mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
19-01-2009
Jonathan Israel, Radical Enlightenment - Radicale Verlichting
Jonathan I. ISRAEL, Radical Enlightenment. Philosophy and the Making of Modernity 1650-1750, xix + 810 pp., Bibliography: Published Primary Sources, Secundary Literature; Index, illustrations; Oxford University Press, 2001, 2002 paperback.
Vertaald als:
Radicale Verlichting: Hoe radicale Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderden, uitg. Van Wijnen, 944 pp., 2005.
Laten we beginnen met de prozaïsche maar onvermijdelijke kwestie van de prijs van dit boek. Ik kocht de Engelse paperback via Amazon.UK en betaalde 18,36 £ voor het boek en ongeveer 5 £ voor verzending. Het Britse pond is nu ongeveer 1,1 waard. De Engelstalige hardcover, die de zelfde afmetingen heeft en het zelfde lettertype, kost daar ongeveer 50 £. Bij Club-Proxis betaal je voor de hardcover 60 , voor de paperback 45,50 , als je een klantenkaart hebt krijg je 10% korting. De Nederlandse vertaling is wat rijker geïllustreerd en heeft, met haar meer dan 100 blz. extra, hopelijk een wat groter lettertype dan het onverantwoord minuscule en pijnlijke van de oorspronkelijke Engelse; kostprijs: helaas 79,50 . Aan de lezer om de conclusies te trekken. De Leuvense Stadsbibliotheek heeft het niet, die van jou misschien wel. Wetenschappelijke bibliotheken hebben het zeker in huis.
Waarom vestig ik je aandacht op een boek dat zo dik, zo duur en zo moeilijk lijkt? Omdat het een meesterwerk is. Je hoeft het van mij niet aan te nemen, lees gerust een van de talrijke recensies bij het verschijnen, dat bespaart me trouwens de aanzienlijke moeite om hier zelf een recensie te schrijven, dat was ik trouwens ook niet van plan, ik ken mijn grenzen. Ik zal me beperken tot enkele gedachten die bij het lezen de afgelopen dagen naar voren kwamen.
Enlightenment, Aufklärung, de Verlichting: we hebben er allemaal over gehoord (op school) en misschien gelezen en dan denk je dat je weet waarover het gaat. Tot je dit boek ter hand neemt en na de eerste bladzijde beseft dat je er niets over weet, niets. Als je het boek dichtslaat na de laatste bladzijde, weet je meer, veel meer, maar weet dat Jonathan Israel een tweede deel heeft geschreven, Enlightenment Contested, bijna duizend bladzijden. En geloof het of niet, ik had dat tweede deel al halverwege het eerste besteld, om zeker te zijn dat ik het in huis zou hebben op het moment dat het eerste uit was, en zo geschiedde. Tussen haakjes: deel twee is er nog niet in het Nederlands, in het Engels kost de paperback ongeveer 20 £, de hardcover ongeveer 30 £, bij Amazon.UK.; bij Proxis-Club resp. 53 en 48 , inderdaad de hardcover is goedkoper dan de paperback, maar koop ze toch maar beter in Engeland.
Niemand zal eraan twijfelen: dit is een wetenschappelijk werk, maar dan een van het superieure soort, dat torenhoog boven de meeste andere uitsteekt en zoals je er maar zelden een leest in je hele leven! Je mag dit werk bekijken vanuit elk mogelijk oogpunt, de beoordeling kan enkel in superlatieven uitgedrukt worden. Het is in de eerste plaats een ongemeen intellectueel en literair genot voor de geïnteresseerde lezer met een normale algemene ontwikkeling. Ik geef het toe: Joyces Ulysses, Tolstoïs Oorlog en Vrede, ook dikke kanjers, leg ik (telkens) na enkele paginas zuchtend naast me neer. Maar voor dit werk heb ik enkele dagen niets anders gedaan dan het ineens gewoon uitlezen. Het is meeslepend van het begin tot het einde. De auteur (°26 januari 1946, precies tien dagen jonger dan ik) is prof in Princeton en heeft zich toegelegd op de intellectuele geschiedenis van Europa tussen 1600 en 1800; het is zijn stelling dat de (noordelijke ) Nederlanden daarin, zeker rond 1650, een totaal onderschatte maar onweerlegbaar primordiale rol hebben gespeeld, met als onbetwistbare maar fel betwiste hoofdfiguur Spinoza.
Mocht je eraan twijfelen dat de Verlichting een belangrijke periode is geweest in de menselijke beschavingsgeschiedenis, dan zal dit boek je snel op betere gedachten brengen. Het is een echt keerpunt geweest, waarop definitief afstand genomen werd van al het voorgaande en de basis gelegd werd voor onze huidige samenleving en de krachtlijnen werden uitgezet voor de komende eeuwen. Het volstaat ons politiek bestel, onze economie, onze intellectuele, artistieke, filosofische en religieuze wereld te vergelijken met bijvoorbeeld de Middeleeuwen en de Renaissance, om te beseffen hoe grondig alles veranderd is, in een richting die zeer expliciet en met een verbluffende helderheid tijdens de Verlichting werd uitgewerkt. De Franse Revolutie en de ingrijpende veranderingen in gans Europa; de Verenigde Staten; democratie; de ontvoogding van de wetenschap en de ontwikkeling van de technologie; de autonomie van de kunstenaar: alles ondenkbaar zonder de Verlichting.
Het is evenwel niet vanzelf gegaan. Radicale denkers hebben het nooit gemakkelijk gehad, dat is vandaag niet anders. Maar ook dat is ingrijpend veranderd: vandaag kunnen mensen op heel veel plaatsen in de wereld vrij denken en zelfs schrijven wat ze willen en als dat zo is, dan is dat mede dank zij de principes en de rechten die in de Verlichting werden opgeëist. Helaas eindigen al te veel van de levensbeschrijvingen waarmee dit boek rijkelijk doorspekt is, in mineur: miskenning, uitsluiting, vervolging; de hoofdfiguren eindigen opgesloten en verkommerd in de gevangenis van vorst of kerk, verbannen, ziek, van alle bezittingen beroofd; zelfdoding, de brandstapel, de galg, depressie, waanzin, alle boeken in beslag genomen en verbrand, het is zoals Multatuli zegt, geen opgewekt verhaal. De talrijke standbeelden die men nadien heeft opgericht zijn geen zinvol eerherstel, maar veeleer een pijnlijke herinnering aan de misdadige manier waarop wij met onze grote denkers uit de Verlichting zijn omgegaan.
De problematiek die de Verlichting kenmerkt, is helaas ook nog steeds brandend actueel. Neem nu alleen nog maar de verhouding tussen kerk en staat, de rol van de religie in de maatschappij, de plaats van het individu in de gemeenschap, de vrijheid van meningsuiting, het leven na de dood, het bestaan van God, het onderscheid tussen goed en kwaad, de samenleving van de volkeren, oorlog en vrede Vierhonderd jaar geleden zijn daarover belangrijker uitspraken gedaan dan je in je krant of weekblad te lezen krijgt en wie de geschiedenis vergeet, zal ze opnieuw moeten beleven: ook vandaag zijn godsdienstige tegenstellingen de oorzaak van oorlog en terreur; veroordeelt men mensen om wat ze denken of omwille van hun seksuele geaardheid of voorkeur; leggen dictatoriale regimes hun wil op aan hun onderdanen; is er uitbuiting en slavernij.
Is de Verlichting dan mislukt? Verre van: alleen al het bestaan en het succes van de Westerse democratieën is het rechtstreeks resultaat van de intellectuele revolutie in het midden van de zeventiende eeuw; onze technologische samenleving is ondenkbaar zonder de rationele wetenschappelijke instelling die toen is ontstaan. Maar er blijven en er zullen wellicht altijd haarden blijven van verzet, waar men blijft dromen van absolutisme, verlicht despotisme, theocratie; er zullen wellicht altijd mensen zijn die hun medemens met geweld of bedrog benaderen; egoïsme en materialisme zijn veel meer dan enkel verborgen verleiders. Wij hebben in de voorbije vier eeuwen een lange, pijnlijke weg afgelegd, en de wereld ziet er vandaag totaal, onbeschrijflijk anders uit dan toen, maar de mens zelf is nog vaak de zwakke zelfde. Daarom is het goed om terug naar de krachtige bron te gaan van de radicale vernieuwing die de Verlichting is.
Dit boek van Jonathan Israel is een onvergetelijke ervaring, een machtige pelgrimstocht in de turbulente geschiedenis van eerlijke, originele, moedige en nobele, idealistische voorouders, die hier vlak bij ons leefden en die we zo tergend ten onrechte vergeten zijn. Hun namen lichten laaiend op van de prachtige bladzijden van dit onweerstaanbare boek. Ze behoren in goud gegrift te zijn in de muren van onze openbare gebouwen, onze cultuurtempels en onze onderwijsinstellingen, en vooral in het hart, het geheugen en het verstand van elk van ons, de onverdiend rijke erfgenamen van hun radicale nieuwe inzichten en van hun ongelijke strijd voor de waardigheid van elke mens.
Lees dit boek en herlees het, het zal je voor altijd met andere ogen doen kijken, zowel naar het verleden als naar het heden en, zo hoop ik, naar de toekomst.
Een vriendelijke en blijkbaar hoopvolle lezer schreef me dit bericht:
Beste Karel,
Ik zag vanavond op TV bij "Ik wed dat ik het kan" een verbluffende vertoning van een man die in 2 minuten van 20 willekeurige datums kon vertellen welke dag in de week het was. Ik was versteld over de snelheid waarmee hij dat kon berekenen, hij hield zelfs 28 seconden over!
Ik heb al tijdje gezocht op Internet hoe het berekenen werkt, maar ik kan de simpele ' truc' maar niet vinden.
Het gaat hier duidelijk niet om trucjes, maar om wiskunde. Als je een wiskundeknobbel hebt (figuurlijk! Je moet niet gaan voelen onderaan je achterhoofd ) dan kan je een aantal berekeningen die een simpele mens op papier of zelfs met een rekenmachine wat tijd en concentratie vragen, bliksemsnel uitvoeren uit het hoofd, zeker als je een goed geheugen hebt voor getallen. En als je veel oefent, beland je uiteindelijk in een Tv-programma.
Afsluiten doe ik met een citaat van Heinrich Heine (1797-1856): "Dort wo man Bücher verbrennt, // verbrennt man auch am Ende Menschen." - Almansor, Vers 243f. Aanleiding daarvoor zijn enkele verwijzingen in mijn recente lectuur naar auteurs die hun boeken verbrand zagen. Vanzelfsprekend denken we daarbij aan de Nazis en ook aan de pakkende futuristische film Fahrenheit 415 (de temperatuur waarop papier begint te branden). Dat een maatschappij of een gezaghebber zover kan gaan dat men boeken verbrandt omwille van de ideeën die erin staan, lijkt ons vandaag het toppunt van barbarij. Een triest hoogtepunt is wel het verhaal van William Tyndale (1494-1536), de eerste die de Bijbel uit de grondtekst vertaalde in modern Engels en die vertaling ook liet drukken. Voor die misdaad werd hij een jaar lang opgesloten in de gevangenis in Vilvoorde en ten slotte veroordeeld als ketter en op de brandstapel omgebracht.
Een zelfde lot trof Étienne Dolet. Hij werd vijfhonderd jaar geleden geboren in Orléans en stierf, amper 37 jaar later, in 1546, vierhonderd jaar voor mijn geboorte, na marteling op de brandstapel, verbrand samen met de atheïstische boeken die hij had geschreven en/of uitgegeven; zijn atheïsme bestond er eveneens in dat hij pleitte voor het lezen van de Bijbel in de volkstaal.
Hij zou, op weg naar de brandstapel, deze gelegenheidsverzen hebben uitgesproken: Non dolet ipse Dolet, sed pia turba dolet (Dolet zelf treurt niet, de vrome massa doet het). We horen daarin de echo van wat Arria aan haar echtgenoot Paetus zei: Paete, non dolet! In het jaar 42 kreeg Paetus van keizer Claudius na een opstand het bevel om zich van het leven te beroven; toen hij blijkbaar moeite had om tot de daad over te gaan, nam Arria de dolk uit zijn handen, stak die in haar borst en gaf hem dan het wapen terug met die illustere woorden: Paetus, het doet geen pijn
Ook tijdens de Verlichting, de periode 1650-1750, werden er in heel Europa nog publieke boekenverbrandingen georganiseerd met veel vertoon, waarbij vrijwel uitsluitend theologische, filosofische en, in mindere mate, politieke geschriften geviseerd werden.
Dan ben ik blij dat ik vandaag hier op mijn blog mag schrijven wat ik wil over wie of wat dan ook, zonder gevaar te lopen dat de politie straks voor mijn deur staat. En als ik al eens iemand tegen de schenen of nog gevoeliger plaatsen zou schoppen, lieve lezer, aanminnige lezeres, denk dan eens aan al die mensen die hun leven hebben gegeven om wat ze dachten en schreven en aan al de geschriften die in vlammen zijn opgegaan, alleen maar omdat er gedachten in stonden die niet strookten met die van iemand anders.
Cicero zei het al: Liberae sunt nostrae cogitationes. In het Duits is dat in een volkslied verschenen: Die Gedanken sind frei, een tekst die onder de Nazis natuurlijk verboden was; lees daarover eens (in het Duits of het Engels), deze uitstekende tekst: http://de.wikipedia.org/wiki/Die_Gedanken_sind_frei.
Categorie:tijd Tags:tijdsrekening
12-01-2009
Kurk
Met de feestdagen zijn de champagnekurken ons om de oren gevlogen. Het is immers een lange traditie om feestelijke gelegenheden met die bruisende drank te vieren. En waar dat vroeger nog een zeldzame speciale gelegenheid was, die in restaurants bijvoorbeeld onthaald werd op bewonderend applaus van de andere gasten, zijn de gelegenheden om een fles te kraken nu legio. Champagne of een van de vele imitaties is nu ook gewoon een aperitiefdrank.
Ik wou het vandaag hebben over die kurken, en eigenlijk zelfs over kurk. Weer zoiets waar we niet bij stilstaan, maar waar komt kurk vandaan? Wat is het eigenlijk?
De etymologie van het woord zet ons op weg. En er zijn er twee: volgens de meeste bronnen is ons woord afgeleid van het Latijnse cortex, bast, schors, omhulsel, dat ook toen al de specifieke betekenis had van kurk. Een tweede, mogelijke wortel voor ons woord is de Latijnse naam van de boom die ons kurk levert, de eik, meer bepaald de Quercus suber of kurkeik. Via het Arabisch al-qurq zou kurk in het Spaans opgenomen zijn als alcorque, eigenlijk een kurken zool, het gewone Spaanse woord voor kurk is corcho.
Het woord is afkomstig van de boom en zo is het ook met kurk, de stof, het materiaal. Kurkeiken hebben de eigenschap dat ze op hun binnenste bast een laag vormen, waarschijnlijk als bescherming tegen de wisselende weersomstandigheden en het klimaat rond de Middellandse Zee, waar ze het meest voorkomen. De bast van de boom produceert een uniform en ononderbroken groeiend weefsel, dat, als men de buitenste schors verwijdert, ongeveer 2,5 tot 5cm dik kan worden op een periode van drie tot tien jaar. De eerste productie is nog erg ruw; tijdens de eerste twintig jaar is de opbrengst ook vrij gering. Na vijftig jaar is de opbrengst ongeveer 50 kg, na tachtig jaar kan dat oplopen tot 250 kg of meer. Meestal oogst men om de negen jaar. Kurkeiken kunnen tot 200 jaar oud worden.
Kurk bestaat uit zeer sterke met lucht gevulde cellen, met wanden die een zeer hoog vetgehalte hebben. Elke cel is een waterdicht, heel flexibel compartimentje en vormt zo een voor de boom een beschermende, perfecte isolatie tegen wind, droogte of overvloedige regen, warmte en kou. De mens heeft dat al heel vroeg opgemerkt en vond zo allerlei toepassingen voor dit materiaal. Als men kurk versnijdt, snijdt men ook de buitenste cellen door en die vormen dan heel kleine holle halve bollen, zuignapjes eigenlijk, een beetje zoals de rubberen Wc-ontstoppers of de napjes die we gebruiken om iets op te hangen op een glad oppervlak, zoals glas. Kurk is vrij gemakkelijk samendrukbaar en neemt nadien weer soepel zijn oorspronkelijke vorm aan; het is smaakloos, geurloos, voelt aangenaam aan en heeft een vrij neutrale kleur. Het isoleert zeer goed, ook thermisch én akoestisch en is goed bestand tegen sleet en veroudering. Het is chemisch inert en goed bestand tegen allerlei chemische producten. Het drijft ook, wegens de lucht in de cellen en werd daarom al heel snel gebruikt bij het zwemmen en om vlotten te bouwen.
Maar het is vooral als flessenstop dat de mens het is gaan gebruiken, in die mate dat in verscheidene talen, zoals het Latijn, Spaans, Nederlands, Engels &c. het woord voor kurk ook flessenstop betekent. De lengte van een kurk, traditioneel ongeveer 24 mm, is de natuurlijke dikte van de kurklaag.
Men heeft sindsdien talloze toepassingen gevonden voor dit uitzonderlijk nuttige materiaal. Linoleum is er maar een van.
Met de opkomst van synthetische materialen zijn er wel concurrenten opgedaagd, ook voor flessenstoppen. Men staat voor keuzes, die onze toekomst zullen bepalen: gaat men de natuur cultiveren, zoals in de langzame, tijdrovende en onzekere, arbeidsintensieve en vrij ambachtelijke teelt van de kurkeik, een vorm van zonne- of hernieuwbare energie, of gaat men superefficiënte maar energieverslindende synthetische alternatieven ontwikkelen in steeds meer geautomatiseerde fabrieken in lagelonenlanden?
Recentelijk is men in onze bollenparken, de containerparken waar we ons afval kwijt kunnen, begonnen met de gescheiden inzameling van gebruikte kurken: kurk is een uitstekend recyclagemateriaal.
Nog even een taalkundige uitstap. In het Frans zegt men liège en dat heeft niets te maken met de Waalse stad van die naam, maar met het Lat. levis, licht, een van de typische en interessante eigenschappen van kurk. En als je zou denken dat schors afgeleid is van Lat. cortex, dan heb je het mis: daarvoor moeten we naar het Franse écorce en nog verder naar het Lat. scortea, een leren mantel, van scorteus, leren, van leer gemaakt. Scortum is een oud Latijnse woord voor leer, huid (van een dier), maar in het klassiek Latijn was het de naam voor hoer, prostitué, misschien omdat de huid zon diepe invloed heeft op vrijwel al onze zintuigen? Maar laten we niet afdwalen en het maar houden bij de feestelijke champagne van de voorbije weken en de knallende kurken. Hoor ik daar iemand opperen dat als je naar de hoeren ging, er altijd een fles champagne geserveerd werd? Wordt?
Een hele tijd geleden, op 6 februari 2006, toen ik net met deze blog begonnen was, maakte ik een lijstje op van mijn geliefkoosde auteurs, met telkens een karakteristiek werk; je kan dat nog eens nalezen als je hier klikt: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=8.
Veel is er sindsdien niet veranderd, behalve in de afdeling non-fiction, maar daarover later meer.
Een van die auteurs was Ved Mehta, die hier bij ons vrijwel onbekend is. De Nederlandstalige Wikipedia kent hem helemaal niet, zelfs het Engelstalig artikel kwam er maar met veel moeite uit (http://en.wikipedia.org/wiki/Ved_Mehta); bij Nederlandstalige internetboekhandels als Proxis vind je slechts één van zijn boeken vertaald in het Nederlands (Alles uit liefde) en amper enkele van zijn in totaal 26 boeken in het Engels. Ik leerde hem kennen als vaste medewerker van The New Yorker en las tussen 1975 en 2005 gefascineerd zijn talrijke autobiografische bijdragen; die zijn nu gebundeld in een eenvormige uitgave, ruim vier duizend bladzijden in twaalf volumes, onder de titel Continents of Exile. Men vergelijkt hem op dit punt met niemand minder dan Proust
Mehta heeft een eigen, Engelstalige website: http://www.vedmehta.com/index.html, daar vind je alle biografische en bibliografische gegevens, ik hoef die hier niet te herhalen. Misschien toch enkele elementen: Ved Mehta is geboren in India in 1934 en werd na een aanval van meningitis blind toen hij vier jaar oud was. Door de inspanningen van zijn vader maar vooral ook door zijn eigen gedrevenheid kreeg hij ondanks zijn handicap een degelijke opvoeding, die hem uiteindelijk tot in Oxford (B.A.) en Harvard (M.A.) bracht. Later ontving hij verscheidene eredoctoraten en andere eretitels.
Mijn niet geringe en blijvende bewondering voor Mehta is dubbel. Enerzijds is er zijn autobiografisch werk, met het merkwaardige verhaal van zijn eigen leven en dat van zijn voorouders en familieleden, dat hij vertelt op een bijzonder levendige en meeslepend persoonlijke manier. Anderzijds heeft hij een verbazingwekkend aantal essays, reportages, politieke analyses en andere artikels geschreven, waarin zijn enorme belezenheid, eruditie, scherpzinnigheid en filosofische en zelfs theologische diepgang werkelijk briljant naar voren komt. En telkens verbaast hij de lezer door een overvloed aan fabuleuze visuele details, die hij natuurlijk van anderen moet hebben, maar die hij debiteert met dezelfde bravoure waarmee hij naar verluidt cocktails mengt voor zijn gasten; wie hem niet kent, kan vaak niet geloven dat hij werkelijk blind is. Ook al als jonge - blinde - knaap verraste hij iedereen door vrolijk met de fiets rond te rijden!
Ik verzeker je dat je er nooit spijt zult van hebben als je een boek, om het even wat, van Ved Mehta gaat lezen. Kijk eens in je stadsbibliotheek, waarschijnlijk hebben ze Alles voor liefde wel. Bij De Slegte en andere tweedehandse boekhandels duikt af en toe een mooie Engelse hardcover op voor een prikje; verscheidene delen van de autobiografie en ook andere werken zijn in goedkope paperbacks verschenen, sommige voor slechts 5 euro, nieuw! Op eBay en in internetboekhandels zoals Amazon en Biblio.com zijn er voor boeken van Ved Mehta gouden zaakjes te doen, spijtig dat de verzendingskosten soms wat oplopen. Met de lage dollar en vooral met het pond dat nu nog maar amper één euro waard is, tegen 1,5 euro zes maand geleden, kan je vandaag meestal beter in de U.S. en het U.K. kopen dan hier bij ons. Ik bestelde via Amazon.UK een boek van Jonathan Israel (dat ik nog niet uit heb, dus nog even geduld) voor ongeveer 20 euro, verzendingskosten inbegrepen, dat hier ongeveer 50 euro kost! Dus echt wel de moeite waard. En ik heb nog nooit problemen gehad met mijn Visa-kaart.
Het valt me moeilijk om te zwijgen over de jongste ontwikkelingen in het conflict tussen Israel en de Palestijnen, al is erover spreken en schrijven niet gemakkelijker.
Het is een uitzichtloze situatie die al zo lang verziekt is, ontstaan uit historisch geweld en gevoed door jaren van gewapende conflicten, economische ongelijkheid, racisme, sociale vernedering Er is niemand meer die al het gelijk aan zijn kant heeft, niemand die zich niet heeft schuldig gemaakt aan onverantwoord geweld. Men kan sympathie hebben voor de ene kant of voor de andere, voor de daders of de slachtoffers, zeker ook medelijden met de onschuldige burgers. Maar het is niet denkbaar dat men het probleem zou kunnen oplossen door alle partijen voor een rechtbank te brengen, de strafbare feiten op te tekenen, de schuldigen aan te wijzen en te veroordelen: niemand gaat vrijuit, ook de landen niet die de ene of de andere partij steunen en rijkelijk voorzien van wapens, naast magere economische hulp.
De oorzaak of beter nog, de grond van het conflict moeten we niet zoeken in de historische feiten, dat zijn uiteindelijk maar de aanleidingen voor de steeds weer oplaaiende vuurhaarden. Het echte, knagende probleem ligt in de harten van de mensen die daar wonen. Het is wreed simpel: als die elf miljoen mensen (7 miljoen Joden, 2,5 miljoen Palestijnen op de West Bank en 1,5 miljoen in de Gaza Strip) op een dag zouden beslissen om vreedzaam naast elkaar te wonen, dan is er niets dat hen dat zou verhinderen, er is plaats genoeg voor iedereen, er zijn mogelijkheden voor iedereen, niet meer maar ook niet minder dan in de buurlanden. Er is niets dat hen dwingt om elkaar te bestrijden, behalve de gevoelens die ze voor elkaar koesteren.
Hoewel er ongetwijfeld bij die elf miljoen zeer velen zijn die naar vrede smachten, toch zijn er helaas ook meer dan genoeg die de haat en de strijd boven het vredelievend samenleven verkiezen. Het is dus een probleem van mentaliteit, van ingesteldheid, van gevoelens, van emoties. Natuurlijk kan je niet verwachten dat een moeder vergeet dat haar kind is gedood, dat een vader vergeet dat hij zijn zoons heeft begraven, dat men er niet meer aan denkt dat huizen verwoest zijn, land geroofd Maar wraak lost niets op, het zijn de precies die wraakgevoelens die het conflict brandend houden.
Men moet de vicieuze cirkel van het geweld en de haat doorbreken.
Pogingen daartoe zijn er al herhaaldelijk geweest, soms met enig succes bekroond, met perioden van relatieve rust in het gebied. Maar steeds is er een of ander incident en dat is voldoende om de gemoederen weer te verhitten en de strijd weer te doen oplaaien. Het is duidelijk dat onderhandelingen alleen weinig kans van slagen hebben, daarvoor liggen de standpunten te ver uiteen en geen van beide partijen zal in onderhandelingen de toegevingen doen die nodig zijn voor een compromis, men blijft op de principiële en dus onverenigbare posities.
Wat er dus nodig is, is een ommekeer in de harten van de mensen. Men moet proberen om de emoties te beheersen, ook al ze terecht en onvermijdelijk zijn. Emoties mogen het handelen niet leiden. Samenleven is maar mogelijk indien iedereen daartoe bereid is en indien men het eigen belang ondergeschikt maakt aan het gemeenschappelijk goed, als men afstand doet van verworven rechten en historische erfenissen, als men bereid is te vergeven en zelfs te vergeten in plaats van de litanie van het onrecht te blijven aanheffen. Vreedzaam leven is enkel mogelijk indien men vreedzaam is, indien men grote en kleine conflicten aanpakt in overleg, niet in gewapende strijd, indien men naar politieke oplossingen zoekt en dat zijn altijd en noodzakelijkerwijs compromissen.
Dat lijkt me het immense verschil te zijn tussen het Belgisch Conflict en het Israëlisch Probleem. De tegenstellingen tussen de gemeenschappen in België zijn even historisch, even principieel, even emotioneel geladen als in wat we maar even het Heilig Land zullen noemen, maar wij proberen nu toch al bijna twee eeuwen samen te leven zonder elkaar de kop in te slaan. Ik geef het toe, soms zou je wel eens iemand een dreun willen verkopen of ergens een muur bouwen, maar wij doen dat niet, wij praten en wij ageren politiek en economisch. Ginds bouwt men echte muren, schiet men mensen dood op straat, gooit men bommen op bussen, blaast men zichzelf samen met vele onschuldige anderen op, voert men alle dagen oorlog.
Waar ligt het verschil? Wij zijn minder emotioneel, denk ik, of althans: wij laten ons niet leiden door onze sterke emoties, wij gaan niet over tot de daad. En waarom niet? Omdat we al zo vaak gezien hebben in onze geschiedenis dat dat geen oplossing is, dat geweld alleen meer geweld veroorzaakt, dat oorlog nog nooit iets opgelost heeft. Wij hebben de soldaten kerkhoven om ons daaraan zwijgend en verpletterend te herinneren, wij hebben de historische monumenten en het collectief geheugen. Misschien is het ook het klimaat en zijn wij hier wat meer in het noorden wat minder heetgebakerd dan wat meer naar het zuiden. Wij hebben bijvoorbeeld nog wel enige historische reden om Duitsland met enige argwaan te bekijken, maar van anti-Duitse gevoelens kan je bij ons en in de rest van Europa nauwelijks spreken, die waren er zelfs niet kort na 1945, ook al waren de Nazis in elke film, in elk boek de boosdoeners. Rond 1960 had je het verschijnsel: Hitler? Connais-pas. In mijn studententijd in Leuven vroeg ik aan mijn medestudenten eens in welke eeuw (!) ze de Spaanse Burgeroorlog zouden situeren: geen een die wist waarover ik het had. Met zon mentaliteit kan je toch geen cultuur van haat en geweld in stand houden? Wij vergeten, zodat we zelfs niet hoeven te vergeven. Voor ons zijn andere dingen belangrijker dan de vete, de vendetta: handel drijven, werken, overleven, familie, kinderen, opvoeding, rijkdom, vakantie, vrijheid van denken en doen, sociale zekerheid, gezondheidszorg, cultuur, kortom: beschaving. En dat kan alleen maar als men zich niet laat overweldigen door primaire emoties, als men zijn verstand gebruikt, zoals wij dat zeggen.
Van koninklijken bloede: Albert en Filips van België
Onze koning wordt oud: hij is van 1934 en dus 75 jaar, een leeftijd waarop zelfs kardinalen, maar niet pausen, op pensioen (kunnen ) gaan. Ook de Nederlandse koningin is niet echt meer van de jongste: ze wordt 71 op 31 januari 2009. Hoog tijd dus dat we ons even bezinnen op het koningschap.
Het verschil tussen de monarchie en de republikeinse staatsvorm is niet zozeer dat tussen een koning en een president, maar tussen een erfelijk en een (tijdelijk) verkozen leider. De twee systemen hebben altijd al bestaan, Athene en Rome kenden al heel vroeg republikeinse bestuursvormen, met verkozen leiders die ook konden weggestemd worden. Met koningen en keizers is dat niet het geval, zoals we weten, tenzij in uitzonderlijke gevallen: wie van onze Belgische jeugd weet nog wat de Koningskwestie was? Cromwell?
Wellicht is het koningschap ontstaan als een uitbreiding van het algemeen verspreide eigendomsrecht, een fundamenteel mensenrecht en een vaste waarde sinds het ontstaan zelf van de mens en de samenleving. Enkel in communistische systemen heeft men dat recht ontkend, met de bekende rampzalige gevolgen. Vandaag twijfelt niemand aan het eigendomsrecht en ook niet aan het erfrecht: mensen erven van elkaar volgens vaste regels, die - niet verrassend merkwaardig goed overeenkomen met hun genetische verwantschap. We aanvaarden wel dat de staat op die overdracht een belasting heft, die omgekeerd evenredig is met de verwantschap: verre verwanten betalen meer belasting dan afstammelingen in eerste lijn.
Dat zijn de principes. De eerste koningen waren wellicht gewoon de rijkste mensen in hun gemeenschap, die met het grootste bezit, de meeste gronden. En zoals het mattheus-effect het wil (Mt 25:29 in de Statenvertaling, met parallellen Matt 13:12. Mark 4:25. Luk 8:18; 19:26:
Want een iegelijk die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van dengene, die niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.) groeide het bezit van de eerste grootgrondbezitters aan, ten nadele van de kleintjes. Zo is men gekomen tot dat zeer middeleeuwse systeem waarbij een persoon niet zomaar zijn eigen grond kon bezitten, maar een heel land, zelfs een keizerrijk en op een bepaald ogenblik, bijna de hele wereld. Net zoals wij de koekoeksklok erven van onze tantes, erfde men in die wereld Duitsland, of Frankrijk, Spanje, de Nederlanden. Het eigendomsrecht en het erfrecht gold dus evengoed op het hoogste vlak. Keizers en koningen, maar ook de adellijke echelons daaronder waren, zo lijkt het wel uit de geschiedenisboeken, hoofdzakelijk bezig met het uithuwelijken van zoons en dochters, zelfs bastaards, in hun pogingen om het bezit veilig te stellen of liever nog uit te breiden.
Ontelbaar evenwel zijn de oorlogen die gevoerd zijn tengevolge van betwistingen in dat erfrecht, de zogenaamde successieoorlogen. Daaruit blijkt dat men altijd al aangevoeld heeft dat er iets niet pluis was met dat systeem. Vlaanderen is zo eindeloos over en weer gegaan tussen allerlei vreemde heersers, tot het in 1830 opging in het kunstmatige België. Van de ene dag op de andere waren we Bourgondiërs, Spanjaarden of Oostenrijkers, naargelang een koning of keizer met iemand trouwde of van iemand erfde. Dat kon niet blijven duren, mensen zijn geen vee, een land is niet het privé bezit van een man of vrouw, dat werd steeds sterker aangevoeld vanaf de Verlichting en leidde tot de gruwel van de Franse Revolutie, waarbij de burgers de koning, de koningin en zoveel mogelijk leden van de adel gewoon vermoordden, om er zeker van te zijn dat er geen nakomelingen zouden zijn die rechten konden laten gelden. De communisten in Rusland hebben het zelfde gedaan met de Tsaar en zijn familie, de adel is massaal gevlucht naar het Westen. De Amerikaanse onafhankelijkheidsstrijd was gesteund op de gedachten van de Verlichting en was een bevrijdingsoorlog van de Britse monarchie; ook daar werd alle adel afgeschaft. Landen zijn geen bezit, ze zijn niet onderworpen aan het eigendomsrecht en dus ook niet aan het erfrecht.
Vandaag hebben we in vele landen presidentiële parlementaire systemen: de partij die de verkiezingen wint, mag de president aanduiden, of hij wordt rechtstreeks verkozen; de termijn is meestal erg beperkt, vier of vijf jaar, na herverkiezing niet langer dan in totaal tien jaar ongeveer. Daarnaast zijn er nog een aantal koningshuizen, zoals België en Nederland, met een erfelijke monarchie. Natuurlijk zijn de moderne koningen en koninginnen niet te vergelijken met hun voorgangers: hun macht is zeer beperkt door de democratische instellingen, soms is er nog enkel een ceremoniële functie. Toch houden veel burgers in koninkrijken vast aan die traditie, hoewel ze in hun buurlanden perfect werkende presidentiële systemen zien.
Het is vandaag echter ondenkbaar dat bijvoorbeeld België en Nederland één land zouden gaan vormen door een huwelijk tussen de respectievelijke kroonprins en kroonprinses. Zo ver gaan we niet meer, een land, zelfs een koninkrijk, is niet het privé bezit van een familie. Maar we blijven wel vasthouden aan het principe van het erfrecht en dat is in feite een vreemde zaak. Als we het erover eens zijn dat het land niet meer het voorwerp kan uitmaken van erfelijke overdracht, dat de onafhankelijkheid belangrijker is dan het erfrecht, waarom blijven we dan vinden dat het koningschap moet overgaan op de wettelijke troonopvolger? Er is daarvoor geen enkele reden, zoals we zagen: het feodale systeem is afgeschaft, evenals de absolute monarchie, het land is van de burgers, niet van de koninklijke familie. Het koningschap is, zo houdt men ons voor, een dienst die de Koninklijke familie op zich heeft genomen, op verzoek van de burgers; de koning is de dienaar van het volk. Evenzo met de nog overgebleven adel: zij beschouwen zich als behouders van hun bezit, niet als potentaten. Zij bekleden nog nauwelijks posities van enig nationaal belang, hun bezittingen gaan steeds meer over in handen van de gemeenschap. Het enige dat zij erven, is vaak niet meer dan een titel, een naam.
En zo is het ook met de koning. Zijn rol is vandaag beperkt, het zijn anderen die de hoogste politieke macht hebben. Tot voor kort was dat bij ons een man die zich had waar gemaakt met een zorgvuldig uitgekiende verkiezingsstrategie met als resultaat een rugzakje met 800.000 stemmen, maar die verder nauwelijks enig intellectueel, moreel of staatkundig gewicht in de schaal kon werpen; vandaag is hij opgevolgd door iemand met een allesbehalve indrukwekkende politieke carrière en nauwelijks 30.000 stemmen, een backbencher op zijn retour, een grijze tweederangsfiguur.
Misschien is het daarom dat de mensen nog liever een koning hebben, zelfs een (zeker vóór zijn troonsbestijging) bedenkelijke figuur zoals Albert II. Maar het zwaar uitgeholde erfrecht komt pas serieus onder vuur te liggen als de mogelijke troonsopvolger, die zichzelf niet gemaakt heeft en die er niet om gevraagd heeft, niet voldoet aan zelfs de meest elementaire vereisten voor de functie. Dan gaan mensen zich wel degelijk vragen stellen bij het erfelijk koningschap, vragen die achterwege blijven als de kroonprins (en zijn gemalin) wel op de sympathie van de bevolking kunnen rekenen, zoals in ons buurland.
We leven in een moderne wereld. De oude heilige principes, die zolang de loop van de geschiedenis bepaald hebben, zijn voorbijgestreefd. Het volk beschikt zelf over zijn toekomst. De machtigste man van de wereld is straks de kleinzoon van doodarme mensen ergens in Afrika. Het is tijd dat wij ook in België onze conclusies trekken. De koning bezit het land niet, zijn erfgenaam erft het land niet, hij heeft geen recht op het koningschap; hij heeft dat recht ook niet verworven door enige persoonlijke eigenschap of kwaliteit, hij heeft het zelfs verkorven door zijn onbenulligheid, hij komt er niet eens voor in aanmerking. We hebben geen koning meer nodig en als we er dan toch een zouden wensen, dan willen we die ook wel zelf kiezen.
en ook die van justitie moest zijn plaats afstaan;
de nieuwe bazen zijn niet jonger maar wat ouder
en ook buiten is het niet warmer maar veeleer kouder.
Er was ook iets ongehoords of geziens in ons landje:
een minister die zich niet vastkliemp aan haar baantje.
De Vlaamse meerderheid in België daarentegen
heeft een les in nederigheid gekregen:
de Walen hebben de meerderheid in het parlement
en uitgerekend De Wael is daar impotent president.
De Vlamingen willen scheiden, al hebben ze geen nieuw lief,
de Walen willen bij ons blijven, België is voor hen best lucratief.
De koning en zijn royale familie, een speelse dochter uitgezonderd
wensen ons een verenigd land, ook al loopt alles in het honderd.
Onze kardinaal vindt dat wij het met wat minder kalkoen moeten doen,
en krijgt een gerestaureerd pand cadeau voor zijn pensioen.
Zijn baas in het Vaticaan, dat veteraan geloofsvoortplantingsorgaan,
meldt ons dat wij voor kinderen moeten instaan;
maar dan liefst niet zoals zijn priesters voor hun misdienaars,
al zijn die begrijpelijk de jongste tijd ook al eerder schaars.
Het gaat slecht met de banken, met ons geld en met het Britse pond,
met Amerikaanse schulden, IJslandse spaargelden en de ochtendstond,
met Russisch gas, biobrandstof, genetisch gemanipuleerde platanen,
en met de laatste Comodovaranen.
De aarde warmt op op de verkeerde plekken
en de kerncentrales blijven radioactief lekken.
In het Heilig Land is onlangs een kindeken geboren
maar het is wellicht geen lang leven beschoren;
Herodes, Hamas, Ezbollah of de Israëlis
zijn van in de kiem gesmoord geweld niet vies.
In Amerika mag straks een Zwarte in het Witte Huis,
maar de Amerikaanse soldaten zijn nog lang niet thuis.
Bij ons vindt malloot Crembo dat ook wij moeten vechten
en dat we onze conflicten met de wapens moeten beslechten.
Voorts van de rest gaat het goed in die wereld van ons,
afgezien van de Taliban, Al Qaida, Bin Laden en de franskiljons.
We moeten BHV nog splitsen,
maar wie ligt daar nu wakker van in Katowicze!
Ik wens je veel muziek in 2009, Johan of beter nog Richard Strauss
of prefereer je Amy Winehouse?
Genoeg euros wens ik je voor het aller-noodzakelijkste
al zal je wellicht meer spenderen aan het heel wat minder belangrijkste.
Lees dit jaar eens een of meer goed boek
of ga eens scanderen onder een spandoek.
Verdiep je, zij het tijdelijk, in een oude filosoof,
of val gerust in slaap achter de Leuvense stoof.
Gooi je laatste sigaret nu weg en koop geen nieuw pakje,
ook al gaat dat niet van een leien dakje.
Geloof niet wat je leest in de kranten
noch de levens van de santen.
Vetrouw op je eigen kunnen ook al is dat best bescheiden
en wacht maar niet te angstig op het einde der tijden.
Ik wens je immers nog één jaar, of veeleer: één met de keer,
volgend jaar lees je hier mijn warme wensen misschien weer.
Ik dank je voor je bezoek aan mijn Kroniek,
mijn website, mijn blog, ook al is die niet altijd katholiek.
Ik hoop je ook in 2009 te vergasten op talrijke exploten
onverdroten in mijn wiek geschoten en al dan niet uitgefloten.
Karel
29-12-2008
Onnozele Kinderen en Thomas Becket
Gisteren, de 28ste, was het Onnozele Kinderendag. In het Evangelie van Matteus, II, 16 staat het verhaal van de moord op al de mannelijke kinderen jonger dan twee jaar die in Bethlehem geboren waren. Koning Herodes was daarmee niet aan zijn proefstuk, zijn levensverhaal leest als een boek van Stephen King. Zo liet hij, naast ten minste één van zijn dertien vrouwen en een andere zoon, ook zijn zoon Antipater, terechtstellen op verdenking van hoogverraad. Hij had daarvoor de toelating nodig van keizer Augustus, die bij die gelegenheid (in het Grieks) zou gegrapt hebben: Je kan maar beter Herodes varken (hus) zijn dan zijn zoon (huios). Ook vandaag nog heb je in Israel meer overlevingskansen als varken dan als Palestijn. Maar terwijl de Palestijnse slachtoffers van het conflict in Gaza maar al te reëel zijn, lijken de onnozele kinderen totaal verzonnen: geen enkele andere bron spreekt over een dergelijke wandaad, terwijl we over de andere hebbelijkheden van Herodes goed ingelicht zijn.
Vandaag, 29 december herdenkt de katholieke kerk Thomas Becket (1118-1170). Hier en daar meent iemand dat het Thomas à Becket moet zijn, maar daar is geen enkele reden toe. Het lijkt wel Mrs. Bucket (emmer) die vindt dat ze Bouquet (ruiker) moet genoemd worden
Sommigen onder ons herinneren zich misschien Thomas Becket van de geschiedenisles of van het toneelstuk dat T.S. Elliot eraan wijdde en dat voor het eerst werd opgevoerd in de kathedraal van Canterbury in 1935. Daarin is aartsbisschop Becket een figuur die zich verzet tegen de autoritaire macht van de koning, Henry II en die daarom op zijn bevel in de kathedraal vermoord wordt door vier van zijn ridders. Dit is ook wat de katholieke kerk ervan vindt: Becket wordt sinds zijn dood vereerd als een martelaar, maar in Engeland natuurlijk niet meer vanaf Henry VIII en ook vandaag niet in de Anglicaanse kerk. T.S. Elliot gebruikte het historisch personage om zijn ideeën over het rijzend fascisme te vertolken, maar deed daarmee de waarheid danig geweld aan.
Thomas of London, zoals hij door zijn tijdgenoten genoemd werd, begon zijn loopbaan als hoveling en muntte meer uit in de jacht dan in zijn studies. Uiteindelijk kreeg hij rond 1142 een postje toegewezen in de hofhouding van Theobald, de aartsbisschop van Canterbury; hij werd er diaken en daarna aartsdiaken. Het was Theobald die hem in 1154 aan koning Henry II aanbeval als chancellor, kanselier dus, de rechterhand van de koning. De aartsbisschop en zijn collega-bisschoppen hadden gehoopt dat Thomas hen welgevallig zou zijn, hij zou de belangen van de kerk verdedigen bij de koning. Maar dat bleek een misrekening: Thomas koos in alles de kant van de koning en gebruikte zijn kennis van de kerkelijke wereld om allerlei hatelijke belastingen te laten goedkeuren en de privileges van de kerk te beknotten. Ondertussen liet hij zich wel verder uitbetalen als aartsdiaken van Canterbury. Thomas steunde de koning in zijn strijd tegen en in Frankrijk, waar hij ook effectief als ridder deelnam aan de vijandelijkheden.
Na de dood van Theobald stelde Henry II zijn vriend en raadsman Thomas voor om de functie van aartsbisschop van Canterbury, in de praktijk het primaatschap van Engeland, op te nemen, naast zijn taken als kanselier. Dat gebeurde in 1162, maar Thomas nam meteen ontslag als kanselier, zoals gebruikelijk was. En weer bleek hij een fameuze kazakkeerder te zijn: hij betoonde zich een zeer onafhankelijke aartsbisschop, die de koning herhaaldelijk dwarsboomde en van zijn ervaring als kanselier gebruik maakte om uitsluitend de kerk te dienen, tegen de wensen en de belangen in van zijn vroegere vriend en meester, de koning. Hij ging daarin zo ver, dat hij uiteindelijk de vlucht moest nemen naar Frankrijk in november 1164. Hij bleef daar ageren tegen de koning, met de steun van de paus, of een van de pausen, want er was ook een tegenpaus op dat moment. Zo excommuniceerde hij enkele bisschoppen en ook naaste medewerkers van de koning. Henry II reageerde door in 1170 zijn troonopvolger te laten kronen door een van de rivalen van Thomas, zijn aartsvijand en aartsbisschop van York, met wie hij nog samen in Canterbury had gediend. Thomas nam dat natuurlijk niet: het was het traditioneel voorrecht van Canterbury om die kroning te doen; hij schorste van uit Frankrijk meteen alle bisschoppen die eraan deelgenomen hadden. Toen Henry dat vernam zou hij uitgeroepen hebben: Will no man rid me of this turbulent priest? Is er dan niemand die mij verlost van deze woelige priester?
Op kerstdag 1170 excommuniceerde Becket al zijn tegenstanders.
De woedende uitroep van Henry II was genoeg voor enkele van zijn ridders. Zij trokken naar Canterbury en vermoordden Becket in de kathedraal.
De moord op de aartsbisschop van Canterbury, door medewerkers van de koning, ging als een schok door Europa. Becket werd meteen als martelaar vereerd; twee jaar na zijn dood verklaarde paus Alexander III, met wie hij had samengewerkt tegen Henry II, hem heilig. In 1174 ging Henry op boetetocht naar Canterbury. De populariteit van sint Thomas Becket verspreidde zich snel, met volle steun van Henry II en van diens dochters, in hun respectieve huwelijken her en der, zelfs tot in het Heilig Land en in IJsland. Canterbury werd een beroemd pelgrimsoord, onder meer voor de denkbeeldige vertellers van de Canterbury Tales van Chaucer.
Mijn gewoonte getrouw heb ik jullie opmerkzaam gemaakt op het feit dat niet alles wat ons voorgehouden wordt evangelie is, zelfs niet het Evangelie zelf, en zeker niet het bloedige verhaal van de Onnozele Kinderen. Vervolgens heb ik jullie laten zien dat de historische Thomas of London niet de moderne heldhaftige verdediger was van de mensenrechten die T.S. Elliot ervan gemaakt heeft in zijn Murder in the Cathedral, noch de zachtaardige onschuldige dienaar van de kerk die het slachtoffer werd van een absolutistische en hatelijke vorst.
Hij blijkt in tegendeel een zeer onberekenbare en zelfs onbetrouwbare politieke figuur geweest te zijn, die de mensen die in hem hun vertrouwen hadden gesteld wel zeer in hun verwachtingen heeft teleurgesteld, zowel zijn voorganger, de aartsbisschop van Canterbury toen hij zelf kanselier van de koning was, als die zelfde koning toen hij op zijn beurt aartsbisschop van Canterbury geworden was op voorspraak van die koning. Dat is nog geen reden om iemand te laten vermoorden, maar Thomas was een nijdig baasje, een man die niet op zijn kop liet zitten, een kemphaan, een mens met een supergroot ego, onverzettelijk als hij dacht gelijk te hebben, blind voor de mogelijkheid dat anderen misschien ook af en toe een heel klein beetje gelijk konden hebben, niet bereid tot gesprek en zeker niet tot enig compromis, zelfs niet een eervol. Hij was een man van uitersten, die zelfs zijn leven veil had voor zijn gelijk. Bij nader toezien en achteraf bekeken waren zijn overtuigingen misschien toch niet zo belangrijk: de meningsverschillen gingen tenslotte enkel over een paar twijfelachtige kwesties van het kerkelijk recht, niet over Goed en Kwaad. De heroïsche en fatale tweestrijd met Henry II, die vijftien jaar jonger was, kon hij onmogelijk winnen, en dat wist hij wel, maar tot toegeven was hij niet bereid, net zo min als de koning trouwens. Het was een confrontatie van twee vrienden, van een vorst en zijn nauwste medewerker, van een geliefde leerling en zijn even geliefde leermeester.
Het werd een drama van vriendschap en haat, trouw en verraad, van wereldlijke en kerkelijke hoogmoed, van bovenmenselijke karaktersterkte en de onzalige onmacht om met minder dan het absolute vrede te nemen.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
28-12-2008
P.D. James, The Private Patient
Mijn trouwe correspondent en co-blogger Luc Verbeke wijst me erop dat we laatste en jongste niet mogen door elkaar halen. Dus niet: in de laatste aflevering van mijn blog, of: in haar laatste boek maar: in de jongste aflevering, in haar jongste boek. Van Dale treedt dit standpunt bij, al laat hij een opening: in de vierde betekenis erkent hij het gebruik dat in Vlaanderen wijd verspreid is om laatste niet noodzakelijk letterlijk te nemen, maar dit ook te dulden in de zin van: de voorlopig laatste in een reeks, die daarmee niet noodzakelijk afgesloten is.
Dat brengt me bij het nieuwe boek van P.D. James, de grande dame van de Engelse detective of mystery story. Als je gebruik maakt van de zoekfunctie helemaal onderaan in de rechtse kolom van mijn blog kan je met haar naam als zoekopdracht de boekbesprekingen terugvinden die ik hier al aan haar werk gewijd heb. Je zal dan merken dat ik echt wel een bewonderaar ben. Ik heb al haar boeken in huis en heb de meeste ook al gelezen, hoewel ik haar werk nog maar enkele jaren ken.
Ze is nu achtentachtig (!) en ik las in een interview dat ze meent dat ze nu wel alle boeken geschreven heeft die ze in zich had. Het zou dus wel eens kunnen dat haar jongste boek meteen ook haar laatste is, zoals in de uitdrukking de jongste dag, die verwijst naar de laatste van alle dagen, die van het einde van de wereld.
Dit is de lijst van de Engelse titels met de Nederlandse vertalingen die ik kon achterhalen:
Bibliografie P.D. James
Inspector Adam Dalgliesh
Cover Her Face (1962)
A Mind to Murder (1963) = Geen prijs te hoog, = Kat in het nauw
Unnatural Causes (1967) = Tot de dood erop volgt
Shroud for a Nightingale (1971) = Lijkwade voor een nachtegaal
The Black Tower (1975) = Tehuis met vele vrienden
Death of an Expert Witness (1977) = Dood onder deskundigen
A Taste for Death (1986) = Dodenmis
Devices and Desires (1989) = Melodie des doods
Original Sin (1994) = Erfzonde
A Certain Justice (1997) = Gebrek aan bewijs
Death in Holy Orders (2001) = Dood onder geestelijken
The Murder Room (2003) = Moordkabinet
The Lighthouse (2005) = Vuurtoren
The Private Patient (2008)
Cordelia Gray
An Unsuitable Job for a Woman (1972) = Geen werk voor een vrouw
The Skull Beneath the Skin (1982) = Treurspel voor een moordenaar
Andere
Innocent Blood(1980) = Onschuldig Bloed
The Children of Men (1992)
The Girl Who Loved Graveyards (1996)
Non-fiction
The Maul and the Pear Tree (1971) (with T A Critchley)
Time to Be in Earnest: A Fragment of Autobiography (1999)
Ik vermeld hier nog dat veel van haar werken verfilmd zijn, voor de BBC of de bioscoop, en dus ook op DVD te koop zijn.
Haar jongste-laatste boek is in augustus 2008 verschenen onder de titel The Private Patient. An Adam Dalgliesh Mystery, 395 pp., mooi uitgegeven door Faber and Faber en trouwens aan hen opgedragen in celebration of my forty-six unbroken years as a Faber author. Dat kan tellen. De paperback kost ongeveer 22, de mooie hardcover ongeveer 28.
Men zou kunnen zeggen van P.D. James dat ze een vast patroon gebruikt, dat ze een methode heeft. Dat is geen verwijt, ze is zich daarvan trouwens zelf zeer goed bewust; daarmee plaatst ze zich in een lange, hoofdzakelijk Britse traditie van mystery thrillers, die al bijna honderd jaar lang fenomenale verkoopcijfers halen. Liefhebbers van het genre vrágen om een quasi voorspelbaar schema, ze eisen gewoon dat alle vaste ingrediënten aanwezig zijn. In dit boek van Baroness James of Holland Park zullen ze ongetwijfeld hun volle gading vinden.
Het is niet mijn gewoonte om in mijn boekbesprekingen van dit genre ook maar iets weg te geven van de plot: ik laat graag de spanning intact, dat is een goed deel van het leesplezier. Toch wil ik hier een meer algemeen thema aanraken dat mij al verscheidene malen is opgevallen in haar werk.
Er zijn niet veel gelukkige huwelijken in de wereld die P.D. James beschrijft, in tegenstelling met de zeer talrijke alternatieve relaties, tijdelijke of meer blijvende die in de plaats van het traditionele huwelijk komen. Er zijn ook heel wat ongehuwde figuren, niet zelden paren van jongere broer en oudere zus. Vaak kijken deze personages terug op een ongelukkige liefde of op een eenmalige seksuele ervaring. Vele volwassenen hebben een ongelukkige jeugd gehad die hen blijvend parten speelt. Typisch zijn ook de vaak voorkomende wezen, verstotelingen, adoptie- en buitenechtelijke kinderen. De misdaden die in haar verhalen voorkomen en die Commander Dalgliesh op te lossen krijgt, komen vrijwel steeds voort uit de emotionele ontreddering die het gevolg is van deze verstoorde familiale en sociale verhoudingen, naast de meer voorspelbare menselijke ondeugden als machtswellust, geldzucht, seksueel geweld, ziekelijke jaloersheid, afgunst.
In die zin is het oeuvre van James ook een spiegel van onze maatschappij, waarin het steeds vaker voorkomt en dus ook meer aanvaard wordt dat mensen op verscheidene manieren samen- of alleen leven, openlijk seksuele relaties hebben die niet onder het monogame heteroseksuele huwelijk vallen en over het algemeen bewust en zonder scrupules een leven leiden dat niet gekenmerkt is door de burgerlijke conventies en de romantische idealen die ons in onze jeugd met zoveel nadruk voorgehouden en ingehamerd werden. Daarmee mag eindelijk ook veel hypocrisie uit de wereld verdwijnen, veel schijnheiligheid die de veel rauwere realiteit moest verbergen, zoals de divorce à litalienne, toen echtscheiding daar nog verboden maar in de praktijk zeer aanwezig was.
Ik geef het toe: het leven in de zogenaamde nieuw samengestelde gezinnen en hun families is niet steeds vanzelfsprekend of simpel, maar het is evenmin onmogelijk en voor wie er eerlijk en open mee kan omgaan al bij al beter genietbaar dan de niet minder frustrerende zogezegd normale familiebanden.
Voor mij ligt in die sociale analyse van de hedendaagse samenleving het uitzonderlijke van James mysteries, daardoor stijgt ze uit boven de veel minder complexe whodunits, waarbij de spanning enkel komt van de ingewikkelde plot en de vele echte en valse sporen die de auteur heeft gelegd naar de verrassende oplossing. P.D. James is wel trouw gebleven aan veel van de vaste kenmerken en tradities van de boeken van Agatha Christie, Michael Innes en Dorothy L. Sayers, zoals het eenzame landhuis, de schrandere detective, de griezelige natuur, de gruwelijke moorden &c., maar zij heeft het genre gered van de vervelende voorspelbaarheid, de oppervlakkige banaliteit en de morele leegte door van haar personages, slachtoffers, daders, politiemensen en de vele kleurrijke nevenfiguren mensen van vlees en bloed te maken, mensen van onze tijd, met gedachten en emoties die wij kunnen begrijpen en delen.
Het leesplezier bij deze en alle vorige romans van P.D. James is daardoor dubbel gegarandeerd. Ik kan je dus haar boeken, ook haar jongste en helaas wellicht ook laatste, zonder de minste reserve aanbevelen.
Categorie:ex libris Tags:boekbespreking, P.D. James
24-12-2008
mensen van goede wil?
Het aantal missen dat ik in mijn leven bijgewoond heb, vooral dan in mijn jeugd, is niet te tellen. Dat is voor velen onder ons zo. Duizenden keren hebben we de vaste gebeden en gezangen gepreveld en gezongen, we kenden alles rats van buiten, al verstonden enkel zij die Latijn kenden ook wat we toen beleden. Enkelen slechts zijn trouw gebleven aan die gebruiken, al is ook daarvan niet zo veel overgebleven na het Tweede Vaticaans concilie.
We herinneren ons vast wel het Gloria, zeker de aanhef: Gloria in excelcis Deo, et in terra pax hominibus bonae voluntatis. Straks is het kerstavond en in de middernachtmis zal hier en daar het Gloria weerklinken, heel toepasselijk, want het is een citaat uit het kerstverhaal van Lukas, hoofdstuk 2, vers 14. Het is wat de engelen zingen in de hemel: Glorie aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen van goede wil.
We kennen dat zo goed, geen mens die er zou aan twijfelen dat het precies zo is.
En dan heb je een ambetanterik zoals ik, die zich afvraagt: is dat wel zo?
De tekst van het Gloria is in de liturgie niet veranderd, althans de Latijnse tekst niet. Maar ik was verrast door de huidige officiële vertaling: en vrede op aarde aan de mensen die hij liefheeft. De oude tekst, die ons in het geheugen en in ons hart gebrand is, die een begrip geworden is over de hele wereld, een hoogtepunt van de kerstnacht, de kern van de boodschap van het kerstekind, de Prince of Peace, klopt niet, de Engelen hebben zich vergist in hun tekst. De vrede is niet bedoeld, blijkt nu, voor de mensen van goede wil, maar voor de mensen die God liefheeft, of in wie hij zijn welbehagen heeft, of een welgevallen, er zijn verscheidene vertalingen mogelijk. Dat weet men al heel lang, de Bijbelvertaling van 1951 heeft ook al de nieuwe tekst. Maar hebben wij daar iets over vernomen? Ik in alle geval niet, en ik ben mijn hele actieve leven elke dag omringd geweest door theologen en exegeten.
Wat is het verschil, zal je me vragen? Ik vind dat het een groot verschil is. Als de vrede gewenst wordt aan alle mensen van goede wil, dan zegt God, via zijn engelen (en engel komt van het Grieks voor boodschapper) dat mensen, alle mensen, vrede kunnen verwachten als ze maar van goede wil zijn. Een beetje goede wil is alles wat er nodig is, hoe dikwijls hebben we dat al niet aan elkaar gezegd. Als iedereen meewil, dan komen we er wel. We mogen niet van slechte wil zijn, want dan gaat het niet. Ik heb het tweede deel van die Kerstboodschap altijd van het beste gevonden dat de Kerk te verkondigen had, als een werkelijk universele boodschap.
Ik ben dan ook zeer teleurgesteld dat men dat kwansuis veranderd heeft. De vredeswens geldt nu enkel voor de mensen die God liefheeft, in wie hij zijn welbehagen gesteld heeft. Wat maakt dat uit? Heeft God dan niet alle mensen (even) lief? Wel neen. De Kerk heeft altijd een zeer duidelijk onderscheid gemaakt tussen de mensen, bijvoorbeeld tussen gelovigen en heidenen, tussen katholieken en protestanten, tussen goede en slechte mensen, tussen mensen die niet zondigen en zij die dat wel doen, en tussen kleine zondaars en grote. Een theoloog als Schillebeeckx zegt zelfs dat enkel de goede mensen het eeuwig leven zullen hebben, de zondaars verdwijnen in het niets bij hun dood, ze mogen zelfs niet naar de hel om eeuwig te branden.
De vredeswens is dus enkel voor het volk Gods, de uitverkorenen en daarmee zitten we in een belangrijke Oudtestamentische traditie. God heeft zich een volk uitverkoren, Israel, boven alle andere. Hij zorgt als een goede vader voor dat volk, zolang het hem en hem alleen trouw blijft. Zij mogen geen andere goden dienen, of hij stuurt vreselijke straffen op hen af. Maar hij bevrijdt het uit ballingschap, verdedigt het tegen zijn vijanden en brengt het naar een land dat overstroomt van melk en honing (maar helaas niet van olie: het is het enige land in heel het Midden-Oosten waar geen druppel olie in de grond zit, en dat na veertig jaar ronddolen, maar dit terzijde). De andere volkeren die in het land woonden (en wonen ) mogen vernietigd worden, in hen heeft God duidelijk geen welbehagen. De mannen en mannelijke kinderen mogen, nee moeten afgeslacht worden, de vrouwen die al een man bekend hebben ook, de maagden mogen de Israëlieten als vrouwen of als slaven nemen. Niet gij hebt mij gekozen, zegt de Heer, maar ik u. Vrede is er dus enkel voor de mensen die God heeft uitverkoren, niet voor iedereen, zelfs niet als men van goede wil is, dat is nu eenmaal niet voldoende, jammer hoor.
Wat gaan we dus vannacht beluisteren? Wellicht vrijwel overal de oude tekst, in het Latijn en zelfs in het Nederlands en in talloze andere talen. Maar voor het eerst zal er bij mij een ongemakkelijke twijfel knagen: de boodschap van de engelen aan de herders klonk eigenlijk anders, de blijde boodschap, het Evangelie heeft een andere tekst en die was bestemd voor eigen volk, dat God had uitverkozen en liefhad, en niet voor alle mensen van goede wil. Jammer, voor de vele mensen van goede wil die naar vrede snakken en daarvoor in de eerste plaats in het eigen hart kijken, en niet naar een of andere God in den hoge, die ook vandaag nog vooral aanroepen wordt om ten strijde te trekken tegen ongelovigen, ook in het land waar de engelen ooit hun twijfelachtige boodschap verkondigden. Bethlehem is nu een Palestijnse stad op de West Bank, de linkeroever van de Jordaan.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst
22-12-2008
Kerst: de verjaardag van Jezus?
Niet voor het eerst ga ik op zoek in ons verleden om een verklaring te vinden voor aspecten van ons dagelijks leven die wij met grote vanzelfsprekendheid aanvaarden en beleven alsof wij ze zelf uitgevonden hebben, dan wel alsof ze door de Goede God zelf zijn ingesteld.
Neem nu Kerstmis. In onze onschuld nemen we aan dat de verjaardag van Jezus op de 25ste december al gevierd is sinds zijn eerste verjaardag, in het jaar één, althans in huiselijke kring? Het vieren van verjaardagen is in het Jodendom evenwel veeleer ongebruikelijk, behalve de dertiende verjaardag, waarop (enkel!) de jongens hun bar mitswa vieren, hun plechtige communie, zeg maar. Het zijn wellicht de Romeinse legioenen die het vieren van de verjaardag hebben verspreid, als een onderdeel van de eredienst van Mithra, de belangrijkste concurrent van het Christendom in de eerste twee eeuwen van onze tijdrekening; in die religie waren de verjaardagen van de goden zeer belangrijk, vandaar dat de gelovigen ook hun eigen geboortedag gingen vieren. De christenen hebben zich toen met hand en tand verzet tegen dit heidens gebruik.
We weten niet of en dus ook niet wanneer Jezus zou geboren zijn, ik bedoel in welk jaar, lees daarover nog eens wat ik schreef over het begin van onze jaartelling, klik daarvoor op deze link: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=360
Zelfs als we aannemen dat Christus werkelijk ooit geboren is, dan is het nog altijd onmogelijk om te achterhalen op welke dag en van welke maand dat was; net zoals het jaar 1 (of nul?) pas eeuwen na de feiten uitgevonden is, bestond in de tijd van de vermeende geboorte onze indeling in maanden nog niet. We moeten dus onze moderne kalender retroactief gaan toepassen op een periode waarin totaal andere gebruiken van kracht waren. Maar zelfs als we dat doen, dan hebben we, bijvoorbeeld in het Nieuwe Testament, nog altijd geen enkele concrete of zelfs vage aanduiding die ons zou toelaten om de geboorte van Christus te plaatsen op een of andere dag.
Het vieren zelf van Kerstmis is trouwens een vrij laat verschijnsel. De eerste drie, vier eeuwen gebeurde het niet, ook al omdat dergelijke vieringen nu eenmaal als heidense gebruiken verafschuwd werden. Toen men uiteindelijk toch op zoek ging naar een datum, telde men negen maanden terug van de Boodschap aan Maria, een feest dat vooral in het Oosten wel al vrij vroeg gevierd werd, en wel op 25 maart. Waarom precies dan? De enige verklaring die ik vind is dat 25 maart negen maanden voor de geboortedag van Christus valt en daarmee is de vicieuze cirkel rond. Om het nog wat ingewikkelder te maken: 25 maart werd ook op verscheidene plaatsten als de geboortedag van Christus gevierd, bijvoorbeeld in Egypte.
Wat bij die beide data opvalt, is dat 25 december (ongeveer) de winterzonnewende is, die we astronomisch correct gisteren, 21 december om 13.04 uur meemaakten: dan staat de zon op haar laagste punt op de middag, is de dag het kortst, amper acht uur en de nacht het langst, zestien uur; 25 maart is dan weer de lente-evening, dan zijn de dag en de nacht even lang. Die beide astronomische gebeurtenissen waren sinds mensenheugenis bekend bij alle volken der aarde en gingen gepaard met allerlei festiviteiten. Pas rond 400 heeft het Christendom zijn afkeer voor de heidense gebruiken overwonnen en heeft geprobeerd daaraan een christelijke invulling te geven. De geboorte van de zon, namelijk het feit dat de dagen weer beginnen te lengen, werd zo de geboorte van Christus, de redder van de mensheid. Maar de gewoonten van de mensen bleven bestaan. Een van de meest uitbundige feesten van de Romeinen was de Saturnalia, die begonnen op 17 december maar tot de 25ste doorgingen. Het begon met een eredienst voor de togati, gevolgd door een banket voor iedereen, waarop de kreet Io niet uit de lucht was, denk aan Santa Claus Hohoho-geroep. Scholen, rechtbanken en winkels waren gesloten. Er mocht gegokt worden en er werd geschransd en gezopen. Men wisselde geschenken uit, ook nepcadeautjes. In de huiskring mochten de slaven aanzitten en werden bediend door de heer des huizes, die bovendien door zijn ondergeschikten eens goed in zijn hemd werd gezet, figuurlijk dan. De intellectuelen vermaakten zich met aangepaste spelletjes, zoals het zoeken van etymologieën, het ontdekken van filosofische drogredeneringen of het herkennen van citaten van dichters of schrijvers; wie won kreeg een kleine som gelds, de verliezer betaalde; in vele gezinnen worden ook nu dergelijke gezelschapspellen gespeeld, zoals Trivial Pursuit.
Ook versieringen met groene takken: hulst, klimop en maretak was lang voor het christelijke feest alom gebruikelijk. Pas vanaf de zevende eeuw liet de Kerk het toe voor Kerstmis.
Ik kom later nog terug op de meer recente gebruiken rond het kerstfeest. Intussen kan je even stil worden bij mijn alternatief kerstverhaal van gisteren.
Beste wensen!
Karel
Categorie:tijd Tags:Kerstmis, kalender
20-12-2008
raison d'Ãtat
Verantwoordelijkheid, het is een woord dat je nu voortdurend hoort, meestal in de combinatie: zijn of haar (maar meestal zijn) verantwoordelijkheid opnemen of niet uit de weg gaan. Maar het is een vorm van newspeak, de verloedering en perversie van de taal door de politiek die George Orwell in zijn dystopische roman Nineteen Eighty-four zo vernietigend ironiseerde: The Ministry of Love is niets anders dan de geheime politie die zich verlustigt in agressieve ondervragingstechnieken en marteling. Orwell schreef zijn meest bekende werk, naast Animal Farm (1945), in 1948 - vandaar de anagrammaticale titel ongeveer een jaar voor zijn dood in 1950, hij werd niet ouder dan zesenveertig.
Wat bedoelt een politicus als hij zegt dat hij zijn verantwoordelijkheid zal opnemen? Het is sinds vele jaren de staande uitdrukking om aan te kondigen dat de betrokkene ontslag neemt onder druk van de omstandigheden, meestal een blunder of een misstap die hij of zij zelf begaan heeft, of waarvoor hij of zij verantwoordelijk geacht wordt: een misstap van een kabinetsmedewerker of de administratie van het departement of ministerie. Denk aan de twee ministers die ontslag namen na de ontsnapping van Dutroux: zij hadden met dat feit zelf vanzelfsprekend niets te maken, ze waren er niet rechtstreeks verantwoordelijk voor, maar de blunders van hun diensten, justitie en binnenlandse zaken, waren zo flagrant dat er koppen moesten rollen voor de geloofwaardigheid van de politiek.
De uitdrukking is dus een verdraaiing van de betekenis, een verschuiven van de verantwoordelijkheid van de echte daders naar iemand die er nauwelijks bij betrokken is en alleen een morele, politieke of symbolische verantwoordelijkheid draagt.
Maar newspeak kent vele subtiele bochten. Zo hebben we gezien dat een andere minister van binnenlandse zaken precies van uit zijn verantwoordelijkheidsgevoel weigerde af te treden toen bleek dat een kabinetsmedewerkster haar eigen bedje gespreid had bij de politie, onder meer door het vervalsen van examenresultaten; het zelfde gebeurde nog eens toen de topman van de politie, waarvoor de binnenlandminister verantwoordelijk is, beschuldigd werd van het onregelmatig bevorderen en degraderen van enkele medewerksters. De minister beweerde met klem dat ontslag nemen zou neerkomen op onverantwoordelijk gedrag, het ontlopen van verantwoordelijkheid.
Het recente ontslag van de minister van justitie en vervolgens van de hele regering brengt ons bij hallucinante uitbreidingen van newspeak. Na enig aandringen, bijvoorbeeld door herhaalde expliciete en gedetailleerde beschuldigingen door de hoogste magistraat van het land, namen de heren hun verantwoordelijkheid op. Maar wat gebeurde er onmiddellijk nadien? Allebei haastten zij zich om verklaringen af te leggen waarin zij met grote verontwaardiging ontkenden, niet alleen dat zij zouden betrokken zijn bij de feiten, maar dat die feiten zelfs onbestaande waren, verzonnen dus, en wel door de hoogste magistraat en zelfs door de hele gerechtelijke macht, om de uitvoerende macht in diskrediet te brengen, of om een interne strijd tussen de zittende en de staande magistratuur uit te vechten op de rug van de arme, reine politici.
Even een woordje over die magistratuur. Hogere ambtenaren van het gerecht noemt men magistraten; als zij tijdens een rechtszaak de functie vervullen van rechter, dan spreken zij hun oordeel zittend uit, in het Frans assis, vandaar het Hof van Assisen. Als zij de rol van aanklager opnemen, wat men ook het openbaar ministerie noemt, of de parketmagistraten, dan spreken die hun beschuldigingen staande uit. Vandaar.
En ook een beetje uitleg over de drie machten in ons land (en andere). Je hebt de wetgevende macht, dat is het parlement; de uitvoerende macht is de koning en zijn ministers; er is evenwel ministeriële verantwoordelijkheid (daar heb je het weer), die zegt dat niet de koning maar enkel de betrokken minister ter verantwoording kan geroepen worden voor het parlement. De rechterlijke macht kennen we. Het was Montesquieu (1689-1755) die dit systeem van de democratie vaste vorm gaf als de trias politica (al is die term niet van hem). De scheiding tussen die drie machten, waarover nu zoveel te doen is, vormt wel degelijk de grondslag van onze samenleving: de drie instanties houden elkaar zorgvuldig in de gaten en zorgen er zo voor dat niemand zijn boekje te buiten gaat. In een democratie is iedereen gelijk voor de wet en de wet gelijk voor iedereen.
Men prijst deze minister van justitie omdat hij zich verantwoordelijk gedragen heeft. Maar klopt dat wel? Hij heeft wel ontslag genomen, maar dan uitsluitend omdat hij niet anders kon: het hoofd van de rechterlijke macht beschuldigde hem van het ergste vergrijp tegen de democratie, het doorbreken van de scheiding tussen de rechtspraak en de het regeren van het land. Hij is volgens de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie tussengekomen, in mindere of meerdere mate, of heeft ten minste die indruk gewekt, in een rechtszaak die burgers hadden aangespannen tegen de regering, heeft zijn invloed aangewend, op een of andere manier, om te proberen gelijk te halen, ten nadele van de burgers. Maar in plaats van dat gefundeerd oordeel van de hoogste rechterlijke instantie te aanvaarden, beschuldigt hij nu zelf die rechterlijke macht van leugens en machtsmisbruik. Daarmee bewijst hij de democratie de slechtst mogelijke dienst: de uitvoerende macht beweert luidop en zonder enige scrupule dat de rechterlijke macht corrupt en oneerlijk is. Hij zegt letterlijk dat de rechterlijke macht zelf in zeer belangrijke mate verantwoordelijk is voor wat er gebeurd is.
En de veelgeplaagde eerste minister volgt hem daarin op de voet: ook hij kon vooral wegens de politieke druk niet anders dan aftreden en nam dan maar de hele regering met zich mee, of ze nu iets afwisten van zijn malversaties of niet: ook hen werd gevraagd hun verantwoordelijkheid op te nemen, hoewel zij geenszins in staat van beschuldiging gesteld werden, zoals de beide andere heren, door het gerecht. Die beschuldiging alleen was overigens voor een man als Leterme geen reden om af te treden, er was een stevige dolkstoot in de rug nodig en die hebben de Vlaamse liberalen maar al te graag en met klinische precisie uitgevoerd: ze hebben hem het vertrouwen ontzegd en daarmee was hij zijn meerderheid kwijt. En zelfs na die fatale dolkstoot hebben ze hem nog urenlang met man en macht van zijn stoel moeten sleuren en schoppen.
Wat was de eerste publieke daad na die ongracieuze val? Een brief, nog een, waarin hij staande houdt dat de beschuldigingen ongegrond, verzonnen zijn, leugens dus. Verre van zijn verantwoordelijkheid op te nemen, wijst hij die verontwaardigd af: hij is onschuldig, hij is valselijk beschuldigd. Dat is, mij dunkt, wel het toppunt van onverantwoordelijk gedrag, van incivisme: het is een eerste minister die de instellingen van het land in gevaar brengt om zijn eigen hachje te redden en die daarmee nog vrolijk doorgaat nadat hij, na de smadelijke veroordeling door het hoogste gerechtelijke gezag van het land, ook door zijn politieke medestanders tot aftreden was gedwongen.
Wat wij meemaken is pijnlijk, onthutsend, onvoorstelbaar. Maar het is ook zeer menselijk. Het kan ons misschien verbazen dat mensen zoals een eerste minister en een minister van justitie in staat zijn tot regelrecht incivisme en tot het belagen van de grondvesten van de democratische staatsstructuren, maar het is helaas geen onbekend fenomeen. De kern van de zaak ligt hierin dat mensen die een hogere functie bekleden wel eens dreigen te vergeten dat zij maar mensen zijn, eenvoudige mensen zoals u en ik. Zij menen dat zij boven de wetten staan, aangezien zij de wetten maken; dat zij boven de andere mensen staan, omdat zij die mensen kunnen maken en kraken. Zij menen te handelen in het algemeen belang, en vinden dat daarvoor het particulier belang, dat van u en mij, moet wijken. Zij zijn verantwoordelijk voor de goede werking van de staat en zij menen dat daarvoor alle middelen goed zijn, ook leugentjes om bestwil en meer sinistere praktijken. Zij spreken van de raison détat (dankjewel, Van Dale voor je bloemrijke uitleg: staatsraison, punt uit ), van het groter goed, van het publieke belang waarvoor dat van de enkeling moet wijken. Zij zijn geen mensen meer zoals u en ik, zij vereenzelvigen zich met hun functie, zijn worden hun functie.
En daar liggen de wolfijzers en schietgeweren. Er zijn natuurlijk gevallen waarin het niet anders kan: als je een weg of een kanaal moet trekken, dan zal er moeten onteigend worden; met een billijke vergoeding is men er van af, ook al kan men het verdriet niet betalen van de mensen die tot verhuizen gedwongen worden, noch de prijs voor de dood van dat gepensioneerd koppeltje, twee oude bomen die men toch nog heeft verplant. Mensen die met macht bekleed worden, hebben het niet gemakkelijk, zij weten dat zij niet voor iedereen goed kunnen doen en dat hun keuzes vaak slachtoffers maken. Maar daar gaat het hier niet om. Wat wij nu meemaken, is dat enkele burgers, mensen zoals u en ik, zich machten toe-eigenen die zij niet hebben, die zij niet mogen hebben, die hen ontzegd zijn door de grondwet zelf. En dat zij die macht gebruiken om een gelijk te halen dat zij met de gewone rechtsmiddelen, die van u en van mij, niet kunnen halen. Op dat moment maken zij de fundamentele vergissing door een onderscheid te maken tussen de rechtbank en de individuen die daarin zetelen. Zij zien niet meer het onafhankelijke gerechtelijke apparaat, maar de ongetwijfeld feilbare mensen van vlees en bloed. Wat! zo zeggen zij, enkele rechters van niemendal, en dan nog van een andere signatuur, dat wil zeggen benoemd op voorspraak van een andere politieke partij dan de hunne (want álle rechters in België zijn politiek benoemd, zoals bekend), die twee klungels brengen ons fiscaal Fortis-kaartenhuisje in gevaar! Dat zullen we eens rap regelen, zie: een telefoontje hier en daar en dat is weer geregeld! Wat denken die kerels wel! Weten zij wel wat de gevolgen zullen zijn? Waar is hun verantwoordelijkheidsgevoel?!
En zo zijn we weer bij het begin. Verantwoordelijkheid. Het is het opperste democratisch principe, namelijk dat wij, ieder van ons, kunnen gevraagd worden om tegenover de andere burgers rekenschap te geven voor wat we gedaan hebben en dat wij ons aan hun oordeel onderwerpen. Verantwoordelijk zijn betekent zich niet onttrekken aan de wetten, ook niet omwille van welk hoger belang dan ook. Nood breekt wet NIET, in een democratie mag niemand de wet breken, ook de wetgever niet. In een democratie is een procureur-generaal niet meer of niet beter dan de rechters die met een zaak belast zijn, staat zelfs een minister van justitie niet boven ook maar de eerste de beste vrederechter in de uitoefening van zijn functie. In een democratie zijn wij allemaal gelijk. En dat is wat ontelbare mensen die een hogere functie bekleden zo gemakkelijk vergeten. Het is precies daarom dat Montesquieu dat rigoureuze onderscheid gemaakt heeft en de scheiding der machten tot het meest heilige principe van de democratie heeft verheven.
Wij leven in een land waar enkele van onze hoogste gezagsdragers deze principes manifest en flagrant met voeten treden. Dat moet ons aanzetten tot de hoogste waakzaamheid, want de geschiedenis, vooral die van de twintigste eeuw, leert ons waartoe dat kan leiden. Verre van mij om de wat banale personen in kwestie te vergelijken met de totaal waanzinnige en ontstellend misdadige dictators die zoveel tientallen miljoenen medemensen de dood ingejaagd hebben in naam van het hoger belang. Maar zij maken zich wel schuldig aan het zelfde misdrijf: het ondergraven van ons hoogste goed: de democratie.
Categorie:samenleving Tags:politiek, maatschappij
18-12-2008
Leterme: de afgang
We kennen ze allemaal: de flamboyante nieuwe leider in de jeugdbeweging die plots uit het niets opduikt en meteen alle gewoonten overboord gooit; de jonge baas op het werk, die er niets van kent maar toch weet hoe het allemaal moet; de arrogante personeelsdirecteur die orde op zaken komt stellen; de jonge gepensioneerde die meteen voorzitter wordt van de vereniging en dringend nieuwe wegen moet inslaan; de architect die een revolutionair plan heeft voor de verbouwing van de bibliotheek En ja, ook de jonge, beloftevolle politicus die de partij na jaren oppositie weer op het voorplan moet brengen met zijn persoonlijk charisma.
We zien ze komen, we lopen erin, we lopen ze achterna en dan zijn ze weg, foetsie, vertrokken met de noorderzon, weg naar een nieuwe uitdaging, naar andere goedgelovige mensen en wat ze achterlaten is chaos, ontreddering, teleurstelling, frustratie, woede en haat.
Het zijn sterke schouders die de weelde kunnen dragen, zei mijn Moeder zaliger. Het zijn nog straffere mensen die de macht aankunnen. Kijk naar Dehaene: eerst een oppermachtig kabinetchef, dan, na de vadermoord op Martens, zelf baas van de partij en van het land en dan: burgemeester van Vilvoorde en nadien heropgevist door zijn berouwvolle politieke vrienden voor lucratieve postjes en tijdelijke aanstellingen. Of Verhofstadt: jarenlang in de oppositie, dan een kort moment van glorie als minister van begroting, weer oppositie tot de grote doorbraak en vervolgens een echt staatsman, ook internationaal, tot de vernederende nederlaag tegen een onervaren schertsfiguur als Leterme; nu wacht hij zijn tijd af, of heeft hij er genoeg van en gaat hij van het leven genieten? Ik gun het hem.
Leterme leek al meteen een twijfelachtig geval: charismatisch kon je hem niet noemen, een grijze muis zei men, ik noemde hem een bescheiden, bescheten dorpsonderwijzer; een notarisklerk was het, een comptabel. Maar we vergisten ons: de muis had fantasieën en ambities groot genoeg voor een olifant. Hij zou de CVP (vul naar believen andere namen in, maar het zijn de Tsjeeven, de kattelieken) redden van de onaanvaardbare, frustrerende en onzalige oppositie waarin ze verzeild geraakt waren, hij zou de militanten weer postjes bezorgen, in de dorpen en steden en in Brussel. En kijk: het leek hem te lukken, hij werd de ernstige, welwillende minister-president van Vlaanderen, in een periode waarin hij met geld (óns geld) kon gooien. En wij dachten: tiens, hij heeft blijkbaar meer in zijn mars! En ja hoor: hij zou ook eventjes het Vaderland gaan redden, Vlaanderen was te klein voor hem, hij zou België hervormen en Vlaanderen (bijna) onafhankelijk maken, al was het maar om zijn kartelpartners te plezieren. En wij liepen er weer in, wij geloofden die mens, we geloofden hem op zijn woord, dat hij zo vrijgevig gaf, met de ontwapenende oprechtheid van de echte katholiek, de stuurse ernst van de eenvoudige West-Vlaming.
En het lukte: hij werd verkozen, geplebisciteerd zegt men, verkozen met bijna een miljoen stemmen, een volkstribuun.
Wij hebben zijn afgang meegemaakt, die begon nog voor zijn eedaflegging: eerst geen regering, dan geen staatshervorming, dan geen kartel en nu ook geen Fortis. Wat blijft er nu nog over van zijn gegeven woord? Van zijn imago? Van zijn politieke moed? Hij is gewogen en veel te licht bevonden, hij is niet meer dan een min of meer handige kleine partijtechnocraat, een achterbakse postjesjager voor zichzelf en zijn politieke vrienden, een nijdig zetbaasje, een over het paard getilde KSA-leider, een minkukel, un minable. Hem ontbreekt elk staatsmanschap, elke intellectuele envergure, elke visie of verbeeldingskracht, elke integriteit, elke grootmenselijkheid. Hij is het epitoom van de kneuterige kleinburgerlijkheid, de gemelijke zelfgenoegzaamheid, de bekrompen gierigheid en de ontstellende intellectuele en culturele ondermaatsheid en de kleine oneerlijkheid van een niet onbelangrijk deel van de Vlaamse bureaucratie.
Maar we mogen niet klagen: we hebben hem zelf verkozen, we hebben hem gemaakt tot wat hij is, terwijl hij enkel verantwoordelijk is voor wat hij niet is, voor al wat we van hem meenden te mogen verwachten, maar waartoe hij helaas, helaas niet in staat is.
Laat hem nog maar even zijn droevig vertoon voortzetten, als een echte paljas, een zielige clownfiguur, een lachwekkend burgermannetje als deerlijk mislukte invaller voor de rol van Grote Leider, met zijn handen in de broekzakken van zijn slecht zittend confectiepak, ijdele praat en halve waarheden uitkramend die steeds minder zeggen voor steeds minder mensen, tot hij straks alleen nog de spiegel heeft in de badkamer die hem vertelt hoeveel vrienden hij nog heeft.
Arm, arm Vlaanderen.
Categorie:samenleving Tags:politiek, maatschappij
16-12-2008
John Le Carré, A Most Wanted Man - Aangeschoten wild
Ik weet niet meer waar ik een half jaar of zo geleden vernam dat John Le Carré een nieuw boek geschreven had, maar ik heb het prompt besteld, nog voor de officiële verschijningsdatum, Amazon en ook Proxis bieden daartoe de mogelijkheid. Maar toen het enige tijd nadien aankwam, heb ik het eerbiedig opzij gelegd. Ik heb die vreemde gewoonte altijd al gehad: ook al verlang ik zeer intens naar iets, als het er is kan ik het niet meteen consumeren: een goede fles wijn heeft enkele jaren kelder nodig, maar ook mijn nieuwe sokken liggen eerst maanden in de kast voor ik ze aandoe, net zoals hemden, cardigans, broeken, petten, sjaals, handschoenen, pyjamas Zo kocht ik zurkel in een glazen bokaaltje, maar het heeft een jaar geduurd voor ik het ook bereidde. En zo gaat het ook met boeken. Ik koop veel meer boeken in gelijk welke periode dan ik kan gelezen krijgen, dus moeten ze sowieso allemaal wachten, maar ook de laatste nieuwe van mijn lievelingsauteurs is dat lot beschoren. Ik zei: eerbiedig opzij gelegd en dat geeft het gevoel weer: een nieuwe Le Carré, William Trevor, P.D. James, Updike, je vliegt er niet meteen in, je moet wat wennen aan hun indringende en beloftevolle aanwezigheid, je moet ze wat laten chambreren. En ook het goede moment afwachten, tot je in the mood bent en geconcentreerd op wat komen gaat om des te intenser te kunnen genieten. Zondagnamiddag laatst was het dan zover, na een ietwat overvloedige verjaardagsbrunch, toen iedereen weer vertrokken was en het huis weer op orde. Maandag verder gelezen, tot een uur of twee in de namiddag, dan een eenzame frisse wandeling gemaakt langs de Demer. Daarna de bespreking geblogd van God Is Not Great, zie hiernaast.
Ik wil graag eerst verwijzen naar het voorgaande boek van Le Carré, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=152. Wat ik daar schreef, geldt zonder meer en integraal voor A Most Wanted Man, 323 pp., 2008, $ 28, ongeveer 25 voor de hardcover, Brits of Amerikaans. In het Nederlands is dat Aangeschoten wild, ongeveer 18, paperback. Wat ik ruim een jaar geleden schreef over The Mission Song en over Le Carré in het algemeen, daar blijf ik bij en ik heb er vrijwel niets aan toe te voegen; opdat je niet zou denken dat zijn nieuwe boek zomaar een doordruk zou zijn van het vorige, ontken ik dat hier even zeer formeel. Je herkent de Meester natuurlijk vanaf de eerste zin, en alle ingrediënten van zijn staalkaart zijn aanwezig, maar het is zoals met een goed restaurant: het is niet omdat je er al eens lekker gegeten hebt dat je er niet zou teruggaan, in tegendeel, en je gaat s anderendaags niet terug om nog eens het zelfde te eten, nee: je probeert ook de andere schotels van de spijskaart uit, de andere staaltjes van het kunnen van de kok.
Lieve lezers, ik ben een echte fan van John Le Carré, ik heb alle eenentwintig zijn romans gekocht en gelezen (in het oorspronkelijke Engels), sommige staan zowel in hardcover als in paperback in mijn boekenrekken te pronken. Zijn laatste van 2008 is in geen enkel opzicht ook maar enigszins minder goed dan zijn beste werk sinds hij begon in 1961. Doe jezelf dus een plezier en koop A Most Wanted Man en elk ander boek dat je nog niet van hem zou hebben, en vlij je neer in je beste zetel voor een opwindende en totaal bevredigende leeservaring.
PS Indien je problemen zou hebben bij het doorklikken naar andere teksten in mijn blog, bijvoorbeeld vreemde foutmeldingen die je daarbij krijgt, dan wil ik me daarvoor verontschuldigen. Ik weet niet wat er aan de hand is en de wizards van Seniorennet ook niet. Van zodra we meer weten, probeer ik het onheil te herstellen. Dank voor je begrip.
Categorie:ex libris Tags:Le Carré, boekbespreking
15-12-2008
God is Not Great - God is niet Groot
Het aantal boeken over atheïsme dat de jongste jaren verschijnt, is nog wel te tellen, maar het is wel opvallend hoog. Bovendien halen ze vaak de toppen van de bestsellerslijsten. Dat was ook het geval met God is Not Great. The Case Against Religion, 307 pp., 2007, van Christopher Hitchens. In Amerika verscheen het met de alternatieve ondertitel: How Religion Poisons Everything en die vinden we ook terug in de Nederlandse vertaling: God is niet groot. Hoe religie alles vergiftigt. Ik was al begonnen in de Nederlandse vertaling die ik in de stadsbibliotheek van Leuven had gevonden, maar dat bleek nog maar eens een frustrerende bezigheid te zijn: een doenbare vertaling voor wie geen Engels kent, maar een kwelling voor wie overal het Engels doorheen leest. Dus bestelde ik via Internet de hardcover voor een redelijke prijs; toen het boek maar niet aankwam, porde ik de verkoper wat aan, die beweerde dat hij het al lang had verzonden, maar geen nood: hij zou gratis een nieuw exemplaar opsturen, de volgende dag nog! Uitleg Enkele dagen later kreeg ik een mailtje van de verkoper: hij had te weinig postzegels geplakt, was vergeten vermelden dat het printed papers waren, enfin, hij zou het nóg eens opsturen en ja hoor, na nog een weekje had ik eindelijk mijn boek en ondertussen is het ook uit.
Het begon goed: de auteur is journalist van beroep en geeft ook les in Engelse literatuur en taal aan de universiteit. Levendig, dus en erudiet, grappig, hilarisch met momenten, vol goede invallen, sprekende anekdoten; de overtuiging van de auteur, zijn woede, verbazing, frustratie spetteren van het blad; de eerste helft van het boek had ik in geen tijd uit. Daarna is de toon wat rustiger, de argumenten ernstiger, het tempo wat trager, de argumenten wat langer uitgesponnen, de anekdoten ook. Of dat nu goed of slecht is, laat ik aan de lezer over.
Ik weet niet goed aan wie ik het boek moet aanraden. Atheïsten zullen het met plezier lezen, want mensen krijgen nu eenmaal graag bevestigingen van wat ze zelf denken. Ik weet niet of ze veel zullen bijleren: de basisargumenten tegen religie zijn bekend, sommige al meer dan tweeduizend jaar. De anekdoten en persoonlijke getuigenissen van de auteur zijn best wel overtuigend, maar dat zijn illustraties, geen doorslaggevende argumenten, zeker niet voor niet-atheïsten, om ze zo maar eens te noemen. Aan mijn gelovige lezers kan ik dit boek niet aanraden: ze zullen zich vaak geschoffeerd voelen en de gevoelsargumenten zullen hen niet imponeren; tegenover de persoonlijke ervaringen van de auteur zullen zij terecht hun eigen beleving plaatsen, of voorbeelden die het tegendeel aantonen voor wie dat ook wil zien.
Het enorme succes van boeken over atheïsme, ook hier bij ons, moeten we niet zien als een bedreiging voor ons traditioneel katholiek en religieus Vlaanderen. Statistieken tonen aan dat Vlaanderen voor Kristus niet alleen van de voorpagina van De Standaard is verdwenen, maar ook definitief uit de harten van de overgrote meerderheid van de Vlamingen. Ondanks de talloze waarschuwingen van welwillende klokkenluiders, ook binnen de katholieke kerk, heeft de hiërarchie geweigerd om de dooi, die ingezet was met het Vaticaans concilie, om te zetten in een waarlijke lente voor de gelovige mens. Door vast te houden aan voorbijgestreefde en zelfs ronduit stupide dogmas, aan een ondemocratische gezagsstructuur, aan het niet te verantwoorden verplichte celibaat voor priesters, aan de materiële bezittingen van de kerk; door niet op te treden tegen priesters en religieuzen die misbuik maakten van hun positie om seksuele misdaden te plegen; door onbegrijpelijk verzet tegen de evenwaardige rol van de vrouw; door het autoritair verbieden van sociaal alom aanvaarde praktijken rond seksualiteit, stervensbegeleiding en andere morele kwesties; kortom door alle tekenen des tijds naast zich neer te leggen en te blijven dromen van de middeleeuwen, heeft de kerk haar goedmenende gelovigen deerlijk in de steek gelaten, aan hun lot overgelaten, teleurgesteld en blijvend van zich afgekeerd. Binnen echt heel afzienbare tijd zijn er geen zondagsmissen meer bij gebrek aan priesters, geen sacramenten meer, geen kerkelijk begrafenissen. Men heeft werkelijk ostentatief en met ware verachting voor andersdenkenden alle kansen gemist om nieuwe wegen in te slaan, om het geloof aan te passen aan een totaal veranderde wereld. Men is reactionair blijven vasthangen aan onbelangrijke bijkomstigheden, in plaats van de essentie van de boodschap te redden en die op een aangepaste wijze te verkondigen. De wereld is veranderd, de mensen zijn grondig veranderd. Het geloof is achtergebleven, verkommerd, op sterven na dood. En dat is niet de schuld van de atheïsten: Nietzsche verkondigde niet: God móet dood, hij stelde vast: God IS dood, de mens heeft God niet meer nodig en heeft hem afgedankt. Dat is ook de teneur van het boek van Hitchens: er is geen enkele reden waarom je nu nog tot een kerk zou behoren, in tegendeel zelfs.
De schuld voor het debacle van het katholiek geloof en zijn kerk ligt onmiskenbaar bij de kerkelijke overheid en nergens anders. Het is een loodzware verantwoordelijkheid. Ik kan me niet voorstellen dat verstandige mensen als Godfried Danneels en Joseph Ratzinger gerust slapen.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
11-12-2008
schuld, boete, wraak, gerechtigheid
Het is een onderwerp dat in het nieuws blijft: misdaad en straf, schuld en boete: het zijn ook alternatieve titels van de roman van Dostojevski. Ik schreef een klaaglied bij de racistisch geïnspireerde moorden in Antwerpen, lees mijn Threnodie nog eens. Ze kan ook dienen voor de vijf kinderen van de wanhopige vrouw die nu terechtstaat voor wat ze haar man, haar schoonvader en de maatschappij heeft aangedaan, maar die allicht het meest lijdt om wat ze haar kinderen en zichzelf heeft misdaan.
Onder de titel Voorlopig vonnis stelde ik me vragen bij het beroep dat de advocaten meenden te moeten aantekenen bij de uitspraak van de Antwerpse rechtbank, die toch door alle betrokkenen als heilzaam ervaren werd. http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=369
Categorie:samenleving Tags:schuld en boete, misdaad en straf
08-12-2008
The Cambridge Companion to Atheism
Cambridge University Press is een departement van de Britse universiteit met die naam; het is ook een multinational. Recentelijk kocht ik twee van hun publicaties, uit de indrukwekkende reeks Cambridge Companions. In zeer verzorgde volumes van zo'n 400 à 500 bladzijden krijg je een zeer gedegen status quaestionis, een overzicht van het meest recente onderzoek over een bepaald onderwerp, auteur of figuur. Als je een zoekopdracht geeft op de website van de Press krijg je een overzicht van 1.699 titels; neem nu nog dat de helft dubbelen zijn (hardcover en paperback van dezelfde titel), dan zijn er nog 800 waaruit je kan kiezen. Enkele titels: Atheism, The String Quartet (dat zijn de twee die ik kocht), en verder elke filosoof die je maar kan bedenken, elke componist, elk genre, elke literaire auteur... Ze zijn niet altijd goedkoop, maar mits een beetje te zoeken vind je wel een betaalbaar exemplaar voor ongeveer £10 in vele gevallen. De website laat je met de Boeken-Google ook de inhoudsopgave bekijken, soms kan je hele hoofdstukken lezen, er zijn boekbesprekingen... echt de moeite.
Ik kan mijn voorstelling van The Cambridge Companion to Atheism dus met een gerust gemoed beperken tot deze link:
http://www.cambridge.org/uk/catalogue/catalogue.asp?isbn=9780521603676&ss=exc. Er is namelijk geen Nederlandse vertaling, voor zover ik kon nagaan. En ja, het is zeer de moeite, in zijn grote verscheidenheid: achttien bijdragen over zowat alle belangrijke aspecten van het probleem, gebracht in (meestal) verstaanbare taal, wetenschappelijk verantwoord, evenwichtig (er zijn ook tegenstanders van het atheïsme bij de auteurs), niet agressief. Nog maar een bewijs dat je geen beeldenstormer of papenvreter hoeft te zijn om atheïst te zijn. Ik vertaal het besluit van de laatste bijdrage in het boek:
Wat we kunnen besluiten over de modale atheïst in de Westerse samenleving vandaag, is dat die persoon meer dan waarschijnlijk een man is, getrouwd, met een hogere opleiding. Kan men ook spreken van een modale atheïstische persoonlijkheid? We kunnen dit benaderend psychologisch profiel aanreiken. We mogen stellen dat atheïsten naar voren komen als minder autoritair, minder beïnvloedbaar, minder dogmatisch, minder vooringenomen, meer tolerant tegenover anderen, met eerbied voor de wetten, mededogend, gewetensvol, en goed opgevoed. Ze zijn zeer intelligent, velen van hen zijn betrokken in het intellectuele of wetenschappelijk leven. Kortom, het zijn mensen die je best wel als buren wil.
Zo hoor je het ook eens van een ander.
Categorie:God of geen god? Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
07-12-2008
... kapoentje
Sinterklaas is voorbij, en toch wil ik nog even stilstaan bij die aller-populairste heiligenfiguur. Van zijn leven in de vierde eeuw weten we vrijwel niets, een fel contrast met de talloze kleurrijke legenden die nadien zonder enige grond in de realiteit ontsproten zijn aan de verbeelding en de volksdevotie. Een van de meest idiote verhalen is dat hij als baby op woensdag en vrijdag, de traditionele dagen voor het vlees derven, de borst van zijn moeder zou geweigerd hebben, een spectaculair premature blijk van zijn godsvrucht... Waar halen ze het toch!
In Engeland was er al in de Middeleeuwen een vreemd gebruik rond dit feest: in de scholae cantorum, de scholen verbonden aan de belangrijkste kerken en kloosters, werd op die dag een van de leerlingen verkozen tot episcopus puerorum, kinderbisschop, zoals we nu hier en daar een kinderburgemeester hebben. Die jonge Sinterklaas werd aangetut als een echte bisschop, net zoals de al dan niet dronken volwassen exemplaren die we dezer dagen tegenkwamen. Hij bleef in functie tot 28 december, Onnozele kinderendag; mocht hij in die periode sterven, dan werd hij begraven met pontificale eer en in zijn bisschoppelijk gewaad! Zo ligt er in Salisbury Cathedral een dergelijk episcopus-jebegraven: hij was blijkbaar een beetje een verlegen, melancholieke jongen en zijn medeleerlingen vonden dat ze hem wat moesten opmonteren tijdens zijn korte ambtstermijn als bisschop en dus kittelden ze hem, net iets te veel, zoals bleek, want ze hebben hem letterlijk dood gekitteld.
Die festiviteiten liepen als maar meer uit de hand: er werden ook vicarissen-generaal verkozen, ceremoniemeesters, secretarissen, pages... Al de liturgische en apostolische bezigheden werden geïmiteerd, tot het uitvaardigen en voorlezen van een herderlijk schrijven toe. De kinderen waren echt baas in huis in die winterse periode. Henry VIII, bekend van zijn omvangrijk figuur op schilderijen, onder meer een van Holbein, en van zijn talrijke vrouwen, maar nog het meest van de breuk met Rome en het ontstaan van de Anglicaanse kerk, vond dat dergelijk paaps gedoe niet paste en verbood het in 1541.
Dit verhaal doet me terugdenken aan mijn eigen vroege jeugd. Mijn vader kwam uit een gezin van zes kinderen, drie zonen en drie dochters; alleen de oudste (mijn vader) en de jongste zoon trouwden, de vier anderen bleven samen in het ouderlijk huis wonen. De oudste dochter, Alma, was een naaister: ze maakte de uniformen en de turnpakken voor de vrouwelijke leerlingen van het befaamde Ten Doorn', de normaalschool voor meisjes in Eeklo. Ze was een uiterst devote vrouw, ging alle dagen naar de vroegmis om zes uur en onderhield heel nauwe betrekkingen met het klooster van de zusters van Liefde en later ook met de pastorie op het Oostveld. Het gezin' steunde ook financieel verscheidene priesterroepingen. Tant' Alma vervaardigde ook liturgische gewaden. Tot mijn geamuseerde verrassing ontdekte ik tijdens een vakantie bij een bevriend gezin in Deurne dat zij ook een volledig miniatuur stel gewaden en parafernalia had gemaakt voor de kinderen daar; ik herinner me een prachtige cappa, de mantel die de priester droeg als hij niet de mis las, bijvoorbeeld bij het lof of de vespers. Een van de spelletjes' was dus de mis doen, net zoals in de Middeleeuwen met Sinterklaas. Ik weet niet of dat gebruik ook nog elders voorkwam, zo laat in de twintigste eeuw. Voor mij was het toen een bevreemdende, al te parodiërende ervaring, waar ik onmogelijk kon in meegaan. Toen ik dus onlangs het verhaal van de middeleeuwse Sinterklaasjes las, kwam de herinnering aan dat voorval terug in mij op.
De oude dag is een tijd van en voor herinneringen en die van de vele sinterklaasfeesten, kerstvieringen en Nieuwjaarsgebruiken uit onze kindertijd liggen heel diep in ons geheugen gebrand. Wie herinnert zich niet, een halve eeuw of meer nadien, een bepaald stuk speelgoed dat hij of zij kreeg toen hij of zij amper zes of zeven jaar was? Een sneeuwballengevecht? Een nachtmis? Een ornament voor de kerstboom in de vorm van een vogeltje? De liederen die we toen zongen? Wij zijn nog steeds wie we toen waren, de gebeurtenissen liggen achter ons, de herinnering in ons, onuitwisbaar: dat is wie we zijn.
Categorie:historisch Tags:Sinterklaas
06-12-2008
Evil, ofte het Kwaad in de wereld
Het thema van het kwaad is hier al menig maal ter sprake gekomen. Ik had het over de etymologie van het woord in deze bijdrage:
Ondertussen heb ik me inderdaad de drie eerste delen aangeschaft van het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, al zijn die schabouwelijk duur. Ik kan je dus meegeven wat ik daarin gevonden heb, maar het is niet vet... Kwaad' komt al voor in teksten van rond 1175, onder meer in een Latijnse tekst: emerunt quade terram, ze kochten een kwaad stuk grond. Het is een Germaanse stam, die wijst op vuilnis, drek, zo is er verkins quaet' en peerdesquade'. Aan de betekenis moeten we dus niet twijfelen.
Ook in een volgend artikel sprak ik over de namen voor het kwaad, klik daarover hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=224. Een van de synoniemen is euvel', in het Engels evil en dat is de titel van het boek dat ik net uit heb. De auteur is de Amerikaan Lance Morrow, sinds de jaren zestig redacteur van Time, een man die de hele wereld heeft gezien en die al wat naam heeft met de voornaam aanspreekt. Evil. An Investigation, viii + 276 pp., Basic Books, 2003, 12 (paperback), 23 (hardcover), ik kocht de hardcover In 't Profijtelijk Boeksken in Leuven voor 10. Een Nederlandse vertaling heb ik nergens gevonden.
Het is een zeer verscheiden werk. Je merkt natuurlijk onmiddellijk en overal de journalist, de directe en uitdagende stijl, maar ook de name dropping: hij laat graag blijken wie met wie hij allemaal omgaat, al is het waarschijnlijk niet zijn zeer persoonlijke verdienste dat hij op een conferentie dicht in de buurt van Nelson Mandela zit, hij is nu eenmaal een belangrijk journalist van een wereldtijdschrift. Je krijgt dus veel anekdotisch materiaal, maar dat is hier niet misplaatst: je kan over het kwaad schrijven zonder het ooit van dichtbij gezien te hebben, zoals ik, maar het is heel wat anders als je oog in oog zit met Karadzic, Milosevitch of hun kleinere beulen. De auteur probeert echter de verhalen, hoe schrijnend of verbluffend ze ook zijn, te overstijgen en gaat op zoek naar Het Kwaad, de grond van de verschillende vormen die het kan aannemen en aangenomen heeft in de geschiedenis en het meer recente verleden. En hij heeft heus wel zijn huiswerk gemaakt, hij kent zijn klassieken. Anderzijds moeten we toegeven dat Morrow misschien wel een ervaren en zelfs wijs man is, maar het is geen filosoof. Hij slaagt er niet in (indien dat zijn bedoeling is geweest) om een samenhangend betoog op te bouwen over het kwaad, een theoretische basis voor zijn uitspraken over de vele en onvermijdelijke vormen van het kwaad die hij in de wereld ziet, een verklaring misschien waarom de mens kiest voor het kwade, een kompas bij het beoordelen van 's mensen daden of passiviteit, een antwoord op de vraag naar schuld en persoonlijke verantwoordelijkheid. Vrijwel telkens wanneer hij zich op dat niveau begeeft, schakelt hij over naar al dan niet retorische vragen, die misschien wel aangeven in welke richting we antwoorden kunnen zoeken, of wat zijn persoonlijke opinie is, maar die ons niet echt vooruit helpen als we er zelf willen over nadenken.
Het is natuurlijk ook geen gemakkelijk thema. Persoonlijk heb ik voor die indringende en belangrijke problematiek onrechtstreeks veel gehad aan de boeken van Antonio Damasio (kijk in het lijstje hiernaast voor de besprekingen), vooral waar hij het heeft over de rol van de emoties in het bewustzijn.
Als we op zoek gaan naar de grond van alle kwaad, dan moeten we die hopen te vinden in de fundamentele structuren van onze wereld: materie, energie, de reactie van de elementen op elkaar, het ontstaan van de wereld en de evolutie tot wat hij nu is, de lagere levensvormen, de planten, de dieren, de mens, de samenleving zoals ze zich ontwikkeld heeft.
Men spreekt over natuurlijk kwaad en verwijst dan naar de klassieke vulkaanuitbarstingen, tsunami's en andere orkanen: het zijn dingen die nu eenmaal gebeuren en waarvoor niemand schuld treft, die tijd zijn we wel voorbij, enkel heel speciale' gelovigen menen nog dat zoiets moet gezien worden als een straf, de terechte toorn van de goden. Maar als we er dieper over nadenken, zijn het niet zozeer de natuurverschijnselen die een kwaad zijn, maar hun gevolgen voor de mens; een aardbeving die in volle zee gebeurt en die slechts een geringe weerslag heeft op de menselijke samenleving, krijgt nauwelijks enige vermelding in het nieuws. Maar als vele duizenden mensen zich zijn gaan vestigen op de flanken van een bekende actieve vulkaan, mogen we dan nog van natuurlijk kwaad spreken? Het is maar omdat de mens het gevaar opgezocht heeft, risico's heeft genomen dat hij zich blootstelt aan het natuurlijk kwaad'. Wie zich vestigt in een overstromingsgebied krijgt bij ons van de verzekering zelfs geen vergoeding voor zijn schade. Het is een schrijnend maar onweerlegbaar gegeven dat de allerarmsten zich vrijwel voorspelbaar blijken te bevinden in het pad van orkanen en seizoensoverstromingen. Maar kan men de schuld daarvoor bij de natuur leggen? In onze moderne wereld heeft de mens de natuur zo naar zijn hand gezet, dat men nog maar nauwelijks kan spreken over natuurlijk kwaad, tenzij op een zeer fundamenteel niveau: het is eigen aan onze natuur van ouder te worden, af te takelen en uiteindelijk te sterven. Maar ook daarvoor is niemand verantwoordelijk en kunnen we niet van schuld spreken, dus ook niet van kwaad.
De leeuw doodt zijn prooi en verscheurt die en ook dat is de natuur; de leeuw haat zijn prooi niet, hij verlustigt zich niet in het berokkenen van pijn, in het doden, het is zijn manier om in leven te blijven, als hij dat niet doet, komt hij om, sterft hij uit. De leeuw heeft geen gevoelens, hij is zich niet bewust van zijn emoties, hij beleeft ze, hij heeft ze nodig om te overleven: ze geven hem zijn gevoel van honger, van voldaanheid als hij genoeg gegeten heeft, ze zetten hem aan tot seks om zich voort te planten &c maar hij staat er niet bij stil, hij heeft er geen weet van dat hij de koning der dieren is of een bedreigde diersoort. De mens is een stap verder gegaan in de evolutie: hij heeft vrijwel al de zelfde emoties, maar hij wéét dat hij die heeft, hij is zich bewust van zijn gevoelens, of toch van heel veel ervan. En daar begint het. Ce qui distingue l'homme des autres bêtes, c'est qu'il mange sans faim, boit sans soif et qu'il fait l'amour en tout temps (Beaumarchais, Le Marriage de Figaro). De mens voldoet niet alleen aan zijn natuurlijke behoeften, hij is in staat om daarin te overdrijven. De lijst van de mogelijkheden is uitgebreid, lees eens na wat ik daarover zei in mijn uitleg over de deugden en de hoofdzonden die daaraan beantwoorden, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=416.
Je moet genoeg drinken, anders ga je dood, maar kijk eens wat wij daarvan gemaakt hebben... En zo kan je elk van onze emoties bekijken, elke menselijke mogelijkheid tot genieten': er is een natuurlijke' manier om die te bevredigen en er is een andere, laten we die maar gerust een pervers genoegen noemen. Daar begint het kwaad, als we het bekijken vanuit de mens als actieve speler, als dader': in het misbruik dat we maken van onze emoties, in het tegennatuurlijk handelen. Dat is de subjectieve kant van het kwaad in de mens, het is het kwaad dat we onszelf aandoen.
Helaas zijn wij niet het enige slachtoffer van onze perversies. De mens is niet alleen op de wereld. Echte alcoholiekers drinken alleen, zegt men, maar er is ook social drinking en daarna rijden onder invloed en dat is waar de slachtoffers vallen, om nog te zwijgen van de familieleden en de omgeving van die mensen. Dan zijn we bij de objectieve kant van het kwaad: het leed dat we anderen berokkenen. En daarmee hebben we ook ontdekt dat we enkel echt van kwaad, evil kunnen spreken als het over mensen gaat. Er is niet zoiets als Het Kwaad, de Kwade, Satan, net zomin als er Het Goede of een Algoede God is.
De fundamentele natuurlijke gegevens zijn goed noch slecht: geboren worden, leven, sterven zijn neutraal, het is maar als wij er een invloed op uitoefenen dat ze een kwalificatie krijgen: een ongewenste zwangerschap, abortus provocatus, een ellendig leven, een te vroege dood. Als wij bij een zachte dood na een vol leven toch door verdriet getroffen zijn, dan ervaren we dat niet als een echt kwaad, echt lijden. Daarvoor heb je enerzijds een dader nodig, een mens die zich te buiten gaat aan het excessief of oneigenlijk bevredigen van zijn emoties, en anderzijds een slachtoffer, een medemens die leed berokkend wordt, die te lijden heeft onder het kwaad van een andere mens, die negatieve emoties moet verwerken onder invloed van de daden van zijn medemens.
De moderne mens is nog nauwelijks bezig met de essentie van zijn primaire behoeften van overleven en zich voortplanten, zoals de leeuw; wij, dat zijn de mensen in de eerste' wereld, zijn vooral bezig met de manier waarop dat gebeurt, met de bijzaken dus, de verpakking; niet met het stillen van onze honger, maar met eten. Daarvoor moet alles wijken: de materie (steenkool, petroleum), de energie (kernenergie, hernieuwbare), levende materie (planten, bomen), levende organismen (dieren, bacteriën) en ja, ook de medemens. Wij gebruiken de wereld voor het bevredigen, niet van onze behoeften, maar van onze emoties, die de eigenlijk maar de signalen zijn van die behoeften. Seksuele opwinding is wat ons aanzet om ons voort te planten, maar porno is de bevrediging van die opwinding, niet van de voortplantingsdrang. Zin in eten maakt dat we niet doodgaan van de honger, maar een maaltijd in een driesterrenrestaurant heeft niets meer te maken met het stillen van de honger, met in leven blijven, maar alles met het verfijnd stimuleren van onze smaakpapillen, die eigenlijk dienen om voedsel van vergif te kunnen onderscheiden; in sommige (slechte!) restaurants krijg je zo weinig op je bord dat de klanten nadien een frituur binnenvluchten.
Est modus in rebus, er zijn gradaties, in het kwaad en het lijden en in het genot. Een bescheiden drinker, een genieter, zeg maar, doet allicht daarmee zichzelf noch anderen echt kwaad: zijn genot is matig, er is wellicht ook niemand anders die eronder lijdt. Hoe meer men overdrijft in de wellust, hoe groter het gevaar dat men zichzelf ten gronde richt en helaas, helaas, driewerf helaas, hoe meer kans er ook is dat men anderen daarin betrekt. Iemand die er plezier in heeft om anderen tussen de lijnen te zien lopen kan scheidsrechter worden bij het voetbal, maar hij kan ook ontaarden in een kleine dictator op kantoor, of eindigen als Pol Pot.
Er zijn talloze manieren waarop we het kwaad en het lijden afmeten, en de meeste hebben te maken met de objectieve kant: het leed dat we anderen aandoen; hoe onschuldiger het slachtoffer (een toevallige voorbijganger of een aartsvijand), hoe kwetsbaarder (een kind), hoe waardevoller (Gandhi, Kennedy, Martin Luther King), hoe erger; er is ook een verschil tussen een steen (tenzij het de neus van de Madonna is op de Pietà van Michelangelo), een plant (tenzij het iemands kostbare orchidee is, of een eeuwenoude eik), een dier (we eten wel varken en koe, maar geen hond of kat, of rat); ook verwantschap speelt een rol (incest is verboden, je eigen kinderen ombrengen, of je partner of je ouders of je broers is erger' dan een wildvreemde). Ook de aantallen spelen een rol: seriemoordenaars, de genocide van de Joden, Armeniërs, Cambodja, Rwanda..., het vergiftigen van de melk van honderdduizenden Chinese kinderen.
Er kunnen ook bezwarende omstandigheden zijn aan de kant van de dader: voorbedachtheid, recidive of hervallen in de boosheid, misbruik van vertrouwen &c.
Zo komen we bij de vraag of er iets aan te doen is: kunnen we ooit tot een wereld komen waarin er geen enkel kwaad meer is? Wel... we doen ons best, toch? Kijk eens naar de inspanningen die we doen om ziekten te bestrijden, het is werkelijk fenomenaal wat we allemaal kunnen en de resultaten zijn spectaculair, ook op wereldschaal, we leven twee keer zo lang als vroeger. Ook voor de voedselvoorziening is dat zo en voor nog heel wat andere domeinen van ons leven en samenleven. We proberen ook onze natuurlijke omgeving in bedwang te houden: in Nederland heeft men zelfs de zee getemd, na de Grote Overstroming; op vele plaatsten heeft men nu tsunami-alarmsystemen, de meteorologische diensten voorspellen orkanen en overstromingen, zelfs aardbevingen en vulkaanuitbarstingen. Dat voor het natuurlijk kwaad; maar niemand durft zelfs maar te dromen van een wereld waarin er niets verkeerd gaat, waar alle ziekten zouden verdwenen zijn, waar iedereen honderd (duizend?) jaar oud wordt... Er gaat nog altijd meer verkeerd dan goed, slechts een klein deel van de wereldbevolking geniet van de beste voorzieningen.
En dan het morele kwaad: zelfs in de meest beschaafde landen en tot op de hoogste niveaus wordt gemoord en verkracht en gestolen en bedrogen, we hebben soms zelfs veeleer de indruk dat het erger wordt dan beter. Geen godsdienst, filosofie, politieke partij, geen profeet of dictator is in staat om de mens' blijvend grondig te veranderen, wij luisteren nog steeds grotendeels naar de emoties uit het stenen tijdperk, ook al bevinden we ons in een ruimtestation of het hoofdkwartier van de Verenigde Naties of in het Vaticaan.
Laten we besluiten, het is laat geworden. Satan bestaat niet, Het Kwaad, Evil bestaat niet. Kwaad is een zeer concreet werkwoord met een acuut lijdend voorwerp, kwaad is wat mensen, alle mensen elkaar aandoen. Zij doen dat om hun natuurlijke emoties buitenmate te bevredigen, met uiteindelijk negatieve gevolgen voor hun eigen welzijn en met negatieve gevolgen voor (de emoties van) hun medemens.
Categorie:levensbeschouwing Tags:schuld en boete, misdaad en straf
05-12-2008
Zeventien
Er is niet veel verbeelding voor nodig. Stel je een jonge kerel voor, misschien zeventien, op een opgefokte brommer, de uitlaat luid knetterend, tegen vijftig, zestig per uur op een secundaire weg in een nieuwe verkaveling, het fietspad negerend, met een pet achterstevoren in plaats van een valhelm, op een zaterdagavond. En twee politieagenten, niet veel ouder, stevig gebouwd, crew cut, het wapen goed zichtbaar in een losse holster, in een witte dienstwagen met zwaailicht. Een dodelijke combinatie, zoals is gebleken.
Zoals een machtige stier furieus afstormt op een onnozele rode lap, zo reageren onze agenten op de jonge delinquent; ze kennen hem, het is niet de eerste keer. En hij heeft hen ook in de gaten: brute pech, jong! Klote!
En de machineinfernale komt op gang: de politiewagen zet de achtervolging in, de brommer neemt de vlucht langs de binnenweggetjes van zijn vertrouwde buurt, die de agenten natuurlijk ook kennen, het is een spel van kat en muis, mensen en motoren, de adrenaline en allicht ook de alcohol doen hun perfide werk.
En dan gebeurt het: de brommer slipt en valt, de dienstwagen zit er veel te kort op, kan niet meer tijdig remmen en stort zich in hallucinant vertraagde beelden op de gevallen bromfiets en de vallende, wegglijdende hopeloos kwetsbare jonge kerel. Heeft hij het nog uitgeschreeuwd van pijn, woede, frustratie, angst?
Zijn ranke, gebroken lijf ligt er in verkeerde hoeken bij, zijn bloed maakt langzaam een onooglijke donkere plas. Het is te laat, het is voorbij. Zeventien.
Het was een kort bericht op het nieuws, na de bankschandalen en de eerste sneeuw in de Alpen, de files rond Antwerpen, de terugkeer van Lance Armstrong. Een fait divers, meer niet. Je kan het zelf live meemaken in grauwe halfduistere TV-programma's over wilde achtervolgingen en overvallen op nachtwinkels, elke dag opnieuw: de politie in actie, de onverantwoordelijke automobilisten, de uitdagende jonge snaken, alles netjes geregisseerd om de boodschap te doen overkomen, zodat je zelf niet meer hoeft te denken.
Doe het toch maar, al is het maar even. Wees er maar zeker van dat je enkel die situaties te zien krijgt waarin de ene partij er goed uitkomt. Kan iemand mij, of de ouders van het verhakkelde jonge lijf uitleggen waarvoor een dergelijke achtervolging goed is? Hoe je de vroege dood van een kind kan goedpraten door te zeggen dat hij te hard reed? Er gaapt een onoverbrugbare kloof tussen de futiliteit van de overtreding en de onomkeerbare, finale bestraffing: de banale dood op een landweg ergens in Vlaanderen, een verhakkelde bromfiets, al te korte remsporen, een dienstwagen met nauwelijks wat blutsen, twee agenten die zwijgend hun rapport schrijven, een ambulance met onnodig zwaailicht en nutteloze sirene.
Het is te laat.
Het is voorbij.
Zeventien.
Categorie:samenleving Tags:schuld en boete, misdaad en straf