Hubert Bierbooms Rudmer Bijlsma Johan Braeckman Patrick Bruggeman Kees Bruijnes Wiep van Bunge Manja Burgers Arnold Burms
Filip Buyse Paul Claes
Anton Claessens
Maria Cornelis †
Jean-Luc Cottyn
Leni Creuwels Antonio Crivotti Luc Daenekindt Jean-Pierre Daenen Andreas De Block
Robert De Bock
Firmin DeBrabander
Georges De Corte Daniël De Decker Herman De Dijn Paul De Keulenaer Koen De Maeseneir Johan Depoortere
Deepak De Ridder Lut De Rudder
Bert De Smet
Patrick De Vlieger Luc Devoldere
Johan De Vos
Marcel De Vriendt
Peter de Wit Hugo D'hertefelt Karel D’huyvetters
Giuliana Di Biase
Hubert Eerdekens
Bas van Egmond
Willem Elias
Jean Engelen
Guido Eyckmans Kristien Gerber
Herman Groenewegen
Bart Haers
Yvon Hajunga
Bert Hamminga Cis van Heertum
Nico van Hengstum Bob Hoekstra François Houtmeyers
Jonathan Israel Susan James
Aryeh Janssens
Frank Janssens
Frans Jespers Paul Juffermans Jan Kapteijn
Julie Klein
Wim Klever
Jan Knol
Rikus Koops
Alan Charles Kors Leon Kuunders
Theo Laaper
Mogens Laerke
Patrick Lateur
Sonja Lavaert Willem Lemmens Freddy Lioen
Patrick Loobuyck
Benny Madalijns
Gino Maes
Syliane Malinowski-Charles
Frank Mertens Steven Nadler
Ed Nagtegaal
Jan Neelen
Fred Neerhoff
Dirk Opstaele
Gianni Paganini
Rik Pelckmans
Herman Philipse Jacques Quekel
Ton Reerink
Jean-Pierre Rondas Michael Rosenthal Rudi Rotthier Andrea Sangiacomo Sjoerd A. Schippers Eric Schliesser Max Schneider Winfried Schröder Willy Schuermans Herman Schurmans
Herman Seymus Hasana Sharp Anton Stellamans JD Taylor
Herman Terhorst Marin Terpstra Paul Theuns Tim Tielemans
Fernand Tielens Jo Van Cauter Henk Vandaele Will van den Berg
Sven Van Den Berghe Hubert Vandenbossche Jan Baptist Vandenbroeck
meld je aan als sympathisant of geïnteresseerde: spinoza-in-vlaanderen@telenet.be
04-09-2013
Aantekeningen Violenta imperia nemo continuit diu - Hasana Sharp
Aantekeningen
1.De citaten uit de Tractatus Theologico-Politicus zijn door de vertaler omgezet in het Nederlands. Een volledige Nederlandse vertaling vindt men in Spinoza: Theologisch-Politiek traktaat, vertaling F. Akkerman e.a., Uitgeverij Wereldbibliotheek.
2.De citaten uit de Ethica zijn door de vertaler omgezet in het Nederlands. Er zijn verscheidene Nederlandse vertalingen van de Ethica voorhanden.
3.Hoewel sommige recente commentatoren herhaaldelijk verwijzen naar zijn ideeën als revolutionair in de zin dat ze een radicale paradigmaverschuiving veroorzaakt hebben, bestempelen ze Spinoza als een radicaal of revolutionair denker veeleer in de wetenschappelijke dan in de politieke betekenis van het woord (zie Jonathan Israel, Democratic Enlightenment: Philosophy, Revolution, and Human Rights 17501790 [Oxford: Oxford University Press, 2011]). Nochtans beweert Israel dat zijn ideeën anderen hebben aangezet tot politieke revoluties; en toch wijzen Spinoza-specialisten vaker op zijn politiek conservatisme (zie Omri Boehm, review of Democratic Enlightenment, by Jonathan Israel, Notre Dame Philosophical Review [February 2011]: 1066 en Michael Rosenthals vaststelling dat er weinig of niets is dat [Spinoza] zegt ten gunste van radicale politieke verandering (Michael A. Rosenthal, The Siren Song of Revolution: Spinoza on the Art of Political Change, Graduate Faculty Philosophy Journal 34:1 [2013]). Maar de Marxistische traditie van de Spinoza-interpretatie brengt zijn wetenschappelijk radicalisme vaker in verband met een politiek radicalisme (zie bijvoorbeeld Louis Althusser and Étienne Balibar, Reading Capital, trans. Ben Brewster [New York: Verso, 1970] en Antonio Negri, Insurgencies: Constituent Power and the Modern State, trans. Maurizia Boscagli [Minneapolis: University of Minnesota Press, 1999]). Deze traditie vindt echter maar weinig weerklank in de Engelstalige filosofie.
4.Hanna Arendt, On Revolution (New York: Penguin Books, 1965), p. 24. Dit en alle andere citaten zijn ook door de vertaler omgezet in het Nederlands.
5.Ibid.
6.Alle citaten uit de Tractatus Politicus zijn overgenomen uit de vertaling van Karel Dhuyvetters die in het najaar van 2013 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek.
10.Zie Genevieve Lloyd, Dominance and Difference, in Feminist Interpretations of Benedict de Spinoza, ed. Moira Gatens (University Park: Pennsylvania State University Press, 2009), p. 37.
11.TTP 20 7; TP passim. Zie Erik Stephenson, Spinoza and the Ethics of Political Resistance (Ph.D. diss., McGill University, 2011).
12.We moeten echter toegeven dat Spinoza geneigd is die massa voor te stellen als exclusief mannelijk.
13.Arendt, o.c., blz. 1.
14.Steven B. Smith, Spinoza, Liberalism, and the Question of Jewish Identity (New Haven: Yale UP, 1997), pp. 22, 131.
15.Er is geen gelegenheid om ons daar nu mee in te laten, maar ik vermeld kort dat de basis voor gelijkheid bij Spinoza aantoonbaar ligt in zijn gemeenschappelijke begrippen, en die basis is zeker erg problematisch, omwille van verscheidene redenen die ik hoop te bespreken in een ander artikel. Bovendien vereist bij Spinoza de metafysische basis voor gelijkheid niet dat een staat ze formeel erkent (zie TP 11. 3-4).
16.Étienne Balibar, Spinoza and Politics, trans. Peter Snowdon (New York: Verso, 1998), p. 121.
17.Zie E3def1.
18.Étienne Balibar, Spinoza: From Individuality to Transindividuality, Mededelingen vanwege het Spinozahuis 71 (1997), pp. 336.
19.Zie Balibar, art. cit., p. 24.
20.Men moet er echter wel op letten dat verenigd worden met wat gemeenschappelijk is niet noodzakelijk hetzelfde is als daarmee identiek of homogeen gemaakt worden. Hoewel de gemeenschappelijke begrippen dezelfde zijn, worden de individuen die in natuur (of kracht) overeenstemmen daardoor niet opgelost in een individu van een hogere orde. Spinoza stelt dat we overeenstemmen (van het Latijn convenire, samenkomen) in natuur in de mate dat we overeenstemmen in macht (E4p32d), wat enkel betekent dat onze machten samenwerken om een bepaald effect te veroorzaken, maar niet noodzakelijk dat ze hun eigen kwaliteit verliezen als onderscheiden expressies van de macht van de natuur.
21.Smith, o.c., blz. 138.
22.Balibar, Spinoza and Politics, blz. 121.
23.For example, see Lewis S. Feuer, Spinoza and the Rise of Liberalism (New Brunswick, NJ: Transaction, 1987).
24.Filippo Del Lucchese, Conflict, Power, and Multitude in Machiavelli and Spinoza: Tumult and Indignation (New York: Continuum, 2009).
25.E4p35c2. Dit is een bekrachtiging van mijn bewering dat gemeenschappelijk niet moet begrepen worden als homogeen of identiek.
26.Marx en Engels, o.c. blz. 65-6.
27.Ibid., blz. 66, onze cursivering.
28.Zie de beschrijving die Marx geeft van de Parijse Commune: De veelheid van interpretaties die de Commune heeft ondergaan, en de veelheid van belangengroepen die haar in hun voordeel heeft bewerkt, wijzen erop dat het ging om een grondig expansieve politieke beweging, terwijl al de vorige bestuursvormen uitgesproken repressief waren geweest, Karl Marx, De burgeroorlog in Frankrijk: de Parijse Commune.
29.René Descartes, Vertoog over de methode.
30.Zie bijvoorbeeld Lee Rice voor een enigszins verouderd maar desondanks nuttig overzicht van deze kwestie: Tanquam Naturae Humanae Exemplar: Spinoza on Human Nature, The Modern Schoolman 68:4 (1991), pp.291303.
31.Spinoza ziet echter niets als totaal levenloos, zie E3p13s.
32.Zie bijvoorbeeld TP 4.4.
33.Toen ik deze tekst voorbracht op het Arendt-Shürmann Symposium in Political Philosophy vreesde een antropologe onder de toehoorders dat ik een voorstander zou zijn van een vast concept van de menselijke natuur, gelet op de radicale diversiteit van de levenswijze van de mens. Ik kan hier niet helemaal op haar bezorgdheid antwoorden, maar geef alvast deze twee bedenkingen:1° Spinozas opvatting over de menselijke natuur vereist niet dat er een universeel kenmerk is van menselijke wezens dat niet eveneens kan toegekend worden aan niet-menselijke wezens; 2° de retorische aantrekkelijkheid van een gemeenschappelijke menselijke natuur in Spinozas tijd is erg verschillend van onze tijd. Denkers zoals Hobbes, Descartes en Spinoza argumenteerden, zij het op verschillende metafysische grondslagen, tegen het aloude geloof in een natuurlijke menselijke hiërarchie en boden aldus een basis voor het gelijkheidsbeginsel. Vandaag zien wij ernstige gevaren in unitaire concepten van de menselijke natuur; maar ik denk dat als we haar goed verstaan, Spinozas metafysische opvatting die gevaren vermijdt. Ik bepleit de kwaliteiten van zijn gans eigen antropologie overal in mijn boek, Hasana Sharp, Spinoza and the Politics of Renaturalization (Chicago: University of Chicago Press, 2011).
34.Zie hiervoor Étienne Balibar, Spinoza, the Anti-Orwell: The Fear of the Masses, Rethinking Marxism 2:3 (1989), pp.10439.
Michael Pauen, Spinoza
and the Theory of Identity (2P1-13), in Spinozas
Ethics. A Collective Commentary, M. Hampe, U. Renz & R. Schnepf (ed.),
Brill: Leiden-Boston, 2011, p. 81-98.
De auteur grijpt de recente belangstelling, onder meer bij
Antonio Damasio, voor Spinozas monisme (in tegenstelling met Descartes verguisde
dualisme) aan voor een bespreking van het aloude probleem van lichaam en geest.
In het eerste deel van dit artikel duidt hij de relevante plaatsen voor deze
problematiek aan in de Ethica; in het tweede deel besteedt hij aandacht aan
Spinozas theory of mind, en in het
derde deel gaat hij in op de receptie van Spinoza, vooral bij hedendaagse
theorieën.
Reeds in het eerste deel benadrukt de auteur het
epistemische karakter van de beide attributen, uitgebreidheid en denken: Per
a t t r i b u t u m
intelligo id quod intellectus de substantia percipit tamquam eiusdem essentiam
constituens. Onder attribuut versta ik datgene wat het intellect waarneemt
van de substantie als iets dat haar essentie uitmaakt. (E1d4)
Het gaat om het waarnemen
en de wijze waarop dit gebeurt en door wie, en niet zozeer om verschillende eigenschappen
die de substantie zou hebben. Op die manier zouden we immers dicht bij
hetzelfde dualisme terechtkomen dat Descartes voorstaat. Spinoza houdt het strikt
bij één substantie die op een onbepaald aantal manieren kan beschouwd worden.
Voor de mens zijn dat de uitgebreidheid en het denken. Dat
blijkt duidelijk uit E3p2s (partim): Haec
clarius intelliguntur ex iis, quae in schol. prop. 7. P. 2. dicta sunt, quod
scilicet mens et corpus una eademque res sit, quae iam sub cogitationis, iam
sub extensionis attributo concipitur. Unde fit, ut ordo sive rerum
concatenatio una sit, sive natura sub hoc sive sub illo attributo concipiatur,
( ). Dit zal men beter begrijpen uit wat we in E2p7 zeiden,
namelijk dat het verstand en het lichaam een en dezelfde zaak is, die men zich
nu eens voorstelt onder het attribuut van het denken, en dan weer onder dat van
de uitgebreidheid. Zo komt het dat de ordening of de opeenvolging van de dingen
één is, of de natuur nu onder het ene of het andere attribuut wordt bekeken ( ).
De auteur van
het artikel zegt het zo: The difference between mind and body does not appear
on the side of the object, but on the side of the knowing subject, which has
two different modes of access to the one single substance. (Het
verschil tussen verstand en lichaam komt niet te voorschijn aan de kant van het
object, maar aan de kant van het kennende subject, dat twee verschillende
manieren van toegang heeft tot de ene enkelvoudige substantie.)
Wij stellen zo het monisme op het existentiële of
metafysische of ontologische gebied volkomen veilig, en leggen het dualisme dat
nodig is om onze dubbele ervaring van de werkelijkheid te verklaren helemaal
aan de kant van het subject, dus op het epistemologische, het gebied van het
kennen. Het is inderdaad perfect mogelijk dat men één en hetzelfde ding op
verscheidene manieren waarneemt, zonder dat de essentiële eenheid van dat ding
in het gedrang komt. Dit maakt het mogelijk dat verschillende mensen dezelfde
zaak op verschillende manieren benaderen of dat dezelfde persoon dezelfde zaak
op verschillende manieren bekijkt. Dat is ook onze ervaring, die volkomen te
verenigen is met de ondeelbare eenheid van het waargenomen ding.
De auteur wijst op het belang van deze interpretatie voor
een goed begrip van het zogeheten parallellisme van Spinoza: er kan geen sprake
zijn van twee parallelle dingen of gebeurtenissen, aangezien de substantie één
is; het parallellisme doet zich dus voor op het niveau van de kennis, het waarnemen,
de beeldvorming zeg maar van het object. Dat is de betekenis van E2p7: Ordo et connexio idearum idem est, ac ordo
et connexio rerum. De volgorde en het verband tussen de gedachten is
dezelfde als de volgorde en het verband tussen de dingen. Het gaat wel
degelijk om een identiteit (idem),
niet om een dualistische parallellie. Zie E2p7S: ( ) id omne ad unicam tantum substantiam pertinet; et consequenter quod
substantia cogitans et substantia extensa una eademque est substantia, quae iam
sub hoc, iam sub illo attributo comprehenditur. Sic etiam modus
extensionis et idea illius modi una eademque est res, sed duobus modis
expressa;( )( )
heeft dit alles betrekking op één enkele substantie ; en bijgevolg is de
denkende substantie en de uitgebreide substantie één en dezelfde substantie,
die nu eens vanuit het ene, dan weer vanuit het andere attribuut begrepen
wordt. En zo ook is een modus van uitgebreidheid en de gedachte van die modus
één en hetzelfde ding, maar uitgedrukt op twee wijzen; ( ).
Zo bestaat ook het denken uit een fysisch proces, dat men
ook epistemisch kan benaderen. Spinoza verduidelijkt dat in de demonstratio bij het scholium
van E2p17.
Deze interessante benadering van een klassiek probleem, niet
alleen bij Spinoza maar in de filosofie in het algemeen, blijkt dus een
belangrijke bijdrage te zijn voor een beter begrip van enkele kernpunten uit de
filosofie van Spinoza.
KD
Categorie:Ethica Tags:Spinoza
02-08-2013
EThica II, prop. 17, cor. dem.
Wanneer ons lichaam in contact komt met de wereld om ons
heen, oefent alles een fysieke invloed uit op ons lichaam. Ons lichaam bestaat
uit allerlei onderdelen, waarvan sommige vloeibaar zijn, andere zacht of week
en nog andere hard. Het contact van de vloeibare delen met alles wat buiten ons
eigen lichaam is, laat geen blijvende sporen na op die vloeibare delen: vloeistoffen
hernemen hun normale toestand wanneer de aanraking voorbij is, zoals het water
in een glas. Contact met de harde delen laat die harde delen onberoerd, tenzij
het contact zo hard is dat het die harde delen beschadigt, zoals bij een breuk
van een bot. Enkel de weke delen kunnen door het contact met andere voorwerpen
vervormd worden.
Bij het contact tussen externe voorwerpen en onze vloeibare
delen stoten die vloeibare delen tegen de wekere delen aan, die daardoor
enigszins vervormd worden, tijdelijk of permanent. De vloeibare delen, die het
meest beweeglijk zijn, botsen nu in een andere hoek aan tegen de weke delen en
botsen ook in een andere hoek terug, omdat de oppervlakte van de weke delen
veranderd is door het eerste contact. Die verandering in het contact tussen de
vloeibare delen en de aldus vervormde weke delen in het eigen lichaam merken we
op, en dat is de gewaarwording die we hebben van het contact van ons lichaam
met de externe voorwerpen.
Als die vervorming van de weke delen geruime tijd aanhoudt
of zelfs permanent is, zullen we ons dat contact met een extern voorwerp zo
lang herinneren als de vervorming aanhoudt. De vloeibare delen botsen immers nog
steeds anders tegen de aldus vervormde weke delen aan, zodat die vervorming steeds
in herinnering gebracht wordt. Dat gebeurt bij elke beweging van die vloeibare
delen, zowel bij elk nieuw contact met andere voorwerpen als bij de spontane
beweging van de zeer beweeglijke vloeibare delen van ons lichaam.
Wij herinneren ons zo de gewaarwording en dus ook het
contact met het extern voorwerp en vormen ons telkens opnieuw een beeld van dat
voorwerp, ook al is er geen concreet contact meer met dat voorwerp.
Op die manier kunnen we ons de dingen herinneren waarmee we
ooit contact hebben gehad. (E2p17cd)
KD
Categorie:Ethica Tags:Spinoza
17-07-2013
Out of the Pulver and the Polished Lens IX - A.M. Klein
Out of
the Pulver and the Polished Lens
A. M. Klein (1909-1972)
IX
Think of Spinoza, then, not as you think
Of Shabbathai Zvi who for a time of life
Took to himself the Torah for a wife,
And underneath the silken canopy
Made public: Thou art hallowed unto me.
Think of Spinoza, rather, plucking tulips
Within the garden of Mynheer, forgetting
Dutchmen and Rabbins, and consumptive fretting,
Plucking his tulips in the Holland sun,
Remembering the thought of the Adored,
Spinoza, gathering flowers for the One,
The ever-unwedded lover of the Lord.
Denk dan niet
aan Spinoza als aan Sjabtaj Tzwi
even levend in de waan de Thora was
zijn gade van nu af aan en van onder
het baldakijn van zijde verkondigde:
gij zijt mijn toegewijde.
Denk veeleer
aan Spinoza die tulpen plukt
in de
binnenhof van Mijnheer en onbedrukt
door Hollanders,
Rabbijnen en zijn schor gekuch
onder de zon
van Holland zich tulpen plukt
denkend aan
de gedachte van het Volmaakte
bloemen voor
de Ene vergaarde Baruch
minnaar Gods
die Hem nooit de zijne maakte.
Categorie:Spinoza literair Tags:Spinoza
11-07-2013
Spinoza's ongehoorzaamheid
Interview
Spinozas ongehoorzaamheid. Een gesprek met Jonathan
Israel
Sonja Lavaert
Overgenomen uit De Uil van Minerva (2012), met toestemming van
de auteur en de redactie.
Spinoza was de eerste
filosoof die systematisch de voordelen van democratie, individuele vrijheid en
gelijkheid bepleitte als basis van een seculiere sociale en ethische theorie.[i] Samen met een kleine groep van denkers legde
de Hollandse filosoof in de 17de eeuw de grondslag van een radicale
verlichting die democraten en vrijdenkers een eeuw later zouden realiseren in
de Franse revolutie. Dit is een notendop de these die Jonathan Israel uitvoerig
argumenteert in de om en bij 3000 bladzijden van zijn drie delen tellende
monumentale werk over de verlichting dat met Democratic Enlightenment voorlopig
wordt afgesloten.[ii]Het begon toen de Britse historicus in Radical Enlightenment van
2001 een studie maakte over Spinoza en de denkers uit diens omgeving.[iii]Tijdens zijn onderzoek naar de Hollandse republiek in het decennium
daarvoor verrichte Israel baanbrekend historisch werk over de republiek was
hij geïntrigeerd geraakt door de storm van heftige reacties, de ophef en de
historische wending die het gedachtegoed van deze club bleek te
bewerkstellingen. Spinoza en zijn vrienden brachten de idee op gang dat het
doel van politiek erin bestaat het leven goed te maken voor iedereen en dat
ieders belang gelijkwaardig is. Dit doel kon slechts worden gerealiseerd door
de afschaffing van religieuze autoriteit, de volledige vrijheid van denken en
meningsuiting en de beslissingsmacht bij het volk. Een politiek radicale
stelling waarvan Israel meent dat ze doorwerkte tot in de Franse revolutie. Dus
zette hij zijn onderzoek verder: eerst in Enlightenment Contested waar
hij zich boog over de eerste helft van de 18de eeuw, nu in Democratic
Enlightenment waar hij in detail de aanloop naar en het begin van de
revolutie volgt. Het zijn de ideeën van radicale filosofen, zoals Diderot die
in het voetspoor van Spinoza de samenleving helemaal en grondig wilden
veranderen, niet de gematigde van de meer bekende verlichtingsfilosofen zoals
Locke, Hume, Voltaire of zelfs Rousseau, die zijn gerealiseerd in de eerste
jaren van de Franse Revolutie. In kringen van historici is het uitermate
controversieel te beweren dat een historische wending wordt voltrokken door
filosofieën en een revolutie veroorzaakt door (alleen maar) ideeën. Het blijft
moeilijk om wat uiteindelijk een filosofische stelling is wetenschappelijk te
bewijzen misschien kan dat alleen filosofisch? maar het is een feit dat
Israel een indrukwekkende hoeveelheid boeiend tekstmateriaal met elkaar in
verband brengt, terecht de aandacht vestigt op minder bekende auteurs, het
onderzoek daarmee ten zeerste verrijkt en bijdraagt tot de vernieuwing van de
belangstelling voor de verlichting, politieke filosofie en Spinoza. We hebben
een gesprek over zijn boek, de philosophes, de rede, en uiteraard over
Spinoza, democratie en revolutie. Op mijn vragen antwoordt hij genuanceerd,
bescheiden, geduldig, vaak schaterlachend, nieuwsgierig naar de hem minder
bekende auteurs of hun kritiek op zijn werk, begaan met de wereld, enthousiast
liefhebberend in ideeën en filosofie. Jonathan Israel houdt van intellectuele
controverses maar kan ik hem ook verleiden tot controversiële uitspraken?
In de drie delen van
uw werk, ook in het laatste, maakt u een onderscheid tussen een gematigde en
een radicale verlichting; het zouden de radicale ideeën zijn die leidden tot de
revoluties op het einde van de 18de eeuw en aan de basis liggen van
de actuele democratie. Het breekpunt tussen gematigde en radicale verlichting,
en des te meer met de antiverlichtingsdenkers, is de houding tegenover religie,
het atheïsme. Is atheïsme een voorwaarde voor democratie?
Neen, natuurlijk niet.
Democratie is een poging om vrijheid van geloof, denken en uitdrukking te
garanderen voor iedereen. Zeggen hoe mensen moeten denken zou juist in strijd
zijn met democratie. Ik denk niet dat Spinoza ooit heeft gedacht dat de
meerderheid van de mensen atheïst zou worden en er zijn ook in onze tijd geen
tekenen die wijzen in de richting van een grote toename van atheïsme. Hoe zou
het dan een voorwaarde kunnen zijn? Het heeft geen zin dit te stellen. In de 18de
eeuw waren het vaak gelovigen die de idealen van de revolutie omhelsden; zij
zagen het democratisch gedachtengoed als een erfenis van hun christelijk geloof.
Ook zo in Spinozas omgeving had je figuren zoals Jarig Jelles die vanuit hun
religieuze overtuiging aansloten bij zijn verlichte denken.
Anderzijds is het toch
wel de vraag of iemand die uitgaat van een religieus standpunt echt kan
geëngageerd zijn in democratie. Mij komt het voor dat gelovigen die kozen voor
de verlichting, zoals bijvoorbeeld de Unitariens, doorgaans gelovigen
waren die zich verzetten tegen elke vorm van institutionalisering van hun
geloof. Op het eerste gezicht lijkt het religieuze perspectief van Priestley en
Jarig Jelles in strijd met hun verlichte ideeën maar dat wordt anders wanneer
je kijkt naar wat ze begrijpen onder religie, dus als je de inhoud van hun
geloof van naderbij bekijkt. Je merkt dan dat democratie
in feite inherent was aan hun religieus perspectief.
U denkt niet dat het
belangrijk is atheïsme te onderlijnen?
Toch, ik denk van wel,
maar in een intellectueel debat, onder filosofen die uit zijn op de waarheid.
De meeste mensen zijn evenwel niet geïnteresseerd in de waarheid maar ze zijn
wel degelijk begaan met wat er gebeurt in de maatschappij en in de wereld.
Tegenwoordig ontbreekt
een goed links alternatief in Italië, Frankrijk of om het even waar. De ideeën
die circuleren in linkse partijen zijn allemaal nogal ontgoochelend, maar mocht
er wel een goed links bestaan, dan zou het niet zo veel bereiken door te
spreken over atheïsme of religieuze kwesties. De linkse leiders zouden wellicht
atheïsten zijn maar ze zouden er niet over spreken want dit is niet de goede
manier om de boodschap te brengen. Ik ben niet zo radicaal als sommige anderen
zijn, wat atheïsme betreft.
Hetzelfde trouwens in
verband met de revolutie. De meeste van de radicale filosofen die ik bewonder,
waren zeer bekommerd om het geweld dat een revolutie met zich kan meebrengen.
Ze hoopten het geweld te kunnen vermijden. Geweld is iets afschuwelijk. In de
eerste jaren van de Franse Revolutie, begin de jaren 90, voor de komst van de
terreur en Robespierre, was het de grote trots van de revolutionairen dat ze
ten opzichte van de andere Spaanse, Engelse, Amerikaanse revoluties die
allemaal zeer gewelddadig waren, veel meer hadden bereikt de totale
afschaffing van alle feodaliteit en
dat terwijl ze de meest rationele en minst gewelddadige van alle revoluties
hadden bewerkstelligd. We hebben daar nu bijna geen idee meer van door alle
gewelddaden die daarna gebeurden. De minimalisatie van het geweld in de
beginjaren van de Franse revolutie was een grote realisering.
Denkt u dat de
ideeën van de radicale verlichting zijn gerealiseerd in de huidige westerse
democratieën?
Ik ben er van overtuigd
dat de Franse revolutie de basis vormt voor onze westerse democratie, wat de
principes betreft. De ideeën waarvoor men streed universele mensenrechten, een
maatschappij die het welzijn van de meerderheid van de mensen probeert te
realiseren vormen de onderliggende beginselen van de westerse democratieën.
Althans, in Europa; in de Verenigde Staten is men meer begaan met de belangen
van het individu. Het Amerikaanse congres dient eerder de belangen van grote
bedrijven dan het algemeen belang. Maar toch , de grote politieke idee van de
radicale verlichting is de volkssoevereiniteit, wat wil zeggen dat het de
plicht is van een regering om de algemene wil te realiseren. We hebben de
volkssoevereiniteit niet enkel aan Rousseau te danken; in de 18de
eeuw waren een hoop denkers van oordeel dat politiek wordt bedreven in het
belang van het volk in het algemeen. En de moderne democratieën hebben deze
traditie en principes geërfd, helaas zonder er zich bewust van te zijn. Ze
kennen hun intellectuele bronnen niet, kennen niet hun eigen
familiegeschiedenis. De historici hebben hier veel te weinig onderzoek naar
gedaan en er onvoldoende over nagedacht. De republiek is de wil van het volk en
moet tegemoet komen aan de belangen van het volk gezien als een geheel: dit is
de grote idee van de 18de eeuw. De moderne democratieën hebben deze
principes geërfd maar of ze er ook naar leven, is weer een andere zaak.
Dat zou er kunnen op
wijzen dat het eerder de gematigde verlichtingsideeën zijn in de plaats van de
radicale die zich hebben gerealiseerd in de huidige democratieën. Is vandaag
een radicale verlichting niet nog steeds subversief? Zo denken wellicht actuele
radicale filosofen zoals Antonio Negri.
Ik ben het daar
helemaal mee eens. Vooral in de Verenigde Staten, maar ook in Europa, overal in
feite. We hebben nergens een democratie die de radicale vrijheid van
uitdrukking, geloof en denken heeft gerealiseerd. Radicale verlichting is
vandaag nog steeds subversief, overal.
Hebben we dan niet
nog steeds een revolutie nodig?
Een revolutie is nodig
in de zin dat het denken en de instellingen dienen te veranderen. Ik heb het
echter moeilijk met mensen die de rol van Rousseau overschatten zoals naar mijn
mening Negri doet, en die teruggaan op een heel specifieke interpretatie van
verlichting en volkssoevereiniteit zoals je ook al zag bij Babeuf. De manier
waarop de echte revolutionaire intellectuelen spraken, zijn we helemaal kwijt.
Babeuf, zoals Negrivandaag, vond de
vertegenwoordigende democratie corrupt omdat ze niet de wil van het volk
vertegenwoordigde en dus verwierp hij de democratie. Hij riep de menigte op tot
een nieuwe revolutie, tot samenzwering en geweld. Daarvoor werd Babeuf dan ook
veroordeeld. De Grondwet van 1793 was democratisch maar niet geïmplementeerd.
De Grondwet van 1795 daarentegen was niet democratisch maar wel
geïmplementeerd. Enkelingen controleerden de regering die zich een republiek
gebaseerd op vertegenwoordiging noemde. Veel van de intellectuelen, zoals
bijvoorbeeld Benjamin Constant die pas later liberaal werd, als jongeman was
hij veel radicaler, of Brissot zeiden terecht: je moet de regering steunen in
dergelijke omstandigheden want volkse opstanden zullen niet evolueren in de
goede richting. Een omwenteling moet worden voltrokken door een kleine groep
van mensen die werken op een manier zoals men deed in de eerste jaren na 1789.
De universele mensenrechten, de afschaffing van feodaliteit en slavernij, de
emancipatie van de joden en al de positieve dingen die in het begin werden
gerealiseerd, waren niet een realisatie van de menigte. Ik ben het wat dit
betreft niet eens met Negri. Deze dingen kwamen uit de filosofie, niet uit de
volkse wil.
Robespierre zei: weg
met de filosofie, dit is een zaak van de gewone mensen, en ik vertegenwoordig, meer
dan anderen, de gewone mensen. Dat is zeer gevaarlijk en ook verkeerd.
Robespierre kon hiermee het volk voor zich winnen maar het was volgens mij
verkeerd. Het klinkt revolutionair de sansculottes te mobiliseren, maar in
feite is het contrarevolutionair. De sansculottes vernietigden de revolutie.
Uw interpretatie van
Spinoza als immanent denker en materialist is in overeenstemming met de
marxistische Franse interpretaties van de jaren 70 zoals van Matheron of
Macheray. Dus ook met de interpretatie van Negri, denk ik dan.
Ik ben het eens met
Negris interpretatie van Spinoza maar niet met zijn interpretatie van de
menigte in Spinozas werk: de menigte krijgt geen positieve rol toebedeeld door
Spinoza. Natuurlijk was Spinoza een revolutionaire denker, maar niet op de
manier zoals Negri dat ziet. Alles heeft te maken met rationaliteit. Spinoza
dacht dat de maatschappij beter werd naarmate ze rationeler werd. Negri denkt
in een totaal andere richting. Subversieve acties in het teken van een
verbetering van de maatschappij gebeurden in de Franse revolutie door een
kleine groep mensen, filosofen, die de maatschappij in een welbepaalde richting
wilden veranderen. Spinozas subversie bestond in de creatie van een soort
ondergrondse elite, te vergelijken met de Illuminati in de 18de
eeuw, een beweging van een kleine groep mensen die zich bezighielden met
filosofie en probeerden in sleutelposities terecht te komen om van binnenuit
dingen te veranderen. Dit is een model van subversie dat niet afhangt van de
menigte. De zaken gaan erop vooruit wanneer ze rationeler worden maar de
menigte kan niet rationeler worden. Een maatschappelijke revolutie is nodig
voor de mensen maar ze kan niet voltrokken worden door de mensen: dit is
het punt waarop ik het niet eens ben met Negri.
Is dit niet het
probleem van elke overgang? Hoe vertaal je radicaal nieuwe ideeën in
instellingen?
Bij Spinoza is het een
filosofische kwestie. De maatschappij moet op een meer rationele basis worden
georganiseerd. Hoe rationeler mensen zijn, hoe beter ze kunnen samenwerken,
delen, overleggen, compromissen sluiten, belangen laten samenvallen, et cetera.
In het algemeen zijn mensen echter niet zo rationeel: ze hebben vooroordelen,
zitten vol ressentiment en wrok, zijn afgunstig, haatdragend en jaloers en
daarom is er ook zon sterke tendens tot achteruitgang en verslechtering van de
toestand. Als dingen beter gaan, hebben we dat zeker niet te danken aan de
menigte. Dit is de les van Spinoza en die is moeilijk in overeenstemming te
brengen met de interpretatie van Negri.
Is de eis van
rationaliteit niet in strijd met realisme? Dingen werken niet zo, u zegt het
zelf. Hoe kan een politiek systeem, gebaseerd op rationaliteit,worden
gerealiseerd?
Zoals in de Franse
revolutie, daar gebeurde dat. Dit is geen inbeelding, het gebeurde echt, het is
een feit. Dit is ook de reden waarom ik een intellectuele geschiedenis van de
Franse revolutie aan het schrijven ben, want ik meen dat het concept van
radicale verlichting een betere manier is om de revolutie te verklaren. De
groep filosofen en journalisten, Condorcet, Brissot, et cetera., ook Babeuf wat
dit betreft, Marat niet, hij uitgezonderd, maar verder al die journalisten die
de revolutie ondersteunden tussen 1789 en 1793, allemaal waren ze voor echte
persvrijheid. Dit is het enige voorbeeld in de geschiedenis van een echte
vrijheid van meningsuiting. Het was niet zoals in Rusland waar alle vrijheid
van uitdrukking meteen werd opgeheven. In die beginjaren 90 verschenen kranten
die tegen elke verandering waren, de meest reactionaire verdedigingen van het Ancien
Régime werden gepubliceerd. De royalistische Gazette de Paris
verscheen tot 1792. Als men over persvrijheid sprak, dan was dit echt waar.
Deze revolutionaire vrijheid was te danken aan twintig à dertig mensen in de
Assemblée Nationale op wie alles steunde, een kleine groep van intellectuelen
die voor geen enkele sociale klasse representatief waren. De marxisten zeggen
altijd: er waren geen boeren en arbeiders vertegenwoordigd in de Assemblée
Nationale. Dat is waar, maar wat ze vergeten is dat er ook geen bankiers,
handelaren of zakenmensen waren... De Assemblée Nationale bestond uit
journalisten, advocaten, intellectuelen, een elite met andere woorden, maar wel
een elite die democratisch was verkozen. Advocaten vormden de grootste groep
maar zij waren niet de belangrijke figuren. De echt belangrijke figuren waren
een heel kleine groep intellectuelen die ijverden voor mensenrechten, voor de
afschaffing van feodalisme, titels en slavernij, en zich keerden tegen elke
vorm van discriminatie: van joden, zwarte mensen, vrouwen. Het gaat altijd over
dezelfde kleine groep, Condorcet, Sieyès, Volney, Mirabeau, niet meer dan
dertig mensen die totaal niet representatief waren voor de grote sociale
blokken.
In uw werk keert u
zich expliciet af van de postmoderne kritiek op de verlichting. U kunt evenwel
toch niet ontkennen dat er een spanning bestaat tussen de universalistische
idee van gelijkheid en van één mensheid enerzijds en de verschillen anderzijds.
Negri en andere radicale denkers zoals Michael Hardt, die ook uitgaan van de
gelijkheidsgedachte en ijveren voor algemene mensenrechten, vervangen het
problematische universalisme door de notie van common. Hoe gaat u met die spanning om? Of
anders gezegd, hoe verbindt u universalisme met politieke vrijheid en met het
bestaan van verschillen? En met vrijheid van uitdrukking?
Ik denk dat er een
spanning móet zijn tussen universalisme en vrijheid van uitdrukking want
iedereen wil iets anders. Vrijheid voor iedereen kan niet anders dan een spanning
creëren want je wil tegemoet komen aan iedereen die elk afzonderlijk
verschillende dingen wil. Ik zie de oplossing in een mix van vrijheid en
beperking. Je kunt geen absolute vrijheid hebben. Van sommige mensen die
gevaarlijke dingen doen, zoals de maffia, moet je overigens de vrijheid
beperken. Je kunt mensen niet tegenhouden om gevaarlijke dingen te denken, maar
je kunt en moet ze wel tegenhouden om gevaarlijke dingen te doen want je moet
de rest van de maatschappij beschermen. In de mate dat hij een spanning erkent
tussen gelijkheid en vrijheid en bekommerd is om alle mensen, denk ik dat ik
dichter sta bij Negri dan bij de postmoderne filosofen, of Foucault: in zijn
denken zie ik geen universalisme. Een van de grote motoren van de radicale
verlichting, van Histoire philosophique des deux Indes bijvoorbeeld, het
eerste werk waar de idee als dusdanig wordt geformuleerd, is dat er één
mensheid is.[iv] Het inzicht dat we allemaal mensen zijn is een
mijlpaal in het denken van de radicale verlichting.
De visie van
Rousseau op volkssoevereiniteit en algemene wil verschilt levensgroot van die
van Spinoza. Ze kan zelfs aanleiding geven tot onverdraagzaamheid, kwezelarij,
racisme, militant patriottisme
Ze kan niet alleen, ze
gaf daadwerkelijk aanleiding tot dit soort zaken. Van zodra Robespierre het
overnam, kreeg je dat chauvinisme en de vreemdelingenhaat die er voorheen
helemaal niet waren.
In verband met
Rousseau heeft u het over de heiligheid van het recht en de gehoorzaamheid
aan de wetten. Die woorden deden me denken aan de kritiek van de Italiaanse
filosoof Paolo Virno. Deze actuele radicale denker interpreteert Spinoza als
een kritiek op en omkering van de visie van Hobbes, en hij doet dat op basis
van het gebruik van de concepten volk en menigte. Voor Hobbes moest de menigte
worden omgevormd tot een gehoorzaam, volgzaam en stilzwijgend volk. Zou men
kunnen zeggen dat Rousseau Hobbes herhaalt, terwijl Diderot aansluit bij
Spinoza?
Ik denk dat Diderot
inderdaad aansluit bij Spinoza, en ik vind ook dat filosofen en historici zich
veel meer bewust moeten worden van de samengestelde natuur van het concept
algemene wil. De algemene wil is een zeer complex begrip in de revolutie, een
begrip dat we overigens helemaal niet te danken hebben aan Rousseau, ook al
wordt hij er doorgaans mee geassocieerd en werd hij ook tijdens de revolutie
veel vaker dan anderen vermeld. Hij was het bekendst, de meest aanvaarde naam
maar tezelfdertijd was iedereen kritisch tegenover zijn visie. Tot zover zijn
we het eens, de algemene wil is complex, maar ik denk dat Hobbes idee toch
helemaal iets anders is dan dat van Rousseau. Soevereiniteit voor Hobbes is
niet bij het volk maar bij een koning. Hobbes ziet de noodzaak om de menigte te
vervangen door een verenigd volk dat achter één principe staat akkoord maar
dat één principe is een koning. Bij Rousseau is dat niet een koning.
Ziet u geen verschil
tussen volk en menigte?
Ik zie vooral het
verschil tussen Rousseau en Hobbes. Voor Hobbes wordt vrede gegarandeerd door
de soeverein, iemand die buiten het volk staat, terwijl Rousseau de algemene
wil zoekt als uitdrukking van het volk, dus binnen het volk. Rousseau denkt
intern en actief, en volgt Hobbes niet. Rousseau las daarentegen wel aandachtig
Spinoza maar hij spreekt er niet over want is het niet met hem eens. Volgens
Maria José Villaverde zijn een aantal passages in Rousseau direct gebaseerd op
Spinoza zonder dat hij er evenwel expliciet naar verwijst.[v] Zij beweert zelfs dat de fameuze uitspraak dat
mensen moeten gedwongen worden om vrij te zijn, rechtstreeks zou ontleend zijn
aan Spinoza Ik weet niet of dit klopt. Ik heb het niet gecontroleerd, maar ik
weet wel dat Rousseau een aandachtige lezer was van Spinoza, en het niet met
hem eens was. Rede speelt bij Rousseau geen rol. Het is geen leidend principe.
Hij is echt een filosoof van de gevoelens en emoties.
In het Theologisch-Politiek Traktaat schrijft Spinoza
dat angst, religie en gehoorzaamheid een gelukkig driespan vormen, dat
democratie daar weinig mee te maken heeft of zelfs het tegenovergestelde
nastreeft mensen bevrijden van angst zal vrede brengen wat ik lees als een
pleidooi voor rationaliteit, moed en ongehoorzaamheid. Gaat de discussie tussen
Spinoza/Diderot en Rousseau niet over gehoorzaamheid?
Mhm Ongehoorzaamheid
tegenover wie? Toch niet tegenover de wet en de staat? Ik denk dat Spinoza
subversief en ongehoorzaam is, doch niet op een gewelddadige manier. Hij is
niet direct ongehoorzaam tegenover de wet. Hij is ongehoorzaam op een subtiele
manier, ja en neen, misschien Misschien is hij ongehoorzaam in een zekere zin
maar je moet echt voorzichtig zijn met dit soort uitspraken. Een anarchie kan
erger zijn dan om het even wat. Diderot en ook de andere revolutionaire
filosofen waren zeer beducht voor de gevolgen van wetsbreuk en anarchie.
U linkt
ongehoorzaamheid meteen aan geweld. Bestaan er geen geweldloze revoluties?
De echte revolutie ís
juist geweldloos en stelt een einde aan het geweld. Geweldloze ongehoorzaamheid
gaat samen met democratie.
Om nog eens terug te
komen op het materialisme en de immanente visie van Spinoza. Wat betekent dit
materialisme voor uw visie op de historische realiteit?
Spinoza lezen heeft mij
zeer veel geholpen en geleid tot een meer naturalistische visie op macht en
religie. Religie is iets moeilijks om te begrijpen in de geschiedenis, het is
een soort van mysterie. Ik denk zelfs dat het des te meer een mysterie is voor
wie religieus is. Er zijn zoveel religies die gepaard gaan met zoveel
conflicten. Waarom zijn er zoveel theologische en religieuze conflicten?
Spinoza hielp me te begrijpen waarom religie zo belangrijk is in de traditie, waarom
je in de geschiedenis zo veel vaker hiërarchische maatschappijen ziet. Ik ben
als historicus altijd geboeid geweest door de omwenteling van de moderne
geschiedenis, waarom men op een bepaald moment gebroken heeft met een traditie
die al eeuwen meeging. Spinozas metafysica gebaseerd op de idee van één
substantie helpt om die omwenteling te verklaren. Waarom vinden mensen een
maatschappelijk systeem en waarden die gedurende eeuwen werden geaccepteerd,
ineens niet meer bruikbaar in de 18de eeuw? Spinozas materialisme
kan die ommekeer verklaren.
U zegt weinig over
het marxisme, en als u er over spreekt, is het meestal in negatieve zin. Toch
is uw visie niet zo verschillend van een historisch materialisme?
Wel, als je alle bagage
van het verleden kon wegnemen en enkel een gezuiverd marxisme kon overhouden,
het marxisme van de intellectuele debatten in de westerse wereld die heel
interessant zijn als je de echte betekenis van Marx humanisme nagaat, krijg
je een ander beeld dan waar het marxisme doorgaans mee wordt geassocieerd en
dat is inderdaad niet zo ver bezijden mijn visie. Toch ben ik het niet eens met
het economisch determinisme van Marx, dat mechanisch en reducerend is. Er is
bij Marx geen materialistisch determinisme. Materialisme is volgens mij iets
anders dan een benadering die alles herleidt tot economie. Uiteraard moeten we
ons bewust zijn van de economische machinerie en belangen. Zoals vandaag: we
moeten beseffen dat de financieel-economische groepen verantwoordelijk zijn
voor deze grote crisis waar we in zijn terechtgekomen, maar ik denk niet dat
deze groepen corresponderen met een klasse zoals Marx dacht. Zijn
klassentheorie klopt niet. In de Verenigde Staten wordt tegenwoordig de
middenklasse net zo goed uitgebuit door de grote bedrijven als de
arbeidersklasse. Het gaat voor iedereen slechter. Het concept van de twee
sociale basisblokken, de proletariërs en de bourgeois, is een inadequaat
instrument om de historische realiteit te verklaren. Een mooi voorbeeld daarvan
zien we in de Belgische revolutie van 1787-90 zoals ik ze heb beschreven in
mijn boek.[vi] De revolutie in België toont dat Marx fout is.
Men was in Vlaanderen, Brabant, Luik en Henegouwen helemaal niet zo tegen de
aristocratie, het verhaal was helemaal anders dan in Frankrijk. Volgens mij
biedt het marxisme een inadequate historische verklaring omdat het werkt met
onbruikbare categorieën zoals het proletariaat en de bourgeoisie.
Wat mij boeit is hoe
intellectuele controverses ook sociale fenomenen zijn, ideeën en sociale
geschiedenis die samenkomen. De radicale verlichting was niet succesvoller dan
de gematigde omdat ze betere ideeën had ze hàd betere ideeën, daar niet van
wel omdat de ideeën kwamen op een moment dat de sociale noden en verzuchtingen
zo hoog waren en van een aard dat het zo niet verder kon. We zijn vergeten hoe
afschuwelijk de structuren en wetten waren in de 18de eeuw. De
ongelijkheid was verschrikkelijk. Het wettelijk systeem afschuwelijk. Er waren
een hoop mensen die geen rechten hadden, die niet werden beschermd, vooral
mensen in een ondergeschikte positie. Als een dienstmeid haar arm brak tijdens
het werk, kon ze nergens terecht. Heel veel mensen hadden reden om ongelukkig
te zijn. Misschien begrepen ze niet wat er fout was met de maatschappij in haar
geheel maar op het moment dat de intellectuelen zeiden dat de maatschappij rot
was en alles diende te veranderen, klopte dat precies met hun ervaring en dus
gaven ze hun steun. We zijn het vergeten maar het Ancien Régime was een
afschuwelijke maatschappij. In feite was niemand toen geïnteresseerd in de
emancipatie van de joden of de afschaffing van de zwarte slavernij, tenzij de
intellectuelen dan, maar dat zat mee in het pakket, een logisch pakket waarin
emancipatie van joden en afschaffing van slavernij verbonden waren met andere
punten die wel konden rekenen op de steun van een grote meerderheid, om
allerlei soorten van redenen.
Zoals met de
patriottenbeweging, de meeste mensen wisten nauwelijks waarover ze spraken en
in een ideologie over democratie waren ze al helemaal niet geïnteresseerd. Maar
velen hadden redenen om mistevreden te zijn, de katholieken waren het beu
behandeld te worden als tweederangsburgers, en zo ontstond er steun voor de
revolutie, een incoherente steun. Zo konden ideeën de motor worden van echte
sociale verandering.
Doorheen uw werk
legt u sterk de nadruk op de samenhang van Spinozas denken, een samenhang die
uiteraard te maken heeft met zijn zijnsleer van één substantie. Ziet u die
logische samenhang nog steeds gelden als iets dat nuttig is voor onze
democratie vandaag? Is een zijnsleer à la Spinoza een voorwaarde voor de
vorming van echte democratie?
Uiteindelijk wel, ja.
Filosofisch is het monisme een voorwaarde om democratie te denken. Dat de
éénsubstantieleer, radicale verlichtingsideeën en politieke democratie
samenhangen wordt doorgaans niet gezien en daarom vond ik het belangrijk om dit
te tonen. Ik heb de term radicale verlichting niet uitgevonden, Margaret
Jacob gebruikte de term als eerste en in de jaren 90 werd het een collectief
onderzoek waaraan ik hoop inmiddels een bijdrage te hebben geleverd.[vii] Het is belangrijk te weten dat er een radicale
verlichting bestaat als compleet verschillend van de gematigde verlichting. Dit
is wat ik heb willen levendig maken op een directe manier mensen bleven maar
zeggen dat ik te zeer categoriseerde, de categorieën dramatiseerde in het
hoofdstuk over de aardbevingen.[viii]Er zijn verschillende manieren waarop mensen
kijken naar de realiteit. Er bestaat geen middenpositie tussen de radicale
verlichting en de conservatieve visie zoals de gematigde verlichting claimt. Óf
je ziet aardbevingen als natuurkundig fenomeen dat je mogelijks nog niet
helemaal kan doorgronden de radicalen óf je ziet ze als een straf of
interventie van God de reactionairen. De gematigde verlichting schippert
tussen die twee, schrijft sommige aspecten aan God toe, andere aan de natuur,
net zoals ze de samenleving wil verbeteren maar toch niet haar structuren wil
veranderen. Dat is een onmogelijke positie die uiteindelijk terugvalt, leidt
tot of samenvalt met het behoud. Ik ben het totaal niet eens met Philipp Blom
als hij beweert dat Hume een radicale verlichte denker is. Hume is reactionair.
En je kunt dit doortrekken vanavond zal ik dat ook doen in de discussie met
Blom er ontbreekt bij hem (Hume, maar ook Blom) een politieke dimensie. Het
epicurisme zoals van Lucretius waar Blom de nadruk op legt en dat inderdaad
zijn belang heeft voor Spinoza, is een individuele geluksfilosofie die de
politiek of religie niet uitdaagt doch juist vereist dat men afziet van de
maatschappij. Dit is iets totaal anders dan wat in de radicale verlichting
gebeurt, iets totaal anders dan wat Spinoza probeert duidelijk te maken.
Spinoza is revolutionair omdat zijn ideeën slaan op politiek en maatschappij.
Spinoza is subversief in de zin dat hij de publieke sfeer en wetten probeert te
veranderen.
Noten
[i]
Aldus Israel J. in: In strijd met
Spinoza. Het failliet van de Nederlandse Verlichting (1670-1800),
Amsterdam, Bert Bakker, 2007, p. 5.
[ii] Israel J., Democratic Enlightenment. Philosophy, Revolution, and Human Rights
1750-1790, Oxford, Oxford University Press, 2011.
[iii]Israel J., Radical Enlighentment. Philosophy and the
Making of Modernity 1650-1750, Oxford, Oxford University Press, 2001.
[iv]Raynal, Diderot, Deleyre, et
cetera., Histoire philosophique et
politique des établissements et du commerce des Européens dans les deux Indes
(6 vols., Amsterdam, 1770): Israel J., 2011, p. 964.
[v]Maria José Villaverde,
Rousseau, lecteur de Spinoza, SVEC 369 (1999),pp. 107-139: Israel J., 2011, pp. 1025.
[vii]
Margaret Jacobs publiceerde in 1981 The
Radical Enlightenment en lanceerde dus als eerste de idee van twee soorten
verlichting, een radicale van libertijnse vrijdenkers, en een hoge,
filosofische die Israel gematigd zal noemen. Israel neemt het onderscheid en
de terminologie over in zijn Radical
Enlightenment van 2001 (en in de twee andere delen van de trilogie plus in
de kleinere werken die hij ondertussen publiceerde) maar het is zijn verdienste
de stelling dat de radicale vrijdenkers teruggaan op het werk van Spinoza en
van denkers in diens omgeving met een overvloed aan materiaal te hebben
onderbouwd.
[viii]
In hoofdstuk 2, het eerste na de inleiding, Nature and Providence: Earthquakes
and the Human Condition, maakt Israel het verschil tussen gematigde en
radicale verlichting duidelijk op een directe en beeldrijke manier door een
bespreking van de grote aardbeving-controverse van 1750-57: Israel J., 2011,
pp. 39-55.
Wij zijn ten zeerste verheugd dat professor Alan Charles
Kors heeft toegestemd om opgenomen te worden in de lijst van personen die het
initiatief Spinoza in Vlaanderen steunen.
Hij is de eminente auteur van de twee baanbrekende werken dHolbachs Coterie. An Enlightenment in Paris, Princeton UP, 1976, xi + 359 pp.,
hardcover en Atheism in France 1650-1729,
vol. I: The Orthodox Sources of Disbelief, Princeton UP, 1990, xvi + 392
pp., index. De twee (!) langverwachte volgende delen van dit laatste
werk zijn nu volgens de auteur omzeggens klaar. Wij kijken met spanning uit
naar de publicatie.
Wij vermelden nog dat hij ook de Editor is van de onvolprezen vierdelige
Encyclopedia of the Enlightenment.
Categorie:Spinoza-nieuws Tags:Spinoza
27-06-2013
Kort samengevat
Laten we vertrekken van de vaststelling dat er iets is, en
dat het eenvormig is, en laten we het de substantie noemen, of dat wat bestaat.
Dat is zo ruim, dat we ervan zeggen dat het buiten het perspectief van de tijd
valt. Dat betekent niet zozeer dat het begin noch einde kent, maar dat het op
geen enkele manier in de tijd kan begrepen worden. Het bestaat zonder enige
limiet. De substantie heeft ontelbare kenmerken, die buiten de tijd vallen. Ze is
op zich onveranderlijk, maar ze kan wel ontelbare concrete vormen aannemen
binnen elk van haar kenmerken. Die vormen zijn echter aan de tijd gebonden: ze
ontstaan, bestaan gedurende een bepaalde periode en houden op te bestaan in die
vorm. Ze ontstaan uit andere vormen en vallen uiteen in weer andere vormen,
steeds volgens de regels van oorzaak en gevolg.
Een van de vormen die de substantie aanneemt is de mens,
waarvan er talrijke exemplaren zijn. Die mens beschikt, na een lange selectieve
evolutie van het leven op aarde, over mentale mogelijkheden om waar te nemen, te
denken en te handelen. Door na te denken over de waarneming en het handelen,
komt de mens ertoe in te zien dat de substantie twee essentiële kenmerken
heeft: uitgebreidheid, wat wij de materie noemen, en denken, of betekenis. Er
zijn wellicht nog veel andere kenmerken, maar die doorgronden we niet. Wij beschouwen
dus alles vanuit deze beide kenmerken. Dat is een noodzakelijk beperkt oogpunt
dat wij als mens hebben, gezien onze beperkingen. Wij nemen waar via ons
lichaam, en dat laat maar bepaalde aspecten van de werkelijkheid zien, op een
onvolmaakte manier.
De substantie zelf heeft het denken als kenmerk. Ze denkt
dus. Maar niet op een onvolmaakte manier zoals de mens: ze is immers niet
gebonden aan de tijd en aan de vormen die ze aanneemt, ze is zichzelf en op
geen enkele manier gelimiteerd. Ze kent zichzelf, en dus alles, op een
volmaakte manier, niet in een leerproces, maar meteen, onmiddellijk. Ons
menselijk kennen is een onvolmaakte vorm van die allesomvattende, tijdloze
kennis. De substantie daarentegen is volmaakt en kent haar eigen volmaaktheid
zonder enige begrenzing. De substantie is dus volledig begrijpelijk, althans
voor zichzelf. Er is niets dat onbegrijpelijk zou zijn, vanuit het tijdloze
perspectief. Er is niets onverklaarbaars in de substantie, alles volgt uit de
innerlijke noodzaak van de substantie zelf.
Met onze beperkte vermogens en in de beperkte tijd dat wij
bestaan, zowel als individu en als soort, kunnen wij mensen onmogelijk alle
aspecten van de substantie begrijpen, en zeker niet tegelijkertijd. Maar met de
nodige inspanningen kunnen we wel sommige aspecten doorgronden en zo ideeën
vormen die de waarheid benaderen en die dus overeenstemmen met de ware ideeën
die de substantie zelf heeft over zichzelf.
Er is dus een enorm verschil tussen de kennis die wij als
mens hebben en de kennis die de substantie heeft van zichzelf, maar er is ook
een gelijkenis: wij hebben een beperkte kennis, maar ze kan toch adequaat zijn.
Er is tegelijk een absolute kennis en een onvolmaakte. Aangezien de mens een
van de vormen is die de substantie aanneemt, is de mens immers een onderdeel
van de substantie. We moeten dan besluiten dat de substantie op zichzelf gezien,
buiten de tijd, alles onmiddellijk en volledig kent, maar dat ze, in de vorm
van de mens, tegelijk ook een veel beperktere tijdsgebonden kennis heeft van
alles, die slechts op enkele punten adequaat is.
Wij kunnen ons de onmiddellijke volmaakte kennis van alles
niet voorstellen, precies omdat wij er niet toe in staat zijn. Zelfs als de
mensheid nooit zou ophouden te bestaan en zij haar kennis op de best mogelijke
manier cumuleert en opslaat, zal het voor een mens en voor de mensheid nooit
mogelijk zijn om die permanente toestand van volmaakte allesomvattende kennis
te bereiken. Voor ons bestaat die kennis niet, tenzij op een abstracte manier,
als een postulaat, iets dat we vooropstellen als een kenmerk van de substantie.
Wij drukken daarmee uit dat de substantie geen chaos is, geen toeval, maar dat
ze altijd en noodzakelijk beantwoordt aan haar eigen regels, die wij stilaan
kunnen doorgronden. Wij kunnen ons een idee vormen van hoe alles is, maar niet
meer dan dat.
De substantie bestaat niet zoals wij bestaan: zij is
onbegrensd en tijdloos. Maar tegelijkertijd neemt zij voortdurend tijdelijke en
begrensde vormen aan, steeds volgens haar eigen wetmatigheden. Elk van die
vormen is een tijdelijke combinatie van dezelfde materie en heeft ook een
bepaalde vorm van kennis. De materiële vorm kan zeer complex zijn en bestaan
uit een geheel van andere vormen, of ze kan zeer eenvoudig zijn. Naarmate de
vorm meer complex is, is er ook een hogere graad van kennen en van handelen,
zoals de mens, en de mensheid in haar levensomstandigheden hier op deze aarde.
Wanneer wij alleen aan de tijdelijke verschijnselen denken
en de substantie buiten beschouwing laten, zoals we meestal doen, dan missen we
het ruimere, tijdloze perspectief. Wij gaan dan alles interpreteren vanuit
onszelf, alsof alles louter voor ons bestaat en wij er vrij kunnen over
beschikken, alsof alleen wat wij denken belangrijk en juist is. Wij moeten
leren denken vanuit het tijdloze perspectief van de allesomvattende substantie
en komen tot zoveel mogelijk adequate ideeën.
Dat is niet alleen een filosofische noodzaak, het is ook de
enige weg naar een goed leven hier op aarde. Wanneer wij menselijk denken,
hebben wij immers geen enkele verklaring voor het lijden en de dood, voor het
tijdelijke en onvolmaakte van ons bestaan. Wij vragen ons dan voortdurend af
waarom de dingen zijn zoals ze zijn en we ergeren ons over de onvolkomenheid van
ons bestaan. Dat maakt ons verdrietig, ongelukkig en opstandig. Wanneer we
echter de dingen bekijken vanuit het onbegrensde tijdloze perspectief, dan zien
we dat alles is zoals het moet zijn, zonder enige bedoeling om ons gelukkig te
maken of ongelukkig. Dat verandert natuurlijk niets aan hoe de zaken zijn: er
is nog altijd lijden en dood en onvolmaaktheid. Maar we weten nu dat het zo
moet zijn, dat het onvermijdelijk is als oorzaak en gevolg, dat het deel
uitmaakt van een veel groter geheel, dat niet op ons voortbestaan of ons geluk
gericht is.
Dat betekent helemaal niet dat we er ons maar moeten bij
neerleggen en niets doen. De mens kan, met zijn mentale en fysieke vermogens,
zeer goed in de wereld ingrijpen en zijn omgeving zo omvormen, dat zij beter
aan onze verlangens en mogelijkheden is aangepast. Wij zijn dus wel degelijk
verantwoordelijk voor ons bestaan hier op aarde. Wij zijn, zoals alle vormen
van de substantie, genoopt om te bestaan en wel zo goed mogelijk te bestaan,
binnen onze mogelijkheden en onze grenzen. We zijn in staat om te ontdekken wat
de beste manier is om die korte tijd door te brengen in onze menselijke vorm.
Aanvankelijk is dat niet meer dan zomaar in leven blijven: eten, drinken, een
dak boven het hoofd, het gezelschap van andere levende wezens. Maar stilaan
leren we inzien dat er meer is dan dat.
We kunnen op vele manieren van het leven genieten. Hoe meer
we weten, in de ruimste zin van het woord, hoe meer voldoening we hebben van
ons bestaan. Hoe meer we inzien dat het niet alleen om ons korte leven gaat,
hoe gemakkelijker het ons valt om de tegenslagen van het leven te verwerken. Naarmate
we er beter in slagen om het tijdelijke te bekijken vanuit het tijdloze
perspectief, zijn we meer en beter mens en maken we binnen onze mogelijkheden
deel uit van de ene substantie. In die liefdevolle houding tegenover het al
overstijgen we zelfs in zekere mate onze tijdelijkheid.
Dat is, al te kort samengevat, wat Spinoza ons te zeggen
heeft.
KD
Categorie:Ethica Tags:Spinoza
26-06-2013
Out of the Pulver and the Polished Lens VIII - A.M. Klein
Out of
the Pulver and the Polished Lens
A. M. Klein (1909-1972)
VIII
Lord, accept my hallelujahs; look not askance at these my
petty words; unto perfection a fragment makes its prayer.
For thou art the world, and I am part thereof; thou art the
blossom and I its fluttering petal.
I behold thee in all things, and in all things: lo, it is myself;
I look into the pupil of thine eye, it is my very countenance
I see.
Thy glory fills the earth; it is the earth; the noise of the
deep, the moving of many waters, is it not thy voice aloud,
O Lord, aloud that all may hear?
The wind through the almond-trees spreads the fragrance of
thy robes; the turtle-dove twittering utters diminutives of
thy love; at the rising of the sun I behold thy countenance.
Yea, and in the crescent moon, thy little finger's finger-nail.
If I ascend up into heaven, thou art there; If I make my bed
in hell, behold thou art there.
Thou art everywhere; a pillar to thy sanctuary is every blade
of grass.
Wherefore I said to the wicked, Go to the ant, thou sluggard,
seek thou an audience with God.
On the swift wings of a star, even on the numb legs of a
snail, thou dost move, O Lord.
A babe in swaddling clothes laughs at the sunbeams on the
door's lintel; the sucklings play with thee; with thee
Kopernik holds communion through a lens.
I am thy son, O Lord, and brother to all that lives am I.
The flowers of the field, they are kith and kin to me; the lily
my sister, the rose is my blood and flesh.
Even as the stars in the firmament move, so does my inward
heart, and even as the moon draws the tides in the bay, so
does it the blood in my veins.
For thou art the world, and I am part thereof;
Howbeit, even in dust I am resurrected; and even in decay
I live again.
Heer, aanvaard mijn hallelujas; kijk niet misprijzend neer
op deze povere woorden van mij; dit is het gebed van een fragment tot het volmaakte
geheel.
Want Gij zijt de wereld, en ik ben een deel daarvan; Gij
zijt de bloesem en ik zijn dwarrelend bloemblaadje.
Ik aanschouw U in alle dingen, en kijk, in alle dingen zie
ik mijzelf; ik kijk in de pupil van Uw oog en het zijn voorwaar mijn eigen
omtrekken die ik ontwaar.
Uw glorie vervult de aarde; zij is de aarde; het geluid van
de diepte, het bewegen van het water alom, is dat niet Uw luide stem, Heer, luid
opdat iedereen het horen zou?
De wind in de amandelbomen verspreidt de zoete geur van Uw gewaad;
de tortelduif vertolkt koerend diminutieven van Uw liefde; bij het opgaan van
de zon aanschouw ik Uw majesteit.
Waarlijk, en in de wassende maan de nagel van uw pinkvinger.
Als ik ten hemel opstijg, dan zijt Gij daar; als ik mij te
slapen leg in de hel, zie, dan zijt Gij daar.
Overal zijt Gij en elke grashalm is een zuil van Uw
heiligdom.
Daarom zeg ik tot de boze: wend je tot de mier, luiaard die
je bent en vraag je bij God een audiëntie aan.
Gij beweegt, o Heer, op de snelle vleugels van de ster, en op
de lome benen van de slak evenzeer.
Een kind in doeken gewikkeld lacht naar de zonnestralen op
de latei van de deur; zuigelingen spelen met U; met U verenigt zich Copernicus door
een lens.
Ik ben uw zoon, o Heer, een broer ben ik van al wat leeft.
De bloemen des velds zijn van mijn soort en stam; de lelie is
mijn zuster, de roos mijn vlees en bloed.
Zoals de sterren bewegen aan het firmament daar boven, zo
ook mijn hart in mijn binnenste, en zoals de maan de getijden trekt in de baai,
zo stuwt ze ook het bloed in mijn aderen.
Want Gij zijt de wereld, en ik ben een deel daarvan;
En desondanks word ik zelfs uit het stof weer opgewekt; en zelfs
in verval leef ik weer.