden van de maatschappij. Wij moeten dus van priesters niets anders verwachten dan van de rest van onze medemensen, wij moeten voor hen de lat niet hoger leggen dan voor onszelf.

    Seksualiteit is intrinsiek intiem gedrag. Het speelt zich, op zeldzame en wellicht mythische groepsactiviteiten na, af in de beslotenheid, vaak zelfs met gesloten ogen, het liefst zonder toeschouwers of getuigen. Dat betekent dat als mensen zich in dergelijke omstandigheden bevinden, de kans op seksuele handelingen groter wordt. Tijdens massale recepties kan er wel gelonkt en gegeild worden en afspraken gemaakt voor nadien, maar van expliciete seks is er nauwelijks sprake. Maar als twee mensen gedurende enige tijd met elkaar alleen zijn, dan is het vrijwel altijd prijs: ten minste een van hen voelt zich vroeg of laat ooit wel eens min of meer seksueel aangetrokken tot de andere. Personen die beroepshalve in die omstandigheden verkeren, weten er alles van. Artsen, psychiaters, verzorgers, begeleiders, onderwijzend personeel en ook priesters hebben een seksueel beroepsrisico. Er is misschien enige kans dat gewenning tot inperking van de lust leidt, zoals men wel eens veronderstelt van gynaecologen, maar daarop zou ik toch maar geen huizen bouwen.

    Het is dus de vraag of afwijkend seksueel gedrag bij priesters meer voorkomt dan bij vergelijkbare groepen van de bevolking. De overtuiging leeft dat zij het moeilijker hebben om zich te beheersen dan anderen omdat zij gebukt gaan onder de celibaatsverplichting. Concreet betekent dat eigenlijk enkel dat zij niet mogen huwen; er zijn echter talloze andere vormen van samenleven en vele priesters hebben die ongetwijfeld beoefend en zo de grenzen afgetast van het begrip van hun partners en hun oversten. Ook voor andere ongehuwden zouden we dan een grotere tolerantie moeten opbrengen, maar dat is geen algemeen aanvoelen. Bij priesters denken we: ze hebben er wel zelf voor gekozen, maar ze doen het om beter ten dienste te staan van de gemeenschap; als ze dus hun taak naar behoren vervullen, dan willen we wel een oogje dichtknijpen voor een peccadille, een amoureus slippertje of een onofficiële onduidelijke al dan niet seksuele relatie. We kunnen zelfs begrip opbrengen voor het beroepsrisico, ze staan bloot aan de ‘verleidingen’ zoals andere hulpverleners: intieme omgang met kwetsbare personen.

    Maar er is toch wel heel wat meer aan de hand. De kerken doen er sinds eeuwen werkelijk alles aan om het seksueel misbruik door priesters te verbergen. Het wordt botweg genegeerd, ontkend in alle toonaarden. Wie een dergelijke beschuldiging durft te uiten, wordt zelf in vraag gesteld, verdacht, beschuldigd. Er rust een ongelooflijk taboe op het onderwerp en dat is slechts heel langzaam aan het veranderen, zelfs nu er tienduizenden concrete gevallen zijn van mensen die met hun verhaal naar de burgerlijke overheid durven stappen en de kerk miljarden heeft betaald aan wat ik in dit geval niet echt ‘minnelijke’ schikkingen durf noemen: vergoedingen in ruil voor het afzien van vervolging. Binnen de kerkelijke hiërarchie is het verschijnsel ongetwijfeld al eeuwen bekend, net zoals bij de gewone mens, maar dat bewustzijn heeft niet de minste invloed gehad op het fenomeen. Ik haast me te zeggen dat het niet over alle priesters gaat, goddank nee. Er zijn priesters die zich dapper zo goed mogelijk aan de celibaatsverplichting hebben gehouden. Er zijn ook de ‘menselijke’ overtredingen van de (in mijn opinie dwaze) celibaatsverplichting, waarbij priesters, in ons geval van katholieke priesters, zich eigenlijk maar gedragen zoals andere mensen, gehuwde of ongehuwde en er dus weinig reden is om hen iets kwalijk te nemen, behalve een stevige dosis hypocrisie.

    Maar er zijn al heel lang veel meer dan overtuigende aanwijzingen dat bij priesters en andere religieuzen seksueel misbruik zeer nadrukkelijk vaker voorkomt dan bij elke andere bevolkingsgroep. De zaak wordt nog kwalijker doordat de kerkelijke overheden vrijwel nooit ingrijpen en het misbruik dus, zoals in de documentaire, vele jaren lang kan voortduren en de rij van slachtoffers steeds maar langer wordt. De kerk behoudt zich het recht voor om zelf met ‘het probleem’ om te gaan, verzet zich met alle macht tegen vervolging door burgerlijke rechtbanken. De kerk is wellicht ook de enige instelling waarin seksueel misbruik geen reden is tot (onmiddellijk!) ontslag: tu es Sacerdos in aeternum, een priesterwijding kan niet ongedaan gemaakt worden.

    Daarin is mijns inziens de kern van het probleem grotendeels gelegen. De kerk creëert als het ware onvermijdelijk de omstandigheden waarin seksueel misbruik zich gemakkelijk kan voordoen, maar daarin verschilt ze nauwelijks van andere hulpverlenende instanties; het probleem is dat zij dit risico negeert en niet optreedt bij zelfs de meest ernstige criminele overtredingen. Het gevolg is dat het misbruik in stand gehouden wordt, maar ook dat de kerk een in verhouding veel groter aantal mensen heeft aangetrokken met een min of meer labiele seksuele persoonlijkheid of met regelrechte seksuele afwijkingen en crimineel, dus strafbaar seksueel gedrag, precies omdat deze mensen zich bewust of onbewust veilig wisten, beschermd door het taboe, de onuitgesproken samenzwering, het bedekken met de mantel der ‘liefde’, de zo kwalijk riekende kerkelijke doofpot.

    De documentaire moge dan al eenzijdig geweest zijn, mede door het onbegrijpelijk verzet van de kerkelijke overheid tegen elke dialoog en de onwil om over het specifieke geval van de Ierse priester ook maar één zinvol woord te zeggen, toch heeft ze ons diep geraakt, door het sobere maar hartverscheurende relaas van de feiten en de confrontatie met enkele van de slachtoffers en hun familieleden, door de sluwe perversiteit die de dader ook nu nog uitstraalde, maar niet minder door de hardvochtige, onmenselijke minachting die vertegenwoordigers van de kerkelijke hiërarchie hier zo liefdeloos ten toon spreidden tegenover het diepe leed en de ontreddering van de zo deerlijk geschonden gelovigen.


    Categorie:samenleving
    Tags:incest, seksueel misbruik
    15-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Orgelpijpen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zoals zoveel van mijn leeftijdsgenoten vond ik mijn eerste muzikale indrukken in de kerk. Al heel vroeg zaten we dagelijks in de kerk voor de vroegmis, in mijn geval was dat steeds een gezongen mis, met de koster als zanger en begeleider op het orgel. Hij was een Hongaarse vluchteling, Nandor Neichel, als ik het goed heb, met een heldere, zuivere hoge tenorstem. De Sint-Vincentiuskerk in Eeklo is een kolossaal neogotiek bakstenen gebouw in het midden van de stad, met een toren van bij de honderd meter hoog, een arrogante uiting van de ambities van de triomfantelijke kerk. Aan de binnenkant was ze wat menselijker door de zachte tinten van de muurschilderingen, waaraan naar verluidde in familiekring mijn ‘nonkel’ Alfons Oosterlinck heeft meegewerkt; hij was de man van de halfzuster van mijn grootmoeder; hij was huisschilder maar ook een zeer begaafde kopiist van de grote meesters. Daarnaast leverde hij om den brode ook talloze simpele maar best aantrekkelijke natuurtafereeltjes af, bestemd voor de welgestelde boeren die zo hun erf vereeuwigd zagen en hun rijkdom bevestigd.

    Het orgel van de decanale kerk in Eeklo was indrukwekkend van afmetingen en van geluid. Ik was er al meteen door gefascineerd. Met verbaasde verrukking zat ik te genieten van de soepele, subtiele begeleiding van het Gregoriaans en van het eigene van de dag, maar het meest nog van de geïmproviseerde stukken: de inleiding nog voor de mis begon, dan een stukje na het offertorium, nog een na het sanctus naar de consecratie toe, heel zacht en mysterieus, dan weer tijdens de communie tot aan de zegen en ten slotte een triomfantelijke fanfare, op naar een slotfortissimo op alle registers. Vooral in de aanloop naar de plechtige communie zat ik alle dagen tien minuten voor tijd al in de kerk en bleef zitten tot de laatste echo’s een na een waren weggestorven in die enorme ruimte. We waren nooit met meer dan tien mensen in die missen, enkele schoolkinderen zoals ik, een kwezeltje achter een pilaar, een ongetrouwde jonge vrouw in bontjas op de ‘eigen’ met pluche gestoffeerde stoel. De andere misgangers waren al lang weg toen ik nog naar de koster zat te luisteren. Speelde hij voor die ene knaap die achtergebleven was, of voor zichzelf? Ik zal het nooit weten. Maar hij heeft een wereld voor mij doen opengaan, ik ben hem voor altijd dankbaar. Het bedroeft me dat ik hem dat nooit heb gezegd.

    Nu lees ik toevallig een nieuwsberichtje: in Oostenrijk zijn dieven aan de haal gegaan met een deel van de orgelpijpen van een kerk, namelijk de tinnen exemplaren. Een orgel is een vreemd en vrij ingewikkeld instrument. Het principe is eenvoudig genoeg, denk aan een blokfluit en dan weet je hoe een orgelpijp werkt. Maar op zo’n orgelpijp zijn er geen gaten voor de vingers, natuurlijk; je hebt dus per toon: do re mi fa sol la si do en weer opnieuw, een afzonderlijke pijp nodig. De meest eenvoudige instrumenten zijn de draaiorgeltjes, die hebben vaak niet meer dan één rij van die pijpjes, twee octaven of zo, genoeg voor eenvoudige melodietjes. Vergis u echter niet: zo’n instrument kost nu stukken van mensen. Als je dus een groter bereik wil, bijvoorbeeld zoals op een piano, dan stijgt meteen het aantal pijpen dat je nodig hebt. Wil je dan ook nog wat verscheidenheid in de klankkleur, zoals in een orkest, dan heb je pijpen nodig van allerlei vorm, ook weer één per toon. In de grote orgels zitten er achter de voorste trots uitgestalde rijen wel tienduizend pijpen en pijpjes. Ze zijn gemaakt van hout, of metaal: blik, tin, zink, lood, koper…

    Orgels zijn ware meesterwerken van kunst en techniek, ze behoren tot het werelderfgoed van de mensheid. Helaas zijn het dure, kwetsbare instrumenten, moeilijk te onderhouden. In vele kerken zijn de prachtige instrumenten in verval geraakt en grotendeels onbespeelbaar geworden en dan ook vaak vervangen door kleinere en/of elektronische exemplaren voor de eredienst. Anderzijds heeft men met bijzondere financiële inspanningen van de overheid en het mecenaat een aantal bijzondere orgels tot in de puntjes gerestaureerd. Ik woonde op de laatste open-monumentendag in de recentelijk gerestaureerde Sint-Martinuskerk van Rijmenam een gratis orgelconcertje bij op het eveneens in al zijn glorie herstelde Smetsorgel uit 1777. Het was een gelukzalige verademing in deze haastige hoogtechnologische prestatiemaatschappij.

    En dan gaan een paar vandalen aan de haal met enkele tientallen kilo’s tin, samen niet meer waard dan 700 euro, maar met een schade die al gauw een miljoen euro kan kosten. Kijk, dan besef je de betekenis van ‘toegevoegde waarde’. Een stuk marmer is duur, maar Michelangelo’s beeldhouwwerken zijn niet alleen onbetaalbaar, ze zijn ook onvervangbaar. Een orgel is niet meer dan wat gewone materialen, maar wat men ervan maakt is iets uitzonderlijks en de mensen die in staat zijn om zoiets te maken of te herstellen zijn zeldzame ambachtslui en zelfs belangrijke kunstenaars.

    Een meesterwerk van menselijke kunde en kunst zomaar vernielen, gewoon voor een stomme diefstal van het materiaal, dat is barbaars. Je kan andere kerkroven nog begrijpen: schilderijen, beelden, retabels, zelfs biechtstoelen: dan heeft men tenminste nog respect voor de kunstwaarde, anders zou men ze niet stelen. Maar het tin uit een orgel halen, dat is erger dan zinloze vernieling. Ik was geschokt door dat bericht en het blijft maar spoken in mijn kop. Je kan zeggen: och wat, het is maar ergens een orgel, er zijn er zoveel die staan weg te kwijnen en er zit toch geen mens meer in de kerk. Maar daarom gaat het niet. Het is de tegenstelling tussen het zorgzaam omgaan met materialen, het omvormen van de materie tot werktuig, tot muziekinstrument, tot kunstwerk, en de vernieling ervan, voor enkele euro’s, nauwelijks genoeg voor een dag drugs, vermoed ik.

    Beschaving is kwetsbaar. Ik kocht weer eens een Kundo-klok in de brocanterie, een mooi exemplaar met zes jewels. Maar de batterij is leeg, een vreemdsoortig model van lang geleden, niet meer te vinden en op een moderne batterij reageert het mechaniekje niet… Hoeveel mensen zijn er nog die dat kunnen herstellen? Moeilijk kan het niet zijn, maar wie heeft die kennis? Ik kreeg ooit een mailtje van een Kundo-verzamelaar uit Sint-Truiden die er honderden had hersteld, maar zijn adres ging verloren bij de opeenvolgende computercrashes en ik vind hem niet terug op internet. Nu staat de klok daar, onbekwaam om haar taak te vervullen, een trieste aanblik, maar niets vergeleken bij dat gevandaliseerde orgel in Oostenrijk, bij de vele orgels in de wereld die wachten tot iemand inziet dat ze een toegevoegde waarde hebben die veel groter is dan het doodeerlijke materiaal waaruit ze ooit vervaardigd werden. Het is niet alleen domme hebzucht en barbarij die onze beschaving bedreigen. Onverschilligheid is even efficiënt.


    Categorie:samenleving
    13-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Things fall apart, the center cannot hold!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De primitieve mensen evolueerden spectaculair snel, relatief gesproken, eens de hersenen ons een voorsprong hadden gegeven tegenover onze soortgenoten. Maar de struggle for life en de survival of the fittest gold niet alleen in de competitie met andere dieren en met de onberekenbare natuur. Het was in de eerste plaats in de confrontatie met de naaste soortgenoten, de voorlopers die de volgende stap in de evolutie niet gezet hadden, dat de nieuwe mens zich profileerde: zij bleken een gemakkelijk te overwinnen natuurlijke tegenstrever: in een krachtmeting tussen louter bruut geweld en de combinatie van dat zelfde geweld met verstand is de overwinnaar van te voren bekend, althans in principe, op termijn, statistisch bekeken en daarover gaat het in de evolutie. De directe voorlopers van homo sapiens hadden geen schijn van kans en verdwenen snel en definitief van het toneel, alleen enkele skeletten zijn overgebleven.

    De volgende belangrijke uitdaging diende zich aan toen de nieuwe, superieure soort, onder meer door de afwezigheid van valabele natuurlijke vijanden, zich sneller ging vermenigvuldigen. Eén enkele familie werd een clan, een nomadenstam, een dorpsgemeenschap, een bewoonde landstreek. De medemensen waren steeds minder verwant met elkaar en de spanningen die ook binnen families niet uitblijven, staken de kop op in die eerste ruimere gemeenschappen. De Bijbel geeft ons een zeer realistische beschrijving van wat er zoal kon verkeerd gaan in die vroege dagen van onze geschiedenis. Homo homini lupus, de mens is als een wolf voor zijn medemens. Je kan daarover misschien even het verhaal van Kaïn en Abel nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=442.

    In die onderlinge strijd heeft onze soort zich verder ontwikkeld, steeds meer afstand genomen van de ‘mindere’ wezens. Dat is typisch voor grote doorbraken. Eenmaal men een iets ontdekt heeft, ziet men plots talloze andere, onvermoede mogelijke toepassingen. En er was zoveel te ontdekken: het vuur en bakken en koken en zich verwarmen, de landbouw en de veeteelt, zwemmen, scheepvaart, zich kleden, werktuigen maken, de sterrenhemel en de seizoenen &c. Van het een komt het ander: een primitieve knots als wapen kan met de nodige aanpassingen ook gebruikt worden om bomen te vellen, dieren te doden, huiden te bewerken, graan te dorsen. De vindingrijkheid van de mens kent geen grenzen. Op korte tijd was de wereld onherkenbaar veranderd, overal drukte de mens zijn stempel op zijn omgeving. De witte vlekken op de wereldkaart werden snel zeldzaam, de bevolkingsexplosie was niet meer af te remmen, zelfs niet door verschrikkingen als de pest.

    Maar in elk van die mensen sluimerde nog steeds het oerconflict: Ein Mensch ist kein Tier, maar wij mensen kunnen niet vergeten dat we ooit dieren waren. Onze superhersenen veroorzaakten een radicale breuk met alle andere levende organismen en wezens, maar we bleven met heel ons lichaam, inclusief onze hersenen, onlosmakelijk verankerd in de natuur die ons heeft voortgebracht. Uit die tweespalt is de hogere beschaving ontstaan: taal, kunst, literatuur, religie, filosofie.

    In mythen en religie probeerde de mens zijn verbondenheid met de natuur vast te houden en opnieuw te beleven. Maar zijn zelfbewustzijn verzette zich daartegen met kracht: niet de goden beheersen de wereld, maar de mens, die de maatstaf der dingen is. Onze beschavingsgeschiedenis is een lange, moeizame tocht vol conflicten tussen die twee verscheurende uitersten. Het is vandaag niet anders, er is nog steeds geen oplossing voor het menselijk conflict, er is zelfs geen aanzet, geen perspectief op een bevredigende synthese, elke mens blijft dansen op het slappe touw, voelt elk moment de storm in zijn ziel, zwalpt op eb en vloed van die twee nauwelijks verzoenbare stuwende krachten.

    Het is niet ondenkbaar dat onze hersenen zich overontwikkeld hebben, zowel in hun fysieke structuur als in het gebruik dat wij ervan maken. Onze technologisch ondersteunde beschaving is zo complex geworden dat een individu geen enkel zicht meer heeft op het geheel. Dat verhindert ons weliswaar niet om er volop gebruik van te maken: een kind kan vaak beter met een GSM om dan een geleerde professor, ook zeer eenvoudige mensen hebben toegang tot de hoogste en duurste verworvenheden van de moderne geneeskunde zoals scanners. Maar voor toponderzoekers en topmanagers zijn de vereisten ontiegelijk hoog en dat geldt in alle domeinen. De druk is ondraaglijk geworden, ook op de eenvoudige mens. Het leven is er niet gemakkelijker op geworden, deelnemen aan de beschaving is niet altijd een onverdeeld plezier.

    Nog nooit zijn er zoveel beschavingsziekten geweest, waarvan de oorzaak moet gezocht worden in de onnatuurlijke omgeving die de mens zich heeft geschapen. Ongeveer de helft van alle ziekten heeft ten minste een psychische oorsprong. Het aantal zieken met hersenaandoeningen neemt onheilspellend toe, en niet alleen bij ouderen. Depressie is een alledaags verschijnsel, net zoals burn-out, manisch-depressief gedrag en zwart gat. Nog nooit waren er zoveel zelfdodingen. Er zijn meer echtscheidingen dan huwelijken. Porno viert hoogtij, seksualiteit is een goed op zich geworden, grotendeels los van de voortplanting. Bewegen doen we nog enkel in de fitnesszaal. Onze realiteit is vaker virtueel dan reëel. Geen wonder dat men de mens een ziek dier noemt.

    Om gewoon te overleven hebben we misschien maar een tiende nodig van de mogelijkheden die onze hersenen hebben op topmomenten of bij uitzonderlijk begaafde exemplaren. Wat doen we met de rest? Onder meer druk bezig zijn met porno, zoals blijkt uit onderzoeken naar het gebruik van het internet…

    Talloze mensen nemen hun toevlucht tot allerlei middelen om hun op hol geslagen bewustzijn tot rust te brengen, om de interne storm te overleven, om te blijven functioneren in de steeds meer eisende wereld. Het lijkt wel of de hele wereld Prozac neemt, drugs snuift en spuit en drinkt en rookt, bij de psychiater zit of ligt, zich maniakaal in het werk stort, zich overgeeft aan collectief ‘uit de bol gaan’ op megafuiven, rockconcerten, voetbalmatchen, in Olympische gekte, emotionele afscheidsvieringen van sportkampioenen of religieuze massabijeenkomsten.

    De beschaving die we met gezamenlijke maximale inspanningen van de menselijke intelligentie hebben opgebouwd blijkt nauwelijks leefbaar voor het individu. De strenge wetenschappelijke rationaliteit waarmee we de wereld hebben geordend, is ver zoek in de manier waarop we als individu of als gemeenschap in die wereld staan en gaan. De zelfdestructie van de beurzen en de banken die we de laatste tijd mee organiseren is daarvan een verontrustend voorbeeld, de voortslepende communautaire crisis in eigen land een ander.

    Stilaan neemt de verwarring apocalyptische dimensies aan: Things fall apart, the center cannot hold, mere anarchy is loosed upon the World, schreef Yeats, klik hier voor de volledige tekst en mijn vertaling van het schrikbarend visionaire gedicht uit 1920: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=101.


    Categorie:samenleving
    12-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een verhaal over Alzheimer en tijd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Na de ingespannen dagen van de lectuur van Serendipity stelde zich deze morgen de vraag naar het volgende boek. Ik spendeer vele uren in tweedehandsboekenwinkels, in andere boeken en op internet, op zoek naar interessante boeken en ik koop elke maand ten minste een tiental en gewoonlijk nog meer boeken aan. Er staan dus op de boekenrekken die me omringen genoeg kandidaten te wachten op mijn weifelende blik. Elke titel herinnert me aan de al dan niet intense opwinding van het vinden, aan de belofte van het leesgenot, de intellectuele uitdaging, de bevestiging van mijn eigen denken en voelen, de verrassing van het niet-voorspelbare, de zeldzame originaliteit.

    Ik was, na verscheidene non-fiction boeken, wel toe aan een gemakkelijker verteerbaar maal. Nu ik erop terugkijk, heb ik in meer dan een jaar maar een paar boeken gelezen die géén non-fiction waren, een novelle van Bates, grotendeels in de wachtkamer van dokters, een van P.D. James en een van William Trevor. Dat verbaast me, ik was mij er niet van bewust en het doet me nadenken. Waarom lees ik eigenlijk? Naar wat ben ik op zoek? Wat maakt me zo rusteloos, wat verhindert me om me te ontspannen met een lekker verhaal?

    Ik had bij de Slegte in de solden (dat wil wat zeggen: tweedehandse solden!) enkele hardcovers opgepikt voor elk 1 euro en een daarvan was The Horizontal Instrument (1999, 198 pp.) van Christopher Wilkins, met als veelbelovende ondertitel: A Novel of Love, Memory and the Quest to Measure time. Met zoveel elementen die tot mijn belangstellingssfeer behoren kon het niet mis gaan.

    Laat me beginnen met eventuele misverstanden over dat horizontaal instrument de kop in te drukken: het heeft niets te maken met de Love uit de titel maar alles met het laatste, de zoektocht naar het meten van de tijd. Het is, althans volgens de auteur, een merkwaardig toestel om de juiste tijd van de dag te meten op basis van de stand van de zon, een soort van draagbare zonnewijzer, die zou toegeschreven zijn aan Willam Oughtred (1575-1660), de uitvinder van de rekenliniaal, een instrument dat nu door handige rekenmachines naar de vergetelheid verwezen is; wij gebruiken nog wel de symbolen voor vermenigvuldigen (x) en delen (:) die hij heeft voorgesteld.

    Het boek is een dubbel verhaal. De ene verhaallijn is die van een jongeman die een wat oudere vrouw leert kennen, verliefd wordt en met haar trouwt en een gelukkig leven leidt tot het ogenblik dat zijn echtgenote op haar 38ste de eerste tekenen vertoont van wat een virulente vorm van Alzheimer’s ziekte blijkt te zijn. De andere rode draad is die van de bouw, door de hoofdfiguur, van een perfect lopend zakhorloge. Beide patronen, die in afwisselende hoofdstukken verwerkt zijn, geven ampel aanleiding tot bedenkingen en dialogen over tijd, herinnering, leven en dood.

    Of de combinatie geslaagd is? Ik durf het niet te zeggen. Ik ben zowel goed als slecht geplaatst om te oordelen over het gedeelte met het uurwerk: ik heb er zelf te veel over gelezen om onbevangen te oordelen, maar ik vond er heel wat boeiende informatie en inzichten over wat tijd is; maar ik vrees dat een lezer die onze fascinatie voor klokken niet deelt, wel eens kan afgeschrikt worden door sommige technische paragrafen. Het verhaal over de ziekte is goed geschreven, aandoenlijk, schrijnend soms, steeds geloofwaardig en eerlijk.

    Af en toe kan de auteur niet weerstaan aan een neiging tot overdrijven. Zijn personages zijn nooit mediocre, nooit de middelmaat maar steeds de top. Dat wekt soms een reactie op van: moet dat nu? Zeker bij de nevenfiguren is er het gevaar van karikaturaal schetsen van de persoonlijkheid. Maar ook het hoofdpersonage krijgt trekjes die we wel eens terugvinden in de protagonisten van thrillers: iets van James Bond of Superman.

    Het is al bij al een vrij kort verhaal, de 198 bladzijden zijn van klein formaat, je hebt het op een paar uur uit en dat is (meer dan) genoeg, de auteur lijkt me niet in staat om veel meer met het nochtans sterke materiaal te doen dan dat, het is geen Dostojewski.

    Ik heb nergens meer informatie over deze auteur gevonden dan dat hij geboren is in 1945, in Cambridge studeerde en in Engeland woont. Er is een Franse vertaling, maar een Nederlandse kwam ik niet tegen.

    Mijn één euro was wel besteed, maar geef er niet veel meer aan uit. Aan de andere kant: hoeveel kost een ticket voor de bioscoop nu?



    Categorie:tijd
    11-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Serendipity: Robert K. Merton
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 15 november 2007 schreef ik hier over het heerlijke en werkelijk unieke boek van Robert K. Merton, OTSOG, klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=383 als je het (nog) eens wil nalezen, wat ik je zeker wil aanraden, maar nóg meer wil ik je op het hart drukken om het boek zelf te lezen. Aangespoord door het intense leesplezier kocht ik kort daarna een tweede werk van hem, dat hij samen met zijn collega Elinor Barber schreef: The Travels and Adventures of Serendipity. Het boek verscheen in 2004 als hardcover, ik beperkte me tot de zeer behoorlijk uitgegeven paperback, die in 2006 verscheen en ik las die in de voorbije dagen.

    De ontstaansgeschiedenis van dit werk is wat vreemd: het manuscript was ‘klaar’ in 1958, maar werd dan om verscheidene redenen ‘even’ opzij gelegd. Dat bleef zo tot in 2002, wanneer de Italiaanse uitgever van andere werken van Merton een Italiaanse vertaling publiceerde. Dat was de aanleiding voor Princeton University Press om ook de Engelse tekst uit te geven. Helaas overleed Professor Merton in februari 2003, net nadat hij de plannen voor de uitgave vernomen had. Hij was dan 93. Zijn medewerkster, Dr. Elinor Barber was al in 1999 overleden. De tekst die voor ons ligt is die van 1958; Merton zelf noemt het een tijdscapsule: de tekst is niet geüpdatet, noch heeft ie de finale herwerking gekregen die manuscripten nodig hebben voor ze echt drukklaar zijn, een werk dat meestal door een editor van de uitgever gebeurt in samenspraak met de auteur(s); in dit geval was dit fysiek niet (meer) mogelijk. Er is wel een Afterword van Merton, dat ons tot vrijwel vlak voor zijn dood brengt met enkele korte ontroerende notities over zijn falende gezondheid.

    Zoals de inleider van het werk ook opmerkt, is het een onaf werk; niet alleen ontbreken evident de hoofdstukken over de periode na 1958, ondanks het aanvullende nawoord, maar ook de organisatie van het materiaal had beter gekund, meer systematisch; in de loop van die herwerking waren ongetwijfeld ook een aantal quasi-herhalingen weggewerkt. Maar de auteurs of liever het lot heeft er anders over beslist en wij moeten het doen met wat er is.

    En dat is, gelukkig, niet weinig. Voor veel lezers zal het woord serendipity wellicht maar een heel fijn belletje doen rinkelen. Van Dale laat ons voor een keer niet in de steek, dit is wat hij-zij-het erover weet:

    serendipiteit
    se·ren·di·pi·teit
    de (v.); g.mv.

    <Eng. serendipity, voor het eerst genoemd door Horace Walpole (1717-1797) in een brief; hij leidde de naam af van een sprookje over de prinsen van Serendip (de oude naam voor Sri Lanka of Ceylon)

    1· gave om door toevalligheden en intelligentie iets te ontdekken waar men niet naar op zoek was

    En dat is dus het onderwerp van het meer dan driehonderd bladzijden lange boek! Vanzelfsprekend gaat het niet enkel om de etymologie, want die is niet veel uitvoeriger of ingewikkelder dan wat Van Dale erover zegt; Merton zou overigens zeer tevreden geweest zijn over de etymologische duiding Van Dale, want die is beter dan welke ander woordenboek ook, inclusief de OED!

    Horace Walpole, die we heel misschien kennen van zijn gothic novel The Castle of Otranto, beschouwt men nu als de beste schrijver in het epistolaire genre van zijn tijd; zijn verzamelde brieven, die duidelijk met die bedoeling geschreven zijn, beslaan vele dikke volumes. Het was in een van die brieven dat hij zomaar het woord serendipity uit zijn mouw schudde, een neologisme dus, gepleegd op 28 januari 1754. Het bleef daarbij, tot die brief werd opgenomen in een van de latere verzamelde werken, in 1833. Gedurende meer dan 75 jaar heeft ons woord dus begraven gelegen in één enkel document; er zijn geen aanduidingen dat iemand het in die jaren heeft gebruikt. Noch was dat het geval in de volgende jaren, want pas in 1875 (het geboortejaar van mijn grootmoeder, maar dat terzijde), verschijnt het woord nog eens in druk, in een gespecialiseerd tijdschrift. Van dan af zal het hier en daar opduiken, tot het rond 1950 in wetenschappelijke, literaire en journalistieke middens aan een merkwaardige opgang zal beginnen. De auteurs volgen die ontwikkeling op de voet.

    Maar er is meer dan de geschiedenis van het woord in dit boek. Herhaaldelijk gaat men in op de betekenis die een auteur eraan geeft, meestal in de context van het belang of het aandeel van het gelukkig toeval in de wetenschap. Wij kennen allemaal de verhalen over de ‘toevallige’ ontdekking van de Röntgenstralen en van penicilline, maar de ware toedracht lijkt telkens ook weer wat complexer te zijn dan de populaire verhalen willen laten geloven. De analyse van het wetenschappelijk onderzoek en van de gebruikte methodes vormt dan ook de kern van dit boek, en onder meer in die zin is het een voorloper, een vingeroefening voor OTSOG, waarin Merton op speurtocht gaat naar de oorsprong en de betekenis van Newtons uitspraak: “als ik verder heb gezien dan anderen, dan is dat omdat ik kon gaan staan op de schouders van reuzen”, met andere woorden, wetenschap is een cumulatieve bezigheid, waarbij men hogerop komt door te steunen op het werk van anderen. In Serendipity is het onderwerp, zoals gezegd, het (zogenaamde) gelukkig toeval.

    Ik laat het hierbij voor de inhoud. Literair is dit boek maar een zwakke voorafschaduwing van OTSOG en dat is, meen ik, ook de overduidelijke reden waarom Merton zijn medeauteur overhaalde om de publicatie uit te stellen: het werk was niet ‘klaar’, het was ook geen literair meesterwerk. Het verschil met OTSOG is op alle punten overweldigend. Ik vermoed dat heel wat van de uitvoerige maar toch wel drogere hoofdstukken van de hand van Dr. Barber zijn; af en toe wordt de kwaliteit van het discours en de taal plots stukken beter, ik vermoed daarin de hand van Merton zelf, op grond van wat hij later zo meesterlijk gedaan heeft in OTSOG.

    Dit is een boek voor bewonderaars van Professor Robert K. Merton en die heeft hij bij honderdduizenden, zowel in de wetenschappelijke wereld als in de literaire. Maar het blijft een eigenaardigheid, een message in a bottle, na vijftig jaar gevonden in een totaal veranderde wereld, een onaf gebleven werk, een bevroren momentopname, een stilgevallen vingeroefening, maar dan van een zeldzaam genie. Ik heb er geen moment spijt van dat ik een paar dagen met Serendipity heb doorgebracht. Toch bedenk ik nu dat ik wellicht nog meer plezier zou beleefd hebben aan het herlezen van On the Shoulders of Giants. Dat doe ik zeker nog eens.


    Categorie:ex libris
    09-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nabokov: Natasha & The Ballad of Longwood Glen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Voor liefhebbers van de Russisch-Amerikaanse auteur Vladimir Nabokov (1899-1977) en ook voor die enkele trouwe lezers die dat volkomen ten onrechte eventueel niet zouden zijn maar het hierdoor misschien kunnen worden, vermeld ik hier graag twee recente trouvailles.

    Op 9 juni 2008 verscheen in The New Yorker, waarin hij bij zijn leven zoveel (33) originele bijdragen heeft gepubliceerd, een kortverhaal van zijn hand, uit het Russisch vertaald, naar het Engels, door zijn zoon Dmitri (°1934) zoals gewoonlijk en gedateerd circa 1924, dus in de periode dat hij (Vladimir) in Cambridge Russisch (!) studeerde en zijn familie in Berlijn verbleef. Een andere bron plaatst het verhaal nog vroeger, in 1921.

    Natasha is de titel en het is een typisch pareltje van de jonge Nabokov.

    Vreemd dus dat het niet is opgenomen in een van de verhalenbundels die Nabokov zelf publiceerde en die toch eveneens hoofdzakelijk vertalingen bevatten van vroeger Russisch werk:

    Nabokov's Dozen: A Collection of Thirteen Stories, 1958 (als paperback Spring in Fialta, 1959)
    Nabokov's Quartet, 1966
    A Russian Beauty and Other Stories, 1973
    Tyrants Destroyed and Other Stories, 1975
    Details of a Sunset and Other Stories, 1976.

    Het komt ook niet voor in de verzameling The Stories of Vladimir Nabokov (1995, 2002), die ook integraal in het Nederlands vertaald is. Nochtans zijn daarin toen eerst dertien (a baker’s dozen) en uiteindelijk veertien ‘nieuwe’ kortverhalen opgenomen, die nooit eerder verschenen waren, onder meer Easter Rain, dat pas na de val van het IJzeren Gordijn teruggevonden werd. Vladimir Nabokov vermeldt Natasha evenmin in zijn handgeschreven bottom of the barrel lijst met verhalen die hij nog ooit dacht te (laten) vertalen; deze uitdrukking verwijst ironisch naar wat men meestal onderaan in een ton vindt, namelijk overschotjes of, meer bepaald bij kaviaar, minderwaardige kwaliteit, geplet door de bovenliggende ongeschonden lagen, afval dus eigenlijk. Dmitri Nabokov heeft het materiaal gehaald uit de bekende archieven, het was daarom ook geen echt verloren meesterwerk, het lag gewoon te wachten op deze al te lang uitgebleven vertaling, die het ongetwijfeld verdient. Veel leesplezier. Er is ook een printversie, het is maar enkele bladzijden lang.

    http://www.newyorker.com/fiction/features/2008/06/09/080609fi_fiction_nabokov

    Daarnaast vond ik onlangs eindelijk een spoor terug naar een ‘gedicht’ van Nabokov dat ik tien jaar of langer geleden toevallig las op internet, maar dat dan uit mijn gezichtsveld verdween, inclusief de titel en dat maakt terugvinden moeilijk, natuurlijk. Maar het bleef al die jaren in mijn achterhoofd hangen, tot ik me enkele dagen geleden plots vaag herinnerde dat Ballad en Glen in de titel voorkwamen. Met Google levert dat natuurlijk ogenblikkelijk resultaat op: The Ballad of Longwood Glen, eveneens verschenen in The New Yorker, in de aflevering van 6 juli 1957 maar niet te vinden op hun website, enkel op de verzamel-CD-rom. Op de heerlijke Nabokov-site Zembla http://www.libraries.psu.edu/nabokov/abvn.htm kan je onder Works een lijstje vinden met audio-documenten, en op een daarvan hoor je hem zelf het humoristische gedicht voordragen, een ontroerend moment voor een Nabokov-addict. De Engelse tekst van de Ballad vind je hier (met enkele typefoutjes): http://people.vanderbilt.edu/~richard.s.stringer-hye/longwood.htm .

    Ik waag me aan een pretentieloze vertaling.

    De Ballade van Longwood Glen

    Om half elf die zondag morgen
    staken twee wagens het beekje over, naar de verborgen

    vallei; in de ene Art Longwood, aldaar florist
    met zijn kinderen en eega (nu Mevrouw Deforest)

    In die erachter zag een politieman te gader
    Arts Vader, zijn stief- en ook zijn schoonvader

    De drie oude mannen wandelden weg naar de inham
    Art langzaam door het tinkelend onkruid achter hen aankwam

    Helder was de ochtend, schitterend de wolken in ‘t verschiet
    kinderen en strips de wagen verliet’

    Slome Art, die een hele dag staren kon, onbewogen
    keek toe hoe een insect op een halm klom en dan was weggevlogen

    Pauline had astma en Paul krukken
    Leuke kinderen, dat wel, maar bij het lopen scheelt dat toch stukken

    Ik wou, zei Moeder tot kreupele Paultje
    dat iemand je wou leren een balletje

    op te gooien; Slome Art nam de bal en gooide hem omhoog
    hij bleef hangen in een boom die daar net voorbijvloog

    De zwaarwichtige groene pelgrim hield prompt even halt
    de kinderen wachten, maar geen bal die eruit valt

    Ik heb nooit in bomen geklommen in mijn jeugd
    zei Art en maakte van de nood meteen maar een deugd

    Af en toe was er een elleboog of een knie te merken
    in de puzzel van blauwe en groene zwerken

    Hoger en hoger klautert Art Longwood en klimt
    en de bladeren zegden ja tegen de vragende wind

    Oh, wat een tiara’s van tuinen! Wat lawines van licht!
    Hoe toegankelijk de ether! Hoe gemakkelijk de vlucht!

    Arts familie draaide rond de boom de hele dag lang
    Pauline trok haar besluit: dit is Pa zijn zwanenzang

    Geen mens zag de hemelscharen in vervoering kolken
    en de aardse held begroeten in de sneeuw van wolken

    Mevrouw Longwood begon zich ernstig zorgen te maken
    Hij kwam maar niet af, hij bleef maar verzaken

    Bij de voet van de boom vonden ze enkel wat kleingeld
    De kinderen verveelden zich, Paul door een wesp gekweld

    De oude mannen erbij kwamen en naar boven staarden
    elk met een bekertje in de hand en ook vijf speelkaarten

    Op de snelweg stopten de auto’s, keerden en kwamen
    dan de hobbelige weg opgewaggeld naar de inham en

    de boom was plots een en al lawaai, met hele stoeten
    congresgangers, vissers en jongens met zomersproeten

    Anaconda’s, en poema’s zeiden sommigen bedachtzaam
    en ondertussen kwam er steeds meer volk aan:

    Boomchirurgen, detectives, ook de brandweer arriveerde
    een ambulance die in de schaduw van een danstent parkeerde

    Een dronken branieschopper met een pistool en een touw is er ook nog gekomen
    om erop toe te zien dat elke rechtsregel in acht werd genomen

    Ontdekkingsreizigers, dendrologen allegaar
    en een vreemd bleek meisje met zigeunerhaar

    En van Kaap Schrik tot Kaap Schroom
    stond in elke krant: Man Verdwijnt In Boom

    De hemeltergende eik, waarin de uil te schuilen placht
    en de wasbeer goud plaste, werd geveld en doorzocht

    Ze vonden enkele spanrupsen, een rood aangelopen galletje
    en een antiek nest met een vers gelegd balletje

    Ze hebben de stam gevernist, hekkens geplaatst en volop
    borden; toiletten nestelden zich tussen rozen en klimop

    Mevrouw Longwood, geretoucheerd na de dood van de kinderen
    voelde als dromerige eega van een fotograaf haar hart opnieuw zinderen

    De Deforesten, vier ouwe knarren op een rij
    bezoeken nu als echte toeristen de vallei

    Ze smakken bij het snacken, kijken wat boven en beneen
    wassen hun handen en rijden dan weer heen.

    (vertaling © Karel D'huyvetters 2008)


    Categorie:literatuur
    07-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Athene
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Athene… ooit riep die naam bij elke beschaafde mens de meest verheven gedachten op. Daar ligt ons geestelijk Eden, waar de mens voor het eerst zijn volle mentale vermogens aanwendde om zichzelf, de wereld en het heelal te begrijpen. Socrates, Plato, Aristoteles inspireren ons nog elke dag, bepalen wat en hoe wij denken, ook als we ons daarvan niet bewust zijn. Ruim 2500 jaar geleden was de mens in staat om zelfstandig na te denken, te schrijven, te filosoferen met een scherpte die ons nog steeds verbaast. In Athene stond de wieg van de wereldbeschaving.

    In de mythologie werd Athena geboren uit het hoofd van Zeus: het verstand onttrekt zich aan de oppergod en gaat een zelfstandig leven leiden.

    Voor de mens is er geen weg terug. Eenmaal wij in staat bleken om te denken en met ons verstand de wereld te veroveren, de planten en de dieren te benoemen en van dode materie bruikbare werktuigen te maken, was de race begonnen. Wij zouden niet rusten voor alles verklaard was, elk stukje natuur onderzocht op zijn bruikbaarheid voor het overleven van de menselijke soort. Nadenken werd niet alleen een goede gewoonte, maar ook een dwingende opdracht, een verheven taak. Mensenkinderen werden en worden nu nog meer gedurende vele jaren opgeleid, kennis en wetenschap werden idealen, wie daarin uitmuntte alom geëerd. De denkende mens was en is de meester van de schepping. Wissen ist Macht.

    De tocht van de tuin en van Eden naar de Akropolis van Athene heeft de mens fundamenteel veranderd. Wie heeft ontdekt dat hij zijn verstand kan gebruiken, is ook gedoemd om dat te doen. Je kan je verstand niet op nul zetten, je kan geen knopje omdraaien, je kan de klok niet terugzetten, de weg terug naar Eden is voorgoed afgesloten, de poort bewaakt door een engel, vlammend zwaard in de hand. Ein Mensch ist kein Tier, maar wij waren dat ooit wel en de herinnering is gebleven, het dierlijke zit in onze genen, zelfs in ons verstand, wij kunnen onze afkomst niet verloochenen. Het bewustzijn dat we geen dier zijn is onze trots, in onze hoogste betrachtingen proberen we het verschil zo sterk mogelijk te benadrukken, onze geestelijke vermogens worden het hoogst geschat. Zelfs onze topatleten zijn geen toevallig gevonden superbe natuurtalenten maar het resultaat van jarenlange intense training op grond van wetenschappelijk bestudeerde schema’s, diëten en helaas ook lichaamsvreemde stoffen, doping.

    Maar het heimwee naar Eden is niet te stillen. Wij dromen en dromen nog van die paradijselijke tijd toen er nog geen tijd was en de mens een dier was met de andere, toen er nog geen gedachten waren, geen bewustzijn van verschil, geen kwaadaardig geweld, geen besef van schuld en boete, van zonde, begeerte, geen haat, geen gepijnigde liefde. Wij voelen tot heel diep in onze wortels aan dat we met ons ontwakend bewustzijn ook onze onschuld verloren hebben. Wij bekijken de wereld nu met andere ogen, die van de veroveraar, de landvoogd, de zeevaarder, de handelaar, de stedenbouwer, de ambachtsman, de huishoudster ook. Maar voortdurend worden we aan onze dierlijke afkomst herinnerd, niet in het minst in ons lichaam, met zijn ontembare dierlijke drang naar overleving en voortplanting en met zijn vergankelijkheid, zijn lijden en dood.

    De mens voelt zijn niet aflatend denken dan ook als een last, waarvan hij bevrijding wenst. Hij wil weer eenvoudig, ongegeneerd, onbeheerst kunnen genieten, niet geplaagd door scrupules, vrees voor de gevolgen van zijn daden, faalangst, menselijk opzicht, geboden en verboden, wetten en regels. Hij wil onmiddellijke bevrediging voor zijn honger, zijn lusten botvieren in een dronken roes. Hij wil vergeten dat hij een bewust wezen is. Hij wil af van de tergende eenzaamheid van het individu. Daartoe zoekt hij alle gelegenheden en gebruikt hij alle middelen die dat bewustzijn uitschakelen en de eenzaamheid verdrijven. Slaap brengt vergetelheid, aan het einde van een zware dag kunnen we het moede hoofd neerleggen en wegzinken in een vegetatieve toestand waarin het bewustzijn uitgeschakeld is. Maar zelfs dat lukt maar amper: dromen komen ook die rust verstoren, het verstand slaapt nooit, ook al is het bewustzijn even verminderd. De roes zoeken we in het feest, de viering, waarin we ons niet als rationele wezens (hoeven te) gedragen, waar we precies het tegenovergestelde doen van wat we als nadenkende wezens doen. Dat is onder meer offers brengen, dieren en planten bewust vernietigen in plaats van ze op te eten, wijn op de grond gieten, plengen, in plaats van te drinken. Maar ook alcohol drinken en andere stimulerende en zelfs halucinogene middelen innemen, die onze hersenen beïnvloeden en ons vreemde dingen laten doen. Rituele handelingen vervangen natuurlijke, heilige teksten worden opgezegd en vervangen het normale spreken, vastgelegde gebaren en houdingen en bewegingen komen in de plaats van de alledaagse. Mensen komen samen om te vieren, doen dingen samen in plaats van alleen. Bewustzijn maakt een mens eenzaam, het zelfbewustzijn is de vloek van de mens, denkend en voelend ben je steeds alleen met jezelf, een individu. In het samen vieren, samen drinkend en etend en zingend en dansend en opgaand in de stemming en de roes van de gemeenschap kan je even vergeten dat je straks weer alleen bent. In het naleven van rituele voorschriften kan je behoren tot een groep, kan je je eigen verantwoordelijkheid verleggen naar die groep en zo bevrijd worden van de knagende pijn van het zelf nadenken over goed en kwaad.

    Religie staat lijnrecht tegenover zelfbewustzijn en individualiteit. Socrates werd veroordeeld in Athene wegens goddeloosheid en het verspreiden van goddeloze gedachten. Hij werd bestraft voor zijn arrogante zelfbewuste manier van denken, die te weinig rekening hield met de behoefte van mensen om ook aan het niet-rationele in hen een plaats te geven, aan al wat hen onbewust maar verpletterend herinnert aan een ander, vroeger gelukzalig oerbestaan. Onweerstaanbaar roept de herinnering naar de tuinen van Eden, waar rust het hart verblijdt.


    Categorie:samenleving
    05-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grok zegt de raaf
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dit jaar zitten er in het dennenbos achter in de tuin ook een paar kraaien, of zijn het raven? Het is moeilijk om de twee uit elkaar te houden. Corvus corone corone is de wat kleinere zwarte kraai, die voortdurend haar eigen naam roept: kraah… Corvus corax is maître corbeau, een beetje groter dus en met een snavel die plomper en meer gebogen is; hij zou het geluid maken dat Heinlein in zijn cult sf-roman Stranger in a strange land (1961) als een vreemd neologisme gebruikte voor de intuïtieve communicatie tussen cult-broeders; het werd een tijdelijke instant hit in de flower power ‘cultuur’ en haalde zelfs de OED (Oxford English Dictionary): grok.

    Ik was aangenaam verrast toen ik gisteren een reactie kreeg op wat ik in ‘Ushuaia’ schreef over het essentiële verschil tussen mens en dier, meer bepaald het feit dat dieren wel gebruik maken van gevonden voorwerpen, maar dat ze zich zelf geen gebruiksvoorwerpen maken. We kennen allemaal de beelden van apen die met stokken de bananen uit een boom meppen, of die in documentaires met een stok termieten uit een nest halen en die smakelijk verorberen, of nog de otters die op hun rug in het water liggend, schaaldieren met een steen stukslaan op hun buik, een werkje waarvoor wij met gevaar voor eigen vingers een oestermes voor gebruiken. Maar otters maken zich geen oestermessen, zelfs geen rudimentaire en apen binden geen twee stokken aan elkaar maar zoeken een langere of geven het op; ze dragen ook geen speciaal stokje met zich mee als ze op zoek gaan naar eten, maar kiezen er een uit als ze bij een termietennest komen en als er geen zijn, tja, dan maar naar het volgende nest.

    Youri stuurde me deze link: http://www.ted.com/index.php/talks/joshua_klein_on_the_intelligence_of_crows.html naar een amusante Engelse uitleg over slimme kraaien; als je geen Engels verstaat spoel je maar door tot aan het filmpje in kwestie: een kraai buigt een metalen draad net zo om tot het een haak is waarmee ze eten uit een smalle vaas of buis kan lichten. Merkwaardig inderdaad. Maar uit de uitleg bij het filmpje blijkt dat kraaien zich enorm hebben aangepast aan de menselijke omgeving en zelfs het liefst daar vertoeven. Een ander staaltje van die aanpassing is wat we ook al van andere roofvogels gezien hebben: ze gooien schaaldieren vanuit de lucht naar beneden op een hard oppervlak tot ze breken en eetbaar zijn; in dit geval is het harde oppervlak een drukke straat, de auto’s kraken de schelp en de kraai wacht rustig tot het verkeerslicht rood wordt om de inhoud van de schelp te gaan oppeuzelen.

    Ik had nog nooit gehoord van dieren die spontaan een instrument maken zoals de haak van de kraai en ik heb eerlijk gezegd nog altijd enige twijfels over het filmpje, ondanks de verzekering van de commentator dat het niet getrukeerd is. Maar zelfs als het een niet-aangeleerde prestatie is, dan nog is het uitzonderlijk en ongewoon genoeg om er een filmpje van te maken, een duidelijk bewijs dat men van dieren niet verwacht dat ze zoiets doen.

    In mijn uitleg had ik het over dieren in hun ‘natuurlijke’ omgeving, in een wereld waaruit we de mens volledig hadden weggedacht. Kraaien leren, net zoals andere dieren die kort bij de mens leven, zeer snel, zeker als het om voedsel garen gaat; ze leren ook van elkaar, zoals de vogels die geleerd hadden door de metalen doppen van de melkflessen aan de voordeur te pikken om de room te drinken: als er in de buurt één zo’n geval was, dan waren er na een tijd een hele reeks.

    Uiteindelijk moèt er wel ooit een ‘dier’ geweest zijn dat zich een instrument miek (mag het even, ja? waarom vind ik nergens dit alternatief voor ‘maakte’?), namelijk dat dier dat uiteindelijk tot de mens evolueerde. Maar het blijft opvallend zo dat dieren (vrijwel?) nooit spontaan zelf instrumenten maken en dat de mens, zelfs de meest primitieve of de minst geleerde, dat voortdurend en met veel succes wel doet, onze beschaving is daarop zelfs ‘gebouwd’.

    Toch bedankt, Youri voor je merkwaardige en best leuke bijdrage tot de discussie.


    Categorie:samenleving
    04-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verdi: La sforza del destino op Canvas+
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Er is weer nieuws in het Vlaamse medialandschap. Ik heb het niet over Donna, we zijn tenslotte senioren, maar over Canvas+. Het begon een tijdje geleden met wat wij in Vlaanderen met een affreus gallicisme een ontdubbeling (dédoublement) noemen: een splitsing van Canvas in twee gelijktijdig uitgezonden programma’s, met Canvas+ als ‘dubbel’; het is dus eigenlijk een verdubbeling, een doublering. Dat gebeurde voor het eerst op een systematische manier en met veel succes ter gelegenheid van de Koningin Elizabethwedstrijd, dit jaar voor zang; klik even hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=477 .

    Ik vertaalde toen ook het Petrarca-sonnet van het verplichte stuk, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=8845 .

    Nu is er elke dag na Terzake een extra aanbod. Ik citeer even wat ze er zelf over zeggen:

    Het programmaschema van Canvas+ is opgebouwd rond vaste afspraken met de kijker die op zoek is naar een meerwaarde en diepgang bij de Canvas-programmering. Op maandag- en donderdagavond zijn er documentaires met maatschappelijke inslag: maatschappelijke trends, fenomenen of problemen, human interest, portretten en persoonlijke verhalen, enz. die een verrijking bieden bij het Canvas-aanbod.

    Op dinsdag en vrijdag brengt Canvas cultuurprogramma’s. De moderne/populaire muziek komt op dinsdag aan bod. Het kan daarbij gaan om performance, podiumkunsten, moderne muziek (pop, rock, enz.). Op vrijdag komt de klassieke cultuur aan bod, met captaties van concerten, opera, ballet, jazz, enz., soms rechtstreeks en desgewenst omkaderd. Daarnaast is er op vrijdag ook een herneming van een cultuurprogramma uit het zondagse slot van het moedernet Canvas.

    Op woensdag en zaterdag is er sport. Op woensdag is dat evenwel alleen zo indien er op het moedernet Canvas zelf geen sport is. Als dat wel het geval is, dan programmeert Canvas+ als alternatief een film. De zaterdagavond van Canvas+ is voorbehouden aan de binnenlandse zaalsporten in Sporza (afwisselend volleybal, basketbal en handbal).

    Op zondag zijn er documentaires over (natuur)wetenschappen en geschiedenis, eventueel aangevuld met portretten, films of kortfilms die in het verlengde liggen van het Canvas-aanbod.

    Gisteren vrijdag was het dus cultuur, en niet een klein beetje: Verdi’s La forza del destino vanuit De Munt, dit jaar opgenomen. Het was het afscheid van de dirigent Kazushi Ono die we ook al in goeden doen zagen in de Elizabethwedstrijd. Van de zangers kende ik alleen de zeer expressieve Eva-Maria Westbroek en natuurlijk José Van Dam, hier in een komische bijrol, maar de andere solisten waren ook meer dan behoorlijk. De regie en enscenering waren voor een keer niet postmodern maar sober en smaakvol, oef. Het is een lange opera, vier bedrijven, samen meer dan drie uur. Het verhaal is in feite flinterdun, maar het wordt in het lang en het breed uitgesmeerd over een aantal scènes waarin de sterke gevoelens van de protagonisten worden uitgespeeld, om niet te zeggen: uitgemolken; bovendien zijn er een aantal elementen die het verhaal onderbreken: religieuze momenten, herbergtonelen, komische intermezzo’s, een stukje oorlog… Het noodlot uit de titel verwijst naar een aantal onvoorspelbare gebeurtenissen, maar voor moderne ogen zijn het eerder onvoorstelbaar ongeloofwaardige misbaksels en drakerig, tranerig melodrama van het lachwekkende soort. Laten we dus niet te lang bij het verhaaltje stilstaan. De muziek is echte Verdi, uit zijn latere periode: het is voor het eerst opgevoerd in een oerversie in Sint-Petersburg, waarvoor het in opdracht geschreven was, in 1862. Het volgt in de tijd op Un ballo in Maschera (1859), klik hier voor mijn bespreking http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=182 en wordt gevolgd door Don Carlo(s) (1867), klik hier http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=286 , twee meer gespeelde en dus beter bekende opera’s. Er zijn minder aria’s die elke liefhebber kent, op Pace, pace na, hier voorbeeldig gebracht door een zeer overtuigende, beheerste Eva-Maria Westbroek; ook de ouverture kennen we allemaal, met de voorstelling van de thema’s of leit­motiven van de aria’s. Verdi maakte in die periode overvloedig en handig gebruik van zijn klassieke succesformules: zo is het duet van de twee mannelijke hoofdrollen een voorafspiegeling van het meer bekende dergelijk duet uit Don Carlos.

    Ik had het meest last van de tekst van het libretto, dat van de hand is van Francesco Maria Piave, vriend en medewerker van Verdi, die ook tekende voor de libretto’s voor Verdi's opera’s Ernani (1844), I due Foscari (1844), Attila (1846), Macbeth (1847), Il corsaro (1848), Stiffelio (1850), Rigoletto (1851), La Traviata (1853), Simone Boccanegra (1857). Piave bezweek aan een beroerte voor hij ook dat van Aida op zich kon nemen. Maar Forza is niet gebaseerd op Shakespeare of Schiller of Victor Hugo, maar op dat van een onbekende Spaanse Hugo-imitator en dat merk je. Ware het niet van de muziek, dan zou de hele zaal waarschijnlijk herhaaldelijk in schaterlachen uitgebarsten zijn. Dergelijke teksten kunnen nu echt niet meer, zelfs niet met de beste wil van de wereld en met alle zin voor historiciteit. Opera vandaag kan geen heropvoering zijn van voorstellingen van 150 jaar geleden, het moet de liefhebber van vandaag direct aanspreken, niet als een historiserende vertoning in een soort operamuseum, zoals je naar oude films gaat kijken in het filmmuseum. La forza del destino heeft zijn tekst en het verhaal tegen om een echt hoogtepunt te zijn in het oeuvre van Verdi. Toch heb ik tot het late einde zitten kijken en genieten van deze geslaagde verruiming van het aanbod van Canvas.

    Terwijl ik dit schrijf kijkt Lut naar de rechtstreekse uitzending op Canvas+ van de basketbalmatch tussen Leuven en Aalstar, opgeluisterd door de cheer leading meiden van Danscentrum Aike Raes, de dochter van Lut. Het is een kleine wereld.



    Categorie:muziek
    03-10-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ushuaia
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ushuaia, de meest zuidelijk gelegen stad op onze wereld, moet je zoeken aan het uiterste zuidelijk puntje van het vasteland van Zuid-Amerika, in Tierra del Fuego, Vuurland, een provincie van Argentinië, aan het Beagle-kanaal, zo genoemd naar het schip waarop de jonge Darwin meereisde op de exploratietocht tussen 1831 en 1836. Darwin beschrijft de wilde inboorlingen en hun uiterst primitieve levensomstandigheden en vraagt zich af of die wezens tot het zelfde ras behoren als hijzelf. De verwondering is het begin van de wijsheid.

    Mensen vind je vandaag overal. Er is geen plaats op de wereld waar het te warm, te koud, te droog of the nat is of er zijn bewoners, zelfs waar de vier contra-indicaties tegelijk vervuld zijn. Er zijn dorpen in het hooggebergte waar een gewone sterveling amper genoeg lucht krijgt om rustig op een stoel te zitten. 6,750 miljard mensen hebben deze paneet grondig ingepalmd en dat op nauwelijks 10.000 jaar tijd. Men verwacht dat we in 2050 met meer dan 9 miljard zullen zijn.

    Het is dan ook wellicht veel gevraagd om je even voor te stellen hoe de wereld er zou uitzien als er géén mensen waren, noch enig spoor van menselijke bewoning of activiteit, alsof er nooit mensen op aarde zouden geweest zijn. Denk aan de fabuleuze documentaires die vooral de BBC telkens weer maakt met dat verbluffend camerawerk waarvan je je afvraagt hoe ze het doen; je zit op de eerste stoel toe te kijken hoe het eraan toe gaat in de natuur zonder mensen, terwijl in feite een hele ploeg bezig is met het maken van de opnames.

    Toch is er een tijd geweest dat de hele aarde er bij lag zoals de minuscule natuurreservaten waarin men nu die veldopnames maakt. In die wereld heeft de menselijke soort zich ontwikkeld uit verre gemeenschappelijke voorouders die wij delen met onder meer de chimpansee. Het is een langzame, lange weg geweest van kleine maar essentiële afwijkingen die cumulatief dat merkwaardig resultaat hebben voortgebracht dat nu deze tekst schrijft en ook jou, die hem leest.

    Ooit heeft een kleine groep van slechts enkele oermensen rondgezworven op deze onmetelijke aarde, nauwelijks maar toch belsissend verschillend van de talloze andere soorten. Ooit is een van de diersoorten mens geworden, op een bepaald moment was hij niet meer een ongewoon slim dier maar een niet zo heel slimme mens. That's one small step for a man..., one giant leap for mankind.

    Wat maakt het verschil uit? Onlangs zat ik op de trein te kijken naar de hond van een van de andere passagiers, een soort collie denk ik, met scherpe, doordringende ogen. Mensen die dergelijke huisdieren hebben weten hoe ‘verstandig’ die kunnen zijn, hoe ‘menselijk’. Als je ziet hoe uitgerekend krokodillen met hun jongen omgaan, dan denk je even aan de kinderlijkjes die men wel elke maand ergens in Vlaanderen aantreft in vuilnisbakken of op verlaten plekken. Wat maakt de mens tot mens? Een dier gaat als het ware op in zijn omgeving, wordt in grote mate bepaald door de stimuli die ervan uitgaan: aantrekking, afstoting of onverschilligheid; daarnaast is er de genetisch vastgelegde overlevings- en voortplantingsdrang. Bij de mens is dat natuurlijk ook zo, maar de mens is zich bewust, niet alleen van de omgeving, maar ook van zichzelf in die omgeving. Het bewustzijn reageert op de impulsen uit de omgeving, maar niet op de directe, voorspelbare manier zoals bij andere levende wezens, planten en dieren. Bij de mens worden de waarnemingen verwerkt in de relatief veel grotere en complexere hersenen op een zeer eigen manier: met een brede waaier van emoties. Een leeuw kan agressief gedrag vertonen, maar er is weinig kans dat hij zich daarvan bewust is. Een leeuw die een prooi doodt, eet die vervolgens smakelijk op. Als hij een soortgenoot doodt, bijvoorbeeld de welpen uit een vorig ‘huwelijk’ van zijn leeuwin, dan doet hij dat instinctief, hij zal daar geen trauma’s aan over houden; denk eens aan een mens in dezelfde situatie?

    De mens denkt, denkt voor en denkt na, herinnert zich en plant vooruit. Wij mensen leven in de wereld maar we zijn niet aan die wereld gebonden, wij zijn in staat om in te grijpen, om die wereld naar onze hand te zetten. Mensen kunnen voorwerpen gebruiken als werktuig, aanvankelijk gevonden natuurlijke dingen zoals een stok of een steen; ook dieren doen dat, maar niet de volgende stap: mensen kunnen zelf werktuigen maken, waarbij het ontwerp duidelijk gericht is op het gebruik: de mens maakt een steen scherp om er mee te snijden, bindt die vast aan een stok tot een bijl. De mens maakt vuur, kleedt zich aan. A small step for a man…

    In de wereld van de planten en het dier, in de wereld vóór de mens, behoort alles tot de zelfde dimensie, er is geen essentieel onderscheid tussen al de levende wezens in al hun verbluffende verscheidenheid, zij zijn eender in de ontstellende afwezigheid van een bewustzijn. Er is een Adam en een Eva nodig om de dieren en de planten en de dingen hun naam te geven. Enkel de mens kan van een steen een bijl maken, van een visgraat een naald. Vanaf dat ogenblik is er een dimensie toegevoegd aan de wereld, die van het bewustzijn, van de betekenis. De mens zondert zich resoluut en definitief af van de rest van de natuur, enkel wij beschikken over de intelligentie die nodig is om te overleven in de meest barre omstandigheden, enkel wij kennen overvloed en luxe, alleen wij kunnen elke tegenstander de baas, kan elk onheil overleven. De menselijke soort is een succesverhaal, de verspreiding en ontwikkeling explosief vanaf het moment dat het bewustzijn zijn intrede doet.

    Maar de mens betaalt daarvoor een hoge prijs. Het is geen stap die je ongestraft zet: het bewustzijn van het eigen ik en van de wereld, de kennis van goed en kwaad, verdrijft je uit de rest van de natuur, uit het paradijselijke opgaan in een primitieve wereld zonder emoties of gedachten. De mens is een dier met heimwee naar dat Eden.

    De mens kent de smart van het leven en weet dat de dood ons allen wacht.



    Categorie:samenleving


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!