Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (243)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    30-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geweld
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Geweld. Het is een vast onderdeel van ons leven, gelukkig meestal op veilige afstand, als een fait divers in het nieuws of een duidingprogramma. Soms komt het angstwekkend dichtbij: het huis van de buurman dat afbrandt, een kennis die omkomt in een brutale aanrijding, de zelfdoding van een kind. Soms duikt agressie op waar men het niet verwacht, zoals op de aandeelhoudersvergadering van onze grootste bank, waar beschaafde mensen menen dat ze met fysiek geweld iets kunnen bereiken dat ze met legale middelen niet konden gedaan krijgen.

    In onze maatschappij is geweld vrijwel steeds verdrongen naar de marginaliteit. Wij hebben als burgers sinds eeuwen het recht op fysiek verzet tegen onrecht afgestaan aan de staat, die het monopolie van het geweld heeft gekregen. Het leger zorgt – in principe – voor onze nationale veiligheid, de politie voor de binnenlandse. Als een buur ons te na komt, dan treden wij niet zelf op, maar vertrouwen erop dat de gevestigde macht dat voor ons doet, dat zij, desnoods met geweld, onze rechten herstelt. Dat is een van de belangrijkste verworvenheden van de beschaving.

    Geweld hoort niet thuis in de normale omgang. Wie zich er toch schuldig aan maakt, plaatst zich in de marge van de samenleving, in de criminaliteit. Gewelddadig optreden, door criminelen of door op hol geslagen burgers en zelfs door het leger of de ordetroepen, aanzien we als de meest schokkende misdaden, ze halen steeds de voorpagina van de krant en vormen de hoofdpunten van het nieuws. Hoe meer slachtoffers, hoe meer bloed, hoe hoger de sensatiescore. Een land waar men het recht in eigen handen neemt, beschouwen we niet eens als een land, maar als een schurkenstaat: Somalië, Afghanistan, Jemen, Noord-Korea… Een land dat zijn burgers niet onder controle heeft, is een misprezen bananenrepubliek.

    Dat wil niet zeggen dat alle geweld verdwenen is uit onze leefwereld. Je ontmoet het elke dag, op een min of meer subtiele wijze. Mensen gaan met elkaar om op een nogal agressieve manier. We manifesteren ons tegenover anderen, we eisen onze plek onder de zon op, ons territorium, ons eigenbelang. We zijn dominant, we staan op onze rechten, vermeende of echte. We laten ons niet doen. En aangezien we allemaal zo zijn, al was het maar een beetje, ervaren we de anderen als agressief: de jongelui met hun rugzakken en roltassen die ons hinderen op de bus; de wielertoeristen die de hele breedte van de weg innemen of met zijn tweeën weigeren op het fietspad te rijden; de chauffeur van de hip getunede wagen of donker dreigende SUV die je bijna van de baan rijdt; de slecht gezinde baas die zijn frustraties op zijn of haar personeel uitwerkt; de collega die maar al te vaak ziek is en zich ook anders aan zijn of haar taken onttrekt; of gewoon maar die andere man of vrouw die tegen je aanloopt op straat omdat je niet tijdig uitwijkt.

    We hebben het geweld geritualiseerd, vooral in de sport (voor de etymologie van dit in de grond vreemde woord klik je hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=111). De Romeinse keizers wisten het al: het plebs, het volk kon je maar tevreden houden met panem et circenses, gratis uitgedeeld brood en bloeddorstige spelen in de arena. In de sport vechten we met onszelf of met anderen. Nog een stapje verder is het oxymoron ‘kijksport’. Een oxymoron, van Gr. oxys (scherp, puntig) en moros (dom, dul), is een stijlfiguur waarin twee tegengestelde woorden of begrippen naast elkaar staan, zoals ‘zwarte sneeuw’ of een ‘eerlijke politieker’ of een korte blog van Karel; het woord zelf is daar een voorbeeld van. Kijken is niet aan sport doen, kijksport is geen sport maar kijken. Als we naar ‘vechten’ gaan kijken, dan vechten we niet zelf, maar sympathiseren met een van de ‘vechtende’ partijen. Niet zelden mondt dat uit in gewelddadige confrontaties tussen aanhangers van de betrokken sportploegen. Voor heel wat sportfans (fan staat voor fanatiek, natuurlijk) gaat het veel minder om de kijksport dan om de agressieve gevoelens die bij de botsing tussen ploegen naar boven komen.

    Al wat leeft, staat in conflict met zijn omgeving. Het enige wat een levende cel wil, is twee cellen zijn. Als je niet eet, kom je om. Stilstaan is achteruitgaan. De aanval is de beste verdediging. De grote vis eet de kleine op. Homo homini lupus. Om in leven te blijven, moeten we ander leven doden, met stenen kunnen we ons niet voeden, ook granen zijn leven, lieve vegetariërs en veganisten. Die basishouding zit in onze genen, we dragen onze evolutie van drie miljard jaar met ons mee, onverbiddelijk. In een moderne maatschappij moeten we niet meer vechten voor een prooi, we kijken er naar in spectaculaire documentaires, gefilmd in verre natuurreservaten. Maar de mens zoekt en vindt wel uitlaatkleppen voor zijn agressiviteit.

    Heeft zelfs een pacifist als Obama dat beter begrepen dan zijn achterban of zijn verdwaasde Europese bewonderaars? Weet hij dat er een gedeelte van elke bevolking nood heeft aan actieve geweldbeoefening? Is het die waarheid die ook een simplicissimus als onze minister van oorlog voor ogen heeft als hij ‘onze jongens’ (veel ouder dan jongens zijn ze niet) naar Afghanistan stuurt? Is dat wat de leiders van het islamistische terrorisme weten?

    In het ontstellend verhelderende boek van Barbara Tuchman, The Calamitous 14th Century(klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=340) beschrijft de auteur op indringende wijze hoe rondtrekkende benden huurlingen een eeuw lang Europa tot een ware hel maakten. In dergelijke omstandigheden, in oorlogstijd en in periodes of streken waar wetteloosheid heerst, zijn het de agressievelingen, de geweldenaars, de overweldigers die de bovenhand halen. Zoals de evolutionaire psychologie en de sociobiologie (eigenlijk is dat hetzelfde) zo helder aangetoond hebben, is agressiviteit in een beschaafde samenleving een minpunt. Wie zijn omgeving niet respecteert, wordt uitgestoten; wie moordt, brandt steelt en verkracht, heeft minder kansen om zich voort te planten. De geschiedenis van het mensdom bewijst dat samenwerking, compromis, de zorg voor de eigen kinderen, het respect voor de persoon en het eigendom van anderen een voordeel zijn: individuen die zich daardoor laten inspireren, maatschappijen die dergelijke regels opleggen en onderhouden, hebben een evolutionair voordeel, zij hebben meer kansen om te overleven en zich voort te planten, uit te breiden. Niet zo voor de roofridders en de woestelingen die rondtrokken in de 14de eeuw of hun soortgenoten uit onze tijd, zoals de Afrikaanse genocidaire bendes, de Latijns-Amerikaanse druggebonden doodseskaders: zij konden en kunnen overleven en gedijen door te stelen en te verkrachten wat ze op hun weg vonden. Tot de rest van de maatschappij er genoeg van heeft. Dan worden de benden naar andere streken gezonden of gelokt, of uitgemoord door andere benden of door het geregeld leger, of cynisch geïntegreerd in dat leger.

    Van een echt vredelievend mens zegt men: hij zou nog geen vlieg kwaad doen.

    Tot welke groep wil jij behoren?

    Naschrift

    Ik schreef deze woorden op het ogenblik zelf van de gebeurtenissen in Apeldoorn. Geweld ontziet niets of niemand. We weten niet of het gaat om een zorgvuldig geplande kwaadwillige aanslag of een wanhoopsdaad van een gefrustreerde enkeling. Overweldigende emoties hebben van een mens een niets ontziende moordenaar gemaakt. De keuze van de dader ging duidelijk naar een gebeurtenis waarbij de media-aandacht verzekerd was. Dat is de wereld waarin wij nu leven. We zijn nergens meer helemaal veilig, niemand.

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:geweld
    22-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Winterschade
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De voorbije winter was anders dan anders. We voelden het aan: het gure weer duurde te lang, de sneeuw bleef veel langer liggen dan andere jaren, de temperaturen waren lager, er was veel minder zonneschijn. Je merkte het ook aan jezelf en aan de mensen om je heen: ook daar was de ‘temperatuur’ dicht bij het vriespunt, het humeur bedenkelijk, het geduld snel op, het lontje kort.

    Met het uitbreken van de lente, altijd vrij spectaculair in deze gematigde streken, stelden we vast dat ook de tuin geleden heeft onder de winter. Allerlei planten en struiken die het jaren goed hadden gedaan, zijn plots bezweken onder de vorst. Er zit niets anders op dan ze uit te graven en eventueel te vervangen.

    Met de vijver is het eender zo. Er lag weken lang een dikke ijslaag, je kon erop lopen en dat was al enkele jaren geleden. Toen het ijs eindelijk helemaal gesmolten was, dreven hier en daar dode vissen rond, ik had geen wak gemaakt. Toen het wat warmer werd, was ik op de uitkijk naar vissen die het overleefd zouden hebben, maar het enige leven dat ik zag, waren twee groene kikkers aan de rand. Tot gisteren: twee kleine grijze schaduwen, waarschijnlijk vetjes (Leucaspius delineatus); er is nog hoop. Als het nog wat warmer wordt, kopen we misschien nog eens een schooltje goudwinden (Leuciscus idus, var. auratus), die zijn opvallend mooi om zien en zwemmen meestal aan de oppervlakte. Helaas zijn ze precies daarom vaak de prooi van de reiger en de ijsvogel, die maar al te graag op bezoek komen.

    De skimmia doet het wel goed, de bloesems geuren heerlijk, maar dit jaar zijn er helemaal geen bijen die zich met honderden tegelijk laten verleiden. De imkers spreken van de verdwijnziekte: ganse populaties vliegen uit om nooit meer terug te komen.

    Voor ons, senioren, zijn dergelijke winters dodelijk: de statistieken tonen het aan, er zijn meer sterfgevallen in gure winters. En als we het overleven, dan is het zoals met de rest van de natuur: er is altijd wel wat winterschade. Kleine kwaaltjes die wat hardnekkiger zijn, wat meer grijze haren; je bent ook rapper vermoeid en je komt minder snel op gang. Je denkt dat je wijzer geworden bent, maar je bent alleen wat minder optimistisch, minder toegeeflijk, minder vergevingsgezind, minder mens, misschien.

    Winterschade. Het staat niet in Van Dale, hoewel het aantal samenstellingen met winter- indrukwekkend is. Overal zijn de mensen bezig om de geleden schade in tuinen en vijvers te herstellen, de gaten op te vullen in het decor van je dagelijkse omgeving. Maar je zal ze missen: het laurierboompje, de hebe en de andere heesters, de aronskelk; de goudwinden en de zeelt die je hebt uitgezet met de kleinkinderen en die je net als die kleinkinderen al die jaren hebt zien groeien en die op je voetstappen in het gras afkwamen voor hun portie kruimels van de tafel; de tijm, de salie en de rozemarijn die je bijna dagelijks ging plunderen voor de keuken.

    Winterschade. Dit jaar heeft ze ook mij dieper gekwetst met onherstelbaar leed dat jaar na jaar het einde naderbij brengt. Ik bekijk deze lente met meewarige achterdocht. Het is aan mij niet meer zo besteed. Ik laat me niet meer om de tuin leiden door de heerlijke kleuren en geuren, de valse beloften van de stralende natuur. Ik weet nu beter dan ooit dat die vernieuwing afbraak en vernieling is. Het oude maakt plaats voor het nieuwe en dat is prachtig, maar net iets minder als je zelf oud bent.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, dood, hiernamaals
    18-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wagner, liefde en seksualiteit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    De muziek van Richard Wagner fascineert me. Maar hoe meer ik inga op de personages en de verwikkelingen van zijn opera’s, hoe meer Wagners opvattingen over de mens en zijn seksualiteit me bevreemden. Ik nodig je uit voor een tocht door zijn opera’s, op zoek naar al wat met seksualiteit te maken heeft, een beetje sekstoerisme dus, maar dan heel onschuldig, wees gerust.

    Zijn eerste opera, Die Feen (1835, ik geef telkens de datum aan van de eerste opvoering), is gebaseerd op een toneelstuk uit 1762 van Carlo Gozzi en vertelt het verhaal van koning Arindal, die verliefd wordt op Ada, de dochter van de Elfenkoning. Probleem: zij is onsterfelijk, hij niet. Zij stemt toe om met hem samen te leven, op voorwaarde dat hij niet naar haar naam vraagt gedurende acht jaar; natuurlijk doet hij dat helemaal op het laatst wel en zo eindigt hun idylle: hij komt weer in zijn koninkrijk terecht. Ada wil hem daar volgen, maar dat kan alleen als ze Arindal voor een vreselijke test stelt: hij moet haar onvoorwaardelijk blijven beminnen, zoals hij had gezworen, ook als hij verneemt dat Ada zogezegd hun kinderen in het vuur heeft geworpen en de leiding heeft genomen van een vijandelijke invasie. Hij beseft niet dat hij alleen maar op de proef gesteld wordt en vervloekt zijn geliefde. Zij verandert in een stenen beeld voor honderd jaar. Maar Arindal wordt door berouw gekweld; met magische middelen en een passioneel lied wekt hij haar weer tot leven, wordt zelf ook onsterfelijk en zo worden de geliefden herenigd.

    Wagner was een kind van zijn tijd, de volle romantiek en dus zijn sprookjes en magie nooit ver weg. Maar los daarvan hebben we hier enkele bekende thema’s: de vrouw behoort tot een andere, lieftalliger wereld dan de harde wereld van de man; de man moet zijn strijdbaarheid opgeven om de liefde en de onsterfelijkheid te vinden in de idyllische vrouwenwereld en dat kan het best met muziek (cf. Orpheus). Het verschil tussen man en vrouw is radicaal: (echte) vrouwen zijn zelfs geen mensen, maar onsterfelijke elfen, feeën. Om een gezin te stichten, om seks te hebben moeten ze wel hun speciale status opgeven. De oplossing die Wagner hier voorstelt is dat niet de vrouw, maar de man zijn eigen wereld verlaat en binnentreedt in die van de vrouw. Met het verwerven van de onsterfelijkheid en de liefde geeft hij echter ook zijn actieve, op voortplanting gerichte seksualiteit op, in ruil voor een etherische, extatische, sprookjesachtige idylle.

    Eveneens in 1835 ging Das Liebesverbot, oder Die Novize von Palermo in première, naar Measure for measure van Shakespeare (1604). De Duitser Friedrich is plaatsvervangend onderkoning van Sicilië, in afwezigheid van de koning. Hij is een echte puritein, gekant tegen alle plezier en verbant zelfs zijn eigen vrouw Mariana naar een klooster. Maar hij is heimelijk wel verliefd op Isabella, een novice in het zelfde klooster. Die verklaart zich bereid om zich aan hem te geven, op voorwaarde dat hij haar broer vrijlaat, die gevangen zit om zijn verzet tegen Friedrichs liefdesverbod. Wanneer hij de vermeende Isabella ontmoet, blijkt achter haar masker zijn eigen vrouw Mariana schuil te gaan. Friedrich blijkt niet alleen een trouweloze echtgenoot te zijn, maar ook zijn eigen wetten te overtreden.

    Weer hebben we te maken met een man die, nu omwille van wereldlijke macht, aan liefde en seksualiteit verzaakt en meteen maar van al zijn onderdanen eist dat ze dat ook doen. Maar de liefdeshonger is hem te sterk. De vrouw die hij begeert maakt van zijn gevoelens handig gebruik voor haar eigen, nobele doeleinden. De beide vrouwen spannen samen om hem als man te ontmaskeren.

    Over Rienzi, der Letzte der Tribunen (1842) kunnen we kort zijn. Het is een zogenaamde revolutionaire opera, die succes zocht uit de politieke omstandigheden van toenmalig Europa, denk aan de revoluties van 1830 en La Muette de Portici. De enige vrouwenrol van betekenis is Irene, de zuster van Rienzi, die hem trouw blijft tot ter dood en voor hem haar geliefde in de steek laat. Het is een extreme vorm van broeder-zusterliefde, die we in latere opera’s zullen terugzien.

    Met Wagners volgende opera, Der Fliegende Holländer (1843) zitten we weer in medias res van de seksualiteit en de verhoudingen tussen de seksen. Enerzijds is er Holländer, de verdoemde zeekapitein die met zijn schip moet dwalen over de zeeën tot de Jongste Dag; om de zeven jaar mag hij aan land komen om te pogen ontsnappen aan zijn lot: hij moet een vrouw vinden die hem onvoorwaardelijk trouw blijft, ook in de meest barre en moeilijke omstandigheden. Anderzijds is er Senta, dochter van een andere kapitein, die gefascineerd is door de legende van de vervloekte Holländer. Wanneer ze elkaar ontmoeten kunnen ze geen van beiden geloven dat hun dromen uitgekomen zijn. Wanneer Senta afscheid neemt van een vage vroegere vrijer, de jager Erik, denkt Holländer dat ze hem ontrouw is en vertrekt in een woeste storm. Senta werpt zich in de golven, het schip zinkt en Holländer en Senta stijgen als getransfigureerd boven de golven uit, hand in hand.

    Treffend is ook hier de scherpe tegenstelling tussen de gevaarvolle mannenwereld en de rust en kalmte van spinnende vrouwen. De geliefden zijn voorbestemd voor elkaar, maar kunnen het geluk niet op aarde vinden: enkel in de dood zijn ze verenigd.

    Wagners obsessie blijkt nog duidelijker met Tannhäuser und der Sängerkrieg auf Wartburg (1845). Het is een samenvoeging van ‘middeleeuwse’ legenden, door Wagner sterk bewerkt. Tannhäuser verblijft bij de godin van de liefde zelf, op de Venusberg, eindeloos genietend van de lusten van die bovenaardse wereld. Maar hij is niet gelukkig, hij wil weg, terug naar de wereld van de mensen, met hun lijden en hun sterfelijkheid. Door de Heilige Maagd te aanroepen verbreekt hij de betovering van vrouw Venus en komt terecht bij de Wartburg. Daar ontmoet hij zijn vrienden, die hem overhalen om met hen mee te gaan en Elisabeth weer te zien, die hem al die jaren gemist heeft. Tannhäuser neemt deel aan de traditionele zangwedstrijd, met als thema: de liefde. Wanneer hij geprikkeld uitbarst in een loflied op de erotische, vleselijke liefde en Venus, dreigen de geschandaliseerde ridders hem om te brengen voor zijn affront, maar Elisabeth beschermt hem. Hij wordt veroordeeld tot een reis naar Rome, waar hij vergeving moet zoeken voor zijn zonden bij de paus zelf. Jaren later is hij terug van zijn pelgrimstocht. De paus kon hem niet vergeven: net zomin als zijn pauselijke staf ooit bloemen zou dragen, net zo is er voor hem ooit vergeving en redding van het hellevuur. Tannhäuser is wanhopig en wendt zich tot Venus, die hem terug tot haar wil nemen, maar de komst van een rouwprocessie met het lichaam van Elisabeth verjaagt haar. Tannhäuser sterft op de lijkbaar van Elisabeth. Pelgrims dragen de bloeiende staf van de paus aan: hij is gered.

    Zelden is de tegenstelling tussen de wellust en de ongebreidelde seksualiteit zo scherp gecontrasteerd met een hoofse, kuise, edelmoedige, vrome, offerende liefde. Venus en Elisabeth belichamen twee onverzoenbare, elkaar uitsluitende aspecten van de liefde en Tannhäuser is ten dode verscheurd tussen beide. Hij is onherroepelijk verdoemd door zijn zondig leven met Venus en kan slechts vergeving vinden door zijn eigen en Elisabeths dood.

    Lohengrin (1850) speelt zich eveneens af in de middeleeuwen, in Antwerpen of all places. Elsa, dochter van de overleden hertog van Brabant, beschuldigd door haar vroegere aanbidder Friedrich van moord op haar jongere broertje, wordt gered door een mysterieuze ridder, die als haar kampioen optreedt in een godsgericht, een tweekamp waarvan de afloop bepaalt wie gelijk heeft; Lohengrin spaart de vernederde Friedrich. Hij vraagt haar ten huwelijk, maar ze mag hem nooit naar zijn naam of afkomst vragen. Friedrich en zijn echtgenote, Ortrud, die hun dromen om over Brabant te heersen in rook zagen opgaan, zaaien twijfel over de geheimzinnige Lohengrin in het hart van Elsa. Uiteindelijk kan zij zich niet meer bedwingen en eist dat hij zijn naam bekend maakt. Friedrich valt Lohengrin aan, maar wordt door hem gedood. Lohengrin maakt zijn naam bekend en neemt afscheid van Elsa, na eerst de betovering van haar verloren broer verbroken te hebben en hem als hertog erkend te hebben. Ortrud bezwijkt van machteloze woede. Elsa sterft in haar broeders armen.

    Ook hier is de liefde onmogelijk: Lohengrin is een mysterieuze ridder, de zoon van Parsifal, de bewaker van de Graal, een onaantastbare, bovenmenselijke verschijning, zowel moreel als fysiek boven iedereen verheven. Hij is ongenaakbaar, zelfs zijn naam mag niet geweten zijn, ook niet door zijn eigen vrouw. Elsa is nu de zwakke, menselijke figuur, die haar eigen geluk niet kan geloven en die daardoor haar eigen ondergang bewerkstelligt.

    Daarmee zijn we aan het einde van de ‘vroege’ opera’s van Richard Wagner. Het zal duidelijk zijn dat hier nergens sprake is van wat men normale menselijke verhoudingen tussen man en vrouw zou kunnen noemen: twee mensen worden op elkaar verliefd, trouwen, verwekken eventueel kinderen en sterven na een leven waarin ze lief en leed gedeeld hebben, om eens een cliché te gebruiken. Zeker, Wagner weet maar al te goed dat man en vrouw tot elkaar aangetrokken zijn en dat die aantrekkingskracht (ook) seksueel is. Maar het is een vreemd soort seksualiteit, die blijkbaar enkel gericht is op de lustgevoelens van de man, waarbij de vrouw emotioneel nauwelijks betrokken is en in geen geval een actieve rol mag spelen; de seksuele contacten zijn ook niet gericht op de voortplanting, er worden niet veel kinderen verwekt in Wagners opera’s. Seks is onverenigbaar met een normaal bestaan en zeker met een deugdzaam leven.

    Het is moeilijk om ons een dergelijke wereld voor te stellen, waarin seks enerzijds ongetwijfeld even actief beoefend werd als in gelijk welke ander periode van onze beschaving, maar waar er anderzijds een heuse vloek op rustte: normale mensen genieten niet van seks lijkt wel de boodschap. Er is ook geen oplossing voor het probleem, enkel de dood kan geliefden verenigen in een hemelse gelukzalige extase, maar ongetwijfeld zonder seks, dat is des duivels, daarvoor is geen plaats in de hemel.

    Wagner was een kind van zijn tijd, dat zei ik al, het heeft dus geen zin om te stellen dat zijn opvattingen uitzonderlijk zouden zijn. We moeten veeleer spreken van een benadering die typisch is voor de romantiek, met een verheerlijking van grote, edele, verheven gevoelens en een ongezonde, negatieve belangstelling voor en veroordeling van het lichamelijke en het seksuele. We zitten midden in het Victoriaanse tijdperk, een vreemd tweeslachtige periode. De preutsheid en de sociale welvoeglijkheid vierden hoogtij, in de hogere klassen en bij de burgerij, althans aan de oppervlakte. Daarnaast was er onbeschrijflijke armoede, uitbuiting, kinderarbeid, prostitutie, vrouwenmishandeling… Seksualiteit was onbespreekbaar, maar erotica en pornografische literatuur waren wijd verbreid. Het was een hoogst hypocriete periode. Seksualiteit was nooit zo verdrongen, maar dat was maar oppervlakkig, seksualiteit is namelijk niet te verdringen…

    Dit was een eerste balans of bilan van hoe Wagner in zijn opera’s omging met seksualiteit. In een volgende aflevering zullen we onze blikken richten op de Tetralogie: Der Ring des Nibelungen, voor het eerst als dusdanig samen opgevoerd in Bayreuth in 1876, maar natuurlijk ook op Tristan und Isolde (1859), Die Meistersänger von Nürnberg (1862) en ten slotte Parsifal (1878). Wellicht zit daar zelfs meer materiaal in dan ik welvoeglijkheidshalve in één bijdrage durf te proppen.


    Categorie:muziek
    Tags:Wagner, kunst
    17-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.horizon(t)
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    We weten wel wat de horizont – of horizon, dat is gebruikelijker – is, al is hij in onze dichtbebouwde omgeving vrijwel nooit zichtbaar. Het is waar hemel en aarde elkaar raken. Het is zo ver als je kan zien, indien er geen obstakels zouden zijn, zoals op zee of in de bergen, dus is het de gezichtseinder of kortweg de einder. Een poëtisch klinkend synoniem is kim of kimme, maar zo kunstig is dat woord niet: oorspronkelijk is het de rand van een ton, of meer precies de inkepingen in de wand van een vat waarin de bodem en het deksel worden geklemd, de sponning in de duigen dus; duigen zijn de afzonderlijke latten die de wand vormen, samengehouden door de metalen hoepels of banden; als die banden of de deksels breken, dan valt alles in …duigen, juist. Een tonnenmaker is een kuiper, een bekende familienaam ook: De Cuyper, bijvoorbeeld.

    Vind je ook niet dat horizon(t) een beetje vreemd klinkt? Ken je nog andere Nederlandse woorden die erop lijken, behalve natuurlijk die enkele die ervan afgeleid zijn: horizontaal, horizontalisme? We moeten de oorsprong, de etymologie van ons woord duidelijk ergens anders gaan zoeken. Aangezien ook onze buurtalen het zelfde woord gebruiken, op hun manier maar bijna identiek (Fr., Eng. horizon, Du. Horizont), moet er wel een gemeenschappelijke oorsprong zijn. Meestal komen we dan bij het Latijn terecht, maar daar is het woord voor horizon orbis (finiens). Een stapje verder is het Grieks en daar zijn we terecht. Horos betekent grens, meet, begrenzende lijn, scheidingslijn &c. en horizoo is begrenzen, maar horizoon, gen. horizontos is evident ook onze horizon(t).

    De horizon is een denkbeeldige lijn, er is immers nergens een lijn getrokken met een bordje erbij ‘horizon(t)’. Je kan er niet dichterbij komen, hij is altijd even ver weg. Hij is nog meer denkbeeldig dan een meridiaan, de lijn die de plaatsen op aarde verbindt waar het te gelijkertijd middag is; die lijn bestaat op die manier echt, al is ze slechts hier en daar ook echt op de grond aangebracht, zoals in Greenwich, vlak bij Londen: daar hebben ze een stukje van de nul-meridiaan in het koper afgebeeld. Maar de horizon is relatief, niet absoluut: hij is afhankelijk van de plaats van de waarnemer, hij verschuift met zijn of haar bewegingen. Als je in Spanje bent, zie je een ander stuk van de aarde dan hier bij ons en als je naar ginds reist, verschuift je horizon, het cirkelvormig stuk dat je kan zien, voortdurend met je mee.

    Hoe ver is de horizon van ons verwijderd? Hoe ver kan je zien? Zonder rekening te houden met het weer en met alles wat in de weg kan staan, is dat minder dan vijf kilometer op ooghoogte, van op een toren van honderd meter is dat al ongeveer 35 kilometer. Dat we niet verder kunnen kijken, ligt aan de vorm van de aarde: het is een bol en we kunnen nu eenmaal niet in een boogje kijken. Van uit de ruimte zie je de hele aarde, of althans de ene kant van de aardbol, een ‘cirkel’ met een straal van ongeveer 6.371 kilometer.

    We gebruiken horizon ook figuurlijk: ‘dat valt buiten mijn horizon’; ‘dat ligt niet binnen hun politieke horizon’. Wat er wel binnen valt, dat is waarmee we bezig zijn, wat onze aandacht krijgt. Wie ruimdenkend is, open van geest, heeft een brede of wijde horizon. Wat achter iemands horizont ligt, daar heeft hij of zij geen idee van, geen belangstelling voor. Ons gezichtsveld, letterlijk en figuurlijk, is begrensd, letterlijk en figuurlijk, door onze horizont.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie, wetenswaardig
    16-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geen jezuïetenstreek: de tijd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dr. M. De Tollenaere S.J., Een Philosophie van de Tijd. De functie van het subject in de tijdsstructuur volgens het hedendaags Thomisme, xxi + 218 blz., Leuvense Bibliotheek voor Philosophie 5, 1952.

    Mijn eerste kennismaking met dit boek was in ’t Profijtelijk Boeksken in Leuven, maar om een of andere duistere reden heb ik het toen niet gekocht; het zag er wat groezelig uit, vergeeld papier en ook inhoudelijk trok het me niet sterk aan, bij het doorbladeren. Toen ik er enkele maanden later nog eens naar zocht, was het verkocht, natuurlijk! Als je ook maar enige belangstelling hebt voor iets dat je vindt en het is niet duur, koop het dan, dan hoef je er later geen spijt van te hebben.

    Ik ontdekte nadien een exemplaar op internet, bij een Hasseltse tweedehandseboekhandel, maar de prijs schrok me toch weer af: € 27 zonder verzendkosten. Een oplossing kwam er dank zij mijn vernieuwd contact met het Hoger Instituut Wijsbegeerte in Leuven, waar ik sinds kort weer de bibliotheek bezoek. Na enig zoeken trof ik er dit boek aan, nog heel proper en net zoals het exemplaar in Hasselt: onopengesneden. Stilaan vroeg ik me af: heeft iemand ooit dit boek wel gelezen? Het is een vraag die ik nu formeel positief kan beantwoorden, aangezien ik het zelf heb gelezen. Het heeft me, behalve het voorzichtig opensnijden van de sterk houthoudende bladzijden, ook intellectuele moeite gekost, maar ik heb geen bladzijde, geen paragraaf overgeslagen, zo ben ik wel, ja.

    Enerzijds blijkt onmiddellijk dat pater De Tollenaere niet de eerste de beste is, jezuïeten zijn dat zelden, trouwens. Het is (was?) een zeer verstandig man, met een goede pen en een benijdenswaardige kennis van filosofische zaken. Anderzijds viel het me tegen dat hij, ongetwijfeld zoals het hem ingehamerd was, zijn eigen ideeën en voorkeuren en kritieken slechts zeer spaarzaam aan de lezer toevertrouwt. Hij steunt zich altijd en overal, zoals dat sinds de oudheid gebruikelijk is, op zijn bronnen, op eerbiedwaardige en gezagsvolle auteurs. Nu is daar op zich niets verkeerd mee, zeker indien de geciteerde auteurs en werken belangrijk genoeg zijn en meestal is dat ook het geval. De mindere ‘bronnen’ worden echter (bijna) even uitvoerig geciteerd en besproken, al was het maar om hun ongelijk aan te geven. Voor de moderne lezer is dat nog nauwelijks interessant; ik geef een voorbeeld. Van katholieke zijde is er vrijwel onmiddellijk een veroordeling gekomen van Einsteins relativiteitstheorie. Nu, bijna honderd jaar later, is dat een futiele kwestie, waar we niet veel meer kunnen uit leren dan dat de kerk en haar gezagsgetrouwe ‘wetenschappers’ niet zelden de boot missen, omdat ze nu eenmaal meer belang hechten aan gezag en dogmatiek dan aan compromisloze wetenschap.

    Dit aspect ter zijde gelaten, blijft dit desondanks een erg interessant werk. De vele onvertaalde citaten in de tekst en de voetnoten, in het Grieks, Latijn, Frans, Engels en Duits vroegen veel van deze lezer; vijftig jaar geleden was een dergelijke methode misschien nog normaal, nu is dat ondenkbaar, omdat het aantal lezers dat met deze talen nog voldoende vertrouwd is om niet afgeschrikt te worden ondertussen herleid is tot een kleine rest; wie nu nog zo zou schrijven, kan ervan op aan dat zijn werk ongelezen blijft. En dan denk ik: was dat misschien ook in 1952 al zo? Dit boek stond al die tijd in de enige bibliotheek ter wereld waar het een kans had op ten minste één lezer, maar het heeft moeten wachten op een gepensioneerde ‘leek’ met rare interesses en een overdosis aan intellectueel masochisme zoals ik voor de eerste pagina’s eindelijk het daglicht zagen…

    Toch is het de moeite waard geweest. Ik heb veel bijgeleerd over Aristoteles en Thomas, al heb ik daar toch ook wat bedenkingen bij. Zeker in de laatste hoofdstukken heb ik de stellige indruk dat de auteur zich wellicht onbewust schuldig maakt aan een vorm van hineininterpretieren; hij leest in Aristoteles en Thomas inzichten die me meer eigen lijken aan de moderne tijd en zelfs de naoorlogse periode en het komt me voor dat er in deze gevallen minder voldoende reden of aanleiding toe is om terug te gaan in de tijd voor echte ‘bronnen’ dan bijvoorbeeld in het geval van Spinoza, die een onvervalste voorloper is van gedachten en inzichten die ook vandaag nog als verhelderend en zelfs vernieuwend worden beschouwd. Maar het lijkt me een kleine pekelzonde van een eerlijke thomist om de grote voorbeelden met enige welwillende anachronistische egards te behandelen, we moeten niet allemaal hemeltergende beeldenstormers zijn.

    ‘Tijd’ is een tijdloos probleem, een onderwerp van alle tijden. Men is er nooit over uitgepraat en –geschreven, ook ik niet. Het verraste me dat pater De Tollenaere zo ‘modern’ dacht en schreef. Hij was niet alleen met zijn klassiekers vertrouwd, maar ook met de meest recente stand van de wetenschap, in verscheidene disciplines, van zijn tijd, de jaren veertig van vorige eeuw en die oorlogsjaren moeten toen best gruwzaam geweest zijn voor een ‘philosooph’ (sic). Het viel me op dat hij precies in die kleine persoonlijke tussenwerpsels en in zijn voorkeuren en beoordelingen de meest bruikbare inzichten geeft over de tijd. Hij komt tot conclusies die de positieve wetenschap, de filosofie en de (evolutionaire) psychologie van vandaag zeker onderschrijft.

    De tijd is niet iets dat op zichzelf bestaat. Het is ook niet een afgelijnd en nauwkeurig omschreven begrip, maar een denkwijze die in verscheidene omstandigheden nuttig is voor de mens, in de positieve wetenschap, maar ook in de psychologie. Het is een begrip dat vele betekenissen verdraagt en waarin het menselijk denken sommige van zijn meest frustrerende grenzen vindt, maar waar ook het ook de meest menselijke van zijn mogelijkheden ontdekt. Het is de grote verdienste van onze auteur dat hij zijn belangrijk persoonlijke inzicht, gebaseerd op een bewonderenswaardige vertrouwdheid met een uiterst brede waaier van auteurs, nooit ondergeschikt maakt aan welke dogmatiek dan ook. Achter zijn formeel opzet, namelijk de vergelijking tussen Aristoteles en Thomas met de scholastiek en met het hedendaags (lees: rond 1900) thomisme, gaat een pientere intellectuele nieuwsgierigheid schuil, zo typisch voor de Sociëteit, die hem zu den Sachen selbst voert.

    Dit is een boek dat beter verdient dan voor eeuwig onopengesneden te verkommeren ergens op een boekenplank. Ik troost me met de gedachte dat althans ik mijn devoren heb gedaan en hierbij misschien nog een tweede lezer heb warm gemaakt voor het knappe werk van Pater De Tollenaere S.J. Je weet nu waar je het kan vinden…


    Categorie:tijd
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    12-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zin en leven na het christendom
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wie mij een beetje gevolgd heeft sinds ik hier begon te schrijven in januari 2006, toen ik op pensioen ging, zoals men zegt, heeft een zekere evolutie kunnen meemaken in mijn levensbeschouwelijke teksten. Ik was toen al een jaartje of zo halftijds aan het werken, kwestie van de overgang naar het rentenieren niet te bruusk te maken. Dat gaf me plots veel meer vrije tijd die om zinvolle opvulling vroeg. Ik heb mijn hele leven boeken verzameld, meestal klassiekers, precies in het vooruitzicht van ooit tijd te hebben om ze te lezen en wat kan je vooral tijdens de wintermaanden beter doen?

    Ik ben dan begonnen, naast wat meer ontspannende dingen om er weer in te komen, met een aantal werken over religie in het algemeen en over de joodse en de christelijke godsdienst in het bijzonder. Ik wou er het fijne van weten, ik kon me niet tevreden stellen met wat ik me herinnerde uit de godsdienstlessen, vijftig jaar tevoren en de vage informatie die een mens oppikt uit een occasioneel boek of een artikel in een tijdschrift. Ik heb dertig jaar van mijn leven doorgebracht, als administratief secretaris, in de Leuvense Faculteit der Godgeleerdheid en ook dat had me een zekere vertrouwdheid bijgebracht met de christelijke leer, maar veel te oppervlakkig om goed te zijn.

    Een eerste moeilijkheid was het vinden van de juiste bronnen. Iemand die zich wil verdiepen in het katholicisme heeft het voorwaar niet gemakkelijk: er is geen officieel basiswerk, geen catechismus of toch geen die bruikbaar is voor een moderne lezer; er is ook geen website waar je terecht kan voor de fundamentele gegevens. Er zijn een aantal theologen, sommigen controversieel zoals Schillebeeckx, Küng en ook anderen, zoals Antoon Vergote, Jan Walgrave, Albert Dondeyne en van hen heb ik toen een en ander gelezen. Sommige werken waren verouderd en daardoor nauwelijks overtuigend, soms zelfs ronduit onleesbaar omdat ze vertrokken van een wereldbeeld dat totaal voorbijgestreefd was en van een geloof dat niet meer bestond in de praktijk. Er is na de Tweede Wereldoorlog veel veranderd in onze wereld.

    Al wat ik las veronderstelde al wat ik zocht, namelijk een gelovige houding. Waarom je gelovig zou zijn werd niet verduidelijkt en wat dat precies was, daarover bleek veel onenigheid te bestaan. Hoe meer ik me erin verdiepte, hoe meer het me duidelijk werd dat ik daar niets meer te zoeken had. De zeer sterke geloofstwijfels van mijn prille jeugd kregen hun bevestiging in de teleurstellende antwoorden op mijn oprechte vragen naar verduidelijking. Ook enkele ontmoetingen en briefwisseling met gelovigen bevestigden de noodzaak om gans andere paden te betreden.

    Stilaan ging ik dan uitkijken naar mensen die zoals ik, vanuit de zelfde twijfels en de zelfde afwijzing van de al te traditionele antwoorden van Bijbel en kerk hun ontevredenheid en ongenoegen hadden geuit en die bleken er genoeg te zijn, tot mijn verrassing, en niet van de minste. Door de geschiedenis heen heb je niet alleen steeds afwijkende opinies gehad binnen de kerk, maar ook mensen die zich tegen de kerk en zelfs tegen de religie in het algemeen verzetten. Zij kozen niet de weg van de minste weerstand, in tegendeel. Ze stierven niet zelden in de vervolging die hun deel werd, ironisch genoeg net zoals de eerste christenen de marteldood vonden in het Romeinse Rijk. Meer en meer ging mijn aandacht, belangstelling en sympathie naar deze fascinerende figuren, die zich vanuit hun overtuiging verzetten tegen de gevestigde opvattingen en die, zoals Copernicus voor het zonnestelsel, pleitten voor een radicale ommekeer: er is geen God!

    Ik bleek overigens niet de enige te zijn die in deze tijd met dergelijke gedachten rondliep. Er blijken volop auteurs te zijn, niet alleen uit het verleden en nog zeer goed leesbaar, maar ook hedendaagse, die de moed hadden hun ongeloof uit te spreken en te schrijven op een eerlijke, wetenschappelijk verantwoorde manier en bovendien in een meesterlijk boeiende stijl. Voor mij en voor tientallen miljoenen anderen overal ter wereld was Richard Dawkins’ The God Delusion een hart onder de riem (of een riem onder het hart, beide zijn mogelijk). Sindsdien heb ik nog heel wat dergelijke werken gevonden, gelezen en hier besproken en er zijn er nog meer die klaarliggen.

    Het zwaar onderkoeld geloof van mijn volwassen jaren, dat eigenlijk een verregaande en misprijzende onverschilligheid was, of zelfs een nauwelijks verholen ongeloof (het leek me ongepast om, in mijn specifieke situatie aan de Theologische Faculteit en later in de centrale administratie de Katholieke Universiteit te Leuven, dat geloof expliciet in twijfel te trekken of de kerk heviger aan te vallen dan binnen de kerk zelf gebruikelijk is), dat ongeloof werd gaandeweg een manifeste zekerheid.

    Het afscheid van de kerk en van het geloof van mijn vaderen (en van mijn Moeder!) valt me nog steeds zwaar: het gaat in tegen mijn hele opvoeding, mijn hele professionele loopbaan. Ik keer mij tegen vele vrienden, vertrouwden en kennissen en ook in mijn familiekring was niet iedereen opgetogen over mijn afkering (het omgekeerde van bekering). Ook een van mijn trouwste lezers haakte onlangs af: hij wou mijn vurig antiklerikale en atheïstische teksten niet meer lezen. Ik heb me vaak pijnlijk eenzaam gevoeld, met enkel de auteurs die ik las als bemoediging. Afscheid nemen is emotioneel een onnoembaar belastende bezigheid voor een mens. Het kostte me af en toe wel moeite om in de nieuw ingeslagen richting door te gaan, maar ik was en blijf ervan overtuigd dat ik op de rechte weg was, daaraan heb ik enkel in de donkerste uren getwijfeld.

    Gelukkig is zelfs het meest pijnlijke afscheid niet zelden tevens een nieuw begin. In de ‘ongelovige’ boeken die ik las, leek alles zoveel beter op zijn plaats te vallen dan in welk religieus werk ook. De atheïstische wereldopvatting is helder en klaar, overtuigt zonder moeite, is vanzelfsprekend en bovendien zonder enig probleem en zonder lastige uitzonderingen te verzoenen met de wetenschap. De onnodig duistere en gecompliceerde theologie, de al te wereldse kerk maakten plaats voor een frisse aanpak, een Nieuwe Tijd, voor mezelf en voor de wereld; de droom van de talloze vrijzinnigen uit onze geschiedenis is bezig zich te realiseren.

    Het is één ding om in te zien dat de hele christelijke constructie die onze beschaving en onze levens zo getekend heeft, een grote vergissing is. Eens je bewust die stap hebt gezet en ook andere, niet-christelijke religies als alternatief hebt verworpen, blijf je toch enigszins met lege handen achter. Je hebt schoon schip gemaakt, een beeldenstorm gehouden, de kooplieden uit je tempel gejaagd en ook een aantal duivels bezworen en uitgedreven. Wat overblijft, geeft een gevoel van leegte, als wanneer je in een nieuw huis gaat wonen: het is onwennig leeg. Maar dan ontdek je dat je het kan en moet en wil aankleden, het tot jouw thuis maken. Sommige van je oude meubels blijken er te passen, je zoekt een plaats voor je boeken en je bed en ook een deel van je niet te oude kleren passen nog.

    Er is leven na het christendom, een toekomst zonder te geloven. Maar het is geen gemakkelijke weg. Uitgesproken ongelovigen, atheïsten, vrijzinnigen, humanisten, naturalisten, leken of hoe je ze ook wil noemen, zijn nog niet talrijk. Niet iedereen die zich de facto heeft afgewend van het geloof is daarom een overtuigd vrijdenker en nog veel minder lid van een vrijzinnige vereniging. Mijn toenaderingen tot dergelijke verenigingen in eigen streek waren ronduit teleurstellend. Blijkbaar voelen heel weinig vrijzinnigen de nood aan een gemeenschapsleven of zelfs maar ontmoetingen met gelijkgezinden. Misschien hebben ze ook moeite om elkaar te vinden.

    Als vrijzinnige hoef je ook niet alles te verwerpen, natuurlijk, je gaat niet plots op de maan gaan wonen. Er is enorm veel in onze beschaving dat perfect past in een ongelovige levensopvatting, ook al omdat niet al het religieuze ook kerkelijk is en niet al het artistieke religieus. Ik luister nu niet minder graag naar de muziek van Bach, al moet ik bekennen dat sommige teksten, ook uit de Passies, nu ik ze misschien aandachtiger beluister, me wel meer afstoten dan vroeger, al heb ik ze altijd al te piëtistisch of zelfs gewoon flauw gevonden, zoals de meeste mensen die van Bach houden, trouwens.

    Het is ook niet zo dat, zoals veel misleide of kwaadwillige christenen denken en zonder enige grond (blijven) beweren, als je de kerk verlaat, je meteen een baarlijke duivel bent, een libertijn, zonder moraal, een ongebreidelde levensgenieter, een seksuele veelvraat, een zorgeloze hedonist, een ongemitigeerde egoïst. Ook zonder God en gebod is het leven geen duiveltjeskermis. Mijn eigen levensstijl heeft alvast geen noemenswaardige wijzigingen ondergaan, ik ben helemaal niet anders gaan leven, alleen anders gaan denken. Ik heb nu andere redenen om te doen en te laten wat ik al deed en liet en ik voel niet onmiddellijk de nood om heel andere dingen te gaan doen.

    In die context ben ik me beginnen afvragen of er wel een uitgesproken vrijzinnige levenshouding is, een uitgebouwd alternatief voor de christelijke. Dat bracht me bij enkele publicaties uit de wereld van het vrijzinnig humanisme. Een eerste werk, van de hand van de huidige voorzitter van de overkoepelende Humanistisch Vrijzinnige Vereniging, besprak ik hier onlangs: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=298185. Verder dankbaar gebruik makend van de ruime handbibliotheek - en van het vriendelijk onthaal - van het Leuvense Provinciaal Centrum voor Morele Dienstverlening, las ik van de onlangs overleden Jaap Kruithof Het Humanisme, 279 blz., EPO, 2001. De volledige ondertitel luidt: Over de klassieke erfenis, de interne verdeeldheid, de toets van de praktijk en de actuele waardencrisis. Deze uitvoerige opsomming had nog heel wat langer kunnen zijn, want dit is een werk dat bijzonder wijdlopig en breed van opzet is. In zijn bekende, beurtelings badinerende, combattieve en scherp analyserende stijl pakt Kruithof zo ongeveer alles aan wat je, hetzij van uit een historisch, hetzij van uit de hedendaagse actualiteit ook maar enigszins met humanisme in de ruimste betekenis van het woord in verband kan brengen. Dat is op zich interessant en echt ook wel heel vlot leesbaar, maar af en toe is de borstel waarmee de auteur verft zo dik (en de verf zo dun), dat er maar een heel vage schets geboden wordt van wat de bedoeling is, de rest moet je er zelf bij denken of opzoeken, maar dat laatste is sterk bemoeilijkt door het ontbreken van enige bibliografie, naar mijn aanvoelen een must voor een zo algemene inleiding, en door de aanwezigheid van slechts de aller-noodzakelijkste maar even weinig nuttige voetnoten. Dit is blijkbaar een ruim verzamelwerk, waarin de auteur oudere thema’s opnieuw verwerkt heeft, aangevuld met wat erg op cursusnotities en materiaal voor lezingen lijkt. Af en toe is de toon en stijl dan weer veeleer wetenschappelijk, waarbij het discours van de oorspronkelijke auteur door het commentaar van Kruithof heen schijnt; zeker daar mis je de concrete verwijzingen zeer nadrukkelijk.

    Van een gans andere aard is Christian Van Kerckhove (ed.), Grondslagen Vrijzinnig Humanisme, 275 blz., met bijdragen van Leo Apostel, Dirk Batens, Hubert Dethier, Jean Paul Van Bendeghem, Rudolph Boehm, Eddy Borms, Willy Coolsaet en Koen Raes: zowat de fine fleur van de vrijzinnige academici in Vlaanderen. In de inleiding stelt de editor dat men niet heeft getracht om de bijdragen in een strak verband te brengen: elkeen kreeg de vrije hand, zowel qua inhoud als naar opzet en stijl, om zijn (er zijn geen dames aan het woord gelaten…) eigen inzichten in wat humanisme is of zou moeten zijn naar voren te brengen. Dat lijkt meer een toegeving van redactionele onmacht dan een verdienste van de gehanteerde methode. De verscheidenheid heeft haar charmes, die echter niet opwegen tegen de nadelen van een wel erg heterocliete verzameling (dit woord dat we rechtstreeks uit het Grieks of via het Frans hebben overgenomen, betekent letterlijk: anders verbogen en komt dus uit de spraakkunst. In het Grieks heb je woorden die normaal verbogen zijn, zoals boulè, ‘raad’, genitief boulès; er zijn ook andere, zoals gynè, ‘vrouw’, genitief niet gynès maar gynaikos. In het Nederlands heb je dat ook: lui, meervoud lieden. Heterocliet betekent nu: zeer verscheiden van aard, niet bij elkaar passend, ongelijksoortig.)

    Ik heb zeer genoten van ten minste twee bijdragen. De ene, van Dirk Batens, is zoals de titel zegt een kennistheoretisch pleidooi, maar laat die titel geen lezer afschrikken, want wat volgt is een uiterst helder geschreven uiteenzetting van het vrijzinnig standpunt over het verwerven van kennis en inzicht en van de humanistische wereldbeschouwing. Wie afstand gedaan heeft van elke kennis die gesteund is op openbaring of dogmatische gezagsargumenten, is aangewezen op andere instrumenten en dat kan, naar de aloude traditie van onze westerse beschaving, niets anders zijn dan de rede, de rationaliteit. De auteur zuivert deze begrippen uit en verruimt ze tegelijk, vult ze grondig aan met elementen uit onze intellectuele erfenis, zodat we een zeer aannemelijk beeld krijgen van een evenwichtige menselijke denk- en handelswijze. Batens stelt herhaaldelijk dat vrijzinnigheid geen volledige uitgebouwde levensbeschouwing is, maar een kennistheoretisch standpunt; wie dat ‘redelijk’ vrijzinnig standpunt inneemt, kan en zal van mening verschillen met anderen die dat standpunt delen, over ‘hun mensbeeld, hun visie op een rechtvaardige maatschappij, hun kijk op de structuur van de kosmos, hun opvatting over de zin van het leven, het bestaan van een godheid, hun morele principes, en vele andere punten’.

    Voor mensen zoals ik, opgevoed binnenin een piramidaal opgebouwde hiërarchische gezagsstructuur die zich uitspreekt over alle aspecten van het menselijk bestaan, wat ervoor komt en wat erna, is dat even slikken: neen, er is geen hapklaar alternatief voor het christendom, geen andere jas om aan te trekken tegen de existentiële kou… Maar de auteur leidt de vrijzinnige neofiet feilloos naar de kern van de zaak, van waaruit hij of zij zich verder kan verdiepen in concrete dan wel algemene aspecten van een correcte vrijzinnige levensbeschouwing. Hij geeft ook duidelijke maar respectvolle argumenten tegen theïstische alternatieven. Vrijzinnigheid kan noch mag een vorm van lekenreligie zijn: het dwingt de mens steeds tot originaliteit, tot autonoom en kritisch denken, tot het blijvend en radicaal afwijzen van elk gezagsargument. ‘Er zijn vandaag geen degelijk uitgewerkte wereldbeelden. De meeste mensen hanteren een impliciet wereldbeeld en een oppervlakkig expliciet wereldbeeld. … Mensen hollen door het leven, bezeten door kortetermijndoelen, nemen niet de tijd daarover na te denken’, maken zichzelf en elkaar meestal iets wijs en gedragen zich allerminst zoals het hoort. ‘Vrijzinnigen zijn niet zomaar nog een ander ideologisch groepje. Zij zijn de mensen die, over individuele wereldbeschouwelijke invullingen heen, de rationaliteit verdedigen. … De hoofdbekommernis moet blijven de maatschappij te veranderen in een maatschappij die beter is met betrekking tot kennis, rechtvaardigheid, moraliteit en schoonheid; een maatschappij waarin mensen (en groepen van mensen) de vorming en de middelen en de psychologische (sociologische) eigenschappen hebben die hen toelaat vrij te denken, autonoom hun leven in te richten, en zo bij te dragen tot een betere wereld.’

    Zo mag ik het horen. Chapeau!

    Even briljant is het laatste artikel van deze verzameling; het is geschreven door Koen Raes (foto): Een politieke ethiek voor het vrijzinnig humanisme. Zelden heb ik, binnen het bestek van nauwelijks veertig bladzijden, zoveel bijgeleerd over een zo belangrijk onderwerp. Wat is immers de vraag? Indien, zoals Batens ons leerde, het vrijzinnig standpunt enkel een methode biedt, geen uitgewerkte moraal, dan mag ook het samenlevingsmodel van de mensen niet uitgaan, zoals dat in een christelijke gemeenschap het geval is, van een geheel van geboden en verboden die hun oorsprong vinden buiten de (individuele) mens zelf, in een Openbaring, een Heilige Schrift, een kerkelijke hiërarchie, een dogmatische leer. Met verve schildert Raes wat hij noemt de ‘neutrale en rechtvaardige sociale rechtsstaat: zijn historische wortels; de scheiding tussen het publieke en private; de opvattingen van ‘het goede’ en rechtvaardigheid; sociaal-economische en levensbeschouwelijke neutraliteit; de grondslagen van een seculier politiek gezag; mogelijke kritiek op neutraliteit en formalisme; waarheid en respect; de bedreigingen van het neutraliteitsbeginsel. Een tweede luik gaat uitvoerig en zeer concreet in op de tolerantienorm: de verschillen tussen verklaren, begrijpen, verantwoorden en verdragen; moreel en ethisch waarderen; permissiviteit, onverschilligheid en ‘gedogen’; tolerantie en reciprociteit; tolerantie en persoonlijke vrijheid; tolerantie, groepsrechten en dwang. Ten slotte behandelt hij de ethiek van het goede leven; het neutrale kader dat de staat biedt moet immers ook een invulling krijgen, ook voor vrijzinnigen, mensen die ‘vrij’ hun keuzes maken uit vele mogelijkheden. Hij spreekt over vrijheid en anti-paternalisme of wie doet de keuze? en vervolgens over objectivisme: wat wordt gekozen als ethisch relevant gegeven?

    Dit is niet alleen heel erg belangrijk materiaal, dat thuishoort in elke schoolse opleiding, van het lager onderwijs tot de universiteit, maar ook in elke huiskamer, vrijzinnig of niet: dit kan je niet negeren, dit mag je niet missen! Bovendien schrijft Raes als een meester: ernstig, waardig, maar nooit ver weg van de realiteit, van het menselijk aanvoelen; dit is een verademing…

    Er is zin in het leven na het christendom!


    Categorie:God of geen god?
    Tags:Godsdienst
    08-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Planeten: dwalende sterren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wij mensen leven op aarde, maar we kijken ook heel vaak naar de hemel boven ons; dat woord, of het Duitse Himmel, Engelse heaven, maar ook het Latijnse caelum en het daarvan afgeleide Franse ciel verwijzen allemaal naar iets dat onze aarde overkoepelt. Zeker als we in een vlakte zijn, of op zee, of als we op een hoogte staan, zien we de hele horizont en die is cirkelvormig; we zien dan de hemel als een soort deksel, een gebogen vorm, een holle halve bol, een stolp. In de lucht bewegen zich vliegende dieren: vogels en insecten. Bomen en bouwwerken verheffen zich boven de aarde, het reliëf van de aarde eveneens. In de lucht zien we ook de weersverschijnselen: regen en sneeuw valt naar beneden; wolken drijven voorbij, de kleur en het uitzicht van de hemel verandert voortdurend. De hemel ondergaat ook een dagelijkse verandering: de afwisseling tussen licht en donker, dag en nacht, met vloeiende overgangen. Dat kan niet anders dan te maken hebben met het belangrijkste hemelverschijnsel: de zon, ongetwijfeld de meest bepalende factor in het leven hier op aarde. Tijdens de nacht zien we andere lichtbronnen: de maan, de sterren.

    Zo is het altijd al geweest. De vroegste mensensoorten keken al naar de zon en de maan, vanzelfsprekend, nog meer dan wij wellicht, omdat ze er zo afhankelijk van waren. Ze zagen dat de zon soms hoger staat dan anders en dat er een regelmaat in zit: na 365 dagen is het weer hoogzomer, daarna worden de dagen korter. De maan heeft een eigen ritme en een eigen vorm, die verandert in een cyclus van 29 dagen. Ze noteerden dat allemaal heel zorgvuldig, al duizenden jaren geleden.

    Ze zagen vanzelfsprekend ook de sterren, veel beter dan wij nu: de lucht was veel zuiverder, er was geen vervuiling door industrie, verkeer, verwarming en er was ook geen lichtvervuiling: kunstmatig licht hier beneden dat het moeilijk maakt om het zwakste licht ginds boven te zien. Men zegt dat de nachtelijke hemel in de Sahara fenomenaal mooi is. Hier bij ons is er nog nauwelijks een plek waar het donker genoeg is, waar je vrij uitzicht hebt; er zijn ook maar heel weinig dagen dat er geen wolken zijn, of nevel, mist, regen, hagel, sneeuw…

    De mens zag de regelmaat van zon en maan, daar moet je geen groot genie voor zijn, ook de dieren leefden op dat ritme en oriënteerden zich erop voor hun migraties, zoals ze nog altijd doen. Maar de mens zag ook meer en meer details: de sterren vormen een vast patroon, een soort achtergrond met elementen die onderling niet van plaats verwisselen. Men herkende groepen sterren die altijd bij elkaar staan, constellaties (van Lat. cum + stella, bijeen-sterren). Om dat te onthouden gingen ze er vormen in zien, afbeeldingen van dingen die ze kenden: een beer, een boogschutter, een ram, een krab… Zo kregen die constellaties een naam.

    Later viel het op dat we niet altijd de zelfde sterrengroepen zien. Dat hangt af van de seizoenen. Na een jaar zien we dan weer de zelfde groepen verschijnen.

    Als je heel nauwkeurig de sterrenhemel bekijkt en alles goed bijhoudt, zoals dat gebeurde bij de vroegste beschavingen in het Midden- en het Verre Oosten door heel opmerkzame en verstandige mensen, dan merk je ook dat de sterren een langzame beweging maken tijdens het kijken. Als je op een of andere manier, bijvoorbeeld met enkele verwijzingspunten, de plaats van een ster vastlegt op een bepaald moment en je gaat een uur later opnieuw kijken, dan staat die zelfde ster een beetje verder. Als je dat heel nauwkeurig vastlegt, vandaag bijvoorbeeld met een camera die om de paar minuten automatisch een foto maakt, dan vormen de opeenvolgende punten een gebogen lijn en als je lang genoeg kijkt of foto’s maakt zie je zelfs een cirkel aan de hemel. Als je alle sterren tegelijkertijd volgt krijg je zo concentrische cirkels, met ongeveer in het centrum een vrij heldere ster: de Poolster. Alle sterren lijken daaromheen te draaien. Als ze te ver van de Poolster staan, dan lijken ze in het oosten op te komen; dan beginnen ze hun cirkelvormige reis aan de hemel en gaan dan onder in het westen.

    Toen men dat allemaal een beetje door had: de dagelijkse beweging van de zon, de maandelijkse van de maan, die van de sterren op korte termijn en gedurende het jaar, had men al lang opgemerkt dat er tussen de sterren ook een aantal waren die zich niet aan de regels hielden: ze bewogen zich eigenzinnig tussen de sterren door, liepen van het ene sterrenbeeld naar het andere. Ze vielen ook op door het soort licht dat ze gaven: sterren flikkeren en geven een wit licht af, maar die wandelende sterren lijken wat grotere puntjes, met een meer gelig en constant licht. Men telde er vijf en ze kregen al gauw een naam en een verwijzing naar de belangrijkste goden; van de Romeinen erfden wij de namen van Mercurius, Mars, Venus, Jupiter en Saturnus, de (best) zichtbare wandelende sterren. In het Grieks zijn dat asteres planètai en zo weet je meteen dat we het over planeten hebben: wandelaars, letterlijk.

    Kijk eens naar de animatie op deze website: http://homepage.ntlworld.com/mjpowell/Astro/Naked-Eye-Planets/Planet-Movements.htm 

    Voor al die verschijnselen zocht men naar verklaringen. Daarbij vertrok men vanzelfsprekend van het standpunt van de toeschouwer: wij kijken naar de dingen en zien ze zoals ze zijn, zo gaat dat hier op aarde. Je mag voortgaan op wat je ziet, je ogen bedriegen je niet. Men keek dus naar de hemellichamen zoals naar de bomen en de bergen. Toen men ging reizen merkte men dat je ook aan de andere kant van de (toen bekende en dus beperkte) wereld de hemel ziet, met de zelfde sterren. Zo kwam men op de gedachte dat de sterren misschien openingen waren in de koepel die op de aarde rust. De zon en de maan, die de andere sterren niet volgen, waren dan misschien openingen in een andere ‘sfeer’ of bol of halve bol en de planeten nog andere. Of waren het allemaal lichtgevende voorwerpen die vastzaten op zo’n sfeer? In alle geval draaiden ze allemaal rond de aarde, dat zag je immers met je eigen ogen!

    Toch waren er al heel vroeg geleerden die zich vragen stelden. De aarde lijkt wel plat, maar als je op zee kijkt naar een schip dat aan de einder verdwijnt of verschijnt, dan ‘lijkt’ het wel alsof de aarde krom is, gebogen, misschien zelfs rond? En de maan geeft alleen bij volle maan helemaal licht, voor de rest slechts gedeeltelijk of helemaal niet: misschien geeft ze helemaal geen licht en weerkaatst ze alleen maar het licht van de zon? Hoe leg je dan de maanfasen uit? Dat was normaal als men aannam dat de maan om de aarde draait, maar niet als de zon eveneens om de aarde draait. Ook voor de bewegingen van de planeten had men geen goede uitleg. Ptolemaeus (90-168) verzamelde al de vroegere (overgebleven) waarnemingen in een grote synthese, met catalogi van sterren en sterrenbeelden, gegevens voor het opkomen en ondergaan van de zon, de maan en de sterren en voor het verschijnen van de planeten, een almanak en een kalender. Hij ging uit van het model van de concentrische sferen, met de aarde als middelpunt, een beetje zoals een Chinese ivoren bal met daarin een hele reeks telkens kleinere ballen. De eigenzinnige beweging van de planeten verklaarde hij door de onafhankelijke beweging van hun sferen tegenover de andere, onder meer die van de aarde. het systeem klopte verbazingwekkend goed, als men de berekeningen natrok, was er nauwelijks een speld tussen te krijgen. En dat hoeft ons niet te verbazen. Het stelsel was immers opgebouwd op vaste waarnemingen, die duizenden geleerden hadden overgedaan; op basis daarvan had men een complex wetenschappelijk model ontwikkeld dat die bewegingen verklaarde. Het kon dus niet anders dan kloppen.

    En toch… wij weten ondertussen dat het model met de sferen rond de aarde helemaal niet klopt. Het was Copernicus (1473-1543) die als eerste de twijfels van talloze voorgangers formuleerde en een voorstel deed voor een volledig nieuwe benadering, die een betere verklaring bood voor een aantal problemen die waren opgedoken in het systeem van Ptolemaeus. Aanvankelijk waren de voordelen niet evident, want de tabellen van Ptolemaeus waren zeer accuraat en gedurende duizend jaar bijgehouden en aangevuld. Het ging vaak over minuscule verschillen, bijvoorbeeld bij het berekenen van de lengte van het jaar. Voor het overige was het een ander model om globaal de zélfde verschijnselen te verklaren. We weten dat het om een monumentale revolutie ging, een nieuw inzicht in het hele universum: de zon staat in het midden, niet de aarde! De zon is geen planeet die om de aarde draait maar een ster zoals de andere sterren! De planeten draaien niet om de aarde (op de maan na) maar om de zon en de aarde is (maar!) een planeet zoals de andere…

    Aanvankelijk was er geen mens die het geloofde en dat is niet verwonderlijk: als je nog nooit van zoiets gehoord hebt, is het wel even wennen; bovendien verzetten alle machthebbers zich tegen die gevaarlijke nieuwlichterij, die de gevestigde macht hier op aarde aan het wankelen leek te brengen samen met het zonnestelsel. De kerk, die naast een onbetwist religieus en moreel gezag ook op wetenschappelijk vlak de hoogste autoriteit was, veroordeelde Copernicus en al wie zijn ideeën aanvaardde en propageerde: het proces van Galilei (1564-1642) is ons wel bekend.

    De verdere ontwikkeling van de wetenschap en de technologie heeft het basisinzicht van Copernicus bevestigd en met de ruimtevaart kwam ook het fysieke bewijs: foto’s van de achterkant van de maan, beelden van de om zijn as draaiende aardbol, schitterende foto’s van de planeten, de sterren, de Melkweg (Gr. galaxis, Lat. via lactea, Fr. la voie lactée) en steeds verder van ons verwijderde sterren en andere Melkwegstelsels.

    Om zelf een idee te hebben van dat systeem moeten we onze verbeelding gebruiken. Stel je voor dat je op de Noordpool staat en de ruimte in kijkt. De zon is een ster, de meest nabije. De aarde draait eromheen. Als de aarde een absoluut verticale as had, dan zou je de zon de hele tijd kunnen zien (en dat is ook bijna zo tijdens de poolnacht). Als je wat lager op de bol staat, hier bij ons, op 52°, dan kan je je voorstellen dat de zon bij het draaien van de aarde ‘lijkt’ op te komen in het oosten: de aarde draait zich naar de zon toe. Op de evenaar komt de zon eveneens in het oosten op, stijgt dan loodrecht naar vlak boven je hoofd en zakt dan weer loodrecht naar beneden in het westen.

    Als de kant van de aarde waarop wij staan zich van de zon afwendt, komen we in de schaduw van de aarde, de achterkant als het ware, van de zon uit gezien. Dan kijken we in het donker naar de sterren in de ruimte. De aarde beweegt zich in een ellips om de zon in één jaar en dus kijken we elke nacht naar een ander stukje van de hemel; denk aan een grote fietsband, met de zon in het midden en de aarde die eromheen draait in een grote beweging. Als we dan wegkijken van de zon, tijdens de nacht, van op de achterkant van de aarde, dan zien we in de loop van het jaar telkens andere sterren. Als we dan nog bedenken dat alle planeten zich in het zelfde vlak bewegen als de aarde, twee dichter bij de zon dan wij (Mercurius en Venus), vijf verder van de zon (Mars, Jupiter, Saturnus en de later ontdekte Uranus en Neptunus; Pluto is sinds kort niet meer erkend als een echte planeet), dan zie je ongeveer wat je kan verwachten als je (met een stevige telescoop) ’s nachts naar buiten kijkt: de planeten die, elke in hun eigen baan om de zon, tussen de sterren lijken te laveren als echte wandelende sterren.

    Het heelal is in de paar duizend jaar dat de mens ernaar kijkt, nauwelijks veranderd. Hoe we er naar kijken, of wat we zien, dat is iets anders. Het is onvoorstelbaar welk een evolutie ons denken over de vorm en de beweging van de zichtbare en onzichtbare hemellichamen heeft doorgemaakt en hoe dat nog dagelijks verandert. Ook over het ontstaan en de toekomst van het universum zijn we nog volop in discussie en de ideeën daarover lijken meer en meer op de hermetische taal van de eerste astronomen in Babylon en Sumerië.

    Het is goed dat we als beschaafde mensen toch min of meer een idee hebben van hoe ons zonnestelsel werkelijk ineen steekt, en dat is anders dan we met onze eigen ogen kunnen zien. Ik kan je daarvoor het prachtig uitgegeven boek van Govert Schilling aanbevelen: Handboek Sterrenkunde, Fontaine uitgevers, 2007³, evenals zijn jaarlijks bij de zelfde uitgever verschijnende Jaarboek Sterrenkunde, met heel veel praktische informatie en kijktips. Te vinden of te bestellen in elke goede boekhandel en niet eens duur: resp. € 24,50 en 16,90. Ook een tof geschenk voor kinderen en kleinkinderen die nu hun overgang naar de volwassenheid vieren op een of andere manier! Het is eens wat anders dan weer een boek over de dinosaurussen…


    Categorie:tijd
    Tags:kosmologie, sterrenkunde, wereldbeeld
    06-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas Kuhn, de structuur van wetenschappelijke revoluties
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Thomas S. Kuhn, The Structure of Scientific Revolutions, xiv + 212 pp., University of Chicago Press, 1962, 1996³.

    Er zijn van die werken die je voortdurend tegenkomt in andere, en dit lange essay van Thomas Kuhn (1922-1996) is er een van. Toen ik het toevallig vond in de tweedehandse boekhandel, voor amper € 6, kon ik het niet laten liggen, ook al was ik er niet zeker van dat ik het ooit zou lezen. Om een of andere reden ben ik er toch maar aan begonnen. De inleiding was wat taai: een samenvatting van wat nog komen gaat, maar waar je nauwelijks mee vertrouwd bent, is bevreemdend en eigenlijk ook niet nuttig. Maar sla die eventueel gerust over, vanaf het eerste hoofdstuk kom je bij de kern van het betoog en dat is veel toegankelijker, het is zelfs fascinerend.

    Dit is ook een boek dat zich niet gemakkelijk laat samenvatten. Het is, ook nu nog, bijna vijftig jaar na publicatie, een vernieuwend werk, van fundamenteel belang voor elke wetenschapper maar ook zeer goed leesbaar en even onmisbaar voor iedereen die wel eens iets anders leest dan de laatste roman van Herman Brusselmans. Het is een vlijmscherpe analyse van wat wetenschap was en is, maar ook van wat de grenzen zijn van het wetenschappelijk kennen en weten. Dat klinkt heel abstract, maar de talloze concrete voorbeelden uit onze hele beschavingsgeschiedenis maken er een uitzonderlijk levendige, sprankelend geschreven tekst van. Professor Kuhn doceerde vooral geschiedenis en filosofie van de wetenschap aan de beste Amerikaanse universiteiten. Dit is zijn bekendste boek, waarin hij onder meer de termen paradigm en paradigm shift introduceerde.

    Wie lang geleden Latijn gestudeerd heeft, aan de hand van de nu onvindbare grammatica van Pater Geerebaert, s.j., weet perfect wat een paradigma is, wij moesten ze namelijk allemaal van buiten kennen. Letterlijk is een paradigma een voorbeeld, een model dat kan toegepast worden op een groot aantal gevallen. Bekend is rosa als het paradigma voor vrouwelijke substantieven van de eerste verbuiging, bij een ruimer publiek in de chansonversie van Jacques Brel. Zoals rosa kan je (bijna) al de andere woorden op –a verbuigen, als je rosa kent, ken je ook alle andere. Kuhn stelt dat de wetenschap en de kennis in het algemeen gebruik maakt van dergelijke voorbeelden, die een vrij ruim gebied bestrijken en daarover een samenhangend beeld ophangen.

    Maar dergelijke paradigmata zijn niet eeuwigdurend: op een bepaald ogenblik blijkt dat de wetenschap niet voor alle problemen een oplossing biedt. Dat leidt tot een crisis, die aanleiding geeft tot het zoeken naar andere oplossingen. Indien die een betere coherente uitleg blijken te bieden voor de bestudeerde problemen of zelfs voor het hele wereldbeeld, dan maken we de geboorte mee van een nieuw paradigma, een paradigmaverschuiving of paradigm shift. De meest bekende voorbeelden daarvan zijn de Copernicaanse revolutie, de evolutietheorie van Darwin en de relativiteitstheorie van Einstein, maar er zijn zo talloze kleinere paradigmaverschuivingen gebeurd door de eeuwen heen in de verscheidene takken van de wetenschap, of over verscheidene wetenschappen of domeinen van kennis en inzicht.

    Bijzonder verhelderend is dit essay voor een goed besef van de relatieve ‘waarde’ van wetenschappelijke verworvenheden en stellingen. Men kan immers nooit spreken van een definitief inzicht, van een absolute waarheid. Men weet wel waar men vandaan komt, maar nooit waar men naartoe gaat: het einddoel van het wetenschappelijk onderzoek en van de menselijke kennis ligt niet vast, het is een openheid op verandering en vernieuwing, eventueel verbetering. Merkwaardig is ook dat de wetenschap niet blijkt vooruit te gaan in een gestage, cumulatieve, rechtlijnige reeks; werkelijke vooruitgang gebeurt door ingrijpende veranderingen, de scientific revolutions van de titel.

    Maar genoeg daarover, ik wil het plezier van het lezen van dit boek niet bederven, het is bijna een thriller of een goed detectiveverhaal, waarbij je ook vooraf de toedracht niet wil weten.

    Er is een Nederlandstalige vertaling: ‘De structuur van wetenschappelijke revoluties,’ ISBN 9789053528006, ongeveer € 24, maar kijk eerst eens in je plaatselijke bibliotheek, dit is een klassieker die daar zeker niet ontbreekt.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    05-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.J. M. Coetzee, Elizabeth Costello
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik kocht onlangs tweedehands een propere hardcover editie van J. M. Coetzee, Elizabeth Costello, 233 pp., Viking, 2003

    Dit is wat Coetzee (°1940) schreef aan fictie:

    Dusklands (1974) ISBN 0-14-024177-9

    In the Heart of the Country (1977) ISBN 0-14-006228-9

    Waiting for the Barbarians (1980) ISBN 0-14-006110-X

    Life & Times of Michael K (1983) ISBN 0-14-007448-1

    Foe (1986) ISBN 0-14-009623-X

    Age of Iron (1990) ISBN 0-14-027565-7

    The Master of Petersburg (1994) ISBN 0-14-023810-7

    The Lives of Animals (1999) ISBN 0-691-07089-X

    Disgrace (1999) ISBN 0-09-928952-0

    Elizabeth Costello (2003) ISBN 0-670-03130-5

    Slow Man (2005) ISBN 0-670-03459-2

    Diary of a Bad Year (2007) ISBN 8-465-5120-X

    In 2003 ontving hij de Nobelprijs voor literatuur, naast ettelijke andere onderscheidingen, onder meer de Booker Prize, die hij uitzonderlijk twee keer kreeg (1983 en 1999). Jaren geleden las ik van hem ook nog Waiting for the Babarians en Disgrace. Misschien heb je ooit de desolate, rauwe film gezien, Dust, die gemaakt is naar In the Heart of the Country.

    Dit boek uit 2003 was een aangenaam weerzien, maar Elizabeth Costello is veel meer een ideeënroman dan zijn vroeger werk. Af en toe zijn de personages zo onbelangrijk dat je eigenlijk een essay van Coetzee aan het lezen bent. En voor de aankleding heeft hij ruim en herkenbaar gebruik gemaakt van zijn persoonlijke ervaringen. Toch kan je niet zeggen dat hij er zich gemakkelijk vanaf gemaakt heeft, in tegendeel: de thematiek is belangrijk en boeiend, de karakters zijn levendig geschetst, er is niets goedkoops aan, alleen een beetje postmodern, als het ware, als een poppenspel waarbij je ook de poppenspelers ziet, zo zie je ook de auteur en zijn metier duidelijker dan gebruikelijk is, of was. De onderdelen, lessons noemt hij het, lezingen zoals in een kerkdienst, hebben vaak de vorm van lezingen, zoals gegeven door een professor of gastspreker; ze verschenen eerder al afzonderlijk (o.a. The Lives of Animals, 1999), maar vormen hier toch een geheel dat niet (helemaal) kunstmatig is.

    De hoofdpersoon is een vrouw. Ik ben slecht geplaatst, als man, om objectief te beoordelen of Coetzee, ook een man, erin geslaagd is om de vrouwelijkheid adequaat of zelfs briljant weer te geven. Ik kan alleen voor mezelf spreken als ik zeg dat het wel erg geloofwaardig is, behalve misschien de (weinig talrijke) seksscènes, waarin ik enige mannelijke wensdromen meen te bespeuren.

    Coetzee is een auteur die de wereld om hem heen zonder compromissen in zijn boeken binnenhaalt en zo de lezer meeneemt naar the heart of darkness; dat is trouwens het thema van een van de lessons: Evil, over de rol van auteur en lezer bij de beschrijving en het lezen van de gruwel van Nazi-terreur.

    Al zijn werken zijn vertaald in het Nederlands. Geen excuses dus om niets van hem gelezen te hebben, het is de moeite waard, als je al van moeite kan spreken.

     

     

     


    Categorie:ex libris
    Tags:literatuur, boekbespreking
    04-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het is maar hoe je het bekijkt...
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    In een merkwaardig experiment zette men de proefpersonen een bril op met speciale lenzen, die het beeld ondersteboven projecteerden op het netvlies: men zag de wereld op zijn kop. Althans: dat was aanvankelijk zo. Want wat gebeurde er na enige tijd: het beeld sloeg om, het keerde zich om, de proefpersonen zagen weer de wereld zoals tevoren.

    Wij kennen dit verschijnsel van optische illusies, zoals de Necker-kubus:

    http://www.fishlikefish.com/images/illusions/cube2.gif. Is het een grote kubus met een kleine kubus uitgespaard, of een kleine kubus in een hoekje? Je kan het beeld laten omslaan met een kleine mentale inspanning, eens je beide mogelijkheden gezien hebt. De realiteit verandert daarbij niet: waar je naar kijkt is altijd het zelfde, maar wat je ziet is in de beide gevallen totaal anders.

    Gelukkig is de hele wereld niet zo, we zouden wel gek worden!

    En toch… De wereld, onze leefwereld is wel zeer complex geworden en er zijn ontelbare manieren om ertegenaan te kijken. Let wel: de dingen zijn zoals ze zijn, maar wat we zien, wat we erin zien, dat is zeer verschillend al naar gelang wie er kijkt en wat hij of zij wil zien.

    Voor de enen is overspel een spel, voor anderen is het ‘erover’. Bij ons in het Westen is het voor velen een peccadille, letterlijk een klein zondeke, voor de sharia is het een reden tot steniging. Voor de enen is een bonus van zes miljoen euro, per jaar, bovenop een even riant loon, een normale vergoeding, voor de anderen is het pure diefstal. Voor de enen is een condoom een sanitair product en een voorbehoedsmiddel tegen ziekte, voor anderen is het een instrument van de duivel. En zo gaan we door, de hele dag, de media doen niet anders dan ons voortdurend met de neus op de feiten drukken, nu eens zus, dan weer zo. Ons pensioen is zowel schandalig laag als onbetaalbaar hoog, er zijn te veel gevangenissen en te weinig, werklozen willen niet werken of vinden geen werk, allochtonen zijn werkschuwe profiteurs of racistisch gediscrimineerde achtergestelden, sans papiers zijn misdadigers die de sociale zekerheid kapot maken of uitgebuite slachtoffers van onze slechte wetgeving…

    Ons wereldbeeld draait steeds sneller om, het duizelt voor onze ogen, we weten niet meer wat we zien, wat we er moeten van denken. Met de verkiezingen in het vooruitzicht worden we bestormd met programma’s die allemaal gelijk hebben, maar onderling onverenigbaar zijn. Wie de ene dag aan de top staat, ligt er de volgende dag weer uit. De held die de ene dag de Tour de France wint, is de volgende morgen een misdadige druggebruiker. Een aantal hoge pieten bij de politie, die boven elke verdenking horen te staan, blijken net zo ‘menselijk’ als wij allemaal. Ministers en partijleiders komen en gaan, politiekers lopen van de ene partij naar de andere als voetbalspelers in de transferperiode, allianties worden gesmeed en verbroken zonder scrupules. En moet er in Antwerpen nu een brug over of een tunnel onder de Schelde? Moet de trainer van de nationale voetbalploeg weg of blijven: je kan over alles je mening kwijt bij Ter zake, als je maar beseft dat geen mens met je mening rekening houdt, het is maar een spel, een zoethoudertje, een scheet in een fles (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=146681).

    Toen Newton, Kepler, Copernicus, Galilei en Darwin met hun revolutionaire ideeën naar voren kwamen en iedereen dwongen om op een andere manier naar de zelfde dingen te kijken, stuitten ze op veel verzet, niet in het minst vanwege de gevestigde macht en daar hoorde ook de kerk bij. Dat wijst er ontegensprekelijk op dat de gevestigde macht niet geïnteresseerd is in revoluties, ook niet wetenschappelijke; toen Galilei een aantal kardinalen uitnodigde om door zijn primitieve sterrenkijker naar de planeten te kijken, weigerden die om zelfs maar in de buurt van het toestel te komen: volgens hún wetenschap was er immers niets te zien…

    Wij worden elke dag opnieuw geconfronteerd met nieuwe feiten, andere benaderingen, onverwachte ontwikkelingen, verbluffende technische nieuwigheden, uitdagingen op moreel vlak, andere inzichten in wat het betekent mens te zijn. Wij kunnen daarvoor onze ogen sluiten en zeggen dat ze niet bestaan, niet kunnen bestaan: in onze oude opvattingen is er geen plaats daarvoor. Er zijn nu nog altijd mensen die beweren dat er nog nooit iemand in de ruimte geweest is, dat het allemaal trucage is. Er zijn ook mensen die beweren dat aids niet via seksuele weg overgedragen wordt. Je kan het zo gek niet bedenken, of er zijn wel voorstanders van te vinden. Er zijn nu eenmaal mensen die behoefte hebben aan vaste waarden en als ze die eenmaal gevonden hebben, dan laten ze die niet gemakkelijk meer los.

    Er zijn ook anderen, die meer openstaan voor wat nog moet komen, voor wat tot de mogelijkheden behoort, voor het totaal onverwachte, het ondenkbare zelfs. Dat zijn de mensen die de rest van de mensheid plots een andere bril opzetten, of een bril afnemen; die zich afvragen, op een mooie dag, of de zon nu echt wel opgaat in het oosten, naar het zuiden klimt op de middag en wegzinkt in het westen, of dat in tegendeel de aarde een bol is die om haar as draait én rond de zon en wij daardoor de zon te zien krijgen zoals we dat elke dag doen. Een zelfde verschijnsel, twee totaal tegengestelde verklaringen.

    De moeite om er even over na te denken.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, actualiteit
    02-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Christelijk Darwinisme?!?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Gisteren was er op de BBC een uitzending van een uur, waarin een jonge priester zijn visie gaf op Darwins evolutieleer. Ik heb met stijgende verbazing zitten luisteren en kijken. Zelden heb ik zo’n manifest bewuste verdraaiing van historische feiten en algemeen aanvaarde opvattingen meegemaakt, en dat op een ernstige zender als de BBC. Ik neem aan dat de Britse pers een kluif zal hebben aan dit ‘incident’. Laat me toe ook zelf even aan dit bone of contention te knabbelen.

    De jonge priester benadrukt voortdurend dat hij een Darwinist is, dat hij de evolutieleer aanvaardt en dat zulks niet strijdig is met zijn geloof. Meer nog: het geloof heeft nooit iets gezegd dat in strijd is met de evolutieleer en ook de Bijbel, indien correct gelezen, is helemaal in overeenstemming met Darwins leer. Hij verwerpt creationisme en Intelligent Design als onwaardig voor ernstige gelovigen.

    Dat is allemaal goed en wel, maar over welke God heeft de jongeman het in hemelsnaam? De essentie zelf van de evolutiegedachte is dat het ontstaan van het leven en de verdere opsplitsing in soorten, waaronder ook de mens, het gevolg is van de natuurwetten en van het toeval. God heeft dus de soorten niet elk afzonderlijk geschapen, hij komt nadien ook niet tussen in de evolutie, hij luistert niet naar hun gebed, hij zorgt niet voor hen, individueel of als soort of als groep, hij treedt niet op als scheidsrechter, als vergelder van goed en kwaad, niet in deze wereld en evenmin in het hiernamaals, dat overigens niet bestaat.

    Als dat allemaal zo is, waar situeert de brave man dan nog zijn God? Dat kregen we niet te horen, behalve helemaal op het einde, waar hij iets prevelde in de zin van: de evolutie is de wondere manier waarop God zijn Schepping realiseert. God is dus diegene het die het universum en het leven daarin heeft doen ontstaan uit het niets en die het dan prompt aan zijn lot heeft overgelaten, om het te laten evolueren volgens de natuurwetten en het toeval. Dat komt erop neer dat God hooguit verantwoordelijk is voor de eerste sprankel, niet voor alles wat daarop volgt.

    Zelfs als dat zo zou zijn, wat voor God is dat dan nog? Hij is dan een soort eerste levensbeginsel, het vuur aan de lont, de eerste onbewogen beweger, een oerkracht van de natuur, de vuurwerkmaker voor de Big Bang. Dus geen liefdevolle God, geen vader, geen rechtvaardige rechter of gelijk welke andere omschrijving die de kerk ooit bedacht en opgelegd heeft.

    Het is zonder meer een leugen dat dit de gevestigde en aloude opvatting van de kerk zou zijn, katholiek, protestant, orthodox, anglicaans of episcopaals. Ratzinger moet de eerste zijn om deze ketter te veroordelen (liefst niet volgens de aloude principes en gebruiken van de instelling waarvan hij voor zijn verkiezing jarenlang het hoofd is geweest, het Heilig Officie, met andere woorden de Inquisitie).

    Ik kan begrijpen dat een verstandige priester vandaag niet anders kan dan Darwins leer en de verdere uitwerking ervan in de hedendaagse wetenschap dankbaar te aanvaarden en toe te juichen als een van de meest glorieuze momenten van het menselijk vernuft. Maar alleen met de meest schabouwelijke heksentoeren, halve waarheden en kletterende leugens kan men de evolutieleer in overeenstemming brengen met het bestaan van de God van de kerken, vroeger of nu, zo simpel is dat. Wie dat betwist, keert zich af van de hele geschiedenis van de kerk en van de theologie en van elk van de essentiële dogma’s die de kerken nog steeds voorhouden.

    De enige God die men kan bedenken binnen een evolutionair gedachte wereld is die van Spinoza, zoals ook Einstein al erkende: Deus sive Natura, namelijk de Natuur zelf is God en God is de Natuur, er is niets anders dan de Natuur. Dergelijk naturalisme is evident onverzoenbaar met elk transcendent gedachte godheid, met het bestaan van om het even wat dat het Universum overstijgt. Dat is ook de reden waarom de God van onze brave priester ook niet aan de oorsprong van het leven kan liggen: als God het Universum geschapen heeft uit het niets, dan was er iets vóór het moment van de schepping, toen er dus nog niets was: namelijk God, maar hoe kan er nu iets zijn voor alles nog moet ontstaan? En als God er was, waar komt die dan vandaan? Ach…

    Het vroegste begin van alles is voor de mens nog steeds niet helemaal duidelijk, maar ik heb meer respect voor wat Stephen Hawking (foto) daarover te zeggen heeft in zijn Brief History of Time (klik hier voor een bespreking: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=331) dan voor welk bedenkelijk kerkelijk standpunt daarover dan ook.

    Uitzendingen zoals deze kunnen hun doel niet bereiken. Fundamentalistische gelovigen en de kerkelijke instanties zullen dit standpunt veroordelen, meer gematigde gelovigen worden erdoor in de war gebracht, ongelovigen zullen het met …ongeloof aanhoren, wetenschappers zullen het als onwetenschappelijk verwerpen.

    Zielige stuiptrekkingen als deze (dure!) uitzending zijn niets anders dan de aankondiging van het trieste einde van een lange, gewelddadige kerkelijke fase in onze beschaving, die zichzelf definitief heeft vernietigd in de waanzin van de conflicten van de twintigste eeuw.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:Darwin, evolutie, God, atheïsme
    01-04-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rik Pinxten: de strepen van de zebra
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Rik Pinxten, De strepen van de zebra. Voor een strijdend vrijzinnig humanisme, 220 blz., Houtekiet, 2007

    De auteur (°1947) is sinds 2003 voorzitter van de Humanistisch Vrijzinnige Vereniging van Vlaanderen (HVV) en gewoon hoogleraar antropologie en religiestudies aan de Universiteit Gent. De tekst is de neerslag van de lessenreeks die hij tijdens het academiejaar 2006-7 aan de Vrije Universiteit Brussel verzorgde in het kader van de Leerstoel Willy Callewaert. Het is dan ook een levendige tekst, die op vele plaatsten de sporen draagt van het geëngageerd gesproken woord.

    Inhoudelijk is het een ambitieuze poging om op zoek te gaan naar de betekenis van een actief vrijzinnig humanisme vandaag. De auteur zet zich daarbij herhaaldelijk af tegen de meer traditionele opties van de humanisten, die zich tot nog toe vooral bezighielden met het uitbouwen van een eigen ‘zuil’, zoals de katholieken maar in vrijwel open strijd met hen, en met het ijveren voor wettelijke erkenning en bescherming van de vrijzinnigheid, wat zich vooral uitte in de zorg voor het pluralistisch gemeenschapsonderwijs, de lessen zedenleer en moraal en progressieve vrijzinnige maatschappelijke standpunten inzake morele kwesties zoals voorbehoedsmiddelen, abortus, euthanasie, homohuwelijk &c, waarmee ze ook hun belangrijkste successen hebben behaald.

    Pinxten vertrekt terecht van zijn eigen specialisme, de antropologie, om een levendig en verhelderend beeld te tekenen van de moderne mens in de hedendaagse samenleving, die gekenmerkt is door verstedelijking en een contrast van culturen, en tevens door een toenemende globalisering onder de invloed van het neo-liberale extreme kapitalisme. In die maatschappij is de vrijzinnigheid, mede door haar geringe sociologische basis, voor het realiseren van haar doelstellingen, aangewezen op samenwerking met andere, ook religieuze groeperingen die streven naar humane(re) samenlevingsvormen, gebaseerd op de grote principes van de Verlichting (en de Franse Revolutie): vrijheid, gelijkheid en solidariteit, wars van elk fundamentalisme, egoïsme en kortzichtig denken.

    Voor de onbevooroordeelde lezer is het af en toe onduidelijk welke richting Pinxten wil uitgaan. Enerzijds bepleit hij terecht de volkomen gelijkwaardigheid van elk menselijk wezen; enkele belangrijke basisprincipes daarvan zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Maar hij gaat verder: zoals de zebra’s (uit de titel) er op het eerste gezicht allemaal eender uitzien, maar in feite telkens een uniek strepenpatroon vertonen, vergelijkbaar met onze vingerafdrukken of het irispatroon, zo is elke mens ook verschillend, elke groep, elke gemeenschap. Er zijn niet alleen de drie grote westerse godsdiensten en enkele grote oosterse: er zijn er 4000… Pinxten put zich uit om het belang van deze verscheidenheid (tout autre est tout autre) te benadrukken en om de (vrijzinnige) mens op te roepen daarmee voortdurend rekening te houden: anders is niet slechter, wij zijn niet beter, onze objectiviteit is verre van objectief; elke persoon moet respect opbrengen voor elke andere.

    Anderzijds wijst hij ook op gevaren die uitgaan van bepaalde groepen en krachten binnen deze verscheidenheid: fundamentalisme van religieuze of politieke aard, racisme, plutocratie… en roept hij op tot krachtdadig verzet.

    Het is dan ook niet steeds duidelijk waar en wanneer wij ons moeten beperken tot respect voor het anders zijn, noch vanaf welk moment of hoe wij ons strijdbaar moeten opstellen tegen de krachten die bijvoorbeeld de democratie, het milieu of de solidariteit bedreigen. Als iedereen gelijk heeft en iedereen ook moet gerespecteerd worden, is samenleven wellicht onmogelijk, want er zijn nu eenmaal onverenigbare standpunten, en niet op de minst belangrijke punten, die mensen verenigen in godsdiensten en talloze andere belangengroepen. Terecht veroordeelt de auteur het militair ingrijpen door de Verenigde Staten, evenzeer als het mensonterend religieus fundamentalisme van de Taliban. Wanneer is het moment gekomen om zich met álle middelen te verzetten tegen een bedreiging? Zeker is dat de Europese landen daarmee te lang gewacht hebben in het geval van Hitler, Stalin, Pol Pot, Rwanda, Soedan…

    Een ander gevaar van extreme gelijkheid en solidariteit is het Marxisme, dat de auteur nog steeds als een waardevolle maatschappelijke analyse vermeldt, evenwel zonder te wijzen op de desastreuze gevolgen van de invoering van Marxistische ideologieën in concrete staten.

    De raadgevingen van de auteur, onder de slogan (een oud Schots Gaelic woord dat letterlijk oorlogskreet of slagzin betekent): think global, act local, zijn dan ook vaak zoals hij zelf zegt: wollig, weinig concreet en zelfs (meer dan een beetje) utopisch. Vanzelfsprekend is het nuttig of zelfs noodzakelijk bij elke lokale beslissing uit te gaan van regels waarvan we zouden wensen dat ze algemeen geldend, global zijn (zoals Kant zijn morele imperatief al stelde), maar zo’n algemene richtlijn is nauwelijks voldoende voor zelfs de meest algemene normen, zelden voor de meer concrete, waar goed en kwaad dichter bij elkaar liggen en het wel van de ene groep steunt op het wee van een andere.

    Toch is dit een zeer leesbaar en boeiend boek, dat met zijn optimisme en ‘voluntarisme’ (gedrevenheid om er iets aan te doen) een aantrekkelijke boodschap brengt, in het bijzonder voor het jong publiek waarop het oorspronkelijk gericht was, niet in het minst door de vele praktische voorbeelden en interessante verwijzingen, ook al zijn sommige commentaren af en toe minder subtiel dan men zou verwachten van een auteur die het respect voor tout autre zo hoog in het vaandel draagt.

     

    Met dank aan het Provinciaal Centrum voor Morele Dienstverlening in Leuven, waar ik dit exemplaar mocht ontlenen uit hun interessante handbibliotheek.


    Categorie:samenleving
    Tags:atheïsme, godsdienst, filosofie
    29-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wagner en Beaufort03: arte povera of arme Kunst?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Aan onze Vlaamse kust – ik kan het niet over mijn hart krijgen om ze de Belgische te noemen, met al de connotaties van Franskiljonse bourgeois die minachtend neerkijken op frigoboxtoeristen - organiseert men voor de derde keer een zomerse kunsttentoonstelling onder de gepaste titel Beaufort03. Via de media kregen we al enkele staaltjes te zien van wat de organisatoren ervan gemaakt hebben en dat ontlokte mij en vele anderen toch al enig commentaar. De aandacht ging daarbij onder meer naar een kopie van de gevel van een Poolse krotwoning, herbouwd in een straat van een kuststad, recht tegenover enkele fraaie belle epoquehuizen. Zonder een ondertussen aangebracht bordje met uitleg was er geen mens die zich zelfs maar enigszins bewust was dat het om een kunstwerk ging, er zijn helaas nog genoeg echte krotten in onze steden, we hoeven ze niet zo nodig zoals goedkope poetsvrouwen in te voeren. Mét de uitleg is de zaak nog niet rond, dan begint de controverse, met de schepen van cultuur op kop. Is Dit Nog Kunst? is de vraag.

    Ook bij de vorige edities is men nogal uitdagend te werk gegaan en waarschijnlijk hebben de organisatoren en de betrokken kunstenaars zich in de handen gewreven telkens ze om die reden in het nieuws kwamen: beter wat ophef dan dodelijke stilte, als de mensen niet komen kijken omdat het Kunst is, dan doen ze dat misschien omdat het in het Nieuws en in de krant (en dan niet enkel in de kunstkatern) en de boekskes gekomen is, alle baten helpen, zei de mug en ze piste in (aan?) zee. Op mij heeft dergelijke ophef een omgekeerde reactie: ik keer mij af, ontwijk de werken in kwestie, negeer ze zoveel als mogelijk, al kan je er bij sommige helaas gewoon niet naast kijken).

    In de moderne kunst zijn er namen bedacht voor bijna evenveel stromingen en strekkingen als er recensenten en theoretici zijn, en dat zijn er, lijkt het wel, beduidend meer dan kunstenaars. Het is opvallend dat de meer extravagante en controversiële uitdrukkingen van de aller-individueelste emoties steeds te vinden zijn op grootschalig georganiseerde kunstforums of –kermissen, bi- en triënnales, Dokumenta-achtige kunstsupermarkten en inderdaad: zomertentoonstellingen in badsteden. Dat gebeurt met een massale inbreng van middelen, slechts gedeeltelijk gecompenseerd door betalende bezoekers. Ik ken de boekhouding van Beaufort niet, maar aangezien de meest opvallende monumentale kunstwerken evident in open lucht staan, neem ik aan dat er daarvoor helemaal geen betalende bezoekers zijn. Dat is positief, zou je kunnen zeggen, maar het is zoals met het gratis Hasseltse openbaar vervoer: als de gebruiker niet betaalt, betalen wij belastingbetalers allemaal. Zo ook met de nepkrotgevel, of is het krotnepgevel? Zoiets maak je niet met een klein budget en dus is het vrijwel onmogelijk om zoiets te realiseren buiten het circuit van toeristische kunstroutes, waar men als kunstenaar en organisator kan rekenen op ruime steun van de toeristische dienst van de stad, de provincie, de Gemeenschap, het gewest, de staat… naast die van bedrijven en instellingen die zo een schaamlapje verwerven onder de vorm van de vermelding van hun naam, waarbij de corpsgrootte rechtstreeks evenredig is met de omvang van het gespendeerde (maar via de belastingen grotendeels gerecupereerde) bedrag, maar zelden voldoende groot voor de plaatvervangende schaamte van althans deze bezoeker. Als banale burger zouden we er nooit ofte nimmer aan denken om ons te laten vangen door het soort manifestaties dat we tijdens onze vakanties of uitstappen in min of meer dichte drommen bezoeken als een soort van artistieke penitentie voor onze doordeweekse cultuurbarbarie. Het is op dat cultuurschuldgevoel dat Beaufort en Dokumenta en Venetië rekenen, met enig succes overigens.

    Het gebruik van niet-artistieke materialen en technieken bij de creatie van kunstwerken, zoals de neppe krotgevel, noemt men arte povera, naar de tentoonstellingen, in 1967 en ’68 (!) en het boek daarover van de kunstcriticus en -theoreticus Germano Celant. Het was aanvankelijk een uitdrukking van protest tegen al wat commercieel en academisch was, maar al gauw werden de rommelkunstwerken gerecupereerd door inderdaad mensen als Celant en vervolgens door galerijen, musea, organisatoren van kunstmarkten &c en betaalde men fabuleuze prijzen voor wat in se rommel was, afval, vuilnis, materiaal dat zonder een verduidelijkend bordje of een geprivilegieerde locatie tegenwoordig meteen een boete zou opleveren wegens milieuvervuiling. Als dusdanig is arte povera een vorm van conceptuele kunst, waarbij het artistieke zich beperkt tot het concept, het idee, de inval, de bedoeling. Denk daarbij aan Picasso, die met enkel een fietszadel en –stuur een zeer gestileerde en expressieve stierenkop wrocht: je moet er alleen aan denken, het maken zelf van het kunstwerk neemt slechts enkele seconden in beslag. Dat kan je dan weer niet zeggen van de krotte nepgevel, maar ook daar is enkel de gedachte artistiek, de arbeid kan je overlaten aan decorbouwers, of geschoolde arbeiders, of een sociaal woon-bouwproject, of gewoon aan de tijd. De kunstenaar hoeft enkel te denken en toe te zien. En zijn zakken te vullen, natuurlijk, als vergoeding voor al dat denken.

    Ik moest daaraan denken tijdens de ruim vijftien uren die ik, gespreid over de jongste vier zaterdagavonden, voor het televisiescherm heb doorgebracht, kijkend en luisterend, op mijn digitaal 46 inch LCD-scherm en mijn kwalitatief behoorlijke hifi-stereo muziekinstallatie, naar Der Ring des Nibelungen van Richard Wagner, in een uitvoering door het Staatsorchester Stuttgart onder leiding van Lothar Zagrosek, met vier verschillende regisseurs en casts, opgenomen in 2002-03, ook beschikbaar op DVD.

    Vooreerst moeten we altijd onze blijde verrassing bekennen als we weer eens de Ring aangeboden krijgen op tv, het gebeurt niet elke dag, zelfs niet elk jaar. Bedenken we daarbij dat we voor dat voorrecht destijds helemaal naar Bayreuth moesten trekken, want Wagner verzette zich tegen opvoeringen in een ander theater dan datgene dat hij, met steun van een minder dan helemaal bij zijn verstand zijnde koning Ludwig II speciaal had laten oprichten voor de opvoering van de Ring. Ook na zijn dood bleef zijn weduwe die politiek voortzetten, maar ze kon uiteindelijk niet op tegen de druk van andere operahuizen. In onze tijd brengt elk operahuis dat zich respecteert (en ook een paar die dat ten onrechte doen) een eigen ‘versie’ van de Ring, dat hebben we hier ook in Vlaanderen mogen/moeten meemaken. Als je kaartjes wil voor Bayreuth, dan moet je er vroeg bij zijn, want alles is jaren op voorhand uitverkocht; je moet er ook veel geld voor over hebben, de kaartjes zijn peperduur en de hotels en restaurants net zo. Om maar te zeggen dat een uitvoering van de Ring toch nog altijd een gebeurtenis is.

    Ik vind het ook steeds een muzikaal feest, een onmiskenbaar hoogtepunt in de muziekgeschiedenis en zelfs in onze hele beschaving. Ik leg daarbij bewust de nadruk op het muzikale aspect. Indien men ooit de Ring zou brengen als een theatervoorstelling, gewoon toneel dus zonder de muziek (er zijn al gekkere dingen mee uitgehaald, zelfs een filmversie), dan vermoed ik dat geen mens het einde zou halen. Wagner ‘schreef’ zelf het libretto, waarin hij allerlei materiaal verwerkte, hoofdzakelijk uit de Noorse mythologie en de oud-Germaanse Nibelungensaga en hoewel ook dat een niet te onderschatten literaire prestatie is, berust de roem van Wagner en de Ring toch vooral op het muzikale aspect, zowel vocaal als orkestraal. Wagner zelf zou me voor zo’n uitspraak wellicht in de zelfde bewoordingen beschrijven waarmee hij de Joden aanpakte en dat is, ik verzeker het je, niet bijzonder fraai, lees daarover deze bijdrage: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=121.

    Als we derhalve bij de muziek blijven, dan zitten we ook met deze uitvoering best goed, ik kan werkelijk niet anders dan met veel lof schrijven over dirigent, zangers, orkest en koor en ook de technische weergave is buitengewoon, vooral de diepe koperblazers zijn indrukwekkend en zag ik daar voorwaar vijf (!) harpen? Merkwaardig, dat, voor een componist die weigerde het orkest te laten fungeren als een loutere ‘harp’ voor de zangers en daarin ook verbluffend slaagde; er zijn ook Ring-bewerkingen uitsluitend voor orkest, dus zonder het vocale element en ook dat is meer dan indrukwekkend.

    Blijft dan de regie, de scenische voorstelling, de dramaturgie, de kostumering. Het is vrijwel onmogelijk om nog een opvoering mee te maken zoals Wagner ze op die punten zelf voorschreef. Je ziet nog wel eens een Verdi of een Donizetti, een Gounod of een Massenet en zelfs een Monteverdi in de oorspronkelijke vorm, maar een Wagner? toe maar… Dat moet nu een existentiële ervaring zijn, schokkend, liefst zelfs choquerend, grensverleggend, een Nietzscheaanse herwaardering aller waarden, irreverent, regie met de Mjöllnir, de sloophamer van Thor/Donar.

    In deze uitvoering kan je gerust spreken van arte povera. De kostuums zijn in het beste geval C&A pakken en ensembles, maar meestal afgedragen sport- en vrijetijdskledij, tot regelrechte bag ladies’ en bedelaarsplunjes. Het decor is meer van het zelfde. Het lijkt wel alsof er na de gages voor het orkest en de zangers geen middelen meer ter beschikking waren voor de enscenering. Toegegeven, men doet met die middelen wat men kan, men haalt er het maximum uit en soms lukt dat: de aankleding is dan zo banaal dat je ze kan vergeten, dat je er gewoon niet meer op let. Maar meestal stoort de slechte smaak net zo zeer op de bühne als in het werkelijke leven. Van mij mag iedereen zich kleden en gedragen zoals hij en zij wil, maar ik hoef niet alles ook leuk te vinden. Theater, ook muziektheater is bovendien niet de realiteit, je verwacht toch altijd iets anders, beter. In dit geval is het wel anders, maar minder: arte povera, poverissima zelfs. Het zwaard van Siegfried valt nog mee: eerst een lichteffect, dan een heus metalen voorwerp; maar het paard van Brünnhilde, dat ze later uitleent aan Siegfried, is niet alleen een letterlijk stokpaard, het is zelfs een kartonnen exemplaar uit de kringloop, met nog maar enkele sliertjes haar voor manen. Als Siegfried ermee rond host, ‘gekleed’ in dierenvellen, kan je nauwelijks je tranen inhouden, van het lachen of het wenen, kies maar. En zo zijn er talloze voorbeelden. Elk van de vier regisseurs, een per onderdeel van de Tetralogie (een geleerd woord voor iets dat uit vier delen bestaat), bezondigt zich aan dit ‘concept’, dit idee of de afwezigheid ervan. De aankleding van een opera moet helpen om de het geheel geloofwaardig te maken, om de illusie waar te maken, om ons te doen vergeten dat we niet met de werkelijkheid te doen hebben. Hier heeft men er werkelijk alles aan gedaan om precies dat niet te doen. Dat blijkt ook in de slotscène van Götterdämmerung, de laatste opera van de reeks, wanneer alle licht op de zaal gericht wordt en het publiek zo de plaats inneemt van de bühne, met op de scène enkel Brünnhilde. Daarop volgt, in plaats van een voorstelling van Wagners regieaanduidingen voor de ineenstorting van het Walhalla, een projectie van die regieaanwijzingen op het gesloten doek. Je moet het maar durven.

    Mijn eerste volledige Wagner beluisterde ik op vier zondagnamiddagen, 35 jaar geleden, alleen thuis, op cd in een uitvoering van Karl Böhm, opgenomen in 1967 tijdens de Bayreuther Festspiele, het Duitse libretto op de schoot. Het was een intense belevenis, die ik je nog altijd kan aanraden en indien je de uitvoering met Zagrosek zou kiezen, een keuze die ik zeker niet zal afraden, dan is een beluistering zonder beeld wellicht beter dan die op dvd, dan word je tenminste niet afgeleid én gestoord door de povere artistieke inzichten van een misplaatst armtierige regie.

    Ik zou niet weten welke uitvoering mét beeld ik je zou kunnen aanraden, behalve misschien die van Levine in de Met, die naar verluidt nog het meest rekening houdt met Wagners eigen regieaanduidingen.

    Enkele jaren geleden sprak ik op de bus (een vreemde plaats daarvoor, maar het kan, zo zie je maar) met een toevallige medereiziger over opera; hij was ook een liefhebber, maar bekende dat Wagner voor hem ‘te zwaar’ was. Ik heb hem toen ten stelligste aangeraden om toch nog maar eens te proberen, ik vind Wagner immers helemaal niet zwaar, overdadig, moeilijk, ingewikkeld of langdradig. Laat je niet afschrikken door de verhalen, haal eens een Wagner in huis - nu hij al zo lang dood is, is daaraan nog nauwelijks enig moreel risico verbonden - op cd of zelfs dvd (maar dan in een rustige regie), maak er voldoende tijd voor vrij en ik verzeker je dat je je nooit meer laatdunkend zal uitlaten over Wagners totaalkunstwerk, zijn arte opulentissima.

     

     


    Categorie:muziek
    Tags:Wagner, kunst
    28-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Televisie kijken of een boek?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Lezers van mijn blog vragen me wel eens wanneer ik al die boeken lees en al die blogs schrijf: zijn er meer uren in mijn dag dan in die van een ander?

    Nee, dus. Lezen is ook een kwestie van prioriteiten, denk ik. Wij reizen niet, gaan niet op vakantie, kijken heel weinig tv, bijvoorbeeld nooit naar reeksen, binnen- of buitenlandse en dat scheelt al serieus. Als ik uit commentaren hoor hoeveel mensen zo ongeveer alles gezien hebben, dan verschiet ik er niet van dat ze geen tijd hebben om ook nog boeken te lezen. Gisteren keken we toevallig wel naar een paar tv-programma's: een dubbelinterview met Jean-Marie De Decker en Kathleen Cools, waarbij het De Decker was die de show stal met een in zijn eerlijke eenvoud aangrijpend gebracht en danig ontroerend getuigenis over een ‘Nathalie’-coup de foudre: drie minuten enkel zijn Vlaamse kop in close-up en op de achtergrond Melina Mercouri's Je te dirai les mots: de beste TV die ik in dertig jaar gezien heb, een moment zoals alleen TV het vermag vast te leggen, als de journalisten durven zwijgen, voor een keer.
    Daarna een interview met Verhofstadt, indrukwekkend erudiet en mét inhoud; als je daarmee de schamele prietpraat vergelijkt van Leterme... (los van alle partijpolitieke of ideologische voorkeur).
    Ten slotte onze eerste minister, Herman Van Rompuy, of hoe je het absolute nietsdoen kan voorstellen als goed bestuur: de man beseft niet eens wat een politieke windbuil hij is. De enige reden dat hij het zo ver gebracht heeft, is de totale onbestuurbaarheid van België: alleen een derderangs backbencher kon nog voor de non-job gestrikt worden.

    Dit is het chronologisch lijstje van de boeken die ik in het voorbije jaar gelezen heb en hier besproken.

    Jonathan Israel, In strijd met Spinoza. Het failliet van de Nederlandse Verlichting (1670-1800), 2007, 88 blz.

    Wiep van Bunge: Filosoof van Vrede, 72 blz., 2008,

    Daniel Dennett, Breaking the Spell. Religion as a Natural Phenomenon, 448 pp., 2006

    William Trevor, Family Sins, 251 pp., 1990

    Anne Provoost, Beminde ongelovigen. Atheïstisch sermoen. Pamflet, 48 blz., Querido, 2008

    Sam Harris, The End of Faith, Religion, Terror and the Future of Reason, 348 pp., 2004

    Jonathan I. Israel, Radical Enlightenment. Philosophy and the Making of Modernity 1650-1750, xix + 810 pp., Bibliography: Published Primary Sources, Secundary Literature; Index, illustrations; Oxford University Press, 2001, 2002 paperback.

    Ved Mehta, John is Easy to Please, ENcounters with the Written and Spoken Word, 241 pp., 1971

    P.D. James, The Private Patient. An Adam Dalgliesh Mystery, 395 pp., 2008

    John Le Carré, A Most Wanted Man, 323 pp., 2008,

    Christopher Hitchens, God is Not Great. The Case Against Religion, 307 pp., 2007

    The Cambridge Companion to Atheism, xix + 332 pp., 2007

    Lance Morrow, Evil. An Investigation, viii + 276 pp., 2003

    Jan Lambrecht, Leven over de dood heen, 334 blz., 1990

    Matthew Stewart, The Courtier and the Heretic. Leibniz, Spinoza and the Fate of God in the Modern World, 2005, 351 pp.

    Richard Dawkins, River out of Eden. A Darwinian View of Life, xiii + 172 pp., Bibliography and further reading, index, illustrations, 1995, Science Masters Series,

    Paul Claes, Het hart van de schorpioen, 174 blz.,

    Rosalie Osmond, Soul. A History, x + 246 pp., 2003, notes, bibliography, acknowledgements, index, illustrated

    Wilhelmus De Pater, Immortality. Its History in de West, viii + 200 pp

    Steven Nadler, Spinoza's Heresy. Immortality and the Jewish Mind, xvi + 225 pp., 2001, notes, bibliography, index

    Margaret Gullan-Whur, Within Reason. A Life of Spinoza, xviii + 398 pp., appendix, source notes, bibliography, index, 1998

    Cornelis Verhoeven, Tegen het geweld, 73 blz., 1967

    Julian Barnes, Nothing to be Frightened of, 250 pp., 2008

    Christopher Wilkins, The Horizontal Instrument, A Novel of Love, Memory and the Quest to Measure time, 198 pp., 1999

    Robert Merton & Elinor Barber,The Travels and Adventures of Serendipity, xxv + 313 pp., 2004

    Steven Pinker, The Stuff of Thought. Language as a Window into Human Nature, Notes, References, Index, 499 pp., 2007

    Sankara Saranam, God zonder religie, 320 blz., 2008 (= God without Religion, 2005)

    Michiel Leezenberg, Rede en religie. Een verkenning, 205 blz., 2007.

    Sven Lindqvist, Een reis door niemandsland. Hoe de Aboriginals Australië verloren, 224 blz., tijdlijn, noten, literatuur

    Paul Claes, Echo’s echo, 210 blz., 1992

    Paul Claes, De gulden tak. Antieke mythe en moderne literatuur, 142 blz., 2000

    Sigmund Freud, Die Zukunft einer Illusion, 98 p., 1927

    Jean-Paul Sartre, L’existentialisme est un humanisme, 144 p., 1946

    Antonio Damasio, Looking for Spinoza. Joy, Sorrow and the Feeling Brain, 356 pp., 2003

    Antonio Damasio, The Feeling of What Happens. Body, Emotion and the Making of Consciousness, 385 pp., 1999

    W. Luypen, Existentiële fenomenologie, 376 blz., 1966

    W. Luijpen, Fenomenologie en Atheïsme, 394, blz., 1967

    Sigmund Freud, Das Unbehagen in der Kultur, 121 p., 1930

    A.L. Constandse, Geschiedenis van het Humanisme in Nederland, 190 blz., 1978²

    André Comte-Sponville, L’esprit de l’athéisme. Introduction à une spiritualité sans Dieu, 221 p., 2006

    Richard Dawkins, The Blind Watchmaker, 1986, 340 pp.

    Stephen Jay Gould, Rocks of Ages, 241 pp., index, 1999

    The Oxford Companion to the Year, xx + 937 pp., 2003²

    Michel Onfray, Traité athéologique, 305 p., 2005.

    Hubert Dethier, De geschiedenis van het atheïsme, 206 blz., 1995

    Ger Groot, Het krediet van het credo, 159 blz., 2006.

    Victor J. Stenger, God. The Failed Hypothesis. How Science Shows That God Does Not Exist, 294 pp., 2007.

    H.E. Bates, The Triple Echo, 90 pp., 1970

    André Comte-Sponville, Petit traité des grandes vertus, 392 pp. 1995

    Daniel Dennett, Darwin’s Dangerous Idea. Evolution and the Meanings of Life, 590 pp., bibliography, index, 1995

    Martin Cruz Smith, Stalin’s Ghost, 331 pp., 2007

    Isaac Asimov, Realm of measure, 144 pp., 1960

    Alexander Waugh, Time. Its Origin, Its Enigma, Its History, 280 pp., 1999

    Antonio R. Damasio, Descartes’ Error, 1994, xxiii + 312 pp., new preface 2005, notes and references, further reading, acknowledgments, index

    Steven Pinker, The Blank Slate, xiii + 509 pp., appendix, notes, references, index, 2002

    Ileen Montijn, Over de tijd, 1999, 110 blz.

    Steven Pinker, How the Mind Works, xii + 660 pp., notes, references, credits, index, Penguin, 1997

    Gerald James Whitrow, The Nature of Time, 191 pp., 1972

    Edward O. Wilson, Consilience. The Unity of Knowledge, 332 pp., noten en index, 1998

    Gerard Walschap, Salut en merci, 102 blz., 1955


    Categorie:ex libris
    Tags:literatuur, boekbespreking
    26-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vier maal Spinoza
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Miriam van Reijen, Spinoza. De geest is gewillig, maar het vlees is sterk, 231 blz., uitg. Klement, Kampen, 2008

    Gunther Coppens (red.), Spinoza en de scholastiek, 116 blz., uitg. ACCO, Leuven, 2004

    Theo Zweerman, Spinoza’s inleiding tot de filosofie. Ethiek als verhuiskunde, 288 blz., uitg. Boom, Amsterdam, 2006

    Dank zij de uitstekende Leuvense stadbibliotheek Tweebronnen en de eveneens voorbeeldige maar gespecialiseerde bibliotheek van het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte van de K.U. Leuven kon ik deze drie werken over Spinoza volledig gratis lezen. Je kan toch niet alles zelf kopen en als een boek dan toch werkelijk de moeite waard is, kan je het achteraf nog altijd zelf aanschaffen. Wat Coppens en Zweerman betreft, zal dat niet het geval zijn. Coppens’ boek is een verslagboek van een studiedag te Rotterdam gehouden in 2003 over het vermelde onderwerp. Het is een interessant werk voor specialisten en meer dan geïnteresseerde leken, je kan een zeer uitgebreide preview raadplegen op Google, klik hier: http://books.google.be/books?id=kNRYKBiUYsgC&pg=PA3&lpg=PA3&dq=Gunther+Coppens&source=bl&ots=NKOLmLvdDh&sig=khP4GUhh-fXzzQf_i_Yv1Hd6M3w&hl=en&ei=04fLSYifFYTB-AaBqrjJBg&sa=X&oi=book_result&resnum=5&ct=result#PPP1,M1

    Zweerman (1931-2005) is gebaseerd op zijn proefschrift aan het HIW. Het is een close reading van Spinoza’s inleiding van zijn ‘Traktaat over de verbetering van het verstand’; prachtig uitgegeven en zeker waardevol, maar voor mij was het een beetje té close gelezen, ik verkies de originele teksten.

    Dat brengt ons bij het zeer recente boek van prof. Miriam van Reijen. Het is een uiteenzetting van de filosofie van Spinoza, zoals die blijkt uit zijn hele oeuvre. Onmiddellijk blijkt dat de auteur een docent is, een goeie. Taal en stijl zijn verzorgd (op een herhaald verwarren na van ‘beide’ en ‘beiden’: als ik het goed heb schrijf je ‘beiden’ als het over personen gaat, ‘beide’ als het niet over personen gaat; voorbeeld: over Jan en Piet: beiden lopen school; over kaas en hesp: beide zijn eetbaar), levendig, de methode is doordacht maar komt spontaan, logisch en helder over. Belangrijke citaten en stellingen worden voortdurend herhaald, om zeker te zijn dat je ze nooit meer vergeet.

    Wat ook van af de eerste bladzijden duidelijk is: prof. Van Reijen houdt van Spinoza.

    (Even een kort intermezzo over hoofdletters: in Nederland schrijft men Van Reijen met hoofdletter V wanneer de voornaam er niet bij staat, anders is het Miriam van Reijen. In Vlaanderen is een naam heilig, die verandert niet, nooit. Hier ben je Karel Van de Woestijne, met grote V. Een kleine v wijst dus op Nederlandse afkomst: Paul van Ostaijen had een Nederlandse vader; of het duidt op adellijke voorouders, zoals bij het Duitse von of het Franse de.)

    Haar liefde voor Spinoza is heilzaam: het maakt dat ze zich volledig inzet om hem alle recht te doen, om hem dus correct voor te stellen, maar ook om de lezer te overtuigen van de eminente waarde, het hoge belang en de moderne betekenis van een filosoof die leefde van 1632 tot 1677. Het mag gezegd: zij slaagt ten enenmale in haar opzet.

    Af en toe, vooral in tekstgedeelten die al eerder ergens anders gepubliceerd zijn, eventueel onder een andere vorm, zijn de verwijzingen naar secundaire literatuur een beetje haastig: ze gaat ervan uit dat wij die gelezen hebben, dan wel ze bij de hand hebben, zoals zij, ongetwijfeld, maar je mag dat niet veronderstellen van al je lezers.

    Hoe dan ook, dit is een zeer toegankelijk, overtuigend, degelijk en eerlijk werk, dat ik zonder enige twijfel kan aanraden. Prijs: € 22,95 tenzij je het ontleent in je plaatselijke bibliotheek, natuurlijk.

    Wat deze drie werken gemeen hebben, naast hun onderwerp natuurlijk, is een inleiding door Herman De Dijn, die als dé Vlaamse Spinoza-kenner bekend staat. Op 19 maart 2009 had ik het voorrecht en het genoegen een gastlezing bij te wonen aan het Hoger Instituut Wijsbegeerte in Leuven; daar sprak, ter gelegenheid van het jaarlijkse Sint-Thomasfeest, niemand minder dan Steven Nadler, dé internationale Spinoza-specialist en auteur van onder meer de autoritatieve (moderne) biografie van Spinoza, klik even hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=163740.

    De lezing ging over een pittig detail in de Spinoza-Leibniz discussie (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=179996.

    Na de lezing was er kort gelegenheid om vragen te stellen. Enkele van de professoren maakten daarvan gebruik om, zoals Spinoza het zegt, eerder hun eigen vernuft te etaleren dan de waarheid te verduidelijken. Maar een aandachtige aanwezige vroeg Nadler of Spinoza op een of andere manier een ‘theïst’ is; dat is namelijk de stelling die Herman De Dijn, net emeritus van het HIW, maar niet aanwezig op de lezing, gewoonlijk verdedigt. Nadler was vriendelijk, maar na enig beleefd aarzelen verklaarde hij zonder veel verder omhaal ‘Herman is quite wrong there’, wat tot enig geamuseerd gegniffel in de zaal leidde, maar niemand, ook de professoren niet, was blijkbaar bereid om daarover met hem in de clinch te gaan, en gelijk hadden ze.

    Na de lezing maakte ik mijn opwachting bij professor Nadler, de twee mooie hardcovers die ik van hem heb in de hand, met mijn verzoek om ze te signeren, wat hij na een kort maar hartelijk gesprek met veel plezier deed: to Karel, with best wishes, Steven Nadler. Blijkbaar had niemand anders van de aanwezigen daaraan gedacht; de andere veronderstelling, dat niemand anders een boek van Steven Nadler bezat, durf ik amper te opperen met betrekking tot een zo select internationaal en geleerd publiek.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Spinoza, filosofie
    23-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vagevuur & voorgeborchte
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik moet het toegeven: ik heb me vergist.

    Ik heb op deze bladzijden recentelijk enkele keren vermeld dat de Katholieke Kerk het Vagevuur zou afgeschaft hebben en dat is pertinent niet zo. Vanzelfsprekend heb ik dat niet met opzet gedaan, zo zijn we niet. Hoe komt het dan dat ik mij vergist heb? Ik had me gebaseerd op berichtgeving op radio en tv, maar ik had blijkbaar niet goed geluisterd of de berichtgeving was inadequaat. Bovendien had ik, tegen mijn gewoonte in, mag ik wel zeggen, niet nagekeken waar de klepel precies hing. Tijd dus om een en ander recht te zetten.

    Laten we beginnen met het vagevuur. Zoals we geleerd hebben in de catechismus, gaan de zielen van de gelovigen die zich schuldig gemaakt hebben aan ernstige maar niet onvergeeflijke zonden en die daarvoor eventueel geen kwijtschelding hebben gekregen op het ogenblik van de dood, niet naar de hemel of de hel, maar naar het vagevuur, waar ze een tijd moeten doorbrengen van boete, loutering, zuivering, voor ze naar de hemel kunnen gaan. Laten we ook nog even in herinnering brengen dat er twee soorten zonden zijn: doodzonden en dagelijkse zonden; wie sterft in staat van doodzonde, dat wil zeggen dat hij of zij geen berouw heeft betoond en/of vergeving heeft bekomen, die gaat naar de hel. Wie wel zijn doodzonden gebiecht heeft, evenals wie enkel dagelijkse zonden heeft uitstaan, die gaat naar het vagevuur, want zelfs al zijn alle zonden vergeven, toch blijft er iets van over, een schuld die moet uitgevaagd worden. Het vage-vuur is een bestraffing voor al wat we verkeerd gedaan hebben op aarde, de duur en de aard van de bestraffing hangen af van de begane zonden.

    Dit vagevuur is nog steeds een vast punt van het geloof van de katholieke kerk, een dogma. De kerk houdt eveneens vast aan de (sinds Luther) merkwaardige stelling dat de nog levende gelovigen door hun gebed, aalmoezen, boetedoening en aflaten, strafvermindering kunnen bekomen voor de zielen in het vagevuur.

    Wat is er dan wel gebeurd? Op verzoek van de vorige paus heeft de Theologische commissie zich gebogen over de kwestie van het voorgeborchte, in het Latijn limbo of limbus, letterlijk: rand, zoom. Het is een soort van tussenstadium tussen hemel, hel en vagevuur, voor enkele specifieke categorieën. Reeds in de eerste eeuwen van het christendom vroeg men zich namelijk af wat er gebeurde met de zielen van kinderen die sterven voor ze gedoopt konden worden. Aangezien het doopsel een noodzakelijke voorwaarde is om van de erfzonde (en alle andere zonden) bevrijd te worden, konden ongedoopte kinderen niet naar de hemel, ook al hadden ze persoonlijk geen enkele schuld. De leer over het doopsel was (en is!) evenwel zo streng, dat men hen geen vrijstelling kon geven. Ze moesten dan maar naar het voorgeborchte, dat men speciaal voor hen uitdacht. Meteen konden ook anderen daar terecht: al de ‘rechtvaardigen’ die vóór Christus komst gestorven waren en zich dus niet konden bekeerd hebben, omdat er gewoon nog geen doopsel en geen kerk was. Rond 500 besefte men ook al dat er in de wereld andere volkeren waren die de blijde boodschap nog niet hadden vernomen, die dus ook geen gelegenheid gekregen hadden om zich te laten dopen. Die konden dus ook na hun dood en onverwist daar ondergebracht worden, althans als ze een deugdzaam leven geleid hadden. Vandaag kan men die uitvlucht niet meer gebruiken: het katholieke geloof is alom verspreid, niemand kan nog pleiten dat hij of zij niet op de hoogte was.

    Wat is nu het uiteindelijk lot van de zielen in het voorgeborchte? Daarover wordt beslist bij het Laatste Oordeel, aan het einde der tijden. Dan gaan ze naar de hemel, of naar de hel, al naargelang van de uitslag van het Oordeel Gods.

    In het Credo stond vroeger een vreemd zinnetje: ‘…die nedergedaald is ter helle’. Merkwaardig genoeg is dat niet terug te vinden in de Latijnse tekst, noch in (noord-) Nederlandse of protestantse versies en dus nu ook niet meer in onze Vlaamse liturgie. Het gaat terug op een veel oudere zogenaamd apostolische versie van het Credo, nog voor het concilie van Nicea (325) en Constantinopel (381). Het is dit zinnetje dat men (lang) nadien heeft uitgelegd alsof Christus na zijn verrijzenis even langs de hel is gegaan, of het voorgeborchte ervan, maar hoe dan ook met de bedoeling om al de rechtvaardigen van voor zijn tijd mee te nemen naar de hemel (foto). Ik heb dat als knaap nog te horen gekregen in de godsdienstles.

    Het verhaal van het voorgeborchte is nooit dogma geworden, al hebben kerkvaders, pauzen en theologen het steeds voor waar aangenomen en in feite is dat nog zo: het is iets dat men mag geloven, maar niet verplicht is te geloven. De neerdaling ter helle zelf lijkt meer op een legende en is zeker ook geen geloofspunt, al vraag ik me toch af waar en wanneer dat zinnetje stiekem uit de tekst van het Vlaamse Credo verdwenen is, en waar het kon op slaan, nog voor er ooit sprake was van een voorgeborchte…

    Dat is ook de teneur van wat de Theologische commissie heeft gezegd in haar rapport van 2006. Zij bekennen dat zij het moeilijk hebben met het lot van de zielen van de ongedoopte kinderen en spreken de hoop en het vertrouwen uit dat God in al zijn Goedheid zijn eigen regels zal overtreden en mensenkinderen rechtstreeks zal toelaten tot de hemel die niet gedoopt zijn. Als Hij dat doet, is althans voor deze groep het voorgeborchte (van de hel of de hemel, dat is nog niet echt duidelijk), overbodig geworden. Maar zeker weten het niet. Het voorgeborchte blijft dus bestaan, als iets dat men mag geloven, ook voor de ongedoopte kinderen, maar in alle geval als de pleisterplaats van al wie zonder daar zelf schuld aan te hebben, gestorven is zonder het doopsel, maar desondanks een deugdzaam leven heeft geleid.

    Een belangrijke vraag daarbij is evenwel wat er gebeurt met andere christenen, zoals de protestanten, anglicanen en de orthodoxen en uiteraard ook met aanhangers van andere religies en overtuigingen, dus de overgrote meerderheid van de mensheid. Recente theologen nemen aan dat de andere christene kerken, ook al dwalen zij op belangrijke punten en al zouden zij, om goed te zijn, cito presto moeten terugkeren in de schoot van de ene, katholieke kerk, toch de macht hebben behouden om door het doopsel hun gelovigen te bevrijden van de erfzonde. Dat is alvast een geruststelling voor hen. Boeddhisten, hindoes, taoïsten, jaïnisten, joden… dat is een gans andere kwestie: die kunnen nu niet meer zeggen dat ze nog nooit van de katholieke leer gehoord hebben; ze keren zich dus bewust af van het heil door het doopsel. Men ziet wel in dat zij een deugdzaam leven kunnen leiden, maar aangezien ze sterven met de erfzonde, kunnen ze niet naar de hemel. Ze zitten dus ofwel voorgoed in de hel of tijdelijk in het voorgeborchte; in dat laatste geval zal ook pas bij het Laatste Oordeel, en dat kan nog even duren, hopen we, over hun lot beslist worden: God is niet gebonden aan de regel van het verplichte doopsel, dat geldt enkel voor de kerk hier op aarde.

    En wat met ongelovigen, zoals bijvoorbeeld uw dienaar? Tja… de hel, zeker? Want ik wijs niet alleen het doopsel en de erfzonde af, maar ook al de rest: de kerk, de paus, de sacramenten, de hemel en de hel, het vagevuur en het voorgeborchte, het leven na de dood, de verrijzenis, het Laatste Oordeel, de Heilige Geest, Christus en God zelve. Daarvoor kwam men vroeger op de brandstapel, het was zonder meer een voldoende reden voor bedienaars van de kerk en voor de plaatsvervanger van God op aarde zelf om met volle overtuiging het vijfde en toch wel enigszins belangrijke gebod te overtreden: Gij zult niet doden!

    Zo, dat was het zowat. We weten nu weer dat er een verschil is tussen het vagevuur en het voorgeborchte, dat ze allebei (niet) bestaan en wie er (niet) in zit. Ik ben blij dat ik dat even heb kunnen rechtzetten. Ik zou immers niet willen dat men mij, naast al mijn andere zonden, ook nog zou aanwrijven dat ik gelovigen verkeerde informatie verstrekt heb over hun eeuwig leven.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:Godsdienst
    22-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sodomie en andere vuiligheden
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Theo van der Meer, De wesentlijke sonde van sodomie en andere vuyligheeden. Sodomievervolgingen in Amsterdam 1730-1811, 237 blz. Amsterdam, 1984.

    Misschien verwondert het jou deze titel hier te vinden, maar laat je niet afschrikken. Toevallig vond ik in de gemeentelijke bibliotheek Mena in Rotselaar, waar ik op dinsdagvoormiddag nederig vrijwilligerswerk doe, een verwijzing naar een ander boek van Theo van der Meer, namelijk: Sodoms zaad in Nederland : het ontstaan van homoseksualiteit in de vroegmoderne tijd, Nijmegen: Sun, 1995, paperback. 512 + 16 pp, Index (Memoria). With summary in English. Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam (tweedehands te vinden voor ongeveer € 12). Toen ik de online catalogus van In ‘t Profijtelijk Boeksken nakeek, vond ik dan het andere boek en dat bestelde ik voor € 9. Tot mijn aangename verwondering las ik het uit op één dag; dat is eens wat anders dan de weken die ik over Nussbaums Upheavals of Thought gedaan heb… (http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=283468).

    Het leek me interessant om eens iets te lezen over homoseksualiteit lang voor onze tijd maar in onze eigen omgeving. Dit onderwerp is lang een taboe gebleven en in ruime mate is het dat nog. Pas rond 1968 werd het heel stilaan bespreekbaar. Wat er voordien gebeurde, weten we niet. Mijn ouders, geboren in 1905 en 1909, hebben voor zover ik me kan herinneren het woord nooit gebruikt, in ons gezin is er nooit over gepraat. En als het daarbuiten al ter sprake kwam, dan was dat meestal schertsend, in een onhandige poging om het taboe te doorbreken: al lachend kan het, in een ernstig gesprek niet: the love that dare not speak its name, zoals vermeld in het eindvers van het gedicht Two Loves (1894: http://www.law.umkc.edu/faculty/projects/ftrials/wilde/poemsofdouglas.htm ) van Lord Alfred Douglas, die een verhouding had met Oscar Wilde, die daarvoor in de gevangenis belandde. Als het dus ook nu nog een min of meer taboe onderwerp is, dan was het dat nog veel meer in het verleden; hoe verder we teruggaan, hoe minder betrouwbare informatie we er ook over terugvinden.

    Dat is me dunkt de grote verdienste van dit boek van Theo van der Meer: hij is de oorspronkelijke historische documenten gaan nakijken, bijvoorbeeld de verslagen van de processen die tegen ‘sodomieten’ (bedoeld wordt: homoseksuelen) gevoerd zijn en heeft die verder nog vergeleken met andere stukken uit de betrokken periode. In de bijlagen geeft hij een gedetailleerde lijst van de personen die voor de rechtbank verschenen en van anderen, die werden ‘ingedaagd’ (gedagvaard) en verbannen. De beweringen in de tekst krijgen correcte verwijzingen in de voetnoten. Er zijn interessante illustraties en een goede bibliografie (al zou die qua lay-out beter kunnen).

    De indeling van het boek is nogal eigenzinnig. In plaats van een rechtlijnige historische reconstructie krijgen we een (nogal) systematische voorstelling, waarin achtereenvolgens verscheidene aspecten van de zelfde gebeurtenissen worden belicht: de wetgeving, de procedures, het vervolgingsbeleid, de publieke reacties, de subcultuur, en in een laatste afsluitend hoofdstuk een ‘poging tot verklaring’. Dat betekent dat je het verhaal over de zelfde personen verscheidene keren tegenkomt en dat is aanvankelijk een beetje verwarrend, want wie kan nou precies onthouden wat er honderd pagina’s tevoren gezegd werd?

    Toch is het een vlot leesbaar boek. De auteur slaagt er uitstekend in om je terug te plaatsen in de sfeer van de tijd, zowel door de accurate historische details als door de erg levendige beschrijving van de feiten, steeds in grote getrouwheid aan wat we er echt over weten, met talrijke citaten in het goed verstaanbare Nederlands van toen.

    Enerzijds is het opvallend hoe weinig vervolgingen er toen waren: in een periode van 80 jaar amper 234 procedures. In 1950 alleen al waren er in Amsterdam meer dan duizend wettelijk gedeponeerde klachten en mededelingen en 254 processen, terwijl de bevolking ‘slechts’ verviervoudigd was. De rechtszaken tegen homoseksuelen waren in de 18de eeuw een randverschijnsel, het betrof tienden van een procent van de bevolking.

    Anderzijds… de straffen waren niet min: de doodstraf was de norm voor ‘echte’ sodomie, dat wil zeggen anaal seksueel contact mét interne uitstorting; voor masturbatie (ook wel als ‘maturpatie’ geschreven…) tientallen jaren eenzame opsluiting. Weinig gevangenen leefden lang genoeg om hun hele straf uit te zitten, zo erbarmelijk waren de omstandigheden.

    Dat is voor ons onbegrijpelijk, zeker als we bedenken dat het omzeggens steeds ging om consenting adults, niet om pederastie. Hier bij ons kennen we sinds kort het homohuwelijk, om maar te zeggen hoe totaal anders we vandaag tegen het verschijnsel aankijken. Toch blijft in een aantal (vooral moslim-, maar ook in sommige Amerikaanse staten) landen sodomie bestaan als een misdrijf.

    Wat we ook mogen denken over homoseksualiteit, wat de kerken er ook mogen over zeggen, men is het er nu wel over eens dat het geen ziekte is, die kan/moet genezen worden; men stelt vast dat er homoseksualiteit is en men eist terecht respect op voor medemensen die zich daartoe bekennen, het zelfde respect dat alle anderen verdienen. Er is geen sprake meer van zonde, misdaad, overtreding van wetten, onwelvoeglijkheid, perversiteit, minderwaardigheid of wat dan ook: het is een manier van het beleven van de menselijke seksualiteit. Daarmee komen we mogelijks terug in de buurt van vroegere en andere beschavingen dan onze westerse, waarbij seksualiteit nooit helemaal beperkt was tot exclusieve heteroseksuele monogame relaties, een model dat bij ons vooral met het Victoriaans tijdperk is verbonden, al weet men vandaag dat ook toen dat model beperkt was tot een bepaalde (hogere) sociale klasse en dat de naleving ervan in de praktijk zoveel faciliteiten toeliet als elk ander model in gelijk welke andere periode of streek van de geschiedenis van de mensheid.


    Categorie:samenleving
    Tags:homoseksualiteit
    19-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nussbaums emoties
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Toen ik in de boeken van Antonio Damasio las over hoe ons brein omgaat met emoties, viel mijn oog in de referenties enkele keren op de naam van Martha C. Nussbaum en ik herinnerde me toen dat ze aan de K. U. Leuven een eredoctoraat had gekregen. Dat was voldoende om eens te kijken wat ze zoal geschreven had en dat bracht me bij haar boek Upheavals of Thought. The Intelligence of Emotions, xiii + 751 pp., Cambridge University Press, 2001. Ik vond een propere hardcover op eBay, voor amper $4.10... Met nog $12.99 erbij voor verzendingskosten kwam dat op €12,66. Ter vergelijking: bij Proxis/Club kost de zelfde hardcover bijna €100, de paperback ongeveer €27. Er is een Nederlandse vertaling: ‘Oplevingen van het denken, €25 paperback, €44,95 hardcover.

    Ik heb het boek uit, eindelijk. Het was geen gemakkelijke opgave, voorwaar. Een boek van 800 grote bladzijden, met voetnoten in petieterige letters op elke bladzijde is op zich al de moeite, maar dit is geen simpele lectuur. Martha Nussbaum is professor aan de University of Chicago, waar ze een eigen leerstoel-op-naam bekleedt. Ze doceerde aan Brown University en Harvard en was gastprof aan tientallen universiteiten. Ze heeft 32 (!) eredoctoraten van universiteiten over de hele wereld. Ze is Iemand: (http://www.law.uchicago.edu/faculty/nussbaum).

    Ze schrijft dan ook geen kattebelletjes of stationsromans. Dit is Ernstig en Wetenschappelijk. Het is een Project; ze heeft er verscheidene jaren aan gewerkt: sommige teksten verschenen al eerder in belangrijke vaktijdschriften en verzamelwerken; andere werden als lezingen gebracht op congressen of als gastlezingen aan universiteiten waar ze uitgenodigd was. Voortdurend verwijst ze ook naar verscheidene van haar eigen werken, waar ze dieper ingaat op bepaalde aspecten van haar betoog. Taal en stijl zijn vlekkeloos, natuurlijk, maar ook een beetje koel. De auteur heeft alle mogelijke moeite gedaan om een hoogstaand academisch werk af te leveren en daarin is ze, ook volgens alle professionele besprekingen, meer dan behoorlijk geslaagd, sommigen spreken zelfs van een meesterwerk. In De Morgen noemde men haar de grootste sociale filosofe van haar tijd.

    Ik moet het toegeven, het is me allemaal een beetje teveel. Ik heb de indruk gekregen dat ze té krampachtig probeert, of liever: dat ze meer moeite doet dan nodig is. Na enkele hoofdstukken denk je: enough already! Ik weet dat je een grote geleerde bent, dat je al de moeilijke woorden kent, alle belangrijke verhalen, alle grote auteurs, de hele wereldliteratuur en de ganse kunstgeschiedenis… Je hoeft je niet meer te bewijzen op elke bladzijde, zeg gewoon wat je te zeggen hebt!

    Maar dit is niet dat soort boek.

    Het is een boek over emoties en ze schrijft daarin ongetwijfeld zeer belangrijke gedachten neer. Maar ze doet dat niet of amper in een zelfstandig betoog, laat staan in een doorleefd getuigenis, maar in een voortdurende confrontatie met en referentie naar alle mogelijke andere teksten, primair en secundair. Haar bibliografie beslaat twintig drukke bladzijden, haar naamindex tien kolommen kleine tekst. Zelfs wanneer ze op indringende manier haar eigen reacties beschrijft bij het overlijden van haar moeder, blijft ze Professor Dr. Nussbaum. Dat is haar goed recht natuurlijk, maar het maakt het niet gemakkelijker om met haar als auteur te sympathiseren, laat staan zich met haar te vereenzelvigen. Het is die afstand die het zo moeilijk maakt om je door de zware filosofische hoofdstukken te worstelen, waarin elke zin uitsluitend uit abstracte woorden lijkt te bestaan. Ik moest denken aan een professor Moraaltheologie in Leuven, die er volgens zijn studenten in slaagde om zelfs van de menselijke seksualiteit een vervelend onderwerp te maken. Nussbaum schrijft over emoties op een wetenschappelijk onderkoelde academische manier, in een erg weinig uitnodigende of warme, menselijke taal en dat is spijtig. Het kan zijn dat anderen zich daarin vinden, maar voor mij was het uiteindelijk een pijnlijke teleurstelling, ik had er veel meer van verwacht. Ik had gehoopt dat het Derde deel: Ascents of Love verbetering zou brengen, omdat ze daar concrete literaire en andere kunstenaars behandelt: Plato, Spinoza, Proust, Augustinus, Dante, Emily Brontë, Gustav Mahler, Walt Whitman, James Joyce, maar ik heb sommige van die hoofdstukken finaal zeer snel gelezen, want ook daar gaat ze op de zelfde afstandelijke manier te werk, het deed me niets, niets, en dat is geen manier om met kunst om te gaan, vind ik.

    Ik deel dus de bewondering niet die zij overal voor dit boek heeft gekregen. Het is ongetwijfeld een belangrijk werk, zoals je mag verwachten van een befaamde filosofe en een vooraanstaande professor van een grote universiteit, maar mij spreekt het niet aan. Ik heb zeker niet alles begrepen, maar nu heb ik de indruk dat dat meer aan haar ligt dan aan mij: ik heb de moeite gedaan om haar bijna acht honderd bladzijden te volgen, maar zij heeft, meen ik, teleurstellend weinig moeite gedaan om mij te overtuigen, om haar boodschap op een meeslepende manier over te brengen.

    Op een bepaald moment neemt ze afstand van de benadering van Damasio, die overigens toen nog zijn belangrijkste werk niet geschreven had. Ze stelt, als ik het goed begrijp, dat emoties niet rechtstreeks met lichamelijke reacties te verbinden zijn: voor haar zijn het upheavals of thought, een uitdrukking die ze van Proust overneemt (helaas zonder de Franse tekst te citeren, namelijk L’amour cause…de véritables soulèvements géologiques de pensée, wat toch veel krachtiger is dan haar bravere ‘upheavals of thought’) en die zoveel betekent als gedachte-aardschokken. Haar ondertitel bevestigt het: the intelligence of emotions; emoties zijn voor Nussbaum in de eerste plaats een intellectualistisch gebeuren. We zijn hier zeer ver af van wat Damasio duidelijk heeft gemaakt: emoties zijn ons hele lichaam; ons brein, ons intellect is niet de koele rede, de rationele benadering van de wereld, maar de onlosmakelijke verbondenheid en voortdurende wederzijdse beïnvloeding van ons brein en ons hele lichaam. Damasio haalde die inzichten uit zijn klinisch onderzoek, vooral bij patiënten met hersenbeschadigingen. Nussbaum haalt haar wijsheid uit haar overweldigend geëtaleerde kennis van de literatuur, filosofische en andere. Dat is een wereld van verschil.

    Over Damasio berichtte ik hier:

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=8675

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=85032

    http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=89409


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie, levensbeschouwing, Spinoza
    18-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ratzinger, aids en condooms
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hij kan het niet laten, paus Ratzinger. Hij is, al van lang voor hij zichzelf tot paus liet uitroepen na een jarenlang zorgvuldig voorbereide verkiezingscampagne, bezeten van de orthodoxie, de zuivere leer van de kerk. Niks aanpassen, niks compromis, niks moderniseren, niks toegeven, of zoals ze het in Gent zeggen: nie pleuën, niet plooien dus.

    Wat die zuivere leer is, dat is dan weer iets anders, want in haar lange geschiedenis heeft de kerk zich wel degelijk aangepast aan van alles en nog wat. Sommige dogma’s, zoals dat van de onbevlekte ontvangenis en de ten hemel opneming van Maria en dat van de onfeilbaarheid van de paus, zijn zeer recent en andere zijn zeer recentelijk nog afgeschaft, zoals dat over het vagevuur: na 2000 jaar is men tot het inzicht gekomen dat het vagevuur niet bestaat, sorry, iedereen buiten, we sluiten, maar waar moeten al die sans-papierszieltjes dan naartoe? De hemel? De hel?

    De zuivere leer is een min of meer lukrake verzameling van totaal verouderde Bijbelse teksten, voorbijgestreefde voorschriften uit de vroege kerk, hersenspinsels van kerkvaders en godgeleerden, superstities, dwalingen en 19de-eeuwse maatschappelijke vooroordelen en fobieën.

    De kerk heeft het moeilijk met de lichamelijkheid van de mens. Maar aangezien de mens zijn lichaam is, niets dan zijn lichaam en zijn hele lichaam, heeft de kerk het moeilijk met de mens. Ze wil er iets van maken dat geen mens meer is: een eunuch, die zoals Alberich in Wagners tetralogie zijn seksualiteit afzweert om de goudschat, het Rheingold te bemachtigen, iemand die al zijn natuurlijke aandriften overmeestert om een contemplatief leven te gaan leiden (of lijden), bij voorkeur ergens in afzondering van de wereld, als een stiliet bovenop een zuil, een letterlijke pilaarbijter, of in een kloosterslot, waar zelfs geen katten van het andere geslacht toegelaten waren. De kerk, godsdienst in het algemeen heeft het moeilijk met ongeveer alle natuurlijke behoeften en functies van de mens: zich voeden en ontlasten, zich kleden, zich beschermen tegen de natuur, zich voortplanten, zich verenigen met anderen om gezamenlijke doelen na te streven, leven in de natuur, omgaan met ziekte en de dood. In de Islam staat zelfs beschreven uit hoeveel ‘stenen’ een goede ontlasting mag bestaan… Godsdienst, het woord bekent het bijna letterlijk zelf, misprijst de mens, het is een mislukking, een misbaksel dat je zeker niet aan zijn lot mag overlaten, dat je moet bekeren, kerstenen, omvormen, kneden tot iets dat je vanuit de kerk gemakkelijk kan manipuleren. Godsdienst zegt hoe het moet, hoe het niet mag. Ze beroepen zich daarbij op het gezag van God zelf. Maar stel nu eens heel eventjes, als een veronderstelling, dat er geen God is: op wat baseren ze zich dan? Juist: op niemendal, op zichzelf, op gedachten en uitspraken van mensen. Godsdienst als machtswellust, een heilsboodschap gebaseerd op de Grote Leugen, the God Delusion.

    Godfried Kardinaal Danneels zei het al: het gebruik van condooms is verboden, maar als je HIV-besmet bent en je wil geslachtsgemeenschap, dan kan je toch maar beter een condoom (doen) gebruiken, als een profylactisch middel, zoals je rubberen handschoenen en mondmaskers aandoet om infecties te voorkomen. Het condoom als medicijn dus, en zeker niet als voorbehoedsmiddel tegen ongewenste zwangerschap of als vrijgeleide voor recreatieve seks.

    Seksualiteit is gebonden aan voortplanting, dat is zeker. Het leven hier op aarde, dat wel eens het enige leven in het hele universum zou kunnen zijn, plant zich voor vrijwel alle soorten voort op een seksuele manier, dat wil zeggen tussen partners die over verschillende organen beschikken die allebei noodzakelijk zijn om eicel en zaadcel te produceren en te verenigen. De soorten zijn alle voorzien van een aandrift om te copuleren, om het leven voort te zetten. Het is de sterkste aandrang die wij kennen en hij heeft een essentiële functie, ook in onze hedendaagse overbevolkte wereld, in onze gesofistikeerde technologische maatschappij. De voortplanting en alles wat ermee te maken heeft, het leven zelf dus, is nog steeds waarover het gaat, ook voor ons, mensen, wat wij hier voor de rest ook aanvangen.

    Aids is ontstaan, wellicht ergens in de buurt van waar ook het menselijk leven is begonnen en is van daar een onwaarschijnlijke destructieve veroveringstocht begonnen, langs kanalen die men aanvankelijk niet bevroedde (homoseksuele contacten). Het is een wereldwijd medisch probleem dat zich geënt heeft op datgene wat ook voor de mens essentieel is: voortplanting en dus seks, tenzij we alle voortplanting in proefbuisjes zouden doen, quod liever non, dacht ik. Er is nog geen vaccin, de vooruitzichten daarop zijn twijfelachtig, het duurt nog wel even. Men kan de ziekte al wel onder controle krijgen, dan wordt ze chronisch in plaats van dodelijk op korte termijn, maar de medicijnen daarvoor zijn duur en de behandeling moet op een goed gecontroleerde manier gebeuren. Het is dus belangrijk dat zo weinig mogelijk mensen besmet worden.

    Men kan natuurlijk iedereen testen en dan alle seksuele contacten met besmette personen verhinderen. Hoe dat zou kunnen weet niemand, natuurlijk. Iets dergelijks is wel gebeurd onder de Joodse bevolking van New York; daar was een erfelijke ziekte ontstaan, die één op vier kinderen liet sterven voor het zesde levensjaar. Men heeft dan een programma opgestart om alle Joodse kinderen (vrijwillig) te testen. Wanneer een koppel wou gaan trouwen, konden ze nakijken of ze allebei ‘positief’ waren en daar dan hun conclusies uit trekken; de meesten besloten dan om niet te trouwen of niet samen kinderen te hebben. Het gevolg is dat de ziekte nu bijna volledig verdwenen is onder de Joodse bevolking in New York en men weer rustig kan trouwen met wie men wil.

    Gezien de omvang van het Aidsprobleem is die oplossing onmogelijk, zeker in grote delen van Afrika en Azië. Het gebruik van condooms is een gemakkelijke, vrij efficiënte en goedkope manier om er iets aan te doen. Er is dus geen enkele reden om dit middel niet te gebruiken. En toch is er een enorme tegenstand, niet zozeer van de eventuele gebruikers, maar van sommige regeringen en van ongeveer alle godsdiensten en dan niet om medische maar om zuiver ideologische redenen, of gewoon omdat het in tegenspraak zou zijn met wat in een ‘heilig’ boek staat dat geschreven is in een tijd dat er nog geen aids en ook geen condooms waren. Het condoom verhindert de bevruchting (hopelijk en meestal) en dat mag niet, zegt paus Ratzinger, de mens mag niet ingrijpen in dat proces, of toch niet met een condoom, een stukje plastic of latex of rubber of wat dan ook, dus ook niet met chemische middelen, zoals de pil of crèmes, of voorwerpen allerhande. Het mag bijvoorbeeld wel door onthouding: geen seks, of geen seks tijdens de vruchtbare periode van de vrouw. Het verbod om in te grijpen in de seksualiteit en de voortplanting is een van de meest wereldvreemde stellingnemingen van de kerk. Het wordt vanzelfsprekend nagenoeg niet nageleefd en was en is zowat de belangrijkste reden voor de kerkvlucht. Maar de kerk geeft niet toe, nu niet, straks niet, nooit niet, nie pleuën. De kerk is de extreme, compromisloze beschermer van het leven geworden: geen voorbehoedsmiddelen, geen abortus, geen kunstmatige bevruchting en geen euthanasie. Het is een vreemde houding voor een instelling die voor de rest de mens zo geringschat dat ze hem laat geboren worden met de erfzonde: hij is door en door en intrinsiek slecht, komt verdorven op de wereld en moet door allerlei hocus pocus sacramenten gered worden, moet in christelijke scholen opgeleid worden tot een waardig gelovige, moet zijn hele leven godsdienstig doorbrengen en maakt dan kans, als’t God belieft, op het eeuwig leven in het hiernamaals, zonder noemenswaardig lichaam weliswaar. Het is even vreemd dat die zelfde levensgezinde, pro vita kerk haar bedienaars het recht ontzegt op voortplanting en op seks en dat zij de vrouw uitsluit van elke zinvolle functie binnen haar organisatie, allemaal zelfs niet op ideologische of theologische gronden, maar omdat ze vasthoudt aan wat ooit iemand in een heilig boek zou geschreven hebben, al is zelfs dat meer dan twijfelachtig.

    Het is allemaal al zo dikwijls gezegd, maar het blijft onbegrijpelijk. Wat een oude man als paus Ratzinger bezielt, mag God weten. Voor de hele wereld is het waanzinnig, boosaardig, crimineel, mensonterend, schaamteloos, schandelijk.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:seksualiteit, godsdienst
    15-03-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beware the Ides of March!
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Vandaag is het 15 maart en dan denken we aan Caesar, die de waarschuwing van een waarzegger in de wind sloeg en op die dag vermoord werd. Lees daarover misschien nog eens na wat ik daarover vorig jaar schreef: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=451.

    Categorie:tijd
    Tags:tijdsrekening


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!