mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
27-04-2006
Kerktorensyndromen en het zonnestelsel
In de vrije tribune van Knack nr. 17 van 26 april 2006 heeft ene Evert Van Wijk het over de communicatieperikelen van Inbev en spuit zijn kritiek op zijn Belgische collegae. Hij verwijt hen een kerktorensyndroom.
Hijzelf gaat evenwel tweemaal in de fout. Enerzijds schrijft hij: "dat het bedrijf kansen liet liggen om NIET zijn kant van het verhaal ... te brengen." Dat is een dubbele ontkenning, en dat mag bij ons alleen in West-Vlaanderen en Suid-Afrika.
Waar hij de planeten helemaal misslaat is in de eerste paragraaf: "Hun communicatievisie op Inbev lijkt op het geloof dat niet de zon om de aarde, maar de aarde om de zon draait..."
En ik die dacht dat de aarde inderdaad om de zon draait.
Maar misschien niet in Nederland. Of niet van uit het oogpunt van communicatieadviseur en mediatrainer Evert Van Wijk. Dit lijkt me erger(lijker) dan wat hij ons Belgen verwijt: denken dat België het middelpunt van het heelal is. Dat mag hoogmoed zijn, maar er is ten minste geen astronomisch bezwaar.
Overigens staan er nog wel enkele pareltjes in zijn tekst, zoals een geval van de 'haarziekte': de biergroep en haar klanten... En wat is een eveneens gewaardeerde collega?
Misschien toch even zijn teksten laten nalezen door iemand van het zesde leerjaar?
net gelezen
Martin CRUZ SMITH, Tokyo Station, 2002
Gorki Park (1981), Polar Star (1989) en Red Square (1992), de eerste drie in de reeks Arkady Renko-verhalen, waren gesitueerd in het stormachtige nieuwe Rusland. Rose (1996) is Engeland in 1872 en Gypsy in Amber(1973) toont ons een stuk van Amerika in de 60s.
Tokyo Station (2002), in de US gepubliceerd onder de titel December 6, zet ons terug naar die fatidieke datum in 1941, in Japan. Terwijl in West-Europa en in Rusland het pleit al beslecht lijkt en Japan China is binnengevallen, bereidt Japan zich in het geheim voor op een confrontatie met het koloniale United Kingdom in Azië en met de US, eveneens rivaal in de Pacific. Wij weten dat de aanval op Pearl Harbour staat te gebeuren, maar de auteur houdt zich wijselijk ver van de aanval zelf en van alle rechtstreekse voorbereidingen.
Wat we wel krijgen is het leven in Tokyo in de periode net voor de aanval: het dagelijkse leven van de burger, de bureaucraat, de zakenman, de militair, de politicus, de buitenlandse correspondent, de missionaris, de hoeren, geishas, kunstenaars, dronkaards.
Hoofdfiguur is Harry Niles, zoon van Amerikaanse missionarissen in Japan, maar als kind opgegroeid in Japan onder de Japanners. We krijgen in flash back verhalen uit zijn kindertijd, jeugd, en zijn ervaringen in China tijdens de verovering door Japan. Personages duiken op in verschillende periodes en verschillende plaatsen. Harry is een marginale figuur: louche zakenman, con man, maar dan een met een geweten. Hoe hij overeind blijft in een tijd en een wereld die in lichtelaaie staat is een boeiend, vaak meeslepend verhaal. Cruz Smith is de meester van het sprekende detail, dat je onmiddellijk vertrouwd maakt met de meest vreemde gewoonten, streken en gebeurtenissen.
Het leuke met de boeken van Cruz Smith is dat je ze, althans in het Engels, kan kopen voor geen geld, bijvoorbeeld in De Slegte. Dat is ook zo voor Michael Connelly, PD. James, John Fullerton, Walter Mosley en nog vele andere bestsellende thrillers en detectives. Van P.D. James kocht ik er onlangs het pas verschenen The Lighthouse voor 8 hardcover, terwijl die nieuw in de rekken staat in Club voor 18. Voor nieuwe Nederlandstalige merkwaardig afgeprijsde boeken kan je in Leuven niet beter zijn dan in Het paard van Troje. Ik vertoef ook graag in t Profijtelijk Boeksken in Westerlo, massas tweedehands, en binnenkort openen die ook een zaak in Leuven. We zijn verwend.
20-04-2006
summum ius, summa iniuria
Summum ius, summa iniuria
Spreuken in het Latijn, ik zal het niet meer afleren. Ik hield er al van op school, die paradigmata van Geerebaerts Spraakkunst blijven je de rest van je leven bij. Later vond ik het heerlijk grasduinen in de verzamelingen in de appendices van woordenboeken en in nuttige boekjes met citaten en verklaring van uitdrukkingen in vreemde talen.
De spreuk die ik hierboven vermeld betekent, in al haar gebalde symmetrie: het hoogste recht, het hoogste onrecht.
Als we er even over nadenken, zien we de betekenis wel in: je kan de rechtspraak zo extreem maken, dat er geen recht meer geschiedt, maar een onrecht.
Het is een gedachte die in de geschiedenis wel vaker moet opgekomen zijn, anders hadden we geen spreuk, of waren we ze vergeten. Nee, de laatste jaren hebben we volop de gelegenheid gehad om ze te debiteren, mochten we ons genoeg Latijn herinneren, natuurlijk.
We denken aan een rechtszaak tegen milieuvervuilers, waar het hof, zo heet dat, waar het hof oordeelde dat de rechten van de verdediging geschonden waren omdat de overtreders al eerder hadden getuigd voor een parlementaire onderzoekscommissie.
We horen het bijna elke dag: de beschuldigden, van wie de schuld vaststaat, worden vrijgesproken wegens procedurefouten. Of omdat de feiten verjaard zijn.
Er is de ongelooflijke achterstand bij zowat alle rechtbanken.
Het hoogste rechtscollege, de Raad van State, genitief en al, wordt geplaagd door een stortvloed van beroepskwesties, ingediend door al dan niet malafide of al te commercieel ingestelde advocaten van asielzoekers, en kan die en andere zaken niet tijdig afhandelen.
Het circus rond de overlast van onze nationale luchthaven is nog lang niet aan zijn laatste voorstelling begonnen.
De taal van het gerecht is wartaal, geen mens die begrijpt waarom men een Middelnederlands koeterwaals nodig heeft om eenvoudige zaken uit te leggen.
Er is de steeds verder toenemende regelgeving, zo heet dat: regelgeving. En daarin overdrijven heet dan regelneverij, echt waar.
Het gerecht en al wat erbij hoort leeft in een andere wereld, lijkt het wel, met niet enkel een eigen taal, en dure specialisten om namens de burger in die taal te spreken, maar met eigen protserige gebouwen, zoals het justitiepaleis in Brussel, dat enorme sommen opslorpt voor een restauratie, een betere zaak waardig, of dat in Antwerpen, dat misschien wel mooi is, maar kan het niet voor wat minder? Kijk eens naar de scholen waar onze kinderen opgevoed worden: daar is dan weer geen geld voor. Natuurlijk is er ook een eigen mode: togas in alle kleuren, eretekens, hermelijnen kragen, het lijkt wel de heiligbloedprocessie.
En er lijkt geen verandering te komen in die toestand. Onlangs hoorden we nog over een poging om de taal begrijpelijker te maken. Wat die opperrechter ons voorlas als een arrest (?) nieuwe stijl zoude zelfs Brusselmans niet aandorsten te boekstaven.
Er is nu snelrecht, zegt men ons, maar wie heeft dat ooit in concreto in het werk gezien? Men arresteert supergevaarlijke terroristen, na jarenlange observatie Eer Dutroux voor het gerecht kwam in wat voor iedereen een uitgemaakte zaak was, gingen eindeloze jaren voorbij.
Onze maatschappij is ingewikkeld, akkoord, en het wordt steeds erger, precies omdat men alles in regels wil vastleggen. En wie legt die regels vast? Een steeds groeiende groep hooggeleerden, juristen, criminologen, kabinetsmedewerkers, vrijgestelden, lobbyisten, experts, deskundologen. En de politiek doet daar met gusto aan mee, de decreten worden sneller geschreven dan ze kunnen gedrukt worden. Het lijkt wel dat een minister afgerekend wordt op het aantal paginas wetteksten dat hij of zij in het Staatsblad kan krijgen.
Om naar onze spreuk terug te keren: natuurlijk zijn al die regels bedoeld om onze maatschappij zo fatsoenlijk mogelijk te laten functioneren en eenieders rechten te vrijwaren. Men streeft dus naar het summum aan ius. Maar daardoor precies wordt alles zo ingewikkeld, ondoorzichtig en irrelevant dat iedereen, ook specialisten, afhaken. Er zijn duizenden regels die zeker met de beste bedoelingen geschreven zijn, maar die werkelijk nergens op slaan. Vandaar: summa iniuria, het toppunt van rechteloosheid. Iniuria betekent overigens ook: verwonding, pijn, zoals in het Engels: injury. Men kan zijn recht niet halen, omdat men het niet kent, niet kan kennen. Sociale voordelen worden niet opgeëist omdat de kansarmen voor wie ze bedoeld zijn, noch de welmenende sociale assistenten er enig idee van hebben dat ze bestaan.
Wellicht ben ik niet de enige die af en toe overweegt om een deel van zijn rechten af te staan voor wat sneller recht, voor wat duidelijkheid, voor wat meer aanvoelen dat recht is geschied.
Maar het zit er niet aan te komen. Vandaag wordt gestemd op een amendement (!) op een wetsvoorstel ertoe strekkende dat bij adoptie door holebi-koppels een van de echtgenoten de werkelijke ouder zou zijn van het te adopteren kind. Denk nu niet dat het ook de biologische ouder moet zijn, nee, hij of zij kan het kind ook geadopteerd hebben. Of het koppel kan samen een kind adopteren, en dan moet eerst de ene Ik begrijp dat je al niet meer volgt. Geen mens kan dat nog, maar in het parlement kunnen ze daar dagen mee bezig zijn, als ze het niet te druk hebben met filibusteren, in het Vlaams: staan lullen om de tijd te vullen. Op onze kosten. In onze naam.
In het Latijn zegt men dan: corruptio optimi pessima. Of hoe de afgang van onze hoogst geplaatsten het meest te betreuren valt.
Arm Vlaanderen.
Irma's chocoladekoek
Chocoladekoek
Benodigdheden: vier eieren, 200 gr. bloemsuiker, 200 gr. petit-beurre koekjes, 1 doos boudoirs, 250 gr. boter, 200 gr. fondantchocolade, zilverpapier, springvorm.
Bereiding:
Vooraf: de petit-beurre koekjes fijn malen; boter mals maken in een warmwaterbad, chocolade smelten, eiwit stijf kloppen.
Doe in de kom de vier eierdooiers, suiker bijvoegen en vervolgens de boter die mals geworden is. Dan volgen de gesmolten chocolade en de gemalen koekjes. Als laatste het stijfgeklopte eiwit bijvoegen.
Springvorm nemen en de bodem bedekken met aluminiumfolie.
Enkele boudoirs nemen en ze tegen de kant naast elkaar zetten met de gesuikerde kant naar de buitenkant gericht. Koekjes vasthouden en ondertussen het mengsel ertegen aanbrengen zodat de koekjes blijven rechtstaan. Zo verder tot de kring volledig rond is. Het overige mengsel erbij gieten en gelijk maken. Daar bovenop petit-beurre koekjes leggen, over de ganse oppervlakte.
Dan het overtollige van de boudoirs met de achterkant van een lepel eraf duwen.
Koek in de ijskast zetten om op te stijven.
Springvorm losmaken, koek omdraaien en de bovenkant eventueel versieren met bloemsuiker of slagroom.
19-04-2006
Franz Schubert
Hij heeft het van de goede God zelf meegekregen
Je hebt van die natuurtalenten. Ze duiken overal op: in de turnles is er wel altijd eentje dat zijn voeten in zijn nek kan leggen, los over de bok springt en in een twee drie boven aan het touw bengelt, terwijl wij ons kreunend omhoog hijsen onder het vernietigend commentaar van de leraar. Even onverwacht blijkt de nerd van de klas een begenadigd schrijver van opstellen te zijn, en heeft het dikkerdje een fluwelen stem. En met die gaven blijken ze geboren, ze hoeven er niets voor te doen, althans, zo komt het ons voor.
Zo was het ook met Fransje Schubert. Hij werd in 1797 geboren in een voorstad van Wenen, toen de hoofdstad van Europa, in een gezin waar veertien kinderen geboren werden, en slechts vijf in leven bleven, zo ging dat toen. Vader was een van die enorm talentvolle onderwijzers, die kunnen tekenen, zingen, verscheidene muziekinstrumenten bespelen, vertellen, en zo boeiend lesgeven dat zelfs de ergste belhamels geïnteresseerd luisteren.
Franzl (Fransje) leerde al heel vroeg van zijn vader en zijn oudere broer viool spelen en kreeg de gemakkelijkste partij, de altviool, in het strijkkwartet van het gezin. Zijn uitzonderlijk muzikaal talent moet dan al opgevallen zijn, want hij werd naar de koster-organist van de parochiekerk gestuurd voor muzieklessen, al getuigde de verbaasde brave man later dat hij Fransje niets meer kon leren, hij wist alles al. In de kerk was Franz de eerste sopraan van het koor en speelde ook vioolsolos. Toen hij elf jaar was, kreeg hij een studiebeurs voor het Konvikt in Wenen, een soort internaat voor begaafde burgermanskinderen, dat ook het koor leverde voor de keizerlijke hofkapel, een soort Wiener Sängerknaben dus.
Ook daar viel Schubert onmiddellijk op: hij speelde de eerste viool in het studentenorkest en dirigeerde als de leraar afwezig was. De ernst en de fijngevoeligheid waarmee hij dat deed viel iedereen op, ook Antonio Salieri, toen de muzikale ster van het Weense hof. Je zou kunnen denken dat Franz een haantje de voorste was, een verwaand kereltje dat overal probeerde op te vallen. Niets is minder waar: hij was pijnlijk verlegen en enkel onder de bewonderende druk van zijn vrienden kwam zijn talent voor de buitenwereld te voorschijn, zeker zijn eigen composities.
Hij was toen inderdaad al eigen muziek aan het schrijven, zijn eerste werk in de chronologische catalogus die O.E. Deutsch in 1951 publiceerde, dateert van 1810, hij was toen dus 13. Drie jaar later brak zijn kinderstem. Hij moest dus het Konvikt verlaten, maar bleef les volgen bij Salieri. Ondertussen studeerde hij voor onderwijzer, zoals zijn vader, en gaf les in dezelfde school. Voor militaire dienst bleek hij te kort van gestalte.
In die jaren tussen zijn zestiende en zijn achttiende schreef hij enorm veel, zowel kamermuziek als symfonieën, missen, zelfs een hele opera. Verbazingwekkend is het aantal liederen dat hij schreef: letterlijk honderden per jaar! Sommige daarvan waren echte meestersukjes en worden nu nog steeds gezongen: Greetje aan het spinnewiel, Stille zee, Heideroosje, om ze in het Nederlands te noemen, maar vooral Erlkönig, telkens op gedichten van Goethe.
Met die liederen komen we bij een van de meest typische kenmerken van Schubert. Hij hield vooral van het ingekeerde, intieme, gevoelige werk, niet van geschetter en lawaai en bombastisch gedoe. Hij was een echte romanticus. Maar wat bedoelen we daarmee?
De Romantiek begon laat in de 18de eeuw, dus even voor de geboorte van Schubert in 1797 en duurde tot een eind in de 20ste eeuw, zeg maar tot de eerste wereldoorlog in 1914, al zijn er uitlopers tot op onze dagen Het begon als een voorkeur voor het ongewone, het niet-alledaagse, het eigenaardige. Zeer veralgemenend kan men zeggen dat in de Romantiek de emoties belangrijker zijn dan het verstand, de rede; het aanvoelen van de dingen en toegeven aan ingevingen belangrijker dan de vaste vorm en orde. Niet dat men zo maar in het wilde weg te werk ging: geen kunst zonder methode en discipline. Maar men gebruikte de technieken om nieuwe vormen te vinden, origineel te zijn, veeleer dan het oude na te bootsen. De natuur vormde een voortdurend veranderende inspiratie, een vrij en onbevangen milieu, wars van menselijke conventies en burgerlijkheid. Ook het verleden, bij voorkeur de ridderlijke en hoofse middeleeuwen, werd als een ideaal voorgesteld, net als verre landen en onbereikbare idealen. Ten slotte was ook het nationalisme een typisch kenmerk: men zocht bevrijding van de dwingelandij van buitenlandse overheersers, desnoods met wapengeweld, denk maar aan onze eigen Brabantse omwenteling en de onafhankelijkheid van België in 1830.
Soms wordt Schubert nog afgeschilderd als een typische salonfiguur uit die kleinburgerlijke periode tussen 1810 en 1850: braaf, sentimenteel, zoeterig, verwijfd zelfs. Zijn meest bekende portret toont een veeleer papperig ventje, met krulletjes en een brilletje en een overdadig pak. De werkelijkheid is anders. Zowel in zijn muziek als in zijn privé-leven was hij veeleer een beeldenstormer, die zich verwoed afzette tegen de bestaande orde en die ook met zijn muziek grenzen verlegde die door bijvoorbeeld Mozart en Beethoven waren getrokken.
Toen een rol als onderwijzer uiteindelijk niet lukte, werd Schubert een wat marginale figuur, zonder eigen inkomen, steeds te gast bij vrienden of weldoeners, niet in staat een gezin te stichten omdat hij geen vrouw en kinderen kon onderhouden. Hij speelde hier en daar bij families en bij allerlei gelegenheden, trok op met zangers, muzikanten, dichters, schilders, filosofen, schrijvers, politici, zat dan graag aan de piano om te begeleiden of solo te spelen, nam deel aan verhitte debatten over de problemen van die dagen, trok naar de buiten op uitstap of vakantie als hij een goed aanbod kreeg, en componeerde ondertussen van ´s morgens tot diep in de nacht.
Zijn succes voor het grote publiek was beperkt. Slechts een heel klein stukje van zijn enorme productie bereikte de buitenwereld, en ook dat sloeg slechts af en toe echt aan. Al zijn pogingen om zijn muziek gedrukt te krijgen, en dus verkocht, mislukten. Pas in 1821 kon Erlkönig door toedoen van enkele vrienden te koop aangeboden worden, met succes, trouwens, en van dan af werden zijn meest bekende stukken ook gedrukt. Zoals het wel meer gaat, werd zijn muziek een echte rage in de betere kringen van Wenen, met huisconcerten bij rijkelui met alleen maar muziek van Schubert, de befaamde Schubertiades. De grote concertzalen bleven voor hem gesloten, al had hij dan bijvoorbeeld al zeven symfonieën geschreven. Hij bleef ook proberen om het publiek te veroveren met een opera, een ontspanningsvorm die toen zeer populair was. Tevergeefs.
Aan het einde van 1822 werd Schubert ziek: syfilis, de AIDS van die tijd. Hij trok zich terug uit het uitgangsleven maar componeerde onafgebroken. Hij verbleef een tijd in een hospitaal, probeerde nogmaals een opera opgevoerd te krijgen, maar weer zonder succes. Aan het begin van 1824 zat Schubert echt aan de grond: hij bezat geen cent, was ziek en depressief door het uitblijven van succes en erkenning. Toch bleef hij muziek schrijven die we nu tot zijn meesterwerken rekenen, onder meer het strijkkwartet Der Tod und das Mädchen, enkele jaren geleden nog de soundtrack van een boeiende film over een Zuid-amerikaanse folteraar en zijn vrouwelijk slachtoffer.
Stilaan begonnen zijn inkomsten te stijgen door de verkoop van zijn muziek en door opvoeringen in beperkte kring. Schubert moet al die tijd zelf wel overtuigd geweest zijn van zijn kwaliteiten, ook al omdat hij bij vrienden, kennissen en mecenassen zoveel steun en bewondering ondervond. Maar in Wenen was je pas iemand als je ook in de grote theaters en concertzalen gespeeld werd, en als je een belangrijke benoeming kreeg aan het hof. Voor dat laatste was Schubert misschien niet gepolijst genoeg, te eigenzinnig, te weinig burgerlijk, een vrijbuiter die met artiesten omging en een zeer vrij leven leidde.
In 1827 overleed Beethoven. Schubert was daardoor fel geschokt, en in zijn laatste werken zien we duidelijk dat hij probeerde in de voetsporen te treden van deze componist die hem steeds geïnspireerd had, zonder dat men van slaafse volgzaamheid kan spreken.
In 1828 schreef hij opnieuw een reeks meesterwerken, en op 26 maart van dat jaar gaf hij het enige openbare concert van zijn hele leven. Het was zowel financieel als artistiek een geslaagd optreden, zodat hij zich voor het eerste een eigen piano kon aanschaffen!
Maar Schubert was ondertussen zwaar ziek, en zijn onafgebroken intense arbeid als componist en uitvoerder had hem fel verzwakt. In oktober liep hij een infectie op door het drinken van onfris water. Hij stierf in Wenen op 19 november 1828, omringd door zijn broers en zijn vrienden. Hij was amper 31. Op zijn zerk stond dit vers te lezen: De Muziek heeft hier een rijke schat begraven, maar een nog rijkere hoop.
Schubert staat op de grens tussen de klassieke periode van Haydn, Mozart en Beethoven en de volle romantiek, met Schumann, Chopin en Wagner. Zijn zeer oorspronkelijke, gevoelige muziek gebruikt nog hoofdzakelijk de klassieke vormtaal, maar dan in een vernieuwende en zeer eigen benadering.
Zoals gewoonlijk stel ik dan de vraag: kennen we iets van Schubert? En ja, ook nu is het: ja hoor! Misschien kennen de jongsten onder ons het populaire lied Heidenröslein niet, of het macabere Erlkönig. Maar wie kent de Forel niet? Er is een lied met die naam, en ook een kwartet, waarvan de trage beweging het lied herneemt. En dan is er die ongelooflijk mooie liederenkrans De mooie molenaarsdochter, Die schöne Müllerin, waaruit we zeker allemaal al eens een lied gehoord hebben.
Schubert was een muzikaal natuurtalent, een nooit opdrogende bron van melodieën, een zanger die steeds weer nieuwe taferelen voor ons schildert, nieuwe emoties suggereert. In zijn korte leven schreef hij meer dan 1500 composities, waaronder 600 liederen, 500 pianowerken, waarvan sommige ruim drie kwartier duren, 100 vocale werken, met onder meer 17 operas en zeven missen, 80 werken voor kamerensembles en 10 symfonieën. Het is een onuitputtelijke bron van vreugde en verfijnd muzikaal genot, ook voor mensen van de 21ste eeuw, jong en oud. Waag de sprong, haal een CD uit je rekken of uit die van de bibliotheek, je zal niet teleurgesteld zijn. Of je nu een symfonie kiest, een pianosonate, een fantasie, een lied, een kwartet of kwintet, ik verzeker je dat je ervan zal genieten. Dat wens ik je alvast toe.
Categorie:muziek Tags:muziek
18-04-2006
+ Ed McBain
EVAN HUNTER / ED McBAIN
Ik leerde de verhalen van Ed McBain kennen, enkele jaren geleden, door een recensie in The New Yorker. Hij werd er zonder voorbehoud geprezen als de ultieme auteur van politieromans. Sindsdien koop ik zijn nieuwste boeken telkens ze verschijnen, en de oudere wanneer ik ze tegenkom in tweedehandse boekenwinkels en uitverkopen.
Op de onvolprezen website http://www.fantasticfiction.co.uk/ vind je ook van hem zowat alles wat hij geschreven heeft, met nette afbeeldingen van de covers. Zijn eigen website is ook de moeite: http://www.edmcbain.com/
Ik had de vooraankondiging van zijn volgend boek: Fiddlers gezien op die sites, en was dus aan het uitkijken naar het verschijnen, bij www.Proxis.com en ook in Club, de boekenwinkel van Proxis. Vorige week was hij er dan, bij Club. Toen ik hem opensloeg zag ik in een van de blurps dat over de auteur werd gesproken in de verleden tijd Hij was overleden op 6 juli 2005 en werd herdacht op wat zijn 79ste verjaardag zou geweest zijn, 15 oktober. Over zijn ziekte, kanker, had hij ook een boek geschreven.
Hij was geboren in New York City en was driemaal gehuwd, laatst met Dragica Dimitrijevic, in 1997. Was in de US Navy tijdens WO II, daarna studies aan de universiteit. Werkte daarna voor een literair agent in New York. s Avonds en in de weekends schreef hij. Zijn eerste succes, onder de naam Evan Hunter, was THE BLACKBOARD JUNGLE (1954). Wij kennen het verhaal van de idealistische leraar in een sloppenwijkschool het best van de film met Glenn Ford and Sidney Poitier.
Sindsdien zijn er meer dan honderd boeken van hem verschenen, onder zijn eigen naam, Evan Hunter en vooral ook die van Ed McBain. Hij was ook actief als schrijver van screenplays, onder meer voor Hitchcocks film THE BIRDS.
Als Ed McBain is hij de bekende auteur van de 87th Precinct verhalen. Dit is een serie van bijna zestig politieromans die geweldig populair is. Het team van detectives, met in de hoofdrol vaak Steve Carella, werkt in een district van een imaginaire stad in the States en krijgt er te maken met zowat alles waartoe de mens in staat is, in goede of kwade dagen.
Ed McBain kreeg zowat alle prijzen die er in het genre te verdienen zijn.
Er is nog een postume verzameling van kortverhalen op komst, in juli 2006: Learning to Kill. Daarna is het dus gedaan en kunnen we enkel nog terecht bij wat we nog niet lazen uit zijn vroeger werk, en misschien eens iets herlezen.
Zo gaat het in het leven. Je denkt dat alles zal blijven zoals het was. Maar ta panta rhei, sic transit gloria mundi, den tijd vliegt snel, gebruikt hem wel, vulnerant omnes, ultima necat.
15-04-2006
terrorisme
Terrorisme
In een recent tafelgesprek over het geweld in onze wereld van vandaag zochten we naar de oorsprong van dat geweld. Dé terroristen van vandaag zijn natuurlijk de Palestijnse, en andere groepen en staten in het Midden-Oosten. Uit mijn eigen, zeer beperkte ervaring ter plaatse meende ik te mogen afleiden dat de volkeren rond de Middellandse Zee toch wel iets meer ontvlambaar zijn dan de meer noordelijke volksgroepen, en dat vooral de Arabische wereld een vrij gewelddadig karakter heeft. Het beeld van de vader die zijn kind opvoedt tot zelfmoordterrorist is voor mij zo onaanvaardbaar en afstotelijk, dat ik meteen de bevolkingsgroep waarin zoiets geduld, ja aangemoedigd en verheerlijkt wordt, in mijn onbegrip en verachting betrok.
Lut heeft uit ervaring en haar belezenheid over de twee wereldoorlogen, over dictaturen, over seksueel geweld en over misdaad in het algemeen een meer genuanceerde opvatting. Nazi-Duitsland is maar zestig jaar geleden. Rusland onder Stalin. Ierland. Armenië. Korea. Vietnam. De dictaturen in Spanje en Portugal, in centraal en Zuid-Amerika. Ons koloniaal verleden. Het ingrijpen van de CIA in de wereld. De mislukte invasie van Cuba, of de gelukte op Caraïbische eilanden. Apartheid.
We kunnen nog wel even doorgaan.
Zijn westerlingen zoveel beschaafder en minder agressief dan de Arabieren?
Natuurlijk zijn de aanslagen die wij nu alle dagen voorgeschoteld krijgen via de media abominabel. Natuurlijk is daarvoor geen enkel excuus.
Maar ligt onze eigen even onwaarschijnlijke wreedheid en agressiviteit zo ver achter ons, of al zo diep in ons begraven dat wij ons met schaamteloos heilige verontwaardiging zoveel beter zouden mogen achten dan de ongetwijfeld misleide en vertwijfelde Arabische zelfmoordterroristen en het volk waaruit zij ontsproten zijn?
Dit alles krijgt natuurllijk een totaal andere emotionele weerslag als in een station in onze hoofdstad een zinloze moord gepleegd wordt door jonge Arabieren. Het verandert de discussie niet, maar het maakt ze wel nog pijnlijker.
12-04-2006
De maan
De maan
Al jaren ben ik geboeid door de maan. Het is een prachtig zicht: volle maan in een ijzige vriesnacht schitterend op de sneeuw, dan is het zo helder als overdag, bijna. Of een diepgoudgele trillende rode bol boven de zee, die een baan trekt tot aan je voeten
Maar hoe werkt de maan? Komt ze op, zoals de zon? Wanneer?
Pas nu ik veel tijd heb is het er van gekomen om antwoorden te vinden op mijn vragen. Ik hoop dat je er iets aan hebt. Er komen geen moeilijke begrippen in voor, die vind je op uitstekende sites op het web, met nog meer prachtige fotos.
Dit is mijn reis naar de maan.
Is de maan te zien?
Soms zien we de maan, soms niet. Dat kan zijn omdat er wolken voor de maan zitten, maar soms zien we ze niet, ook al is er een heldere hemel. We zien ze dan niet omdat ze nog niet opgekomen is. De maan komt niet op samen met de zon of altijd als de zon ondergaat. Ze heeft haar eigen ritme, en kan opkomen op elk uur van de dag en van de nacht. Als we ze willen zien, moeten we dus weten wanneer ze opkomt.
Op sommige momenten zien we de maan helemaal niet, of het nu dag of nacht is. Dan is het nieuwe maan. De maan staat dan tussen de zon en de aarde, en de kant die naar ons gericht is, is niet verlicht. Het is dan nacht op die kant van de maan. Aan de achterkant is het dan dag.
Zien we alle kanten van de maan?
We zien slechts één kant van de bol die de maan is, en altijd dezelfde. Dat komt omdat de maan rond de aarde draait met dezelfde snelheid als ze om haar as draait. De achterkant hebben we pas te zien gekregen op fotos vanuit ruimtetuigen. Daarvoor kon men slechts gissen hoe die kant eruit zag, en de verbeelding leidde soms tot wilde resultaten De achterkant ziet er ongeveer net zo uit als de kant die wij zien.
Waarom zien we soms maar een stukje van de maan?
Soms zien we een volle ronde schijf. Een paar dagen later gaat er aan de rechterkant een stuk af, dan wordt ze een halve cirkel, dat noemen laatste kwartier, dan een steeds kleinere sikkel in de vorm van een C, tot er niets van overblijft: nieuwe maan. Na enkele dagen verschijnt er een dunne sikkel in de vorm van een ) die elke dag wat groter wordt tot we eerst een halve maan krijgen, dat noemen we eerste kwartier, dan volle maan.
Hoe komt dat? Terwijl de maan rond de aarde draait, draaien ze samen rond de zon. Op een bepaald moment staat de maan tussen de zon en de aarde; de kant die verlicht is door de zon is voor ons dan onzichtbaar. Dan draait de maan langzaam weg van die positie tussen de zon en de aarde, en we zien hoe de zon een smalle schijf van de maan verlicht. Naarmate de maan steeds verder weg draait, wordt een groter verlicht oppervlak zichtbaar. Wanneer de maan helemaal aan de andere kant van de aarde staat, dus als de aarde tussen de zon en de maan staat, schijnt de zon op de hele kant van de maan die naar de aarde toe gekeerd is. Dan draait de maan weer verder, en het verlichte gedeelte wordt stilaan kleiner.
De tijd tussen twee identieke verschijningen van de maan, bijvoorbeeld volle maan, is 29,5 dagen. Dat is meer dan de tijd die de maan nodig heeft om een volledige omwenteling van de aarde te maken, namelijk 27 dagen en 7 uur, maar de aarde is ondertussen ook verder om de zon gedraaid, zodat het voor ons, die hoofdzakelijk voortgaan op de zon, pas twee dagen later terug volle maan etc. is.
Waar komt de maan op en gaat ze onder?
Van op de aarde gezien gaat de maan op in het oosten, net als de zon, en gaat ze onder in het westen. Dat komt omdat de aarde om haar as draait van west naar oost, dus tegen de klok in. Mensen die op de aarde staan en naar de maan kijken, zien haar dus links of in het oosten opkomen, en rechts of in het westen ondergaan. Alle hemellichamen lijken een cirkelvormige beweging te doen rond een bepaald punt, dat wij het noorden noemen en dat we herkennen aan een heldere ster, de poolster. Sommige hemellichamen vormen een zo kleine cirkel dat we die cirkelbeweging helemaal (zouden) kunnen zien (als het voortdurend nacht zou zijn ) in de loop van een etmaal, van andere krijgen we slechts een deel van de cirkel te zien, en dat is het opkomen, stijgen aan de hemel en het weer ondergaan. Nog andere krijgen we helemaal niet te zien, hun cirkel ligt onder onze horizont.
Wanneer komt de maan op en gaat ze onder?
Het opkomen en ondergaan van de maan gaat niet samen met het opkomen en ondergaan van de zon, en kan op elk moment van de dag of de nacht gebeuren. Toch zit er een systeem in, natuurlijk, hemellichamen maken geen willekeurige bewegingen.
Het moment van de dag of de nacht waarop de maan opkomt, hangt af van de stand van de maan. Als het volle maan is, komt de maan op bij zonsondergang en gaat onder bij zonsondergang. Als het nieuwe maan is, net omgekeerd, maar dan zie je de maan niet, al is ze er natuurlijk wel. Bij eerste kwartier komt de maan rond de middag op en gaat onder rond middernacht. Bij laatste kwartier net ondersom: ze komt op rond middernacht en gaat onder rond de middag.
Volle maan krijg je dus enkel te zien tijdens de nacht. Daarna, bij afnemende maan, komt ze elke dag ruim een uur later op, en bij laatste kwartier zien we de maan enkel nog na middernacht en in de loop van de voormiddag. Zo gaat het verder tot aan nieuwe maan en tot de wassende maan daarna weer verschijnt kort na zonsopgang. Bij eerste kwartier gaat ze op rond de middag en blijft zichtbaar tot ze in het westen ondergaat rond middernacht.
Nieuwe maan, die we niet zien, maar er wel is, staat het hoogst aan de hemel op de middag. Bij eerste kwartier is dat om zes uur, dus zes uur later. Bij volle maan is dat om middernacht, weer zes uur later. Bij laatste kwartier is dat weer zes uur later, namelijk om 6 uur in de morgen.
Staat de zomermaan hoger dan de wintermaan, zoals de zomerzon?
De hoogte van het hoogste punt varieert inderdaad net zoals bij de zon. In het midden van de zomer staat de maan het laagst, in het diepste van de winter het hoogst, dus het omgekeerde van de zon. De reden voor dit hoogteverschil is het feit dat de aardas in een hoek van ongeveer 23° staat tegenover het vlak waarin de aarde zich beweegt tegenover de zon. Bovendien is er een cyclus van ongeveer 18 jaar waarin de hoogte op en neer gaat, en dat heeft dan weer te maken met het feit dat de maan niet recht op onze evenaar staat, maar in een hoek van ongeveer 5°.
Hoelang blijft de maan aan de hemel staan?
Een maan-dag, dus de tijd tussen het opkomen van de maan op een bepaalde dag en de volgende dag, is langer dan een zonne-dag, die zelf (bijna) 24 uur duurt. De maandag is 1,035 keer een zonnedag, of 24,84 (zonne)uren of 24u50. De maan is dus ongeveer 12u25 op en even lang onder.
Komt volle maan altijd op op dezelfde dag van de maand?
Onze maanden zijn een verdeling van het zonnejaar in twaalf erg verschillende stukken, en hebben niet veel meer te maken met een maan-d, die 29,5 dagen lang is, behalve dat het in beide gevallen ongeveer dertig dagen zijn. Dus schuiven de dagen waarop de maand opkomt gewoon verder in de maand naarmate de jaren verstrijken. Zo heb je in januari 2006 volle maan op de 14de, in juni al op de 11de en in december op de 5de.
Omdat de maanmaand langer is dan februari met zijn 28 dagen, kan het gebeuren dat er een februari is zonder volle maan, dat gebeurt zo vier of vijf keer op honderd jaar.
In die jaren heeft een jaar twee maanden met twee keer volle maan. De langste maanden, die van 31 dagen, maken het meest kans om twee keer volle maan kennen. Zon tweede volle maan in een maand noemen ze in het Engels een blue moon. Het komt één keer voor op twee of drie jaar.
Is de maan altijd even helder? En even groot?
Er zijn goede en slechte weersomstandigheden, en die bepalen al voor een deel hoe goed we de maan zien, en welke kleur ze heeft.
Daarnaast staat de maan soms dichter bij de aarde dan op ander momenten, omdat de baan van de maan elliptisch is. De afstand is ongeveer 400.000 km, maar schommelt tussen 406.000 en 365.000, en dat is met enige moeite te zien, zowel in de grootte van de maanschijf als in de helderheid.
Soms, als de maan dicht bij de horizon te zien is, lijkt ze veel groter dan anders. Men is het niet helemaal eens hoe dat komt. Waarschijnlijk is het een vorm van gezichtsbedrog, want de maan kan natuurlijk niet groter of kleiner worden van de ene dag op de andere.
Er zijn ook uurwerken en zelfs zak- en polshorloges die een maanschijfje tonen. Moderne digitale en radiogestuurde klokken geven ook wel de precieze tijden van het opkomen en ondergaan van de maan weer, naast die van de zon. Scheurkalenders en almanakken hebben die informatie ook, men noemt dat de efemeriden, de gegevens van de dag. Vroeger hoorde je dat ook op de radio: de zon komt op om
De tijden zijn veranderd.
Of toch niet?
09-04-2006
Net gelezen
Kehlmann, Daniel, Het meten van de wereld, 2005
De auteur werd geboren in München in 1975 en schreef al zes romans. Hij woont in Wenen. Zijn laatste boek, Het meten van de wereld heeft als hoofdfiguren de wetenschappers Alexander von Humboldt en Carl Friedrich Gauss. Het is een groot succes in het Duitse taalgebied en wordt ijverig vertaald. Ik ontleende de Nederlandse vertaling van Jacq Vogelaar in de (uitstekende!) Leuvense stadsbibliotheek. Je zou er het Duits moeten op na slaan, maar de taal en stijl lijkt wel op die van de tijd van het gebeuren, zo rond 1800: wat gekunsteld en met veel égards voor standen en machtigen. De humor is van hetzelfde soort. Waarschijnlijk heeft de auteur zijn huiswerk goed gemaakt en kloppen ook de feitelijke gegevens, ze zijn in alle geval erg waarschijnlijk voorgesteld. En ook de psychologie van de personages is in hun eigen tijd geplaatst. En toch geeft het niet het gevoel alsof je een historische roman aan het lezen bent. Wellicht komt dat omdat er heel wat alledaagse gebeurtenissen beschreven worden, het gewone leven van wetenschappers met een enorme reputatie, die ze ook al tijdens hun leven hadden. Je leest geboeid verder, onder de indruk van de buitengewone prestaties van twee zeer verschillende persoonlijkheden, als was je er bij toen ze hun briljante ontdekkingen deden. De auteur geeft niet meer dan schetsen van de gebeurtenissen, maar op een bijzonder efficiënte manier, die de lezer aanzet om de rest er zelf bij te denken. Je beseft al lezend wel dat je niet de helft begrijpt van de wetenschappelijke hoogstandjes die ter sprake gebracht worden, en meer dan allusies krijg je meestal niet, gelukkig misschien, want ofwel zijn de theorieën al lang voorbijgestreefd -we zijn in de tijd vóór er elektriciteit was- ofwel zijn ze zo gespecialiseerd dat alleen een andere wetenschapper ze kan appreciëren. Een aantal historische nevenfiguren doen hun opwachting, vaak op een amusante manier getypeerd, maar zonder verdere diepgang of veel direct verband met het verhaal.
Toch heb ik zonder enige aarzeling het boek op korte tijd uitgelezen, het is ook maar 288 vrij korte bladzijden lang.
08-04-2006
Menselijk...
Menschliches, allzu Menschliches (F. Nietzsche).
Sinds enkele jaren horen we op het nieuws helaas vaak de uitdrukking misdaden tegen de menselijkheid. Het gaat dan om genocide, massale foltering en verkrachting en oorlogsmisdaden, zoals in Afrika of dichter bij ons in de destructie van Joegoslavië, Pol Pot en de Killing Fields, de Nazi-terreur, Stalin.
Vroeger hoorde je vaker: tegen de mensheid. Waarom is dat veranderd? In het Engels is het: crimes against humanity, maar humanity is zowel de mensheid als (mede-)menselijkheid.
Toch wringt er bij mij iets, telkens als ik de uitdrukking misdaden tegen de menselijkheid hoor. Menselijkheid lijkt me eerder een deugd, een goede karaktereigenschap. Iedereen is mens, maar als je ook nog menselijk bent, dan ben je bijzonder, dan belichaam je het beste dat in een mens zit. Dat is een uitdaging voor ons allemaal, maar als je niet menselijk bent, is dat dan een misdaad? Je kan zondigen tegen de menselijkheid: als je een bedelaar voorbijloopt, dan heb je dat vage gevoel van: eigenlijk zou ik iets moeten geven, maar Of je spreekt niet meer tegen je buurman omwille van een ruzie, jaren geleden. Dat is niet schoonmenselijk, maar toch nog geen misdaad. Misdaden begaan tegen een zachte deugd als menselijkheid, dat lijkt me zo drastisch.
De misdaden waarvan sprake zijn zeer erge wandaden, niet zomaar een tekortschieten aan menselijkheid. We moeten daarvoor een krachtige uitdrukking gebruiken, die zonder enige twijfel aantoont dat het om werkelijk uitzonderlijke wandaden gaat. Is het dan niet beter om te spreken van misdaden tegen de mensheid? Dat duidt zeer precies aan waarover het gaat: misdaden tegenover mensen die zo erg zijn, dat ze een aanslag betekenen tegen de mensheid zelf. Het gaat dan niet alleen om zeer erge misdaden, zoals moord, verkrachting, uithongering, maar ook over feiten die begaan zijn tegenover grote groepen mensen, niet zomaar enkele gevallen.
Daarom: misdaden tegen de mensheid. Nee?
05-04-2006
To be or not to be
There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy (W. Shakespeare, Hamlet).
Volgens de kwantumfysica bestaan er, althans onder precieze laboratoriumomstandigheden, verbanden tussen entiteiten die ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn en die niet verbonden zijn in een causaal verband. Dat bewijst dat er onzekerheid is: de dingen kunnen anders zijn dan men verwacht op basis van de wetten van de gewone natuurkunde, anders dan zelfs Einstein dacht. Dat er dus andere wetten zijn die het universum regeren. Het venenum zit echter in de cauda van de uitzonderlijk zuivere omstandigheden waaronder dergelijke experimenten moeten plaatsvinden om die uitzonderlijke resultaten op te leveren.
Het doet me denken aan sommige redeneringen van Freud, als verklaring van gedragingen van personen. Hij zocht naar gebeurtenissen die in hun voorgeschiedenis hadden plaatsgevonden. En hoewel er ogenschijnlijk geen verband bestaat tussen die vroege gebeurtenissen en hun huidig problematisch gedrag, vond Freud een verklarend verhaal dat beide verbindt.
Het doet me ook denken aan dat beeld dat mij al zo dikwijls voor ogen gekomen is van een strikt geometrisch aangelegde tuin, waarvan men het patroon enkel kan vaststellen door het van op grote hoogte te gaan bekijken, of door het op te meten en het vast te leggen in een plan op kleinere schaal, dat het patroon duidelijk aantoont.
Het is een fascinatie van de mens van alle tijden en plaatsen, denk maar aan de piramiden, aan de gigantische geometrische en andere patronen in Zuid-Amerika, aan tekeningen in de krijtrotsen in het zuiden van Engeland, aan reusachtige aangelegde doolhoven, aan bouwwerken aangelegd volgens planetaire normen, zoals Stonehenge. De mens maakt gebruik van zijn verstand om de wereld om te vormen volgens bepaalde theorieën, om te tonen dat hij dat kan.
Het is de oude vraag van Platoons grot: is de werkelijkheid datgene wat we zien, of is wat we zien slechts een schaduwspel van een andere werkelijkheid die we moeten leren zien door op de juiste manier te kijken, door abstractie te maken en wetmatigheden te ontdekken in die werkelijkheid die aanvankelijk verborgen waren.
Zijn er dan zaken die werkelijk anders zijn dan ze eruit zien?
Voor een primitieve mens lijkt het erop dat de zon om de aarde draait. En primitieve mensen hadden we nog aan het hoofd van de katholieke kerk tot -ten minste- in Galileos tijd. Maar we hadden ook al heel vroeg mensen die vonden dat er iets niet klopte in die redenering en zelfs hun leven waagden om te zeggen: en toch beweegt ze, de aarde!
Darwin leerde ons dat er een evolutie is in het leven op deze aarde, en dat wij daarvan deel uitmaken. Zijn ideeën stuiten nog steeds op verzet, nog steeds zijn er zelfs verstandige mensen die niet kunnen aanvaarden dat de mens geboren is uit dierlijke voorvaderen.
Vladimir Nabokov reeds verfoeide Freuds leer, lang voor dat mode werd. Voor hem is de mens op een aannemelijke manier te beschrijven zonder gebruik te maken van de patronen van de psychoanalyse: het Ich, het Es, het Überich, de verdringing, het compensatiegedrag, de sublimering en zo verder, die ook nu nog voor zoveel mensen als zo echt bestaand aangenomen worden dat ze er hun geestelijke gezondheid op verwedden. En veel geld.
Ik denk ook aan wat ik graag valse symmetrieën noem: wij spreken en denken graag in paren, voor elke enerzijds hebben wij graag een anderzijds, voor elke stroom een tegenstroom, voor elke positieve kant een negatieve, voor elk zwart een tegenovergesteld wit. En als er geen is, dan verzinnen we er wel een.
Aber die Verhältnisse, die sind nicht so
Er zijn geen perfecte laboratoriumomstandigheden. Wij leven in een wereld waarin alles veel gecompliceerder en onvolmaakter is, en waarin het voorspellen van een resultaat écht onbegonnen werk is. Denk maar aan verkiezingsresultaten, of aan de capriolen van de beurs. Zelfs met de meest krachtige computers kan men maar nauwelijks iets voorspellen met enige nauwkeurigheid, of het nu het weer is, de politiek, de vooruitgang van de wetenschap, de toekomst van onze aarde, en zeker het gedrag van individuen of van groepen mensen.
Mijn leraars in de humaniora die mijn vroegrijpe voorliefde voor Plato kenden en er zich tegelijk over verbaasden -welke humaniorastudent leest er nu overvloedig Plato als hij dat niet moet?- stelden mij dan een beetje plagerig de vraag: bestaat volgens Plato de werkelijkheid die wij zien? in de overtuiging dat ik hen zou antwoorden: neen, enkel de ideeën die erachter steken. Ik stelde hen teleur. Plato stond met zijn beide voeten op de grond en twijfelde er geen ogenblik aan dat die grond hem perfect zou dragen. Hij pleitte er wel voor dat wij naast onze directe waarneming en onze primaire aandriften ook ons verstand zouden gebruiken, onze mogelijkheden tot abstractie, van fijner denkwerk, zoals het afleiden dat de aarde om de zon draait uit zichtbare waarnemingen, maar dat kwam later, al wist men bijvoorbeeld al heel vroeg dat de aarde rond moest zijn en kon men ongelooflijk goed zons- en maansverduisteringen voorspellen op wetenschappelijke gronden.
Bestaan de dingen die wij waarnemen echt? Loop eens tegen een muur, letterlijk, en vervloek de filosofen die u hebben doen twijfelen.
Zijn de dingen steeds zoals ze er uitzien? Loop eens op het ijs van een diepe plas
Mogen we voortgaan op onze indrukken? Gelukkig wel, meestal toch. Maar je moet voorzichtig blijven en je verstand gebruiken. We hebben theorieën nodig, maar we moeten ze voortdurend in vraag stellen. En hoe eenvoudiger de verklaring, hoe meer kans dat ze juist is.
Is er dan geen plaats voor poëzie? Is alles alleen wetenschappelijk verklaarbaar? En helemaal? Of is er in onze hemel en aarde toch meer dan wat onze filosofen en wetenschappers kunnen bedenken?
Ruimte genoeg voor poëzie, natuurlijk, en gelukkig maar. Onze wereld is inderdaad zo complex dat alles eerder chaotisch gebeurt, en die onzekerheid biedt alle kans om de wereld op een niet-rationele manier te benaderen en zo de indrukken weer te geven van die chaos op een mens, of de mens. Maar we moeten ons ervoor hoeden om perfect rationeel verklaarbare zaken te omfloersen met onwetenschappelijke prietpraat, zoals de misleide aanhangers van de platte-aardetheorie die stellen dat Genesis letterlijk te nemen is. Wij lezen -heimelijk- graag onze horoscoop in de kranten en tijdschriften, ook al weten we dat onze geboortedatum geen invloed kan hebben op de gebeurtenissen die zich in de volgende week zullen afspelen. We lezen ook graag poëzie, ook al kan die niet helpen om ons geld op een veilige manier veel interest te doen opbrengen.
Onzekerheid, chaos, onvolmaaktheid, het is onze vloek, onze wanhoop, onze depressie. Maar het is ook onze droom, onze poëzie, onze menselijkheid, die altijd medemenselijkheid is.
03-04-2006
De Spaanse Furie: Carmen
De Spaanse furie: Carmen
Zelfs als je helemaal niets van klassieke muziek weet, zijn er een aantal namen die je wel al eens gehoord hebt, en melodietjes die je toch herkent. Zo van: ha, Beethoven, tadadadà; dat is dan de Vijfde van Beethoven. Of de Vier seizoenen van Vivaldi, wellicht het meest bekende klassieke muziekstuk op dit ogenblik; vroeger was dat de Kleine Nachtmuziek van Mozart. En zo kent iedereen ook Carmen, de opera van Bizet, zeker als we een hint geven: Toreeeador juist. Maar wie was die Bizet, en waarover gaat die opera, en is die nu nog te pruimen?
Georges Bizet heeft maar een kort leven gekend. Hij werd geboren in Parijs in 1838 en stierf er al in 1875, amper 36 jaar oud. Hij had een zwakke gezondheid en was ook psychisch niet van de sterksten. Men zegt wel eens dat hij zich doodgewerkt heeft, of dat hij ten onder gegaan is aan de kritiek van zijn tijdgenoten. Allebei die veronderstellingen hebben hun grond van waarheid: hij was inderdaad altijd bezig en was nooit tevreden met minder dan de volmaaktheid; en de beroepscritici hadden maar weinig respect voor zijn werk. Zijn collegas, andere musici dus, zoals Richard Strauss en Peter Tchaikovski, bewonderden hem ten zeerste, en ook kenners uit andere kunsttakken, zoals Nietzsche, ware fameus onder de indruk van zijn muziek. De erkenning bij het publiek zou er pas na zijn dood komen, helaas.
Carmen was zijn laatste opera, en het was een moeilijke bevalling, zoals trouwens ook al zijn vroegere operas. De zangers vonden hun rol best leuk: je gaat op het podium staan en je zingt. Het koor was gewoon om een rol te spelen zoals de minder ambitieuze backing groepjes van vroeger: oeoeoe op de achtergrond. Bizet wou ze als echte acteurs laten optreden en ook wat moeilijker dingen laten zingen, en dat viel serieus tegen. Bovendien was het publiek van de Parijse opera gewoon om heel brave onderwerpen voorgeschoteld te krijgen, en dat is Carmen echt niet. Bizet had zoveel als hij kon rekening gehouden met de criticasters en had muziek geschreven die klaar en helder is en niet te moeilijk, met veel ritme Hij zou zelfs gezegd hebben: als ze kitsch willen, dan zullen ze kitsch krijgen!
Er waren maar 35 opvoeringen in Parijs in 1875 en dat is erg weinig voor die tijd; het jaar daarop waren er slechts 13. Ondertussen was Carmen echter aan een enorme internationale carrière begonnen, met stormachtige successen, bijvoorbeeld in Wenen. Toch duurde het tot 1883 voor Parijs opnieuw Carmen te horen kreeg; het succes was enorm: 1000 opvoeringen tussen 1883 en 1905. Sindsdien is Carmen een vast stuk op het repertoire van alle grote en kleine huizen. De muziek heeft haar weg gevonden tot in elke huiskamer, door de ontelbare versies die ervan gemaakt zijn, de ene al smaakvoller dan de andere.
Laat ons even kijken naar het verhaal. Het is gebaseerd op een heel populaire novelle van Prosper Mérimée van 1845, maar voor de opera sterk en goed bewerkt door een duo ervaren tekstschrijvers. We volgen de vier bedrijven.
We zijn in Sevilla. Een groep soldaten trekt de wacht op in de buurt van een tabaksfabriekje. Micaëla komt don José opzoeken, maar hij arriveert pas later, bij de aflossing van de wacht. Als de klok slaat komen de fabrieksmeisjes naar buiten voor hun lunchbreak en een sigaret; ze zijn een groot succes bij de; mannen, natuurlijk. Carmen, een zigeunermeisje, zingt een uitdagende aria waarin ze de liefde beschrijft als een rebelse vogel die niet te temmen is. Ze werpt een bloem naar de verbijsterde don José. De meisjes gaan terug aan de slag, en dan daagt Micaëla terug op. Ze heeft een boodschap van de moeder van don José, die overigens graag zou hebben dat die twee een paar zouden worden. Plots is er heibel in de fabriek: Carmen verwondt een van de arbeidsters. De soldaten worden erbij geroepen, en Zuniga, de dienstdoende officier, beveelt don José om Carmen naar de gevangenis te brengen. Carmen verleidt don José en hij laat haar ontsnappen.
Tweede bedrijf. Carmen en haar zigeunervriendinnen maken plezier in de herberg van Pastia. Zuniga is daar ook, en hij vertelt dat don José een maand cachot gekregen heeft omdat hij haar liet ontsnappen, maar dat hij nu weer vrij is. Dan komt Escamillo binnen met zijn vrienden, de populaire stierenvechter. Carmen geilt hem niet op, maar laat hem toch hopen Als al de bezoekers verdwenen zijn komen enkele zware jongens de plannen bespreken voor een smokkelpartij. Carmen verbaast de anderen door te weigeren mee te doen: ze is verliefd! Dan moet ze haar nieuwe minnaar maar overhalen om mee te doen, is de boodschap. Daarop komt don José binnen. Hij wordt feestelijk onthaald door Carmen, die voor hem danst. Maar als de trompetten schallen, zegt don José dat hij terug naar de kazerne gaat. Carmen reageert woedend en is ongevoelig voor de liefdesverklaringen van don José, die haar de bloem laat zien die hij tijdens zijn gevangenschap gekoesterd heeft. Als hij haar echt graag ziet, dan moet hij dat maar bewijzen door met haar me de bergen in te trekken met de andere boeven. Op dat ogenblik komt de officier Zuniga binnen, die ook al een oogje heeft op Carmen, en die stuurt don José naar buiten. Dol van jaloersheid valt hij Zuniga aan en heeft nu geen andere keuze dan met Carmen de bergen in te vluchten.
Als het doek opgaat voor het derde bedrijf zijn de smokkelaars in de bergen. José en Carmen hebben weer een discussie. Als ze de kaarten leest, krijgt ze steeds de dood als antwoord, eerst voor zichzelf, dan ook voor José. De smokkelaars vertrekken, de meisjes moeten de douaniers afleiden. José blijft achter in het kamp. Plots daagt Micaëla op, vastberaden om met José op te trekken. Die bespeurt een indringer en vuurt een schot af. Het blijkt Escamillo te zijn, die een kogelgat in zijn hoed bekijkt. Hij is op zoek naar Carmen, die naar het schijnt haar minnaar beu is Ze gaan elkaar met messen te lijf, maar als José de toreador wil doden, houdt Carmen hem tegen. Escamillo nodigt Carmen uit op de volgende corrida en vertrekt. Micaëla vertelt José dat zijn moeder stervende is. Zij vertrekken samen, en de jaloerse José spreekt dreigende woorden tot Carmen.
Voor het vierde bedrijf zijn we weer in Sevilla, aan de arena waar het stierengevecht wordt gehouden. Escamillo daagt op met een feestelijk uitgedoste Carmen. Er zijn geruchten dat don José in de buurt is. De menigte trekt samen met Escamillo de arena in. Carmen blijft alleen achter en don José staat plots voor haar, smeekt haar om met hem mee te gaan. Carmen weigert, zegt dat ze niet meer van hem houdt, dat ze nog liever sterft en gooit woedend de ring weg die hij haar gegeven heeft. Ze wil naar Escamillo en met hem genieten van zijn triomf. José houdt haar tegen en steekt haar neer terwijl vanuit de arena het applaus voor Escamillo weerklinkt. Als de menigte naar buiten stroomt, vinden ze don José die zich op het levenloze lichaam van Carmen heeft geworpen.
Dat is het verhaal, dus. Niks bijzonders: boy gets girl, girl gets other boy, boy kills girl, dertien in een dozijn. Mijn samenvatting slaat natuurlijk een en ander over, en hoe kan je bijvoorbeeld om een grap lachen als je er enkel de samenvatting van krijgt? De opera is bovendien een samenvatting van een stuk literatuur en je hoeft maar naar The Lord of de Rings te kijken om te weten wat een kloof er gaapt tussen het boek en de film. En toch is er iets met dit verhaal.
Als boek was het een stormachtig succes, maar voor de opera vond men het te wreed (een moord), te onzedig (Carmen en haar minnaars), niet netjes (smokkelaars, arbeidsters die sigaretten roken en vechten, dansende en drinkende zigeuners). We zijn immers in de 19de eeuw, waar de mens (of althans de rijke bourgeois bovenlaag die naar de opera trok) zoveel beschaving heeft opgedaan dat hij niet meer mag laten zien dat hij ook nog van vlees en bloed is. Een boek kan je nog stiekem lezen, zoals wij vroeger Jan Cremer, Jef Geeraerts of Playboy, maar in de opera zie je wie er naast je zit, daar speel je een rol, vorm je een groep, het establishment, en die groep leidende burgers kan toch niet wild worden over een verhaal dat regelrecht ingaat tegen de bourgeois mentaliteit?
Het verhaal stelt ons, zoals zoveel documenten uit die tijd, de tweespalt voor tussen gevoelens en verstand, tussen passie en rede. Maar hier gaat de sympathie naar Carmen, de vrouw die zich door niemand wil laten doen en die enkel haar passies volgt, wat de gevolgen ook zijn. Don José is de brave burger, een sergeant, die de bevelen van zijn overste moet volgen en voor de rest zijn bek houden. En als hij dan tot zijn eigen verbazing smoorverliefd wordt denkt hij dat het voor het leven is, terwijl het voor Carmen slechts duurt tot ze een nieuwe passie ontdekt. Onderhuids, en zelfs nauwelijks, is het ook een verhaal over seks al noemde men het toen lamour. Enerzijds heb je Carmen, de wulpse zeer zelfbewuste en sensuele vrouw die van de liefde, zeg maar de pijn van de verliefdheid en de gloed en de passie van de verovering wil genieten, met heel haar hart en met heel haar lijf. Anderzijds heb je brave don José, die zich een bult schrikt als Carmen eens met haar kontje draait, die naar zijn brave maar waarschijnlijk net iets minder aantrekkelijke nichtje luistert en naar zijn arme moeder die in de achtergrond sterft van verdriet omdat haar zoon het slechte pad opgaat.
Voor onze brave burgers was seks iets waarover je niet sprak in beschaafde middens, iets met de ogen toe in een kille slaapkamer met een brave, passieve echtgenote. Alhoewel Die zelfde brave burgers waren ondertussen niet vies van een bezoek aan de rosse buurt, of van de diensten van het huispersoneel, of van een betaalde maîtresse maar dat was natuurlijk sub rosa, daarover werd niet gepraat, of toch niet officieel Ze reden dus wel eens een scheve schaats, en dan nog het liefst met partners die moeilijk nee konden zeggen, omdat ze ook financieel gebonden waren.
De officiële koffiedikkijker van deze generatie, ik bedoel oom Sigi, de Weense kwakzalver, de grote Freud, juist, heeft ons geleerd dat dat soort hypocrisie nergens goed voor is, dat je daar allerlei rare complexen kan van krijgen, en dat dat zelfs voor de maatschappij nare gevolgen kan hebben. Het heeft twee wereldoorlogen en miljoenen doden gevraagd eer sommige machtshebbers hun complexen kwijt waren, en je vraagt je af wat vandaag de dag sommige mensen bezielt als ze onder elke steen een tegenstander zoeken en een voorhamer om elke vlieg te vermorzelen.
Terug naar Bizet. Hij heeft die tweespalt die ook in elk van ons aanwezig is gestalte gegeven in personages die ons direct aanspreken. Ze doen dat door wat ze zeggen, wat ze doen en, aangezien het een opera is, door de muziek die ze vertolken. Als je naar Carmen luistert, hoor je de passie exploderen, hoor je de verleiding zich in kronkels wringen. Als don José zijn liefde bekent, hoor je de vertwijfeling in zijn brekende stem. Als Escamillo over zijn exploten in de arena zingt, zie je de stier stampvoeten in het zand, de hete adem uit zijn hijgende neusgaten, bloed uit zijn schoften waar de banderillas diep in zijn vlees gehaakt zijn.
De collegas van Bizet bewonderden zijn vakkennis, zijn gave om gedachten en gevoelens op papier te zetten ten behoeve van vertolkers, die op hun beurt met hun métier het publiek een spiegel voorhouden en hen vragen: wie ben je? Carmen? of Micaëla don José? of Escamillo Waarvoor kies je: passie of verstand; genieten of berekenen. Dat is wellicht de reden van het succes van deze opera, steeds weer, voor elke nieuwe generatie. We zien de mogelijkheden van ons eigen leven voor ons uitgestald in een dramatisch conflict, met levensechte karakters, wars van hypocrisie en de gebruikelijke eufemismen van de klassieke opera van voor Verdi en het vérisme, met schitterende, spetterende, meeslepende muziek, in een heerlijke combinatie van goede literatuur en spannend theater, wat wil je nog meer?
Een woord nog over het Spaans karakter van de opera Carmen. De titel van mijn bijdrage is: de Spaanse furie. Oorspronkelijk was dat de naam die men gegeven heeft aan de verwoestingen en andere ongeregeldheden die de Spanjaarden, of althans hun katholieke huurlingen, aanrichtten toen ze Antwerpen veroverden ergens in de zestiende eeuw. Ik dacht dat het een goede omschrijving was van de figuur van Carmen. Maar Carmen is helemaal geen Spaanse, ze is een zigeunerin, en de Spanjaarden zelf zijn steeds de eersten geweest om dat onderscheid te maken. Bizet ging, zoals voor en na hem nog talloze componisten, graag te rade bij wat wij Spaanse muziek noemen, maar wat in feite zigeunermuziek is, flamenco, bijvoorbeeld. Men zegt dat de oorsprong van de zigeuners ergens in India zou liggen, en zo zien ze er ook wel uit, eerder dan Spaans. Zeker is ook dat de eeuwenlange aanwezigheid van de Arabieren op het Iberische schiereiland sporen heeft achtergelaten, net zoals de relatieve nabijheid van Afrikaanse ritmes. Dit krachtige mengsel werd aanvankelijk in de grotten van Andalusië vooral aan toeristen aangeboden, maar vond nadien zijn weg over heel de wereld, zowel via gehaaide impresarios en flauwe televisieshows als door enthousiaste liefhebbers als bijvoorbeeld Wannes Van de Velde, alias Niño de Flandes, die tot in de details de complexiteit van deze volksmuziek analyseerden maar ook meesterlijk vertolkten.
Het verhaal van Carmen is als een levenslied (Carmen betekent letterlijk trouwens: lied), met een lach en een traan, met moord en doodslag, met liefde en ontrouw, met levensechte mensen. Voor ons heeft ook dit levenslied een boodschap, als we willen luisteren. Mens zijn is leren dat er niet één antwoord is, maar vele, dat je je keuzes elke dag opnieuw moet maken, en dat niemand ooit met zekerheid kan zeggen waarvoor hij s anderendaags zal kiezen.
Waar vind je Carmen op CD? Er zijn eindeloos veel opnames, nu ook op DVD. Het heeft geen zin om er een of andere uit te pikken als een aanrader, je kan eigenlijk niet verkeerd gaan. Loop even binnen in je bibliotheek en pik er een CD uit en geef je over aan de meeslepende muziek. In plaats van een discografie wil ik hier graag even stilstaan bij het verschijnsel DVD voor de opera. Ook ik heb onlangs de overstap gemaakt van CD naar DVD, en wat een ervaring! Operaliefhebbers vind je niet alleen in de operatheaters zelf; dat is immers een omslachtige en vrij dure bezigheid, en het succes is niet altijd gegarandeerd, want zelfs in onze uitstekende Vlaamse en Brusselse operahuizen vind je niet altijd de beste zangers en zangeressen.
Vele operaliefhebbers zijn sinds vele jaren aan hun geluidsinstallatie gekluisterd, waar ze wegsmelten bij afgunstig gekoesterde plaatopnamen van Callas, Caruso of noem maar op; soms zie je ze smachtend en met tranen in de ogen naar die ene hoge C zweven, die alleen X (invullen naar believen) zó kan brengen. Ook een geliefd programma als Opera en belcanto, een erfenis van de Duitse bezetting, en recentelijk van BRT1 naar Klara verhuisd onder de trendy naam van Tosca (Donna? Clara?), heeft generaties wat vervreemd van die andere kant van opera, namelijk het theater. Als je filmbeelden met bijvoorbeeld Callas ziet, dan begin je te begrijpen waarom zij de passies zo kon doen oplaaien, ik bedoel de passies in de opera, die daarbuiten zijn een andere zaak. Nu we met de DVD uitstekende opnamen van prachtige operas op ons scherm kunnen toveren, krijgen we weer een volledig beeld van wat opera is: muziektheater.
Ik had zeker al tien keer het verhaal van Arabella van Richard Strauss gelezen en vaak naar de muziek geluisterd, maar ik kon om de drommel niet voortvertellen waarover het verhaal ging. Na een namiddagvoorstelling met DVD in een luie zetel voor mijn TV werd alles opeens duidelijk en vanzelfsprekend ontroerend. DVDs met opera zijn bovendien onbegrijpelijk goedkoper dan de parallelle CD, je krijgt dus de beelden gratis en betaalt nóg minder. Ik hoop dat ik het nog mag meemaken dat CDs helemaal vervangen worden door DVD: ook voor gewone muziekuitvoeringen brengen bijvoorbeeld beelden van een orkest in volle actie of een solist, zoals bij de Koningin Elizabethwedstrijd (ook al zendt Canvas die niet rechtstreeks uit, een onvergeeflijke blunder), zoveel meer dan wat een CD kan brengen. Doe eens de proef: luister eens naar de Last Night of the Proms (de enige echte, in de Royal Albert Hall, niet in een of ander sportstadion, al zal dat ook wel zijn verdiensten hebben) of het Nieuwjaarsconcert uit Wenen, zonder de beelden. En dan met. Aha!
Heb je opmerkingen, vragen of zelfs verwensingen: stuur eens een mailtje naar
In 1937 zag Abel Meeropol, een Joods leraar in New York, een foto van het lynchen van Thomas Shipp and Abram Smith. Meeropol vertelde later dat de foto hem dagenlang door het hoofd gespookt had en hem er uiteindelijk had toe gebracht om er een gedicht over te schrijven, Strange Fruit. Meeropol was lid van de American Communist Party. Hij publiceerde het gedicht onder het pseudoniem Lewis Allan in New York Teacher en later ook het Marxistische tijdschrift New Masses.
Toen hij Billie Holiday had zien optreden in de club Café Society, in New York, legde Meeropol haar zijn gedicht voor. Holiday was erdoor getroffen en samen met Meeropol en haar begeleider Sonny White maakte ze er de song Strange Fruit van. Haar platenmaatschappij wou het nummer niet uitbrengen, maar Holiday dreef door en het werd uitgebracht buiten reeks. Het haalde No. 16 op de charts in juli 1939, maar er was ook veel weerstand en kritiek bij de pers en bij radiostations die weigerden het te draaien.
Vreemd ooft
Vreemd ooft
De bomen in het zuiden dragen vreemde vruchten bloed op de bladeren en bloed aan de wortels
zwarte lijven bengelen in de zuiderse bries vreemde vruchten hangen aan de populieren.
Een landelijk tafereel in het gallante Zuiden uitpuilende ogen verwrongen mond
de geur van magnolia zoet en fris en dan plots de geur van brandend vlees!
Dit zijn vruchten waarvan de kraaien plukken waarvan de regen oogst waaraan de wind zuigt die rotten in de zon die vallen van de bomen dit is een vreemd en bitterooft.
werkvertaling van Karel
26-03-2006
Kreten en gefluister
Kreten en gefluister
Het is van alle tijden, wellicht: muzikanten die bij het musiceren geluiden voortbrengen die er eigenlijk niet bijhoren. We zullen een hele categorie van dergelijke kakofonie maar overlaten aan grote literatoren. Ik wil het hier enkel hebben over het kreunen, snuiven en neuriën dat je zo vaak hoort, zowel op plaatopnames als bij de uitzending van live concerten en recitals.
Neem nu de sonates voor cello solo van J. S. Bach. Zowel Anner Bylsma als Slava Rostropovitch gaan zo op in hun spel dat hun ademhaling duidelijk hoorbaar is, vooral het luidruchtig inademen door de neus.
Kent Nagano is een bekende dirigent. Voor mij hoeft het echter niet meer: je kan geen opname met hem noemen waarop hij niet ongegeneerd meeneuriet, vaak boven de tutti van het orkest uit. En hij neuriet vàls. Stel je voor: de Metamorfosen van Richard Strauss met een knorrende Nagano als extra, of de Liebestot in Tristan und Isolde en Kent.
Ik maak je echt niets wijs. Laatst kon ook onze nationale maar graag in Parijs wonende René Jacobs zich niet inhouden bij het dirigeren van Mozart. Hij meende bovendien er goed aan te doen om Wolfgangs partituur bij te werken, en allerlei versieringen toe te voegen aan arias die ons sinds ze geschreven zijn onveranderd overgeleverd zijn. Jacobs is een groot musicus, en we moeten die koesteren. Maar Jacobs is geen Mozart, dat zal hij wel met mij eens zijn.
Toen destijds Glenn Gould zijn opnames maakte, bijvoorbeeld van de Goldberg-variaties van Bach, kon je hem heel duidelijk horen mee-genieten diep in de keel of hoog in de neusholte. Hij kon wél toon houden, dat wel, maar de kritiek, bijvoorbeeld in Luister, kon er niet mee om: heiligschennis! vond men. Bach is heilig, een simpele vertolker mag ten hoogste precies dat doen: vertolken, en niets meer, moet voor de rest onzichtbaar en onhoorbaar zijn, zodat het sublieme kunstwerk als een bovennatuurlijk monument ten hemel stijgt, zonder een spoor van de al te menselijke vertolker.
Bij Gould was het een systeem, hij deed het altijd en overal. Overigens was hij een regelrechte freak: steeds dezelfde tuinstoel als pianokruk, smetvrees, publieksfobie, maniakale opnamefanaat. Dus enerzijds streven naar de perfectie, het smetvrije, anderzijds lustig meeneuriën, zij het in optimale akoestische omstandigheden.
Bij Nagano is het een slechte gewoonte, neem ik aan. Maar waarom slikken wij dat? Zon opvoering van bijvoorbeeld een symfonie van Mahler moet ongelooflijk veel geld kosten. De Cds die daarvan gemaakt worden zijn ook niet goedkoop, en het is zeker niet de prijs van het plastic schijfje die daarvoor verantwoordelijk is. En toch is er blijkbaar niemand die aan de dirigent durft vragen zijn bek te houden.
Vreemd toch. Als er een stoel kraakt, wordt het hele tweede gedeelte van Bruckners Zesde overgedaan, koste wat het wil. Als Magdalena Koczena een intonatie nóg intiemer wil, gaat ze terug de studio in voor nog een poging. Maar Nagano bromt en kreunt erop los. Bij het beluisteren van de opnames moet hij en de hele crew dat toch ook horen? Ik begrijp het werkelijk niet. Ik kan er nog inkomen dat een solist in het engagement van de uitvoering af en toe eens hoorbaar aanwezig is, wellicht is dat onvermijdelijk. Maar af en toe gaat het te ver. En ook geen recensent, schriftelijk of op de radio die daarover valt, terwijl ze zich op zondagnamiddag urenlang bezighouden met het vergelijken van zelfs de kleinste details en de fijnste nuances van oude en nieuwe opnames. Het lijkt wel een complot, of een test om te zien of er nu echt nergens een melomaan is die zegt: tiens, die opname met Nagano, dat is toch vreemd
Het doet me denken aan een CD met klavecimbelmuziek van Bach die ik jaren geleden kocht, omdat hij een 10 had gekregen in Luister. Van bij de eerste noten was al duidelijk dat er iets aan de hand was: een van de snaren was slecht opgespannen, of er zat een vreemd voorwerp tegenaan, in alle geval klonk die noot niet als de andere. Als luisteraar zit je je al gauw dood te ergeren, je geest dwaalt af van de muziek naar elke volgende verschijning van die ellendige valse noot. Pas een jaar of zo nadien verscheen er een kort naschrift in Luister: ze hadden het bij nader toe-luisteren ook gehoord Te laat, natuurlijk, de Cds waren verkocht en gekocht, helaas. Dat men dat bij de opname niet gehoord had: Gustav Leonhardt niet, de klankregisseur niet, de opnametechnici niet, de klavecimbelstemmer niet
Muziek gedijt in stilte.
24-03-2006
Kindertotenlieder
Kinderdoodliederen
Friedrich Rückert Gustav Mahler
I
Straks wil de zon weer opgaan in al haar pracht, Alsof de nacht geen onheil bracht. Het onheil trof slechts mij alleen, De zon, die schijnt voor iedereen.
De nacht moet men niet in zich verdringen, Doe hem in het eeuwige licht verzinken. In mijn tent is een schamel lampje nu gedoofd, O, licht, vreugde van de wereld, wees geloofd!
II
Nu zie ik in waarom jullie ogen op zo menig ogenblik Zon donkere vlammen over mij sproeiden, Alsof jullie gevat in een enkele blik Hun ganse macht tezamen boeiden.
Helaas heb ik niet beseft, door de nevel die me omwond, En door het verblindende lot bevangen, Dat hun straal zich reeds op de terugweg bevond, Naar de plaats van waar alle stralen stammen.
Dit wilden jullie met uw lantaarns mij uitgelegd: Graag wilden we altijd dicht bij je zijn, Maar het Noodlot heeft ons dat ontzegd. Kijk ons toch aan, want straks zijn we verre. Wat voor jou in deze dagen nog onze ogen zijn, Zijn in nachten die komen voor jou slechts sterren.
III
Als door de deuropening je moedertje naar binnen komt met het schijnsel van de kaars dan is het voor mij zoals het altijd was, toen je mee naar binnen kwam haar achterna glipte, in de kamer zoals toen. In de cel van je vader was jij die straal van vreugde veel te snel gedoofd.
Als je moedertje door de deuropening naar binnen treedt en ik draai mijn hoofd en kijk haar tegemoet dan is het niet haar gezicht dat mijn blik het eerst treft maar die plaats lager bij de drempel waar je lieve gezichtje was als je laaiend van vreugde mee naar binnen trad zoals toen, mijn dochtertje.
IV
Vaak denk ik nog je bent maar even weg straks ben je weer thuis een heerlijke dag vandaag ik ben niet bang je hebt even een omweg gemaakt dat is al.
Je bent maar even weg je komt wel weer naar huis waarom ben ik dan zo bang een heerlijke dag vandaag en jij trok naar die heuvel daar.
Je bent ons voorgegaan dat is al je komt niet meer naar huis eens halen we je in op die heuvel daar in het volle zonnelicht heerlijk is dan de dag op die heuvel daar.
V
Met zon gedonder, in zon buien zond ik de kinderen nooit naar buiten; Men heeft ze naar buiten gedragen Zonder me daarover iets te vragen.
Met zon gedaver, in zon buien, liet ik de kinderen nooit naar buiten; Ik was bang dat ze ziek zouden worden, Nu zijn dat vergeefse woorden.
Met zon gedreun, in zon buien, mochten de kinderen nooit naar buiten; Ik was bezorgd dat ze morgen hun dood zouden halen, Daar moet ik nu niet meer om malen.
Met zon gekletter, zon gedonder, in zon buien Rusten ze als in hun moeders huis en Niet bevreesd voor stormweer, beschut in de hand van de Heer.
Kindertotenlieder
Kindertotenlieder
Het muziekstuk dat ik u wil voorstellen, ligt me na aan het hart. Al vrij vroeg trok het mijn aandacht, toen ik het toevallig hoorde op de radio. De titel spreekt zeer direct aan: Kindertotenlieder. Geen banaal onderwerp, eerder een thema waarop ook nu nog vele taboes rusten. Later, toen ik zelf kinderen had, voelde ik dat nog beter aan. Enkele aangrijpende vertolkingen, zeker die van onze nationale en dus helaas totaal miskende alt Ria Bollen, maakten dat deze compositie een speciale plaats kreeg in mijn lijstje van dierbaarste muziekstukken.
Het gaat om vijf gedichten bij het afsterven van kinderen, op muziek gezet voor zangstem en orkest of piano.
De gedichten zijn geschreven door Friedrich Rückert, een Duitse dichter uit de streek van Coburg, waar ook ons koningshuis oorspronkelijk vandaan komt: Saxen-Coburg-Gotha. Dat is in het noorden van Beieren, helemaal in het oosten van Duistland, in de richting van Tsjechië. Hij leefde van 1788 tot 1866 en was in zijn tijd zeer bekend als dichter. Hij was leraar en doceerde later ook aan de universiteit. Zijn specialisme was het Oosten, zowel het Midden-Oosten als het verre, dus zowel de Arabische wereld als India, China en Japan. Hij was op dat punt autodidact, dat wil zeggen dat hij het grootste gedeelte van wat hij wist zelf had opgezocht, zonder ooit op school of universiteit daarvoor geleerd te hebben. En hij was werkelijk heel begaafd, hij kende verscheidene oosterse talen, wat hem in staat stelde om veel van die literatuur, die toen vrijwel totaal onbekend was in Europa, in vertaling te brengen. Zo vertaalde hij ook de Koran.
In het gezin werden tien kinderen geboren, wat toen niet ongebruikelijk was; er waren drie meisjes en zeven jongens. Karl Julius werd geboren in 1832 en stierf na een paar dagen. Ernst was geboren in 1829 en stierf in 1834; Luise leefde van 1830 tot 1833. In 1831 stierf ook zijn vader, en in 1835 zijn jongste zus, Maria, 25 jaar oud. Het waren dus zware jaren voor de familie.
Na zijn dood in 1866 ontdekte men in zijn papieren een groot aantal gedichten, geschreven rond 1834 en gewijd aan zijn overleden kinderen. De gedichten, die we nu Kindertotenlieder noemen, werden pas in 1872 uitgegeven, eerst 425 gedichten, dan nog eens 18. Er zijn er erg korte bij, slechts een tiental regels, maar ook vrij lange. Ze geven de gevoelens weer van de ouders, brengen herinneringen aan de jonge kinderen, proberen het diepe leed te verwoorden en te verwerken.
Vandaag zijn die gedichten enkel nog bekend door de verwerking van vijf ervan in een compositie van Gustav Mahler, met dezelfde titel: Kindertotenlieder. Mahler schreef er drie in 1901 en nog eens twee in 1904, toen ze samen werden gepubliceerd en opgevoerd. De gedichten, die ik hierbij in mijn eigen werkvertaling geef, lijken nu wat verouderd, maar spreken toch nog aan, door hun eerlijkheid, door de zuivere gevoelens en de treffende beelden. Maar wat Mahler ermee deed, is wonderbaarlijk. Hij kon ze verheffen tot subtiele, gesublimeerde meesterwerken, die ook de moderne mens intens beroeren en diep verrijken. Wie de moeite doet om te luisteren en zich openstelt voor wat Mahler met het orkest en de menselijke stem voor ons schildert, wordt niet teleurgesteld en vindt een schat voor de rest van zijn leven, wat de Grieken een ktèma eis aiei noemden, iets wat je altijd bijblijft.
Gustav Mahler is een van de groten van de moderne muziekgeschiedenis. Hij was dat al tijdens zijn leven, maar de Nazis hadden het niet op hem begrepen: hij was een Jood, ook al had hij zich bekeerd, omwille van zijn carrière of uit overtuiging, wie zal het zeggen. Het mocht niet baten: zijn muziek werd tot de ontaarde muziek gerekend en verboden. Het duurde tot rond 1960 voor hij weer ruimer in de belangstelling kwam, en bij het einde van de twintigste eeuw was zijn genie overal erkend en werd hij een van de meest gespeelde componisten. Vandaag de dag zijn er talloze opnamen van al zijn composities en wordt hij elke dag wel ergens live opgevoerd, en op de radio kan je hem ontelbare keren per dag horen.
Het leven van Mahler mogen we gerust stormachtig noemen. Hij leefde in die periode rond de eeuwwisseling tussen de 19de en de 20ste eeuw, een ongelooflijk vruchtbare periode en turbulente smeltkroes voor zowat alle kunsten en de hele beschaving, in wat toen het cultuurcentrum van de wereld was: midden-Europa, wat nu Duitsland is, Oostenrijk, Hongarije, en heel wat van de aangrenzende landen, met als onbetwiste hoofdstad Wenen. Hij werd geboren in 1860 en stierf in 1911. Hij begon als begaafd pianist en dan als hulpdirigent ergens in een provinciestadje. Al snel begon hij ook te componeren en ook meer te dirigeren, en wel voor steeds belangrijker orkesten. En dat heeft hij zijn hele leven gedaan. Componeren deed hij tijdens de zomervakanties, in de afzondering en de rust van de bergen, ongestoord, niet afgeleid en volledig geconcentreerd op wat hij deed. De rest van het jaar was hij opgeslorpt door het jachtige leven van het dirigeren, zowat overal ter wereld, ook in Amerika. Hij had de leiding over de meest beroemde orkesten en operahuizen, en ze zullen het geweten hebben, want Mahler was geen gemakkelijke man, niet voor zichzelf en dus ook niet voor anderen. Zijn verwachtingen voor inzet en kwaliteit waren veel hoger dan toneelmeesters, muzikanten en solisten gewoon waren, en compromissen maken deed hij niet, voor niemand, ook niet voor de keizer: het was niet ongebruikelijk dat een aantrekkelijke zangeres slapend haar weg naar de top probeerde te maken, en een aanbeveling van de keizer gold als een bevel. Niet voor Mahler dus: alleen de beste artiesten kregen een kans, en enkel als ze bereid waren tot het uiterste van hun kunnen te gaan. Geen wonder dat hij verschillende jobs na korte tijd moest opgeven of daar zelf voor koos. Met zijn professionalisme, dat model staat voor wat wij vandaag voor vanzelfsprekend houden, was hij zijn tijd ver vooruit.
Al stond hij dan aan de wereldtop van het muziekleven, het leven was vaak ook hard voor hem. Hij trouwde in 1901 met Alma Schindler, die twintig jaar jonger was dan hij, en zelf ook een meer dan gewoon begaafd artieste. Hun huwelijksleven was al even stormachtig als zijn carrière. Hun dochtertje stierf in 1906, en dat heeft hen allebei zeer zwaar getroffen. (Een andere dochter van Alma Mahler, uit haar tweede huwelijk, met Walter Gropius, die later beroemd werd als Bauhaus-architect, stierf op achttienjarige leeftijd, en voor haar schreef Alban Berg zijn heerlijk vioolconcerto als herinnering aan een engel.) Met zijn gezondheid ging het zelden goed: hij was gewoon overwerkt en meestal depressief, je zou voor minder. Hij stierf in Wenen, amper vijftig jaar oud.
Over zijn andere composities kunnen we het op een andere keer hebben. Hij schreef tien symfonieën, vaak voor enorme orkesten, zoals de achtste, die de bijnaam kreeg die van de duizend omdat bij de eerste opvoering zoveel koor- en orkestleden op het podium stonden. De menselijke stem fascineerde hem: hij schreef nog meer lied-cyclussen en haalde de gezongen muziek ook binnen in zijn symfonisch werk.
Wie van muziek houdt, houdt ook van Mahler, zo eenvoudig is dat.
17-03-2006
Zelfdoding
Zeven jaar geleden overleed Arne, de zoon van Lut uit haar eerste huwelijk. Hij ging uit het leven door zelfdoding.
Enkele maanden na zijn overlijden zagen we een aankondiging over een gespreksgroep voor nabestaanden van personen die door zelfdoding zijn gestorven. Het initiatief kwam van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg De Pass-ant in de voormalige Sint-Geertrui-abdij in Leuven.
Wij zijn daar naartoe getrokken, en wij gaan nu nog elke maand naar die bijeenkomsten, omdat ze ons deugd doen.
Ondertussen is er een specifieke groep voor ouders van kinderen die door zelfdoding overleden zijn, want dit is een specifieke problematiek, en je hebt het meest steun aan mensen die hetzelfde hebben meegemaakt als jij.
De gesprekken verlopen in een zeer open, ongedwongen sfeer, er is geen vast schema, niemand wordt verplicht tot iets, iedereen is vrij om aan het woord te komen, of niet De groep is niet groot: acht, soms eens tien mensen, gehuwd, samen met de partner of alleen, gescheiden, alleenstaand. De kinderen die ons verlaten hebben waren jong of al volwassen, voor sommigen is het pas gebeurd, voor anderen vele jaren geleden. Sommigen komen een aantal keren en blijven dan weg. Anderen blijven langer.
Wij vertellen over onszelf en onze kinderen, over wat er toen gebeurd is, hoe het ons nu gaat, we luisteren zeer geduldig naar elkaar en proberen te begrijpen, mee te voelen. Het is een soort van asielmoment, waar we onder lotgenoten onszelf kunnen zijn, zonder dat iemand aanstoot neemt aan onze woorden, onze tranen, waar ons leed en onze gevoelens normaal zijn, vrij van menselijk opzicht of valse schaamte. Een plaats van herinnering, verdriet en ook van troost.
De vergaderingen vinden plaats meestal op de derde donderdag van de maand, van 19 tot 21 uur. Men kan op elk moment aansluiten. Er wordt een minieme bijdrage in de kosten gevraagd, voor de koffie, thee of frisdrank.
Een prachtig woord, dat: glazenier. Wat hij doet is glasramen maken. Of liever, hij heeft dat heel zijn leven gedaan, maar nu is hij 83 en het gaat hem niet meer zo goed af. Ik leerde Staf Pyl kennen door Lut. Hij was een vriend van de familie sinds haar jeugd.
Wij kennen glasramen van in onze kerken. In de beste gevallen, denk aan Chartres en zo, zijn dat monumentale vensters in gotische kathedralen, opgevuld zijn met uiterst fijn uitgewerkte structuren in steen, als een kantwerk, en de open ruimtes daarin worden opgevuld met gekleurd glas, gevat in lood. Meestal wordt dat glas ook nog eens bewerkt, er worden figuren op geëtst, en zo krijgen we dan afbeeldingen uit de bijbel, allegorische voorstellingen en zo meer. Soms zijn het ook gewoon geometrische figuren.
Staf Pyl heeft in een aantal Vlaamse kerken, kapellen en publieke ruimtes glasramen gemaakt, vaak ook erg grote. De voorstellingen zijn de traditionele religieuze motieven: een kruisweg, de apostelen, de sacramenten, soms ook meer algemeen menselijke themas. De Christus Koning-kerk in Sint-Niklaas en de stedelijke bibliotheek aldaar zijn een goed voorbeeld. Als het buitenlicht goed is, op een zonnige dag, dan komen die enorme glasramen tot leven, een buitengewone ervaring.
Maar hij heeft ook andere werken gemaakt, meestal kleiner van omvang, schilderijen als het ware, maar dan met soms uiterst kleine stukjes glas, in ragfijne lijnen van zacht glanzend lood. Deze werken komen het best tot hun recht als ze belicht worden door kunstlicht, als ze voor een soort lichtbak gemonteerd worden. Zo zijn ze trouwens ook ontstaan. Vaak zijn het abstracte werken, met verfijnde allusies naar bloemen, bomen, huizen
Staf Pyl doet alles zelf: het ontwerp, de tekening, de kleuren, dan het ontwerp op ware grootte, dan het kiezen en het snijden van het glas en ten slotte het monteren van het glas in het lood. Enkel zijn vrouw, Yvonne, staat hem bij. Geen sprake dus van het doorspelen van een ontwerp aan een atelier, zoals dat nu vaak gebeurt. Staf is een kunstenaar en een ambachtsman, bij hem is dat hetzelfde, je kan het ene niet zijn zonder het andere.
Het glas dat hij gebruikt is heel bijzonder, niet zomaar wat gekleurd glas natuurlijk. Het gaat om met de mond geblazen glas, een artisanaal product, erg duur dus. De rijkdom, de diepte, de helderheid en de subtiele schakeringen van de kleuren zijn verbazingwekkend. En Staf weet die kleuren te combineren zoals de Vlaamse primitieven of de impressionisten.
Als je nog nooit iets van hem gezien hebt, dan heb je iets gemist. Zijn werk is werkelijk adembenemend goed.
Maar veel van zijn kleinere werken zijn in privé-bezit en dus kunnen alleen de gelukkige eigenaars en hun vrienden en kennissen ervan genieten. Af en toe is er een tentoonstelling, soms samen met anderen, soms ook enkel werk van Staf.
Dezer dagen is er in de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Sint-Niklaas zon tentoonstelling, nog tot 23 maart. Je kan de kerk niet missen: het grote vergulde Mariabeeld schittert van kilometers ver boven de stad. Er is ook een spectaculaire ondergrondse parkeergarage onder de grootste markt van het land, vlakbij. Open op woensdag, donderdag en vrijdag van 19-21 uur, op zaterdag en zondag van 15 tot 18 uur, toegang gratis. Op 25 maart is er een evocatie Licht in kleur, met poëzie, muziek, lichtspel en dia-voorstelling, inkom 5, 4 voor senioren.
Als je eens echt iets moois wil zien, dan is dit een unieke gelegenheid.
14-03-2006
Pas gelezen
Martin CRUZ SMITH, Gorki Park (1981), Polar Star (1989), Red Square (1992)
Michael CONNELLY, The Poet (1996)
Ik ben niet echt een fan van thrillers of detectiveverhalen.
Anderzijds is dat een genre dat zich gemakkelijk laat lezen, en in sommige gevallen is ook de taal en stijl de moeite waard, wat het leesplezier natuurlijk nog verhoogt.
Recentelijk las ik drie van de vijf boeken die Martin Cruz Smith schreef met als hoofdfiguur de Russische detective Arkady Renko. Ik was zeer aangenaam verrast door de combinatie van het spannende verhaal, de meesterlijke beschrijving van het kader, het bloemrijke taalgebruik, de sociale analyse van het einde van het roemloze verval van de Sovjet-Unie en de chaotische geboorte van het nieuwe ondernemende Rusland. Bovenal was ik onder de indruk van de scherpe opmerkingsgave van de auteur, zowel wat psychologie en de uiterlijke verschijning van de menselijke personages betreft, als in de beschrijving van het landschap, het weer en de seizoenen, de straten en appartementen, technische installaties etc. Het zijn boeken die door en door researched zijn en dus zeer geloofwaardig overkomen, en daardoor ook blijven boeien, want je krijgt steeds weer een ander aspect te zien, je leert voortdurend bij, vaak ongemerkt, want het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend.
Ik ben wel een fan van John Le Carré, ik heb alles gelezen wat hij geschreven heeft, en dat al meer dan dertig jaar lang. Als ik Cruz Smith met Le Carré vergelijk, en dat dringt zich wel op, dan moet ik bekennen dat hij zeer dicht in de buurt komt, en dat hij zelfs een streepje voor heeft in de levendige beschrijving van de omgeving waarin het drama zich afspeelt.
Michael Connelly is vooral bekend van zijn thrillers met Harry (Hieronymus) Bosch als hoofdfiguur. Daarvan heb ik er nog geen gelezen, maar zopas wel The Poet. Hier zijn we echt wel bij de bestsellende thriller. Waar Cruz Smith het moet hebben van de psychologie van zijn hoofdpersonages, gaat het hier om de straffe toeren, de vreselijke gebeurtenissen, de freaks, zeg maar, en de merkwaardige omkeringen en verrassende wendingen van het verhaal. Het is natuurlijk zeer goed geschreven, maar het is meer een reportagestijl, zonder veel franje. En wat die verhalen betreft: we zijn natuurlijk veel gewoon, vooral door film en TV. Ik kon me niet ontdoen van de indruk dat de auteur de verfilming al op het oog had. En daar ligt het verschil met Le Carré en Cruz Smith. Die doen met alleen maar woorden zoveel meer dan wat zelfs uren dure film niet kunnen, namelijk je verbeelding op gang brengen. De verbeelding heeft geen grenzen, is tegelijk veel rijker dan film en veel spaarzamer, want niet elk detail moet expliciet getoond, suggereren is veel efficiënter. En bij dat verbeeldingswerk haal je heel je bagage van film en literatuur en reizen en kunstbeleving ongewild mee naar boven Ik verlang al naar mijn volgend boek, TV zal er vandaag niet gekeken worden.