Film uit 1967 In de nacht van maandag 26 op dinsdag 27 oktober presenteert de Duitse televisiezender ARD/Das Erste de romantische komedie Rheinsberg als
speelfilm, die in 1967 werd gerealiseerd door Kurt Hoffmann. Mensen die
toevallig geen Cornelia Froeboess-allergie hebben, zullen haar wellicht
op hun netvlies kunnen verdragen, en misschien dat het feit dat deze
film alweer vier decennia geleden werd gemaakt, enigszins verzachtende
invloed zal hebben op de aanwezigheid van dat vreselijke kotsmiddel,
dat geen enkel gevoel voor proporties of enig zelfinzicht vertoonde:
kortom, een in haar jonge jaren al te zeer over al te veel paarden
getilde juffrouw, die zich in de loop der jaren ook nog eens heeft
ontwikkeld tot een uitzinnige karikatuur van wat een actrice zou moeten
zijn. Kurt
Tucholsky (1890-1935) schreef een behoorlijk omvangrijk oeuvre dat in
tien paperback-delen hier en daar nog wel verkrijgbaar is en een rijke
bron van zowel diepzinnige literatuur biedt, alsook het nodige ter
ontspanning en vermaak. De roman Schloß Gripsholm is daarvan een uitstekend voorbeeld, en datzelfde geldt voor Rheinsberg,
voor het eerst gepubliceerd in 1912 en ook als losse paperback-uitgave
in diverse oplagen en uitvoeringen in de rororo-reeks is verschenen. Twee jaar geleden is het boek eveneens uitgekomen in de dtv-serie Erstausgaben,
een reeks die als doel heeft de oorspronkelijke tekst in een nieuw
jasje opnieuw uit te brengen. Het is een verzameling klassieke,
Duitstalige literatuur die onder redactie van Joseph Kiermeier-Debre
staat en veelal door deze kenner eveneens van een nawoord wordt
voorzien.
Literaire miniatuur Rheinsberg wordt beschouwd als een innemende literaire miniatuur, die meer dan eens is op één lijn is gesteld met Heinrich Heine's Harzreise.
Twee mensen uit de grote stad begeven zich tijdens de redelijk
onbezorgde dagen van het jaar 1912 in een weekeinde naar het plaatsje
Rheinsberg en beleven daar een paar dagen vol charme en erotiek.
Vandaar ook dat de ondertitel Ein Bilderbuch für Verliebte zo treffend is gekozen. ____________ Kurt Tucholsky Rheinsberg Ein Bilderbuch für Verliebte. Berlin 1912, hernieuwde editie, herausgegeben von Joseph Kiermeier-Debre, in de reeks Bibliothek der Erstausgaben, dtv 2664. 96 pag., incl. Nawoord, kleine paperback. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, Mai 2006. ISBN 3-423-02664-2. Prijs 5, (in de BRD, alsmede in Nederland bij Boekhandel Die Weisse Rose, Amsterdam).
____________ Afbeeldingen 1. Titelpagina van Rheinsberg in de uitgave van 1912. 2. Auteur Kurt Tucholsky. 3.
Tekening van Kurt Szafranski, uit de eerste druk van 1912 en later op
de achterzijde opgenomen van de paperbsk in de rororo-uitgave van 1958. 4. Voorplat van de BdE-uitgave van dtv uit 2006.
Little Dorrit van Charles Dickens op BBC One als vierdelig kostuumdrama vanaf zondag 26 oktober
Tweedelig boek in vier afleveringen Zondag 26 oktober wordt door de televisiezender BBC One, vanaf 21:00 uur onze tijd
het eerste deel van vier uitgezonden met de inhoud van de tweedelige
roman van Charles Dickens (1812-1870), getiteld Little Dorrit, waarvan de delen voor het eerst werden gepubliceerd in afleveringen in de periode 1855-1857. Het
boek is in de loop der tijd in meer dan één Nederlandse vertaling
verschenen, waarvan diverse met illustraties. De Prisma-editie die in
32 delen dat complete oeuvre bij verschijnen te koop voor 32 maal
1,25 = 40 gulden met de originele prenten beschikbaar heeft gesteld,
werd gerealiseerd door een team van deskundige vertalers onder
aanvoering van de kenner bij uitstek van de Engelstalige literatuur
Prof. A.G. van Kranendonk (1884-1957), in samenwerking met J.W.F
Werumeus Buning (1891-1958). De bekendsten onder hen: de dichter Bloem
en Clare Lennart, Godfried Bomans, Antoon Coolen, C.J. Kelk en Emmy van
Lokhorst.
Daaraan
voorafgaand, omstreeks de eeuwwisseling zijn er in ons land diverse
andere vertalingen, respectievelijk bewerkingen in omloop gebracht,
waarover men gerede twijfels kan aanmelden voorzover dat de tekstuele
kwaliteit betreft. Wellicht dat de verhaallijn overeind gebleven is,
maar hier en daar is Tante Betje zo dominant aanwezig dat je geneigd
bent te denken dat er bewust is gekozen voor een dergelijke aanpak vol
stilistisch onbenul ook als men daarbij bedenkt dat het taalgebruik
anno toen heel wat archaïscher was dan nu, en dat is niet per definitie
een veroordeling. Maar ook binnen het kader van de taal van toen golden
regels voor stijl. Het verhaal De roman is onderverdeeld in twee hoofdafdelingen: Armoede en Rijkdom.
Het ligt voor de hand dat de vierdelige BBC-serie aan elk van de beide
delen van het boek twee afleveringen zal wijden, die tesamen vier keer
een uur op een zondagavond in het programma van de zender BBC One
zullen vergen. William Dorrit heeft, door zijn uiterst lange verblijf in de speciale schuldengevangenis van Marshalsea de bijnaam Vader van de Marshalsea
gekregen. Hij had de pech verantwoordelijk te zijn voor een niet
gerealiseerd contract met een overheidsinstantie. De ellende die de man
in die barre omstandigheden beleeft, wordt nadrukkelijk gerelativeerd
door de toewijding van zijn dochter Amy, die Kleine Dorrit wordt
genoemd vandaar ook terechte bezwaren tegen de Nederlandse
kwalificatie Dora en in Marshalsea
is geboren, en wier minimale verschijning wordt gecompenseerd door de
grootheid de ze als persoonlijkheid met zich draagt. Amy heeft een zus,
de snobistische Fanny en een broer, de volstrekte nietstnut Tip. Vader
Dorrit en Amy zijn goed bevriend met Arthur Clenham, een man van
middelbare leeftijd, die bij Amy meer dan gewoon in de smaak valt, doch
haar gevoelens worden, althans aanvankelijk, niet beantwoord. De
totaal onverwachte ontdekking dat vader Dorrit erfgenaam van een enorm
fortuin is, brengt het gezin in grote welstand. Met uitzondering van
Amy wordt elk ander gezinslid hooghartig en geldbewust. Arthur Clenham
daarentegen raakt zijn geld kwijt door foutief te speculeren, en wordt
op zijn beurt in de schuldengevangenis opgesloten. Hij wordt daar ziek
van volstrekte wanhoop, maar kleine Dorrit komt hem daar troosten en
verzorgen. Intussen
heeft Clenham haar ware gevoelens ingeschat en hij begrijpt hoe zeer
zij van waarde is in algemene zin en in het bijzonder voor hem, maar
het feit dat zij nu in fortuinlijke omstandigheden verkeert, weerhoudt
hem ervan haar een aanzoek te doen. Pas als ze opnieuw hun geld zouden
verliezen, wordt dat een optie. Dit gegeven is de rode draad die het mysterie in de geschiedenis steeds verder zal ontrollen.
(Wordt vervolgd) ____________ Afbeeldingen 1. Voorzijde van het eerste van de twee Prisma-deeltjes met de complete roman. 2.
Voorplat van de Nederlandse editie, begin twintigste eeuw, verschenen
bij Gebroeders Graauw's Uitgeverij, Amsterdam - Soerabaia. 3. Charles Dickens bij het schrijven met een ganzenveer, in Gad's Hill Place. 4. "Kleine Dorrit"-Amy komt de kamer binnen.
Orlando Figes' standaardwerken over de Russische Revolutie en Leven onder Stalin nu als paperback
Onovertroffen In een artikel
van 7 augustus hebben we in deze rubriek gewezen op een paar bijzondere
boeken over het leven in Rusland ten tijde van de zwaar gedegenereerde,
krankzinnige, niet-seksuele sadist Josif Dzjoegasjvili, die aan de
wereld beter bekend was en is onder één van zijn minimaal 39
pseudoniemen: Stalin de man van staal. Eén van die twee boeken betrof
een biografie van deze dictator als jongeman, het tweede betrof het
volkomen ingesnoerde leven dat de meeste Russen hebben geleid geleden
zou je willen zeggen ten tijde van de onnoemelijke terreur, die van
overheidswege jegens hen werd verordineerd en die weliswaar in eerste
instantie terugging op de persoon Stalin en diens wezen(loosheid), maar
die nimmer zulke grillige en onmetelijke vormen had kunnen aannemen als
daar niet een apparaat zou zijn ontstaan in de vorm van mensen, die hem
klakkeloos zijn gevolgd en die machinaal hebben gehoorzaamd aan zijn
bevelen. Voor
dat boek is de auteur, Orlando Figes, op alle fronten internationaal
hoog geprezen, en terecht, want zo'n thriller vol gruwelen, die
enerzijds een belasting vormt door de vele noodzakelijkerwijs! beschreven wandaden van het regime Stalin, doch tegelijkertijd een toegevoegde waarde van
hoog niveau weet te realiseren onder meer door de veelomvattendheid van
de thematiek en de wijze waarop de auteur dat alles heeft verwoord.
Geniale geschiedschrijving Voordat zijn Fluisteraars was verschenen, had Figes reeds in 1996 A people's Tragedy gepubliceerd, dat echter pas tien jaar later in een Nederlandse vertaling evenals Fluisteraars
door Toon Dohmen is uitgekomen, en binnen twee jaar in de gebonden
editie is uitverkocht, en sedert begin deze maand als paperback op de
markt is gebracht, hetgeen tevens geldt voor Fluisteraars. Het
is begrijpelijk dat de vakpers en de boekbesprekers zo positief over
dit omvangrijke meer dan 1100 pagina's omvattende boek zijn. Het is
de eerste keer dat een boek over de Russische Revolutie zich niet
beperkt tot de tijd vanaf 1917, of eventueel vanaf 1905 toen er ook al
flink werd gemord [1], maar een echte revolutie niet heeft kunnen plaatsgrijpen. Orlando
Figes gaat echter terug tot het jaar 1891, waar hij de eerste aanzetten
signaleerde tot dringend gewenste en evenzo noodzakelijke veranderingen
in het maatschappelijk bestel van alledag, dat niet langer zou kunnen
worden bepaald door de Romanovs en hun adviseurs, maar waarin ook echt
plaats zou zijn voor het volk. Dat dit later, onder de aanvankelijk
wellicht verbeteraars lijkende, protagonisten van de Oktoberrevolutie
allengs is gedegenereerd tot een minstens zo ernstig schrikbewind als
dat van de Tsaar en zijn machtsapparaat, hoeft niet (meer) te worden
betwijfeld. Schreef
Jacob Israël de Haan (1881-1924) zijn verbijsterende verslag over de
situatie in Russische gevangenissen ten tijde van de Tsaar [2], en had zo'n halve eeuw tevoren de Fransman Jules Michelet (1798-1874) [3]
reeds zijn traktaat over de verschrikkingen aldaar, van de Weichsel tot
in het hart van Siberië, uitgegeven, waarin hij iedere Rus omschreef
als een martelaar; het toptraktaat van Orlando Figes is superieur aan
al die verdienstelijke werken. Niemand hoeft zich te schamen voor de
gedachte dat de latere gevangenen van die figuren, welke wandelende
uitwassen zijn geworden van diezelfde oorspronkelijk als positieve
doelen nastrevende omwentelingen, het ook bepaald niet beter hebben
gehad dan die van de blauwbloedige regeerders, die het voor de
revolutie te zeggen hadden en hun bloedige lakens hebben uitgedeeld.
Andere opzet Orlando
Figes heeft zijn portret van de Russische revolutie volstrekt anders
opgezet dan alle tot dusverre verschenen standaardwerken over dit
fenomenale gebeuren. Hij biedt perspectieven vanuit diverse
persoonlijkheden, die niet door de auteur als waarschijnlijk worden
geacht of zijn geïnterpreteerd op basis van diens eigen voorkeuren,
maar geconstrueerd naar aanleiding van persoonlijke verslagen, die
veelal berichten over een tragisch verloop van diverse individuele
geschiedenissen. Dat alles heeft Figes verweven met het objectieve
verhaal over de ontwikkeling van alle aan de Revolutie gelieerde
fenomenen. Die mijlpaal in de historie van het enorme
rijk tussen de Weichsel en het verre Vladivostok heeft een enorme
betekenis gehad en zal die houden voor niet alleen de bewoners van
het Rusland van toen en hun talrijke nazaten tot in minimaal het vierde
geslacht, maar tevens voor de ontwikkeling van de geschiedenis van de
Balkanlanden en die staten, welke direct grenzen aan het vrijere
West-Europa aan de andere kant van het IJzeren Gordijn, waar het gras
nu eenmaal groener was.
Mensenwerk Orlando
Figes laat zien dat de Raderen der Geschiedenis niet een op zichzelf
werkzaam mechaniek vormen dat naar willekeur kan draaien, maar dat dit
altijd afhankelijk is van menselijk handelen of het uitblijven daarvan
op cruciale momenten. Hij heeft met zijn aanpak een stuk
monnikenwerk verricht dat momenten van toen nu tot monumenten binnen de
levensloop van in eerste instantie Europa zijn gepromoveerd, waarvan we
weten dat de invloeden ervan nog altijd veel verder reiken dan de
grenzen van de Oude Wereld. Orlando
Figes onderscheidt binnen die elfhonderd bladzijden vier perioden: de
eerste van het Oude Regime, als voorloper met ondergronds reeds
gistende indicaties voor de wens naar wijzigingen; dan volgt de meer
dan een kwart eeuw beslaande periode van de Gezagscrisis (1891-1917).
Het derde onderdeel omvat de periode der daadwerkelijke Revolutie
tussen februari 1917 en maart 1918. Het omvangrijkste hoofdstuk is het
vierde, dat handelt over de burgeroorlog en het ontstaan van het
sovjetsysteem in de jaren 1918-1924. Tragedie van een volk
heeft als thema de mijlpaal in de westerse geschiedenis, welke als
Russische Revolutie bekend gebleven is, en het boek is zelf al heel
snel een mijlpaal gebleken binnen de bestaande vakliteratuur over de
toestanden en gebeurtenissen, die hun schaduwen reeds gedurende een
kwart eeuw hadden vooruit geworpen in het leven van zowel de
Tsarenfamilie alsmede van de miljoenen Russen in de verschillende lagen
van de bevolking. En tot op de huidige dag zijn op tal van fronten in
diverse landen en streken de schaduwen van de gevolgen van diezelfde
omwentelingen objectief aanwijsbaar en, niet te vergeten, voor zo
menigeen subjectief voelbaar. Met
een zeer hoog ontwikkeld fingerspitzengefühl heeft Roland Figes met
zijn boeken over het land en volk dat we onder de verzamelnaam Rusland
kennen en dat eigenlijk zoveel landen en volkeren omvat zelf
geschiedenis geschreven op het hoogst denkbare niveau. Dankzij
vertaler Toon Dohmen zullen nu veel meer lezers kennis kunnen nemen van
de inhoud van deze gedetailleerd beschreven historie dan wanneer zijn
boek(en) niet ook in het Nederlands zouden zijn verschenen. HULDE. __________ [1] De Rus Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) schreef drie Revolutie-symfonieën: de Tweede (opus 14 1927) draagt als titel Октябр (Oktober); de Elfde (opus 103 1957) heet Het jaar 1905; de Twaalfde (opus 112 1961) draagt de naam Het jaar 1917.
[2] Jacob Israël de Haan: In Russische gevangenissen. Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1913.
[3] Jules Michelet: Les Martyrs de la Russie
(1854); in het Nederlands vertaald en van aantekeningen voorzien door
S.J. Bouberg Wilson. Wereldbibliotheek, Amsterdam, zonder jaartal. ____________ Afbeeldingen 1. Rug van de Nederlandse paperback-editie van het boek in kwestie. 2. Auteur Orlando Figes (Foto Erik van den Boom). 3.
Eén van de vooraanstaande vrouwen in de omwentelingen was Alexandra
Kollontaj (1872-1952). Hier staat ze, in 1919, samen met de befaamde
anarchiste Emma Goldman (links). 4. Dmitri Sjostakovitsj. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1984. Collectie Heinz Wallisch. 5. Voorplat van Orlando Figes' boek in de meest recente Nederlandse editie. Orlando Figes: Tragedie van een volk De Russische Revolutie 1891-1924. 1120 pag., grote paperback, met acht fotokaternen. Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam. September 2008 (tweede druk; gebonden editie oktober 2006). ISBN 978-90-468-0486-5.
Nicolò Paganini componist van de week op Radio 4 in Nederland ' van maandag 27 tot en met vrijdag 31 oktober
Componist van de week Terwijl Gustav Mahler van maandag 27 tot en met vrijdag 31 oktober op BBC Radio 3 als Composer of the Week
fungeert met elke dag een uitzending van een uur, welke in de latere avonduren ook nog eens wordt herhaald , moet de uitverkoren componist van de week
op Radio 4 in ons land het doen met steeds één half uur, vroeg in de
avond: tussen 19:30 uur en 20:00 uur. De komende week is de beurt aan
Nicolò Paganini, de Italiaanse duivelskunstenaar op haren en snaren.
Strijk- en tokkelvirtuoos De
beroemdste van alle virtuozen op snaren en strijkstok was en is nog
altijd Nicolò Paganini. Als van geen ander gold zijn techniek van
dubbelgrepen, staccato, flageoletten en het pizzicato van de linkerhand
als duivelskunst. Dat hij al heel jong negen jaar oud voor het
eerst een optreden had verzorgd, heeft die faam alleen maar versterkt. Paganini
werd op 27 februari 1782 in Genua geboren; al heel jong kreeg hij
mandolineles. Zijn eerste vioollessen zou hij iets later krijgen van de
dirigent en operacomponist Francesco Gnecco (ca. 1769-1810) te Genua.
Die studie zou hij afronden bij Alessadro Rolla (1757-1841) in Parma. Nog
maar elf jaar oud verliet Nicolò zijn ouderlijk huis teneinde in
Noord-Italiaanse plaatsen solistisch op te treden. In 1804 keerde hij
naar Genua terug en in het jaar daarop kreeg hij een aanstelling als
soloviolist en kapelmeester te Luca, bij vorstin Elisa Bacchiocchi
(1777-1820),
de zuster van Napoleon, met wie hij tegelijkertijd in het
vriendschappelijke vlak betrekkingen heeft onderhouden. Toen deze
vrouwe in 1809 ook nog groothertogin werd van Toscane en om die reden
naar Florence verhuisde, kwam er een einde aan het dienstverband en is
Paganini op een grote concerttournee door geheel Europa gegaan. Met
name in Wenen en in Duitsland, in Parijs en Engeland, Ierland en
Schotland trad hij met overweldigend succes voor zeer exclusieve
honoraria op. Om
gezondheidsredenen moest hij zich later in het milde klimaat van
Zuid-Frankrijk terugtrekken. De laatste winter van zijn leven bracht
Paganini in Nice door, waar hij op 27 mei 1840 overleed. Hij liet een
aanzienlijk vermogen in geld na en eveneens een aantal uitermate
kostbare Stradivari-strijkinstrumenten. Zijn lievelingsviool was een
Guarneri-del-Gesù, die hij aan zijn geboortestad Genua heeft vermaakt.
Eens per jaar krijgt één van de beroemdste vioolvirtuozen toestemming
om ter ere van wijlen de grootmeester dit instrument te bespelen.
Composities Paganini
heeft al zijn composities voor viool uitsluitend voor eigen gebruik
geschreven, en hij waakte er dan ook zeer nadrukkelijk voor dat niemand
deze te zien kreeg. Solopartijen en orkestpartijen werden dan ook
altijd afzonderlijk geschreven. Hij presteerde het zelfs om tijdens een
generale repetitie tegen de overige musici te zeggen "En zo voort, en
zo voort", opdat dezen nog weinig over de solopartij wisten en derhalve
's avonds tijdens het concert ook nog een verrassing kregen. Tijdens Paganini's leven zijn alleen de 24 Capricci per Violino Solo, opus 1
in druk verschenen. Van de zes Vioolconcerten zijn de nummers 4 en 6
pas geruime tijd na zijn verscheiden aan het licht gekomen. De muzikale
waarde daarvan is echter relatief gering. Daarentegen bieden deze wel
in ruime mate de mogelijkheid om dit éne aspect van het virtuozendom
tot volle ontplooiing te brengen. De
composities voor gitaar, die Paganini heeft geschreven, bewijzen dat
hij ondanks die kanttekeningen wel degelijk een musicus in hart en
nieren was, want daarin klinkt heel wat meer door dan alleen
virtuositeit in die ene betekenis. Hij componeerde zes Sonates voor dat
instrument, voorts zes Sonates voor gitaar en viool, 60 Variaties voor
viool en gitaar en ook nog veel kamermuziek voor een andere bezetting. Stilistisch
gezien behoort dat alles tot de bloeiendste periode van de Romantiek.
Nicolò Paganini's opus 1 kan worden beschouwd als een Hogeschool voor
de Violistiek. Robert Schumann, Franz Liszt en Boris Blacher
(1903-1975) hebben deze capriccio's hetzij bewerkt, dan wel thema's
daaruit gevarieerd. ____________ Afbeeldingen 1. Nicolò Paganini, getekend door Jarko Aikens, Groningen, 1985. Archief Heinz Wallisch. 2.
Elisa Bacchiocchi, geboren Bonaparte, samen met haar dochtertje Elisa
Napoleona. Schilderij uit 1810 van François Gérard (1770-1837).
Dynamisch-wijze woorden ter momentane ondersteuning
Aanmoediging en opmontering Het universele genie Johann Wolfgang von Goethe
(1749-1832) was de mening toegedaan dat je moest beginnen met dagene wat je kunt doen en waarvan je droomt. De moed daartoe bezit, volgens
Goethe, zowel genie alsook kracht, alsmede een vorm van beovering. Deze, door de Duitse dichter
bij uitstek geverbaliseerde, gedachte kan voor aldegenen, die ook deze
moed in zich bergen, een duwtje in de rug zijn om op het juiste moment
datgene te initiëren dat tot het gewenste doel kein leiden. Iris
Seidenstricker, een veertigjarige schrijfster die in Wenen woont heeft
filosofie en pedagogie gestudeerd en wat ze in deze beide vakgebieden
is tegengekomen, heeft ze kunnen gebruiken bij de samenstelling van
enkele bundels met Wijze Woorden, waarvan de derde deze maand is
verschenen en voor waarlijk een habbekrats (minder dan vijf euro) te
koop is. Al de filosofische elementen, welke in die wijze opbeurende woorden te vinden zijn, die ze voor deze laatste publicatie Worte, die stärken
heeft geselecteerd, dienen vanzelfsprekend een pedagogische component
te bevatten eigenlijk een vanzelfsprekendheid bij elke vorm van
constructieve filosofie en dat de samenstelster daarin is geslaagd,
blijk uit het brede scala waaruit Iris Seidenstricker heeft geput:
uitspraken van de antieke Grieken en Romeinen, van kerkvaders en
mystici, van politici en dichters, van journalisten en van grootheden
uit de wereld der wetenschappen, alsmede wijsheid uit verzamelingen
spreuken. Dat
het ter harte nemen van die wijze woorden welke op dat moment kunnen
aanslaan wanner ze dringend benodigd zijn tot constructief en zelfs
creatief omgaan met situaties kan leiden,
heeft de geschiedenis bewezen. Dat de lezers en luisteraars daarbij
selectief en kritisch dienen te onderscheiden tussen pijnlijke cliché's
en eventuele waarheden, die eigenlijk voor zich spreken, maar die net
even dienen te worden uitgesproken, ligt voor de hand. Het mooie van
deze nieuwe bundel is, dat alle op- en aanmerkingen, aansporingen en
vertroostingen in de juiste context hun waarde reeds hebben
bewezen. Sommige daarvan blijken, voorsalsnog, eeuwigheidwaarde te bezitten, zoals die van protagonisten uit de antieke
wereld: de Griekse tragedieschrijver Sofokles of de Romeinse keizer
Marcus Aurelius, via opvallende figuren uit de middeleeuwen, zoals
Franciscus van Assisi, tot en met Abraham Lincoln in het niet al te
verre verleden en schrijvers uit de twintigste eeuw, al dan niet nog
rondwandelend op het ondermaanse. Dierenliefhebber
Franciscus van Assisi (1181-1226) vond dat je eerst het noodzakelijke
moest doen, en daarna datgene wat mogelijk is, en plotseling blijk je
in staat te zijn het onmogelijke te realiseren.
Voorbeelden uit de bewuste bundel Het
boek is onderverdeeld in veertien hoofdstukken, die alle een bepaald
thema als zwaartepunt hebben, zoals de liefde, vriendschap, geloof,
moed, verandering, hartskwesties, de kleine dingen van het leven,
etcetera. Het ligt voor de hand dat diverse van die wijze woorden in meer dan één categorie zouden passen.
Die
wichtigste Stunde ist gerade die Gegenwart, der bedeutendste Mensch der,
der dir gerade gegenübersizt, das Notwendigste ist stets die Liebe. Meister Eckhart (ca. 1260-1328)
Bereit sein ist viel; warten können ist mehr. Doch erst den rechten Augenblick nutzen, das ist alles. Arthur Schitzler (1862-1931)
Nur wer für den Augenblick lebt, lebt für die Zukunft. Heinrich von Kleist (1777-1811)
Wenn die Zeit kommt, in der man könnte, ist die vorüber, in der man kann. Marie von Ebner-Eschenbach (1830-1916)
Mancher große Mann hätte nie an sich geglaubt, wenn ihn nicht gute Freunde entdeckt hätten. Paul Heyse (1830-1914) Nobelprijs Literatuur 1910. Das Glück kommt zu denen, die es erwarten. Nur müssten sie die Tür auch offen halten. Thomas Mann (1875-1955)
Es ist unmöglich, die Fackel der Wahrheit durchs Gedränge zu tragen, ohne jemanden den Bart zu versengen. Georg Christoph Lichtenberg (1742-1799)
Der Traum ist der beste Beweis dafür, dass wir nicht so fest in unserer Haut eingeschlossen sind als es scheint. Friedrich Hebbel (1813-1863)
Erst
im Altwerden sieht man die Seltenheit des Schönen und welches Wunder es
eigentlich ist, wenn zwischen den Fabriken und Kanonen auch Blumen
blühen und zwischen den Zeitungen und Börsenzetteln noch Dichtungen
leben. Hermann Hesse (1877-1962) Nobelprijs Literatuur 1946
Am Anfang war die Kraft. Paula Modersohn-Becker (1876-1907) __________ Worte die stärken Weisheiten für den Augenblick Herausgegeben von Iris Seidenstricker. 144 pag., paperback, Originalausgabe (dtv 34503). Deutscher Taschenbuch Verlag, München, Oktober 2008. ISBN 978-3-423-34503-3. Prijs (in de BRD en in Amsterdam bij Boekhandel Die Weisse Rose) 4,95. ____________ Afbeeldingen 1. Voorzijde van de bundel in kwestie. 2. Sofokles; detail van een Grieks standbeeld. 3. Franciscus van Assisi. Oudst bekende afbeelding. Fresco in het klooster van San Benedetto in Subiaco. 4. Paul Heyse, geschilderd door Adolph von Menzel (1815-1905). __________ NB: De links die in drie van de auteursnamen voorkomen, geven toegang tot bijdragen op de Nederlandse cultuursite Tempel der Wijze Woorden die zijn gewijd aan alleen die schrijfster of auteur in kwestie.
Bijzonderheden rondom de fantastische, sprookjesachtige romanKrabat van Otfried PreuÃler, die vandaag 85 jaar wordt en de verfilming van het boek beleeft
Verfilming Het
is vandaag precies 85 jaar geleden dat de imiddels wijd en zijd bekende
Duitse auteur Otfried Preußler in de Noord-Boheemse plaats Reichenberg
werd geboren. Hij is de laatste maanden dikwijls in het nieuws geweest
in verband met de verfilming van zijn roman Krabat,
zoals
dat met tal van boeken van vooraanstaande schrijvers gebeurt. Hoewel
hij veel succes heeft geboekt met literatuur voor kinderen, heeft hij
ook diverse romans en bundels met verhalen op zijn naam staan. Zijn
populariteit alsmede die van fantastische vertellingen heeft er
echterniet voor gezorgd dat Otfried Preußler een plaats heeft gekregen
in de meest bekende literatuurlexica. Ook in het relatief recente Roman Lexikon van Reclam komt Krabat
niet voor. Desniettemin werd er met belangstelling uitgezien naar de
flm, die inmiddels in de Duitse biscopen zal worden vertoond en zonder
twijfel een succesronde door dit taalgebied zal maken. Tussen
de berichtgeving, nu enige weken geleden, over de enorme nederlaag van
de christelijk-sociale unie in het oer-Beieren, werd op de
Deutschlandfunk gemeld dat de film naar dit boek gereed was en dat de
auteur vandaag 85 jaar zou worden. Er werd aan toegevoegd dat degenen,
die nu eindelijk zijn optekeningen uit de tijd van zijn Russische
gevangenschap zouden verwachtten, toch nog enig geduld moeten oefenen,
aangezien de auteur had medegedeeld dat deze teksten pas na zijn
overlijden zouden mogen worden gepubliceerd.
Boekversies Het gaat hierbij om het fascinerende verhaal over de veertienjarige weesjongen Krabat
die heel nadrukkelijk was gewaarschuwd zich verre te houden van "de
molen aan het zwarte water" wiens enorme nieuwsgierigheid groter is
dan zijn terughoudendheid en zich als leerling-molenaar aanmeldt in de
uiterst geheimzinnige sfeer aldaar. Hier ligt het startpunt voor tal
van veel wonderbaarlijke en pijnlijke, humoristische en dubieuze
avonturen, die liefhebbers van sprookjes en fantastische literatuur zal
blijven boeien. Van het boek, dat voor het eerst in 1971 werd
uitgegeven, bestaan naast de gebonden edite twee paperback-uitgaven:
een gewone en een met een grotere letter: de zogeheten Großdruck. Allerwegen wordt Krabat als Preußlers beste boek beschouwd. Van de paperback-editie is in april dit jaar alweer de 24ste druk verschenen. Ook
de beroepsmatige lezers, zoals recensenten en literatuurhistorici,
worden meegesleept door de invoelend beschreven toestanden en
gebeurtenissen en voordat je erop verdacht bent, heb je in je eigen
voorstelling al veel meebeleefd zo intens beeldend heeft Otfried
Preußler dat alles opgeschreven. __________ Otfried Preußler Krabat.
Roman; 348 pag. (Großdruck); Deutscher Taschenbuch Verlag, München;
april 2008 (24ste oplage). ISBN 978-3-423-25281-2; Prijs 8,95 (in de
BRD en in NL bij Boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam).
Zestigste Frankfurter Buchmesse sluit vandaag haar poorten
Alweer voorbij Om
half zes hedenmiddag sluit de 60ste Internationale Buchmesse, die
sedert woensdag in Frankfurt am Main wordt gehouden, haar deuren. Dan
zal blijken dat er toch nog meer weer bezoekers zijn geweest dan
verleden jaar. Een enkeling zal dat verbazen, aangezien men aan de
jeugd merkt dat de belangstelling voor het fenomeen boek in de
klassieke vorm steeds meer afneemt, ook al moet daaraan direct worden
toegevoegd dat de omzet aan boeken verleden jaar in Duitsland en ook in
ons land juist enige percenten is toegenomen. Het gros van de jeugd
leest op het computerscherm, en voor diegenen die zo zijn opgegroeid
zal het niet direct als een gemis voelen dat ze niet het materiaal dat
de tekst bevat papier, band, omslag, kortom het hele wezen van een
boek kunnen betasten en daarmee nog beter leren kennen. Dat geldt ook
en vooral voor de talrijke verschillende uiterlijkheden van het boek. Literaire
grootheid en successchrijver Günter Grass vierde tijdens deze
boekententoonstelling zijn 81ste verjaardag. Hij maakte van de
gelegenheid gebruik om flink uit te halen naar literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki [1] en diens bezwaren, enkele dagen eerder jegens de beeldschermfestiviteiten rondom de Deutsche Fernsehpreis.
Grass verweet de jarenlange topcriticus van het Duitstalige literaire
circuit dat juist hij degene is geweest die de literatuur heeft
gerivialiseerd in zijn jarenlang op de beeldbuis verschijnende
uitzendingen van Das literarische Quartett.
Hoewel dat verwijt wel degelijk enig hout snijdt, moet het wel direct
worden gerelativeerd, aangezien deze bezwaren door Grass pas voluit
werden geventileerd nadat Marcel Reich-Ranicki overigens volkomen ten onrechte uitzinnig van leer was getrokken jegens Grass' roman Ein weites Feld
in 1993. Dat heeft toen zelfs tot in omringend landen van de Duitse
Bondsrepubliek tot felle protesten geleid. Onze eigen Harry Mulisch
heeft toen eveneens zijn zeer duidelijk geformuleerde afwijzing èn
afkee van Reich-Ranicki's opstelling kenbaar gemaakt. Zo'n
vierhonderdduizend verschillende nieuwe boeken zijn er dit jaar op de
Buchmesse tentoongesteld. Het spreekt vanzelf dat heel veel daarvan
vakliteratuur zal zijn, die ook vrijwel uitsluitend zal worden bekeken,
en later eventueel gekocht, door de direct betrokkenen. Zwaartepunt was
voor de organisatie dit jaar het gastland Turkije. De premier van dat
land en de minister van buitenlandse zaken van de Bondsrepubliek
Frank-Walter Steinmeier hebben bij de opening, jongstleden woensdag,
acte de présence gegeven. Laatstgenoemde stak niet onder stoelen of
banken dat aldaar nog heel wat aan democratisering in Turkije zal
moeten plaatsgrijpen alvorens het land volwaardig lid van de Europese
Unie zal kunnen worden. Aan de vele misstanden in zijn eigen land en de
vernietging van democratische waarden en rechten door zijn collega
Schäuble ging deze Steinmeier voorbij, en daarmee begeeft hij zich in
de sfeer van de totale ongeloofwaardigheid. Hoogtepunt in gunstige zin van de Buchmesse is meestentijds de uitreiking van de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels,
die zondag 19 oktober, 's ochtends in de Frankfurter Paulskirche zal
worden uitgereikt aan de schilder Anselm Kiefer geboren in 1945 te
Donaueschingen. De plechtige gebeurtenis zal vanaf 11:00 uur via het
eerste Duitse televisienet ARD/Das Erste rechtstreeks worden
uitgezonden. Dat een beeldend kunstenaar voor deze prijs in aanmerking
kon komen, kon niet alleen op veler instemming rekenen, maar ook op
totaal onbegrip en afwijzing: hij was immers geen schrijver. Alsof
alleen schrijvers boeken maken. Deze schilder heeft er overigens meer
dan honderd gerealiseerd. Hoewel hij eigenlijk schrijver had willen
worden, koos hij toch voor de beeldende kunsten en die keuze heeft hem
onder de streep meer bekendheid in het buiteland opgeleverd dan in de
Duitse Bondsrepubliek. Wel heeft men kennis kunnen nemen van het feit
dat zoveel van zijn werk is georiënteerd op niet alleen zijn
identificatie met zijn vaderland, maar tevens op zijn strijd tegen het
collectieve verdringen van het verleden in datzelfde Duitsland.
Anselm Kiefer: Dem unbekannten Maler
In
zijn rede annex dankwoord waarmede de plechtigheid werd besloten, wees
de bekroonde nogmaals op zijn intense verbondenheid met de natuur en
met de literatuur. Dat twee naoorlogse Duitse dichters Paul Celan
(1920-1970) en Ingeborg Bachmann (1926-1973) veelvuldig bij hem op de
voorgrond zijn getreden, mag niet tot de conclusie leiden dat de
klassieken der Duitse literatuur bij hem tekort komen. Zo vindt Anselm
Kiefer even zeer aansluiting bij Goethe en Hölderlin, bij Novalis en
tal van anderen. Wat hij uit hun oeuvre absorbeert, vindt zijn weerslag
ook al is dat niet altijd even opzichtig en/of doorzichtig in zijn
kunstprojecten, die bij tijd en wijle voor veel opschudding hebben
gezorgd door hun confronterende werking. Een uitgestrekte arm werd niet
zelden geïnterpreteerd als Kiefers aansluiting bij de boosaardigheid
van de nazi-beesten, maar dat hij daarmee de toeschouwers nog weer eens
aan het denken wilde zetten, kwam bij zo menigeen helaas niet op. Wellicht
mede gelet op het feit dat de onderscheiding nu voor het eerst aan een
niet-literator, wijsgeer of maatschappelijk uitzonderlijk
functionerende publicist is gegaan maar aan een beeldend kunstenaar,
heeft Kiefer nogmaals herinnerd aan de grote schande van de
boekverbrandingen van april 1933. Wat dat laatste betreft zou hij
nog wel eens veel Aufklärungsarbeit en Anregungen zur Erinnerung moeten
realiseren, aangezien in zijn vaderland de Hitler-Nachfolgestaat steeds
meer gestalte krijgt door de onverminderde pogingen van de Architect
van dat Vierde Rijk, Wolfgang Schäuble, dit zo snel mogelijk
werkelijkheid te laten worden. Kritische stemmen zullen door de dan als
nooit tevoren met macht en alle middelen
uitgeruste Nieuwe Gestapo worden bestreden. En reeds Heinrich Heine
wist, dat waar eens boeken branden, ook mensen zullen branden. [1]: http://blog.seniorennet.be/cultuurspectrum/archief.php?ID=137413
Turkse volkssprookjes bieden een zeer boeiende wereld: vol adellijke mensen en bijzondere dieren
Sprookjeswereld De
sprookjessfeer vormt een wereld op zich, waarin zoveel absurds
voorkomt, evenals wenselijks en ongelooflijks, doch die tegelijkertijd
zo fascinerend is, niet in de laatste plaats omdat we daarin of we
ons dat nu bewust zijn of niet een spiegel voorgehouden krijgen, die
ons laat zien hoe mensen werkelijk zijn, ook als diverse dieren de
protagonisten in de verhalen zijn. Daarbij mag men nimmer uit het oog
verliezen dat het juist mensen zijn (geweest) die deze verhalen hebben
verteld, verzameld en verspreid. Dat geldt zowel voor de verzamelingen
van sprookjes in de westerse wereld, welke vooral zijn verbonden aan
grote namen Andersen, de gebroeders Grimm, Ludwig Bechstein en Johann
Karl August Musäus alsook voor de sprookjes die de oosterse wereld
als toneel hebben. Weliswaar zijn de beroemdste uit de contreien de
verhalen uit Duizend-en-een-nacht,
maar daarnaast ook losse geschiedenissen en samengevoegde, bij elkaar
horende verhalen, welke zich alle in die wereld afspelen, doch
inhoudelijk zijn ook die sprookjes in eerste instantie leerstukken over
het leven van mensen met hun talrijke tics en dwaasheden, alsmede hun
eventuele verhevenheid. Dat daarin prinsen en prinsessen een speciale
rol spelen, is niet zo uitzonderlijk als het lijkt, aangezien ook deze
niet anders dan als rolmodel dienen, en dat geldt mutatis mutandis
voor daarin optredende sprekende dieren, die immers al in de fabels van
de antieke wereld voorkomen.
Nu juist deze week in Frankfurt am Main tijdens de alweer zestigste Internationale Buchmesse opnieuw
een enorme hoeveelheid nieuwe uitgaven worden voorgesteld het zijn
er, om enigszins precies te zijn, deze keer 400.000 , zou de ware
liefhebbers van het fenomeen boek en in het kader van deze bijdrage
van sprookjes er niet van afhouden, zich te oriënteren. Dat laatste
woord past hier ook met nadruk op het gastland van dit jaar: Turkije.
Daar bestaat al geruime tijd een groep auteurs die allen groot
voorstander zijn van het opgaan van hun vaderland in de Europese Unie. Tenzij
en helaas lijkt het daar steeds meer op de door en door verdorven
minister van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland erin
slaagt zijn wil door te drijven en het Vierde Rijk met een Supergestapo
werkelijkheid te laten worden, hetgeen dan geen sprookje maar bittere
werkelijkheid zal zijn. Want dan is het beter dat niemand meer boeken
koopt met sprookjes, aangezien die eerst in het nieuwe Mofrika en
snel daarna in de gehele EU als subversieve lectuur zullen worden
aangemerkt. Want al die massa's leeghoofden van de geheime politie zien
in alles wat hun in handen valt een mogelijke terroristische aanslag op
de dan volkomen terecht doodverklaarde democratie, die er in geheel
Europa, maar vooral in de voormalige Hitler-staat en toekomstige SS
(Schäuble-Staat) reeds nu uitermate slecht voor staat. Maar is er
eigenlijk iemand van de verantwoordelijken die het merkt en er iets
tégen wil ondernemen? Zolang
het echter nog mogelijk is zonder direct te worden opgepakt, moesten
ook buiten het Duitse taalgebied de liefhebbers van dit literaire
genre zichzelf maar trakteren op de deze maand verschenen verzameling Türkische Volksmärchen,
ook en vooral omdat daarin opnieuw de meest ongelooflijke verhalen zijn
opgenomen over onder meer prins(esse)en, peri's en andere wezens uit de
grote tovercirkel, evenals avonturen van mensen uit het eenvoudige
volk, en niet in de laatste plaats ook enige dierenverhalen.
De
redactrices die het boek hebben samengesteld één ervan uit Turkije,
de andere uit Italië zijn beiden in Duitsland gepromoveerd in de Turkologie:
ook geen sprookje, maar realiteit wat een mens toch niet al kan leren
als deze zich de kortst denkbare biografische opsommingen ter harte
neemt. In ieder geval is het de dames gelukt een verzameling te
realiseren, die je je met veel genoegen in handen van alle denkbare
sprookjesliefhebbers vooropgesteld dat deze Duits kunnen lezen kunt
voorstellen. __________ Türkische Volksmärchen Ausgewählt
und nacherzählt von Sevgi Ağcagül und Elisabetta Ragagnin. Met
illustraties van Elisabetta Ragagnin. 288 pagina's, paperback, Originalausgabe. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, oktober 2008. ISBN 978-3-423-13699-0 (dtv 13699); Prijs (in de BRD) 9,90. __________ Die Afbeelding auf de omslag van de dtv-Ausgabe toont het Portrait of Sultan Mehmet II (Türkische Schule)/Bridgeman Giraudon. De andere illustraties zijn afkomstig uit het boek en werden getekend door Elisabetta Ragagnin.
Herfst en Oktober in het dichterlijke werk van Theodor Storm
Herbstnachmittag
Halbschläfrig sitz ich im Lehnstuhl; Vor der Tür auf dem Treppenstein Schwatzen die Mädchen und schauen In den hellen Sonnenschein.
Die Braunen, das sind meine Schwestern, Die Blond' ist die Liebste mein. Sie nähen und stricken und sticken, Als sollte schon Hochzeit sein.
Von fern das Kichern und Plaudern Und um mich her die Ruh, In den Lüften ein Schwirren und Summen Mir fallen die Augen zu.
Und als ich wieder erwache, Ist alles still und tot, Und durch die Fensterscheiben Schimmert das Abendbrot.
Die Mädchen sitzen wieder Am Tisch im stummen Verein; Und legen zur Seite die Nadeln Vor dem blendenden Abendschein. Theodor Storm (1817-1888) Uit: Gedichte. In: Sämtliche Werke
* * * * * * * * * *
Oktoberlied
Der Nebel steigt, es fällt das Laub; Schenk ein den Wein, den holden! Wir wollen uns den grauen Tag Vergolden, ja vergolden.
Und geht es draußen noch so toll, Unchristlich oder christlich, Ist doch die Welt, die schöne Welt, So gänzlich unverwüstlich!
Und wimmert auch einmal das Herz, Stoß an, und laß es klingen! Wir wissen's doch, ein rechtes Herz Ist gar nicht umzubringen.
Der Nebel steigt, es fällt das Laub; Schenk ein den Wein, den holden! Wir wollen uns den grauen Tag Vergolden, ja vergolden.
Wohl ist es Herbst; doch warte nur, Doch warte nur ein Weilchen! Der Frühling kommt, der Himmel lacht, Es steht die Welt im Veilchen.
Die blauen Tage brechen an; Und ehe sie verfließen, Wir wollen sie, mein wackrer Freund, Genießen, ja genießen! ____________ Afbeelding: Theodor Storm in 1886.
Naar dezen herfst had ik ontroerd gewacht Als naar een nacht van zwoel-doorgeurde droomen: Naar 't koele licht en naar de gouden boomen In grauwen nevel langs de smalle gracht.
De dagen waren vreemd van veege pracht, Een felle gloed scheen alles te doorstroomen: De bloemen baarden huivrend-zoete aromen En wreede kleuren, bont en brandend-zacht.
En als ik trad onder het droeve woeden Van stilte en weelde en lust den dood gewijd Voelde ik een beven door mijn leven spoeden,
Maar ook, diep in mijn ziel, die bang-verblijd Den rijkdom dronk, het matelooze bloeden Van schrijnende angst en heete onzekerheid. Johan Gustaaf Danser (1893-1920) Uit: Verzameld Werk De Beuk, Amsterdam 1957
Duitse literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki weigert de Deutsche Fernsehpreis
Schandaal De
beslist niet altijd even redelijk optredende Marcel Reich-Ranicki één
van de meest vooraanstande literatuurcritici in het hele Duitse
taalgebied en veelal gezien als de literatuurpaus
bij uitstek in het kader van de literatuur in het algemeen en de
Duitstalige in het bijzonder heeft dit weekeinde voor veel ophef
gezorgd door de Deutsche Fernsehpreis te weigeren wegens gebrek aan niveau in het bewuste medium. Je
kunt in diverse kaders best één en ander tegen Reich-Ranicki in
stelling brengen, je kunt van harte met hem van mening verschillen over
bepaalde boeken, zoals Günther Grass' roman Ein weites Feld,
waartegen Reich-Ranicki een privé-oorlog heeft gevoerd, puur op basis
van vooringenomenheid en totale insensitiviteit bij het lezen van dat
boek. Maar deze faux pas
kan men niet als maatstaf nemen voor zijn algehele functioneren, en het
gaat evenmin aan om hem te verwijten dat hij voor een schandaal zorgt
als hij op basis van zijn, weliswaar veelal extravert emotioneel
geuite, oprechte bezwaren iets ten rechte aan de kaak stelt. De man
heeft in deze context het gelijk volkomen aan zijn zijde. Presentator
van de avond waarop al die Fernsehpreise zouden worden uitgereikt
Thomas Gottschalk waarmee onmiddellijk het bezwaar van de al te grote
oppervlakkigheid jegens het medium televisie in de Duitstalige gebieden
niet beter kon worden onderstreept heeft hem daarop voorgesteld een
discussie te organiseren tussen de directe hoofdverantwoordelijken voor
het verzamelmedium televisie in die contreien enerzijds en aan de
andere kant Marcel Reich-Ranicki. "Ich akzeptiere das. Mal sehen was daraus wird," luidde de reactie van de inmddels 88-jarige.[1] Dat
hoeft geen zinloze aangelegenheid worden, zeker niet als men voor een
rechtstreekse uitzending zorgt, waarin niet (meer) kan worden geknipt.
Wel moet die Gottschalk als 'moderator' daar verre van blijven,
aangezien de totale zinloosheid anders van tevoren vaststaat.
[1] Zo luidde een mededeling binnen de melding van de Tagesschau van het eerste Duitse televisienet ARD/Das Erste. Het dagblad Frankfurter Rundschau daarentegen meldt dat het aanbod een uitzeding van een uur inhield, die Reich-Ranicki naar eigen inzicht gestalte zou mogen geven.
Herfstwee in de beleving van de Vlaamse dichter René de Clercq
Een dwarse dichter De
Vlaamse dichter René de Clercq heeft welzeker een veelbewogen leven
geleid, niet in de laatste plaats als gevolg van de politieke en
maatschappelijke keuzes die hij op tal van fronten heeft gemaakt. Ooit
heeft hij gepleit voor opheffing van de Belgische staat een wens die
we aan het begin van onze huidige, eenentwintigste eeuw ook niet zelden
uit datzelfde land hebben horen klinken, een goede eeuw nadat De Clercq
dat een optie leek, maar De Clercq kwam het op een beroepsverbod te
staan, door de koning persoonlijk ondertekend René de Clercq werd in 1877 geboren te Deerlijk hetgeen in dit geval een exogeen Nomen est omen verdient en hij is in 1932 te Maartensdijk overleden.
HERFSTWEE.
In reke. langs de beke, en lijk bijeengevlucht, ]vol schamelheid en schaamte, geraamte bijgeraamte, de boomen in de schemerlucht. hoog riujzen ze in hun rildheid, die reuzen, bronzig bruin, en steken vol gestildheid, lijk stommen, kruinbij kruin. Hun breede voeten duiken ze in het boordevolle bed der beweeggaande wateren, die met een lagen zang hun hooge smert verzoeten. Grauw omendomme ligt de wee die 's zomers groenegroeiend deinde, en zong gelijk een zachte zee, geluidloos in een weedom zonder einde. Geen kalfjes rond een luie koe die hippewippend huppelen. Geen koeien kerft een wilgeroe tot wisschen en tot knuppelen. Alleenig ligt het gras nu, moe en tenden tot besterves toe, vol dikke, matte druppelen. En lijze, onhoorbaar haast, doch zichtbaar aan den drijf der avonddoomen blaast een doodenadem nog een loverke uit de boomen, rolt het, glazig-nat en nersch, alover 't streuvelende gers, tot in de biezen die de beek omzoomen; en laat het dan, gevallen, van het laagste lisch, heel langzaam boven 't water stroomen.
Uit: Land, opgenomen in de verzamelbundel Gedichten
Op de titelpagina van het fraai vormgegeven boek ziet u dat mijn exemplaar er een is uit de tweede, Vermeerderde druk
en dat de boekversieringen zijn gerealiseerd door J.B. Heukelom
(1875-1965). De eerste druk van het dus verminderde boek was
uitgekomen in1896. De uitgave bij Van Looy uit 1911 is verschenen in de Roo' Rozen Serie.
Opvallend is de prijs die het in die dagen moet hebben gekost: een
geïllustreerd en gebonden boek van 260 bladzijden met opdikkend
papier. De bewuste bundel neemt drie nummers van de reeks in beslag;
dat betekent dat het boek ingenaaid voor 50 cents per nummer één
gulden vijftig dus verkijgbaar was. Indien men een gekartoneerde
versie wenste, kostte dat 30 cents per nummer extra, in de gebonden
editie 50 cents per deel extra. Het luxe geheel heeft bijna een eeuw
geleden slechts drie gulden gekost. Wat een glorieuze boekentijd was dat.
Pol de Mont, dichter in Vlaanderen, over een avond in Oktober
Een ware, klassieke bard De Vlaamse meester-dichter Pol de Mont (1857-1931) was degene, die ervoor heeft gezorgd dat Hélène Swarth
een Tachtiger werd en niet in het Frans bleef schrijven en publiceren.
Hij had de ware dichteres in haar herkend. De titel van zijn bundel Zomervlammen,
op 1 september 1922 weliswaar gedrukt te Antwerpen, maar in Leiden
uitgegeven door A.W. Sijthoff 's Uitgeversmaatschappij, is in zoverre
vanuit de lezer gedacht misleidend, aangezien deze in principe niet
verwacht dat ook daarin eveneens herfstgedichten te vinden zullen zijn.
Doch aangezien nergens wordt gepretendeerd dat er alleen zomerse
toestanden in dat boek te vinden zullen zijn, is het een goede zaak om
eerst eens de inhoudsopgave te bekijken, dan zal men zien dat ook de
maanden april en mei erin voorkomen, en ook die zijn, van oudsher
althans niet doorspekt met zomervlammen althans, tot dusver niet,
want je weet immers niet exact wat er door die klimatologische
veranderingen op onze planeet over achttien of over tachtig jaar zal
zijn gebeurd. Zomervlammen
telt 200 bladzijden met in totaal 122 gedichten. Het exemplaar dat ik,
nu vijf jaar geleden, heb gekregen, is één van de honderd genummerde
exemplaren: 97 staat erin met een numeroteur. Deze spciale exemplaren
werden gedrukt op oud-Engels papier en door de dichter 'getekend'.
OKTOBERAVOND
Een uitspansel van lood... Heel hoog, inktzwarte traag heendrijvende wolken; lager, bij de oneffen horizon, die van het Zuiden onmerkbaar glooiend naar het Noorden loopt, pikdonkre strepen op groenachtige grond, en lager nog, de kimme rakend schier, een dunne, rode, helverlichte strook... Daaronder strekt, beeld van verlatenheid en arme, zich een onfzienbare vlakte: steenachtig land, waarop slechts hier en daar wat pover onkruid wegteert, wijl, heel ver, een enkle boom, verwrongen door de storm,
wat schaduw spreidt. Krijtachtig loopt, gelijk een lange slang, een smalle wegel dwars door 't eenzaam veld, en pikzwart, slechts van binnen geelrood verlicht, verrijst uit twintig schouwen een dikke smoor uitpaffend, de fabriek, zwoegend uit hese longen in de stilte van vallende avond door het eenzaam veld, zuchtend, als wilde de onbezielde stof te zamen vatten in één enkle zucht al 't menslik lijden, dat die muren bergen...
Uit: Natuur (1890-1922) als onderdeel van de bundel Zomervlammen (1922)
In het Amerikaanse weekblad TIME Magazine van 6 oktober staat het wereldwijde milieu centraal
Milieu-helden in middelpunt De
editie van het Amerikaanse weekblad TIME van 6 october die echter al
bij de Europese abonnees zal zijn binnengekomen, en die bij de diverse
soorten tijdschriftenhandelaren dan ook al we verkrijgbaar zal zijn
heeft het wereldwijde milieu, maar vooral de mensen en de organisaties
die zich daarvoor inzetten, als centraal thema, dat met veel
schakeringen groen op de voorpagina wordt aangekondigd. Opvallend is
wel dat de gebruikelijke rode rand van het magazine hier niet
overheerst, maar juist het vele groen op een witte ondergrond de
aandacht vraagt. Heroes of the environment kopt het blad nu en het kondigt rechtsonder aan dat het Special Report
in dit extra dikke, 112 pagina's binnenwerk omvattende, nummer de
jaarlijkse focus op die mensen heeft gericht die in dit kader de wereld
veranderen.
Ieder
die het milieu een warm hart toedraagt en even de tijd neemt de diverse
artikelen door te nemen, zal geraakt worden door de inzet van zoveel
verschillende mensen particulier of als onderdeel van een organisatie
voor zoveel verscheiden aspecten van dit onderdeel van onze cultuur
en beschaving. Desondanks gaat het desastreuze kappen van het tropisch
regenwoud dag in, dag uit verder en zijn de vooruitzichten
dienaangaande niet bepaald hoopgevend, terwijl het Principe Hoop nu
juist zo'n voortreffelijke impuls aan al de daaraan noodzakelijkerwijs
gekoppelde handelingen kan geven. Aanbevolen!
Puccini's Madama Butterfly van De Nationale Reisopera zaterdag 27 september op de Nederlandse klassieke zender Radio 4 en daarna nog live in vijf Nederlandse theaters
Neerlands Nationale Reisopera op tournee Nu
de vakantieperioden van de cultuurinstituten in de lage landen er weer
opzitten en het kunstbedrijf in het algemeen weer op volle toeren
werkt, zijn ook de muziektheateractiviteiten weer ruimschoots te zien
en te horen. Niet alleen de De Nederlandse Opera toont de
voorstellingen van Richard Strauss' Die Frau ohne Schatten, in het Amsterdamse Muziektheater, Neerlands Nationale Reisopera
is sedert twee weken ook weer zichtbaar en hoorbaar actief. Het seizoen
werd zaterdag 13 september geopend in schouwburg Orpheus te Apeldoorn,
met Madama Butterfly van Giacomo Puccini. Opera Zuid komt over enige tijd ook met de eerste productie. Normaal
gesproken worden de opnamen die tijdens de première worden gemaak, pas
via de radio uitgezonden omstreeks het einde van de tournee langs de
grotere steden in ons land. Madama Butterfly daarentegen
kan men op zaterdag 27 september, 's avonds vanaf 19:02 uur via de
Nederlandse klassieke zender Radio 4, in de reeks Opera live
van de NPS, beluisteren. Na deze datum wordt dit muziekdrama in de
versie van De Nationale Reisopera nog in vijf theaters van ons land
voorgesteld. Zie daartoe deSpeeldata op de website van het gezelschap. Het
Gelders Orkest en het koor van de Nationale Reisopera staan onder
leiding van Alexander Polianichko. Voor de overige medewerkenden
solisten, regisseur en anderen die hebben bijgedragen aan de
totstandkoming van deze productie zij eveneens verwezen naar het
hoofdstuk Bezettingop de website van het instituut. __________
Afbeelding: Scènefoto uit Madama Butterfly in de voorstelling door de Nationale Reisopera. (Foto: Hermann und Clärchen Baus.)
Gustav Mahlers Zesde Symfonie, getiteld Tragische ' Bekentenisliteratuur op notenpapier
Tweemaal in de ether Het Orchestre National de France geeft de komende zondagmiddag, vanaf 14:02 uur, op Radio 4 een uitvoering van de Zesde Symfonie van
Gustav Mahler. Dat betreft een opname van 13 december 2007, gemaakt in
het Théâtre des Champs Elysées te Parijs. Dirigent voor die gelegenheid
was Daniele Gatti. Op
woensdag 1 oktober klinkt dezelfde symfonie, met beelden, op de
muziekzender Mezzo, vanaf 's ochtens 11:50 uur. Daarbij gaat het om een
opname van 2007 tijdens het Festival in het Zwitserse Luzern. Het naar
die gebeurtenis genoemde gelegenheidsorkest dat in 2o03 door Claudio
Abbado nieuw leven isingeblazen Hij leidt ook de uitvoering van Mahlers
Zesde. Helemaal vlekkeloos was die uitvoering overigens niet.
Katalysator Hoewel
Gustav Mahler (1860-1911) zonder enige twijfel de belangrijkste
voorloper van de moderne muziek is geweest, lopen de meningen ook heden
ten dage, een eeuw na diens overlijden, nog altijd sterk uiteen.
Aanhangers bestempelen hem tot een buitengewoon genie, zijn
tegenstanders vinden hem weinig meer dan een componerende charlatan en
kwalificeren zijn muziek als rommel.
Tussen die uitersten ligt een historisch waardeoordeel, en hoe men het
ook wendt of keert, Gustav Mahler heeft een uitzonderlijke bijdrage
geleverd aan de muzikale omwenteling die rond 1900 heeft
plaatsgehad. Hij heeft gefungeerd als katalysator: via hem liep de lijn
van de harmonische verfijning uit de negentiende eeuw tot in de nieuwe
klankwereld, die Arnold Schönberg (1874-1951) met zijn Wiener Kreis
heeft geopend. Schönberg had dan ook een hoge dunk van Mahler, en op
grond daarvan zal hij zijn Harmonielehre wel aan zijn
voorganger en tijdgenoot hebben opgedragen. "Ik geloof er zeer vast en
onwankelbaar in dat Gustav Mahler één van de grootste mensen en
kunstenaars was," vatte Schönberg zijn ideeën over deze componist en
dirigent eens samen.
Persoonlijke vereenzaming In
de privésfeer was Mahler nadrukkelijk op zichzelf gericht. Hij had een
ijzersterke wil en het opvallende was dat hij deze steeds wist door te
zetten. Hij kende maar één (gecombineerd) doel in zijn leven: het
bereiken van zijn idealen en het vervullen van de taak, die hij
zichzelf had gesteld. Hij gunde zichzelf nimmer rust, en mede daarom
moet zijn geest een soort van perpetuum mobile geweest zijn.
Het was steeds opnieuw het werk dat hem riep, of dat nu het componeren
was of zijn optreden als dirigent van opera's en concerten. Steeds
opnieuw werden Mahler sleutelposities in het Europese en overzeese
muziekleven aangeboden, en dat zorgde er mede voor dat het
vereenzamingsproces in de persoon Mahler zich langzaamaan sneller ging
voltrekken. Als gevolg van zijn instelling ― de houding die hij,
overeenkomstig de structuur van zijn karakter, vrijwel altijd aannam ―
bevond hij zich op een moeizame weg, die hij volstrekt alleen moest
afleggen. De functies die hij bekleedde, legden daar nog eens extra de
nadruk op. Ook de manier waarop hij zich in woord en geschrift heeft
geuit, toont dat duidelijk aan. Hij sprak en schreef op een manier die
een uitzonderlijk sterk egobewustzijn aan de dag legde. Met zijn bij
tijd en wijle aanstootgevende gedrag ― af en toe zelfs grof ― gaf hij
dikwijls de indruk dat hij mensenschuw was. Dat was echter niet aan de
orde als het ging om mensen met wie hij samenwerkte. Hij trakteerde het
orkest meer dan eens op een 'bieravondje' waaraan hij dan zelf kort
deelnam.
Niveau handhaven Met
laster en aanverwante, laag bij de grondse uitingen wilde Mahler niets
van doen hebben. Hij was de mening toegedaan dat hij verheven diende te
zijn boven dergelijk inferieur gedrag. Kenmerkend in dat verband zijn
de woorden: "Ik moet bovenaan blijven. Ik kan me door niets laten
irriteren of naar beneden laten halen. Het is al moeilijk genoeg om me
steeds op niveau te handhaven." Opvallend was tevens dat hij de
karaktereigenschap bezat, mensen blindelings te vertrouwen, maar als
hij eenmaal was bedrogen, dan kende zijn wantrouwen ook geen grenzen
meer. En dat past uitstekend in het kader van Mahlers onvermogen tot
het erkennen van grenzen, als mens en als kunstenaar.
Bekentenisliteratuur Gustav Mahlers 'Tragische' Symfonie, de Zesde, vormt het middenstuk van een drietal zuiver instrumentale
werken ― samen met de eraan voorafgaande Vijfde en de erop aansluitende
Zevende ― die dezelfde stilistische principes hebben. Alleen zijn
laatste complete symfonie, de Negende, is ook weer geheel
instrumentaal, en dat geldt eveneens voor het Adagio van de onvoltooide Tiende Symfonie. Na de eerste, Der Titan [1],
volgden drie symfonieën met vocale partijen, voordat Mahler opnieuw aan
een 'blok' symfonieën zonder de menselijke stem ging werken. Die
periode duurde van 1901 tot 1905. Formeel is Mahler in zijn Zesde
Symfonie 'teruggekeerd' tot het oude, vierdelige model: Allegro,
Scherzo, Andante, Finale. Toch is juist zijn 'Tragische' nog wel het
verst verwijderd van alles wat tot op dat moment als symfonie gold.
Daar komt nog bij dat dit opus de meest persoonlijke bekentenis vormt
van de mens Gustav Mahler, al gaat één en ander zelfs in dat kader nog
extreem ver. Er is niet alleen sprake van een 'presentatie'-zonder-enig
voorbehoud ― de componist stelt zichzelf in dit werk grandioos aan de
kaak, op een wijze zoals het Noodlot dat dikwijls doet met zijn Held.
Pessimisme Het
is op zijn zachtst gezed opvallend dat Mahler een tragische symfonie
schreef tijdens een periode waarin het hem in meer dan één opzicht goed
ging. Toen hij in 1903 aan zijn Zesde begon, bevond hij zich op het
hoogepunt van zijn roem als dirigent. Daarnaast werd het succes
van de componikst ook allengs groter. In de persoonlijike sfeer verliep
ook alles beter dan ooit tevoren, en volgens zijn vrouw Alma voelde
Mahler zich in die periode ook werkelijk gelukkig en zelfverzekerd.
Toch is Mahler in zijn gehele oeuvre nergens zo pessimistisch als in
deze symfonie, al stamt de benaming 'Tragische' ― althans voorzover wij
nu weten ― niet van hemzelf. Het is echter wel een feit dat diverse
auteurs, onder wie Simon Vestdijk (1898-1971) [2] beweren dat die kwalificatie wel degelijk van Mahler zelf afkomstig is. Wanneer we alle tien symfonieën [3] nader beschouwen, blijkt dat alle in grote terts eindigen, met uitzondering van de Zesde.
Onbewuste sfeer Zelfs
de Negende Symfonie, die ontstond in een periode waarin Mahler zich
pijnlijk bewust was van een hartkwaal, en die dan ook één en al de
sfeer van afscheid ademt, maar met nog extra nadruk in het slotdeel.
Daarin spelen weemoed en verlangen een doorslaggevende rol. Desondanks
heeft die laatste voltooide symfonie als uiteindelijke toonsoort toch
nog weer majeur. En dat geldt al evenzeer voor Das Lied von der Erde, waarvan het laatste onderdeel zelfs als titel Der Abschied heeft. Er
is wel vaker gespeculeerd over dat einde van de Zesde: zo zou het te
maken hebben met Mahlers extreme gevoeligheid en in het kader daarvan
zou hij onbewust allang hebben opgevangen wat het Noodlot voor hem in
petto had, wat dus ook in een andere sfeer dan onze alledaagse reeds
zijn schaduwen vooruit wierp: de kristallisatie van een andere wereld.
Wat echter ook de oorzaak moge wezen, het tragische element speelt de
hoofdrol: het gevecht tegen het Noodlot, waarvoor de componist gebruik
heeft gemaakt een zeer uitgebreid arsenaal aan instrumenten.
Instrumentatie In
de Zesde Symfonie gaat Gustav Mahler zeer ver met zijn instrumentatie.
Het voor traditionele begrippen toch al sterk bezette orkest, met een
grote strijkersgroep en veelvuldig bezet hout en koper, wordt nog eens
versterkt met een enorme batterij slagwerk, waarin een roede en een
hamer een zeer symbolische betekenis krijgen. Daarmee worden de
opstandige elementen gekarakteriseerd, met als tegenhanger de
'koebellen', die een pastorale sfeer overbrengen. Echter ook die is vol
symboliek, want waar wordt het klankbeeld in het menselijk oor bepaald
door koebellen? In de pastorale eenzaamheid van het hooggebergte! Daar
waar de mens wordt 'gedwongen' tot worsteling met zichzelf. Mahler-exegeet Eggebrecht [4]
schrijft in zijn boek over diens muziek dat de motieven en thema's van
deze componst bij de toehoorder associaties wekken met muziek, die men
reeds van elders kent, die men al in het gehoor heeft, als iets dat 'er
al was'. Als een kenmerk van het universele, het onderhuidse van
Mahlers kunst. Die
uitzonderlijke instrumentatie is overigens dikwijls onderhevig geweest
aan kritiek, tot in het karikaturale toe. Zo verscheen er in een
satirisch tijdschrift in Wenen een tekening, waarop Mahler bij een
batterij slagwerk staat afgebeeld, met een deel van het nooit erder
gebruikte instrumentarium. In zijn hand houdt hij een claxon, aan zijn
voeten ligt een houten knuppel. Mahler grijpt zich bij het hoofd en
'zegt': "Herrgott, daß ich die Hupe vergessen habe! Jetzt kann ich noch
eine Sinfonie schreiben."
Thematiek Vanzelfsprekend
is Mahlers muziek niet denkbaar zonder die van zijn grote voorgangers,
met name die van Beethoven, Schumann, Wagner, Liszt en Bruckner.
Thema's uit hun werken zijn dan ook bij herhaling in het oeuvre van
Mahler te vinden, onder meer in deze Tragische Symfonie. En dat is niet
het geval als gevolg van zijn andere functie en hij uit hoofde daarvan
dirigentenmuziek schreef. Dat is echter wel vaker over Mahler beweerd.
De verwijzingen in zijn muziek naar werk(en) van andere componisten,
evenals de afgeleiden en de letterlijke citaten, vervullen hun normale
functie binnen het kader van de Zesde Symfonie.
Trivialiteit Eén
van de verwijten, welke veelvuldig jegens Mahlers muziek zijn gemaakt
en tot het herkenbare standaardrepertoire van de tegenstanders zijn
blijven behoren, is de verwijzing naar het triviale, wat weer op hevig
verzet stuit van zijn vereerders. Ongetwijfeld vallen er elementen in
Mahlers muziek aan te wijzen, die een kern van trivialiteit in zich
bergen. Maar ook hier zij gezegd: het is en blijft van groot belang wie
wat, waar en hoe schrijft. De enorme discrepantie die er bestaat tussen
de in noten verpakte 'verdovende middelen' en de eventuele trivialiteit
van de activerende noten uit de koker van een muzikaal genie, valt
nauwelijks in woorden te vatten, maar is voor de oplettende toehoorder
tamelijk snel te onderkennen. Waar er in Mahlers composities al sprake
zou kunnen zijn van trivialiteit, blijft deze onder alle omstandigheden
― in ieder geval in zijn symfonieën ― Edelkitsch. Zo kan men in het Andante van de Zesde Symfonie weliswaar een aanzet tot 'overspanning' bespeuren, maar alles blijft weer net binnen de begrenzingen
van het aanvaardbare, en vanzelfsprekend kan een dirigent daar zijn
invoed ― zowel ten faveure, alsook ten detrimente ― zeer nadrukkelijk
doen gelden. Mahlers verfijnde instrumentatiekunst en de technische
uitwerking van het materiaal zorgen ervoor dat het klinkende resultaat
nergens is gedegenereerd tot een instrumentale smartlap. Integendeel:
Mahler weet zich in deze Zesde Symfonie te manifesteren als een
instrumentale Orpheus.
Volgorde der delen Oorspronkelijk had Mahler het Scherzo als tweede deel geconcipieerd, doch later wijzigde hij de volgorde door het Andante vóór het Scherzo te
plaatsen. Na de eerste uitvoering draaide hij die ingreep weer terug.
Op geluidsdragers vinden we heden ten dage nog steeds versies van deze
symfonie waarin de gewijzigde volgorde wordt aangehouden. Er is
muzikaal gezien, ook wel wat voor te zeggen om dat Andante als tweede deel te spelen, omdat dit veel meer aansluit op de geladen coda van het Allegro. Het vierde deel heeft als betiteling uitsluitend Finale, maar
daarmee is volstrekt niet voldoende uitgedrukt, omdat juist dit deel de
kern van het hele opus vormt. Hierin komt het tot de definitieve
confrontatie tussen de Held en zijn Noodlot, al gaat hier de Held tragisch ten onder, hetgeen nog eens symbolisch wordt benadrukt door de hamerslagen.
Wijzigingen Soms
werd Mahler volstrekt wanhopig wanneer hij met een orkest een eigen
symfonie repeteerde, maar het kon nog erger worden wanneer hij eenmaal
een uitvoering had geleid. Als gevolg daarvan onderwierp hij elke
nieuwe symfonie dan ook aan een revisie, en hij bleef daarin zo lang
wijzigingen aanbrengen ― ook in de instrumentatie ― totdat hij ervan
overtuigd was dat zijn bedoelingen beter zouden worden begrepen. Enkele
van die revisies waren echter zo ingrijpend dat er uiteindelijk een
geheel nieuwe symfonie ontstond, zoals dat het geval is geweest met de
Eerste en later met de Vijfde. Nergens heeft hij echter zo intens en
tot in het kleinste detail gevarieerd als in zijn Tragische Symfonie. Enkele
van die wijzigingen zijn zeer markant: zo wilde Mahler aanvankelijk dat
de celesta('s) in F zou(den) zijn, maar later liet hij die aanduiding
achterwege. Met nadruk laat de componist weten dat de celesta twee- of
zelfs meervoudig bezet dient te zijn. En met betrekking tot de harpen
bestonden op een gegeven moment ook vragen, omdat Mahler in zijn
opsomming weliswaar twee noemt, maar later in de symfonie om "mehrere"
vraagt, en nog weer verderop zeer gespecificeerd vier aangeeft.
Mahler-expert Hans Ferdinand Redlich (1903-1968) lost dat in de
Eulenburg-versie van de partituur heel handig op door bij de
'Orkestbezetting' weliswaar 2 harpen te noemen, doch daar direct aan
toe te voegen: "doppelt besetzt".
Koebellen Opvallend
is tevens dat Mahler in zijn revisie een opmerking maakt met betrekking
tot de koebellen. Wanneer er een theater-uitvoering van de Zesde zou
worden gegeven, wilde hij dat de koebellen 'acher de coulissen' zouden
klinken. 'Revisionist' Erwin Ratz laat deze opmerking van de componist
in zijn in 1963 verschenen, gereviseerde versie van de Zesde echter
zonder enig commentaar achterwege. En zo is er nog veel meer waaraan de
componist heeft zitten veranderen, en dat zo lang heeft doorgezet
totdat hij tevreden was. Ondanks
al die specialistische en zeer gedetailleerde ingrepen is er in de
Zesde Symfonie helemaal geen sprake van een nader gedefinieerd
'programma'. Daartegenover staat echter de intens verweven eenheid van
het thematische materiaal.
Meningen "De
enige Zesde, ondanks de 'Pastorale'," zei Alban Berg (1885-1935) over
deze symfonie. Mahler zelf was van oordeel dat zijn 'Tragische'
"raadsels zal opgeven", althans dat schreef hij in een brief aan zijn
vriend Richard Specht (1870-1932) in 1904. Twee jaar later schreef de
componist aan zijn Nederlandse vriend en voorvechter Willem Mengelberg:
"Mijn Zesde schijnt weer een hade noot te zijn, die door de zwakke
tanden van onze kritiek niet gekraakt kan worden." En verderop in
diezelfde brief laat hij weten dat hij zich al verheugt op de
uitvoering in Amsterdam. "Moet ik de koebellen meebrengen?" vraagt hij. Overigens
was niet iedereen even enthousiast over de componist Gustav Mahler. De
redelijk met talent begiftigde Richard Strauss zei eens over het
compositorische genie Mahler: "Helemaal geen componist, alleen maar een
heel groot dirigent."
Uitvoeringen De
eerste uitvoerng van deze Zesde Smfonie werd gegeven onder leiding van
de componist op 27 mei 1906, ter gelegenheid va het 42ste
Toonkunstenaarsfestival in Essen. Naast de musici van het stedelijk
orkest aldaar werkte het Utrechts Stedelijk Orkest aan dat concert mee. Alma
Mahler wijst erop dat er geen ander werk is geweest dat de componist zo
heeft aangegrepen toen hij het voor het eerst hoorde. En ook suggereert
zij dat Mahler één en ander moet hebben voorvoeld, omdat hij voor de
finale het begrip Antizipando gebruikt[5]. Minder dan twee jaar nadat de componist zijn werk aan de eerste versie van deze symfonie had afgesloten [6],
klonk de eerste uitvoering. Het opus werd echter niet met groot
enhousiasme ontvangen en het beleefde ook niet zoveel presentaties. Nog
steeds geldt de Zesde als de minst gespeelde van Mahlers symfonieën, al
is de belangstelling hievoor gedurende de laatste decennia steeds meer
gegroeid. In Amerika, waar Mahler tijdens de laatste jaren van zijn
leven veel heeft gedirigeerd, zou het concertpubliek pas in 1947 kennis
kunnen nemen van dit opus. In Engeland zou Anton von Webern omstreeks
1936 een uitvoering leiden, maar hij moest op het laatste moment worden
vervangen door Adrian Boult.
Francis Travis In Nederland heeft de Amerikaans-Zwitserse Mahler-specialist Francis Travis ― die in de jaren zestig
en zeventig veelvuldig gastdirecties bij de orkesten in o.a. Groningen
en Utrecht vervulde, diverse Mahler-symfonieën met die ensembles
geleid, maar de Zesde alleen in Utrecht. Graag had Travis, in zijn
opeenvolgende reeks Mahler-symfonieën met het (toenmalige) Noordelijk
Filharmonisch Orkest, eveneens de Zesde gedaan, maar het mocht niet
meer zo zijn. [7] Dat Francis Travis een heel bijzondere band had met de muziek van Mahler en daarover ook uitstekend kon communiceren [8],
is onder meer door de leiding van sommige orkesten niet voldoende
onderkend. Mahler-specialist bij uitstek, dirigent en componist Otto
Klemperer (1885-1973), die zelf veelvuldig werd toegejuicht voor zijn
Mahler-interpretatie, was eens aanwezig tijdens de repetitie, in
Zürich, van de Zesde onder Travis. Klemperer, die toen al in een
rolstoel zat ― hij werd voor de concerten die hij nog leidde, ook
altijd in zijn stoel het podium opgedragen ― verzocht de
orkestinspeciënt om Travis te vragen of hij bij hem wilde komen. In het
daaropvolgende gesprek vertrouwde Klemperer hem toe dat hij zelf nooit
aan Mahlers Zesde was toegekomen, en dat hij dat ook niet meer hoefde
nu hij Travis' versie had gehoord. En lof uit de koker van Klemperer
moet werkelijk iets hebben betekend, zeker als men bedenkt dat hij eens
vanaf een der voorste rijen in het Amsterdamse Concertgebouw een
muziekavond onder leiding van Herrgott von Karajan bijwoonde, en daar
toen luid uiting gaf aan zijn misnoegen: "Ein Drecksdirigent!"
Klemperer had echt verstand van muziek en dirigenten. Otto
Klemperer correspondeerde veel, onder meer met zijn vriend Ernst Bloch
en dat daarin de naam Gustav Mahler meer dan eens aan de orde kwam, zal
niemand verbazen, gezien de voorliefde van de beide briefschrijvers.
Ernst Bloch: utopie en realiteit In 1923 schreef de wijsgeer Ernst Bloch (1885-1977) in zijn Zur Philosophie der Musik dat
'onze oren' nog steeds niet over voldoende 'vermogen' zouden beschikken
om de grootheid van Mahler te begrijpen. In een bewerkte editie van dat
boek, verschenen in 1964 [9]
heeft Bloch die kwalificatie laten staan, en datzelfde geldt voor zijn
opmerking naar aanleiding van het feit dat menig "ellendig
'krantenschrijver' het waagt om zelfs maar zonder schaamrood te vragen
of Mahler er wel toe was voorbestemd te componeren." Na de tweede
wereldoorlog heeft dirigent Leonard Bernstein (1918-1990) eens een
essay gepubliceerd onder de titel Seine Zeit ist gekommen, daarmee doelend op Mahlers eigen uitspraak van (thans) ongeveer een eeuw geleden: "Meine Zeit wird kommen." Veel
wijst er al enige decennia op dat dat nu inderdaad het geval is. Na de
oorlog is er veel in beeld van de concertganger met betrekking tot deze
componist gewijzigd. Dat is zeker niet in de laatste plaats te danken
aan de vele, soms fervente, pleitbezorgers die Mahler altijd heeft
gehad. Ook vóór die oorlog en tevens reeds voorafgaand aan de eerste
grote oorlog heeft Mahler in ons land steun gehad, van onder meer van
dirigent Willem Mengelberg (1871-1951), die voor de aanvaarding van
Mahlers composities baanbrekend werk heeft verricht, en dan Bruno Walter (1876-1962), die zelfs nog twee decennia met Gustav Mahler bevriend is geweest. Ernst
Bloch was ook als correspondent zeer actief. Een weerslag daarvan is te
vinden in de tweedelige verzameling brieven, welke tussen 1903 en 1975
werden geschreven [10]. In een brief aan 'Lieber Djoury' [11]
schrijft hij op 5 juni 1915 over de vorderingen van zijn schrifturen:
"Ich schreibe jetzt die Musik, da wird ein ungeheurer Gedanke drin
stecken, den Du noch nicht kennst. (Titel: »J.S. Bach oder die doppelte
Ordnung der Melodik.« Gustav Mahlers Andenken gewidmet)." Met zijn gedachten aangaande de toekomst van zijn eigen muziek onderstreepte Mahler een uitspraak van Ernst Bloch uit diens Geist der Utopie, waarin deze fiosoof beweert: "De utopie van vandaag is de realiteit van morgen."
[1] Zie over Mahlers Eerste Symfonie ons artikel Natuurliefde als katharsis... op woensdag 23 augustus 2006 geplaatst op de website All art is quite useless van Rond.1900.nl . [2] Simon Vestdijk: Gustav Mahler ― Over de structuur van zijn symfonisch oeuvre. Verschenen als vierde deel in de tiendelige serie Vestdijks Verzamelde Muziekessays. Meulenhoff, Amsterdam, 1983; ISBN 90-29-1625-6. [3] Voor de duidelijkheid zij erop gewezen dat hiermee worden bedoeld de Eerste tot en met de Negende Symfonie, en daarnaast Das Lied von der Erde, eveneens een symfonie. [4] Hans Heinrich Eggebrecht: Die Musik Gustav Mahlers. Piper Verlag, München; ISBN 3-492-02747-4. [5] Alma Mahler-Werfel: Mein Leben. Fischer Tashenbuch Verlag, Frankfurt am Main; ISBN 3-596-20545-X. Prijs 9,95. Alma Mahler-Werfel: Erinnerungen an Gustav Mahler. Ullstein Taschenbücher. [6]
Gustav Mahler werkte gedurende zijn zomervakanties te Maiernigg in 1903
en 1904 aan zijn Zesde Symfonie. De partituur was op 9 september 1904
gereed. [7]
Pas in 1986 werd in de Noordelijke provincies de Zesde gespeeld door
een gecombineerd ensemble van honderdnegen (109) instrumentalisten uit
de twee orkesten, van Gronngen en Leeuwarden, als opmaat van de in Den
Haag geplande verdere versobering in het wingewest: de vestiging van
één noordelijk orkest voor drie provincies. Franz-Paul Decker leidde de
zes uitvoeringen in de drie provincies: twee in de stad Groningen, twee
in Leeuwarden, één in Drachten en één in Emmen. [8]
Een weerslag van de gesprekken die ik met Francis en Brigitt Travis ―
bij mij thuis en elders, met name in de jaren zestig en zeventig, heb
gevoerd over vooral Gustav Mahler ― zou te ver voeren in deze context,
omdat het voornamelijk over details ging van de oorspronkelijke teksten
en bewerkingen, door Mahler zelf en anderen (Erwin Ratz, Deryck Cooke). [9] Ernst Bloch: Die Philosophie der Musik in: Geist der Utopie. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main. Paperback stw 35; Als gebonden boek met de titel Zur Philosophie der Musik in de reeks Bibliothek Suhrkamp ISBN 3-518-01398-X. [10]
Verschenen bij Suhrkamp met ISBN 3-518-57713-1. De twee gebonden delen
behelzen correspondentie met tal van grootheden uit die periode, o.m.
Klaus Mann, Thomas Mann, Franz Werfel, Walter Benjamin, Hermann Broch,
Theodor Adorno. [11] Djoury is de filosoof Georg Lukács (1885-1971).
Afbeeldingen 1. Dirigent Claudio Abbado, mei 2008. 2.
Gustav Mahler. Tekening oostindische inkt met cocktailprikker van
Tonny Groenhuijsen, Buitenpost. Collectie Heinz Wallisch. 3. Portretbuste van Gustav Mahler door Auguste Rodin. 4. Gustav Mahler als dirigent. Serie tekeningen van Otto Böhler. 5. Voorzijde stofomslag van Vestdijks Mahler-boek. 6. Handtekening van Gustav Mahler. 7. Satirische prent in Die Muskete, Humoristische Wochenschrift, van 18 januari 1907. 8. Gustav Mahler, geschilderd door Akseli Galén-Kalela (1907). 9. De componist Alban Berg. 10. Mahler-specialist Francis Travis (geb. 1921), hier na een uitvoering van Mahlers Vijfde met het Noordelijk Filharmonisch Orkest in maart 1975, in de grote zaal van Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. 11. Voorzijde van het omslag van Zur Philosophie der Musik van Ernst Bloch. 12. De filosoof Ernst Bloch in een van zijn karakteristieke poses. 13. Dirigent Franz Paul Decker (geb. 1923).
De levende dom van Sint Stephan in Wenen ' Documentaire op Arte, vrijdag 26 september
Flora en Fauna Op
vrijdag 26 september presenteert de Duits-Franse cultuurzender
Arte-televisie een documentaire over de Sint Stephanskathedraal te
Wenen. Wat weinigen zullen verwachten, is dat daar heel wat flora en
fauna te vinden blijkt. Dat verrassende element is onderwerp van de
film, die in 1997 als Oostenrijks celluloid-product is gerealiseerd
door Georg Riha. In
1997 bestond de Sankt Stephansdom 850 jaar en dat vormde toen voor de
filmer Georg Riha aanleiding om eens wat nader onderzoek te doen binnen
de kathedraal. Zijn expeditie is niet zonder resultaat gebleven en
menigeen zal een ongelovig gezicht opzetten als hij hoort dat de goede
man niet alleen exotische vlinders en roofdieren heeft aangetroffen,
maar zelfs een boom. Georg
Riha's filmteam heeft de zuidelijke, 136 meter hoge, toren van de dom
van binnen aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen en uit de 'gevonden
voorwerpen' mag zonder meer worden geconcludeerd dat deze kathedraal
het meest verbazingwekkende stukje natuurgebied van geheel Oostenrijk
is. Zo'n bijzondere documentaire die vrijdagavond tussen 20:15 uur en 21:00 uur, op het formaat 16:9, slechts eenmalig
door Arte wordt uitgezonden kan men alleen maar heel nadrukkelijk
aanbevelen in de belangstelling van een ieder, die ook maar in de
geringste mate geïnteresserd is in natuurfenomenen. ___________ Afbeelding: De Stephansdom in Wenen. Originele tekening op zijde, 16 x 22 cm, door H. Welser. Collectie Heinz Wallisch.
De boekjesreeks Zilveren Verpoozingen uit het begin van de vorige eeuw
Kleurrijke reeks De reeks kleine, gebonden boekjes Zilveren Verpoozingen, die we in een bijdrage elders over een bundeltje met verhaaltjes van het schrijverspaar
Scharten-Antink al even noemden, blijkt nu bijna een eeuw geleden al
aardig te zijn ingekleurd qua thematiek. Op de laatste bedrukte
bladzijde van het opgemelde boekje met zes vertellingen staat een lijst
met twintig andere titels, die in dezelfde reeks zijn verschenen. De
daarin voorkomende auteurs beperken zich niet tot ons eigen taalgebied:
onder de internationaal befaamde namen treffen we die van Hans Holbein
aan, die met zijn Doodendans met bijschriften van Theun de Vries is vertegenwoordigd, en de Noorse dramaschrijver Henrik Ibsen, wiens Peer Gynt in
de serie is opgenomen. Romancière Ina Boudier Bakker (1875-1966) en de
ijveraar voor een zuiver taalgebruik Charivarius (1870-1946) [1]
zijn Nederlandse schrijvers, die toen volop in de belangstelling
stonden, maar nu onder de jeugd niet bepaald grote faam genieten, zijn
in die lijst beiden eveneens met elk één titel vertegenwoordigd. De
Vlaamse auteur Felix Timmermans (1886-1947) nam in die eerste reeks een
vooraanstaande plaats in met maar liefst vijf titels, althans op dat
moment; het kunnen er later nog meer geworden zijn. Overigens
kwamen daarin ook enkele, in ieder geval voor ons, onbekende namen
voor, maar dat komt wellicht doordat ze buiten het ruime gebied van de
schone letteren vallen, hetgeen sommige van de bij die mensen behorende
titels zouden doen vermoeden. Ene C.A. van der Gen is met twee
uitgaafjes aanwezig: Zomerbloemen,
en ook dat kan nog van alles zijn: roman, verhalen, gedichten, maar,
veel waarschijnlijker, een bundel over de natuur; en die gedachte wordt
kracht bijgezet door de tweede titel van deze auteur: Langs wegen en dijken.
Eveneens met twee titels komt mevrouw J.M. IJssel de Schepper-Bekker
voor; titels, die weliswaar beide tot de verbeelding spreken, maar ook
al in meer dan één rubriek zouden kunnen vallen: Het laatste stadium
gezien de tijd waarin dat boekje in de reeks is verschenen, is het
niet realistisch te denken aan eventuele voorbereidingen voor
stervenshulp en Wat niet mag. Wat
zeker niet mag, is zonder nadere kennis, en eventueel in te winnen
informatie, denigrerend te doen over sommige titels, die wellicht enige
prikkelingen in de lachspieren zouden kunnen veroorzaken.
Duits cabaretfestival houdt u bijna vier uur bezig
Vooraanstaande narren Voor
de liefhebbers van pittig cabaret belooft de nacht van vrijdag 19 op
zaterdag 20 september een klein festijn te worden. Het tweede Duitse
televisienet ZDF zendt tussen 00:10 uur en 03:55 uur een lange special uit met daarin hoogtepunten van het recentelijk gehouden Cabaret- en Comedyfestival 3satfestival 2008. Slechts éénmaal wordt de uitzending onderbroken door een aflevering van Heute
met daarin actualiteiten van de afgelopen dag, gepresenteerd door de
redactie van dat dagelijkse nieuwsprogramma van deze zender. Dat zal
een minuut of vijf à tien duren, tenzij er recentelijk iets heel
bijzonders is gebeurd: dan wil het programma nog wel eens het dubbele
aantal minuten in beslag nemen.
Optreden zullen onder meer Urban Priol, die eigen gasten ontvangt. Deze
veelal professorale Beierse cabaretier met zijn onverwisselbare
uiterlijk alleen al diens aparte haardracht prikkelt niet zelden tot
lachsalvo's, maar dat kapsel wordt heel snel vergeten als men wordt
geconfronteerd met zijn meer dan sappige kritiek op de dagelijkse,
vooral Duitse, politiek, op bedrijfsleven, sport, spel en alle daarbij
behorende burgermensen is vooral bekend door het maandelijkse
ZDF-programma Neues aus der Anstalt,
waarin hij een psychiater in een inrichting speelt die nog wel eens de
rollen omdraait en zich uit tegenover patiënten, die echte flink met
medicatie worden rustig gehouden, respectievelijk: zulks wordt
getracht. Maar de scheidslijn tussen de zielenknijper en diens
clièntele is zeer dikwijls tijdens de gesprekken al meer en meer aan
het vervagen, waardoor uiteindelijk de rollen totaal lijken omgekeerd.
Lijken, want die Onkel Doktor keert altijd op zijn schreden terug,
beledigd dat hij zich heeft laten meeslepen. Dat programma zit
altijd vol vaart en briljante vondsten, en ook heel vergaande kritiek
jegens de regerenden en tevens ten opzichte van degenen die dat
binnenkort zouden willen doen, is soms zo duidelijk negatief en tot in
het fundament afbrekend jegens de behandelde personen dat zelfs een
Oooh of Aaah uit de monden van een zaal vol aanhangers klinkt.
Een Symphonie der Tausend van Anna Meredith vormt geen alternatief voor de enige waarachtige
Massale uitvoering Jongstleden zaterdagavond werd in het kader van de massaliteit, die de Last Night of the Proms traditioneel met zich meebrengt, tijdens het gedeelte na de pauze, de wereldpremière gepresenteerd van de opdrachtcompositie Froms, die speciaal voor deze avond werd geschreven door de dertigjarige Schotse Anna Meredith. Daartoe
zat niet alleen het hele podium in de Londense Albert Hall vol met
instrumentalisten en twee BBC-koren, ook in Hyde Park en in andere
steden van dat land Glasgow, Dublin en elders waren ensembles
gereed om hun bijdrage te leveren, op het juiste teken van hun
respectieve centurio's, die allen onder hoofdverantwoordelijke leiding
stonden van Roger Norrington, ondersteund door een enorme staf aan
technisch personeel alsook de daarvoor benodigde snufjes, zoals
satellieten en nog weer recentere, nieuwerwetse parafernalia. Zou
het nog erg veel tijd vergen voordat de eerste interstellaire, dan wel
interplanetaire, Uitspanselomroep-Prom een feit kan worden? Zolang zich
mensen in de ruimte bevinden, die zijn voorzien van een enorme batterij
aan technische uitrustingen en communicatiematerieel, is het technisch
vast al wel uitvoerbaar. Mocht er tegen die tijd ook nog een groen
wezentje bereid zijn de gewenste medewerking te verlenen, dan speelt
zo'n Prom heel mooi in op de wensen en tevens eisen van de toekomst:
mooi groen en zeer verantwoord. Dat is nog eens iets anders dan een
gesimuleerde Big Bang onder het alom toeziende oog van de Biggest Brotherhood. Enfin,
het resultaat was acht minuten spectaculaire geluiden, geheel in
overeenstemming met het concept, en de componiste leek tevreden met het
resultaat, zoals ze van tevoren tegen presentatrice Suzy Klein had
gezegd dat ze er vol spanning naar uitzag. Hoeveel competente
componisten is het overigens gegeven zo'n omvangrijk stuk te
concipiëren en vervolgens mee te helpen aan de realisatie ervan. . . . En
laten we even heel nuchter zijn: zelfs als je van tevoren beseft dat
het nieuwe werk zeker geen repertoirestuk zal worden en gezien de
hoge eisen die aan iedereen alles en eromheen worden gesteld ook niet
kan worden: veel extra naamsbekendheid is gegarandeerd, en ook de
gedachte dat een kleine miljard mensen jouw werk dan zullen beluistren,
is niet bepaald zonder prikkelende bijgedachte.
Geheel
in overeenstemming met wat we konden, en tevens mochten, verwachten,
was het qua omvang en presentatie massale werk bepaald geen
verrassing. Heel letterlijk genomen kan het wel als een Symphonie der Tausend worden
gekwalificeerd, aangezien ook Gustav Mahler maar achthonderd
uitvoerenden voor zijn werk met die naam beschikbaar had en er
sym-fonie sun: samen; fonia: klank
werd geproduceerd, maar naar de geldende maatstaven was het zeker geen
symfonie en heeft de maakster ook niet geïndiceerd dat ze die indruk
wilde wekken. Gustav
Mahlers oeuvre, en met name die Achtste Symfonie, werd op geen enkele
wijze bedreigd door het nieuwe stuk dat wel groot maar zeker niet
groots is. Maar ook dat wilde Anna Meredith ons geenszins doen geloven,
en mede daarom is een felicitatie zeker op haar plaats.