mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
06-05-2006
Gelezen, maar...
Walter Mosley, Little Scarlet. An Easy Rawlins Novel, 2004
Zoals je hieronder kan zien had ik net P.D. James The Lighthouse uit toen ik aan deze Mosley begon. Walter Mosley wordt vaak samen vernoemd met de groten van het genre, de krimi. Ik had nog niets van hem gelezen, en toen ik dit boek tweedehands maar proper en in een leesbare letter aantrof, dacht ik: eens proberen.
Het contrast kon moeilijk groter zijn
Walter Mosley is een Amerikaanse kleurling. Ik weet het, dat zou geen belang mogen hebben. Toni Morrison is dat ook, so what? In het geval van Mosley, of althans van dit boek van hem, is er weinig kans dat je ook maar even vergeet tot welke bevolkingsgroep de auteur behoort.
Het verhaal speelt zich af net na de rassenrellen in Los Angeles in 1965. De ik-figuur, Easy Rawlins, is een soort engelbewaarder in de zwarte gemeenschap. Hij wordt door de politie opgetrommeld om de moord op een zwarte jonge vrouw discreet op te helderen, om nieuwe rassenrellen te vermijden. Daar slaagt hij uiteindelijk in. In de loop van het verhaal maken we kennis met zijn familie: zijn vriendin, twee vaag geadopteerde kinderen; zijn vrienden, zijn buren, zijn werkomgeving, een aantal personen, blank en zwart die betrokken zijn bij de moord.
Als misdaadroman is Little Scarlet best goed: stevige plot, boeiende opbouw naar een aannemelijke oplossing. De personages zijn vaak goed getekend, hun taaltje leuk weergegeven.
Maar, durf ik het zeggen het is allemaal een beetje zwart/wit, en voor Mosley is zwart wit, en wit zwart, als je begrijpt wat ik bedoel. Is het nu omwille van de omstandigheden waarin de moordzaak zich afspeelt, namelijk de rassenrellen, ik weet het niet, maar de auteur laat geen halve bladzijde, zelfs geen paragraaf voorbijgaan zonder ons met de neus op de feiten te drukken: de historische schuld van de slavenhandel, de verschrikking van de discriminatie, vroeger en ook toen nog, in 1965. Het is een zeer negatief beeld van een maatschappij, nauwelijks genuanceerd door een enkele blanke good cop. The brothers and sisters daarentegen worden met meer begrip behandeld, ook al zijn het beroepscriminelen die niet terugdeinzen voor moord, of halve bekeerlingen die het toch nodig vinden om te liegen om aan een job te komen. Ik vermoed dat het boek geschreven is voor de zwarte gemeenschap. Maar ik heb sterke twijfels over het succes ervan bij een groot deel van de zwarte gemeenschap, dat zich zeker zal afzetten tegen al de zwarte stereotiepen: de bloedmooie jonge vrouw die na dertig seconden bereid is om met Easy naar bed te gaan; de koele moordenaar die niet zonder pussy kan, de Loverboy die leeft van het stelen van wagens, de halfbloeden die hun huidskleur verbergen, maar ook de uiterst toegeeflijke vriendin van Easy die zeven talen spreekt en Latijn leest en iets heeft met een Afrikaanse prins, de voodoo-priesteres, de toegewijde verpleegster
De meest ongeloofwaardige figuur is Rawlins zelf. Mosley heeft te veel in hem gestopt, hij wordt een Homerische held: groot, sterk, succes bij de vrouwen van alle leeftijden, begrijpend, vrijgevig, filosofisch, moreel onaantastbaar, intelligent, onuitputtelijk zelfs na dagen zonder slaap en met ettelijke kogels in zijn lichaam Je weet uiteindelijk niet wat je aan hem hebt: nu eens is hij een van de zwarte oproerkraaiers, snel met zijn vuisten zonder veel aanleiding, en al even snel met zijn erecties, dan weer is hij een vaderfiguur die ook voor open doel niet scoort, en geld geeft voor het tweedekansonderwijs van de donkere schone.
Voor mij was Walter Mosley een teleurstelling, dat zal wel al duidelijk zijn. Little Scarlet is een boek dat zwarte suburb-jongeren van ongeveer 12 tot 15 kan aanspreken, vermoed ik. Naar verluidt is lezen voor die groep helaas geen grote prioriteit
03-05-2006
Net gelezen: P. D. James, The Lighthouse
P. D. James, The Lighthouse, 2005
Als je in tweedehandsboekenwinkels rondsnuffelt, vind je vaak boeken van P.D. James. Ik vermoedde lang dat het om een auteur van bestsellers ging, een soort van boeken dat nu niet bepaald vooraan op mijn verlanglijstje staat. Onlangs verscheen dit boek van haar, The Lighthouse, en het kreeg een genuanceerde, positieve bespreking in Knack. Toen ik het bij De Slegte als hardcover voor minder dan de helft van de prijs kon op de kop tikken, liet ik die kans niet voorbijgaan. En ik heb het me niet berouwd.
Thrillers, mystery, crime, wij associëren het vrijwel steeds met Amerikaanse auteurs. En dat is onterecht. John Le Carré bijvoorbeeld was en is het beste in zijn genre, wat we de politieke spionageroman kunnen noemen. Veel van de werken van James zijn verfilmd of in series gegoten, Inspector Dalgliesh is ook bij ons geen onbekende. De auteur is dat grotendeels wel. Zij werd geboren in Oxford in 1920 (!), studeerde in Cambridge en werkte lange tijd in overheidsdienst. Zij heeft zowat alle prijzen gekregen in haar vakgebied, naast eredoctoraten en eervolle posities in de literaire en de publieke wereld. Het was voor mij althans een zeer aangename kennismaking met een erg bijzonder auteur; ik heb meteen nog drie andere romans van haar hand gekocht
P.D. James laatste roman is een klassieke politieroman, of een police procedural. Van bij pagina 1 weten we dat er een lijk is en dat het ten minste een verdachte zelfmoord is, of anders moord. De auteur leert ons vervolgens alle betrokkenen kennen: de politie, van hoog tot laag, en de personen die met de overledene te maken hadden: zijn familie, de bedienden van het eilandverblijf waar de gebeurtenissen zich afspelen. Al bij al een erg beperkt aantal personen, die een voor een door de auteur in de spotlights gezet worden. Wij leren hun achtergrond kennen, en hun verhoudingen tot elkaar. Zij praten met elkaar, leven gedurende enkele dagen samen op een klein eiland. Het ziet ernaar uit dat iedereen wel een reden had om de man, een beroemde auteur, niet in het hart te dragen, of zelfs te vermoorden. Iedereen blijft verdacht, maar zeer duidelijke aanwijzingen krijgen we niet. In die zin is het geen echt whodunit, een zoektocht, ook voor de lezer, naar de moordenaar aan de hand van schrander verborgen clues, maar veeleer een zeer geslaagde beschrijving van een aantal personen die door omstandigheden bijeen gebracht zijn. De ontrafeling van de misdaad zelf is bevredigend, aanvaardbaar, maar nauwelijks spectaculair of onverwacht, en speelt zich af in een kort hoofdstuk aan het einde van het boek, we zijn dan op pagina 292 van de 323 die het boek telt. Het is meer een aanleiding voor verdere toelichting bij het leven van de schuldige en zijn verhouding tot de mensen om hem heen, dan een briljant hoogstandje waarin al de verspreide sporen en dwaalsporen door een briljante detective worden opgelost.
Dat is waar P. D. James schittert: de personen die wij mogen ontmoeten zijn de moeite waard. Het zijn levensechte mensen, met hun kleine kanten en hun eenvoudige pleziertjes, zoals een tas hete thee of een ietwat betere wijn, of een geslaagde osso bucco, of een wandeling langs de kust. Zij hebben ook een verleden, soms generaties ver, dat hun leven maakt tot wat het is, in goede en kwade dagen. Er worden interessante en zelfs belangwekkende hedendaagse themas aangesneden, door personages die er direct bij betrokken zijn. De wereld die ons wordt geschetst is onze wereld, en dat het toevallig om een eiland gaat voor de kust van Engeland, maakt het voor ons hier in Vlaanderen net iets meer exotisch, zodat onze interesse gewekt wordt en onze nieuwsgierigheid ruimschoots bevredigd.
Ik had jaren geleden de gelegenheid om kennis te maken met sommige plaatsen in Engeland die hier worden beschreven, en met een aantal personen die in dit boek perfect op hun plaats zouden geweest zijn. Ik verbleef zelfs een aantal keer in Holcombe House, net buiten Londen, en ontmoette een lid van een adellijke familie die een eiland bezaten als dat in het boek. Het maakte voor mij het verhaal des te geloofwaardiger en bracht aangename herinneringen terug aan een land waar ik me wellicht thuis zou kunnen voelen.
En dat is iets wat ik bijvoorbeeld over Amerika nooit zou zeggen.
02-05-2006
inculturatie
Wij beschouwen allerlei immigranten als vreemden, omdat ze onze cultuur niet kennen. Voor de inburgering gaat men nu handboeken opstellen en wellicht ook examens afnemen.
Maar hoe goed is onze eigen kennis van ons cultureel erfgoed? Even testen? De antwoorden vind je gemakkelijk op het net.
Hoe noemt men de typisch Belgische vorm van bebouwing?
Wanneer woedde de Spaanse burgeroorlog?
Wat is de Onbevlekte Ontvangenis?
Wat zijn Vlaamse Polyfonisten? Ken je er een?
Wie was een wereldberoemde drukker en uitgever in Antwerpen in de zestiende eeuw?
Ken je een Belgische Nobelprijswinnaar?
Wie was Peter Benoit? Ken je een werk van hem?
In welke kunsttak waren André Cluytens, Vina Bovy en Rita Gorr actief?
In welke stad overleed Puccini? Ken je een werk van hem?
Wie schreef Lolita?
Wie schreef: Dune (Duin)?
Wie schreef Hautekiet?
Bij welke gebeurtenis waren ook Jan van Renesse, Willem Van Saeftinge en Jan Borluut betrokken?
Wanneer waren de Vlaamse Primitieven actief? Ken je er een?
Wie beeldhouwde De Burgers van Calais?
Waar hangt Rubens Kruisafneming?
Welke volksgroep in het Ottomaanse rijk werd in 1915-16 het slachtoffer van genocide?
Wie schreef Canto General? Wie componeerde de muziek?
Wat zijn de Hebriden? Wie componeerde een muziekstuk met die naam?
In welk werelddeel ligt Guyana?
Wie schilderde Arrangement in Grey and Black: Portrait of the Painter's Mother?
Welke Vlaamse rivier werd gebruikt in de verwerking van vlas? Welk textiel is het eindresultaat van die bewerking?
Wat is er verkeerd met de term: doofstom?
Welke taal spreekt men op Malta?
Wie componeerde onder meer Die Kunst der Fuge, Das Wohltemperierte Clavier, de Goldberg-variaties, de Brandenburgse concerten, vele cantates, en werken voor solo cello, viool, fluit?
Wat is een haiku?
Wie stonden aan het hoofd van de dictatuur in Griekenland in de 20ste eeuw?
Welke vis levert kaviaar?
Wat is een pogrom?
Waar in Italië werden de beste violen gebouwd?
Met wie was Oidipoes getrouwd?
Wie kwam er eerst: Karel de Grote of keizer Karel?
In welke Franse stad hebben er pausen gewoond?
Leven er tijgers in Afrika?
Waar bevinden zich de beelden uit de fries van het Parthenon in Athene?
Wat gebeurde er in een bos bij Katyn in Polen in 1940?
Wie schreef Honderd jaar eenzaamheid?
Welke Russische componist schreef onder meer 15 symfonieën en 15 strijkkwartetten in de 20ste eeuw?
Wat was zo bijzonder aan het Miserere van Allegri?
Zijn de Romeinen ooit in Engeland geraakt?
Hoe ziet de achterkant van de maan eruit?
Wat is de wet Lejeune?
Wie schreef A la recherche du temps perdu?
Welke Nederlander was de uitvinder van het slingeruurwerk?
Was de stomme van Portici een man of een vrouw?
Wie componeerde onder meer de operas Salome, Arabella, Der Rosenkavalier?
Wie kwam er eerst: Monteverdi of Verdi?
Welke Amerikaanse generaal leidde de landing in Normandië en werd later President?
Wat is de delfstof die nodig is om aluminium te maken?
Wat is Ockhams razor?
Diogenes leefde in een ton. Leefde Plato in een grot?
Met welk materiaal werkten Gallé en Lalique?
Wie componeerde op teksten van Bertold Brecht?
Richard Wagner was een belangrijke componist. Wat wordt hem toch verweten?
Wat betekent mutualiteit letterlijk?
Uit welke elementen is de vlag van Groot-Brittannië samengesteld?
Wat is bekend onder de namen Darjeeling, Orange Pekoe, Oolong?
Patek Philippe, Audemars-Piguet, Vacheron-Constantin, Bréguet, IWC, Piaget, Jaeger-Lecoutre zijn bekende merknamen. Van wat?
Wat zijn de hedendaagse benamingen voor Rhodesia, Birma, Siam, Opper-Volta, Irian Jaya?
Wat maakt/e men in Meissen? Welk merkteken gebruikt/e men?
Wat is de hoofdstad van de provincie Vlaams-Brabant?
Wat is een incunabel? Een retabel? een notabele?
Wat was het doel van de Endlösung onder het Nazisme?
Wie schreef De hobbit?
30-04-2006
Punt?
Korps, ofte lettergrootte
Wij staan er niet meer bij stil: een druk op de knop bepaalt het lettertype dat we gebruiken, een tweede klik, en ook de grootte van de letters is bepaald of gewijzigd. Het was ooit wel anders.
Letterzetters in drukkerijen moesten loden letters een voor een uit kasten bijeenrapen, de onderkast voor de gewone letters, de bovenste kast voor de hoofdletters. In het Engels spreekt men nog altijd van upper en lower case. Wij kennen die kasten als toonkasten voor verzamelobjecten.
De letters waren in spiegelbeeld, zodat de afdruk dat niet was, en werden op een letterhaak in de volgorde van de tekst gerangschikt, van achter naar voor en ondersteboven. Zelfs met die drievoudige handicap gebeurde dat zelfs voor ingewikkelde teksten en minuscule lettergroottes met een verbazingwekkende snelheid en zonder al te veel tussenkomsten van de beruchte zetduivel.
Als je eens wil zien hoe het vroeger in zijn werk ging, breng dan een bezoek aan het Plantijn-Moretusmuzeum in Antwerpen, erkend als werelderfgoed en inderdaad een van de interessantste en mooiste plekjes van ons land en zelfs van de hele wereld, echt waar!
Op onze PC zien we de lettergrootte uitgedrukt in een cijfer: voor platte tekst, dus alles behalve de titels en de voetnoten en zo, is 10 zowat de norm, 12 is aan de grote kant, 8 is al lastig voor senioren. Maar 10 wat? Geen centimeters of millimeters, dus wat dan wel? Waar komt die aanduiding van de grootte vandaan?
De eenheid van lettergrootte, of de korpsgrootte, is de punt. We spreken dus van 10 punt etc. Dat gaat terug op een zeer lange traditie in de drukkunst, die in West-Europa haar opbloei kende rond 1500. Aanvankelijk deed iedereen wat hij wou met de vorm en de afmetingen van de letters, maar stilaan kwam er de nood aan een ordening, het is nu eenmaal gemakkelijker te spreken van 10 punt dan van ongeveer zó groot.
De eerste succesvolle poging was die van Pierre Simon FOURNIER (le Jeune, 1712-1768). De courante lengtemaat in die tijd was de voet, zoals nu nog in de Angelsaksische wereld, en onze voeten zijn, met de nodige variatie, ongeveer 30 centimeter lang. Die voet was toen onderverdeeld in een twaalfdelig stelsel, nog een traditie die Napoleon drastisch en definitief afschafte en die in enkel Amerika en Engeland is blijven voortleven. Er waren twaalf duim in een voet, elke duim was twaalf lijnen groot, en elke lijn had 12 punten. Fournier stelde voor om een typografische eenheid te nemen die wat groter was de al te kleine theoretische punt (0,18 mm, of bijna onzichtbaar ), namelijk twee dergelijke punten, dus 0,36 mm. Dat was in 1764.
Een letterteken, gemeten van het hoogste punt van de k tot het laagste punt van de q, bijvoorbeeld, was dan bijvoorbeeld 12 punt groot, een courante maat, die men ook wel cicero noemde, waarschijnlijk omdat een belangrijke vroege uitgave van die Romeinse auteur in die lettergrootte gezet was.
Ondertussen was de voet ook gestandaardiseerd in de pied du roi die in onze maten 32,84 cm zou geweest zijn. De typografische punt daarvan afgeleid door François Ambroise DIDOT (1732-1795) in 1775 was dus iets groter: 0,376 mm. Twaalf punt Fournier is even groot als elf punt Didot. In Europa gebruikte iedereen al gauw de Didot-punten en dat bleef zo tot op heden. Uitgerekend in België is men zeer lang Fournier-punten blijven gebruiken in onze drukkerijen.
Maar met Napoleon kwam het metriek stelsel in voege in ongeveer heel Europa. Tradities sterven langzaam, en in de drukkerswereld nog het traagst. Rond 1880 stelde Berthold, de belangrijke Duitse fabrikant van lettertypes voor om 30 cm gelijk te stellen met 798 punt. Dat maakt dat een punt 0,3759 mm is. Dat werd dan weer afgerond tot 0,375 mm, of 3/8 mm.
En dat is nog niet het einde van het verhaal. In Engeland en later Amerika was er een heel andere evolutie. Daar vertrok men van een bekend lettertype, de pica, letterlijk (cest bien le cas de le dire) de ekster. Die werd onderverdeeld in 12 punten. Zes pica-punten was een inch, de plaatselijke duim, maar ook die lag nog niet helemaal vast Rond 1885 vond men het ginds ook welletjes, en werd de grootte van de pica-punt vastgelegd: 35 cm is 83 pica van 12 punt, dus 996 punt; de pica-punt is dus 0,3541 mm.
De Europese Unie heeft beslist dat alle maten in het metriek stelsel moeten weergegeven worden, dus ook die in de drukkerswereld. Maar ik heb de stellige indruk dat men nog altijd met lettergroottes werkt die in punt uitgedrukt zijn, net zoals wij doen op onze PC. Welke punten dat zijn, Fournier, Didot, Berthold, pica, wie het weet mag het zeggen.
Mensen houden vaak op een bijna onredelijke manier vast aan tradities uit het verleden. Als dat het geval is voor iets zo onschuldigs als de grootte van onze letters, dan is dat eigenlijk ook niet erg. Het leek me interessant om even terug te gaan in de geschiedenis en zo te zien wat de achtergrond is van iets waar we dagelijks mee omgaan.
29-04-2006
Sciene Fiction
Ik ben geboren in 1946. Vanaf mijn prille jeugd was de verkenning van het heelal sterk aanwezig in mijn leefwereld. Rond Sinterklaas zag je in de winkels fascinerend speelgoed: robots met lichtjes die echt konden bewegen en geluid maken, speeltuigen die de reis naar de maan voorstelden, met satellieten, raketten en futuristische rijtuigen. In strips zoals Blake en Mortimer en in de weekbladen voor de jeugd zoals Kuifje en Robbedoes en zelfs Mickey Mouse waren er science fiction verhalen. Kinderen van meer begoede ouders hadden prachtig geïllustreerde uitgaven van boeken over het zonnestelsel. Als jonge snaken maakten we zelf raketten, we wisten wat de ontsnappingssnelheid van de aarde was, kenden Phobos en Deimos, de manen van Mars. Later, toen we naar de Boekerij gingen, de bibliotheek, vonden we ook boeken over verre planeten en over hoe de toekomst eruit zou zien.
In de periode na 1968 begon ik meer intensief SF te lezen. Er waren uitstekende reeksen in het Nederlands, ook in de plaatselijke bibliotheken, en ik verslond de laatste nieuw aangekomen afleveringen gretig. Ondertussen was ik door mijn beroep beter Engels gaan lezen en spreken, en ik stortte me op de onuitputtelijke voorraad van Engelstalige SF. Vrienden brachten pockets mee uit de States, ik reisde bijna elk jaar naar Engeland en kocht daar dozen vol tweedehandse SF, naast algemene literatuur. De kasten raakten vol, ik bouwde een wandmeubel in de woonkamer, en ook dat raakte vol. Er verscheen een Vlaams sfanzine, SFAN, en ik won een abonnement met ingezonden stukjes over Tolkien, over wat SF is
Ik weet niet meer wanneer dat stilgevallen is. De SF-bibliotheek verhuisde van de woonkamer naar de kamer van mijn oudste zoon.
Onlangs wou ik de draad weer opnemen. Theodore Sturgeon was een auteur die me was bijgebleven, misschien vooral omdat hij een eerder uitzonderlijke plaats innam in het SF Pantheon. Hij was een ernstige auteur, geen frivole space-opera schrijver. Hij bracht themas als seks en samenleving met aliens in het genre, op een beschaafde manier. Zijn fantastisch universum stond dichter bij onze echte wereld dan bij de meeste anderen. Op internet ontdekte ik dat men zijn verzamelde verhalen had uitgegeven in tien volumes. Ik begon die te verzamelen, weer via het net.
Dat leerde me waar en hoe je nu het best en zuinigst boeken kan kopen. Boekhandels, zelfs in onze hoofdstad, bleken duur en hun stock was beperkt. Amazon heeft alles, ook tweedehands aan spotprijzen, maar bestellen in het buitenland is al bij al nog omslachtig, de verzendkosten vrij hoog. Proxis is een soort Belgisch Amazon, maar enkel voor nieuwe boeken, en met een beperkter aanbod. Ik bestelde onlangs de laatste twee afleveringen, nummers 2 en 3, in de States, benieuwd wanneer en hoe ze aankomen.
Wat is SF? Er is zo oneindig zoveel SF geschreven in alle mogelijke talen en vormen, en ondertussen ook al zoveel óver SF, dat ik mij niet zal wagen aan een diepe analyse. Toch enkele gedachten.
Iemand zei me ooit dat SF niets anders is dan een What if? variatie. Stel dat de aarde ophoudt met draaien: wat zou er dan gebeuren? Stel dat we in de tijd konden reizen, dat er andere levende wezens zijn op andere planeten, dat we gedachten kunnen lezen SF zou dus een van de beperkingen of gewoonten van onze wereld wegnemen of wijzigen, en daar ga je. Dat is inderdaad wat het geval is in het overgrote deel van de SF-literatuur. Spielerei, niet veel meer dan dat.
Maar de betere verhalen hadden iets meer, gingen verder, dieper. Ze gebruikten het What if? schema om onze bestaande wereld te beschrijven, om bepaalde aspecten te benadrukken, om tendensen die onderhuids leefden of nog niet overal even duidelijk opdoken, te releveren en af en toe ook te waarschuwen. SF dus als kritiek op de maatschappij. Niet louter ergens een parameter veranderen en zien wat de machine doet, maar aan de hand van een verstoring van de normale wereldorde tonen wat er zou kunnen gebeuren, of wat er aan het gebeuren is: de manipulatie van de media, dictatoriale regimes, hoofdstedelijk geweld, walled societies, het gevaar van de bewapeningswedloop, migratie en de bestrijding en de gevolgen ervan, ecologische rampen, samenleving in een post-rurale maatschappij, technologische ontwikkelingen en hun weerslag op onze wereld, utopieën als waarschuwing voor wat er verkeerd gaat in de maatschappij. Waarschijnlijk is het dat wat mij en vele anderen zo aantrok in SF.
Recente literatuur heeft vaak een voor- of nawoord waarin de auteur personen dankt die hem hebben bijgestaan, niet alleen met technische hulp of het nalezen, maar ook met inhoudelijke gegevens en materiële informatie. Soms is er een hele literatuurlijst, waar je kan zien waar Abraham de mosterd haalt.
(Die uitdrukking, zo vertelde me ooit de minzame Professor Oud Testament Chris Brekelmans, die onlangs overleed, heeft niets met mosterd te maken, maar alles met mutsaard of mutserd, dat is volgens Van Dale een takkenbos, materiaal voor de brandstapel, en dat had Abraham nodig in het bekende verhaal in Genesis 22 over het brandoffer van zijn zoon Isaak.)
Meer en meer is er verifieerbare informatie in de literatuur, in de plaats van de fantasie van de auteur. Het werk van schrijvers als Ed McBain en andere bekende auteurs van politieromans wordt vooral geprezen om hun nauwkeurige en realistische beschrijving van wat er precies gebeurt in de recherche, men noemt dat soort romans police procedurals. Grote uitgevers hebben fact checkers in dienst die napluizen of een auteur zich niet vergist heeft, door bijvoorbeeld te stellen dat in een bepaald jaar 29 april op een zondag viel in plaats van een zaterdag. John Le Carré staat bekend om zijn zeer gedetailleerde beschrijvingen van plaatselijke toestanden, weersomstandigheden etc.
Je zou denken dat de SF-auteur een veel grotere vrijheid heeft: zijn wereld is totaal verzonnen, hij hoeft niets na te kijken, mag de meest waanzinnige verhalen verzinnen over werelden en wezens die niet echt bestaan. En dat gebeurt ook vaak. Er zijn heelder cycli van dergelijke verhalen, zeker in de Fantasy-literatuur, die als we de verkoopcijfers mogen geleven nog meer adepten heeft dan SF. Dat lijkt me echter puur escapisme: je wordt meegenomen naar een totaal andere wereld en vergeet daardoor die waarin je leeft, waarin jongelui elkaar ombrengen voor een gadget, waarin autoconstructeurs alsmaar snellere wapens, sorry wagens maken en wij hoofdschuddend de jonge verkeersdoden tellen
Dat escapisme heeft me nooit lang kunnen boeien. Frank Herberts Duin, dat ik op aanraden van een vriend las in 1969, was ongemeen boeiend, niet omdat het me verplaatste naar een andere wereld, maar omdat het me met de neus op allerlei zeer reële problemen van onze aarde drukte, zonder ooit een saaie allegorie te worden. De vele vervolgen waren veeleer met de verzonnen werelden bezig, en dus legde ik die na een aantal paginas opzij.
De beste SF is dus evenzeer gebonden aan de werkelijkheid zoals ze is, maar op een andere manier. Ze beschrijft niet de wereld zoals hij is, en ook niet een puur imaginaire wereld, maar ónze wereld zoals hij zou kunnen zijn, als we niet opletten, of zoals hij zou horen te zijn, als we wat beter zouden opletten.
27-04-2006
Kerktorensyndromen en het zonnestelsel
In de vrije tribune van Knack nr. 17 van 26 april 2006 heeft ene Evert Van Wijk het over de communicatieperikelen van Inbev en spuit zijn kritiek op zijn Belgische collegae. Hij verwijt hen een kerktorensyndroom.
Hijzelf gaat evenwel tweemaal in de fout. Enerzijds schrijft hij: "dat het bedrijf kansen liet liggen om NIET zijn kant van het verhaal ... te brengen." Dat is een dubbele ontkenning, en dat mag bij ons alleen in West-Vlaanderen en Suid-Afrika.
Waar hij de planeten helemaal misslaat is in de eerste paragraaf: "Hun communicatievisie op Inbev lijkt op het geloof dat niet de zon om de aarde, maar de aarde om de zon draait..."
En ik die dacht dat de aarde inderdaad om de zon draait.
Maar misschien niet in Nederland. Of niet van uit het oogpunt van communicatieadviseur en mediatrainer Evert Van Wijk. Dit lijkt me erger(lijker) dan wat hij ons Belgen verwijt: denken dat België het middelpunt van het heelal is. Dat mag hoogmoed zijn, maar er is ten minste geen astronomisch bezwaar.
Overigens staan er nog wel enkele pareltjes in zijn tekst, zoals een geval van de 'haarziekte': de biergroep en haar klanten... En wat is een eveneens gewaardeerde collega?
Misschien toch even zijn teksten laten nalezen door iemand van het zesde leerjaar?
net gelezen
Martin CRUZ SMITH, Tokyo Station, 2002
Gorki Park (1981), Polar Star (1989) en Red Square (1992), de eerste drie in de reeks Arkady Renko-verhalen, waren gesitueerd in het stormachtige nieuwe Rusland. Rose (1996) is Engeland in 1872 en Gypsy in Amber(1973) toont ons een stuk van Amerika in de 60s.
Tokyo Station (2002), in de US gepubliceerd onder de titel December 6, zet ons terug naar die fatidieke datum in 1941, in Japan. Terwijl in West-Europa en in Rusland het pleit al beslecht lijkt en Japan China is binnengevallen, bereidt Japan zich in het geheim voor op een confrontatie met het koloniale United Kingdom in Azië en met de US, eveneens rivaal in de Pacific. Wij weten dat de aanval op Pearl Harbour staat te gebeuren, maar de auteur houdt zich wijselijk ver van de aanval zelf en van alle rechtstreekse voorbereidingen.
Wat we wel krijgen is het leven in Tokyo in de periode net voor de aanval: het dagelijkse leven van de burger, de bureaucraat, de zakenman, de militair, de politicus, de buitenlandse correspondent, de missionaris, de hoeren, geishas, kunstenaars, dronkaards.
Hoofdfiguur is Harry Niles, zoon van Amerikaanse missionarissen in Japan, maar als kind opgegroeid in Japan onder de Japanners. We krijgen in flash back verhalen uit zijn kindertijd, jeugd, en zijn ervaringen in China tijdens de verovering door Japan. Personages duiken op in verschillende periodes en verschillende plaatsen. Harry is een marginale figuur: louche zakenman, con man, maar dan een met een geweten. Hoe hij overeind blijft in een tijd en een wereld die in lichtelaaie staat is een boeiend, vaak meeslepend verhaal. Cruz Smith is de meester van het sprekende detail, dat je onmiddellijk vertrouwd maakt met de meest vreemde gewoonten, streken en gebeurtenissen.
Het leuke met de boeken van Cruz Smith is dat je ze, althans in het Engels, kan kopen voor geen geld, bijvoorbeeld in De Slegte. Dat is ook zo voor Michael Connelly, PD. James, John Fullerton, Walter Mosley en nog vele andere bestsellende thrillers en detectives. Van P.D. James kocht ik er onlangs het pas verschenen The Lighthouse voor 8 hardcover, terwijl die nieuw in de rekken staat in Club voor 18. Voor nieuwe Nederlandstalige merkwaardig afgeprijsde boeken kan je in Leuven niet beter zijn dan in Het paard van Troje. Ik vertoef ook graag in t Profijtelijk Boeksken in Westerlo, massas tweedehands, en binnenkort openen die ook een zaak in Leuven. We zijn verwend.
20-04-2006
summum ius, summa iniuria
Summum ius, summa iniuria
Spreuken in het Latijn, ik zal het niet meer afleren. Ik hield er al van op school, die paradigmata van Geerebaerts Spraakkunst blijven je de rest van je leven bij. Later vond ik het heerlijk grasduinen in de verzamelingen in de appendices van woordenboeken en in nuttige boekjes met citaten en verklaring van uitdrukkingen in vreemde talen.
De spreuk die ik hierboven vermeld betekent, in al haar gebalde symmetrie: het hoogste recht, het hoogste onrecht.
Als we er even over nadenken, zien we de betekenis wel in: je kan de rechtspraak zo extreem maken, dat er geen recht meer geschiedt, maar een onrecht.
Het is een gedachte die in de geschiedenis wel vaker moet opgekomen zijn, anders hadden we geen spreuk, of waren we ze vergeten. Nee, de laatste jaren hebben we volop de gelegenheid gehad om ze te debiteren, mochten we ons genoeg Latijn herinneren, natuurlijk.
We denken aan een rechtszaak tegen milieuvervuilers, waar het hof, zo heet dat, waar het hof oordeelde dat de rechten van de verdediging geschonden waren omdat de overtreders al eerder hadden getuigd voor een parlementaire onderzoekscommissie.
We horen het bijna elke dag: de beschuldigden, van wie de schuld vaststaat, worden vrijgesproken wegens procedurefouten. Of omdat de feiten verjaard zijn.
Er is de ongelooflijke achterstand bij zowat alle rechtbanken.
Het hoogste rechtscollege, de Raad van State, genitief en al, wordt geplaagd door een stortvloed van beroepskwesties, ingediend door al dan niet malafide of al te commercieel ingestelde advocaten van asielzoekers, en kan die en andere zaken niet tijdig afhandelen.
Het circus rond de overlast van onze nationale luchthaven is nog lang niet aan zijn laatste voorstelling begonnen.
De taal van het gerecht is wartaal, geen mens die begrijpt waarom men een Middelnederlands koeterwaals nodig heeft om eenvoudige zaken uit te leggen.
Er is de steeds verder toenemende regelgeving, zo heet dat: regelgeving. En daarin overdrijven heet dan regelneverij, echt waar.
Het gerecht en al wat erbij hoort leeft in een andere wereld, lijkt het wel, met niet enkel een eigen taal, en dure specialisten om namens de burger in die taal te spreken, maar met eigen protserige gebouwen, zoals het justitiepaleis in Brussel, dat enorme sommen opslorpt voor een restauratie, een betere zaak waardig, of dat in Antwerpen, dat misschien wel mooi is, maar kan het niet voor wat minder? Kijk eens naar de scholen waar onze kinderen opgevoed worden: daar is dan weer geen geld voor. Natuurlijk is er ook een eigen mode: togas in alle kleuren, eretekens, hermelijnen kragen, het lijkt wel de heiligbloedprocessie.
En er lijkt geen verandering te komen in die toestand. Onlangs hoorden we nog over een poging om de taal begrijpelijker te maken. Wat die opperrechter ons voorlas als een arrest (?) nieuwe stijl zoude zelfs Brusselmans niet aandorsten te boekstaven.
Er is nu snelrecht, zegt men ons, maar wie heeft dat ooit in concreto in het werk gezien? Men arresteert supergevaarlijke terroristen, na jarenlange observatie Eer Dutroux voor het gerecht kwam in wat voor iedereen een uitgemaakte zaak was, gingen eindeloze jaren voorbij.
Onze maatschappij is ingewikkeld, akkoord, en het wordt steeds erger, precies omdat men alles in regels wil vastleggen. En wie legt die regels vast? Een steeds groeiende groep hooggeleerden, juristen, criminologen, kabinetsmedewerkers, vrijgestelden, lobbyisten, experts, deskundologen. En de politiek doet daar met gusto aan mee, de decreten worden sneller geschreven dan ze kunnen gedrukt worden. Het lijkt wel dat een minister afgerekend wordt op het aantal paginas wetteksten dat hij of zij in het Staatsblad kan krijgen.
Om naar onze spreuk terug te keren: natuurlijk zijn al die regels bedoeld om onze maatschappij zo fatsoenlijk mogelijk te laten functioneren en eenieders rechten te vrijwaren. Men streeft dus naar het summum aan ius. Maar daardoor precies wordt alles zo ingewikkeld, ondoorzichtig en irrelevant dat iedereen, ook specialisten, afhaken. Er zijn duizenden regels die zeker met de beste bedoelingen geschreven zijn, maar die werkelijk nergens op slaan. Vandaar: summa iniuria, het toppunt van rechteloosheid. Iniuria betekent overigens ook: verwonding, pijn, zoals in het Engels: injury. Men kan zijn recht niet halen, omdat men het niet kent, niet kan kennen. Sociale voordelen worden niet opgeëist omdat de kansarmen voor wie ze bedoeld zijn, noch de welmenende sociale assistenten er enig idee van hebben dat ze bestaan.
Wellicht ben ik niet de enige die af en toe overweegt om een deel van zijn rechten af te staan voor wat sneller recht, voor wat duidelijkheid, voor wat meer aanvoelen dat recht is geschied.
Maar het zit er niet aan te komen. Vandaag wordt gestemd op een amendement (!) op een wetsvoorstel ertoe strekkende dat bij adoptie door holebi-koppels een van de echtgenoten de werkelijke ouder zou zijn van het te adopteren kind. Denk nu niet dat het ook de biologische ouder moet zijn, nee, hij of zij kan het kind ook geadopteerd hebben. Of het koppel kan samen een kind adopteren, en dan moet eerst de ene Ik begrijp dat je al niet meer volgt. Geen mens kan dat nog, maar in het parlement kunnen ze daar dagen mee bezig zijn, als ze het niet te druk hebben met filibusteren, in het Vlaams: staan lullen om de tijd te vullen. Op onze kosten. In onze naam.
In het Latijn zegt men dan: corruptio optimi pessima. Of hoe de afgang van onze hoogst geplaatsten het meest te betreuren valt.
Arm Vlaanderen.
Irma's chocoladekoek
Chocoladekoek
Benodigdheden: vier eieren, 200 gr. bloemsuiker, 200 gr. petit-beurre koekjes, 1 doos boudoirs, 250 gr. boter, 200 gr. fondantchocolade, zilverpapier, springvorm.
Bereiding:
Vooraf: de petit-beurre koekjes fijn malen; boter mals maken in een warmwaterbad, chocolade smelten, eiwit stijf kloppen.
Doe in de kom de vier eierdooiers, suiker bijvoegen en vervolgens de boter die mals geworden is. Dan volgen de gesmolten chocolade en de gemalen koekjes. Als laatste het stijfgeklopte eiwit bijvoegen.
Springvorm nemen en de bodem bedekken met aluminiumfolie.
Enkele boudoirs nemen en ze tegen de kant naast elkaar zetten met de gesuikerde kant naar de buitenkant gericht. Koekjes vasthouden en ondertussen het mengsel ertegen aanbrengen zodat de koekjes blijven rechtstaan. Zo verder tot de kring volledig rond is. Het overige mengsel erbij gieten en gelijk maken. Daar bovenop petit-beurre koekjes leggen, over de ganse oppervlakte.
Dan het overtollige van de boudoirs met de achterkant van een lepel eraf duwen.
Koek in de ijskast zetten om op te stijven.
Springvorm losmaken, koek omdraaien en de bovenkant eventueel versieren met bloemsuiker of slagroom.
19-04-2006
Franz Schubert
Hij heeft het van de goede God zelf meegekregen
Je hebt van die natuurtalenten. Ze duiken overal op: in de turnles is er wel altijd eentje dat zijn voeten in zijn nek kan leggen, los over de bok springt en in een twee drie boven aan het touw bengelt, terwijl wij ons kreunend omhoog hijsen onder het vernietigend commentaar van de leraar. Even onverwacht blijkt de nerd van de klas een begenadigd schrijver van opstellen te zijn, en heeft het dikkerdje een fluwelen stem. En met die gaven blijken ze geboren, ze hoeven er niets voor te doen, althans, zo komt het ons voor.
Zo was het ook met Fransje Schubert. Hij werd in 1797 geboren in een voorstad van Wenen, toen de hoofdstad van Europa, in een gezin waar veertien kinderen geboren werden, en slechts vijf in leven bleven, zo ging dat toen. Vader was een van die enorm talentvolle onderwijzers, die kunnen tekenen, zingen, verscheidene muziekinstrumenten bespelen, vertellen, en zo boeiend lesgeven dat zelfs de ergste belhamels geïnteresseerd luisteren.
Franzl (Fransje) leerde al heel vroeg van zijn vader en zijn oudere broer viool spelen en kreeg de gemakkelijkste partij, de altviool, in het strijkkwartet van het gezin. Zijn uitzonderlijk muzikaal talent moet dan al opgevallen zijn, want hij werd naar de koster-organist van de parochiekerk gestuurd voor muzieklessen, al getuigde de verbaasde brave man later dat hij Fransje niets meer kon leren, hij wist alles al. In de kerk was Franz de eerste sopraan van het koor en speelde ook vioolsolos. Toen hij elf jaar was, kreeg hij een studiebeurs voor het Konvikt in Wenen, een soort internaat voor begaafde burgermanskinderen, dat ook het koor leverde voor de keizerlijke hofkapel, een soort Wiener Sängerknaben dus.
Ook daar viel Schubert onmiddellijk op: hij speelde de eerste viool in het studentenorkest en dirigeerde als de leraar afwezig was. De ernst en de fijngevoeligheid waarmee hij dat deed viel iedereen op, ook Antonio Salieri, toen de muzikale ster van het Weense hof. Je zou kunnen denken dat Franz een haantje de voorste was, een verwaand kereltje dat overal probeerde op te vallen. Niets is minder waar: hij was pijnlijk verlegen en enkel onder de bewonderende druk van zijn vrienden kwam zijn talent voor de buitenwereld te voorschijn, zeker zijn eigen composities.
Hij was toen inderdaad al eigen muziek aan het schrijven, zijn eerste werk in de chronologische catalogus die O.E. Deutsch in 1951 publiceerde, dateert van 1810, hij was toen dus 13. Drie jaar later brak zijn kinderstem. Hij moest dus het Konvikt verlaten, maar bleef les volgen bij Salieri. Ondertussen studeerde hij voor onderwijzer, zoals zijn vader, en gaf les in dezelfde school. Voor militaire dienst bleek hij te kort van gestalte.
In die jaren tussen zijn zestiende en zijn achttiende schreef hij enorm veel, zowel kamermuziek als symfonieën, missen, zelfs een hele opera. Verbazingwekkend is het aantal liederen dat hij schreef: letterlijk honderden per jaar! Sommige daarvan waren echte meestersukjes en worden nu nog steeds gezongen: Greetje aan het spinnewiel, Stille zee, Heideroosje, om ze in het Nederlands te noemen, maar vooral Erlkönig, telkens op gedichten van Goethe.
Met die liederen komen we bij een van de meest typische kenmerken van Schubert. Hij hield vooral van het ingekeerde, intieme, gevoelige werk, niet van geschetter en lawaai en bombastisch gedoe. Hij was een echte romanticus. Maar wat bedoelen we daarmee?
De Romantiek begon laat in de 18de eeuw, dus even voor de geboorte van Schubert in 1797 en duurde tot een eind in de 20ste eeuw, zeg maar tot de eerste wereldoorlog in 1914, al zijn er uitlopers tot op onze dagen Het begon als een voorkeur voor het ongewone, het niet-alledaagse, het eigenaardige. Zeer veralgemenend kan men zeggen dat in de Romantiek de emoties belangrijker zijn dan het verstand, de rede; het aanvoelen van de dingen en toegeven aan ingevingen belangrijker dan de vaste vorm en orde. Niet dat men zo maar in het wilde weg te werk ging: geen kunst zonder methode en discipline. Maar men gebruikte de technieken om nieuwe vormen te vinden, origineel te zijn, veeleer dan het oude na te bootsen. De natuur vormde een voortdurend veranderende inspiratie, een vrij en onbevangen milieu, wars van menselijke conventies en burgerlijkheid. Ook het verleden, bij voorkeur de ridderlijke en hoofse middeleeuwen, werd als een ideaal voorgesteld, net als verre landen en onbereikbare idealen. Ten slotte was ook het nationalisme een typisch kenmerk: men zocht bevrijding van de dwingelandij van buitenlandse overheersers, desnoods met wapengeweld, denk maar aan onze eigen Brabantse omwenteling en de onafhankelijkheid van België in 1830.
Soms wordt Schubert nog afgeschilderd als een typische salonfiguur uit die kleinburgerlijke periode tussen 1810 en 1850: braaf, sentimenteel, zoeterig, verwijfd zelfs. Zijn meest bekende portret toont een veeleer papperig ventje, met krulletjes en een brilletje en een overdadig pak. De werkelijkheid is anders. Zowel in zijn muziek als in zijn privé-leven was hij veeleer een beeldenstormer, die zich verwoed afzette tegen de bestaande orde en die ook met zijn muziek grenzen verlegde die door bijvoorbeeld Mozart en Beethoven waren getrokken.
Toen een rol als onderwijzer uiteindelijk niet lukte, werd Schubert een wat marginale figuur, zonder eigen inkomen, steeds te gast bij vrienden of weldoeners, niet in staat een gezin te stichten omdat hij geen vrouw en kinderen kon onderhouden. Hij speelde hier en daar bij families en bij allerlei gelegenheden, trok op met zangers, muzikanten, dichters, schilders, filosofen, schrijvers, politici, zat dan graag aan de piano om te begeleiden of solo te spelen, nam deel aan verhitte debatten over de problemen van die dagen, trok naar de buiten op uitstap of vakantie als hij een goed aanbod kreeg, en componeerde ondertussen van ´s morgens tot diep in de nacht.
Zijn succes voor het grote publiek was beperkt. Slechts een heel klein stukje van zijn enorme productie bereikte de buitenwereld, en ook dat sloeg slechts af en toe echt aan. Al zijn pogingen om zijn muziek gedrukt te krijgen, en dus verkocht, mislukten. Pas in 1821 kon Erlkönig door toedoen van enkele vrienden te koop aangeboden worden, met succes, trouwens, en van dan af werden zijn meest bekende stukken ook gedrukt. Zoals het wel meer gaat, werd zijn muziek een echte rage in de betere kringen van Wenen, met huisconcerten bij rijkelui met alleen maar muziek van Schubert, de befaamde Schubertiades. De grote concertzalen bleven voor hem gesloten, al had hij dan bijvoorbeeld al zeven symfonieën geschreven. Hij bleef ook proberen om het publiek te veroveren met een opera, een ontspanningsvorm die toen zeer populair was. Tevergeefs.
Aan het einde van 1822 werd Schubert ziek: syfilis, de AIDS van die tijd. Hij trok zich terug uit het uitgangsleven maar componeerde onafgebroken. Hij verbleef een tijd in een hospitaal, probeerde nogmaals een opera opgevoerd te krijgen, maar weer zonder succes. Aan het begin van 1824 zat Schubert echt aan de grond: hij bezat geen cent, was ziek en depressief door het uitblijven van succes en erkenning. Toch bleef hij muziek schrijven die we nu tot zijn meesterwerken rekenen, onder meer het strijkkwartet Der Tod und das Mädchen, enkele jaren geleden nog de soundtrack van een boeiende film over een Zuid-amerikaanse folteraar en zijn vrouwelijk slachtoffer.
Stilaan begonnen zijn inkomsten te stijgen door de verkoop van zijn muziek en door opvoeringen in beperkte kring. Schubert moet al die tijd zelf wel overtuigd geweest zijn van zijn kwaliteiten, ook al omdat hij bij vrienden, kennissen en mecenassen zoveel steun en bewondering ondervond. Maar in Wenen was je pas iemand als je ook in de grote theaters en concertzalen gespeeld werd, en als je een belangrijke benoeming kreeg aan het hof. Voor dat laatste was Schubert misschien niet gepolijst genoeg, te eigenzinnig, te weinig burgerlijk, een vrijbuiter die met artiesten omging en een zeer vrij leven leidde.
In 1827 overleed Beethoven. Schubert was daardoor fel geschokt, en in zijn laatste werken zien we duidelijk dat hij probeerde in de voetsporen te treden van deze componist die hem steeds geïnspireerd had, zonder dat men van slaafse volgzaamheid kan spreken.
In 1828 schreef hij opnieuw een reeks meesterwerken, en op 26 maart van dat jaar gaf hij het enige openbare concert van zijn hele leven. Het was zowel financieel als artistiek een geslaagd optreden, zodat hij zich voor het eerste een eigen piano kon aanschaffen!
Maar Schubert was ondertussen zwaar ziek, en zijn onafgebroken intense arbeid als componist en uitvoerder had hem fel verzwakt. In oktober liep hij een infectie op door het drinken van onfris water. Hij stierf in Wenen op 19 november 1828, omringd door zijn broers en zijn vrienden. Hij was amper 31. Op zijn zerk stond dit vers te lezen: De Muziek heeft hier een rijke schat begraven, maar een nog rijkere hoop.
Schubert staat op de grens tussen de klassieke periode van Haydn, Mozart en Beethoven en de volle romantiek, met Schumann, Chopin en Wagner. Zijn zeer oorspronkelijke, gevoelige muziek gebruikt nog hoofdzakelijk de klassieke vormtaal, maar dan in een vernieuwende en zeer eigen benadering.
Zoals gewoonlijk stel ik dan de vraag: kennen we iets van Schubert? En ja, ook nu is het: ja hoor! Misschien kennen de jongsten onder ons het populaire lied Heidenröslein niet, of het macabere Erlkönig. Maar wie kent de Forel niet? Er is een lied met die naam, en ook een kwartet, waarvan de trage beweging het lied herneemt. En dan is er die ongelooflijk mooie liederenkrans De mooie molenaarsdochter, Die schöne Müllerin, waaruit we zeker allemaal al eens een lied gehoord hebben.
Schubert was een muzikaal natuurtalent, een nooit opdrogende bron van melodieën, een zanger die steeds weer nieuwe taferelen voor ons schildert, nieuwe emoties suggereert. In zijn korte leven schreef hij meer dan 1500 composities, waaronder 600 liederen, 500 pianowerken, waarvan sommige ruim drie kwartier duren, 100 vocale werken, met onder meer 17 operas en zeven missen, 80 werken voor kamerensembles en 10 symfonieën. Het is een onuitputtelijke bron van vreugde en verfijnd muzikaal genot, ook voor mensen van de 21ste eeuw, jong en oud. Waag de sprong, haal een CD uit je rekken of uit die van de bibliotheek, je zal niet teleurgesteld zijn. Of je nu een symfonie kiest, een pianosonate, een fantasie, een lied, een kwartet of kwintet, ik verzeker je dat je ervan zal genieten. Dat wens ik je alvast toe.
Categorie:muziek Tags:muziek
18-04-2006
+ Ed McBain
EVAN HUNTER / ED McBAIN
Ik leerde de verhalen van Ed McBain kennen, enkele jaren geleden, door een recensie in The New Yorker. Hij werd er zonder voorbehoud geprezen als de ultieme auteur van politieromans. Sindsdien koop ik zijn nieuwste boeken telkens ze verschijnen, en de oudere wanneer ik ze tegenkom in tweedehandse boekenwinkels en uitverkopen.
Op de onvolprezen website http://www.fantasticfiction.co.uk/ vind je ook van hem zowat alles wat hij geschreven heeft, met nette afbeeldingen van de covers. Zijn eigen website is ook de moeite: http://www.edmcbain.com/
Ik had de vooraankondiging van zijn volgend boek: Fiddlers gezien op die sites, en was dus aan het uitkijken naar het verschijnen, bij www.Proxis.com en ook in Club, de boekenwinkel van Proxis. Vorige week was hij er dan, bij Club. Toen ik hem opensloeg zag ik in een van de blurps dat over de auteur werd gesproken in de verleden tijd Hij was overleden op 6 juli 2005 en werd herdacht op wat zijn 79ste verjaardag zou geweest zijn, 15 oktober. Over zijn ziekte, kanker, had hij ook een boek geschreven.
Hij was geboren in New York City en was driemaal gehuwd, laatst met Dragica Dimitrijevic, in 1997. Was in de US Navy tijdens WO II, daarna studies aan de universiteit. Werkte daarna voor een literair agent in New York. s Avonds en in de weekends schreef hij. Zijn eerste succes, onder de naam Evan Hunter, was THE BLACKBOARD JUNGLE (1954). Wij kennen het verhaal van de idealistische leraar in een sloppenwijkschool het best van de film met Glenn Ford and Sidney Poitier.
Sindsdien zijn er meer dan honderd boeken van hem verschenen, onder zijn eigen naam, Evan Hunter en vooral ook die van Ed McBain. Hij was ook actief als schrijver van screenplays, onder meer voor Hitchcocks film THE BIRDS.
Als Ed McBain is hij de bekende auteur van de 87th Precinct verhalen. Dit is een serie van bijna zestig politieromans die geweldig populair is. Het team van detectives, met in de hoofdrol vaak Steve Carella, werkt in een district van een imaginaire stad in the States en krijgt er te maken met zowat alles waartoe de mens in staat is, in goede of kwade dagen.
Ed McBain kreeg zowat alle prijzen die er in het genre te verdienen zijn.
Er is nog een postume verzameling van kortverhalen op komst, in juli 2006: Learning to Kill. Daarna is het dus gedaan en kunnen we enkel nog terecht bij wat we nog niet lazen uit zijn vroeger werk, en misschien eens iets herlezen.
Zo gaat het in het leven. Je denkt dat alles zal blijven zoals het was. Maar ta panta rhei, sic transit gloria mundi, den tijd vliegt snel, gebruikt hem wel, vulnerant omnes, ultima necat.
15-04-2006
terrorisme
Terrorisme
In een recent tafelgesprek over het geweld in onze wereld van vandaag zochten we naar de oorsprong van dat geweld. Dé terroristen van vandaag zijn natuurlijk de Palestijnse, en andere groepen en staten in het Midden-Oosten. Uit mijn eigen, zeer beperkte ervaring ter plaatse meende ik te mogen afleiden dat de volkeren rond de Middellandse Zee toch wel iets meer ontvlambaar zijn dan de meer noordelijke volksgroepen, en dat vooral de Arabische wereld een vrij gewelddadig karakter heeft. Het beeld van de vader die zijn kind opvoedt tot zelfmoordterrorist is voor mij zo onaanvaardbaar en afstotelijk, dat ik meteen de bevolkingsgroep waarin zoiets geduld, ja aangemoedigd en verheerlijkt wordt, in mijn onbegrip en verachting betrok.
Lut heeft uit ervaring en haar belezenheid over de twee wereldoorlogen, over dictaturen, over seksueel geweld en over misdaad in het algemeen een meer genuanceerde opvatting. Nazi-Duitsland is maar zestig jaar geleden. Rusland onder Stalin. Ierland. Armenië. Korea. Vietnam. De dictaturen in Spanje en Portugal, in centraal en Zuid-Amerika. Ons koloniaal verleden. Het ingrijpen van de CIA in de wereld. De mislukte invasie van Cuba, of de gelukte op Caraïbische eilanden. Apartheid.
We kunnen nog wel even doorgaan.
Zijn westerlingen zoveel beschaafder en minder agressief dan de Arabieren?
Natuurlijk zijn de aanslagen die wij nu alle dagen voorgeschoteld krijgen via de media abominabel. Natuurlijk is daarvoor geen enkel excuus.
Maar ligt onze eigen even onwaarschijnlijke wreedheid en agressiviteit zo ver achter ons, of al zo diep in ons begraven dat wij ons met schaamteloos heilige verontwaardiging zoveel beter zouden mogen achten dan de ongetwijfeld misleide en vertwijfelde Arabische zelfmoordterroristen en het volk waaruit zij ontsproten zijn?
Dit alles krijgt natuurllijk een totaal andere emotionele weerslag als in een station in onze hoofdstad een zinloze moord gepleegd wordt door jonge Arabieren. Het verandert de discussie niet, maar het maakt ze wel nog pijnlijker.
12-04-2006
De maan
De maan
Al jaren ben ik geboeid door de maan. Het is een prachtig zicht: volle maan in een ijzige vriesnacht schitterend op de sneeuw, dan is het zo helder als overdag, bijna. Of een diepgoudgele trillende rode bol boven de zee, die een baan trekt tot aan je voeten
Maar hoe werkt de maan? Komt ze op, zoals de zon? Wanneer?
Pas nu ik veel tijd heb is het er van gekomen om antwoorden te vinden op mijn vragen. Ik hoop dat je er iets aan hebt. Er komen geen moeilijke begrippen in voor, die vind je op uitstekende sites op het web, met nog meer prachtige fotos.
Dit is mijn reis naar de maan.
Is de maan te zien?
Soms zien we de maan, soms niet. Dat kan zijn omdat er wolken voor de maan zitten, maar soms zien we ze niet, ook al is er een heldere hemel. We zien ze dan niet omdat ze nog niet opgekomen is. De maan komt niet op samen met de zon of altijd als de zon ondergaat. Ze heeft haar eigen ritme, en kan opkomen op elk uur van de dag en van de nacht. Als we ze willen zien, moeten we dus weten wanneer ze opkomt.
Op sommige momenten zien we de maan helemaal niet, of het nu dag of nacht is. Dan is het nieuwe maan. De maan staat dan tussen de zon en de aarde, en de kant die naar ons gericht is, is niet verlicht. Het is dan nacht op die kant van de maan. Aan de achterkant is het dan dag.
Zien we alle kanten van de maan?
We zien slechts één kant van de bol die de maan is, en altijd dezelfde. Dat komt omdat de maan rond de aarde draait met dezelfde snelheid als ze om haar as draait. De achterkant hebben we pas te zien gekregen op fotos vanuit ruimtetuigen. Daarvoor kon men slechts gissen hoe die kant eruit zag, en de verbeelding leidde soms tot wilde resultaten De achterkant ziet er ongeveer net zo uit als de kant die wij zien.
Waarom zien we soms maar een stukje van de maan?
Soms zien we een volle ronde schijf. Een paar dagen later gaat er aan de rechterkant een stuk af, dan wordt ze een halve cirkel, dat noemen laatste kwartier, dan een steeds kleinere sikkel in de vorm van een C, tot er niets van overblijft: nieuwe maan. Na enkele dagen verschijnt er een dunne sikkel in de vorm van een ) die elke dag wat groter wordt tot we eerst een halve maan krijgen, dat noemen we eerste kwartier, dan volle maan.
Hoe komt dat? Terwijl de maan rond de aarde draait, draaien ze samen rond de zon. Op een bepaald moment staat de maan tussen de zon en de aarde; de kant die verlicht is door de zon is voor ons dan onzichtbaar. Dan draait de maan langzaam weg van die positie tussen de zon en de aarde, en we zien hoe de zon een smalle schijf van de maan verlicht. Naarmate de maan steeds verder weg draait, wordt een groter verlicht oppervlak zichtbaar. Wanneer de maan helemaal aan de andere kant van de aarde staat, dus als de aarde tussen de zon en de maan staat, schijnt de zon op de hele kant van de maan die naar de aarde toe gekeerd is. Dan draait de maan weer verder, en het verlichte gedeelte wordt stilaan kleiner.
De tijd tussen twee identieke verschijningen van de maan, bijvoorbeeld volle maan, is 29,5 dagen. Dat is meer dan de tijd die de maan nodig heeft om een volledige omwenteling van de aarde te maken, namelijk 27 dagen en 7 uur, maar de aarde is ondertussen ook verder om de zon gedraaid, zodat het voor ons, die hoofdzakelijk voortgaan op de zon, pas twee dagen later terug volle maan etc. is.
Waar komt de maan op en gaat ze onder?
Van op de aarde gezien gaat de maan op in het oosten, net als de zon, en gaat ze onder in het westen. Dat komt omdat de aarde om haar as draait van west naar oost, dus tegen de klok in. Mensen die op de aarde staan en naar de maan kijken, zien haar dus links of in het oosten opkomen, en rechts of in het westen ondergaan. Alle hemellichamen lijken een cirkelvormige beweging te doen rond een bepaald punt, dat wij het noorden noemen en dat we herkennen aan een heldere ster, de poolster. Sommige hemellichamen vormen een zo kleine cirkel dat we die cirkelbeweging helemaal (zouden) kunnen zien (als het voortdurend nacht zou zijn ) in de loop van een etmaal, van andere krijgen we slechts een deel van de cirkel te zien, en dat is het opkomen, stijgen aan de hemel en het weer ondergaan. Nog andere krijgen we helemaal niet te zien, hun cirkel ligt onder onze horizont.
Wanneer komt de maan op en gaat ze onder?
Het opkomen en ondergaan van de maan gaat niet samen met het opkomen en ondergaan van de zon, en kan op elk moment van de dag of de nacht gebeuren. Toch zit er een systeem in, natuurlijk, hemellichamen maken geen willekeurige bewegingen.
Het moment van de dag of de nacht waarop de maan opkomt, hangt af van de stand van de maan. Als het volle maan is, komt de maan op bij zonsondergang en gaat onder bij zonsondergang. Als het nieuwe maan is, net omgekeerd, maar dan zie je de maan niet, al is ze er natuurlijk wel. Bij eerste kwartier komt de maan rond de middag op en gaat onder rond middernacht. Bij laatste kwartier net ondersom: ze komt op rond middernacht en gaat onder rond de middag.
Volle maan krijg je dus enkel te zien tijdens de nacht. Daarna, bij afnemende maan, komt ze elke dag ruim een uur later op, en bij laatste kwartier zien we de maan enkel nog na middernacht en in de loop van de voormiddag. Zo gaat het verder tot aan nieuwe maan en tot de wassende maan daarna weer verschijnt kort na zonsopgang. Bij eerste kwartier gaat ze op rond de middag en blijft zichtbaar tot ze in het westen ondergaat rond middernacht.
Nieuwe maan, die we niet zien, maar er wel is, staat het hoogst aan de hemel op de middag. Bij eerste kwartier is dat om zes uur, dus zes uur later. Bij volle maan is dat om middernacht, weer zes uur later. Bij laatste kwartier is dat weer zes uur later, namelijk om 6 uur in de morgen.
Staat de zomermaan hoger dan de wintermaan, zoals de zomerzon?
De hoogte van het hoogste punt varieert inderdaad net zoals bij de zon. In het midden van de zomer staat de maan het laagst, in het diepste van de winter het hoogst, dus het omgekeerde van de zon. De reden voor dit hoogteverschil is het feit dat de aardas in een hoek van ongeveer 23° staat tegenover het vlak waarin de aarde zich beweegt tegenover de zon. Bovendien is er een cyclus van ongeveer 18 jaar waarin de hoogte op en neer gaat, en dat heeft dan weer te maken met het feit dat de maan niet recht op onze evenaar staat, maar in een hoek van ongeveer 5°.
Hoelang blijft de maan aan de hemel staan?
Een maan-dag, dus de tijd tussen het opkomen van de maan op een bepaalde dag en de volgende dag, is langer dan een zonne-dag, die zelf (bijna) 24 uur duurt. De maandag is 1,035 keer een zonnedag, of 24,84 (zonne)uren of 24u50. De maan is dus ongeveer 12u25 op en even lang onder.
Komt volle maan altijd op op dezelfde dag van de maand?
Onze maanden zijn een verdeling van het zonnejaar in twaalf erg verschillende stukken, en hebben niet veel meer te maken met een maan-d, die 29,5 dagen lang is, behalve dat het in beide gevallen ongeveer dertig dagen zijn. Dus schuiven de dagen waarop de maand opkomt gewoon verder in de maand naarmate de jaren verstrijken. Zo heb je in januari 2006 volle maan op de 14de, in juni al op de 11de en in december op de 5de.
Omdat de maanmaand langer is dan februari met zijn 28 dagen, kan het gebeuren dat er een februari is zonder volle maan, dat gebeurt zo vier of vijf keer op honderd jaar.
In die jaren heeft een jaar twee maanden met twee keer volle maan. De langste maanden, die van 31 dagen, maken het meest kans om twee keer volle maan kennen. Zon tweede volle maan in een maand noemen ze in het Engels een blue moon. Het komt één keer voor op twee of drie jaar.
Is de maan altijd even helder? En even groot?
Er zijn goede en slechte weersomstandigheden, en die bepalen al voor een deel hoe goed we de maan zien, en welke kleur ze heeft.
Daarnaast staat de maan soms dichter bij de aarde dan op ander momenten, omdat de baan van de maan elliptisch is. De afstand is ongeveer 400.000 km, maar schommelt tussen 406.000 en 365.000, en dat is met enige moeite te zien, zowel in de grootte van de maanschijf als in de helderheid.
Soms, als de maan dicht bij de horizon te zien is, lijkt ze veel groter dan anders. Men is het niet helemaal eens hoe dat komt. Waarschijnlijk is het een vorm van gezichtsbedrog, want de maan kan natuurlijk niet groter of kleiner worden van de ene dag op de andere.
Er zijn ook uurwerken en zelfs zak- en polshorloges die een maanschijfje tonen. Moderne digitale en radiogestuurde klokken geven ook wel de precieze tijden van het opkomen en ondergaan van de maan weer, naast die van de zon. Scheurkalenders en almanakken hebben die informatie ook, men noemt dat de efemeriden, de gegevens van de dag. Vroeger hoorde je dat ook op de radio: de zon komt op om
De tijden zijn veranderd.
Of toch niet?
09-04-2006
Net gelezen
Kehlmann, Daniel, Het meten van de wereld, 2005
De auteur werd geboren in München in 1975 en schreef al zes romans. Hij woont in Wenen. Zijn laatste boek, Het meten van de wereld heeft als hoofdfiguren de wetenschappers Alexander von Humboldt en Carl Friedrich Gauss. Het is een groot succes in het Duitse taalgebied en wordt ijverig vertaald. Ik ontleende de Nederlandse vertaling van Jacq Vogelaar in de (uitstekende!) Leuvense stadsbibliotheek. Je zou er het Duits moeten op na slaan, maar de taal en stijl lijkt wel op die van de tijd van het gebeuren, zo rond 1800: wat gekunsteld en met veel égards voor standen en machtigen. De humor is van hetzelfde soort. Waarschijnlijk heeft de auteur zijn huiswerk goed gemaakt en kloppen ook de feitelijke gegevens, ze zijn in alle geval erg waarschijnlijk voorgesteld. En ook de psychologie van de personages is in hun eigen tijd geplaatst. En toch geeft het niet het gevoel alsof je een historische roman aan het lezen bent. Wellicht komt dat omdat er heel wat alledaagse gebeurtenissen beschreven worden, het gewone leven van wetenschappers met een enorme reputatie, die ze ook al tijdens hun leven hadden. Je leest geboeid verder, onder de indruk van de buitengewone prestaties van twee zeer verschillende persoonlijkheden, als was je er bij toen ze hun briljante ontdekkingen deden. De auteur geeft niet meer dan schetsen van de gebeurtenissen, maar op een bijzonder efficiënte manier, die de lezer aanzet om de rest er zelf bij te denken. Je beseft al lezend wel dat je niet de helft begrijpt van de wetenschappelijke hoogstandjes die ter sprake gebracht worden, en meer dan allusies krijg je meestal niet, gelukkig misschien, want ofwel zijn de theorieën al lang voorbijgestreefd -we zijn in de tijd vóór er elektriciteit was- ofwel zijn ze zo gespecialiseerd dat alleen een andere wetenschapper ze kan appreciëren. Een aantal historische nevenfiguren doen hun opwachting, vaak op een amusante manier getypeerd, maar zonder verdere diepgang of veel direct verband met het verhaal.
Toch heb ik zonder enige aarzeling het boek op korte tijd uitgelezen, het is ook maar 288 vrij korte bladzijden lang.
08-04-2006
Menselijk...
Menschliches, allzu Menschliches (F. Nietzsche).
Sinds enkele jaren horen we op het nieuws helaas vaak de uitdrukking misdaden tegen de menselijkheid. Het gaat dan om genocide, massale foltering en verkrachting en oorlogsmisdaden, zoals in Afrika of dichter bij ons in de destructie van Joegoslavië, Pol Pot en de Killing Fields, de Nazi-terreur, Stalin.
Vroeger hoorde je vaker: tegen de mensheid. Waarom is dat veranderd? In het Engels is het: crimes against humanity, maar humanity is zowel de mensheid als (mede-)menselijkheid.
Toch wringt er bij mij iets, telkens als ik de uitdrukking misdaden tegen de menselijkheid hoor. Menselijkheid lijkt me eerder een deugd, een goede karaktereigenschap. Iedereen is mens, maar als je ook nog menselijk bent, dan ben je bijzonder, dan belichaam je het beste dat in een mens zit. Dat is een uitdaging voor ons allemaal, maar als je niet menselijk bent, is dat dan een misdaad? Je kan zondigen tegen de menselijkheid: als je een bedelaar voorbijloopt, dan heb je dat vage gevoel van: eigenlijk zou ik iets moeten geven, maar Of je spreekt niet meer tegen je buurman omwille van een ruzie, jaren geleden. Dat is niet schoonmenselijk, maar toch nog geen misdaad. Misdaden begaan tegen een zachte deugd als menselijkheid, dat lijkt me zo drastisch.
De misdaden waarvan sprake zijn zeer erge wandaden, niet zomaar een tekortschieten aan menselijkheid. We moeten daarvoor een krachtige uitdrukking gebruiken, die zonder enige twijfel aantoont dat het om werkelijk uitzonderlijke wandaden gaat. Is het dan niet beter om te spreken van misdaden tegen de mensheid? Dat duidt zeer precies aan waarover het gaat: misdaden tegenover mensen die zo erg zijn, dat ze een aanslag betekenen tegen de mensheid zelf. Het gaat dan niet alleen om zeer erge misdaden, zoals moord, verkrachting, uithongering, maar ook over feiten die begaan zijn tegenover grote groepen mensen, niet zomaar enkele gevallen.
Daarom: misdaden tegen de mensheid. Nee?
05-04-2006
To be or not to be
There are more things in heaven and earth, Horatio, than are dreamt of in your philosophy (W. Shakespeare, Hamlet).
Volgens de kwantumfysica bestaan er, althans onder precieze laboratoriumomstandigheden, verbanden tussen entiteiten die ruimtelijk van elkaar gescheiden zijn en die niet verbonden zijn in een causaal verband. Dat bewijst dat er onzekerheid is: de dingen kunnen anders zijn dan men verwacht op basis van de wetten van de gewone natuurkunde, anders dan zelfs Einstein dacht. Dat er dus andere wetten zijn die het universum regeren. Het venenum zit echter in de cauda van de uitzonderlijk zuivere omstandigheden waaronder dergelijke experimenten moeten plaatsvinden om die uitzonderlijke resultaten op te leveren.
Het doet me denken aan sommige redeneringen van Freud, als verklaring van gedragingen van personen. Hij zocht naar gebeurtenissen die in hun voorgeschiedenis hadden plaatsgevonden. En hoewel er ogenschijnlijk geen verband bestaat tussen die vroege gebeurtenissen en hun huidig problematisch gedrag, vond Freud een verklarend verhaal dat beide verbindt.
Het doet me ook denken aan dat beeld dat mij al zo dikwijls voor ogen gekomen is van een strikt geometrisch aangelegde tuin, waarvan men het patroon enkel kan vaststellen door het van op grote hoogte te gaan bekijken, of door het op te meten en het vast te leggen in een plan op kleinere schaal, dat het patroon duidelijk aantoont.
Het is een fascinatie van de mens van alle tijden en plaatsen, denk maar aan de piramiden, aan de gigantische geometrische en andere patronen in Zuid-Amerika, aan tekeningen in de krijtrotsen in het zuiden van Engeland, aan reusachtige aangelegde doolhoven, aan bouwwerken aangelegd volgens planetaire normen, zoals Stonehenge. De mens maakt gebruik van zijn verstand om de wereld om te vormen volgens bepaalde theorieën, om te tonen dat hij dat kan.
Het is de oude vraag van Platoons grot: is de werkelijkheid datgene wat we zien, of is wat we zien slechts een schaduwspel van een andere werkelijkheid die we moeten leren zien door op de juiste manier te kijken, door abstractie te maken en wetmatigheden te ontdekken in die werkelijkheid die aanvankelijk verborgen waren.
Zijn er dan zaken die werkelijk anders zijn dan ze eruit zien?
Voor een primitieve mens lijkt het erop dat de zon om de aarde draait. En primitieve mensen hadden we nog aan het hoofd van de katholieke kerk tot -ten minste- in Galileos tijd. Maar we hadden ook al heel vroeg mensen die vonden dat er iets niet klopte in die redenering en zelfs hun leven waagden om te zeggen: en toch beweegt ze, de aarde!
Darwin leerde ons dat er een evolutie is in het leven op deze aarde, en dat wij daarvan deel uitmaken. Zijn ideeën stuiten nog steeds op verzet, nog steeds zijn er zelfs verstandige mensen die niet kunnen aanvaarden dat de mens geboren is uit dierlijke voorvaderen.
Vladimir Nabokov reeds verfoeide Freuds leer, lang voor dat mode werd. Voor hem is de mens op een aannemelijke manier te beschrijven zonder gebruik te maken van de patronen van de psychoanalyse: het Ich, het Es, het Überich, de verdringing, het compensatiegedrag, de sublimering en zo verder, die ook nu nog voor zoveel mensen als zo echt bestaand aangenomen worden dat ze er hun geestelijke gezondheid op verwedden. En veel geld.
Ik denk ook aan wat ik graag valse symmetrieën noem: wij spreken en denken graag in paren, voor elke enerzijds hebben wij graag een anderzijds, voor elke stroom een tegenstroom, voor elke positieve kant een negatieve, voor elk zwart een tegenovergesteld wit. En als er geen is, dan verzinnen we er wel een.
Aber die Verhältnisse, die sind nicht so
Er zijn geen perfecte laboratoriumomstandigheden. Wij leven in een wereld waarin alles veel gecompliceerder en onvolmaakter is, en waarin het voorspellen van een resultaat écht onbegonnen werk is. Denk maar aan verkiezingsresultaten, of aan de capriolen van de beurs. Zelfs met de meest krachtige computers kan men maar nauwelijks iets voorspellen met enige nauwkeurigheid, of het nu het weer is, de politiek, de vooruitgang van de wetenschap, de toekomst van onze aarde, en zeker het gedrag van individuen of van groepen mensen.
Mijn leraars in de humaniora die mijn vroegrijpe voorliefde voor Plato kenden en er zich tegelijk over verbaasden -welke humaniorastudent leest er nu overvloedig Plato als hij dat niet moet?- stelden mij dan een beetje plagerig de vraag: bestaat volgens Plato de werkelijkheid die wij zien? in de overtuiging dat ik hen zou antwoorden: neen, enkel de ideeën die erachter steken. Ik stelde hen teleur. Plato stond met zijn beide voeten op de grond en twijfelde er geen ogenblik aan dat die grond hem perfect zou dragen. Hij pleitte er wel voor dat wij naast onze directe waarneming en onze primaire aandriften ook ons verstand zouden gebruiken, onze mogelijkheden tot abstractie, van fijner denkwerk, zoals het afleiden dat de aarde om de zon draait uit zichtbare waarnemingen, maar dat kwam later, al wist men bijvoorbeeld al heel vroeg dat de aarde rond moest zijn en kon men ongelooflijk goed zons- en maansverduisteringen voorspellen op wetenschappelijke gronden.
Bestaan de dingen die wij waarnemen echt? Loop eens tegen een muur, letterlijk, en vervloek de filosofen die u hebben doen twijfelen.
Zijn de dingen steeds zoals ze er uitzien? Loop eens op het ijs van een diepe plas
Mogen we voortgaan op onze indrukken? Gelukkig wel, meestal toch. Maar je moet voorzichtig blijven en je verstand gebruiken. We hebben theorieën nodig, maar we moeten ze voortdurend in vraag stellen. En hoe eenvoudiger de verklaring, hoe meer kans dat ze juist is.
Is er dan geen plaats voor poëzie? Is alles alleen wetenschappelijk verklaarbaar? En helemaal? Of is er in onze hemel en aarde toch meer dan wat onze filosofen en wetenschappers kunnen bedenken?
Ruimte genoeg voor poëzie, natuurlijk, en gelukkig maar. Onze wereld is inderdaad zo complex dat alles eerder chaotisch gebeurt, en die onzekerheid biedt alle kans om de wereld op een niet-rationele manier te benaderen en zo de indrukken weer te geven van die chaos op een mens, of de mens. Maar we moeten ons ervoor hoeden om perfect rationeel verklaarbare zaken te omfloersen met onwetenschappelijke prietpraat, zoals de misleide aanhangers van de platte-aardetheorie die stellen dat Genesis letterlijk te nemen is. Wij lezen -heimelijk- graag onze horoscoop in de kranten en tijdschriften, ook al weten we dat onze geboortedatum geen invloed kan hebben op de gebeurtenissen die zich in de volgende week zullen afspelen. We lezen ook graag poëzie, ook al kan die niet helpen om ons geld op een veilige manier veel interest te doen opbrengen.
Onzekerheid, chaos, onvolmaaktheid, het is onze vloek, onze wanhoop, onze depressie. Maar het is ook onze droom, onze poëzie, onze menselijkheid, die altijd medemenselijkheid is.
03-04-2006
De Spaanse Furie: Carmen
De Spaanse furie: Carmen
Zelfs als je helemaal niets van klassieke muziek weet, zijn er een aantal namen die je wel al eens gehoord hebt, en melodietjes die je toch herkent. Zo van: ha, Beethoven, tadadadà; dat is dan de Vijfde van Beethoven. Of de Vier seizoenen van Vivaldi, wellicht het meest bekende klassieke muziekstuk op dit ogenblik; vroeger was dat de Kleine Nachtmuziek van Mozart. En zo kent iedereen ook Carmen, de opera van Bizet, zeker als we een hint geven: Toreeeador juist. Maar wie was die Bizet, en waarover gaat die opera, en is die nu nog te pruimen?
Georges Bizet heeft maar een kort leven gekend. Hij werd geboren in Parijs in 1838 en stierf er al in 1875, amper 36 jaar oud. Hij had een zwakke gezondheid en was ook psychisch niet van de sterksten. Men zegt wel eens dat hij zich doodgewerkt heeft, of dat hij ten onder gegaan is aan de kritiek van zijn tijdgenoten. Allebei die veronderstellingen hebben hun grond van waarheid: hij was inderdaad altijd bezig en was nooit tevreden met minder dan de volmaaktheid; en de beroepscritici hadden maar weinig respect voor zijn werk. Zijn collegas, andere musici dus, zoals Richard Strauss en Peter Tchaikovski, bewonderden hem ten zeerste, en ook kenners uit andere kunsttakken, zoals Nietzsche, ware fameus onder de indruk van zijn muziek. De erkenning bij het publiek zou er pas na zijn dood komen, helaas.
Carmen was zijn laatste opera, en het was een moeilijke bevalling, zoals trouwens ook al zijn vroegere operas. De zangers vonden hun rol best leuk: je gaat op het podium staan en je zingt. Het koor was gewoon om een rol te spelen zoals de minder ambitieuze backing groepjes van vroeger: oeoeoe op de achtergrond. Bizet wou ze als echte acteurs laten optreden en ook wat moeilijker dingen laten zingen, en dat viel serieus tegen. Bovendien was het publiek van de Parijse opera gewoon om heel brave onderwerpen voorgeschoteld te krijgen, en dat is Carmen echt niet. Bizet had zoveel als hij kon rekening gehouden met de criticasters en had muziek geschreven die klaar en helder is en niet te moeilijk, met veel ritme Hij zou zelfs gezegd hebben: als ze kitsch willen, dan zullen ze kitsch krijgen!
Er waren maar 35 opvoeringen in Parijs in 1875 en dat is erg weinig voor die tijd; het jaar daarop waren er slechts 13. Ondertussen was Carmen echter aan een enorme internationale carrière begonnen, met stormachtige successen, bijvoorbeeld in Wenen. Toch duurde het tot 1883 voor Parijs opnieuw Carmen te horen kreeg; het succes was enorm: 1000 opvoeringen tussen 1883 en 1905. Sindsdien is Carmen een vast stuk op het repertoire van alle grote en kleine huizen. De muziek heeft haar weg gevonden tot in elke huiskamer, door de ontelbare versies die ervan gemaakt zijn, de ene al smaakvoller dan de andere.
Laat ons even kijken naar het verhaal. Het is gebaseerd op een heel populaire novelle van Prosper Mérimée van 1845, maar voor de opera sterk en goed bewerkt door een duo ervaren tekstschrijvers. We volgen de vier bedrijven.
We zijn in Sevilla. Een groep soldaten trekt de wacht op in de buurt van een tabaksfabriekje. Micaëla komt don José opzoeken, maar hij arriveert pas later, bij de aflossing van de wacht. Als de klok slaat komen de fabrieksmeisjes naar buiten voor hun lunchbreak en een sigaret; ze zijn een groot succes bij de; mannen, natuurlijk. Carmen, een zigeunermeisje, zingt een uitdagende aria waarin ze de liefde beschrijft als een rebelse vogel die niet te temmen is. Ze werpt een bloem naar de verbijsterde don José. De meisjes gaan terug aan de slag, en dan daagt Micaëla terug op. Ze heeft een boodschap van de moeder van don José, die overigens graag zou hebben dat die twee een paar zouden worden. Plots is er heibel in de fabriek: Carmen verwondt een van de arbeidsters. De soldaten worden erbij geroepen, en Zuniga, de dienstdoende officier, beveelt don José om Carmen naar de gevangenis te brengen. Carmen verleidt don José en hij laat haar ontsnappen.
Tweede bedrijf. Carmen en haar zigeunervriendinnen maken plezier in de herberg van Pastia. Zuniga is daar ook, en hij vertelt dat don José een maand cachot gekregen heeft omdat hij haar liet ontsnappen, maar dat hij nu weer vrij is. Dan komt Escamillo binnen met zijn vrienden, de populaire stierenvechter. Carmen geilt hem niet op, maar laat hem toch hopen Als al de bezoekers verdwenen zijn komen enkele zware jongens de plannen bespreken voor een smokkelpartij. Carmen verbaast de anderen door te weigeren mee te doen: ze is verliefd! Dan moet ze haar nieuwe minnaar maar overhalen om mee te doen, is de boodschap. Daarop komt don José binnen. Hij wordt feestelijk onthaald door Carmen, die voor hem danst. Maar als de trompetten schallen, zegt don José dat hij terug naar de kazerne gaat. Carmen reageert woedend en is ongevoelig voor de liefdesverklaringen van don José, die haar de bloem laat zien die hij tijdens zijn gevangenschap gekoesterd heeft. Als hij haar echt graag ziet, dan moet hij dat maar bewijzen door met haar me de bergen in te trekken met de andere boeven. Op dat ogenblik komt de officier Zuniga binnen, die ook al een oogje heeft op Carmen, en die stuurt don José naar buiten. Dol van jaloersheid valt hij Zuniga aan en heeft nu geen andere keuze dan met Carmen de bergen in te vluchten.
Als het doek opgaat voor het derde bedrijf zijn de smokkelaars in de bergen. José en Carmen hebben weer een discussie. Als ze de kaarten leest, krijgt ze steeds de dood als antwoord, eerst voor zichzelf, dan ook voor José. De smokkelaars vertrekken, de meisjes moeten de douaniers afleiden. José blijft achter in het kamp. Plots daagt Micaëla op, vastberaden om met José op te trekken. Die bespeurt een indringer en vuurt een schot af. Het blijkt Escamillo te zijn, die een kogelgat in zijn hoed bekijkt. Hij is op zoek naar Carmen, die naar het schijnt haar minnaar beu is Ze gaan elkaar met messen te lijf, maar als José de toreador wil doden, houdt Carmen hem tegen. Escamillo nodigt Carmen uit op de volgende corrida en vertrekt. Micaëla vertelt José dat zijn moeder stervende is. Zij vertrekken samen, en de jaloerse José spreekt dreigende woorden tot Carmen.
Voor het vierde bedrijf zijn we weer in Sevilla, aan de arena waar het stierengevecht wordt gehouden. Escamillo daagt op met een feestelijk uitgedoste Carmen. Er zijn geruchten dat don José in de buurt is. De menigte trekt samen met Escamillo de arena in. Carmen blijft alleen achter en don José staat plots voor haar, smeekt haar om met hem mee te gaan. Carmen weigert, zegt dat ze niet meer van hem houdt, dat ze nog liever sterft en gooit woedend de ring weg die hij haar gegeven heeft. Ze wil naar Escamillo en met hem genieten van zijn triomf. José houdt haar tegen en steekt haar neer terwijl vanuit de arena het applaus voor Escamillo weerklinkt. Als de menigte naar buiten stroomt, vinden ze don José die zich op het levenloze lichaam van Carmen heeft geworpen.
Dat is het verhaal, dus. Niks bijzonders: boy gets girl, girl gets other boy, boy kills girl, dertien in een dozijn. Mijn samenvatting slaat natuurlijk een en ander over, en hoe kan je bijvoorbeeld om een grap lachen als je er enkel de samenvatting van krijgt? De opera is bovendien een samenvatting van een stuk literatuur en je hoeft maar naar The Lord of de Rings te kijken om te weten wat een kloof er gaapt tussen het boek en de film. En toch is er iets met dit verhaal.
Als boek was het een stormachtig succes, maar voor de opera vond men het te wreed (een moord), te onzedig (Carmen en haar minnaars), niet netjes (smokkelaars, arbeidsters die sigaretten roken en vechten, dansende en drinkende zigeuners). We zijn immers in de 19de eeuw, waar de mens (of althans de rijke bourgeois bovenlaag die naar de opera trok) zoveel beschaving heeft opgedaan dat hij niet meer mag laten zien dat hij ook nog van vlees en bloed is. Een boek kan je nog stiekem lezen, zoals wij vroeger Jan Cremer, Jef Geeraerts of Playboy, maar in de opera zie je wie er naast je zit, daar speel je een rol, vorm je een groep, het establishment, en die groep leidende burgers kan toch niet wild worden over een verhaal dat regelrecht ingaat tegen de bourgeois mentaliteit?
Het verhaal stelt ons, zoals zoveel documenten uit die tijd, de tweespalt voor tussen gevoelens en verstand, tussen passie en rede. Maar hier gaat de sympathie naar Carmen, de vrouw die zich door niemand wil laten doen en die enkel haar passies volgt, wat de gevolgen ook zijn. Don José is de brave burger, een sergeant, die de bevelen van zijn overste moet volgen en voor de rest zijn bek houden. En als hij dan tot zijn eigen verbazing smoorverliefd wordt denkt hij dat het voor het leven is, terwijl het voor Carmen slechts duurt tot ze een nieuwe passie ontdekt. Onderhuids, en zelfs nauwelijks, is het ook een verhaal over seks al noemde men het toen lamour. Enerzijds heb je Carmen, de wulpse zeer zelfbewuste en sensuele vrouw die van de liefde, zeg maar de pijn van de verliefdheid en de gloed en de passie van de verovering wil genieten, met heel haar hart en met heel haar lijf. Anderzijds heb je brave don José, die zich een bult schrikt als Carmen eens met haar kontje draait, die naar zijn brave maar waarschijnlijk net iets minder aantrekkelijke nichtje luistert en naar zijn arme moeder die in de achtergrond sterft van verdriet omdat haar zoon het slechte pad opgaat.
Voor onze brave burgers was seks iets waarover je niet sprak in beschaafde middens, iets met de ogen toe in een kille slaapkamer met een brave, passieve echtgenote. Alhoewel Die zelfde brave burgers waren ondertussen niet vies van een bezoek aan de rosse buurt, of van de diensten van het huispersoneel, of van een betaalde maîtresse maar dat was natuurlijk sub rosa, daarover werd niet gepraat, of toch niet officieel Ze reden dus wel eens een scheve schaats, en dan nog het liefst met partners die moeilijk nee konden zeggen, omdat ze ook financieel gebonden waren.
De officiële koffiedikkijker van deze generatie, ik bedoel oom Sigi, de Weense kwakzalver, de grote Freud, juist, heeft ons geleerd dat dat soort hypocrisie nergens goed voor is, dat je daar allerlei rare complexen kan van krijgen, en dat dat zelfs voor de maatschappij nare gevolgen kan hebben. Het heeft twee wereldoorlogen en miljoenen doden gevraagd eer sommige machtshebbers hun complexen kwijt waren, en je vraagt je af wat vandaag de dag sommige mensen bezielt als ze onder elke steen een tegenstander zoeken en een voorhamer om elke vlieg te vermorzelen.
Terug naar Bizet. Hij heeft die tweespalt die ook in elk van ons aanwezig is gestalte gegeven in personages die ons direct aanspreken. Ze doen dat door wat ze zeggen, wat ze doen en, aangezien het een opera is, door de muziek die ze vertolken. Als je naar Carmen luistert, hoor je de passie exploderen, hoor je de verleiding zich in kronkels wringen. Als don José zijn liefde bekent, hoor je de vertwijfeling in zijn brekende stem. Als Escamillo over zijn exploten in de arena zingt, zie je de stier stampvoeten in het zand, de hete adem uit zijn hijgende neusgaten, bloed uit zijn schoften waar de banderillas diep in zijn vlees gehaakt zijn.
De collegas van Bizet bewonderden zijn vakkennis, zijn gave om gedachten en gevoelens op papier te zetten ten behoeve van vertolkers, die op hun beurt met hun métier het publiek een spiegel voorhouden en hen vragen: wie ben je? Carmen? of Micaëla don José? of Escamillo Waarvoor kies je: passie of verstand; genieten of berekenen. Dat is wellicht de reden van het succes van deze opera, steeds weer, voor elke nieuwe generatie. We zien de mogelijkheden van ons eigen leven voor ons uitgestald in een dramatisch conflict, met levensechte karakters, wars van hypocrisie en de gebruikelijke eufemismen van de klassieke opera van voor Verdi en het vérisme, met schitterende, spetterende, meeslepende muziek, in een heerlijke combinatie van goede literatuur en spannend theater, wat wil je nog meer?
Een woord nog over het Spaans karakter van de opera Carmen. De titel van mijn bijdrage is: de Spaanse furie. Oorspronkelijk was dat de naam die men gegeven heeft aan de verwoestingen en andere ongeregeldheden die de Spanjaarden, of althans hun katholieke huurlingen, aanrichtten toen ze Antwerpen veroverden ergens in de zestiende eeuw. Ik dacht dat het een goede omschrijving was van de figuur van Carmen. Maar Carmen is helemaal geen Spaanse, ze is een zigeunerin, en de Spanjaarden zelf zijn steeds de eersten geweest om dat onderscheid te maken. Bizet ging, zoals voor en na hem nog talloze componisten, graag te rade bij wat wij Spaanse muziek noemen, maar wat in feite zigeunermuziek is, flamenco, bijvoorbeeld. Men zegt dat de oorsprong van de zigeuners ergens in India zou liggen, en zo zien ze er ook wel uit, eerder dan Spaans. Zeker is ook dat de eeuwenlange aanwezigheid van de Arabieren op het Iberische schiereiland sporen heeft achtergelaten, net zoals de relatieve nabijheid van Afrikaanse ritmes. Dit krachtige mengsel werd aanvankelijk in de grotten van Andalusië vooral aan toeristen aangeboden, maar vond nadien zijn weg over heel de wereld, zowel via gehaaide impresarios en flauwe televisieshows als door enthousiaste liefhebbers als bijvoorbeeld Wannes Van de Velde, alias Niño de Flandes, die tot in de details de complexiteit van deze volksmuziek analyseerden maar ook meesterlijk vertolkten.
Het verhaal van Carmen is als een levenslied (Carmen betekent letterlijk trouwens: lied), met een lach en een traan, met moord en doodslag, met liefde en ontrouw, met levensechte mensen. Voor ons heeft ook dit levenslied een boodschap, als we willen luisteren. Mens zijn is leren dat er niet één antwoord is, maar vele, dat je je keuzes elke dag opnieuw moet maken, en dat niemand ooit met zekerheid kan zeggen waarvoor hij s anderendaags zal kiezen.
Waar vind je Carmen op CD? Er zijn eindeloos veel opnames, nu ook op DVD. Het heeft geen zin om er een of andere uit te pikken als een aanrader, je kan eigenlijk niet verkeerd gaan. Loop even binnen in je bibliotheek en pik er een CD uit en geef je over aan de meeslepende muziek. In plaats van een discografie wil ik hier graag even stilstaan bij het verschijnsel DVD voor de opera. Ook ik heb onlangs de overstap gemaakt van CD naar DVD, en wat een ervaring! Operaliefhebbers vind je niet alleen in de operatheaters zelf; dat is immers een omslachtige en vrij dure bezigheid, en het succes is niet altijd gegarandeerd, want zelfs in onze uitstekende Vlaamse en Brusselse operahuizen vind je niet altijd de beste zangers en zangeressen.
Vele operaliefhebbers zijn sinds vele jaren aan hun geluidsinstallatie gekluisterd, waar ze wegsmelten bij afgunstig gekoesterde plaatopnamen van Callas, Caruso of noem maar op; soms zie je ze smachtend en met tranen in de ogen naar die ene hoge C zweven, die alleen X (invullen naar believen) zó kan brengen. Ook een geliefd programma als Opera en belcanto, een erfenis van de Duitse bezetting, en recentelijk van BRT1 naar Klara verhuisd onder de trendy naam van Tosca (Donna? Clara?), heeft generaties wat vervreemd van die andere kant van opera, namelijk het theater. Als je filmbeelden met bijvoorbeeld Callas ziet, dan begin je te begrijpen waarom zij de passies zo kon doen oplaaien, ik bedoel de passies in de opera, die daarbuiten zijn een andere zaak. Nu we met de DVD uitstekende opnamen van prachtige operas op ons scherm kunnen toveren, krijgen we weer een volledig beeld van wat opera is: muziektheater.
Ik had zeker al tien keer het verhaal van Arabella van Richard Strauss gelezen en vaak naar de muziek geluisterd, maar ik kon om de drommel niet voortvertellen waarover het verhaal ging. Na een namiddagvoorstelling met DVD in een luie zetel voor mijn TV werd alles opeens duidelijk en vanzelfsprekend ontroerend. DVDs met opera zijn bovendien onbegrijpelijk goedkoper dan de parallelle CD, je krijgt dus de beelden gratis en betaalt nóg minder. Ik hoop dat ik het nog mag meemaken dat CDs helemaal vervangen worden door DVD: ook voor gewone muziekuitvoeringen brengen bijvoorbeeld beelden van een orkest in volle actie of een solist, zoals bij de Koningin Elizabethwedstrijd (ook al zendt Canvas die niet rechtstreeks uit, een onvergeeflijke blunder), zoveel meer dan wat een CD kan brengen. Doe eens de proef: luister eens naar de Last Night of the Proms (de enige echte, in de Royal Albert Hall, niet in een of ander sportstadion, al zal dat ook wel zijn verdiensten hebben) of het Nieuwjaarsconcert uit Wenen, zonder de beelden. En dan met. Aha!
Heb je opmerkingen, vragen of zelfs verwensingen: stuur eens een mailtje naar
In 1937 zag Abel Meeropol, een Joods leraar in New York, een foto van het lynchen van Thomas Shipp and Abram Smith. Meeropol vertelde later dat de foto hem dagenlang door het hoofd gespookt had en hem er uiteindelijk had toe gebracht om er een gedicht over te schrijven, Strange Fruit. Meeropol was lid van de American Communist Party. Hij publiceerde het gedicht onder het pseudoniem Lewis Allan in New York Teacher en later ook het Marxistische tijdschrift New Masses.
Toen hij Billie Holiday had zien optreden in de club Café Society, in New York, legde Meeropol haar zijn gedicht voor. Holiday was erdoor getroffen en samen met Meeropol en haar begeleider Sonny White maakte ze er de song Strange Fruit van. Haar platenmaatschappij wou het nummer niet uitbrengen, maar Holiday dreef door en het werd uitgebracht buiten reeks. Het haalde No. 16 op de charts in juli 1939, maar er was ook veel weerstand en kritiek bij de pers en bij radiostations die weigerden het te draaien.
Vreemd ooft
Vreemd ooft
De bomen in het zuiden dragen vreemde vruchten bloed op de bladeren en bloed aan de wortels
zwarte lijven bengelen in de zuiderse bries vreemde vruchten hangen aan de populieren.
Een landelijk tafereel in het gallante Zuiden uitpuilende ogen verwrongen mond
de geur van magnolia zoet en fris en dan plots de geur van brandend vlees!
Dit zijn vruchten waarvan de kraaien plukken waarvan de regen oogst waaraan de wind zuigt die rotten in de zon die vallen van de bomen dit is een vreemd en bitterooft.
werkvertaling van Karel
26-03-2006
Kreten en gefluister
Kreten en gefluister
Het is van alle tijden, wellicht: muzikanten die bij het musiceren geluiden voortbrengen die er eigenlijk niet bijhoren. We zullen een hele categorie van dergelijke kakofonie maar overlaten aan grote literatoren. Ik wil het hier enkel hebben over het kreunen, snuiven en neuriën dat je zo vaak hoort, zowel op plaatopnames als bij de uitzending van live concerten en recitals.
Neem nu de sonates voor cello solo van J. S. Bach. Zowel Anner Bylsma als Slava Rostropovitch gaan zo op in hun spel dat hun ademhaling duidelijk hoorbaar is, vooral het luidruchtig inademen door de neus.
Kent Nagano is een bekende dirigent. Voor mij hoeft het echter niet meer: je kan geen opname met hem noemen waarop hij niet ongegeneerd meeneuriet, vaak boven de tutti van het orkest uit. En hij neuriet vàls. Stel je voor: de Metamorfosen van Richard Strauss met een knorrende Nagano als extra, of de Liebestot in Tristan und Isolde en Kent.
Ik maak je echt niets wijs. Laatst kon ook onze nationale maar graag in Parijs wonende René Jacobs zich niet inhouden bij het dirigeren van Mozart. Hij meende bovendien er goed aan te doen om Wolfgangs partituur bij te werken, en allerlei versieringen toe te voegen aan arias die ons sinds ze geschreven zijn onveranderd overgeleverd zijn. Jacobs is een groot musicus, en we moeten die koesteren. Maar Jacobs is geen Mozart, dat zal hij wel met mij eens zijn.
Toen destijds Glenn Gould zijn opnames maakte, bijvoorbeeld van de Goldberg-variaties van Bach, kon je hem heel duidelijk horen mee-genieten diep in de keel of hoog in de neusholte. Hij kon wél toon houden, dat wel, maar de kritiek, bijvoorbeeld in Luister, kon er niet mee om: heiligschennis! vond men. Bach is heilig, een simpele vertolker mag ten hoogste precies dat doen: vertolken, en niets meer, moet voor de rest onzichtbaar en onhoorbaar zijn, zodat het sublieme kunstwerk als een bovennatuurlijk monument ten hemel stijgt, zonder een spoor van de al te menselijke vertolker.
Bij Gould was het een systeem, hij deed het altijd en overal. Overigens was hij een regelrechte freak: steeds dezelfde tuinstoel als pianokruk, smetvrees, publieksfobie, maniakale opnamefanaat. Dus enerzijds streven naar de perfectie, het smetvrije, anderzijds lustig meeneuriën, zij het in optimale akoestische omstandigheden.
Bij Nagano is het een slechte gewoonte, neem ik aan. Maar waarom slikken wij dat? Zon opvoering van bijvoorbeeld een symfonie van Mahler moet ongelooflijk veel geld kosten. De Cds die daarvan gemaakt worden zijn ook niet goedkoop, en het is zeker niet de prijs van het plastic schijfje die daarvoor verantwoordelijk is. En toch is er blijkbaar niemand die aan de dirigent durft vragen zijn bek te houden.
Vreemd toch. Als er een stoel kraakt, wordt het hele tweede gedeelte van Bruckners Zesde overgedaan, koste wat het wil. Als Magdalena Koczena een intonatie nóg intiemer wil, gaat ze terug de studio in voor nog een poging. Maar Nagano bromt en kreunt erop los. Bij het beluisteren van de opnames moet hij en de hele crew dat toch ook horen? Ik begrijp het werkelijk niet. Ik kan er nog inkomen dat een solist in het engagement van de uitvoering af en toe eens hoorbaar aanwezig is, wellicht is dat onvermijdelijk. Maar af en toe gaat het te ver. En ook geen recensent, schriftelijk of op de radio die daarover valt, terwijl ze zich op zondagnamiddag urenlang bezighouden met het vergelijken van zelfs de kleinste details en de fijnste nuances van oude en nieuwe opnames. Het lijkt wel een complot, of een test om te zien of er nu echt nergens een melomaan is die zegt: tiens, die opname met Nagano, dat is toch vreemd
Het doet me denken aan een CD met klavecimbelmuziek van Bach die ik jaren geleden kocht, omdat hij een 10 had gekregen in Luister. Van bij de eerste noten was al duidelijk dat er iets aan de hand was: een van de snaren was slecht opgespannen, of er zat een vreemd voorwerp tegenaan, in alle geval klonk die noot niet als de andere. Als luisteraar zit je je al gauw dood te ergeren, je geest dwaalt af van de muziek naar elke volgende verschijning van die ellendige valse noot. Pas een jaar of zo nadien verscheen er een kort naschrift in Luister: ze hadden het bij nader toe-luisteren ook gehoord Te laat, natuurlijk, de Cds waren verkocht en gekocht, helaas. Dat men dat bij de opname niet gehoord had: Gustav Leonhardt niet, de klankregisseur niet, de opnametechnici niet, de klavecimbelstemmer niet