Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (186)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (239)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    18-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Richard Dawkins, River out of Eden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Richard Dawkins, River out of Eden. A Darwinian View of Life, xiii + 172 pp., Bibliography and further reading, index, illustrations, 1995, Science Masters Series, ongeveer € 13 voor een nieuwe paperback, maar ik betaalde via internet minder voor de mooie hardcover.

    Er is geen Nederlandse vertaling, bij mijn weten.

    Dit is geen ‘origineel' boek van Richard Dawkins: het brengt ons geen nieuwe inzichten; in de mooi uitgegeven en niet dure Science Masters reeks krijgen bekende wetenschappers de gelegenheid om de stand van hun wetenschap in het kort toe te lichten en dat is precies wat Dawkins hier doet in vijf bevattelijke en fascinerende hoofdstukken. Wie alle andere boeken van Dawkins al gelezen heeft (chapeau!), kan dus passen voor dit boek, maar ik zou het niet doen. Het is namelijk erg boeiend geschreven, zoals altijd en het is inderdaad veel korter dan zijn andere werken. Wie Dawkins nog niet kent (schande!), krijgt met deze publicatie een bonne entrée en matière, een uitstekende inleiding in zijn ideeën. Veel meer ga ik er niet over zeggen, er staat een goede bespreking op Wikipedia, in het Engels weliswaar, maar aangezien het boek toch niet in het Nederlands verschenen is: http://en.wikipedia.org/wiki/River_out_of_Eden

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Richard Dawkins, atheïsme
    10-11-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spinoza: twee biografieën
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Mijn belangstelling voor de figuur van Spinoza werd gewekt door de zeer lovende vermeldingen van zijn filosofie in allerlei recente werken, die ik hier ook besprak. Uit mijn studententijd herinnerde ik me enkel dat hij brillenglazen en lenzen sleep om aan de kost te komen; een goede illustratie van het niveau van het filosofisch universitair onderwijs rond 1968. Ik vestigde al eerder jullie aandacht op deze grote denker, je kan dat hier nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=454. Later las ik het buitengewoon verhelderende boek van neuroloog Antonio Damasio, Looking for Spinoza. Joy, Sorrow, and the Feeling Brain. Die bespreking kan je hier nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=89409.

    In de stadsbibliotheek in Leuven had ik gemerkt dat er twee recente biografieën van Spinoza waren, beide aanwezig in Nederlandse vertaling. Dus zocht ik op internet naar de oorspronkelijke Engelse versies. De eerste die ik vond, met een aantrekkelijke prijs voor de hardcover editie, was Within Reason. A Life of Spinoza, xviii + 398 pp., appendix, source notes, bibliography, index, 1998, door Margaret Gullan-Whur, een Britse auteur die over dit onderwerp doctoreerde. In de voorbije weken heb ik dit boek gelezen. Het was een moeilijke start; wie gewoon is om Dawkins, Dennett, Pinker, Wilson en Damasio te lezen is wel degelijk rot verwend: dat zijn gevierde auteurs die elk een aantal bestsellers op hun naam hebben over moeilijke tot onmogelijke onderwerpen en aldus bewezen hebben dat ze hun waar aan de man kunnen brengen, meer nog: de helft van het plezier ligt in het lezen zelf, je geniet van de taal én van de inhoud.

    Dat is bij Gullan-Whur niet echt het geval. Zij heeft niet de gepolijste stijl van die top-auteurs noch hun fenomenale didactische aanpak. Haar Engels is vaak meer ploeterend dan vloeiend, vaak moest ik zinnen driemaal lezen eer ik begreep waarover ze het had, soms moest ik ze zelfs grammaticaal analyseren zoals lang geleden Latijnse en Griekse teksten: onderwerp, lijdend voorwerp... Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Dan weer belanden we in gemakkelijker vaarwater, maar verliest de auteur zich in lange uitweidingen die de toch al losse draad van haar verhaal nog verder uitspinnen. Herhaaldelijk zijn er bevreemdende stijlbreuken, die doen vermoeden dat de auteur zich al te sterk heeft laten beïnvloeden door de stijl of zelfs de bewoordingen van haar bronnen. Daarbovenop komt zeker in de eerste hoofdstukken een treiterig Dolle Mina-trekje; ik weet het, Spinoza was geen nieuwe man, maar het lijkt me wat kleinzielig om in een historisch werk zo verontwaardigd de nadruk te leggen op de evidente verschillen tussen nu en bijna vierhonderd jaar geleden. Spinoza was een man van zijn tijd op verscheidene punten, maar hij was zeker geen rabiate vrouwenhater, wel integendeel. Af en toe vroeg ik me af waarom mevrouw Gullan-Whur zo nodig over Spinoza wou schrijven, als ze hem toch maar niks vond.

    In de later hoofdstukken lijkt ze meer op dreef te komen en houdt ze zich aan de feiten en hun interpretaties en dat is in het geval van Spinoza al meer dan genoeg. Zij heeft ongetwijfeld het historisch materiaal grondig bestudeerd, maar ik vermoed dat ze ook voor de inhoud al te afhankelijk is gebleven van haar bronnen. Zij is er, mijns inziens, niet in geslaagd om een homogeen eigen werk te presenteren, stilistisch noch inhoudelijk. De oorzaak ligt wellicht in het feit dat dit een uitwerking is van een academisch proefschrift, van de hand van een nog onervaren auteur, die bovendien wellicht de filosofische diepgang mist die essentieel is voor de biografie van een van de meest cryptisch schrijvende filosofen van alle tijden. Van een biografie van Spinoza verwacht je niet alleen de historische feiten en hun context, maar vooral ook inzicht in zijn ideeën, hun oorsprong, evolutie en bekroning. Dat is de glorie van Spinoza, niet de kleine kantjes die hij hier toegedicht krijgt op grond van nauwelijks gegrond veronderstellen en hineininterpretieren.

    Uiteindelijk zijn het de kwaliteiten van een auteur die de waarde bepalen van een biografie, niet het onderwerp ervan. Met een zo veeleisend denker als Spinoza heeft Margaret Gullan-Whur wellicht te hoog gegrepen.

    Dat stelt me voor het probleem van die andere recente biografie, van de hand van Steven Nadler: Spinoza. A Life. Die is niet bepaald goedkoop in het Engels, nieuw kost ze bij Proxis/Club in paperback € 32,45 en op internet niet veel minder; in het Nederlands daarentegen kost ze maar € 15, maar ik kan nu eenmaal geen Nederlandse vertalingen lezen van Engelse werken. Ik heb van Nadler een ander werk gelezen, Spinoza's Heresy, dat ik hier binnenkort bespreek en dat in het Nederlands verschenen is als De ketterij van Spinoza (€ 19). Op basis daarvan zou ik de biografie van Nadler ‘Spinoza' (ISBN 9046700216, Amstel) durven aanraden boven die van Gullan-Whur, zeker als die van Nadler slechts € 15 kost, dat is echt een koopje, en die van Gullan-Whur € 30 voor de Nederlandse hardback. Ik wacht op Nadler tot ik een meer betaalbare Engelse versie op de kop kan tikken.

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza
    11-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rede en religie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Bij mijn jongste bezoek aan de Leuvense stadsbibliotheek Tweebronnen keek ik zoals altijd even in het rek met de nieuwe aanwinsten en vond er enkele recentelijk gepubliceerde boeken rond het thema dat mij zo intrigeert: religie.

    Een ervan is een Nederlandstalig boek van Michiel Leezenberg (heerlijke naam, dat!), universitair docent aan de Universiteit Amsterdam, ‘Rede en religie. Een verkenning.’, 205 blz., 2007. Het verschijnt in de jonge reeks Denkers over religie. Er is een bescheiden bibliografie, die enkel werken behelst die in het boek vermeld staan, dus helaas geen systematische bibliografie over het onderwerp in het Nederlands taalgebied, dat zou echt wel interessant geweest zijn. Het boek omvat ook een 60-tal pagina’s ‘leesteksten’: fragmenten of langere citaten van enkele belangrijke auteurs, waarvan een in het oorspronkelijk Engels. Voetnoten komen enkel in dat gedeelte en dan nog heel spaarzaam voor. Er is een beperkte ‘woordenlijst, een kruising van een index en een verklaring van de gebruikte termen, maar ook hier zonder enige bedoeling tot volledigheid. Verrassend vond ik een lijst van zeven bladzijden kleine druk met eindtermen, maar de inleiding, van de hand van de ‘Bcfvo’, de Begeleidingscommissie Filosofie in het Voortgezet Onderwijs, verklaart dit: het boek is geschreven in opdracht van de commissie en is ‘geschikt als examencahier bij het centraal examen filosofie op vwo voor de examenjaren 2008-2010’.

    De inhoud verraadt op vele punten de didactische doelstelling: het is een beetje een ‘cursus’, zoals ze dat in Leuven zeggen: notities bij de colleges, verzorgd door de docent. Als ik dit boek vergelijk met wat wij in de late jaren zestig kregen in Leuven, dan valt dit best mee. Het is goed geschreven, helder, evenwichtig, goed geïnformeerd, breeddenkend, niet vooringenomen, internationaal gericht… Ik vond het aangenaam lezen, interessant. Er zijn wat irritaties, zoals toch wel enkele storende tot zeer storende typefouten, die haal je er toch zo uit met elke spellingcontrole; ook enkele stroeve vertalingen van citaten, vooral uit het Frans; enkele gratuite uitspraken, zoals een aangehaald maar niet verklaard verschil tussen katholieke en protestantse bedienaars van de eredienst en imams; auteurs worden vermeld zonder hun geboorte en sterfdata, soms zelfs zonder hun voornaam.

    Inhoudelijk doet het ook denken aan hoorcolleges: er is een schema, een rode draad, een stramien, maar er zijn ook uitweidingen, waar de auteur blijft stilstaan bij een auteur die hem meer interesseert dan andere, die misschien wel belangrijker zijn. Er zijn ook heel wat verwijzingen naar actuele toestanden en gebeurtenissen, die het betoog moeten verlevendigen (of de aandacht van een auditorium moeten gaande houden), maar die de rustige gang van de redenering soms meer verstoren dan toelichten. Een gemengd oordeel, dus.

    Maar toen kwam ik aan de leesteksten. De eerste, erg kort, citeert het Godsbewijs van Anselmus. Leuk om dat eens in zijn oorspronkelijke gedaante te zien, maar nog interessanter was de Latijnse tekst geweest.

    Dan een ietwat bevreemdende tekst van Al-Farabi, een Arabisch auteur van rond het jaar 900 die mij en wellicht nog enkele anderen volkomen onbekend is; de reden voor de vermelding ontgaat me ook volkomen, tenzij als token-Moslim, excuus-Arabier.

    Bij het derde fragment, een extract uit John Locke’s ‘Brief over tolerantie’ had ik een heerlijke aha!-ervaring. Plots leek al de uitleg van Michiel Leezenberg te verschrompelen tot zeurderige prietpraat van een brave, nijvere aankomende docent die een vakantie had verdaan met het omwerken van zijn eerstejaarscursus-notities tot een examencahier met zekerheid van verkoop, een academische gortdroge verhaspeling van idées reçues, geeuwerige gemeenplaatsen, gevangen in een mystificerend carcan, dat de indruk moet wekken van originaliteit maar de bittere banaliteit van zijn lusteloze oppervlakkigheid niet kan verbergen. Locke leeft! (foto) Elke paragraaf bevat een oorspronkelijke gedachte, een frisse aanpak, een menselijke stellingname, een blijk van heilige verontwaardiging, maatschappelijke relevantie, gedreven ernst en bewogenheid, allemaal dingen die je in de vorige honderd bladzijden zo pijnlijk blijkt gemist te hebben. Ad Fontes! Zu den Sachen Selbst! Filosofie vind je, zoals ik destijds in Leuven al moest vaststellen, niet in cursusnotities of hoorcolleges en seminaries, maar in de lectuur van de filosofen zelf. Drie bladzijden Locke ‘brut’ zullen meer indruk maken en honderd maal langer bijblijven dan de ‘sec’ commentaren van onze docent.

    Helaas kan ik niet het zelfde zeggen van het Kant-citaat. Ik beken het: voor mij is Kant vrijwel onleesbaar, in het Duits, Engels of Nederlands. Het vraagt me zoveel moeite en het brengt zo weinig op dat ik er telkens danig kregelig van word. De grote Kant is voor velen dé filosoof en ik wil dat best wel geloven, maar dit citaat is nog maar eens een zeer overtuigend bewijs van mijn beperkingen: ik versta er niets van. Waarschijnlijk dient het enkel om indruk te maken op de studenten en andere bescheiden lezers.

    Émile Durkheim (1858-1917) daarentegen was dan weer een openbaring, even indrukwekkend en boeiend als de brief van John Locke; je wil zo de rest van de tekst gaan opzoeken. Ik citeer kort: ‘Zodra het gezag van de wetenschap is gevestigd, moet men er rekening mee houden; … Men kan niets bevestigen, wat de wetenschap ontkent, niets ontkennen wat zij bevestigt, niets beweren dat niet direct of indirect steunt op aan de wetenschap ontleende principes.’ Eat your heart out, Ratzinger!

    De meer recente auteurs Charles Taylor (1931-) en Michel Foucault (1926-1984) laat ik hier verder onvermeld, het zijn dada’s van onze docent.

    Nog even een woord over de ‘eindtermen’. Op dat punt is er vrijwel niets veranderd in Filosofia Academica. Ook wij kregen dergelijke vragen, die enkel tot doel hadden na te gaan of je de cursus van buiten geleerd had. Dit is het tegenovergestelde van opvoeden, een parodie van wat filosofie hoort te zijn, een aanfluiting van universitair onderwijs. Wat kan immers in Kantsnaam het nut zijn dat ‘de kandidaat kan uitleggen welke kritiek Taylor heeft op James. Hierbij kan hij aangeven hoe Taylor in zijn kritiek gebruik maakt van Wittgensteins privétaalargument.’ Zelfs als je vlekkeloos al de 74 opgesomde eindtermen haalt, dan, durf ik te stellen, weet je nog absoluut niets over rede, religie of wat dan ook. Dat was ook de conclusie die ik destijds trok na twee jaar filosofische studies aan de universiteit. Lees een filosoof, al is het maar één enkele bladzijde en vergeet al het gewauwel van de gezamenlijke docenten filosofie.

    Moet ik zo oud geworden zijn en mijn leven lang aan de universiteit gewerkt hebben om dat in te zien? Blijkbaar wel.

    Ad fontes! Zu den Sachen Selbst!


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    02-09-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.lichaam en geest, body and soul
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Theologen zijn vindingrijk op een eenzame creatieve hoogte die menig belastingontduiker hen benijdt.

    Kardinaal Danneels verdedigt het gebruik van het condoom door Aidslijders als volgt: het condoom dient in dat geval niet om de bevruchting te vermijden, daarvoor is het trouwens niet 100% safe, maar om besmetting van een medemens te voorkomen. Zo blijft hij min of meer trouw aan de kerkelijke leer die het condoom altijd en overal verbiedt, maar laat in de praktijk toe dat het toch zonder beperkingen wordt gebruikt, want wie kan nu met absolute zekerheid weten dat hijzelf of zijn partner niet besmet is met wat dan ook?

    Zo was en is het ook met abortus, evenzeer kerkelijk verboden. In een aantal gevallen, waarbij het leven van de moeder in gevaar is, past men ook in katholieke ziekenhuizen sinds jaar en dag medische technieken toe die enerzijds het leven van de moeder redden, maar anderzijds tot gevolg hebben dat het ongeboren kind sterft. Is dat abortus? Welnee, want de bedoeling van de ingreep is niet de dood van het kind maar het leven van de moeder; de dood van het kind is een betreurenswaardig maar helaas onvermijdelijk neveneffect. Collateral damage, zeg maar. In de taal van de moraaltheologen: een daad met dubbel gevolg.

    Het was denkend aan dergelijke subtiele maar essentiële onderscheiden, dat ik bij de vraag kwam die me al enkele jaren actief bezig houdt, namelijk of er iets bestaat dat op geen enkele wijze materieel is.

    Ik heb hier al herhaaldelijk mijn overtuiging uitgesproken dat er niet zoiets is in de mens als een louter ‘geestelijke’ ziel, iets dat los staat van elke materie en toch bestaat, maar dan op een andere manier dan de materie. Het is de aloude vraag van de klassieke filosofie en theologie: lichaam en geest, body and soul. Alle klassieke antwoorden zijn voor mij niet alleen totaal onbevredigend maar wekken bovendien een wrevelige weerstand op door hun mystificaties en zweverigheid en door hun bewuste onverzoenbaarheid met elke ernstige wetenschappelijke benadering van de mens.

    Pas met de evolutietheorie en de sociobiologie/evolutionaire psychologie zijn we erin geslaagd om de tweedeling tussen materie en geest te doorbreken. De zeer ernstige wetenschappelijke boeken van Antonio Damasio over het bewustzijn tonen overduidelijk aan dat er geen geestelijke activiteit mogelijk is zonder een materiële grondslag. Geestelijke activiteit is een fysisch proces dat zich afspeelt in de hele mens en waarin de hersenen een belangrijke maar niet exclusieve rol spelen. Er is geen onderscheid tussen materie en geest, tenzij als aspecten van één realiteit. Daar ligt een verband met de daad met dubbel gevolg van onze moraaltheologen. Onze daden hebben vrijwel steeds meer dan één gevolg. Als je je arm naar omhoog doet en die vervolgens snel naar beneden brengt, dan kan je die beweging beschrijven van uit de bewegingsleer en nauwkeurig het fysisch proces beschrijven van de spieren, het skelet, de bloedsomloop &c. Maar wat als die beweging gemaakt wordt door een beul die iemand het hoofd afhakt? De fysische beschrijving is dan wel accuraat, maar zegt helemaal niets over het gevolg, voor de beul of zijn slachtoffer.

    Als we de hersenactiviteit louter fysisch beschrijven, kan die analyse zeer accuraat zijn, zelfs met de nog altijd relatief vrij beperkte technische middelen waarover we nu beschikken, maar het is zeer moeilijk om er met wetenschappelijke apparatuur meer uit af te leiden dan een vage aanduiding van het soort van denkproces dat zich afspeelt: herinnering, lust, genot, taal…

    Het denkproces is materieel, maar het heeft ook een aspect van betekenis, van zin. Net zoals een lichamelijke beweging veel meer is dan een activiteit van de spieren, is ook het denken veel belangrijker, rijker en betekenisvoller als wij het bekijken vanuit de gedachte-inhoud. De mens is geëvolueerd met zijn hersenen. Wij zijn de enige soort die over zoveel en zo’n complexe hersenen en aanverwante systemen beschikken. Onze denkvermogens hebben zich in de loop van onze ontwikkelingsgeschiedenis ontplooid in een parallelle opgang met de complexiteit van ons lichaam en vooral de hersenen, inzonderheid de hersenschors. Er is met andere woorden niet zoiets als een ziel die is ingestort en die van een aap plots een mens heeft gemaakt, het is een lang en zeer geleidelijk proces geweest tot we vandaag zijn waar we zijn. Onze lichamen en onze denkvermogens dragen nog steeds de diepe sporen van die ontwikkeling.

    Het heeft lang geduurd voor de mens inzag dat alles een materiële infrastructuur heeft. Natuurverschijnselen zoals de bewegingen van de hemellichamen, de gang van de seizoenen, eb en vloed, ziekte en gelukkig toeval, het werd allemaal toegeschreven aan machtige godheden of natuurkrachten. Onzichtbare, ontastbare dingen zoals de lucht, warmte, vochtigheid, magnetisme en later zwaartekracht, elektriciteit, kunstlicht, radiogolven, X-stralen, kernstraling: ze werden reëel met de vooruitgang van de wetenschap, ze werden herkend en erkend en omschreven in een sluitend systeem als vormen van materie en energie, ook al merkt men de krachten pas in hun uitwerking. Ook abstracte begrippen, zoals tijd en ruimte en beweging hebben we leren integreren in ons wereldbeeld, in een wetenschap die nog slechts voor specialisten enigszins begrijpelijk is, maar dat perfect leefbaar is voor elke mens: iedereen weet wat bedoeld wordt met tijd, het verloop is voor iedereen duidelijk, ook al is het begrip zo abstract dat niemand erin slaagt om er een afdoende definitie van te geven. Evenzo hebben we geleerd dat niet alle krachten een merkbare en relevante invloed hebben op de mens: de zon en de maan zijn krachtig genoeg om eb en vloed in beweging te brengen, maar de invloed van de hemellichamen op onze gedachten en gedragingen is zo goed als verwaarloosbaar.

    Toen homo sapiens eindelijk zijn intrede had gedaan en meteen ook zijn concurrenten had uitgeschakeld, merkte de mens stilaan dat hij zijn geestelijke vermogen kon aanwenden, dat hij “zijn verstand kon gebruiken”, letterlijk en figuurlijk: hij kon overleven in het heden en plannen maken voor de toekomst op basis van een redenering die gebruik maakte van zijn herinnering, zijn ervaring. Daarin bleek taal en elke andere vorm van communicatie van essentieel belang. Met taal, in de ruimste zin van het woord, kunnen wij ons meten met de natuur en met anderen, omdat we gedachte-inhouden kunnen overbrengen en bewaren, in het geheugen of in voorschriften en literatuur. Wij kunnen als het ware met onze geest communiceren.

    Maar daarbij vergeten we te gemakkelijk dat een materiële onderlaag absoluut nodig is. Net zoals we niet weten hoe ons lichaam precies werkt en er ook maar weinig controle over hebben, zo is het ook met onze ‘geest’: die werkt grotendeels autonoom, onze gedachten en emoties zijn slechts de bewustwording van de spontane activiteit. Freud heeft al dan niet accuraat verschillende lagen in ons bewustzijn ontdekt en er namen aan gegeven, maar het zijn slechts aspecten van één en dezelfde entiteit, onze geestelijke vermogens, die bestaan in zeer materiële lichamelijke activiteit. Psychologie beschrijft niet een louter geestelijke mens, maar een mens van vlees en bloed. Spreken gebeurt door ons hele lichaam, niet door onze geest alleen, zelfs met de beste wil van de wereld is gedachten lezen en zenden niet mogelijk als een betrouwbaar communicatiemiddel. Wij hebben ons lichaam nodig om te leven, het is een evidentie maar we staan er niet bij stil, we zijn zo vol van het geestelijke, inhoudelijk aspect van onze activiteiten dat we op de duur gaan denken dat ze zonder ons lichaam mogelijk zijn, dat we geestelijke wezens zijn, die helaas gevangen zitten in een onvolmaakt, hinderlijk lichamelijk lichaam.

    Men zegt dat de wetenschap niets kan zeggen over onze hogere geestelijke vermogens: wat weet de wetenschap over de liefde? Blijkt dat ze er heel wat over weet, zowel wat de processen in ons ruimtelijk lichaam betreft als over die in wat we onze geest noemen, ons ik, maar wat eveneens ons materieel lichaam is, onze hersenen en de ontelbare banen die ons lichaam tot een levend, functionerend geheel maken.

    Onze materie en onze geest zijn als de donder en de bliksem: twee aspecten van één fysisch verschijnsel. Er is nooit het ene zonder het andere. Wat is muziek? De noten op het blad? Het geluid dat de instrumenten voortbrengen? Het geluid dat ik waarneem? De emoties die het geluid en de andere omstandigheden in mij, met mijn hele voorgeschiedenis en mijn toekomstprojectie, oproepen?

    Het is onmogelijk de twee aspecten te scheiden; we kunnen het fysisch aspect niet wegdenken, maar ook het inhoudelijke niet, ze bestaan niet zonder elkaar, het is slechts één verschijnsel, betekenisvolle materiële activiteit van een individu in de wereld. Met de geestelijke vermogens van mijn lichaam voeg ik betekenis toe aan de wereld waarin ik leef. Dat gebeurt door communicatie met de buitenwereld en in mezelf.

    Freud heeft met klinische nauwkeurigheid vanuit het geestelijk standpunt beschreven wat er verkeerd kan gaan in de menselijke psyche; Damasio heeft even nauwkeurig aangetoond op welke plaats in de hersenen het daarbij verkeerd gaat. Het grote gevaar voor onze geestelijke vermogens is het verlies van het contact met de buitenwereld en de vervanging van de reële buitenwereld door een imaginaire, die zich louter binnen de denk- en voelcentra afspeelt: paranoia.

    Voor homo sapiens en zeker voor de moderne mens is de buitenwereld niet de ongerepte natuur, maar de wereld zoals hij hem voor een zeer groot gedeelte zelf heeft gemaakt, het is een beschaafde wereld, een cultuurwereld. Die cultuur is even reëel als de bergen en de bossen en de zee: arbeid, ontspanning, gezondheidszorg, sociaal leven, oorlog, maar ook opvoeding, literatuur en kunst, filosofie en godsdienst. Het is de manier van de mens om te leven, zoals het nachtelijk jagen voor een vleermuis. Maar de cultuur mag en kan de mens niet vervreemden van de natuur, van zijn basis. Zij mag geen barrière zijn tussen hem en de natuur en zijn medemens.

    Ideologieën, maatschappelijke stromingen, politiek en godsdienst vervullen functies, maar zij zijn niet de realiteit zelf, het zijn hulpmiddelen, structuren, hulpmiddelen voor het bereiken van een gemeenschappelijk vastgelegde en voortdurend aan te passen samenleving van individuen. Maar we moeten de relativiteit blijven inzien van onze pogingen, we mogen niets verabsoluteren, ook de godsdienst niet, dat zouden we nu toch al moeten weten.

    Elke mens blijft een uniek exemplaar, elke gedachte is origineel omdat ze zich voordoet bij een uniek wezen. Al onze abstracte begrippen worden in een mens op een unieke wijze vertaald. Spreken over ‘de mens’ is een verraderlijke conceptuele vergissing: er is slechts de verzameling van alle mensen die er ooit geweest zijn, die er nu zijn en die er ooit zullen zijn. Het is verkeerd om te spreken van ‘de liefde’, er zijn alleen liefhebbende mensen, elk op zijn unieke manier. Het is verkeerd om te spreken over één God: elke mens gaat op zijn manier om met het religieuze en elk verordend uniformiseren is een miskenning van de originaliteit en de waardigheid van elke mens. Elk abstraheren van het noodzakelijk onvolmaakte, tijdelijke, aardse, menselijke tot een goddelijk volmaakt ideale norm is een bedreiging van de menselijke vrijheid, die zich enkel door de vrijheid van de anderen beperkt mag weten. De mens is niet gericht op oneindigheid, volmaaktheid, transcendentie: hij is al blij als hij weet dat hij voldoende eten heeft voor zijn volgende maaltijd. Ideeën zijn maar nuttig om het reële aspect van ons bestaan te duiden, niet als onbereikbare maar desondanks na te streven idealen. Alleen de mens bestaat, niet de idealen die hij zich heeft geschapen.

    Zoals de idealen zijn al onze gedachten, begrippen, metaforen, beelden, ideeën maar reëel, bestaan maar als en op het moment dat zij gedacht worden door een mens. Als ze neergeschreven staan, komen ze maar tot leven wanneer ik ze lees. Het zijn communicatiemiddelen van fysieke mensen, zonder een eigen, autonoom, abstract ‘spiritueel’ bestaan. Het is dan ook verwarrend om een onderscheid te maken tussen de zogezegd materiële vorm van een gedachte en haar zogezegd geestelijke inhoud: het ene is niet mogelijk zonder het andere, er is nooit een gedachte zonder een denker, er is geen liefde zonder mensen, er is geen God zonder een gelovige.

    Onze gedachten zijn fysieke gebeurtenissen, activiteiten van ons hele lichaam, die betekenis hebben voor de zelfbewuste mens en die gebruikt worden in zijn ontmoeting met de wereld en de andere. Gedachten zijn origineel, ze moeten telkens opnieuw gedacht worden; als we ze communiceren, kunnen we er nooit zeker van zijn dat ze zullen begrepen worden zoals we ze bedoelen, al gebruiken we nog de meest versleten beelden en woorden.



    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza
    12-08-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Freud: het onbehagen in de cultuur
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Sigmund Freud (1856-1939): het is een naam die geschreven staat in vurige tongen in de wilde donderwolken boven de twintigste eeuw. Iedereen kent zijn naam en ook enkele begrippen en termen die ermee verbonden zijn: het Ego, het Onbewuste, psychoanalyse, Eros en Thanatos, de analyse van dromen. In elke opleiding komt ten minste een hoofdstuk of een paragraaf voor, waarin het gedachtegoed van Freud weergegeven wordt. Hij is beurtelings verafgood, verguisd en vergeten. Zijn boeken prijken in alle bibliotheken, meestal ongelezen. Ook voor mij was hij niet meer dan een naam en een icoon, een vage, vale vlag waaronder allerhande vreemde, irrationele en esoterische ideeën schuilgingen. Mijn nieuwsgierige belangstelling werd steeds getemperd door zijn kwalijke roep bij een aantal mensen, auteurs en wetenschappers op wiens opinie ik hoge prijs stelde. Dat, en de enorme literatuur van en over Freud, weerhield mij er steeds van om iets van hem te lezen.

    In mijn lectuur rond het atheïsme kwam ik voortdurend verwijzingen tegen naar een werk van Freud: Die Zukunft einer Illusion (1927); toen ik op zoek ging naar dit boek, stuitte ik op een andere titel, die sinds vele jaren vaag in mijn geheugen hing: Das Unbehagen in der Kultur (1930); ik bestelde zowel het ene als het andere, maar het laatstgenoemde kreeg ik al in handen, in het Duits en in een Engelse vertaling; van Die Zukunft einer Illusion kocht ik een Engelse vertaling, oorspronkelijk uitgegeven in Engeland door de Hogarth Press, geleid door Leonard en Virginia Woolf. Maar dat is voor later.

    Ik begon de lectuur van het dunne boekje dat Unbehagen bleek te zijn, niet meer dan 65 pagina’s kleine druk in een pocketje, op de trein, op weg naar een familiebijeenkomst, Freud zou daaraan al een vette kluif hebben gehad, zeker als hij geweten had van het nauwelijks verholen Unbehagen dat ik bij dergelijke ontmoetingen steeds ervaar. Ik was zeer aangenaam verrast door de grote leesbaarheid: ik had me verwacht aan verschrikkelijk jargon en nauwelijks te begrijpen vergezochte interpretaties van simpele dingen zoals vergeten waar je je sleutels achtergelaten hebt. Maar nee, in de eerste hoofdstukken is er een interessante, luimige causeur aan het woord, die ons vergast op ideeën over mens en gemeenschap die zonder enige moeite kunnen beaamd worden door de geïnteresseerde lezer, of die hem verrassen door hun helder inzicht en diep invoelen. Het begint met een beschrijving van het oceanisch gevoel van eenheid met het Al, dat aan de basis zou kunnen liggen van religieuze gevoelens. Dat brengt ons bij het Ego, het bewustzijn van de individuele mens van zijn eigen lichaam en van de wereld buiten hem, een structuur die men ook terugvindt in elke recent boek over evolutionaire psychologie. Van daar gaan we naar de twee basiservaringen van elke mens, van kindsbeen af: plezier en verdriet; we ontmoetten dit dubbele principe al herhaaldelijk in elk filosofisch, theologisch of psychologisch werk dat we lazen: het is de onverbiddelijke basis van elke discussie over de mens in zijn relatie tot de buitenwereld en zijn medemensen.

    In het tweede hoofdstuk beschrijft Freud de mogelijkheden die de mens heeft om te ontsnappen aan de vele bedreigingen en gevaren van het leven, zowel die van het eigen kwetsbare en vergankelijke lichaam als die uitgaande van de natuur en de gemeenschap. We kunnen die bedreigingen minimaliseren door ons te wijden aan het cultiveren van onze moestuin of een wetenschappelijke carrière, we kunnen vertroosting zoeken in kunst of andere uitingen van de fantasie; we kunnen ook gebruik maken van scheikundige preparaten, inclusief alcohol en drugs, die ons ongevoelig maken voor externe bedreigingen en pijn en op zichzelf een direct gevoel van gelukzaligheid kunnen teweegbrengen, zij het van korte duur en met mogelijke nadelige gevolgen achteraf. Het Lustprinzip doet de wereld draaien, maar anderzijds lijkt alles en iedereen in de hele wereld zich te verzetten tegen de bevrediging van de primitieve basisverlangens van het individu: honger, dorst, de nood aan beveiliging, seks. Daarom ontwikkelt de mens plaatsvervangende doelstellingen, die gemakkelijker kunnen bevredigd worden, omdat er minder conflicten met de natuurlijke vijanden zijn in onszelf of in de wereld om ons heen: arbeid, wetenschap, kunst. Maar we kunnen nog een stap verder gaan en ons geluk zoeken in illusies, in een goedgunstige fantasiewereld, zoals een kluizenaar die zich terugtrekt in de woestijn, of in een georganiseerde godsdienst, die troost biedt bij het lijden in deze wereld en redding belooft uit dit tranendal in een hemels hiernamaals voor wie de richtlijnen van de godsdienst volgt. Het is echter vooral aan de liefde en het nastreven ervan dat de mens het meest aandacht schenkt en waarvan het meest genot verwacht wordt; ontegensprekelijk is het ook het domein van zijn grootste angsten, pijn en teleurstelling.

    Maar geen enkele doelstelling biedt op zichzelf een kans op algehele bevrediging. Vandaar dat het nuttig lijkt om niet al zijn eieren in één mand te leggen, de risico’s op falen te spreiden en door op verscheidene paarden te wedden de kans op succes te vergroten.

    In het derde hoofdstuk gaat de aandacht naar al de aspecten die een bedreiging vormen voor het genotprincipe en die lijken uit te gaan van de beschaving. Het is de samenleving die de individuele vrijheid aan banden legt om de (beperkte) vrijheid van zoveel mogelijke leden van die gemeenschap te realiseren en te vrijwaren. Maar het individu verzet zich tegen elke beperking van zijn streven naar genot. Het is verkeerd om daarbij met heimwee te denken aan een soort primitieve samenleving van nobele wilden: een nauwkeurig antropologisch onderzoek toont aan dat in de nog bestaande dergelijke samenlevingen er allerminst vrijheid is, behalve eventueel voor de dominante mannetjes. Daartegenover biedt onze moderne maatschappij (het Duitsland van de jaren twintig, maar nog zoveel meer onze mondiale supertechnologische beschaving) overduidelijke voordelen voor een onvermoed groot aantal mensen. En toch was er toen en is er nog steeds een malaise, een Unbehagen met de samenleving, die als een bedreiging wordt beschouwd en die voor het individu niet de voordelen oplevert die het verwacht in ruil voor het opgeven van de onmiddellijke en ongebreidelde bevrediging van de primaire behoeften. Freud beschrijft die voordelen eerlijk en overtuigend.

    Vervolgens gaat Freud op zoek naar de oorsprong van elke samenleving, in een analyse die nog steeds zeer modern aandoet en die integraal terug te vinden is in de hedendaagse antropologie en bij sociobiologen als E. O. Wilson (zie http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=439 ). Ook zijn beschrijving van de liefde als de basisdrijfveer voor elk vorm van gemeenschap, nucleair of in maatschappelijk verband, is nog steeds zeer boeiend en relevant.

    In de volgende hoofdstukken gaat Freud op zoek naar de oorzaken van de destructieve neigingen van de mens, die hem zo duidelijk voor de geest stonden, zonder dat hij het expliciet vermeldt, in de voor hem recente geschiedenis van Duitsland, en die kort na zijn dood in 1939 weer de hele wereld zouden beroeren. Hij verwijst naar zijn bekende theorieën over Eros en Thanatos, liefde en dood, als de verstrengelde drijfveren van de mens, zoals die ook tot uiting komen in seksuele afwijkingen zoals sadisme; ook het ontstaan van het geweten als een substituut voor de bestraffende vaderfiguur komt ter sprake, schuldgevoelens, Oedipuscomplex: dit is de Freud uit de handboeken.

    Hij situeert de agressie bij de mens in de frustratie van de individuele drang naar onmiddellijke bevrediging van de lustgevoelens, in het verzet tegen de strenge autoriteit buiten hem (de maatschappij) en de sublimatie ervan in hem (het geweten). Maar anderzijds is Freud ook weer verrassend modern wanneer hij stelt dat het individu zich hoe dan ook maar kan realiseren in gemeenschap met anderen, dat de onmiddellijke en ongebreidelde bevrediging van de individuele lusten geen toekomst heeft, ook niet voor het individu. Het is in de samenleving dat het individu zichzelf optimaal realiseert. Maar het is niet in het (veel ouder dan) christelijk gebod ‘Bemin uw naaste zoals uzelf’ dat de gouden regel te vinden is: Freud maakt zich hier even duchtig vrolijk over iets dat hij ondoenbaar en dus nutteloos acht als ethische regel: hij suggereert als alternatief ‘bemin uw naaste zoals hij u bemint’ (waarvan we echo’s vinden tot bij Dawkins’ zelfzuchtige genen’); hij citeert ook een heerlijke parafrase van Heine op het gebod om zelfs uw vijanden te beminnen, ik vertaal vrij: “Ik ben een man met een zeer vreedzame ingesteldheid. Mijn wensen zijn deze: een nederige woning met een rieten dak, maar een goed bed, heerlijk verse melk en boter, bloemen voor het raam en een paar stevige bomen voor de deur; en als het God belieft om mijn geluk volkomen te maken, dan zal hij mij de voldoening schenken om zo’n zes of zeven van mijn ergste vijanden te zien bengelen aan de takken van die bomen. En voor ze doodgaan zal ik, ontroerd in het diepste van mijn hart, hen vergeven voor alles wat ze me gedurende hun leven hebben aangedaan. Zeker, het is waar: we moeten onze vijanden vergeven – maar niet alvorens ze opgeknoopt zijn!” Heerlijke vreselijk zwarte humor, toch!

    Freud heeft in de laatste periode van zijn leven de harde realiteit van de agressieve pool van de mens in actie gezien; zijn boeken werden door de Nazi’s verbrand en hij en zijn familie werden bedreigd en lastiggevallen. In 1938 kon hij ontkomen naar Engeland, maar hij stierf er, een jaar later, aan kanker. Hij was 83.

    Alles van Freud is vertaald in het Nederlands, in je plaatselijke bibliotheek vind je zeker ook dit werkje. Ik kan het je echt aanbevelen, zeker de eerste hoofdstukken zijn heel vlot en vrij van jargon of theorie en bovendien ook nog steeds heel actueel. Zo zie je maar: the proof of the pudding is in the eating, een spreekwoord zo oud als de pudding waarover sprake. Je weet echt maar iets over een auteur als je iets van hem of haar gelezen hebt; wat je erover gehoord hebt, klopt in het beste geval ten hoogste bij benadering, in het slechtste geval helemaal niet.



    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    31-01-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Darwin en de Profeet
    Klik op de afbeelding om de link te volgen  

    Gisteren hebben radio en TV aandacht besteed aan ‘het Darwinisme’. Uit statistieken is gebleken dat 1 op 5 mensen twijfelen aan de evolutietheorie. De Gentse Universiteit heeft een project opgestart om die theorie beter bekend te maken: een website, lezingen, een tentoonstelling.

    In het duidingprogramma Terzake was er een merkwaardige reportage, met beelden uit een secundaire school, waar leerlingen van ongeveer zestien jaar een les kregen over de evolutietheorie. Ongeveer de helft van die jongeren verwierpen de afstamming van de mens van ‘lagere’ diersoorten, zoals de aap. God heeft alle levende wezens geschapen zoals ze zijn: de muis, de hond, de kat en de mens. Die jongeren bleken allen moslims te zijn. Hun argumenten waren duidelijk en eenvoudig: de mens kan niet van de aap afstammen, hij stamt af van Adam en Eva, want: het staat zo in de Koran. Een van de moslimjongeren wierp even op dat apen een staart hebben en wij niet en dat de wetenschappers dus alles verzonnen hadden, maar in het verdere gesprek was het argument steeds: het staat niet in de Koran, het is strijdig met wat de Koran zegt, het is in strijd met ons geloof.

    Die moslimjongeren staan niet alleen. Ook hun ouders en hun geestelijke leiders wijzen de evolutieleer af en verder nog heel wat meer wetenschappelijke verworvenheden, bijvoorbeeld over het ontstaan van de wereld. En het is niet alleen de Islam die zich verzet tegen bepaalde wetenschappelijke opvattingen. Ook het christendom doet dat, heeft dat steeds gedaan en blijft dat doen, op de meest krachtige wijze in het nieuwe fundamentalisme, maar evengoed in de gevestigde hiërarchie van de kerken.

    Er gaapt duidelijk een kloof tussen wetenschap en geloof. Men kan zelfs spreken van twee radicaal verschillende opvattingen, die onverzoenbaar lijken te zijn. Waar ligt dan het verschil tussen die twee?

    Iemand zei me onlangs dat het atheïsme eigenlijk ook een geloof is: een atheïst is overtuigd dat God niet bestaat, maar kan dat evenmin bewijzen als een gelovige het bestaan van God kan bewijzen aan de atheïst. Het is inderdaad zo dat atheïsten heel vaak net zo fanatiek zijn en overtuigd van hun eigen gelijk en zo intolerant als gelovigen. Zij en ook alle wetenschappers gaan uit van een basisprincipe dat voor hen heilig is, dat ze niet bereid zijn op te geven, dat ze verdedigen door dik en dun, iets waaraan ze vasthouden op bijna dezelfde onbuigzame manier als hun gelovige tegenstanders. Is wetenschap en atheïsme een vorm van geloof?

    Ik geloof het niet. Laten we even kijken wat er specifiek is aan beide opvattingen.

    Dit is de omschrijving die Van Dale geeft voor ‘geloof’:

    1. vertrouwen in de waarheid van een anders beweringen of beloften, of in de overeenkomst met de waarheid van een verhaal enz.
    2. het als werkelijk en waar aanvaarden en beseffen van het bestaan en de openbaringen van een godheid
    3. (in verband met andere hogere of niet-menselijke wezens en machten) de overtuiging dat ze werkelijk bestaan
    4. het vast vertrouwen in het bestaan, de wezenlijke waarde, macht van overtuigingen die het hogere leven van de mens betreffen
    5. geloven, een bep. vorm van godsdienstige overtuiging; synoniem: geloofsbelijdenis, geloofsovertuiging

    Steeds gaat het om het aanvaarden van een fundamentele waarheid betreffende ons bestaan, op grond van uitspraken van anderen, namelijk dat er een wezen is dat enerzijds ons bestaan overstijgt en dat anderzijds van wezenlijk belang is voor ons bestaan.

    Wat is nu het verschil met de wetenschappelijke basisopvatting? Ook daar is er een aanvaarden wat anderen zeggen of geschreven hebben, maar het is geen onvoorwaardelijk geloven; het is niet omdat iemand iets zegt dat het ook zo is: het moet ook bewezen worden en zolang het niet bewezen is, blijft het een theorie, een veronderstelling. Ook in de wetenschap zijn er gezagsargumenten: men hecht meer geloof aan stellingen van beroemde wetenschappers dan aan die van een obscure wetenschappelijke journalist of toevallige commentator en terecht, meestal, maar niet altijd, zoals herhaaldelijk gebleken is in de geschiedenis van de wetenschap. Zelfs Einstein heeft herhaaldelijk zijn ongelijk moeten bekennen. Newton zat op vele punten behoorlijk naast de kwestie en hoewel hij koppig weigerde dat toe te geven, is het nu zonder meer duidelijk dat ook hij kon dwalen.

    De wetenschappelijke methode steunt op het vrij en onbevangen en onbevooroordeeld onderzoek, op tegensprekelijke bewijsvoering, op de herhaalbaarheid van proeven en experimenten, op de controle door de wetenschappelijke wereld. Nooit kan een theorie of een uitspraak louter steunen op een argument buiten de wetenschap, op een onbewijsbare stelling, op het bestaan van wezens of dingen of wetten die men moet aannemen zonder dat men ze kan bewijzen. Zeker is het ondenkbaar dat men rekening zou houden met absolute gezagsargumenten, dat men met een opinie of uitspraak van een andere mens zou rekening houden enkel en alleen omdát hij of zij het zegt, wie het ook is. Men heeft geen gelijk omdat men keizer, paus of profeet is.

    Boeken zijn geschreven door mensen, niet door goden. Het inroepen van goddelijke inspiratie voor heilige boeken is onaanvaardbaar voor de wetenschap, want onbewijsbaar. Zo hebben zelfs de christelijke kerken meer dan ernstige twijfels over de tekst van de Bijbel. Men heeft vastgesteld, met eenvoudige tekstkritische methodes, dat bepaalde teksten toevoegingen zijn; men weet zelfs wanneer ze gebeurd zijn en door wie en waarom. Ook voor de Koran is dat zo. Voor de wetenschapper zijn er geen heilige boeken, álle boeken zijn hem of haar heilig.

    Het verschil tussen de gelovige houding en die van de wetenschap is dus hierin gelegen, dat de gelovige onvoorwaardelijk vasthoudt aan wat voorgehouden wordt, terwijl de wetenschapper steeds zelf alles in vraag stelt en pas overtuigd is wanneer het bewijs is geleverd. De wetenschapper gelooft uiteindelijk nooit onvoorwaardelijk in zijn (voorlopige) resultaten, enkel in zijn methode. Dit is in directe tegenspraak met elke definitie die men van geloof kan geven. Wetenschap is dan ook geen geloof, atheïsme is geen geloof. De stelling van de atheïst is niet dat er geen God is, want dat is erg beperkte en louter negatieve uitspraak, die gevangen zit in een ongezonde tweespalt. Zijn eerste zorg is niet God ontkennen of bestrijden, maar het uitbouwen van zijn leven en zijn wereld op basis van principes die hij eerlijk en betrouwbaar acht en die hij voortdurend in vraag stelt en toetst aan de werkelijkheid. Het is spijtig dat we geen neutraal, algemeen aanvaard woord hebben voor deze ingesteldheid, in plaats van 'atheïst'. Men noemt een gelovige toch ook niet een on-vrijdenker, of een on-wetenschappelijke, een on-logische of zelfs on-eerlijke? Atheïsme is een fundamenteel positieve en open ingesteldheid tegenover de mens en de wereld, geen afwijzende, beperkende, negatieve of veroordelende.

    Laten we een voorbeeld nemen. Ook vandaag nog geloven heel wat mensen in het bestaan van engelen. Niemand heeft ooit een engel gezien, zij kunnen niet worden opgeroepen, hun aanwezigheid of tussenkomst kan niet worden aangetoond, er zijn geen betrouwbare getuigenissen. Er zijn enkel verhalen over engelen, opgenomen in heilige boeken. De gelovige aanvaardt het bestaan van de engelen op basis van de verhalen in die boeken, wat men er verder ook moge over zeggen. In de wetenschap spelen engelen geen enkele rol, niemand houdt rekening met hun bestaan, men heeft geen behoefte aan engelen bij de verklaring van de mens en van de wereld. Voor de wetenschapper bestaan zij niet. Dit zorgt meteen voor conflicten tussen beide opvattingen: de gelovige verwerpt de wetenschap die het bestaan van engelen ontkent, de wetenschap wijst het geloof in engelen af als onwetenschappelijk.

    Zo stonden ook de moslim-leerlingen en de lerares tegenover elkaar: algehele verwerping van de wetenschap door de leerlingen als strijdig met hun geloof, strenge reactie van de lerares tegenover die gelovige maar onwetenschappelijke ingesteldheid.

    Voor de wetenschapper is het niet alleen onaanvaardbaar dat men zich blindelings laat leiden door gezagsargumenten, het is ook onbegrijpelijk: hoe is het toch mogelijk dat een mens in die mate afstand doet van zijn eigen kritische geest en zich in blind vertrouwen overgeeft aan leerstellingen die zo fundamenteel in strijd zijn met de wetenschap en met het gezond verstand en die slechts berusten op antieke, onbetrouwbaar overgeleverde, tegenstrijdige en obscure teksten en arbitraire en uiteenlopende interpretaties? Voor een wetenschapper is een dergelijke houding totaal ongeloofwaardig.

    De realiteit van elke dag bewijst dat het, althans voor sommigen en in sommige omstandigheden mogelijk is te leven als gelovige; voor enkelen is een gelovig leven zelfs de enige mogelijkheid tot overleven, de enige die existentiële zekerheid biedt. Maar dan moet men wel over een volmaakt geloof beschikken, ofwel uiterst beperkt zijn in zijn geestelijke vermogens. In de confrontatie met zijn medemens en met de wereld loert immers voor iedere gelovige onvermijdelijk twijfel, aarzeling, onzekerheid en compromis om elke hoek. De diepst geïndoctrineerde gelovige noch de meest overtuigde geestelijke kunnen zich daaraan uiteindelijk blijvend onttrekken. Elke mens beschikt nu eenmaal over verstandelijke vermogens en het is onmogelijk, zo is in de loop van de geschiedenis steeds gebleken, om die totaal en definitief te onderdrukken of te negeren, zelfs niet met geweld.

    Laten we maar hopen dat dat zo blijft.



    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    13-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.als we dood zijn is 't gedaan - Willem Elsschot
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Een van de kernvragen van de filosofie, door alle eeuwen heen, is deze: is er een louter geestelijke realiteit? Men kan dit nog op vele andere manieren formuleren, maar het komt toch op deze grondvraag terug: is er iets dat kan bestaan, los van de materie? Men kan ook blijven discussiëren over deze woorden of andere die men gebruikt: wat is bestaan, materie, geestelijk &c. Maar men ontkomt niet aan de noodzaak om een antwoord te geven op de vraag die zich bij elke filosofische discussie zal stellen: is er een realiteit die de materie overstijgt.

    Het antwoord dat de mensheid, meestal bij monde van haar filosofen, theologen en kunstenaars daarop heeft gegeven, was gedurende vele eeuwen bijna uitsluitend positief, zonder ook maar de minste aarzeling. Zelfs met de Verlichting, wanneer de mens zich stilaan bevrijdt van autoritaire bevoogding en zelf onbevangen gaat zoeken naar de waarheid, was men nog niet eens toe aan enige ernstige twijfel over het bestaan van geesten, engelen en duivels en God, natuurlijk, en een ‘geestelijk’ voortbestaan van de ziel van de mens na de dood. En dit is heel lang zo gebleven. Ook vandaag nog zijn mensen die stellen dat er niets anders is dan materie – nog een manier om hetzelfde te zeggen – weinig talrijk en niet echt populair.

    Nochtans hebben de voorstanders van een geestelijk bestaan weinig argumenten en hebben dat steeds minder met het voortschrijden van de wetenschap. Weinigen zullen nu nog enig geloof hechten aan het bestaan van boze en goede geesten, van mirakels en andere directe goddelijke tussenkomsten hier op aarde. Wij begrijpen de wereld steeds beter in al zijn facetten en hoewel we weten dat er nog meer is dat we niet weten, toch zijn we ervan overtuigd, van langsom meer, dat alles kan uitgelegd worden door het bestuderen van de materie. We zoeken de verklaringen voor alles in de wetmatigheden van alles zelf, niet meer in andere dimensies, in onverklaarbare invloeden van ‘buitenaf’, bijvoorbeeld een wraaklustige en bestraffende God.

    Bovendien heeft nog nooit iemand ook maar enigszins of bij benadering kunnen aantonen dat er iets is dat enkel kan verklaard worden door een beroep te doen op iets dat buiten ons begrip valt, of dat er iets bestaat dat los staat van alle materie. Ook de ‘godsbewijzen’ kunnen zonder meer teruggeleid worden tot kringredeneringen: ze bewijzen slechts waar ze al van uitgaan.

    Als we de veronderstelling dat er niets bestaat buiten de materie tot het uiterste doortrekken, als we van die benadering een regel maken, een wet, ja, dé natuurwet, dan heeft dat allerlei consequenties en het zijn vaak die conclusies die we niet willen of durven of kunnen trekken, ook al wijst alles erop dat onze basisregel onvermijdelijk is. Dit leidt tot de paradox dat alle wetenschappers, op enkele zonderlinge uitzonderingen na, ten minste impliciet overtuigd zijn van de regel dat er niets anders is dan materie, en dat de mensheid grotendeels die zelfde mening toegedaan is, zoals ten overvloede blijkt uit al wat we doen, maar dat anderzijds nog heel veel mensen aarzelen om dat ook expliciet toe te geven. Er zijn tijden geweest dat men precies daarvoor op de brandstapel eindigde. Nog niet zo lang geleden was ‘goddeloos’ een scheldwoord en stond atheïsme gelijk met morele verdorvenheid.

    Even een etymologische uitstap over impliciet en expliciet, een geleerd duo dat jonge mensen in het secundair onderwijs vaak voor het eerst voorgeschoteld krijgen en niet gemakkelijk verteren. Laten we beginnen met expliciet. De basis is het Latijnse werkwoord explicare en dat heeft vele betekenissen, die alle te maken hebben, letterlijk of figuurlijk, met ontvouwen, uitspreiden, ontplooien, ontwarren, verduidelijken, uiteenzetten, uitleggen. Expliciet betekent dus: klaar en duidelijk. Het tegenovergestelde is impliciet en dat is dan iets dat duister en onduidelijk is, dat wel aanwezig is maar tevens verborgen blijft, dat niet uitgesproken wordt, iets waarvoor men niet openlijk uitkomt, iets dat inbegrepen, verondersteld is zonder dat het nadrukkelijk (of expliciet) vermeld wordt. Expliciteren is dan iets impliciets wél uitdrukkelijk vermelden, impliciteren betekent meestal iets meenemen in de redenering zonder het te vermelden. (Impliceren komt van een ander Latijns werkwoord implicare en betekent iets of iemand ergens bij betrekken.)

    Er is dus een tegenstelling tussen wat men doet, zowel in de wetenschap als in de dagelijkse omgang en wat men antwoordt op de vraag: is er nog iets buiten de materie? Bestaat God? Is er een hiernamaals? Men kan moeilijk ontkennen dat de mensheid zich gedraagt alsof het antwoord op die vragen telkens negatief is. En toch aarzelt men. In een televisie-interview antwoordde de rector van de Katholieke Universiteit Leuven, een theoloog, op de vraag: Darwin of Benedictus? spontaan: Darwin! Nochtans zal diezelfde persoon op de vraag: bestaat God? zeker even overtuigd positief antwoorden. Vreemd, toch?

    Er zijn geen twijfels meer mogelijk, de wetenschap heeft onomstotelijk vastgesteld dat alle menselijke activiteit, ook het bewustzijn, onverbrekelijk lichamelijk is. Onze gedachten en emoties zijn activiteiten die zich grotendeels in onze hersenen afspelen. Zonder die actieve hersenen en een lichaam dat ze onderhoudt, zijn er geen gedachten of emoties, is er geen zelfbewustzijn. Er is niet ‘iets’ dat men bijvoorbeeld de ziel zou kunnen noemen. Er is niets in de mens dat kan bestaan zonder of los van zijn lichaam. Die hersenen zijn immers geen lege doos, geen louter middel, vehikel, instrument, iets dat zelf onveranderd in staat zou zijn tot de onbeschrijflijk weidse veelheid en verscheidenheid van onze ‘geestelijke’ activiteiten. Onze gedachten zijn, indien we ooit zo ver zouden (willen) geraken in de neuro-wetenschappen, steeds singulier en aanwijsbaar, er zijn fysieke verschillen tussen de ene gedachte en de andere, het zijn gebeurtenissen in de verbijsterende en aan absolute chaos grenzende complexiteit van ons brein.

    Filosofen, ook Ludwig Heyde, zie mijn bespreking van zijn boek gisteren, wijzen er vaak op dat men de hersenen niet mag verwarren met de gedachten &c. die ze ‘voortbrengen’. Men wijst dan op het verschil tussen een voldoende en een noodzakelijke voorwaarde: de hersenen zijn evident wel de conditio sine qua non voor de gedachten, maar even evident niet de voldoende voorwaarden voor de gedachten, wat al bewezen is door de zogenaamde hersendood, waarbij de hersenen nog wel bestaan, maar geen (registreerbare) activiteit meer ontplooien; dan zijn er wel hersenen, maar geen gedachten. Er moeten dus nog andere voorwaarden vervuld zijn dan enkel de aanwezigheid van hersenen, zegt men dan en dat mysterieuze en altijd impliciete andere, dat zou dan de ‘geestelijke dimensie’ van de mens zijn, zijn ziel, zijn ego, zijn zelfbewustzijn. Wat die andere voorwaarden zijn, daarover blijft men steeds vaag en doet men steeds een beroep op geloof, overtuiging en het aanvaarden van mysterieuze dimensies van ons mens-zijn.

    Merkwaardig hoe zelfs verstandige mensen met zo’n eigenaardige redeneringen kunnen voor de dag komen. Als we aannemen dat er geen ‘geestelijke’ activiteit is zonder de hersenen, dan is daarmee toch alles gezegd? De (actieve) hersenen zijn de noodzakelijke voorwaarde voor geestelijke activiteit; de gedachten die ze ‘doen’ zijn enkel mogelijk ‘in’ de hersenen. Het zijn uiterst complexe fysieke, chemische en elektromagnetische verschijnselen van het brein. Neem de hersenen weg en dat is meteen het einde van de persoon. De gedachten vallen wel degelijk integraal samen met hun fysieke activiteit. Er is natuurlijk een belangrijk verschil in de beleving en de waarneming: wellicht en misschien zelfs hopelijk zullen we nooit in staat zijn om met een toestel iemands gedachten te lezen (al hebben we nu al toestellen die we met onze gedachten kunnen besturen!) en zelfs als we dat zouden kunnen, dan nog zullen we die gedachten anders ‘lezen’ dan ze voor de persoon zelf aanwezig zijn, omdat ze daar ingebed zijn in de wirwar van geheugen, ervaring, begaafdheid &c. die van elke mens een uniek verschijnsel maken. Maar het is een fundamentele en overbodige dwaling om te veronderstellen dat de mens zelfs in zijn gedachten zou kunnen loskomen van zijn lichaam.

    Dergelijke opvatting getuigt van een vrijwel onuitroeibaar dualisme, een gespletenheid die meer kwaad dan goed doet, zelfs als hypothese of benaderingswijze ter verduidelijking, als metafoor. Dat is het gevaar van Plato’s grot en van de noumenale wereld van Kant en van elke religie: men neemt zijn wensen voor werkelijkheid, men hecht geloof aan de voorstelling, de afbeelding, het symbool en vergeet daarbij dat het om symbolen gaat, die geen eigen realiteit hebben, die slechts verwijzen naar een werkelijkheid die zonder die beelden niet te vatten is.

    Poëzie is belangrijk, godsdienst eventueel ook, maar dan niet als de ultieme verklaring van de mens en de dingen, maar als een benaderingswijze, een levensopvatting, een subtiel omgaan met de rijke complexiteit van het leven, een overlevingsstrategie, een manier van in de wereld te zijn.

    Tot het bewijs van het tegendeel gaan we, dat wil zeggen ikzelf en in de praktijk en impliciet ook omzeggens alle medemensen, zelfs de meest fundamentalistisch religieuze, er daarom van uit, zoals we ook doen in de wetenschap, de techniek, de geneeskunde en in de dagelijkse omgang, dat onze wereld verstaanbaar is, in de mate dat wij hem al verstaan, zonder dat we een beroep moeten doen op geesten, op iets dat enkel een geestelijke en dus geen enkele materiële realiteit heeft. Ook een cretionist zal niet aanvaarden dat zijn bankier hem op een dag komt vertellen dat God of de duivel zijn bankrekening heeft geplunderd.

    Vanzelfsprekend betekent dat niet dat er niets geestelijks zou zijn: er is wel degelijk een verschil tussen het bewustzijn van een gedachte en haar fysische realiteit in de hersenen, maar het is een verschil van waarneming, van waarnemer, van ervaring, het is een ander aspect, een ander gezichtspunt van één en dezelfde realiteit. Wij spreken over moraal, spijt, liefde, heimwee, misdaad, straf en ontelbaar veel andere begrippen waarvan we de (algemene) betekenis begrijpen, ook al ‘bestaan’ die begrippen niet in de materiële wereld als afzonderlijke en waarneembare ‘dingen’. Ze bestaan voor ons omdat we ze denken en ze zijn reëel omdat ze bruikbaar zijn in de werkelijkheid, omdat ze iets belangrijks uitdrukken over die werkelijkheid. Indien er echter geen enkel ‘brein’ zou zijn om ze te denken, dan zouden ze niet bestaan. Er is (voorlopig) geen moraal in een zwart gat of een verre nevelsluier.

    En dan de consequenties…

    Zeker in de traditionele westerse godsdiensten van joden, christenen en moslims overstijgt God noodzakelijk de fysieke realiteit: hij is niet materieel en zijn bestaan is evenmin afhankelijk van de gedachten van de mens. Dat botst frontaal met onze opvatting dat er niets kan zijn zonder materiële basis.

    Een persoonlijk voortbestaan van de individuele mens is niet echt duidelijk aanwezig in het Joodse ‘geloof’, maar het is wel de sluitsteen en de basis van het christendom en de islam. Wij weten anderzijds dat elke persoon lichamelijk uiteindelijk volledig verdwijnt. Als er dus een voortbestaan is, dan moet dat noodzakelijker wijze een ‘geestelijk’ voortbestaan zijn en dat is ook wat die en andere godsdiensten zeggen. Ook dat is in flagrante tegenspraak met onze stelregel over de materie en het bestaan.

    Wij zouden kunnen verder gaan en onderzoeken welke andere veronderstellingen, bijvoorbeeld uit de moraal, gebaseerd zijn op het aanvaarden van een louter geestelijke realiteit. Men zou ook kunnen onderzoeken waarom de mens, eens hij tot de eigenlijk erg eenvoudige vaststelling is gekomen over de materie, toch nog vasthoudt aan allerlei onrealistische veronderstellingen. Het lijkt me echter interessanter en belangrijker om daarentegen aandacht te besteden aan wat de pluspunten zouden kunnen zijn van het expliciet aanvaarden van de basisregel van het naakte bestaan.

    Voor elke godsdienst zijn er twee mysteries, onverklaarbare maar onmiskenbare en onvermijdelijke vaststellingen: het lijden en de dood. Het zijn echter alleen maar cruces interpretum, kruisen voor de verklaarders, voor wie redeneert vanuit een godsdienstige overtuiging, vanuit een geloof. Wie aanvaardt dat de materie alles is, dat de mens ‘slechts’ materie is, weet meteen dat met het afsterven van het menselijk lichaam ook een definitief einde komt aan het bestaan de persoon. De godsdienst ontkent dat en stelt daar tegenover dat pas dan het echte leven begint, onbelast door de materie.

    Daarmee is echter de dood niet ‘opgelost’: christenen blijven het evengoed moeilijk hebben met het afsterven van een geliefde als atheïsten. Het belangrijkste verschil ligt mijns inziens hierin, dat de atheïst eerlijker is met zichzelf en met zijn medemensen; hij hoeft niet te doen alsof de dood niets is, alsof de overledene naar een beter leven gaat, alsof hij bevrijd is van al de aardse lasten om nu voor eeuwig gelukkig te zijn; hij kan daarentegen toegeven dat enkel het onvermijdelijke gebeurd is; hij rouwt evengoed om het gemis, de leegte die de andere achterlaat; hij weent om de onvolkomenheid van het te vroeg afgebroken leven. Het komt mij althans voor dat het besef van onze intrinsieke en definitieve sterfelijkheid het mogelijk maakt de eigen dood en die van anderen zuiverder onder ogen te zien, dan wanneer er een perspectief is van onsterfelijkheid, waarbij een essentieel kenmerk van alle leven, namelijk dat het aan zijn einde komt, ontkend wordt.

    Evenzo voor het lijden. Het ongeluk treft de goeden en de kwaden in gelijke mate en hoewel het individuele leed niet kan afgemeten worden, weegt het toch niet minder op de ongelovige dan op wie vertrouwt op God en het hiernamaals. Maar ook hier kan men troost putten uit het aanvaarden van wat eigen en gemeen is aan alle leven: het is onvolmaakt, lijden is onvermijdelijk en alom aanwezig. De wereld is niet de hel die we doormoeten om de hemelse zaligheid te bereiken, indien we die althans hier zouden verdiend hebben. De wereld is enkel in vergelijking met een hypothetische hemel een tranendal; neem het valse perspectief van de onsterfelijkheid weg, van een eeuwige zaligheid en de aarde is dan wat ze is, met pokken en al, het lijden is geen straf, geen beproeving, geen test, geen opgave, geen wedstrijd, het is gewoon het leven, fascinerend in al zijn tijdelijke glorie en machteloze ontgoochelingen.

    Althans één direct voordeel van deze opvatting is meteen duidelijk: de dader van een terroristische zelfmoordaanslag kan zich voor die letterlijk on-menselijke daad niet meer laten motiveren door of beroepen op de rijke beloning die hem in het hiernamaals te wachten staat, althans in een extreem cynische interpretatie van wat men nog amper een godsdienst kan noemen. Hij is dan van bij de planning geconfronteerd met de onmiddellijke gevolgen van zijn vernietiging van zijn eigen leven en dat van onschuldige anderen, de futiliteit van zijn daad in de geschiedenis en zelfs in de directe politieke context. Dan blijkt de diepe uitzichtloze wanhoop die uiteindelijk als enig mogelijke ‘verklaring’ kan aanvaard worden voor alle zinloos geweld, of het nu opgesmukt is met verzen uit heilige boeken of niet.

    Onlangs stierf een jonge politieagente bij het beantwoorden van een oproep over een wagendiefstal; ze werd brutaal vermoord door de betrapte daders van een car-jacking. Woorden schieten daarbij tekort en vele van de commentaren en toespraken hebben dit uitvoerig geïllustreerd in hun banale onbeholpenheid. Wat maakt het uit dat ze een jonge vrouw was, net afgestudeerd, zeer toegewijd, voorzichtig, attent voor haar ouders, vriendelijk voor haar collega’s, of dat ze op voorbeeldige wijze haar maatschappelijke verantwoordelijkheid had ogenomen, vooreerst door te kiezen voor haar niet ongevaarlijk beroep en vervolgens en uiteindelijk door zich niet te onttrekken aan het manifeste gevaar van een risicovolle interventie waarbij gruwelijk geweld zonder aarzeling gebruikt wordt door enkele medemensen die alle normen ver achter zich hebben gelaten? Zeker, deze en andere dingen horen gezegd te worden, maar ze maken haar lot niet draaglijker, noch vermogen ze het leed te verlichten van haar ouders en nabestaanden en van haar collega’s. Na haar dood staat haar geen beter leven te wachten om wat haar hier is overkomen, om iets dat ze hier heeft gedaan of nagelaten. Haar dood wordt er niet mooier om.

    De dood is voor allen gelijk, voor de daders en de slachtoffers, voor de dapperen en de lafaards, voor arm en rijk, jong en oud. Als we dat kunnen inzien, dan hebben we een stap gezet in de richting van het onvoorwaardelijk aanvaarden van het leven zoals het is. Daaruit volgt geen domme berusting, geen simplistische ontkenning van het leed. Het is niet zoals Epicurus zegt: de dood is niets, want als wij er zijn, dan is de dood er niet, en als de dood er is, zijn wij er niet. Neen, het lijden en de dood zijn het leven zelf, als de weg en het einddoel van alle leven. De dood loert om elke hoek, vrijwel al onze activiteiten zijn een ontwijken en voorkomen van lijden en dood of een instandhouding van het leven, dat van ons en dat van anderen. Elke dag kent meer pijn en onvrede dan beate gelukzaligheid en dan spreken we nog niet over de grote meerderheid van de mensheid, die overleeft in omstandigheden waarin wij als meegesleept in een genadeloze wervelstorm snel en onmachtig zouden ten onder gaan.

    De dood is onze reisgezel, het lijden onze schaduw die we nooit kunnen afschudden, die ons op de voet volgt of voor ons uitgaat zonder dat we hem ooit kunnen inhalen;  samen behoren ze tot ons natuurlijk milieu, onze habitat. Daarvoor is er geen excuus, geen vergoelijking, noch is er een voor nodig: het is zoals het is en hoewel we niet anders kunnen dan ijveren om het lot van zoveel mensen als mogelijk zo goed mogelijk te maken, toch weten we dat ons pad niet over rozen gaat en dat onze dagen geteld zijn. Wij stappen allen mee in de echte dodentocht, waarbij niemand levend de eindmeet haalt.

    Dit leven is al dat we hebben, onze enige kans, daarna is het aan anderen, onze kinderen en die van anderen om het ook te proberen. Maar hoe we ook proberen om de last voor hen te verlichten, om hen voor te bereiden op wat hen te wachten staat, om hun onderweg proviand, geld of troost te bieden of hen zelfs op onze gekromde rug voort te slepen: niemand ontsnapt aan het leed, niemand ontwijkt de dood, de laatste stap, de laatste ademtocht. En daarna is het voor ons gedaan, zoals Elsschot zegt in het gedicht ‘Spijt’ uit 1934, dat ik hieronder afdruk, omdat het niet meteen op het het web te vinden is.

     


    Spijt

     

    Dat in gemelijke grillen

    ik mijn dagen kon verspillen,

    dat ik haar voorbijgegaan
    of een steen daar had gestaan,

    dat ik heel mijn zondig leven
    heb gekregen zonder geven,
    dat mij alles heeft gesmaakt,
    dat ik niets heb uitgebraakt,

    dat ik niet kan herbeginnen
    haar te dienen, haar te minnen,
    dat zij heen is en voorbij,
    bitter, bitter grieft het mij.

    Maar de jaren zijn verstreken
    en de kansen zijn verkeken.
    Moest die kist weer opengaan
    geen stuk vlees zat er nog aan.

    Priesters zalven en beloven,
    maar ik kan het niet geloven.
    Neen, er is geen wenden aan:
    als wij dood zijn is ’t gedaan.

    Ja, gedaan. Wat helpt mijn klagen?
    Wat mijn roepen, wat mijn vragen?
    Wat ik bulder, wat ik zweer?
    De echo zendt mij alles weer.

    Gij die later wordt geboren,
    wilt naar wijze woorden horen:
    pakt die beide handen beet,
    dient het wijf dat moeder heet.


    Willem Elsschot, 1934


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    01-12-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Socrates' ironie

    Wat wij weten over Socrates (rond 470-399 voor onze tijdrekening), weten we van wat Plato, Xenofoon, Aristofanes en Aristoteles over hem geschreven hebben, want van hem zelf zijn geen geschriften bekend en er zijn ook geen verwijzingen naar teksten die hij zou geschreven hebben en die zouden verloren gegaan zijn. Toch beschouwt men Socrates als een van de belangrijkste filosofen die er ooit geweest zijn. Het is vooral in de dialogen van Plato dat Socrates zelf het woord krijgt en ons zijn ideeën uiteenzet. Maar wat is daarbij van Socrates en wat van Plato? Sommige uitspraken die Plato hem in de mond legt, zijn zo tegenstrijdig met elkaar dat het wel lijkt alsof het om twee verschillende personen gaat. Het is meteen duidelijk dat Plato zich wellicht heeft laten inspireren door een historische figuur die Socrates heette en die een bekend filosoof was, maar dat de uitwerking van de ideeën volledig op naam van Plato komt. Het is literatuur, of filosofie, geen geschiedschrijving.

     






    Socrates wordt meestal voorgesteld als een kale, lelijke oude man. Hij is na een vol leven gestorven, terechtgesteld na een oneerlijk proces, iets dat hij gemeen heeft met de figuur van Jezus.

     

    In de dialogen, ook die waarin Socrates niet voorkomt, gebruikt Plato de Socratische methode, de Socratische ironie. Toen mijn jongste zoon Luk aan tafel eens de vraag stelde: wat is ironie eigenlijk, moesten wij hem een direct en duidelijk antwoord schuldig blijven; hij was toen een jaar of twaalf, denk ik. Leg dat maar eens uit…

     

    Het Griekse eirooneia betekent geveinsde onwetendheid in een gesprek. Men doet dus alsof men iets niet weet, men verbergt kennis die men heeft, met de bedoeling de gesprekspartner op het verkeerde been te zetten en hem uiteindelijk te doen toegeven dat hij veel minder weet dan hij dacht.

     

    Een voorbeeld.

    Ik weet niet wat wij onder ironie moeten verstaan. Jij weet waarschijnlijk wel wat ironie is?

    Natuurlijk!

    Wat dan wel?

    Euh…

    Is het misschien… &c.

     

    Meestal spreken wij nu van ironie, wanneer wij een term gebruiken die niet helemaal of helemaal niet van toepassing is, precies om aan te duiden dat het tegenovergestelde waar is. Als wij zeggen dat Mussolini een groot staatsman was, dan weet iedereen dat we dat niet ernstig menen. Idem als we van Clinton zeggen dat hij goede relaties had met zijn medewerkers. Of dat België een belangrijke rol speelt in de wereldpolitiek. Of dat druggebruik in de sport niet voorkomt. Bij ironie is er altijd een verschil tussen wat men zegt en wat men bedoelt, net zoals bij de Socratische ironie, waar er een verschil is tussen wat men zegt en wat men weet.

     

    Socrates zelf (steeds volgens Plato) beweerde dat hij dom was. Zijn enige wijsheid bestond erin dat hij wist dat hij niet alles wist. Dat was het verschil tussen hem en zijn tegenstanders of gesprekspartners, die vol waren van hun eigen kennis. Hij pretendeerde niets te weten en ondervroeg hen van uit die een beetje oneerlijke onwetendheid om van hen de waarheid te weten te komen. Natuurlijk draaide het er meestal op uit dat zij hun onkunde moesten toegeven en dat het Socrates was die hen handig leidde naar de waarheid, die hij natuurlijk al van te voren wist. Zijn ironie was dus inderdaad geveinsde onwetendheid. Het is een heel levendige, natuurlijke manier van argumenteren en Plato is een meester in die literaire techniek. Soms is het ook een beetje doorzichtig. Je kan immers de gesprekspartners laten zeggen wat je wil, ook dat ze ongelijk hebben, of dat Socrates gelijk heeft, ook als dat niet zo is.

     

    Die Socratische methode moet een aantal Atheners serieus op de zenuwen gewerkt hebben. Vooral politici, ook toen al voornamelijk verkozen om hun populariteit en niet speciaal om hun bekwaamheid, vonden het niet leuk dat een boerenkinkel hen in het ootje nam en uiteindelijk wijzer bleek dan zij zich hadden voorgedaan. Hij werd veroordeeld, weigerde gratie of verbanning en stierf na het drinken van de gifbeker. In zijn apologie, zijn verdedigingsrede, ook weer een tekst van Plato, geeft hij allerlei argumenten voor zijn keuze voor de dood. Een ervan vinden we in par. 38a, waar hij zegt ‘dat een leven zonder onderzoek geen leven is voor een mens’ (vertaling van X. De Win).

    In het Grieks:

    ho de anexetastos bios ou biôtos anthrôpôi of

    δ νεξταστος βος ο βιωτς νθρπ.

    In het Engels zegt men het zo: The unexamined life is not worth living, een zeer populair citaat.

     

    Socrates zegt zeer nadrukkelijk dat hij zijn ondervraging van zijn medeburgers niet wil opgeven, want leven zonder zich vragen te stellen over het leven is mensonwaardig. Dat is zowat het tegenovergestelde van wat men hedonisme noemt: geniet van het leven, carpe diem, morgen kan je dood zijn. Die tegenstelling zie je ook rondom u: er zijn mensen die het er goed van pakken, die er vooral op uit zijn om zich te amuseren; ze houden van goed eten en drinken, van mooie kleren, auto’s, van roken en eventueel zelfs andere genotsmiddelen, van aangenaam gezelschap, of van reizen, concerten, tentoonstellingen; ze rijden met mooie wagens en fietsen… Wie kan het hen kwalijk nemen?

     

    Er zijn ook mensen die veel minder aandacht schenken aan al die uiterlijkheden, ook al kunnen zij zich dat vaak evengoed permitteren. Voor hen ligt het geluk niet in de bevrediging van die materiële ‘behoeften’. Zij voelen aan dat het oppervlakkig genot niet het hoogste goed is, dat een mens het verder, hoger moet zoeken. Dat kan allerlei vormen aannemen, zoals heel sociaal actief zijn in de wereld, bijvoorbeeld ten dienste van de minderbedeelde medemens, zonder daar al te veel vragen bij te stellen: dat is wat men meent te moeten doen, daarbij voelt men zich goed.

     

    Sommige mensen blijven een leven lang gedreven en onrustig zoeken naar wat het nu eigenlijk is om mens te zijn. De mens heeft een bewustzijn en je kan dat voor allerlei zaken gebruiken, bijvoorbeeld om er heel rijk mee te worden en daarbij alle middelen te gebruiken, of een serie moorden te beramen zonder gevat te worden. Je kan je bewustzijn ook toepassen op dat bewustzijn zelf en op alle aspecten van het mens-zijn. Dat is wat Socrates bedoelde: een leven waarbij men zich geen vragen stelt, is niet waard geleefd te worden. Niet dat iedereen ergens in een hoekje moet gaan zitten navelstaren of intreden bij de Trappisten of in een Zen-klooster, natuurlijk. Het leven is meer dan alleen maar nadenken, ook voor Socrates was dat zo en er is niets verkeerds aan genieten van het leven.

     

    Men moet echter ook durven nadenken over wat men doet, over wat men moet doen en over wat men niet moet doen, en waarom.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    03-08-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ockhams scheermes
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gedurende heel lange tijd hebben zeer vele zeer verstandige mensen aangenomen dat de zon om de aarde draait, evenals de planeten, en de sterren ook. Men dacht ook dat elk van die hemellichamen vastzat in een holle kristallen bol, concentrisch met de aarde, zoals die ingewikkelde chinese ivoren bollen die in elkaar uitgesneden zijn en onafhankelijk van elkaar kunnen draaien.

    Wij weten nu dat ons zonnestelsel niet zo werkt.

    Kepler, die de beweging van de planeten beschreef, kon zelf nog niet geloven dat er in die planeten een (zwaarte-)kracht aanwezig is die ze onderling beïnvloedt over enorme afstanden.

    Newton, die de wiskundige bewijzen leverde voor de beweging van de hemellichamen, was ervan overtuigd dat ze uiteindelijk toch tegen elkaar moesten aanbotsen; de enige reden waarom ze dat niet deden, zo meende hij, was dat er een God was die dat verhinderde.

    Wij weten nu dat het heelal nog een heel lange tijd zal blijven draaien, en dat zonder rechtstreekse tussenkomst van God, maar gewoon omdat we de wetten van de zwaartekracht nu beter begrijpen.

    Waar wil ik naartoe?

    Soms is de oplossing veel eenvoudiger dan men denkt. De beweging van de planeten kan men veel gemakkelijker verklaren als men ervan uitgaat dat ze, net als de aarde, om de zon draaien, en niet andersom.

    De kristallen sferen waarin men zo lang geloofd heeft, blijken uiteindelijk totaal onnodig.

    Ockham’s razor, in het Nederlands Ockhams scheermes, zegt ons precies dat: maak het niet te ingewikkeld, de eenvoudigste uitleg is de meest waarschijnlijke.

    William of Occam (1285?-1347) was een Engelse Franciscaanse monnik, en een van de knapste koppen van zijn tijd; hij schreef over theologie, filosofie en wat we nu psychologie en sociale en politieke wetenschappen noemen. Hij had het, zoals iedereen die zijn verstand gebruikt, moeilijk met gezagsargumenten (‘het is zo omdat ik het zeg’, ‘doe wat u gezegd wordt’) en kwam ook in conflict met het hoogste gezag in die tijd, de paus. Hij stierf tijdens een uitbraak van de pest.

    Het principe van Ockham (alle schrijfwijzen zijn juist…) was al eerder bekend en gebruikt in de theologie en de filosofie. Het is een toepassing van het gezond verstand: maak geen wilde veronderstellingen, hou het simpel; geen fantasietjes, blijf bij wat je zeker weet. En als blijkt dat je veronderstellingen toch niet kloppen, pas ze dan aan, maar alleen als dat echt nodig is om het weer te doen kloppen

    Er zijn twee versies van het scheermes, novacula in het Latijn; wij zeggen meestal: Non sunt multiplicanda entia praeter necessitatem, het aantal der dingen moet niet zonder noodzaak vermeerderd worden. Het oorspronkelijk citaat zou zijn: Pluralites non est ponenda sine necessitate, meervoudigheid moet niet gesteld worden zonder noodzaak.

     

    Men gebruikt deze stelregel vaak tegen allerlei paranormale theorieën. Neem nu bijvoorbeeld telekinesis, of het verplaatsen van dingen zonder gebruik te maken van materiële middelen. Het is inderdaad moeilijk te bewijzen dat iets absoluut niet bestaat, niet kan bestaan. Maar zolang we de wereld kunnen verklaren zonder te aanvaarden dat er zoiets als telekinesis bestaat, doen we het beter zonder, want anders komen we zo in het ongerijmde terecht: als de dingen zomaar kunnen bewegen, kunnen we nergens nog zeker van zijn. We hebben dat begrip echt niet nodig, alles is te verklaren zonder. Er is nog nooit een experiment geweest waarbij iemand telekinesis kon aantonen, ook al zijn er zeer grote bedragen uitgeloofd voor iemand die dit kan.

    Een andere context voor het scheermes zijn de zogenaamde complot-theorieën, waarbij men achter bepaalde gebeurtenissen duistere krachten ziet, ook al heeft men er geen bewijzen voor. Zo heeft men zeer lang blijven volhouden dat de Joden hosties zouden ontwijden, kinderen vermoorden en hun bloed drinken… Vrouwen werden als heksen verbrand omdat men hen duistere machten toedichtte, bijvoorbeeld het veroorzaken van ziekten, miskramen of misvormingen bij pasgeborenen. Telkens is het de wetenschappelijke methode die de ware toedracht zocht en met antwoorden kwam die konden geverifieerd worden, of met veronderstellingen waarvan men aannam dat ze de waarheid zo goed mogelijk weergaven, tot bewijs van het tegendeel.

    Een voorbeeld.

    Vroeger dacht men dat materiële dingen enkel bestaan als men ze kon zien, betasten, ruiken, smaken, horen: waarnemen met onze vijf zintuigen. Maar al gauw bleek dat we die zintuigen wat kunnen helpen, en dat de waarneembare dingen dan plots veel talrijker worden: we zien een wondere wereld opengaan met de telescoop, de microscoop en nog ingewikkelder toestellen.

    Men sprak vroeger over ‘ingebeelde ziekten’, maar nu weten we dat psychische afwijkingen even reëel zijn als een ontsteking van het appendix (die we vroeger het vuur in de buik noemden, omdat we het ontstoken aanhangseltje niet konden zien…).

    We moeten onze zintuigen ook niet elk afzonderlijk nemen, maar als een geheel van mogelijkheden die we hebben als mens om de werkelijkheid te ontmoeten. Neem nu intuïtie. We weten wel wat we daarmee bedoelen, maar het is geen zintuig in de letterlijke betekenis van het woord. Soms hebben we een indruk, een ingeving, een overtuiging die we niet goed kunnen plaatsen, maar die toch zeer reëel is, en vaak ook bevestigd wordt. Veel van de grote wetenschappelijke ontdekkingen zijn op dergelijke intuïties gebaseerd: iemand ving allerlei signalen op, combineerde bewust of onbewust allerlei gegevens in zijn geest en kwam dan met een opmerkelijk en verrassend antwoord op oude vragen: veronderstel nu eens dat de aarde bolvormig is, en als je oostwaarts blijft varen, je uiteindelijk terug op dezelfde plek komt? dat de aarde om de zon draait, en niet andersom? dat je iemands botten kan zien met bepaalde stralen, en zo dwars door zijn vlees kan kijken? dat je met heel weinig uranium een heel krachtige bom kan maken?

    Intuïtie bestaat, maar het is geen erg betrouwbaar ‘zintuig’, je kan er evengoed naast zitten… Occams scheermes zal dan zeggen: ga in op je intuïties, maar onderzoek of ze wel kloppen, probeer ze te bewijzen, test ze in de praktijk.

    De evolutieleer is zo’n meesterlijke intuïtie, waarmee sommige mensen nog altijd last hebben. Maar die (veronder)stelling blijkt wel alle testen te doorstaan en is een verheldering voor vele verschijnselen die we vroeger niet konden verklaren. Het is in alle geval duidelijk dat God de mens niet op een mooie dag heeft geschapen zoals hij nu rondloopt, al heeft de kerk dat tot vrij onlangs volgehouden, en al zijn er nog steeds mensen die denken dat het wel zo is.

    Vroeger geloofde men in water- en bosgeesten, dwaallichten, elfen, trollen, heksen, weerwolven, vampieren, nimfen, engelen, duivels, spoken en verschijningen… Men geloofde ook in tovenarij, astrologie, toekomstvoorspellingen, vervloekingen… Wie daar nu nog in gelooft, is bezig met de verbeelding. Daar is niets verkeerd mee, zolang men beseft dat het verbeelding is.

    The Lord of the Rings is een meesterwerk van verbeelding, maar tegelijk een vlijmscherp geslepen spiegel van de werkelijkheid. Dus alle macht aan de verbeelding!

    Maar wie verbeelding en werkelijkheid verwart, begeeft zich op een glibberig pad. Mensen die dat voortdurend doen, noemen we geesteszieken. Als machthebbers zich aan die verwarring bezondigen, is de wereld in gevaar. Vandaag beroept George Bush Jr. zich op een goddelijke zending voor al wat hij doet. Hitler heeft tot op het laatst volgehouden dat zijn strijd gerechtvaardigd was als een antwoord op een misdadig complot van de Joden tegen de rest van de mensheid; hij steunde daarvoor onder meer op een tekst waarvan wij nu weten dat het een vervalsing is.

    Waanzin in de plaats van gezond verstand.

    Dat is wat Occams scheermes wil vermijden.

     

     

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!