mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
23-10-2011
Capella Nova in de Parkabdij
Zondag
vandaag en als zo vaak: muziekdag in mijn Kroniek.
De
aanleiding is ditmaal een uitzonderlijk concert dat we gisteren konden bijwonen
in de Abdij van (t) Park
in Heverlee bij Leuven. In de barokke kerk bracht het oude muziek-ensemble Capella Nova onder leiding van Marleen Reynders een
benefietopvoering van de Intermedii et Concerti
bij de comedia La pellegrina die uitgevoerd
werden te Firenze in 1589, ter gelegenheid van het huwelijk van Ferdinando
Medici en Christine de Lorraine. De muziek was van de grootmeesters van die
tijd: Malvezzi, Luca Marenzio, Caccini, de Bardi, Jacopo Peri en de Cavalieri.
Voor het
concert was er een interessante musicologische inleiding door de muziekdirecteur
en dirigent van het Ensemble, Marleen Reynders. Dan volgde het concert, in de
beste Vlaamse traditie van de historische uitvoeringspraktijk, maar met een
dynamische aanpak. Dat bleek uit de weelderige koorbezetting en de schare muzikanten
die hun opvallende instrumenten met brio bespeelden. In deze uitvoering kwam de
oude muziek werkelijk tot leven, zonder enige terughoudendheid of
klankarmoede. Ook de vocale solisten waren zonder uitzondering van een zeer
hoog niveau.
Boven het
podium was een groot projectiescherm opgesteld, waarop fraaie en gepaste reproducties
uit de tijd werden vertoond, evenals de Nederlandse vertaling van de gezongen teksten.
We werden
verder ook verwend door een paar professionele dansers, gespecialiseerd in het
renaissanceballet, fraai uitgedost in historische kostuums en met smaakvol
gekozen attributen, die een geslaagde, levendige en charmante mengeling brachten
van dans en mime.
Wij hebben
genoten van het twee uur durende spektakel, zonder pauze. Geen moment van
verveling, geen zwakke momenten in de uitvoering, geen enkele stijlfout, nergens
een spoor van enig gebrek aan smaak, in tegendeel. De perfectie is niet van
deze wereld, maar wat wij gisteren voorgeschoteld kregen, was daar heel dicht
bij. Enkel de tussenkomsten van een woordkunstenaar, die teksten van onder meer
Dante en Ovidius in het Nederlands bracht, waren wat minder aangepast, misschien
vooral omdat de geluidsversterking niet optimaal was; hij had zich beter
verlaten op de kracht van de menselijke stem, in de niet zo grote kerk zou die
zeker voldoende ver gedragen hebben en met meer natuurlijk effect.
De opbrengst
van dit benefietconcert was bestemd voor Ave Regina, een zorg- en
begeleidingscentrum voor jongeren en volwassenen in het Leuvense.
Bij het
buitengaan aarzelden we geen ogenblik om ons de cd aan te schaffen met de
muziek waarvan we net zo genoten hadden, voor de spotprijs van 10 euro voor bijna
80 minuten muziek van de bovenste plank. Er is een uitstekend inlegboekje bij,
in het Nederlands en het Engels, met al de historische en musicologische uitleg
die te gronde ligt aan deze bijzonder geslaagde uitvoering. Een echte aanrader.
Categorie:muziek Tags:muziek
09-10-2011
40 stemmen
De menselijke
stem, zo zegt men wel eens, is het mooiste muziekinstrument. Wellicht was het
ook het eerste: om te zingen heb je niets anders nodig dan je stem. De zangstem
vermag ook iets dat geen enkel ander instrument kan: samen met de melodie, het
ritme en het tempo brengt ze ook betekenis over, door het gebruik van de taal.
Soms doet een componist afstand van die bijkomende mogelijkheid en gebruikt hij
of zij de stem als een geluidsbron, zonder woorden. Dat noemt men een vocalise;
bekende voorbeelden zijn die van Rachmaninov en Villa-Lobos voor sopraan.
Ravel, Debussy, Vaughan Williams zetten af en toe in hun symfonisch werk een
koor in dat vocaliseert. De begeleiding kan eenvoudig zijn, met piano
bijvoorbeeld, of ook groot orkest. Ik vond een website met
een zeer uitvoerig overzicht van dergelijke liederen zonder woorden.
We zijn meer
vertrouwd met gezongen teksten, al dan niet begeleid. Het is een typisch
menselijke bezigheid, hoewel ook dieren zingen, denk maar aan de vogels en de
walvissen. Mensen hebben leren praten en combineren dat sinds mensenheugenis
met muziek, overal ter wereld. Er zijn heel eenvoudige liederen, zoals de wiegeliedjes
die moeders zingen voor hun kinderen. Dat is een voorbeeld van monodie of
eenstemmig gezang. Je kan dat ook met meer personen zingen: een duet, trio,
kwartet enzovoort, tot een kamerkoor of een massazang. Maar vanaf het ogenblik
dat er verscheidene zangers of zangeressen zijn, ontdekken we nieuwe
mogelijkheden. Waarom met zijn tweeën monodisch zingen, dus allebei hetzelfde? Waarom
niet een canon, waarbij de twee stemmen wel dezelfde melodie zingen, maar met
een verschuiving: de tweede begint pas wanneer de eerste de eerste zin af
heeft en aan de tweede begint. Of de tweede stem kan dezelfde melodie zingen,
maar dan een beetje hoger of lager, meestal een terts, dat klinkt goed samen.
We hoeven ons daartoe niet te beperken, de tweede stem kan een heel andere
melodie zingen, die goed klinkt bij die van de eerste stem. Het is daarbij niet
nodig dat de tweede melodie dezelfde woorden heeft als de eerste, noch dat de
noten van de beide stemmen telkens op hetzelfde moment beginnen en eindigen. En
om het helemaal mooi te maken kunnen we een beroep doen op verscheidene
stemtypes: knapen, meisjes; sopranen en alten bij de vrouwen; altus, tenor, bariton,
bas bij de mannen.
Met al dat
materiaal kunnen we muzikaal alle kanten uit, heel bescheiden in een beperkte
groep zoals in een strijkkwartet, of heel uitvoerig zoals met een groot
symfonisch orkest. Componisten hebben omzeggens evenveel mogelijkheden met
alleen maar zangers en zangeressen als met instrumenten.
Al heel
vroeg heeft men die mogelijkheden ontdekt en verkend. Het was in onze streken,
meer bepaald in wat nu Frans-Vlaanderen is maar ooit gewoon Vlaanderen, dat in
de kerken, kloosters, paleizen en burgerlijke gebouwen de polyfone zangkunst
een hoogtepunt bereikte in de vijftiende en zestiende eeuw (1400-1600). Sinds
het midden van de twintigste eeuw heeft men die muziek als het ware herontdekt
en is men die weer gaan uitvoeren, zoveel als mogelijk zoals ze destijds, dus
vijfhonderd jaar tevoren, (vermoedelijk) werd gebracht. Dat is
specialistenwerk: eerst moet men de oude manuscripten en gedrukte bronnen
vinden, dan ze ontcijferen en vervolgens ze uitvoeren. Bij ons is de bekendste
specialist Paul Van Nevel met zijn Huelgas Ensemble, over wie ik hier al eerder
lovend schreef.
Ik ontleende
van dat Ensemble in de Leuvense stedelijke bibliotheek Tweebronnen een cd met de
intrigerende titel 40 voci/voices/voix/stimmen (Harmonia Mundi, 2006, SACD).
Het is vocale muziek voor meerstemmig koor, of beter gezegd, voor meerstemmige
koren. In een koor kan je heel veel stemmen hebben. Er zijn niet alleen de
klassieke mannen- en vrouwenstemmen, je kan die telkens ook verdubbelen of
verdrievoudigen binnen één koor, of je kan twee of meer meerstemmige koren naast
elkaar zetten, of op afzonderlijke plaatsen in de ruimte. De koren zingen dan
elk hun versie van de melodie, samen met de andere, waarbij alle mogelijkheden
van het samenklinken worden verkend, alle ritmische combinaties en patronen,
alle tempi samen of in contrast Je kan het zo ingewikkeld niet bedenken of het
is ooit wel eens uitgeprobeerd. Deze cd is gewijd aan enkele van de meest
gewaagde en beroemde combinaties. Het is koormuziek a capella, dus zonder
begeleiding, voor 12, 13, 16, 24, 35 en zelfs 40 stemmen, sopranen, alten,
tenoren, baritons en bassen. Voor de compositie met veertig stemmen zijn er
(ten minste) veertig zangers nodig, die op sommige momenten dus elk iets anders
zingen, maar wel samen.
Het
resultaat is, wat dacht je, verbluffend. De muziek dateert van rond 1450 tot
rond 1650, met één uitschieter naar 2006, een zeer geslaagd gelegenheidsstukje voor
35 stemmen van een van de koorleden, op de naam H-U-E-L-G-A-S, dat helemaal in
de stijl van de Vlaamse Polyfonie is geschreven.
Elk van deze
composities is zonder meer overweldigend, maar het beroemde Spem in alium voor veertig stemmen van
Thomas Tallis (ca 15015-1585) spant wel de kroon. Wanneer de laatste weergalm
van de slotakkoorden is uitgestorven blijf je als luisteraar ademloos achter,
verstomd door zoveel complexe klankschoonheid. Dit is een schitterend staaltje
van tot wat de mens in staat is, als componist, als koorleider en musicoloog en
als een homogene groep van individueel uitzonderlijk begaafde uitvoerend kunstenaars
met als enig instrument de eigen stem.
Je vindt
deze cd wellicht in je plaatselijke bibliotheek. Je kan hem ook kopen,
officiële prijs ongeveer 20, bij Amazon voor ongeveer 16, verzendingskosten
inbegrepen. Het is een cd die je ongetwijfeld vaak zal opzetten, niet zomaar als
achtergrondmuziek, maar om er echt naar te luisteren, alleen of met een
geliefde, op een begenadigd moment, helemaal geconcentreerd opgaand in de
overweldigende luister van deze heerlijke muzikale rijkdom, dankbaar dat je dit
mag meemaken.
Categorie:muziek Tags:muziek
23-07-2011
Onbekend is onbemind: Zdeněk Fibich
Z
elfs voor
de meeste melomanen zal Zdeněk Fibich
(1850-1900) een onbekende zijn, vrees ik. Dat was ook voor mij zo, tot ik ergens
een verwijzing vond naar de twee strijkkwartetten die hij aan het begin van
zijn loopbaan schreef (1874, 1878). Nieuwsgierig als ik ben naar mij onbekende
muziek en naar strijkkwartetten, trok ik naar de Leuvense openbare bibliotheek
Tweebronnen en ontleende er de cd met de twee vermelde strijkkwartetten en, als
bonus, ook nog het tema con variationi
in si b groot voor strijkkwartet uit
1883. De uitvoerders zijn het mij eveneens onbekende en overduidelijk Tsjechische
Panochovo Kvarteto (Panocha Quartet), de opname is van 2001 en de cd is
uitgegeven door Supraphon dat zijn thuisbasis eveneens heeft in Praag.
Fibich heeft niet erg veel kamermuziek
geschreven, of daar is althans niet veel van bewaard. De zeer zelfkritische componist
was blijkbaar nooit helemaal tevreden over dat aspect van zijn scheppend werk. Tijdens
een grote opruimactie in 1897-98, twee jaar voor zijn dood, vernietigde hij ongeveer
120 vooral vroege werken, waaronder veel kamermuziek. Naast de drie werken voor
strijkkwartet bleef er niet veel meer over dan de ongeveer vierhonderd werken
voor piano, Moods, Impressions and Souvenirs
die hij schreef als een soort van muzikaal dagboek van zijn liefde voor zijn vroegere
leerlinge en de geliefde van zijn laatste levensjaren, Aneka Schulzová, die
ook de libretti schreef voor zijn latere operas. Tijdens zijn leven berustte
zijn roem vooral op zijn operas en symfonieën, die nu grotendeels in de
vergetelheid zijn verzonken.
De twee kwartetten en het Tema con variationi zijn uiterst
aangename werken, geschreven in een klassieke romantische stijl, sterk geïnspireerd
door de muziek van Mendelssohn en Schumann, die hij leerde kennen tijdens zijn
opleiding aan het conservatorium van Leipzig. De componist maakt volop gebruik
van Tsjechische volksliederen en dansen voor zijn melodieën en ritmes. Het eerste
kwartet bleef ongepubliceerd en zonder opusnummer en werd pas in 1926
teruggevonden. Enkel de bekende polka, de derde beweging werd uitgevoerd als
een afzonderlijk werkje voor strijkkwartet.
Het tweede strijkkwartet brengt ons
niets nieuws. Het dateert van het bijzonder vruchtbare jaar 1878 en kreeg zijn
première op 28 december van dat jaar in Praag. Het is wat soberder dan het
eerste kwartet, wat strakker opgebouwd. Ook hier vinden we, in het trage tweede
deel, de Tsjechische sousedská terug,
een soort Ländler in driekwartsmaat
waarvan Fibich duidelijk heel veel hield.
Het Tema con variationi van 1883 was een gelegenheidswerkje, slechts
twaalf minuten lang. Ook dit bleef verstoken van publicatie en opusnummer en
dus van uitvoeringen. Het verschijnt hier voor het eerst weer als een welkome
aanvulling.
Zdeněk Fibich was een tijdgenoot van zijn
Tsjechische landgenoten Bedřich Smetana, Antonín Dvořák en LeoJanáček. Toch verschilde hij van
hen: zijn moeder was een Weense en zijn vader was in dienst bij de heersende
klasse, de Duitssprekende Habsburgers. Fibich kreeg een eersteklas internationale
opleiding die hem in Wenen, Praag, Leipzig, Parijs en Mannheim bracht. Hij was
een kosmopoliet veeleer dan een nationalist, hoewel zijn muziek zeker zo fel
gekruid is door de Tsjechische volksmuziek als van zijn veel bekendere landgenoten,
die precies door hun uitgesproken nationalisme de volle aandacht kregen van
binnen- en buitenlandse muziekliefhebbers, terwijl Fibich in eigen land
geschuwd werd en in het buitenland verwaarloosd en geminacht om zijn gebrek aan
fervent nationalisme.
Met deze
bijdrage hoop ik de belangstelling voor deze interessante figuur een beetje aangewakkerd
te hebben; voor mij was het in alle geval een interessante kennismaking.
Het loont de
moeite om zich bij deze gelegenheid even te verdiepen in dat Tsjechische
nationalisme. Ik vermeld hier slechts de brutale Germanisering door de
Habsburgers vanaf 1620, die gepaard ging met een grondige contrareformatie, de gewelddadige
herinvoering van het katholicisme door de Jezuïeten in een land dat voor bijna
100% protestants was sinds de Hussieten. Tsjechisch werd als taal volledig
uitgeroeid, boeken in die taal werden als ketters publiek verbrand. Als gevolg
van deze repressie verlieten miljoenen Tsjechen gedwongen hun land. Het was pas
in de 19de eeuw dat het nationalisme, zoals in vele andere landen,
enig succes boekte, dat de volkstaal stilaan weer opgang maakte en dat men weer
aanknoopte met de nationale tradities.
Maar dan
kwamen de verschrikkingen van de beide Wereldoorlogen, die de etnische tegenstellingen
opnieuw hoog deden oplaaien. De nieuwe Duitse bezetting, nu door de Nazis was even
brutaal als de vorige. Toen het land bevrijd werd door de Russische troepen,
leidde dat tot de verdrijving van miljoenen etnische Duitsers; in 1948 zorgde een
coup ervoor dat Tsjecho-Slowakije achter het IJzeren gordijn belandde. De Praagse
Lente werd in 1968 met wapengeweld door de landen van het Warschaupact bloedig
onderdrukt. Ze bleven er tot aan de Fluwelen revolutie van 1989, toen het
communisme vreedzaam ten onder ging. In 1993 splitste de in 1918 kunstmatig samengevoegde
staat zich even vreedzaam op in de onafhankelijke staten Slowakije en Tsjechië.
Vandaag is Tsjechië lid en zelfs tijdelijk voorzitter van de Europese Unie.
Categorie:muziek Tags:muziek
16-07-2011
Digileen
Digileen:
het is misschien niet de meest welsprekende term, maar hij heeft het
belangrijke voordeel dat hij Nederlands is, of toch gebaseerd op Nederlandse
woorden en niet op Engelse. Al te vaak immers zien we dat de media en zelfs de
overheid gebruik maken van Engelse termen om onze aandacht te trekken, ook als
dat helemaal niet nodig is. Zo heet de toepassing om je federale belastingsbrief
via internet in te vullen: Tax on Web. Waarom? Engels is niet een van de drie
landstalen, maar misschien is dat net de reden
Digileen
staat voor digitaal lenen, dat had je zelf ook wel kunnen vinden. Het zegt niet
wat we kunnen lenen en dat zal ik je vertellen. Het is een dienstverlening via de
openbare bibliotheken in Vlaanderen en Nederland (denk ik), waarbij je muzikale
cds gratis kan beluisteren. In feite gaat het om een dienst van de Centrale
Discotheek Rotterdam (CDR), via hun website
(je kan dit ook als een Nederlands woord lezen: zowel web als site zijn
Nederlandse woorden, zeg dan: websiete).
Hoe
gaat het in zijn werk? Je begint met het aanmaken van een account (daar gaan we weer); je surft hierheen http://www.digileen.nl/Digileen/ en je vraagt en krijgt
gratis een inlognummer en een paswoord. Daarmee meldt je aan en dan kan je kiezen
uit tienduizend cds, gerangschikt in twee categorieën, populair en klassiek,
met talrijke zoekmogelijkheden, bijvoorbeeld: kwartet voor violen. Je krijgt
honderd credits (waarom geen punten?)
per week en je hebt één credit nodig
per track (of onderdeel van een cd). Je
kiest een cd uit, ontleent die en zo verschijnt die op uw afspeellijst. Daar
kan je klikken op wat je wil beluisteren, tot 70 (!)maal toe binnen de week dat
die op uw afspeellijst blijft staan. Je hoeft niets te downloaden, geen programma en geen data, alles wordt gestreamd, dus rechtstreeks beluisterd
op de website, er komt niets blijvend op jouw computer terecht.
Het
programma werkt heel vlot, je hebt wel een recente web browser zoals Internet Explorer, Firefox, Safari of Google
Chrome nodig en de meest recente versie van de Flash Player, maar die zijn
allemaal gratis ter beschikking op het web en ze staan bijna zeker al op je
computer.
Het
aanbod is zeer ruim: tienduizend cds, maar het is ook erg beperkt. Je vindt er
hoofdzakelijk cds van Naxos en enkele andere goedkope merken, de grote en meer
prestigieuze firmas ontbreken volledig: niets van Deutsche Grammophon, EMI,
Warner, Universal of Sony, zelfs niet van kleinere onafhankelijke merken als
Hyperion of Accent. Maar Naxos alleen al heeft een fenomenaal aanbod in grote
verscheidenheid, met heel wat uitstekende oudere en belangrijke historische
opnamen en vooral ook veel onbekende namen, zowel van componisten als van
uitvoerende artiesten. Je vindt er ook recente opnamen van al de klassiekers,
maar dan met minder bekende maar daarom niet minder goede uitvoerders. Een
echte goudmijn, maar zoek bijvoorbeeld niet naar Cecilia Bartoli of Philippe
Jaroussky, wel naar Gigli, Karajan, Theodorakis
Ik
vind het een uitstekende aanvulling van het bestaande muziekaanbod. Ik genoot
al van de strijkkwartetten van Schumann, enkele minder bekende werken van
Frederick Delius en de filmmuziek bij Hamlet van Sjostakovitsj. Er staan ook
enkele liedcycli van Schubert klaar met Prégardien en operamuziek van
Theodorakis, gebaseerd op de klassieke Griekse dramas, ik ben benieuwd.
Tienduizend cds, het zou moeten lukken dat er niets bij is dat ook jou
interesseert. Ga eens rondneuzen op de website, het kost je niets behalve je
tijd.
Categorie:muziek Tags:muziek
14-07-2011
Ave Maria?
Ave Maria?
In mijn jeugd was de Mariaverering niet alleen
vanzelfsprekend, ze was ook alomtegenwoordig: Waar men gaat langs Vlaamse
wegen, oude hoeve, huis of stronk, komt men u Maria tegen, staat uw beeltenis
te pronk. Hoe dikwijls heb ik met de krop in de keel maar uit volle borst de
hoge noten gezongen van het ontroerende Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen, naar
het overtuigde voorbeeld van mijn begeesterde Vader zaliger? Maar er is geen
aspect van het Vlaamse katholicisme en de bijhorende volksdevotie dat zo snel en
grondig ten onder gegaan is als precies die Mariaverering. Wij kunnen ons nu
niet meer voorstellen hoe het vroeger geweest is, maar Maria was ooit de vierde
persoon van de christelijke God, naast de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
In rangorde kwam ze, zeker bij de gewone mensen, vaak zelfs op de eerste
plaats. Zij was inderdaad de Koningin van de Hemel, Regina Caeli.
Toen ik in 1968 secretaris werd van de Leuvense Theologische
Faculteit was er in de grondig vernieuwde programmas geen sprake meer van
Mariologie en dat is zo gebleven tot de dag van vandaag. Men wist blijkbaar met
de figuur van Maria geen blijf, men zat theologisch verveeld met de dogmas over
de maagdelijke geboorte van Jezus, over haar onbevlekte ontvangenis (dit is de al
even merkwaardige veronderstelling dat Maria zou geboren zijn, als enige mens
op aarde, zonder de erfzonde, niet te verwarren met het feit dat ze ontvangen
is van de Heilige Geest en dus maagd bleef als moeder van Jezus), over haar
ten hemelopneming. En dus werd ze doodgezwegen. De pogingen van paus Johannes
Paulus II, de vrome Pool Woitiła, om daarin enige verandering te brengen, onder meer door
zijn mediatieke pelgrimstochten naar de bekende Maria-oorden, hebben slechts
een beperkt succes gehad, zelfs in Polen. De tijd van Maria is voorgoed
voorbij. De dogmas hebben geen enkele grond, de volksdevotie is gegrond op
heidense en aardse moederbeelden en kleurrijke maar totaal ongeloofwaardige legenden.
Het was allemaal misschien wel goed bedoeld, maar men is duidelijk veel te ver
gegaan in die verering, de fantasie is op hol geslagen, de ontnuchtering was
onvermijdelijk.
Een
typisch voorbeeld van die onbesuisde overdrijving vinden we in de manier waarop
men is omgegaan met een van de liederen van Schubert, het alom bekende Ave Maria. Er is wellicht geen zanger of
zangeres die niet ooit bezweken is voor de verleiding om dit lied te brengen,
bij een trouwfeest of een andere religieuze plechtigheid, of zomaar, omdat het
zo mooi is. Pavarotti, Joan Baez, Stevie Wonder, Perry Como, Carreras, Andrea Bocelli,
Barbra Streisand en nog honderden anderen hebben het Ave Maria gekweeld. De tekst
is die van het Weesgegroet, maar dan in het Latijn: AveMaria
Het zijn de woorden waarmee de engel Gabriel Maria
begroet wanneer hij haar bezoekt, op het ogenblik dat haar veel oudere nicht
Elizabeth in de zesde maand is van haar zwangerschap: de veel geschilderde Boodschap
aan Maria. Toen Maria daarop haar nicht Elizabeth, de toekomstige moeder van
Johannes de Doper, ging bezoeken, begroette die haar op haar beurt met dezelfde
woorden: Benedicta tu inter mulieres
en voegde eraan toe: et benedictus
fructus ventris tui. Daarmee hebben we de eerste helft van het of de
Weesgegroet, met de latere toevoeging van Maria in het begin en die van Jezus
aan het einde, om misverstanden te vermijden. Tot in de dertiende eeuw was dat
overigens de hele tekst, zoals blijkt uit de commentaar die Thomas Aquinas
erbij schreef. En voor 1050 is er zelfs geen spoor van een dergelijke liturgische
tekst Het christendom heeft het in de eerste duizend jaar van zijn bestaan
moeten doen zonder Weesgegroetjes, maar dat is ruim goedgemaakt door de
miljarden exemplaren die in de volgende duizend jaar door de vingers geglipt
zijn van kralenschuivende en rozenkransen prevelende simpele zielen.
Ik wil
er nog op wijzen dat het kindsheidevangelie enkel bij Lucas voorkomt: Zacharias
en Elisabet als wel zeer overjaarse ouders van Johannes de Doper en verwanten
van Maria, de Boodschap aan Maria, het bezoek van Maria aan Elisabet met het
Magnificat, de geboorte van Johannes de Doper, de volkstelling en de geboorte
van Jezus, de besnijdenis van Jezus en de opdracht in de tempel, Simeon en
Anna, de twaalfjarige Jezus in de tempel: het staat allemaal enkel bij Lucas;
Matteüs heeft dan weer als enige een boodschap aan Jozef, de geboorte zelf, de drie
koningen, de vlucht naar Egypte en de kindermoord. Marcus en Johannes beginnen
met het publieke leven van Jezus. Dat is een knap staaltje van vermetele, door
geloofsijver verblinde tekstkritiek door de kerkelijke instellingen die de
canonieke geschriften hebben vastgelegd, die met andere woorden een definitieve
keuze gemaakt hebben uit een veel groter geheel van teksten. Elke filoloog zou,
wanneer hij vier bronnen heeft (de evangelisten) en wanneer slechts één ervan
een feit vermeldt, terwijl het overgrote deel van de teksten ten minste drie
van de vier bronnen vermeldt staat, dit als een voldoende reden beschouwen om
dat ene getuigenis te schrappen als verdacht. Niet zo bij de Schriftgeleerden
van het vroege christendom: al wat paste in hun kraam was juist en goed en het origineel
Woord van God zelf, wat niet paste, hebben ze zonder meer geschrapt als des
duivels, als Satansverzen zoals die in de Koran waarmee Salman Rushdie zich een
fatwa op de hals haalde.
De Bijbelse
bron voor het eerste deel van de tekst van het Weesgegroetje is met andere
woorden op zijn zachtst gezegd onbetrouwbaar.
Wanneer
het tweede deel erbij gekomen is, weten we niet. Het luidt: Heilige Maria,
Moeder Gods, bid voor ons, arme zondaars, nu en in het uur van onze dood. Amen.
De tekst van dit tweede luik verschijnt voor het eerst in een wiegendruk in
1495 van uitgerekend Girolamo Savonarola, namelijk in zijn commentaar op het Ave
Maria. Wellicht zijn de woorden van dit tweede tekstgedeelte gaandeweg aan het
eerste toegevoegd in de liturgische praktijk en de volksdevotie. De eerste
woorden, vooral het Moeder Gods komen wellicht uit de Griekse traditie, waar Maria
de Theotokos, zij die God baarde en Maagd was. Het tweede deel raakte wijd
verspreid onder de katholieken in de zestiende eeuw, vooral na het Concilie van
Trente, toen de tekst werd opgenomen in de Catechismus van Trente in 1566.
Merkwaardig is dat de Anglicanen, die al in 1559 officieel afgescheiden waren van
Rome, het Hail Mary zijn blijven
gebruiken. Luther was veel kritischer voor de rol van Maria als een halve of
hele godheid en een voorwerp van aanbidding, maar behield de devotie, wellicht
onder druk van het gewone volk. Hij hield het echter bij de eerste helft van de
tekst, die enkel de Bijbelse woorden bevat.
Laten we terugkeren naar het Ave Maria van Schubert. De tekst die wij (bijna) altijd horen is
die van de Latijnse Weesgegroet, maar dat is helemaal niet de tekst die
Schubert op muziek zette! Dit lied maakt deel uit van een cyclus van zeven
liederen die Schubert in 1825 componeerde op teksten van Sir Walter Scott, meer
bepaald uit zijn beroemde episch gedicht The
Lady of the Lake (1810), in een losse Duitse vertaling van Adam Storck. Het
zogenaamde Ellens dritter Gesang,
Ellens derde lied is het zesde lied en het begint inderdaad met Ave Maria, maar daar houdt de letterlijke
tekst van het Weesgegroet ook op. Wat volgt is dit:
Storcks vertaling voor Schubert
Ave Maria! Jungfrau mild,
Erhöre einer Jungfrau Flehen,
Aus diesem Felsen starr und wild
Soll mein Gebet zu dir hin wehen.
Wir schlafen sicher bis zum Morgen,
Ob Menschen noch so grausam sind.
O Jungfrau, sieh der Jungfrau Sorgen,
O Mutter, hör ein bittend Kind!
Ave Maria!
Ave Maria! Unbefleckt!
Wenn wir auf diesen Fels hinsinken
Zum Schlaf, und uns dein Schutz bedeckt
Wird weich der harte Fels uns dünken.
Du lächelst, Rosendüfte wehen
In dieser dumpfen Felsenkluft,
O Mutter, höre Kindes Flehen,
O Jungfrau, eine Jungfrau ruft!
Ave Maria!
Ave Maria! Reine Magd!
Der Erde und der Luft Dämonen,
Von deines Auges Huld verjagt,
Sie können hier nicht bei uns wohnen,
Wir woll'n uns still dem Schicksal beugen,
Da uns dein heil'ger Trost anweht;
Der Jungfrau wolle hold dich neigen,
Dem Kind, das für den Vater fleht. Ave Maria!
Hymn to the Virgin by Sir Walter Scott
Ave Maria! maiden mild!
Listen to a maiden's prayer!
Thou canst hear though from the wild;
Thou canst save amid despair.
Safe may we sleep beneath thy care,
Though banish'd, outcast and reviled -
Maiden! hear a maiden's prayer;
Mother, hear a suppliant child!
Ave Maria
Ave Maria! undefiled!
The flinty couch we now must share
Shall seem this down of eider piled,
If thy protection hover there.
The murky cavern's heavy air
Shall breathe of balm if thou hast smiled;
Then, Maiden! hear a maiden's prayer,
Mother, list a suppliant child!
Ave Maria!
Ave Maria! stainless styled.
Foul demons of the earth and air,
From this their wonted haunt exiled,
Shall flee before thy presence fair.
We bow us to our lot of care,
Beneath thy guidance reconciled;
Hear for a maid a maiden's prayer,
And for a father hear a child! Ave Maria.
Dit behoeft geen vertaling, vind ik, het is geen grootse
poëzie, maar nogal gezwollen Engelse romantiek, die in het Duits nog zwaarder
op de hand is.
Het hoeft ons niet te verwonderen dat de katholieke
gemeenschap dit muzikaal prachtige lied heeft geaccapareerd, zeg maar gestolen.
De aanhef is al voldoende als aanleiding, je hebt alleen nog een overijverige
kwezel nodig die de tekst van Walter Scott en de Duitse vertaling verwerpt als
te werelds en enkele haastige kunstgrepen en domme herhalingen inlast om héél
het Ave Maria te doen passen in de
ingetogen muziek van Schubert. Maar het blijft diefstal: Schubert heeft immers
zijn muziek niet geschreven voor het Weesgegroet, maar voor een zeer werelds romantisch
gedicht van Scott, dat destijds overal in Europa gelezen werd. Schubert was
overigens een geenszins timide kritische gelovige en van het triomfantelijke institutionele
katholicisme van zijn tijd moest hij helemaal niets weten: in àl zijn missen
laat hij uit het Credo deze zin weg: et
in unam, sanctam, catholicam et apostolicam ecclesiam, veel duidelijker kan
het niet zijn: de ene, heilige, katholieke en apostolische kerk kon hem
gestolen worden.
In de geslaagde en intussen tot ons cultureel erfgoed
behorende film Fantasia (1940!) van
Walt Disney volgt het Ave Maria van
Schubert op de Nacht op de kale berg van Moessorgski, met een aangepaste
Engelse tekst van de hand van Rachel Field (1894-1942), in haar tijd een heel
bekende Amerikaanse schrijfster van hoofdzakelijk kinderverhalen. Van de drie
strofen werd alleen de derde in de film gebruikt, zonder auteursvermelding,
misschien wel op vraag van een terecht beschaamde schrijfster. De tekst heeft
nog maar weinig te maken met het origineel, de Duitse vertaling of het
Weesgegroet, al zijn er echos van alle drie:
Ave Maria! Heaven's Bride.
The bells ring out in solemn praise,
for you, the anguish and the pride.
The living glory of our nights,
of our nights and days.
The Prince of Peace your arms embrace,
while hosts of darkness fade and cower.
Oh save us, mother full of grace,
In life and in our dying hour,
Ave Maria!
Ave Maria! Bruid des Hemels
De klokken luiden
in plechtige lofzang
Voor u, uw angsten
en uw trots.
De levende
heerlijkheid van onze nachten
Van onze nachten en
onze dagen
Uw armen omhelzen
de Prins van Vrede
Terwijl de machten
der duisternis vervagen en zich verschuilen
O, bewaar ons,
moeder vol van genade
Tijdens ons leven
en in het uur van onze dood
Ave Maria!
Ik heb deze
vertaling rap gemaakt om een idee te geven van de rijmelarij die hier voor
diepzinnigheid doorgaat bij Walt Disney.
Er zijn nog meer
vertalingen, aanpassingen en varianten geschreven op de zuivere muziek van dit aangrijpend
Schubert-lied; ze zijn evenmin het vermelden waard als het bovenstaande, ze
blijven ver onder de artistieke kwaliteit van Schuberts muziek.
Als je nog eens het
Ave Maria hoort van Schubert, let dan
eens op de woorden: is het de christelijke versie met het Weesgegroet, of het
origineel van Scott in het Duits?
Ik eindig mijn
deconstructief verhaal met een andere heel bekende muzikale versie van het
Weesgegroetje, waarbij meestal als componist vermeld wordt: Bach/Gounod. Het
eveneens nogal ontluisterende verhaal daarachter is dat Charles Gounod, de
Franse romantische componist in 1859 als een spielerei een eenvoudige piano-improvisatie
schreef bovenop de melodie die Bach 137 jaar tevoren componeerde als de heerlijk
eenvoudige maar pregnante Prelude, het eerste deel van zijn Wohltemperierte Klavier. Gounod speelde
daarbij de twee melodieën gewoon tegelijk, een goocheltruc die door het succes
uitgedaagde pianovirtuozen wel meer uithalen om hun vingervlugge kunstjes te
etaleren, denk aan Liszt. Het was de pianist Zimmerman, later de schoonvader
van Gounod, die de combinatie verder uitwerkte voor viool en neuriënd kinderkoor,
nog steeds zonder verwijzing naar het Weesgegroet. Pas veel later knutselde hij
ook de versie voor solostem ineen op de vertimmerde tekst van het Weesgegroet
die zon kerkelijk succes zou worden.
Bach dacht dus
helemaal niet aan deze aanpassing van zijn muziek voor liturgisch of devoot
gebruik en Gounod al evenmin! Er was weer een kwezel of een commercieel talent nodig,
een combinatie die merkwaardig genoeg niet uitzonderlijk is, om het
niet-religieuze muzikaal genie van anderen te usurperen en er het gezongen gebed
(qui bene cantat, bis orat, of wie goed zingt, bidt tweemaal, gemeenzaamtoegeschreven aan Augustinus maar zoals
veel andere citaten niet in zijn oeuvre terug te vinden, klik en lees dit) van te maken dat Pavarotti en
honderden anderen in talloze zeemzoete versies hebben gebracht en dat je nu nog
rond Kerstmis in felverlichte winkelstraten en slechte tv-shows te verwerken krijgt.
Ad fontes! Terug naar de bron: luister eens
naar de originele versies van Schubert, Gounod en Bach en laat de religieuze Schwärmerei voor de romantische vrome
zielen van de negentiende-eeuwse economisch onderdrukte en intellectueel domgehouden
en gehersenspoelde gelovigen.
Categorie:muziek Tags:muziek
08-07-2011
Beethoven in de solden
Begin juli is het weer de tijd van de zomersolden. Ikzelf merk daar niet
veel van, ik heb zeer beperkte noden wat mijn kledij en mijn schoeisel betreft,
alles gaat vele jaren mee, zeker nu ik me niet elke dag meer hoef aan te tutten
om een representatieve functie aan de universiteit uit te oefenen. Amazon, s
werelds grootste internetboekhandel en muziekwinkel, doet ook mee aan de solden
en stuurde me onlangs een gepersonaliseerd mailtje om dat aan te kondigen. Op
grond van mijn koopgedrag selecteerden ze een aantal cds, dvds en boeken die
me zouden kunnen interesseren en ik moet toegeven: het was een schot in de
roos.
Enkele weken geleden had ik me laten verleiden om een dubbele dvd te kopen
met daarop zes strijkkwartetten van Beethoven, live uitgevoerd door het
uitstekende Alban Berg Quartett in de Mozart-Saal van het Konzerthaus in Wenen
in 1989. Het bleek een goede keuze te zijn: magnifieke video-opname, prachtige
klank en bovendien: meer dan drie uur muziek en beeld van de bovenste plank voor
6,99 euro! Maar het kan nog beter: de eerste twee dubbeldvds van de volledige
reeks van drie zijn nu bij Amazon te koop in de formule vier cds voor twintig
euro, verzendkosten inbegrepen! Lieve lezer, dit is pas een koopje! Naast de
twee Beethoven-dvds kan je dus nog twee cds of dvd kiezen uit de duizenden
klassieke of andere interessante aanbiedingen. Ik heb mijn keuze onmiddellijk
gemaakt en kijk watertandend uit naar de postbode (of toch naar wat hij
meebrengt) in de komende dagen. Het is alleen jammer dat het derde volume in de
volledige reeks strijkkwartetten van Beethoven niet goedkoop aangeboden wordt,
maar dat is wellicht een kwestie van tijd, ik houd het in de gaten.
De zestien strijkkwartetten van Beethoven (1770-1827) behoren volgens alle
melomanen tot het beste wat de mens op muzikaal gebied heeft voortgebracht. Ze zijn
geschreven tussen 1799 en 1826 en illustreren perfect de evolutie die Beethoven
en de Westerse muziek in die periode heeft doorgemaakt. Een betere uitvoering
dan die van het ABQ is nauwelijks denkbaar. Dat we dit nu voor een bespottelijke
prijs in huis kunnen halen op dvd is werkelijk ongelooflijk. Muziekliefhebbers
zijn dezer dagen echt verwend. Niet alleen nu in de solden, maar het hele jaar
door is een groot aantal ietwat oudere maar uitstekende uitvoeringen van de
beste klassieke muziek nu te koop voor drie, vier euro. Het volstaat om even te
zoeken, het best bij Amazon France want als je daar bestelt, betaal je geen
porto voor verzendingen vanaf 15 euro. Warm aanbevolen!
Categorie:muziek Tags:muziek
17-05-2011
Muziek en woord
Enkele dagen geleden vermeldde ik hier kort een boek over de
componist Sjostakovitsj en zijn vijftien strijkkwartetten. Op de site van
Amazon, de internetboekhandel, kan je bij elk boek, CD of DVD een beoordeling
achterlaten, uitgedrukt in één tot vijf sterren; je kan er ook je opinie
verwoorden. Dat had ik heel kort gedaan, om mijn zuinige twee sterren (I dont like it) toe te lichten. Daarop kwam
reactie, eerst van een andere klant, maar vervolgens ook van de auteur van het
boek, Wendy Lesser, die ik hier tot nog toe welvoeglijkheidshalve onvermeld had
gelaten. Ik heb op hun opmerkingen gereageerd, je kan het allemaal nalezen als
je wil, klik hier.
Het gaat om deze vraag: hoe spreken of schrijven over muziek?
Muziek is voor mij onmisbaar, ik kan niet leven zonder
muziek. Van s morgens vroeg tot s avonds laat staat er muziek op, mijn
verzameling cd's, dvds en boeken over muziek groeit wekelijks aan. Op tv is de
muziekzender Mezzo veruit het meest bekeken en beluisterd. Op mijn website schrijf
ik vaak over muziek. Alleen het bijwonen van live muziekuitvoeringen is in de
loop van de jaren sterk verminderd: ik ben een echte huisduif geworden.
Schrijven over muziek is niet gemakkelijk, dat ervaar ik
telkens weer, bij het schrijven en bij het lezen. Dat komt doordat muziek
abstract is. Het is niet zoals bij de taal, waarbij woorden een herkenbare
betekenis hebben. Als ik zeg: ik lust geen soep, dan is dat een duidelijke
uitspraak, men weet wat ik bedoel. Maar er is geen enkele manier waarop een componist ons met louter muzikale middelen deze simpele boodschap kan duidelijk maken. Hij kan desnoods een hele symfonie schrijven gebaseerd op zijn afkeer van soep, zijn hele oeuvre kan erop gebaseerd zijn, maar als hij het niet met zoveel woorden zegt, kunnen we het niet te weten komen. En als zijn biograaf ons op de hoogte brengt van zijn levenslange worsteling met soep, dan zullen wij dat waarschijnlijk niet aanvaarden als het allesverduidelijkend thema en de laatste grond van zijn muziek. Muziek gaat niet over soep.
Als Beethoven zijn vijfde symfonie begint en
doorspekt met een duidelijk thema: tedededèèèè, dan herkennen we dat wel, maar
wat betekent het? Betekent het wel iets? Altijd hetzelfde? Voor iedereen? Niet
dus. Muziek is muziek en je kan muziek niet vertalen, letterlijk: je kan de
noten of de klanken niet omzetten in taal, er is geen rechtstreeks eenduidig
verband tussen muziek en taal.
Muziek is een eigen vorm van menselijke expressie, waarbij
we op een georganiseerde manier gebruik maken van allerlei klanken en stilte,
voortgebracht op velerlei manieren. Het is dus een vorm van communicatie, er is
altijd iemand die de muziek voortbrengt en een luisteraar, zelfs als dat alleen
de muzikant zelf is. Maar het is geen concrete communicatie, zoals taal,
waarbij de betekenis de essentie van de communicatie is. Als je niet begrijpt
wat iemand zegt, bijvoorbeeld omdat je zijn taal niet verstaat, dan is er geen
communicatie. Muziek is, globaal gezien, universeel. Je hoeft geen Rus te zijn
om Russische muziek te kunnen beluisteren. Meer nog: je kan muziek die gebruik
maakt van een vreemde taal, tóch beluisteren en ervan genieten, we doen dat bij
vrijwel alle gezongen muziek, want de klassieke of ernstige muziek in het
Nederlands is beperkt in aanbod en de tekst van gezongen muziek is zelden zonder
meer verstaanbaar. Het gaat dus niet zozeer om een begrijpen, zoals bij taal.
Ik luister verrukt naar MadamaButterfly zonder voldoende Italiaans
te verstaan om elk woord te vatten, naar Wagners Ring zonder zijn gezwollen Duits op de voet te volgen enzovoort. Muziek
staat dus los van taal, het is een vorm van communicatie maar dan wel een
bijzondere vorm en misschien is het ook wel meer dan alleen maar communicatie. Het
gaat bij muziek immers in de eerste plaats niet om de betekenisoverdracht. Als
ik naar de bakker ga, dan bestel ik geen taart al zingend. Als ik zing, dan doe
ik dat niet om een taart te bestellen. Muziek is dus meer dan taal, meer dan louter
communicatie. Muziek heeft te maken met emotie. Wij luisteren naar muziek op de
achtergrond omdat we dat aangenaam vinden. Soms grijpt muziek ons aan, zonder
dat we goed weten waarom. Ik kan niet naar Madama
Butterfly luisteren zonder tranen in mijn ogen te krijgen, hoe vaak ik er
ook naar luister. Als ik de Goldbergvariaties hoor, dan ben ik gefascineerd van
het begin tot het einde, telkens weer. Er zijn muziekstukken die heel veel
mensen beroeren. Er zijn er die mensen treffen in het diepste van hun wezen. Muziek
doet iets met een mens. Maar je hebt er veel minder vat op dan bij taal,
behalve misschien in het geval van poëzie. Waarom is Un bel di vedremo uit Puccinis Butterfly
zo aangrijpend? Dat was voor mij al zo lang voor ik het verhaal van de
opera kende, of de betekenis van de aria in het stuk, lang voor ik de tekst begreep.
Muziek kan direct aangrijpen, los van taal. Dat is wat ik
bedoel als ik muziek abstract noem. Ze is niet concreet zoals taal, waarbij elk
woord een vaste betekenis heeft. Muziek werkt niet op die manier. Het is niet
zo dat een bepaalde toonhoogte, klank, ritme, tempo of melodie verbonden is aan
een welbepaalde betekenis of emotie. Dezelfde emotie, bijvoorbeeld droefenis,
kan de muziek op een ontelbaar aantal manieren oproepen; maar er is geen enkele
garantie dat die muziek dat effect zal hebben bij alle toehoorders. Wat voor de
ene nietszeggend is, doet iemand anders in tranen uitbarsten. Wat mij in extase
brengt, is voor jou oervervelend. En omgekeerd, wellicht.
Je voelt aan wat ik bedoel: muziek en woord zijn essentieel verschillend.
Wanneer men dan over muziek wil spreken en schrijven en lezen, stelt zich een ernstig
probleem. Er is een duidelijke incompatibiliteit, ze passen niet naadloos bij
elkaar. Al de boeken die geschreven zijn over de Vijfde van Beethoven kunnen
ons die muziek zelf niet brengen. We kunnen onmogelijk die muziek reconstrueren
aan de hand van wat erover geschreven is. Zelfs de meest gedetailleerde of
lyrische omschrijving schiet tekort. Als je de muziek zelf niet gehoord hebt, dan
weet je er niets over, hoeveel je er ook over leest. En als je ze beluisterd
hebt, dan zijn alle woorden overbodig.
Blijkbaar echter hebben wij mensen een grote behoefte aan
woorden over muziek, als je ziet hoeveel erover geschreven en gelezen wordt. Er
zijn verscheidene manieren om dat te doen. Je kan een fysieke beschrijving van
de muziek geven, van wat je hoort, zeer algemeen of in minutieus detail. Of je
kan de reacties beschrijven die de muziek heeft op de toehoorder, de emoties
die ze oproept. Die laatste manier van spreken over muziek lijkt de meest voor
de hand liggende en de gemakkelijkste, maar dat is niet zo, vind ik. Zoals we
al zeiden, reageert niet iedereen op dezelfde manier op muziek. Veel hangt af
van elk van de toehoorders, van hun stemming op dat moment, van hun achtergrond,
kennis van de muziek, vertrouwdheid met genres en uitvoeringspraktijken en met
de muziekgeschiedenis, met hun persoonlijke levensomstandigheden, hun
opvoeding, hun cultuur. Dat is zo voor degene die na het beluisteren over die muziek
schrijft, maar ook voor degene die dat vervolgens leest. Het is perfect
mogelijk dat twee personen naar hetzelfde muziekstuk luisteren en het zeer
verschillend interpreteren, aanvoelen en begrijpen. Wie dus over muziek
schrijft en daarbij vooral zijn persoonlijke reacties weergeeft, zijn gevoelens
en emoties, begeeft zich op glad ijs. De kans is immers groot dat een lezer, of
alle lezers, het grondig oneens zijn of geen enkel begrip kunnen opbrengen voor
de mening van de recensent.
Dat was mijn reactie op het boek van Wendy Lesser over Sjostakovitsj.
Wanneer ze over elk van de vijftien strijkkwartetten haar eigen emotionele luisterervaringen
beschrijft, dan heb ik daar zo goed als niets aan. Ik ben Wendy Lesser niet.
Wat zij aanvoelt, raakt mij niet. Het zou kunnen van wel, natuurlijk, maar de
kans is klein. Over smaken en kleuren verschillen mensen van mening, over kunst
nog meer, over muziek bijna altijd. Als je zeer algemeen blijft, heb je minder kans
om op tegenspraak of onbegrip te stuiten, maar dan dreigt het gevaar dat je
nietszeggend, oninteressant bent. Als je een zeer uitgesproken mening vertolkt,
is de kans klein dat veel mensen je daarin zullen volgen. Iedereen heeft een eigen,
zeer persoonlijke ervaring met een muziekstuk en de opinie van een ander is
niet meer dan dat en ook niet meer waardevol dan de eigen appreciatie. Muziek
mag dan al universeel zijn, ze is niet eenduidig.
Er is echter nog een ander aspect dat me danig tegenstak in
dat boek. De auteur combineert haar persoonlijke opinies en gevoelens over de
kwartetten met uitvoerige biografische gegevens over de componist. Dat is niet
ongebruikelijk, maar het is een zeer riskante manier van doen. Je gaat er dan
immers van uit dat er inderdaad een directe band is tussen het leven van de
componist en zijn kunstwerken. Dat is ongetwijfeld en vanzelfsprekend zo, maar
alleen in algemene zin, niet in detail. Als een componist een muziekstuk maakt,
dan is dat het resultaat van een groot aantal factoren, zowel interne, die zijn
of haar persoon betreffen, als externe, uit de wereld rondom hem of haar. Maar
het is onmogelijk, zelfs voor de kunstenaar zelf, om elk van die elementen te
duiden, te analyseren en te verklaren. Waarom doen wij dingen? Meestal weten we
het zelf niet. Soms is er een duidelijke aanleiding, maar vaak ook niet. Dat is
ook zo voor een kunstenaar. Wie meent dat het complexe geheel van een
compositie rechtstreeks kan verklaard worden uit de gebeurtenissen in het leven
van de componist, die dwaalt. Wat er omging in het hoofd of het hart van een
kunstenaar, daar hebben wij geen weet van, daar staat de kunstenaar zelf meestal
niet bij stil.
Maar zelfs als we het zouden weten, bijvoorbeeld omdat de
componist ons daarover informatie heeft nagelaten, in dagboeken, interviews of
wat dan ook, of uit getuigenissen van familieleden, vrienden, kennissen of bekende
uitvoerders van zijn muziek, dan nog moeten we die informatie met de grootste
omzichtigheid benaderen. Het kan zeer goed zijn dat hij of zij een bepaald
gevoel heeft vertolkt in een bepaalde passage, of een verwijzing maakt naar een
bepaalde gebeurtenis, maar er is geen enkele reden om aan te nemen dat wij dat
zouden kunnen achterhalen enkel door naar de muziek te luisteren. Iedereen weet
dat Beethoven langzaam aan doof is geworden. Maar kunnen wij dat proces
terugvinden in zijn muziek? Is er een verschil tussen de composities voor zijn
doofheid en erna? Kunnen we uit zijn muziek opmaken dat hij doof was? Ik meen
van niet. Onlangs las ik dat ook een andere componist doof is geworden,
namelijk Smetana. Ik heb al vaak muziek van hem gehoord, zoals het zeer
populaire Ma Vlast, met de
meeslepende muziek over de Moldau, waarin we ons Ik zag Cecilia komen herkennen. Maar ik heb op geen enkel ogenblik
gedacht: die man was duidelijk doof. En toch was dat zo en ongetwijfeld was dat
een ongemeen belangrijk gegeven in het leven van een componist en ongetwijfeld
heeft Smetana dat in zijn muziek verwerkt. Maar muziek leent zich niet tot
dergelijke detectiveverhalen. Je kan uit een muziekstuk niet afleiden wat tot
het ontstaan ervan geleid heeft. Elke poging om dat te achterhalen, aan de hand
van biografische gegevens, is zo goed als nutteloos, enerzijds omdat je nooit
alle elementen zal kunnen terugvinden, maar vooral omdat er gewoon helemaal geen
directe band is tussen de gebeurtenissen en het muzikale kunstwerk.
Ik pleit dus voor de autonomie van het kunstwerk. Hoe het
ook tot stand gekomen is, maakt in feite niet veel uit. Het is wat het is. In
de confrontatie met de individuele toehoorder of toeschouwer gebeurt iets uitzonderlijks.
Het is een ontmoeting tussen het autonome, afgewerkte werk van een kunstenaar
en een willekeurig persoon op een bepaald moment van zijn leven. Je kan dat
vergelijken met de ontmoeting tussen twee personen, met al de rijkdom en de risicos
die een dergelijk treffen inhoudt. Zoals het onmogelijk is om, zelfs bij
bekenden, de hele persoonlijkheid van de andere persoon te doorgronden of
rekening te houden met alle elementen uit zijn of haar verleden, zo is dat ook
voor een kunstwerk, maar dan met nog een toegevoegde moeilijkheid, namelijk het
kunstwerk, dat als een niet te slopen scheidingsmuur tussen jou en de
kunstenaar staat, als een masker dat het ware gelaat blijvend verbergt. We krijgen
enkel het kunstwerk te zien, we horen enkel de muziek, daarmee moeten we het
doen en zo hoort het ook.
Biografieën kunnen boeiend, interessant en zelfs leerrijk
zijn, zeker die van grote artiesten. Hoe beter je iemand kent, hoe dieper een
vriendschap (of een afkeer ) kan zijn. Maar biografieën van kunstenaars zijn een
apart, zinvol literair genre. Ze hebben als dusdanig zo goed als niets te maken
met onze ervaring van kunstwerken die een artiest heeft voortgebracht en spelen
slechts een uiterst geringe rol in de concrete interpretatie van hun betekenis
voor ons. Het zoeken naar rechtstreekse verbanden tussen het leven van een kunstenaar
en zijn of haar kunstwerken is een hopeloze en volslagen nutteloze bezigheid.
Een vage, algemene beschrijving van de individuele emoties
die een muziekstuk bij iemand oproept, los van de klankelementen die ze
veroorzaken, is voor anderen zelden boeiend, interessant of leerrijk, zelfs
niet bij grote artiesten of uitvoerders. Wat heb je eraan dat ik ween bij Butterfly als ik er niet in slaag om je
te laten aanvoelen waarom dat zo is, hoe Puccini dat gedaan krijgt, welke tere
snaren hij in mij beroert en met welke middelen?
Schrijven over muziek zal zich dus in hoofdzaak moeten
beperken tot de fysieke beschrijving van de muzikale ervaring, van de klanken en
desgevallend ook de beelden die ons bereiken, van onze spontane reacties daarop
en van de manier waarop we die verwerken. Dat is in de eerste plaats werk voor
musicologen, maar ook amateurs kunnen zich daaraan ongestoord wagen. Muziek is immers
universeel, ze spreekt iedereen rechtstreeks aan en over die unieke ontmoeting
kunnen we allen zinvol getuigen.
Categorie:muziek Tags:muziek
27-04-2011
Russisch Orthodoxe muziek
De muziek van Rusland is zoals het land zelf:
onmetelijk groot en eindeloos verscheiden. Als je dan iets wil zeggen of
schrijven over die muziek, dan kan je niet anders dan je beperken tot een
aspect daarvan. Maar waarvoor kies je dan? Is er zoiets als typisch Russische
muziek? Allerlei muziekflarden komen uit mijn muzikaal geheugen naar boven
gedreven. Is er één bepaald kenmerk dat alle Russische muziek gemeen heeft? Is
de roemruchte en zo vaak bezongen mystieke Russische ziel terug te vinden in de
muziek?
Laten we het niet te moeilijk maken. Waaraan denken we
spontaan als we het over Russische muziek hebben? Voor mij is dat zonder enige
twijfel de muziek van de Russisch Orthodoxe kerk. Ik heb die in mijn jeugd voor
het eerst gehoord en de herinnering daaraan is steeds levendig gebleven. Dat
heeft me ertoe aangezet om in de voorbije vijftig jaar telkens wanneer de
gelegenheid zich voordeed of wanneer een rusteloos knagend heimwee naar de
sfeer van die eerste contacten zich liet voelen, steeds dankbaar terug te
grijpen naar de mysterieuze aantrekkingskracht die voor zoveel mensen uitgaat
van deze huiveringwekkende, pakkende muziek.
Ik zal je niet vervelen met een geleerd overzicht van
de invloeden die deze muziek heeft ondergaan en hoe ze gegroeid is. Het is
voldoende te weten dat ze geënt is op de Byzantijnse ritus: dat is de manier
waarop het christendom Rusland heeft bereikt. Maar die vroege Grieks-orthodoxe oorsprong
hebben heeft zich vermengd met de volksmuziek van de talrijke volkeren die het
Russische rijk uitmaakten. Later hebben Bulgaarse, Poolse en nog veel andere invloeden
hun stempel gedrukt op de vorm en de inhoud van wat men nu de Russisch orthodoxe
religieuze muziek noemt.
De Russische kerk heeft zich steeds verzet tegen het gebruik
van muziekinstrumenten voor de liturgische vieringen en doet dat vandaag nog
steeds. De kerkmuziek van Rusland is dus steeds onbegeleid gezongen, a capella. Dat is zo voor de strikt liturgische
teksten van de eredienst, maar ook voor alle andere muziek die de bijeenkomsten
opluistert. Ze is vaak monodisch, eenstemmig, maar later ook meerstemmig,
polyfoon en zelfs polychoraal, met twee of meer koren die samen zingen in tal
van partijen.
Lange tijd waren dat steeds mannenkoren, vrouwen
moesten op alle manieren zwijgen in de kerk. In de katholieke kerk had men
dezelfde strenge regels en daar probeerde men het ontbreken van de hoogste stemregisters
te compenseren door het merkwaardige en onmenselijke aberrante verschijnsel van
de castraten en het al even perfide systeem van knapenkoralen, waarvoor al te
jonge kinderen met een goede stem brutaal bij hun ouders weggehaald werden om opgeleid
(en seksueel misbruikt) te worden in scholen verbonden aan abdijen, kerken en
paleizen. Wanneer die kinderen de baard in de keel kregen werden ze zonder meer
gedumpt en kwamen ze niet zelden in de mannelijke prostitutie terecht.
In de Russische kerkmuziek cultiveerde men het gebruik
van de falsetstem, de kopstem, zegt men ook. Russische tenoren slaagden erin om
op die manier de hoogst zingbare regionen te verkennen, maar niet met de
spectaculaire kracht en de briljante schittering van de westerse knapen en
castraten, maar met de zachte gouden glans en de ingehouden luister van de
lichtste en meest kwetsbare, tedere mannenstemmen. Ook in de diepte zocht men
steeds verder naar de uitersten en ontwikkelde zich een traditie die naast de
gebruikelijke bariton- en basstemmen ook nog de basso profundo cultiveerde: de aller-diepste bassen, die aan een
koor nog meer klankkleur geven, nog meer orkestrale diepgang als van een
machtig ensemble van de donkerst grommende contrabassen.
De Russische liturgische muziek ontwikkelde zich samen
met haar kerk tot een artistieke praktijk die een voorname plaats innam in de
maatschappij. Kloosters en kerken groeiden uit tot belangrijke culturele
centra, met professionele koren en eeuwenoude muziektradities. Voor zangers,
koorleiders en componisten was er maar een beroepskeuze: de kerk. Daar konden
ze hun artistieke gaven ontplooien en er ook hun boterham mee verdienen; in het
burgerlijk leven was daartoe geen enkele mogelijkheid. Dat hoeft ons niet te
verwonderen, het is hier bij ons lange tijd niet anders geweest, de traditie
van wereldse muziek is ook hier pas ontstaan wanneer naast de kerk ook de
wereldse heren, de keizers, koningen, prinsen, graven en edelen allerhande en
nadien de rijkste burgers zich muziek en muzikanten konden veroorloven. De
keuze voor het klooster was voor de koristen in de eerste plaats ingegeven door
artistieke motieven, niet door religieuze.
Wij in het Westen hebben de Russisch Orthodoxe
liturgische muziek leren kennen na de Revolutie van 1917. De Russische kerk had
in dat conflict vanzelfsprekend resoluut de kant gekozen van de tsaar, de
edelen en de feodale traditie, tegen de dictatuur van het proletariaat. Voor de
communistische machtshebbers was dat voldoende om haar als een politieke vijand
te beschouwen en haar dus met alle middelen te bestrijden. De Sovjetstaat was,
in de grote Marxistische traditie, ook ideologisch et Hhhhheen tegenstander van de godsdienst en dus rabiaat
en agressief atheïstisch. Het einddoel van de revolutie was niet alleen het
scheppen van een arbeidersparadijs, maar ook de uitroeiing van het
godsdienstige uit de maatschappij. Kerken en kloosters werden gesloten en
gesloopt, elke godsdienstige praktijk of opvoeding verboden, de priesters en
monniken verbannen of vermoord. Enkel tijdens de gruwel van de Tweede
Wereldoorlog zocht Stalin bij de kerk steun voor zijn oorlogsplannen en de strijd
tegen het Nazisme die miljoenen Russen het leven zou kosten. Onder Nikita
Chroestjov kwam er een nieuwe golf van antiklerikalisme en vervolging. Het
heeft geduurd tot de ineenstorting van de Sovjet-Unie vooraleer een beperkte herleving
van de godsdienst mogelijk werd.
Het waren vooral de edelen en de meest gegoede burgers
die massaal Rusland ontvluchtten na de Revolutie. Miljoenen Russen verspreidden
zich over de hele wereld en stichtten overal kleine maar soms vrij aanzienlijke
Russische enclaves, waar ze hun taal, hun cultuur, hun tradities en dus ook hun
godsdienst trouw bleven en zo ook als enigen bewaarden voor het nageslacht. Het
is in de Russische kerken in het Westen, in Berlijn, Parijs, Brussel, Londen en
in Amerika dat wij kennis hebben gemaakt met de rijke, overdadige Russisch
Orthodoxe liturgie en haar imponerende muziek. Ook niet-religieuze koren ontstonden
om in te spelen op het succes van deze nieuwe, onbekende muziek, onder meer het
alom gekende Don-kozakkenkoor van Serge Jaroff, dat talrijke plaatopnames
maakte.
Vandaag vind je die muziek op talloze cds, dvds en kan
je ze ook in concert beluisteren. In de abdij van Chevetogne belijdt men naast
de Latijnse ook de Byzantijnse ritus.
Het is aangrijpende muziek voor de zeldzame verstilde
momenten in je leven, in het halfduister van gedempt kaarslicht dat flakkerend
een icoon belicht, misschien zelfs met een geurig wierookstokje De weelde van
de wijde waaier van ruisende bruisende stemmen, de organische eenheid in diepe
verscheidenheid van klankkleur, het samenspel van de vele koorpartijen, de
majestueuze ontplooiing van de traag voorschrijdende melodie Het is een unieke,
diepe en beklijvende emotionele ervaring.
Maar is het niet een beetje vreemd voor ons, moderne en
geseculariseerde westerse mensen en zeker voor deze overtuigde atheïst, om zo
de lof te zingen van religieuze muziek uit een ver land en een even ver
verleden?
Ik heb daar helemaal geen problemen mee. Misschien is
dat omdat ik die muziek nauwelijks associeer met de kerk en de maatschappij waarin
ze is ontstaan. De teksten versta ik evenmin als de Russische gelovigen
destijds: meestal is het kerkelijk Oud-Slavisch, een beetje zoals voor de Rooms-katholieke
christenen het Latijn. De inhoud stoort me dus niet. Ik associeer ze ook niet
met liturgische vieringen, ik heb die notoir langdurige festiviteiten nooit
meegemaakt. Voor mij is het een muzikale kunstvorm zoals een andere.
Dat was
overigens ook zo voor de meeste Russen uit de tsarentijd: ze gingen niet naar
de mis om de preek te horen, overigens het enige onderdeel dat in het Russisch
was, als er al een preek was; de liturgische teksten in het Oud-Slavisch verstonden
ze niet. Ze gingen, zoals gelovigen overal ter wereld en in alle eeuwen, om de
esthetische ervaring, omdat het mooie diensten waren. De rijke burgers in de
trotse Duitse steden deden een beroep op Buxtehude en Bach om hun diensten op
te luisteren, ze betaalden solisten, koren en muzikanten en bouwden kerken die
rijker waren dan de prinselijke paleizen om naar hun muziek te gaan luisteren.
Zo ook in Italië, in Spanje, in Frankrijk en de Nederlanden. De dag dat de kerk
geen geld meer had om de mis op te luisteren op een artistieke manier, was de
laatste dag dat de mensen nog naar de kerk gingen. De enige manier om nu nog
een kerk vol te krijgen voor een mis, is een concertuitvoering van een mis van
Palestrina, Vivaldi, Bach, Haydn, Mozart, Beethoven, Schubert, Fauré, Rutter of
Arvo Pärt.
Is er dan niets religieus aan de muziek van de Russisch
Orthodoxe kerk?
Dat is een moeilijke vraag. Wat is religie? Is dat de
leer van de kerk, de theologie, de dogmas zoals de georganiseerde godsdienst
die heeft opgesteld in geleerde boeken en afgerammelde geloofsbelijdenissen? In
dat geval weet de gewone gelovige minder dan niets over zijn godsdienst. Voor
hem en voor haar gaat het veeleer over gewoonten, gebruiken, traditie, liturgie,
met daarnaast enkele restanten van het schoolse godsdienstonderricht uit de
jeugd en enkele algemeen menselijke waarden die men deelt met elke humanist.
Naar liturgische vieringen gaat haast niemand meer, maar de muziek die daaruit
ontstaan is, zowel in Rusland als hier in het Westen, wordt vandaag meer en
beter uitgevoerd dan ooit tevoren en is voor een prikje te koop in elke
platenzaak.
Wij worden nu zoals vroeger aangetrokken door het muzikale, het
artistieke, met het daarbij horende algemeen menselijke natuurlijke ontzag voor
het onzegbare, het immer ontroerend mysterie van ons mens-zijn hier op aarde, een
stip in het universum, een oogwenk in de tijd, in diepe verbondenheid met
elkaar en met de generaties die ons voorafgingen en die ons nog zullen volgen.
Dat zijn de gevoelens die bij mij opborrelen bij het beluisteren van de verstilde
gewijde klanken van de Russisch Orthodoxe liturgie. Het is muziek van alle
tijden, die mensen overal ter wereld blijvend aanspreekt en moeiteloos ontroert
door haar diepmenselijke luister en pracht.
Categorie:muziek Tags:muziek
29-03-2011
Luigi Cherubini
Wie de naam Luigi Cherubini hoort, zal even fronsen en dan de schouders ophalen. Misschien een tijdgenoot van Monteverdi? Nee, daar zitten twee volle eeuwen tussen Een Italiaanse operacomponist? Ja, en neen, want vanaf zijn dertigste heette hij Marie Louis Cherubini en leefde in Frankrijk tot aan zijn dood; zijn meest bekende operas schrijft hij in en voor Parijs; naast operas schreef hij vooral religieus werk. Het is duidelijk: Cherubini is vandaag niet de meest bekende onder de componisten.
Dat was ooit wel anders. Beethoven bewonderde zijn dramatisch werk en dat deden ook andere tijdgenoten zoals Haydn, Rossini, Chopin en Viotti. Ingres was een goede vriend en schilderde zijn portret. Cherubini was twee jaar hofcomponist in Londen, bekleedde daarna de hoogste functies in Parijs, toen ook de muzikale hoofdstad van Europa. Gedurende vijfentwintig jaar leidde hij het Parijse Conservatorium. Hij was lid van de AcadémiedesBeaux-Arts en was de eerste buitenlander die Commandeur de la légion dhonneur werd. Om maar te zeggen dat hij niet zomaar de eerste de beste was. Dat zou op zichzelf de moeite moeten zijn om eens na te gaan waaraan hij zijn roem en de bewondering van zijn collegas te danken had en of zijn werk ook vandaag nog het beluisteren waard is.
Cherubini leefde in een turbulente tijd. Hij was geboren in 1760 in Firenze, waar hij een degelijke muzikale opleiding kreeg van zijn vader, klavecinist en accompagnateur aan het plaatselijke muziektheater. Van andere Italiaanse leraars in Bologna en Milaan erfde hij een grondige vertrouwdheid met de polyfone muziek zoals Palestrina die had uitgewerkt. In 1785 is hij in Londen en heeft er voldoende succes met zijn operas om zich gedurende twee jaar hofcomponist te mogen noemen. Samen met zijn vriend Viotti, een uitzonderlijk violist en componist en directeur van operagezelschappen, reisde hij in 1787 naar Parijs. Hij zou de rest van zijn lange leven grotendeels in de Franse hoofdstad doorbrengen. Hij overleefde de Franse Revolutie, die hij volop steunde, werkte voor Napoleon, hoewel hun karakters herhaaldelijk botsten en hij uiteindelijk toch in ongenade viel. Dat was een moeilijke tijd voor hem en hij keerde zich zelfs tijdelijk af van de muziek. Na 1815 werd hij weer opgevist onder de Restauratie, kreeg belangrijke opdrachten en hoge functies en was de leidende figuur in het Franse muziekleven. Na zijn conflict met Napoleon schreef hij nog maar één opera (Les Abencérages, 1813) en richtte zijn aandacht vooral op religieuze werken: missen, Te Deums, Requiems, 34 motetten, en ook zes strijkkwartetten en een strijkkwintet. Hij stierf in 1842. Zijn graf bevindt zich op Père Lachaise, nauwelijks enkele meters van dat van zijn vriend Chopin.
Maar terwijl Chopin vandaag voor iedereen een icoon is van de westerse muziek, is Cherubini en zijn werk grotendeels vergeten. Riccardo Muti, de dirigent die onlangs nog de belangrijke Birgit Nilsson-prijs kreeg, heeft enkele van zijn missen opgenomen en van zijn opera Médée zijn er enkele goede opnames. Toen ik onlangs op de radio een kort stukje uit een strijkkwartet van Cherubini hoorde, was mijn aandacht meteen gewekt. Tot mijn verrassing vond ik snel een volledige heruitgave van zijn zes kwartetten op het nooit genoeg geroemde goedkope label Brilliant Classics, door het geliefde Melos Quartett. Het gaat om een oudere DG opname uit 1973 en 1975, maar de kwaliteit is in alle opzichten superieur en vergelijkbaar met hedendaagse opnames. Wat vroeger ongetwijfeld een serieuze financiële aderlating zou geweest zijn, is nu een koopje: bij Amazon vind je al aanbiedingen voor ongeveer 12, verzendingskosten inbegrepen, voor een mooi gepresenteerde set van drie cds, samen bijna drie uur uitstekende muziek.
Ik ben een groot liefhebber van de muziek voor strijkkwartet, dat weten mijn lieve lezers ondertussen wel al en ik verzamel langzaam aan de belangrijkste componisten die dit medium gebruikt hebben. Beethoven en Sjostakovitsj zijn voor mij geliefde oude bekenden, maar ook Mozart, Haydn, Schubert, Mendelssohn, Schumann, Brahms, Arriaga, Dvořak, Debussy, Grieg, Sibelius, Nielssen, Janaček, Britten, Ives, Reger en zelfs Poulenc, Roussel en Fauré staan klaar om keer op keer beluisterd te worden. Mijn laatste aanwinst, Cherubini, bevalt me zeer en ik aarzel dus geen ogenblik om deze supergoedkope aanbieding van Brilliant Classics aan te bevelen. Waar kan je nu nog voor twaalf euro drie uur onverdeeld plezier genieten? En dat niet een keer, maar telkens je er zin in hebt
Categorie:muziek Tags:muziek
02-03-2011
internetradio
Ik heb altijd al naar muziek geluisterd. Ik ben geboren in 1946. Als peuter had ik niet veel belangstelling voor de radio. Dat was een vooroorlogs model, dat enkel voor het nieuws werd aangezet. Daarin kwam verandering toen ik in het eerste of tweede studiejaar van de lagere school zat en mijn ouders een nieuwe radio kochten, een Philips met een helder verlichte zenderlijst en een groen oog om de afstelling heel precies te regelen. De luidspreker was vrij groot, de behuizing van hout en dus was de klankkwaliteit echt wel goed. Toen ben ik naar muziek beginnen luisteren, eerst passief, omdat de andere leden van het gezin de radio monopoliseerden. Ik was de jongste van vier, ik had (ook) daarover dus niets te zeggen. Die radio is in dienst gebleven tot mijn ouders gestorven zijn en dan heeft mijn oudere broer hem meegenomen naar zijn werk. Ik weet niet wat ermee gebeurd is na zijn overlijden, enkele jaren geleden.
Toen ik wat ouder was, kreeg ik meer zeggenschap over de radio en zo ontdekte ik de klassieke muziek op de radio. Mijn ouders en mijn twee broers en mijn zus hielden allemaal van klassieke muziek, ze waren muzikaal begaafd. Zingen konden we allemaal. Mijn oudste broer speelde trompet in de fanfare, maar ook altblokfluit en zelfs even klarinet; hij had een heldere tenorstem. Mijn andere broer heeft nog gezongen bij de Troubadours van Pater Guido Haazen, die later de beroemde Troubadours van Koning Boudewijn opgericht heeft, de zwarte zangers die op de Wereldtentoonstelling van 1958 ophef maakten, onder meer met de prachtige Missa Luba. Hij was wellicht de meest muzikale van ons allemaal, zeker uitvoerend. Mijn zus is met een muzikant getrouwd. Ze zong zelf ontroerend mooi. Ze is gestorven toen ze amper 35 was.
Ik was dus vertrouwd met klassieke muziek. Meer nog: klassieke muziek was in ons gezin een belangrijke waarde, iets waar we naar opkeken. Zo ben ik via mijn huisgenoten naar klassieke muziek beginnen luisteren op heel jonge leeftijd en dat is altijd zo gebleven. Toen ik op internaat ging, de laatste drie jaar van de humaniora, nam ik de Philips bandopnemer mee en ik draaide muziek in de speelzaal, lichte muziek maar ook klassiek. Het laatste jaar werd ik verwijderd uit het internaat en ging op kot bij een gastgezin, een heerlijke tijd. Daar had ik een eigen kamer en de bandopnemer stond altijd op, ik heb de weinige banden die ik had grijsgedraaid. Er was nog een medebewoner en die had een draagbare radio, een Schaub-Lorenz. Die mocht ik soms lenen en ik heb vaak naar klassiek geluisterd op dat toestelletje. Het jaar daarna ging ik naar Leuven studeren. Ik wou absoluut ook een portatief, een draagbare radio voor op mijn kot. Dat werd een heel mooie Grundig en die heeft de drie jaren van mijn studententijd opgeluisterd en enigszins leefbaar gemaakt. Het was de tijd dat de FM-uitzendingen begonnen op BRT3 en dat was mijn vaste stek. Ik erfde een pick-up, een platendraaier van mijn schoonbroer en mijn Peter Aimé, die schrijnwerker was, maakte er een fraai kastje rond. Ik haalde platen uit de afdeling van de Nationale Discotheek.
Toen ik in 1968 begon te werken aan de Universiteit in Leuven gingen onze eerste centen naar een auto, de volgende naar een Encyclopedia Britannica. Pas later heb ik mijn eerste stereo-installatie gekocht, na lang opzoeken: een Leak tuner en versterker en boxen, ik heb ze nog altijd, de tuner is nog steeds in dienst. Toen mijn laatste suikertante Alma stierf, kocht ik met mijn bescheiden erfenis een nieuwe stereoset: een uitstekende Amerikaanse Phase Linear versterker, voorversterker en tuner en twee machtige B&W boxen. Ook die heb ik nog, de eindversterker is nog steeds de kern van mijn muziek- en beeldinstallatie, de voorversterker is recentelijk vervangen door een strakke Arcam. In de loop van de jaren zijn er verscheidene platenspelers gepasseerd, de laatste is nog in dienst, een dure Micro. Ik had ook een betere bandopnemer, een Tandberg met een hele verzameling banden met klassiek en jazz. Daarna was het de beurt aan de cd-spelers en zelfs een heus cd-kopieerapparaat, omdat de cds zo duur waren en zijn. De laatste ontwikkeling was de dvd.
Ondertussen was er ook de digitale kabel gekomen, met talrijke tv-zenders en radiokanalen, met een rijk aanbod aan klassieke muziek. s Avonds luisteren we meestal via dat kanaal naar klassiek, op Klara, Klara Continuo of Musiq3, maar vaker nog op de klassieke tv-zender Mezzo, die je bij Telenet kan bekijken mits een maandelijkse bijdrage te betalen van 4,95.
Al bij al is dat een beperkt aanbod, zeker als je bedenkt dat er zoveel klassieke zenders in de lucht en op de kabel zijn: elk land heeft wel een zender die enkel klassieke muziek geeft, grotere landen hebben er zelfs meer dan één. Denk aan de legendarische BBC Radio 3, France Musique Ik heb dan ook altijd geprobeerd om die andere zenders in huis te krijgen, zonder veel succes echter. Met de AM-radio kon je heel wat buitenlandse stations beluisteren, maar de kwaliteit was bedenkelijk, zeker in vergelijking met de FM-zenders. Maar het FM-signaal straalt rechtdoor en is dus beperkt door de kromming van de aarde. Veel verder dan een vijftigtal kilometer reikt zon zender niet. Ik heb, wonend in het centrum van België, nooit kunnen luisteren naar Franse, Duitse of Nederlandse zenders, laat staan Britse.
Toen de satellietzenders opkwamen was ik er als de kippen bij om een schotelantenne te plaatsen. België speelde echter aanvankelijk niet mee en dus kwam je terecht in een Duits systeem, met hoofdzakelijk Duitse, Zwitserse, Oostenrijkse en Zuid-en Oost-Europese zenders, maar steeds prima kwaliteit, ten minste zo goed als cds. Ik heb zo drie systemen gehad, het laatste is nog steeds aangesloten, maar ik gebruik het niet vaak, enkel als er niets op de kabel te vinden is. Dan ga ik op zoek naar de klassieke buitenlandse zenders, die vrijwel allemaal gratis te beluisteren zijn.
Met de Derde Industriële Revolutie werd de computer en vooral de PC geïntroduceerd in Vlaanderen. Later volgde ook het internet en ik ontdekte al gauw dat je op het wereldwijde web ook een quasi eindeloos aanbod van internetradios kon aanspreken. Op kantoor had ik altijd al naar de gewone FM-radio geluisterd op een bescheiden maar kwalitatief hoogstaande Kenwood receiver met heerlijke SB-boxjes. De laatste tien jaar van mijn loopbaan heb ik echter meestal gekozen voor een internet-radio op de PC, met de klassieke handige luidsprekertjes die bij elke PC horen, en voor cds die ik meebracht van thuis.
Overdag brengen we de meeste tijd door in wat wij de tuinkamer noemen: een heldere aanbouw aan ons huis met zicht op de tuin en de vijver, waarin Lut haar atelier heeft en ik een vaste stek om te lezen, te schrijven en naar muziek te luisteren. Dat laatste gebeurt dan via mijn oude radiotuners en een draadantennetje en de stevige Marantz versterker van Lut en twee G1 boxen van Sony. Er is natuurlijk ook een cd-speler aangekoppeld. Maar met die tuners kon ik nog altijd geen buitenlandse zenders ontvangen en zelfs Klara en Musiq3 kwamen vaak enkel met ruis door.
Een oplossing kwam in zicht toen we ons enkele maanden geleden eindelijk naast de desktop PC ook een laptop aanschaften. Die troont nu naast mij, binnen handbereik of op mijn schoot en dat heeft mijn leven veranderd. Ik schrijf nu, in de winter, vooral in de tuinkamer, dan hoeven we overdag niet te stoken in mijn werkkamer en het is ook gezelliger om samen te zijn in huis. En ik heb nu een elektronische, digitale encyclopedie ter beschikking, meer nog: met het internet ligt de hele wereld voor mij open. Ik heb alle hulpmiddelen die ik maar kan dromen onmiddellijk bij de hand en dat zet me aan om nog meer op te zoeken. Naast mijn blogteksten schrijf ik nog vele uren per dag: losse gedachten of meer intieme overpeinzingen. Vroeger deed ik dat met potlood in schriftjes, maar mijn rechterhand is licht gehandicapt na een val met mijn moto in 2002 en ik had vaak schrijfkramp. Nu heb ik een elektronisch dagboek en het schrijven gaat even spontaan en het is veel beter leesbaar, al ben ik zelf wel een beetje trots op mijn vrij regelmatig handschrift en heb ik dus ook wat spijt dat ik nu veel minder met de hand schrijf.
Stilaan rijpte de gedachte dat mijn laptop met draadloos internet eigenlijk ook een perfecte internetradio is. Maar de ingebouwde minuscule luidsprekertjes kunnen, hoe verbazingwekkend krachtig ze ook zijn, zich niet meten met het geweld van de versterker en speakers. Dus moesten we proberen om het perfecte geluid dat op de laptop beschikbaar is, aan te sluiten op de versterker. Dat bleek veel eenvoudiger dan gevreesd: een kabeltje dat de hoofdtelefoonuitgang verbindt met de aux ingang van de versterker, kostprijs 8 en klaar is kees! Je kan nu via de laptop naar de radio of naar een cd luisteren, de klank luider of stiller zetten enzovoort, nu hoef ik helemaal niet meer uit mijn zetel te komen om een ergerlijk praatprogramma af te zetten of een cd te wisselen tijdens het lezen of het schrijven
Toch was het nog even zoeken Je kan op internet via Google of zo natuurlijk zoeken naar de zender die je wil beluisteren, bijvoorbeeld Klara, en dan klik je daar op luister nu. Als je van zender wil veranderen, moet je dat proces herhalen en niet vergeten om Klara eerst af te sluiten, anders hoor je de twee door elkaar. Wat ik nodig had was een virtuele internetradio of internettuner, een programma op mijn laptop met een overzicht van de zenders, zodat ik ze maar moet aanklikken als ik er wil naar luisteren.
En ja hoor! Na even zoeken is het nu zover. Mijn keuze is, na enkele minder geslaagde pogingen, gevallen op www.internettuner.nl en dat programma beantwoordt aan al mijn verwachtingen. Het is een zeer overzichtelijk aanbod van alle internetzenders, per land. Je kan zelf een selectie maken van je favorieten, nadat je eerst een keuze gemaakt hebt, bijvoorbeeld tussen al de klassieke zenders van alle beschikbare landen (dat leverde een 90-tal zenders op ). Die favorieten zijn dan verbonden aan je naam, dus als je naar de website gaat krijg je meteen je favoriete zenders te zien; schakelen tussen die zenders is een kwestie van klikken en gedaan. De klankkwaliteit is ten minste zo goed als via de tuner, zonder haperingen of ruis en de keuze is fabelachtig uitgebreid!
Even was ik op een ander spoor geraakt: er zijn namelijk ook echte (in tegenstelling met virtuele) internetradios en internettuners. Dat zijn radios en tuners, echte toestelletjes dus, maar die als enige bron het internet hebben, draadloos of via een kabel naar de modem. Zon tuner zet je naast je versterker, kabeltjes erin en hopla: ook zonder computer luister je naar een van de duizenden radiozenders die je op het web vindt. Een internetradio werkt zelfstandig, daar zit dus een versterkertje en zelfs luidsprekers in. De kwaliteit is aardig, maar tuner en versterker en boxen is natuurlijk een betere optie. Voor kleinbehuisde mensen zonder computer (maar met internetaansluiting ) is dat echter zeker een mogelijkheid. Prijzen schommelen rond de 150 euro. In vergelijking met de acht euro die ik betaalde voor mijn kabeltje is dat wel veel en het resultaat is het zelfde, natuurlijk.
Op dit ogenblik luister ik naar de aangename, onderhoudende zender Swiss Classic en ik voel me de koning te rijk. Ik vat het nog even samen: op het internet vind je massas radiozenders. Met een programmaatje als internettuner kan je die aanklikken en beluisteren op je laptop. Wil je betere klankkwaliteit, koop dan een kabeltje dat je PC verbindt met je stereoset en geniet van de weelde van gratis muziek van over de hele wereld en van uitstekende klankkwaliteit! Ook je cds kan je op die manier beluisteren, je kan zelfs je dvds zo bekijken Veel plezier!
Categorie:muziek Tags:muziek
14-02-2011
Arvo Pärt
Wie ooit muziek van Arvo Pärt gehoord heeft, zal dat nooit meer vergeten.
Liefhebbers van klassieke muziek zijn er legio. Slechts heel weinig mensen lusten er helemaal niets van. Iedereen heeft zo zijn lievelingsstuk: Morgenstemming uit Peer Gynt van Grieg, de vijfde van Beethoven, de Radetzky-mars op Nieuwjaarsdag, de Bloemenwals van Tsjaikovski, Kleine Nachtmuziek van Mozart, Für Elise van Beethoven, Alle Menschen werden Brüder (idem), Traümerei van Schumann, een nocturne van Chopin, de Forel van Schubert, de triomfmars uit Aïda van Verdi, Nessun dorma uit Turandot van Puccini, Casta Diva uit Norma van Bellini en zo kunnen we nog wel even doorgaan, keuze te over.
Maar al die klassiekers van de klassieke muziek zijn oud, ze gaan al vele jaren, soms eeuwen mee. Je krijgt dan de indruk dat er sindsdien geen klassieke muziek meer geschreven is. Voor veel mensen houdt de muziekgeschiedenis op ergens rond 1850. Wat daarna nog gecomponeerd is, ligt niet zo goed in het gehoor. Muziek uit de twintigste eeuw is moeilijk, of dat denken we toch. Muziek van na 1950, daar weten we zo goed als niets van. Hedendaagse klassieke muziek, bestaat dat wel?
Ik laat deze retorische vraag even nazinderen, om je dan mee te nemen naar een onbekend land, een onbekende componist en zijn onbekende muziek.
Arvo Pärt werd geboren op 11 september 1935 in Estland, een lidstaat van de Sovjet-Unie sinds de bezetting in 1940, nu weer een onafhankelijk land, lid van de Europese Unie, met ongeveer 1,4 miljoen inwoners. In 1980 bereikten de wrijvingen en conflicten van Arvo Pärt met de Sovjetautoriteiten een hoogtepunt. Hij week uit met zijn echtgenote en twee zonen, eerst naar Wenen, waar hij de Oostenrijkse nationaliteit verwierf, daarna naar Berlijn. Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie keerde hij terug naar zijn vaderland en verblijft nu vaak in Tallinn, de hoofdstad van Estland.
Aanvankelijk schreef Pärt muziek in de stijl van zijn leermeesters aan het conservatorium, die zich vooral lieten leiden door de moderne, zelfs experimentele muziek van het begin van de twintigste eeuw, met als grote voorbeelden de dodecafonische en seriële muziek van Schönberg, Berg en Webern, maar ook het werk van Bartok, Sjostakovitsj en Prokofiev. Net als deze laatste twee had Pärt een gespannen verhouding met de cultuurkritiek van de Sovjet dictatuur. Soms werd zijn werk geprezen en bekroond, soms verboden als volksvreemd en elitair. Dit leidde tot een van de verscheidene periodes van stilte in het muzikale oeuvre van Pärt. Hij trok zich terug en bestudeerde zeer intensief de (Frans-) Vlaamse polyfone muziek van de 14de tot de 16de eeuw. Later zouden zijn opzoekingen hem naar de wortels zelf van de Europese muziek brengen: het Gregoriaans, de middeleeuwse muziek en die van de vroege Renaissance. We moeten daarbij bedenken dat tijdens de periode van de Koude Oorlog contacten met het Westen vrijwel onmogelijk waren.
Geïnspireerd door zijn musicologische research begon hij te componeren in een totaal nieuwe stijl, gekenmerkt door een radicale vereenvoudiging. Waarom veel noten schrijven, als één enkele kan volstaan? Waarom complexe structuren opzetten en ingewikkelde methodes, als je met de eenvoudige toonladders uit het begin van onze muziektraditie al oneindig veel mogelijkheden hebt? Waarom vergezochte samenklanken uitproberen wanneer de eenvoudige drieklank, het samenklinken van drie tonen zoals do-mi-sol, waarbij je dus telkens een toon overslaat, al zo expressief is in al zijn mogelijke combinaties?
Men noemt de muziek van Arvo Pärt minimalistisch en verwijst naar andere 20ste-eeuwse componisten die ongeveer tegelijker tijd die weg opgingen: John Cage, Terry Riley, Philip Glass, Steve Reich en John Adams in de States, in Europa onze nationale Karel Goeyvaerts, Louis Andriessen (Nederland), Henryk Gorecki (Polen), John Taverner (Groot-Brittannië), om de belangrijkste te vernoemen. John Cage ging het verst in die richting. Zijn compositie getiteld 433 is in de praktijk vier minuten en drieëndertig seconden stilte, voor een of meer muzikanten, met willekeurige instrumenten, die dus geen noot muziek spelen.
Zover gaat Arvo Pärt niet, maar de stilte is hoorbaar aanwezig in al zijn composities. Het is alsof hij beschroomd is om de stilte te doorbreken, alsof hij enkel klanken wil laten horen die beter zijn dan de gewijde stilte, die de stilte nog accentueren.
Wanneer ik spreek van gewijde stilte, raak ik meteen een ander verrassend en opvallend aspect aan van de muziek van Pärt. Veel van zijn composities, vooral dan de vocale, dragen religieuze titels of verwijzen op een of andere manier naar godsdienstige themas: Stabat Mater, Miserere, Missa, Magnificat, Passio, De profundis, Nunc dimittis, Salve Regina, Da pacem Domine, Te Deum Zijn symfonische en instrumentale werken dragen dan weer meer klassieke titels: symfonie, passacaglia, sonatine, quintetto, sonatine; soms zijn er meer sprekende titels, zoals het belangrijke Fratres (Broeders).
Is Pärt een religieus componist? Ik zou het niet weten. Was Bach een religieus componist? Ben je een religieus componist als je religieuze muziek schrijft? En wat is religieuze muziek precies? Is muziek die ten gehore gebracht wordt bij religieuze plechtigheden ipsofacto religieuze muziek? Luister eens naar een Bach-cantate, naar een mis van Haydn, naar de polyfone Vlaamse muziek die Pärt zich zo eigen heeft gemaakt De kerken hebben steeds een beroep gedaan op de kunst, zowel de bouwkunst, de schilderkunst, de sierkunsten en de toegepaste kunsten en dus ook op de muziek. Zij zijn eeuwen lang de belangrijkste opdrachtgevers geweest, samen met de wereldlijke machthebbers, voor kunstenaars van alle slag. Zo is het ook met Pärt gegaan. Waar kon hij terecht met zijn composities voor koor? Bij de vele traditionele kerkkoren. In het door de goddeloze Sovjets bezette Estland was dat overigens zelfs een daad van verzet.
Ik weet niet of Arvo Pärt een atheïst is of een diep gelovig man. Voor mij doet het er ook niet toe. Als ik zijn gewijde muziek beluister, hoor ik nauwelijks de religieuze teksten, ik hoor de muziek, de klanken, ik luister bijna niet naar de betekenis van de (soms zeer banale of zelfs storende) woorden. Pärt is er niet op uit om die woorden naar voren te laten komen, om die religieuze betekenis te accentueren of te illustreren. Het is hem duidelijk te doen om de puur muzikale ervaring, net zoals bij Bach, dat andere grote voorbeeld van Pärt en van elke componist sinds Bach.
Arvo Pärt noemt zijn muziek tintinnabuli, naar het Latijn voor bel, klok. Hij gaat inderdaad met de muzikale klanken om alsof het onveranderlijke, autonome auditieve gegevens zijn, zoals de toonhoogte en de klankkleur van klokken, die je enkel kan laten weerklinken zoals ze zijn. De klank van een viool kan je beïnvloeden door de manier van erop te spelen, die van een klok niet. Pärt beperkt zich ertoe de klanken die de mens ter beschikking staan te laten horen in hun meest eenvoudige vorm, hun simpelste combinaties. Door zijn goede muzikale smaak, zijn historische en musicologische opzoekingen en zijn subtiel emotioneel aanvoelen en zijn uitzonderlijk artistiek genie slaagt hij er telkens weer in om ons te verrassen en te boeien.
Men zegt wel eens dat de tijd de beste toetssteen is voor kwaliteit: wat de kritiek der eeuwen heeft doorstaan, wat overblijft als al het onbelangrijke is vergeten, dat zijn de onvergankelijke meesterwerken van de mensheid, de klassiekers, dat is de canon en de norm. De werkelijkheid is anders. Er is een tijd geweest dat niemand nog naar werk van Johan Sebastian Bach wou luisteren, tot Mendelssohn hem weer onder de aandacht bracht. De muziek van voor 1600 was eeuwenlang totaal vergeten. Schuberts werk is tijdens zijn leven nauwelijks opgevoerd. Wie had er vijftig jaar geleden ooit muziek van Monteverdi gehoord, of van Bellini? Niemand had ooit van Henryk Gorecki gehoord, tot in 1992 een nieuwe opname van zijn vijftien jaar eerder gecomponeerde derde symfonie door een disc jockey gepromoot werd op de BBC; sindsdien zijn er een miljoen exemplaren van verkocht
De muziekgeschiedenis is er een van vergeten, miskennen en van revival. Wie we vergeten, wie we tot klassiekers verheffen, wie we van onder het stof halen, het heeft ongetwijfeld met de intrinsieke waarde, de kwaliteit te maken, maar ook met het toeval. Hoe zal het de muziek van Arvo Pärt vergaan? Ik weet het niet. Ik vond het in alle geval de moeite om hem onder uw aandacht te brengen. Misschien kende je hem niet, had je nog nooit zijn muziek beluisterd. Dan is het nu het moment om daar iets aan te doen. Zoek hem eens op in de mediatheek, ga eens naar youtube, koop eens een cd van hem. En als het niet meteen bevalt, wat ik durf te betwijfelen, geef hem dan een tweede kans. Die verdienen we toch allemaal?
Categorie:muziek Tags:muziek
01-02-2011
Huelgas Ensemble: A Secret Labyrinth
Onlangs vroeg men op Klara, de Vlaamse klassieker radio, aan de luisteraars om hun suggesties voor de beste CD van het jaar 2010. Toevallig hoorde ik dat iemand een verzamelbox vermeldde van het Huelgas Ensemble van Paul Van Nevel, en ik spitste meteen de oren. Ik heb in de loop der jaren enkele Cds gekocht en ook enkele concerten bijgewoond van deze unieke formatie. Ik ontmoette de oprichter, dirigent en musicoloog Paul Van Nevel ook ooit toevallig en had toen een interessant gesprek met hem over Nicolas Gombert, wat aanleiding gaf tot de bijdrage die ik hier over Gombert schreef, klik hier als je die nog eens wil lezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=696798. Op de Vlaamse TV waren er af en toe uitgebreide interviews met de maestro, waarin ook zijn extramuzikale interesses aan bod kwamen, zoals zijn uitgebreide vertrouwdheid met alles wat met kwaliteitssigaren te maken heeft. Op een bepaald moment waren er geruchten over moeilijkheden die hij zou gehad hebben met enkele manuscripten of publicaties die hij had ontleend in een Italiaanse bibliotheek, maar ik neem aan dat alle misverstanden daaromtrent al lang opgehelderd zijn.
Ondertussen is het ensemble onder zijn kundige leiding uitzonderlijke concerten blijven geven in binnen- en buitenland, steeds met een overweldigend succes. Zij doen dit al sinds de oprichting in 1970 aan de befaamde Schola Cantorum Basiliensis. In de loop van hun veertigjarig bestaan hebben ze ongeveer vijftig meesterlijke Cds uitgebracht, eerst bij Sony Classics, later bij Harmonia Mundi, maar sinds 2009 terug bij Sony. Bij die gelegenheid bracht Sony inderdaad een verzamelbox uit met vijftien Cds uit de eerste periode bij Sony Vivarte, meer bepaald de jaren 1990-98, onder de titel A Secret Labyrinth. Het is dus een heruitgave, maar wat voor een! Vijftien Cds in aantrekkelijke kartonnen foedraaltjes, in een stevige doos, alles in strak zwart, en vergezeld van een boekje met alle teksten in de oorspronkelijke talen en een vertaling in het Engels. Deze uitgave kreeg in 2009 dan ook terecht een Diapason dOr. Alle details en nog veel meer over het ensemble vind je op hun website, klik hier: http://www.huelgasensemble.be/.
Ik vond deze box bij Amazon en wou hem meteen bestellen. De laatste tijd doe ik dat bij Amazon France, omdat je daar voor bestellingen vanaf 20 geen verzendingskosten naar België betaalt. Ik vond daar echter een nog interessantere aanbieding bij de verkoper Nagiry: 21,99 plus 3,40; samen dus 25,39 voor vijftien uur muziek van het beste ensemble ter wereld voor muziek uit de Middeleeuwen en de Renaissance. Ter vergelijking: Amazon.fr vraagt voor deze box bijna 40, FNAC maar liefst 65! Het is dus wel even uitkijken
Intussen is de box aangekomen en wij beluisteren nu de Cds een voor een, niet na elkaar natuurlijk, maar af en toe, op momenten dat het rustig is in huis, tussen al de andere muziek door die we in huis hebben of die op de radio of de TV voorhanden is. Ook Lut is weg van de verrassende eenvoud of de overweldigende complexiteit van deze ongewone muziek. De technische kwaliteit van de opnames is voorbeeldig.
Ik maak hier niet vaak reclame, maar dit is een uitzonderlijk artistiek aanbod en via internet hoef je er niet eens veel geld voor uit te geven: wat koop je nu vandaag nog voor 25?
Categorie:muziek Tags:muziek
09-01-2011
Prima la musica?
Prima la musica, poi le parole
Je moet geen pizzeria openhouden om het Italiaans van de titel van dit stukje te verstaan. Eerst de muziek, dan de woorden, zoiets. Benieuwd waarheen dat ons zal leiden? Ik ook
Muziek en woord, zo heette destijds ook het programmablad van Klara, de klassieke zender van de VRT. Daarmee verwees men naar de twee soorten uitzendingen: gesproken en muziek. Toen Klara nog BRT3 was, hebben ze eens een enquête georganiseerd onder hun luisteraars. Een ervan stelde voor om de dagprogrammas om te wisselen met die van de nacht Je moet weten dat van 24 tot 7 uur op Klara doorlopend klassieke muziek gespeeld werd, met enkel aan- en afkondiging; vandaag zijn zelfs die korte inleidingen verdwenen. De ondeugende luisteraar, met wie ik me wel wat verwant voelde, wou de vele praatprogrammas verbannen naar de nacht en de hele dag mooie muziek beluisteren, zonder gezanik van commentatoren. Recentelijk is het nog meer de praatkant opgegaan: voortdurend krijgen we interviews met muzikanten, dirigenten, organisatoren, experts wat ik van een muzikant wil horen is toch in de eerste plaats muziek, vele uitvoerende kunstenaars zijn niet steeds goed van de tongriem gesneden.
Ik wou het hier hebben over de ontmoeting van muziek en woorden, over zingen dus, al dan niet met begeleiding.
Je staat er niet bij stil, maar eigenlijk is zingen een best vreemde bezigheid: woorden krijgen iets extra mee, namelijk een melodie, met wisselende toonhoogte en ook een ritme en een tempo. Stel je voor dat je de weg zou vragen in een vreemde stad, en men zou je antwoorden met een liedje En toch! Zingen is echt wel in, denk maar aan de talloze songs die je op de radio hoort en hoe populair die zijn. Denk aan de meezingers op festivalweiden, popconcerten en de Last Night of de Proms in the Royal Albert Hall, aan de IJzerbedevaart, het Vlaams Nationaal zangfeest, aan krasse(nde) oudjes tijdens een begrafenisdienst in de dorpskerk. De mens is een zingend wezen, is dat altijd geweest en zal dat wellicht ook blijven, al zingen we nu zelf veel minder dan in mijn jeugd, toen er geen dag voorbij ging zonder een lied.
Zingen is een speciale manier die mensen hebben om met elkaar te praten. In dat gezang zitten twee elementen: muziek en woord. En dan komt de vraag: wat is nu het belangrijkste? De noten? Of de tekst?
Je zou denken dat de tekst toch wel voorrang heeft. Om je boodschap over te brengen gebruik je in de eerste plaats woorden. De muziek is iets dat eraan wordt toegevoegd, om het mooier te maken, als het ware. Muziek alleen, zonder woorden, is veel minder evident om een mededeling te doen.
Tja, dat zou kunnen.
Maar dan denk ik aan gezongen muziek, zoals de cantates van Bach en dan begin ik te twijfelen. Zowat alle muziekliefhebbers vinden Johan Sebastian Bach het begin en het einde van de muziek. Zelfs wie met totaal andere muziekvormen bezig is, drukt zijn erkentelijkheid en bewondering uit voor dit universele muzikale genie. Van al de mensen die zich ooit met muziek hebben bezig gehouden, is die ene mens, die geleefd heeft van 1685 tot 1750, nog steeds zonder enige twijfel de beste.Enkele jaren geleden ben ik als de gesmeerde bliksem ingegaan op een uitzonderlijk aanbod van Kruidvat: het verzameld werk van Bach, op 160 Cds. De prijs: 80, dat is een halve of twintig frankskes per CD, en daar staat meestal ruim 70 minuten muziek op. Vandaag kan je via de website van Kruidvat geen boeken, dvd's of cd's bestellen, jammer. De Brilliant Classics box is nog te koop via Amazon, de prijs is nu ongeveer 90 .
Maar ik dwaal af. Zelfs kenners zijn het erover eens dat de teksten van Bachs muziek vaak lamentabel zijn, karamelleverzen, melige godsdienstige prietpraat, zielloos gewauwel, werk van derderangs broodschrijvers, ongeïnspireerde dorpskapelanen. Dus daar gaat de redenering niet op: de letterlijke tekstboodschap is om zo snel mogelijk te vergeten, de muziek is duidelijk waar het om gaat.
Een extreem voorbeeld van dezelfde stelling: in de jazzmuziek heb je scatt songs of een gedeelte ervan waar de zanger of zangeres geen woorden zingt maar zinloze geluiden maakt, zo van biebabelooba tadumdumtadiela Louis Satchmo Armstrong en Ella Fitzgerald maakten pareltjes in dat genre.
Ook in de klassieke muziek heb je dat: de vocalise is een lied of een aria zonder woorden, bijvoorbeeld op de letter a, of enkel geneuried, zoals het beroemde zoemkoor uit MadamaButterfly van Puccini. Het kan dus dat de woorden pas op de tweede plaats komen.
Richard Strauss, ongetwijfeld een van de meest interessante figuren in de muziekwereld in eerste helft van de vorige eeuw, wijdde zijn hele leven aan het verkennen van de mogelijkheden van het samengaan van woord en muziek. Zijn laatste opera noemde hij zelf een conversatiestuk voor muziek, een muzikaal gesprek dus en gaat alleen daarover. Capriccio brengt het verhaal van een gravin die aan haar hof een groep kunstenaars bijeengebracht heeft. De componist en muzikant Flamand, de dichter Olivier en ook de regisseur La Roche vechten om haar aandacht, haar charmes en haar opdrachten. Elk vindt wat hij doet het belangrijkste en probeert dat ook te bewijzen. Volop gelegenheid voor Strauss om zijn beste kunnen te laten zien.
Zijn Vier laatste liederen, geschreven enkele jaren voor zijn dood, zijn even betoverende staaltjes van het volmaakte huwelijk dat mogelijk is tussen woorden en muziek.
Ik luister graag naar wat men oude muziek noemt. Dat is een ruime term voor alles wat vóór de romantiek komt, zeg maar voor Beethoven, anderen zullen zeggen voor Mozart, om het even. Bij veel van de vroegste stukken lijkt het wel alsof de woorden niet zoveel te betekenen hebben. Vaak zijn ze niet te verstaan, omdat ze gezongen worden in een taal die je niet verstaat, zoals gestileerd Italiaans of Middelnederlands, of omdat er zoveel versieringen gemaakt worden dat de woorden niet te herkennen zijn, zo van A-a-a-aa-aaa-a-mo-o-o-o-oooor En dat dan voor twee, drie vier, tot zestien of zelfs tweeëndertig verschillende stemmen tegelijkertijd. Duidelijk dat de componist hier wou laten zien wat hij kon, de woorden waren kennelijk bijzaak.
Iemand die daarin serieus verandering bracht, is Claudio Monteverdi. Die leefde van 1567 tot 1643. Laat de data die ik hier vermeld je niet afschrikken. Ze geven alleen maar een idee van hoelang geleden deze mensen leefden en hoe vreemd het eigenlijk is dat ze nu nog steeds belangrijk en modern zijn: er wordt overal ter wereld meer muziek van Bach gespeeld op een dag dan van The Rolling Stones, Eros Ramazotti of K3.
Monteverdi wordt vaak de vader van de opera genoemd, hij zou dus de eerste opera gecomponeerd hebben. Wellicht is dat niet zo, maar LOrfeo werd voor het eerst opgevoerd in Mantua aan het hof van de hertog, in 1607. Het is een feestelijke voorstelling van het oude Griekse verhaal van zanger Orfeus en zijn geliefde Euridice. Zij sterft door een beet van een adder tussen de bloemen, hij wil haar dood niet aanvaarden en gaat haar zoeken in de onderwereld, en brengt haar mee terug naar de levenden of toch bijna. Het is verrassend om naar die muziek te luisteren, ze is zo ongelooflijk modern, levendig, de personages die opgevoerd worden zijn echte mensen, met echte gevoelens, die ze vertolken in tekst én muziek die onmiddellijk aanspreken, ook vandaag nog.
En een andere belangrijke vernieuwing was dit: waar vroeger gezang begeleid werd met een harp, een gitaar of een tokkelinstrument, of een beperkte combinatie daarvan, werden nu alle bestaande instrumenten bijeengebracht in een afzonderlijke muzikale eenheid, het orkest, dat als een volwaardige partner optrad, als een eigen stem, een eigen personage, met toepassing van de juiste klankkleur van een instrument bij elke gelegenheid, zoals de jachthoorn in de verte, of de fluit voor de vogeltjes, of vernieuwende combinaties van instrumenten voor mysterieuze nevels.
Er zijn verscheidene echt goede uitvoeringen van LOrfeo, nu ook op DVD, zoals die met Jordi Saval, die voor de gelegenheid ook zichzelf en het hele orkest in aangepaste kledij stak. Alsof je erbij bent in 1607 In een brief zegt Monteverdi het heel scherp: de zangers vertolken gevoelens van echte mensen, niet van mythologische figuren, of van bomen, winden of abstracte goden.
Muziek kan dus door toevoeging van tekst nog beter worden, nog krachtiger, een nieuwe dimensie krijgen. Denk aan Verdi, die een aantal dramas van Shakespeare bewerkte voor de opera en aan zijn fenomenale expressieve versie van het Requiem. Denk aan Wagner, die in zijn tijd wellicht de belangrijkste componist van symfonieën had kunnen zijn, maar hij verkoos operas te schrijven en die te laten opvoeren in een operahuis dat speciaal voor zijn werken was gebouwd, een gezamenlijk kunstwerk, waarin het hoogste waartoe een mens op artistiek gebied in staat was, in een groter geheel werd bijeengebracht.
Tekst kan door muziek opgefleurd en zelfs verheven worden. Een eenvoudig gedicht wordt een lied en wordt door een groot publiek eigen gemaakt, zoals de Internationale, ooit, en andere verzetsliederen. Beethoven verbaasde zijn toehoorders toen hij in zijn Negende symfonie plots een koor en vier zangers inschakelde voor wat nu de Europese hymne is geworden. Mahler smokkelde kinderversjes en ook meer ernstige poëzie in zijn symfonieën binnen. In de Carmina Burana snerpt pijnlijk de hoge stem van de gans aan het spit boven het vuur, je zou voor minder.
De eerste vijfendertig jaar van mijn leven luisterde ik vrij regelmatig naar operamuziek, zonder er ooit een gezien te hebben. Op zondagnamiddag krijg je trouwens nog altijd geliefde en soms minder bekende operafragmenten op Klara. Vaak licht men nu het verhaaltje wat toe, maar vroeger had ik er geen idee van waarover het ging, dus toen was de muziek voor mij het enige. Italiaans, dat ik niet begreep, klonk goed, met al die open klinkers, waar een tenor als Pavarotti of een sopraan als Callas een feest van verstaanbaarheid konden van maken. Bij opera-opvoeringen kon je een programma kopen met de tekst van het libretto, maar de zaal was in het duister gehuld, dus lezen kon je enkel tijdens de pauze. Dat lost men nu elektronisch op: de tekst wordt als onder- of boventitels van de scène geprojecteerd of in een lichtkrant gebracht, in de Munt zelfs in de beide landstalen, voor en na de pauze afwisselend links en rechts. Er zijn al huizen waar je de tekst kan volgen op een schermpje in de rug van de zetel voor jou. Dat maakt het trouwens overbodig om opera in vertaling te brengen, iets wat vroeger overal gebeurde, in het Frans, het Duits, het Engels, het Russisch, in Antwerpen zelfs in het Vlaamsch. Dus is tekst toch belangrijk!
Ook Richard Strauss (niet van de wals-familie!) bood uiteindelijk bewust geen antwoord op de vraag wat nu eerst kwam, lamusica of leparole. De Gravin wandelt weg uit de slotscène terwijl ze twijfelt wie ze s anderendaags zal ontmoeten, Olivier, de dichter, of Flamand, de muzikant. Zijn antwoord lijkt me nochtans evident: de versmelting van de twee in de zang van solisten en koor, begeleid door een majestueus orkest, opera dus, is de bekroning van de beide.
Niets is zo kras als de mens, zei Sofokles al (op school noemden wij hem Chocofles ). De mens moet niet kiezen tussen al zijn mogelijkheden, hij kan gebruik maken en genieten van alles wat hij vermag. Demosthenes oefende zich voor zijn redevoeringen door aan het strand te staan schreeuwen boven het gedruis van de aanstormende golven, of met steentjes in zijn mond (iets voor de mensen onder ons die worstlzen mez eem kunftgebif). Hitler bouwde zijn macht op zijn voor de spiegel ingestudeerde dramatische toespraken. Hugo Claus las zijn gedichten voor en betoverde zijn publiek. Een eenzaam jongenssopraantje zingt tijdens de Advent in een lege kloosterkerk het Rorate caeli desuper en de dauw daalt neder over de harten van zeldzame gelovigen en de vele vertwijfelden. Evita Perón neemt afscheid van haar land en bezweert: dont cry for me, Argentina. Het opwindend thema van Star Wars begeleidt de troopers op hun laatste dodelijke aanval op het hart van de Battle Star. Pavarotti heft aan het einde van zijn laatste concert Nessun dorma aan en geen mens die slaapt in Bayreuth, in Salzburg, in Glyndenbourne, Rome, Berlijn, Milaan, Madrid, New York, Sint-Petersburg, Los Angeles, of in Werchter.
Muziek en woord, de mens in zijn nobelste gedaante.
Categorie:muziek Tags:muziek
01-11-2010
Chrysanten, Crisantemi
Vandaag trekken we massaal naar onze begraafplaatsen, zoals we dat deden als kleine kinderen, aan de hand van onze ouders en later met onze eigen kinderen aan de hand. Sinds jaar en dag is ook de commercie aanwezig met bloemen, voornamelijk chrysanten. Vroeger waren het vooral van die barokke bloemen, roodbruin en geel gevlamd. Chrusos of chrysos is Grieks voor goud, goudkleurig en anthos betekent bloem. Nu heb je meer van die kleine gele bloemen maar dan in enorme struiken. Je ziet ook kunstige of bloemstukken en stilaan ook allerlei kitscherige dingen, vooral houders voor theelichtjes en kaarsen. De mensen willen iets om op het graf te zetten, zomaar er even gaan bij staan is niet genoeg en het bidden zijn we verleerd. Weduwen en weduwnaars, oudere koppels, moeders en dochters komen soms dagen van tevoren het graf poetsen van een geliefde, ze maken het klaar voor 1 november.
Toen ik klein was, waren er naast de bloemenverkopers ook enkele kraampjes waar je oliebollen kon kopen in een puntzak, met veel bloemsuiker. In Eeklo, mijn geboortestad, gingen we dan ook even binnen in de grafkapel aan de overkant, me de nu bevreemdende marmeren votiefplaten, waarop men zijn dankbaarheid schreef voor een genezing of een andere gunst. De kapel heeft een plaatsje gekregen in onze literatuur, Johan Daisne schreef in 1958 een kortverhaal, De vierde engel, waarin de drie levens-grote engelen aan de buitenkant een vierde, magisch-realistische levensreddende kompaan krijgen. Wie leest nu nog Daisne?
Deze dagen hoor je ook aangepaste muziek op de radio en ook op TV zijn er programmas met sfeervolle muziek op de achtergrond, het is ongepast om nu luide en opgewekte muziek te laten horen of frivole shows te brengen, alhoewel
Vrijwel zeker zal je vandaag of morgen ook dat eigenaardige stukje intieme kamermuziek van Puccini horen, Crisantemi, dat hij in 1892 componeerde ter gelegenheid van het overlijden van een lid van de Italiaanse koninklijke familie, naar eigen zeggen zou hij het in één nacht geschreven hebben. Hij gebruikte het thema ook in zijn opera Manon Lescaut die in dat jaar in première ging, maar wat was er eerst, het kamermuziekstuk of de opera? Wie weet
Vrijwel steeds vind je op Cds met Crisantemi twee andere werken die al even ongebruikelijk zijn voor hun componist. Puccini heeft vrijwel niets anders geschreven dan operas en dat geldt ook voor Verdi en Donizetti. Die twee laatsten schreven elk ook een strijkkwartet en dat zijn de gebruikelijke buren van onze Crisantemi. Alle drie zijn het verstilde, rustig ontroerende werken die je op een dag als vandaag kunnen vergezellen in gedachten die ongewild, geleid door de omstandigheden wegdwalen of door tedere herinneringen met zachte hand naar vroeger terugglijden, naar wat niet meer is, naar wat je mist als je er durft bij stil te staan.
Ik wens je een trage, stille en rustige dag toe, bewust van onze sterfelijke eindigheid, berustend in die rijke, vergankelijke menselijkheid.
Categorie:muziek Tags:muziek
03-10-2010
Jean Sibelius
Waarom ik het uitgerekend over Sibelius wil
hebben, dat is veeleer toevallig. Voor mij is dit een welkome gelegenheid om over deze Finse
componist te schrijven en mijn meer dan 50
jaar oude bewondering voor zijn muziek om te zetten in woorden.
Laten we beginnen met de componist zelf.
Hij werd geboren in 1865 in een Russische garnizoensstad in centraal Finland,
in een burgerlijke familie, Zweeds-sprekend, van officieren, dokters,
ambtenaren en dominees. Hij kende een zorgeloze jeugd, mocht studeren aan de
beste scholen, onder meer aan de eerste Fins-sprekende lagere school en genoot
daarvan. Hij trouwde met zijn jeugdliefde en leefde met haar lang en gelukkig
tot aan zijn dood in 1957, hij was toen 92. In 1904 bouwde hij voor het gezin een
huis op de buiten, een veertigtal kilometer buiten Helsinki en verbleef daar,
in betrekkelijke afzondering, midden de indrukwekkende natuur, het grootste
deel van zijn leven. Enkel voor concerten, als dirigent van zijn eigen muziek,
ondernam hij reizen naar het buitenland, tot in Amerika, waar hij zeer populair
werd. Hij was een kettingroker van sigaren, wat in 1908 voor ernstige
gezondheidsproblemen zorgde en een aantal operaties in Berlijn noodzakelijk
maakte. Zijn naam is eigenlijk Johan, in de familie was dat Janne. Toen hij aan
de universiteit van Helsingfors (dat is de Zweedse naam, wij zeggen nu
Helsinki) ging studeren, nam hij een pak visitekaartjes mee dat men had
gevonden in de nalatenschap van zijn oom, ook Johan Sibelius, die zich in het
buitenland Jean liet noemen. Zo kwam hij aan de naam waaronder hij bekend zou
worden in de hele wereld.
We kunnen niet over Sibelius spreken zonder
het ook over Finland te hebben. We gaan hier niet de hele turbulente geschiedenis
van dat indrukwekkende land in het noorden van Europa uit de doeken doen. Het
ligt geprangd tussen Zweden en Rusland, vanuit Sint-Petersburg kijk je over het
water uit op Helsinki. Die twee grote buren hebben Finland beurtelings veroverd
en bezet. Toch bleef Finland zijn eigen cultuur trouw en streefde het een culturele
en politieke onafhankelijkheid na die pas in 1917, bij het uitbreken van de
Russische revolutie, werkelijkheid werd. Dat romantisch nationalisme doordesemt
het leven en de muziek van Sibelius. Zijn oorspronkelijke inspiratie vond hij in
de grootse Finse natuur en in de tradities van de Finse cultuur, vooral het
grote nationale epos, de Kalevala,
vijftig zangen, bijna 23.000 versregels lang.
In mijn jeugd was in Vlaanderen vooral zijn
Finlandia zeer populair; in feite is
het slechts een onderdeel van een langere suite die Sibelius componeerde in
1899, tegen de Russische bezetter. Die compositie moet de mensen die hier al
vele jaren streefden naar een erkenning van de Vlaamse taal en cultuur en die
toen, zoals nu, nog slechts konden dromen van een Vlaamse onafhankelijkheid,
geïnspireerd en ontroerd hebben. Finlandia
was voor hen een voorbeeld, een triomfantelijk proteststuk tegen de Belgische
verfransing.
Sibelius was een veelzijdig componist. Toch
heeft hij zijn bekendheid vandaag te danken aan slechts enkele composities. Het
meest bekend is, naast Finlandia,ongetwijfeld zijn Valse triste; het is een onderdeel van de toneelmuziek die hij in
1903 schreef voor een drama, Kuolema,
van zijn zwager Arvid Järenefelt. Het is een wals die verrassend traag begint
en in mineur, dan geleidelijk aanzwelt om weer in een melancholische berusting
te eindigen; we denken daarbij onvermijdelijk aan wat Ravel in 1920 met
dezelfde dansvorm op een veel grotere schaal deed in zijn La valse, in opdracht van Diaghilev, maar door hem afgewezen.
Sibelius schreef nog meer orkestmuziek bij
toneelstukken, die nadien meer bekendheid verwierven los van hun context, als
zelfstandige symfonische gedichten, zoals Lemminkaïnen
(1896), met daarin het beroemde De
zwaan van Tuonela; Pohjolas dochter
(1906); Tapiola (1926). Ook de vroege
Karelia (ouverture en suite) zijn nog
altijd zeer geliefd; Maurice Béjart maakte er een indrukwekkend ballet van, dat
ik vele jaren geleden in Brussel bewonderde, met een machtige cavalcade op het
centrale thema, een stormachtige stoet van ruiters, exuberant uitgevoerd door
de mannelijke dansers, die met hun suggestieve bewegingen de afwezigheid van de
paarden zelf helemaal deden vergeten.
Jean Sibelius is in de eerste plaats een
meester in het orkestreren. Zijn aanpak van het orkest is origineel, je hoort
meteen dat het om muziek van Sibelius gaat. Hij liet zich aanvankelijk beïnvloeden
door de Weense traditie, vooral Beethoven, maar ook door Bruckner en Brahms en bewonderde
ook Grieg en Tsjaikovski zeer. Na 1902 bleef hij in zijn eigen klassieke stijl
verder werken, zonder zich te storen aan de experimenten van zijn tijdgenoten
Richard Strauss, Skriabin, Mahler en zelfs Ravel. De muziek van Wagner trok hem
niet aan. In Bayreuth woonde hij in 1894 uitvoeringen bij van Lohengrin en Tannhaüser. Achteraf sprak hij zijn afkeuring uit over de Wagnerverering
die hij daar had meegemaakt.
Zijn zeven symfonieën vormen de ruggengraat
van zijn werk. Niet dat ze altijd meteen veel publiek succes kenden: zijn
vierde werd uitgefloten door het publiek in 1911 en ook de critici waren vaak niet
mals voor hem. Sibelius schreef de muziek die hij wou schrijven, niet wat het
publiek wenste te horen. Zijn diepste grondinspiratie was steeds de Finse natuur
en cultuur, maar wat hij ermee deed, was puur muzikaal en te genieaal om als programmatisch
afgedaan te kunnen worden.
In België zijn we verwend, wat
pianoconcertos en vioolconcertos betreft, door de Koningin Elizabethwedstrijd,
die vroeger via de radio maar sinds geruime tijd ook op Tv een zeer breed
publiek bereikt. Tot de composities die zo een vaste plaats hebben verworven in
ons collectief muzikaal geheugen, behoort ongetwijfeld ook het zeer herkenbare en
pakkende vioolconcerto van Sibelius (1905), dat bij elke wedstrijd wel een
uitvoerder vindt in de finale. Hij componeerde zeer veel voor piano, maar niet
alles daarvan is even hoogstaand of geïnspireerd. Ook het liedgenre was hem
lief en hij heeft er enkele prachtige geschreven. Er is slechts één
strijkkwartet op zijn naam, met de zeer passende titel Voces Intimae, intieme stemmen (1909).
In 1924 dirigeert Sibelius voor het laatst,
in 1929 verschijnt zijn laatste compositie. Hij heeft nadien nog ruim dertig
jaar geleefd. Hij bleef met muziek bezig, probeerde ook nog te componeren, maar
het lukte niet meer zo goed en hij was bijzonder kritisch voor zichzelf.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft hij op een bepaald moment veel
manuscripten verbrand in zijn haard. Nadien werd hij, naar het getuigenis van
zijn familieleden, rustiger en opgewekter, alsof er een last van hem was
afgevallen.
Hij stierf aan een hersenbloeding in 1957.
Zijn vrouw Aino (1871-1969) schonk de villa die naar haar genaamd was en waar
ze samen zolang geleefd hadden, aan de Finse staat, die er een Sibeliusmuseum
van maakte.
Sibelius zelf heeft zich altijd verzet
tegen elke buitenmuzikale interpretatie van zijn composities. Zo verwoordde hij
het zelf:
Mijn
symfonieën bevatten louter uitdrukkingsmuziek, zonder enige literaire
achtergrond bedacht en uitgewerkt. Ik ben geen literaire musicus. Voor mij
begint de muziek waar het woord eindigt. Een scène kan op een schilderij, een drama
in woorden worden verbeeld. Een symfonie moet ten eerste en ten laatste muziek
zijn. Natuurlijk heb ik het wel meegemaakt dat, naar aanleiding van wat ik
schreef, mij geheel onvrijwillig een tafereel voor ogen kwam; maar de
zaadkorrels voor mijn symfonieën en de bevruchting lagen in het zuiver
muzikale.
Categorie:muziek Tags:muziek
19-09-2010
Albinoni: adagio, ma non troppo
Op Klara, de KLAssieke RAdio van de Vlaamse
omroep, hoor je de laatste tijd helaas bijna niets anders dan oldwarhorses:
heel bekende populaire composities, zoals je die ook kunt vinden in de top 75
of 100 klassieke meesterwerken; de VRT heeft die zelfs verzameld in een Cd-box.
Daarbij hoort ook het alom bekende Adagio van Albinoni.
Tomaso Giovanni Albinoni (8 juni 1671 17 januari 1751) was een Venetiaans componist
uit de periode van de barok. Hij is bekend voor een groot aantal operas maar
vooral ook voor zijn instrumentale muziek. Hij was een van de eersten om de
hobo als solo-instrument te gebruiken in zijn concerti. Veel van zijn werk is
verloren gegaan bij het bombardement van Dresden, toen de Staatsbibliotheek in
vlammen opging.
In 1958 publiceerde Remo Giazotto
(1910-1998) een muziekstuk onder de titel: remo giazotto: adagio in sol
minore per archi e organo su due spunti tematici e su un basso numerato di
tomaso albinoni: het beroemde Adagio van Albinoni. Giazotto was een
vooraanstaand Italiaans musicoloog, docent, muziekcriticus en ook een
bescheiden componist. Hij stond in voor de catalogus van het werk van Albinoni
en schreef ook een biografie van hem. Naar eigen zeggen was het Adagio een
reconstructie, op basis van restanten uit de bibliotheek van Dresden, van een
Sonate in sol klein van Albinoni zelf. Na de dood van Giazotto heeft men uit
zijn papieren evenwel met zekerheid kunnen vaststellen dat Giazotto zelf het
hele adagio geschreven heeft en het verhaal over de overblijfselen van een
sonate die hij gered had uit de brand van de bibliotheek in Dresden, volledig
verzonnen had.
Giazotto kende het werk van Albinoni
natuurlijk zeer goed en het moet voor hem een koud kunstje geweest zijn om een
adagio te schrijven in de stijl van de meester. Dat neemt niet weg dat het een
geslaagde originele compositie was, die onmiddellijk aansloeg bij het publiek
en die sinds 1958 ontelbare keren is uitgevoerd en opgenomen, in allerlei
versies, waarvan vooral die voor orgel en strijkers het meest bekend is. Het was
een van de eerste platen die ik zelf kocht, in 1964.
Het Adagio was en is ook zeer geliefd als
filmmuziek, zowel bij amateurs als professioneel: TheTrial (naar Kafka,
Orson Welles), Rollerball, Gallipoli,
Dragonslayer, Flashdance, The Phantom of the Opera, om er maar enkele te
noemen.
Het is toch wel merkwaardig dat een van de
meest bekende klassieke muziekstukken eigenlijk een vervalsing is. Men had van
bij de publicatie wel twijfels over het respectieve aandeel van Giazotto en van
Albinoni in de reconstructie, maar dat hij het helemaal verzonnen had? Hij
heeft de fragmenten waarop hij steunde nooit kenbaar gemaakt. In 1992 kwam hij
met een lichtjes gewijzigd verhaal, namelijk dat hij het fragment al in 1940
had gevonden toen hij met zijn biografie bezig was en met de catalogus van
Albinonis werk. Het fragment zou nooit veel meer dan enkele noten geweest
zijn. Hoe dan ook, zijn compositie is een eigen leven gaan leiden als het
Adagio van Albinoni en geen mens, behalve enkele musicologen, die zich nog de
naam van de echte componist, Remo Giazotto herinnert. Ten onrechte, al moeten
we toegeven dat hij het zelf gezocht heeft
Categorie:muziek Tags:muziek
11-08-2010
Ronsard op visite bij Richard Strauss
In volle Blitzkrieg, in 1940, schreef
Richard Strauss - hij was toen al 76 zijn laatste opera, Capriccio. De eerste opvoering vond plaats op 28 oktober 1942, in
München, dat toen al elke nacht gebombardeerd werd.
Het thema is, zoals bekend, de vraag wat nu
het belangrijkst is: de tekst, of de muziek. Er zijn twee rivalen voor de hand
van de Gravin, de dichter en de componist. De ene maakt een gedicht voor haar,
de andere zet het op muziek. Over dat thema schreef ik een uitvoerige bijdrage,
klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=41.
Voor het libretto deed Strauss aanvankelijk
een beroep op Joseph Gregor, nadat de gelukkige samenwerking met de joodse auteur
Stefan Zweig onder dwang van de Nazis beëindigd was. Maar Gregor voldeed niet
en Strauss schakelde de dirigent en organisator Clemens Kraus in, samen met
Hans Swarowsky, ook een dirigent, die ontslagen was door de Nazis. Het drietal
genoot van de samenwerking.
Stefan Zweig, ondertussen uitgeweken naar
Brazilië, benam zich op 22 februari 1942, samen met zijn jonge vrouw, het
leven, vertwijfeld over de gebeurtenissen in Duitsland. Hij was 61.
Een van de bijdragen van Hans Swarowsky was
het gedicht, dat vier keer voorkomt in de opera, tweemaal voorgedragen, tweemaal
gezongen. Het is een sonnet van niemand minder dan Ronsard (1524-85), dat weten
niet zoveel operaliefhebbers. Swarowsky zorgde voor de Duitse vertaling:
Kein andres, das mir so im Herzen loht,
Nein, Schöne, nichts auf dieser ganzen Erde,
Kein andres, das ich so wie dich begehrte,
Und käm' von Venus mir ein Angebot.
Dein Auge beut mir himmlisch-süsse Not,
Und wenn ein Aufschlag alle Qual vermehrte,
Ein andrer Wonne mir und Lust gewährte, -
Zwei Schläge sind dann Leben oder Tod.
Und trüg' ich's fünfmalhunderttausend Jahre,
Erhielte ausser dir, du Wunderbare,
Kein andres Wesen über mich Gewalt.
Durch neue Adern müsst' mein Blut ich giessen,
In meinen, voll von dir zum Überfliessen,
Fänd' neue Liebe weder Raum noch Halt.
Het sonnet komt uit de bundel Continuation des amours de P. de Ronsard
Vandomois uit 1555, onder de hoofding Sonetz
en vers de dix à onze syllabes:
Mijn aandacht voor de figuur van Maria
Magdalena werd kortelings gewekt (ja, kortelings, in het AN is dat onlangs,
sedert kort; in Vlaanderen betekent het binnenkort; ik gebruik het hier
eventjes ondeugend om op die tegenstelling te wijzen), door de aankondiging op
de radio van een concert op 7 augustus 2010, in het kader van het MA-festival, door
het oude-muziekensemble Graindelavoix
onder leiding van de Vlaamse tenor en musicoloog Björn Schmelzer. Ik was
namelijk gefascineerd door wat Schmelzer in dat interview allemaal vertelde en
door de heerlijke muziekfragmenten die ik hoorde en dus ging ik op zoek naar
meer over dit ensemble.
Dat bracht me bij een CD die ze uitbrachten
onder de titel La Magdalene, The Cult of
Mary Magdalene in the early 16th century, Glossa, 2009. Ik ontleende die vervolgens
meteen in de Leuvense stedelijke bibliotheek Tweebronnen voor een halve euro en
luisterde ademloos. Terwijl ik dit schrijf weerklinkt de muziek weer in al haar
weelderige pracht door het huis.
De uitvoerige documentatie bij de CD omvat
naast de teksten van de gezangen en de details over de uitvoering ook een
uitgebreide tekst van de leider van het ensemble, Björn Schmelzer, met een
interessante bibliografie over Maria Magdalena in de kunst en over de muziek in
kwestie in het bijzonder. Die oorspronkelijke Nederlandse tekst krijg je ook
nog vertaald in het Engels, het Frans, het Duits en het Spaans.
Terzijde: het zou leuk zijn om te ontdekken
welke vertaling het eerst gemaakt is; ik vermoed namelijk dat de drie andere
vertalingen zich gesteund hebben op die eerste en niet op het Nederlandse
origineel. Aanleiding tot die gedachte is een nieuw woord (!) dat ik ontdekte
in de tekst van Schmelzer: disceptatie. Uit de context en uit de vertaling in
de andere talen bleek het te gaan om een uiteenzetting, een geschrift; ik
vermoedde dus een tikfout en was al aan het verbeteren in het voor de hand
liggende dissertatie, maar enkele regels verder kwam het woord opnieuw voor
en dan begint zelfs een erg zelfverzekerde taalfanaat als uw dienaar te
aarzelen.
Ik las in het woord spontaan allusies op Fr.
déception en E. deception, beide van Lat. deceptio,
bedrog of het bedriegen, maar dat bleek alras een vals spoor. De juiste
etymologische bron van dit bastaardwoord is het Latijnse disceptatio, een afgeleide vorm van disceptare, een samenstelling van dis en captare;
letterlijk dus uiteen- (dis-) en jagen
(captare). Een disceptatio is een uiteenzetting der bewijsgronden, woordenstrijd,
discussie, debat (ter wille van de waarheid of het recht); een beslissing (Van
Wageningen).
Schmelzer heeft voor zijn verrassend leenwoord
de mosterd gehaald bij de Franse humanist, theoloog en Bijbelvertaler Jacques Lefèvre
dÉtaples (circa 1455, Étaples, Picardië 1536, Nérac). Die publiceerde in
1517 een boek onder de titel (die Schmelzer helaas onvolledig citeert, vanwaar
mijn kortstondige taalkundige consternatie): De Maria Magdalena et triduo Christi disceptatio, Vertoog over
Maria Magdalena en het Triduum (Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Paaszaterdag) van
Christus.
Ik was verrast te vernemen, in Schmelzers
boeiende toelichting, dat mijn eigen kritische bedenkingen over Maria
Magdalena, de Bijbelse achtergrond en de middeleeuwse legenden en
heiligenverering, reeds vijfhonderd jaar geleden uit de doeken gedaan zijn
Overigens werd de auteur destijds daarvoor prompt veroordeeld door de theologen
van de Sorbonne. Geen wonder dat daarop vijfhonderd jaar kerkelijk liturgisch
stilzwijgen is gevolgd.
In het Latijn is faber werkman; faber
ferrarius is ijzerbewerker, smid en zo werd faber in het (oud-)Frans fèvre, smid.
Zo weet je meteen waar al onze familienamen zoals Lefever, Defever, Lefebure,
Favre, Fabré, Fabri, Fauré, Defoor, Favery, Feverys &c. vandaan komen. In het hedendaagse Frans vinden we fèvre terug in de samenstellingen orfèvre, letterlijk goud-smid, orfevrer en het ook in België bekende uithangbord orfèvrerie.
Lefèvre dÉtaples was een humanist zoals
Erasmus (eveneens 1536) en had veel kritiek op de kerk, maar wilde dat steeds
doen via hervormingen binnen de ene kerk, net zoals Erasmus. Veel succes hebben
ze niet gehad. Zonder koninklijke bescherming zou Lefèvre waarschijnlijk op de
brandstapel geëindigd zijn.
De hele kwestie van de verering van Maria
Magdalena was in die tijd voorwerp van eindeloze discussies: waar berustten de
échte relikwieën? welke verhalen waren echt gebeurd, welke legenden waren
verzonnen? Het was ook een politiek gevecht, tussen de Franse koning en de
Bourgondische keizer Karel. Vandaag kunnen we dat nog nauwelijks begrijpen,
maar destijds waren geloofskwesties ook staatszaak: het kerkelijk gezag had ook
uitvoerige wereldse ambities en het wereldlijk gezag probeerde zich te
legitimeren door een beroep op religieuze gronden en klerikale steun. Op onze
dagen kan je het meemaken dat onze christendemocratische eerste minister tijdens
het TeDeum op de nationale feestdag in de kathedraal lompweg zit te
telefoneren
De muziek van de Missade Sancta Magdalena
is van de hand van Nicolas Champion ( 1533 in Lier). De uitvoering door Graindelavoix combineert de vaste en
wisselende misgezangen met enkele Chansons
de La Magdalene. Het is uiterst welluidende meerstemmige muziek. Schmelzer spreekt
van een recreatie, veeleer dan een reconstructie. Het is immers wellicht
onmogelijk om heel precies te weten hoe die muziek in haar tijd moet geklonken
hebben. Wat Graindelavoix ervan
gemaakt heeft, op basis van ernstig wetenschappelijk onderzoek en met een uitzonderlijk
zuiver muziekaal gevoel, is in elk geval zeer overtuigend, zelfs overweldigend
in de ruim weergalmende akoestiek van de Sint-Pauluskerk in Antwerpen, de
laatgotische kerk die gebouwd werd tijdens het leven van zowel Lefèvre
dÉtaples als Nicolas Champion.
Ik raad je deze bijzondere muzikale
ervaring ten zeerste aan, dit is de eerste (en enige) opname die ervan gemaakt
is. De religieuze teksten moet je er maar bij nemen; net zoals bij Bach zijn ze
inhoudelijk totaal bijkomstig en zelfs verwaarloosbaar, we zijn al tevreden dat
ze welluidend zijn. Dit is kunst, geen religie.
Categorie:muziek Tags:muziek
23-07-2010
Nicolas Gombert
We weten niet juist waar en wanneer Nicolas Gombert geboren of
gestorven is. Dat is niet echt verwonderlijk, want het gebeurde vijfhonderd
jaar geleden
Het is pas wanneer hij in 1526 toetreedt tot de muzikantentroep
van keizer Karel V, dat zijn gedocumenteerd leven begint. Zo komt het dat wij
nu nog over hem spreken en schrijven en, wat belangrijker is voor ons, dat we zijn muziek
kunnen beluisteren.
Hij is meer dan waarschijnlijk afkomstig, rond 1500, uit
wat we nu Frans-Vlaanderen noemen en wat toen gewoon Vlaanderen was, de streek
rond Rijsel, misschien de plaats La Gorgue. Waar hij zijn opleiding kreeg is
evenmin bekend, wellicht aan een van de plaatselijke scholen verbonden aan
kathedralen, abdijen en collegiale kerken, die bekend stonden om de uitstekende
muzikale kwaliteit van hun liturgische diensten. Daar ontwikkelden knapen,
geselecteerd voor hun stem, hun muzikaal talent. Ze kregen een doorgedreven
opleiding in het Gregoriaans en de muziek van de leider van de kapel, naast een
algemene vorming die tot de beste behoorde die er te krijgen was. De meest
begaafden brachten het op hun beurt tot componist en kapelmeester. Zo is het
wellicht ook met Nicolas Gombert gegaan.
Hij begon als zanger bij de keizer, Karel V, in 1526 en in 1529
werd hij Maistre des enffans, een taak
die niet alleen het muziekonderricht omvatte, maar ook de materiële
organisatie: eten en drinken, kledij en schoeisel, reizen en logies, discipline
en vooral ook: het zoeken naar nieuw talent in stad en dorp. Dat betekende
naast de voortdurende reizen samen met de keizer, naar alle landen van het
toenmalige Europa, ook nog specifieke zoektochten om nieuwe zangertjes te
vinden en mee naar het hof in Spanje te brengen.
Gombert staat vermeld in de verslagen die zijn overgebleven van de
fastueuze feestelijkheden overal georganiseerd ter gelegenheid van het bezoek
van de keizer. Telkens spreekt men met lof over de uitgevoerde muziek en vaak
zijn er partituren achtergebleven in de grote steden waar de keizer en zijn
hofkapel passeerden.
Ook tijdgenoten die later over hem schreven zijn eensluidend
lovend. Hij is een lichtende exponent van de ernstige, hoogstaande en
veeleisende muziek van zijn tijd, een vernieuwer ook, die de al uiterst
complexe vocale muziek verder ontwikkelde en naar onvermoede nieuwe
hoogtepunten voerde.
En even plots verdwijnt Gombert uit de documenten van het
keizerlijk hof.
We hebben één enkele aanduiding van wat er zou kunnen gebeurd
zijn: in 1561 schrijft Cardanus over hem na zijn dood; hij zou veroordeeld zijn
voor het misbruiken van een van de knapen en naar de galeien gestuurd. Daar
bleef hij merkwaardig genoeg componeren en keizer Karel zou daardoor vermurwd
hem genade verleend hebben. Gombert zou dan in de streek van Doornik gaan wonen
zijn, waar hij een prebende had gekregen, een kerkelijke betrekking zonder veel
inhoud maar met een vast loon. Er is een brief van hem bekend uit 1547, waarin
hij een compositie aanbiedt aan Ferrante Gonzaga, de veldheer van de keizer.
Zijn overlijden kan dus ergens rond 1560 gesitueerd worden.
Gedurende korte tijd was Gombert aldus de belangrijkste muzikant
van zijn tijd, in dienst van de keizer zelf, leider van de grootste en
bekwaamste groep professionele zangers, knapen en volwassenen, componist van
werken die uitgevoerd werden voor de keizer, koningen, pausen en prelaten
tijdens somptueuze feestelijkheden in alle hoofdsteden van het rijk, in contact
met alle andere belangrijke componisten en de beste musici. Zijn muziek staat
verspreid in handschriften en koorboeken maar met de opkomst van de drukkunst
in belangrijke mate ook in vele publicaties, soms met werk van anderen, soms
ook in eigen verzamelingen.
Over zijn muziek waren zijn tijdgenoten het eens en ook nadien
is hij lange tijd als een belangrijk meester erkend gebleven. Zijn muziek is nog
lang na zijn dood uitgevoerd en ook vaak geïmiteerd. Sinds
de renaissance van de oude muziek, die vooral in Vlaanderen al begon rond
1975, hebben ook wij steeds meer mogelijkheden om ze te beluisteren onder de beste omstandigheden, live of op cd. Daarbij vallen vooral deze aspecten op.
Vooreerst het feit dat het om zuiver vocale muziek gaat, a
capella, dus zonder begeleidende instrumenten; er is ook geen uitsluitend instrumentale
muziek van hem bekend. Een tweede kenmerk is het polyfone karakter van zijn
composities. Zijn voorgangers, bijvoorbeeld Josquin Desprez, behielden nog in belangrijke mate homofone elementen, waar de zangers van de verschillende
partijen de tekst nog ritmisch samen en tegelijkertijd zongen. Bij Gombert
zetten de verschillende partijen, tot zelfs twaalf toe!, de tekst na elkaar in,
de ene na de andere in imitatie en variatie van een voorgaande stem. Dit
gebeurde ook al bij Josquin, maar daar werkten alle stemmen samen, of groepen
van stemmen naar een gezamenlijk akkoord toe, dat even werd aangehouden, waarna
een nieuwe muzikale zin begon.
Gomberts vernieuwing is dat terwijl de ene groep zon cadens of
homofoon rustpunt bereikt, de andere stemmen rustig verder gaan met het
ontwikkelen van hun eigen specifieke muzikale lijn. Door het vermijden van deze
gezamenlijke rustpunten krijgt het geheel zo een wijds, continu en majestueus
karakter, ontstaat er een brede, machtige muzikale stroom, uiterst complex,
waarin de hoge, midden- en lage stemmen afwisselend de aandacht opeisen, waarin
themas ontwikkeld en herhaald worden, gevarieerd, uitgepuurd, omspeeld en
uiteindelijk na een schrijnende dissonant in een indrukwekkend daverend slot
neergezet. Men spreekt soms van een muzikaal tapijt, maar dan een met de
kwaliteit van onze wonderbaarlijke kleurrijke Vlaamse tapijten, die vreemde
vorsten zo graag meenamen dat ze nu hoofdzakelijk in Madrid, Parijs, London,
Rome of Sint-Petersburg te vinden zijn en enkel tijdelijk naar Vlaanderen
terugkeren om hier in hun oude glans en glorie hersteld te worden door even
bekwame handen als die ze destijds mieken.
Ik woonde ooit een concert bij in de romaanse kerk van Bertem,
met Gomberts muziek uitgevoerd door Henrys
Eight, een uitzonderlijk begenadigde Britse groep zangers; het was om kou
van te krijgen: de stemmen van de contratenoren klaterden hoger dan je voor mogelijk
houdt, de bassen bromden en dreunden, de tenoren klonken als antieke
trompetten, met zijn achten lieten ze de kerk galmen met echos die minuten
lang nazinderden en van alle hoeken leken te komen. Het was adembenemend. Thuis
op de Cd, bijvoorbeeld die van Paul Van Nevel en het heerlijke Huelgas Ensemble, klinkt het natuurlijk niet zo verfijnd en indrukwekkend, maar als je
het volume wat kansen geeft en de ogen sluit, dan ervaar je gegarandeerd die
zeldzaam bevreemdende maar subliem verrijkende complexiteit van een van de
hoogtepunten van onze Vlaamse polyfone muziek.
Categorie:muziek Tags:muziek
08-07-2010
Tristan und Isolde, Richard Wagner
Enkele
dagen geleden, op Mezzo: Tristan & Isolde van Wagner, in de uitvoering van
het Glyndebourne Festival 2007: Jirzi Behlolavek dirigeert het London
Philharmonic Orchestra, Nikolaus Lehnhoff is de regisseur, Nina Stemme is
Isolde, Robert Gambil Tristan. Iedereen, ook de andere zangers voor de kleinere
rollen en het koor, was op zijn best. Glyndebourne is een typisch Engels
landhuis in Lewes, East Sussex, een korte treinreis van London, waar sinds 1934
grote opera gemaakt wordt op relatief kleine schaal. De enscenering was daaraan
optimaal aangepast: uiterst eenvoudig zonder te vervallen in een brutale en
grauwe existentiële leegte, subtiel suggestief en dus letterlijk en figuurlijk een
voorbeeldig platform voor de acteurs. Ook de kostumering beviel me goed, een
genereuze moderne interpretatie van bekende middeleeuws aandoende patronen, die
het spektakel dienden veeleer dan het spektakel te zijn.
Alles dus
optimaal in dienst van het kunstwerk: de opera uit 1859 van Richard Wagner, die
toen zo modern en controversieel was van vorm en inhoud dat ze in Wenen in 1861
na 77 repetities werd afgeschreven als onspeelbaar. Pas in 1865 kwam er een
eerste volledige opvoering onder von Bülow. Voor de tweede moest men weer negen
jaar wachten; pas in 1882 was ze te zien en te horen in Londen, in 1886 in de
Met. Wagner was al in 1883 gestorven, 70 jaar oud.
Het verhaal
stamt uit de middeleeuwen: Gottfried van Strassburg schreef zijn Tristan rond
1215. Een van de bedoelingen van mijn kroniek is om door zelf op zoek te gaan naar
belangrijke, merkwaardige of gewoon leuke elementen uit onze (in de ruimst
mogelijke zin) cultuur, de aandacht van mijn lezers te vestigen op wat wij
allemaal ongeveer of bijna en dus eigenlijk helemaal niet weten. Tristan en
Isolde vormen een paar dat iedereen kent, althans van naam. Dit is het verhaal,
zoals Wagner het heeft aangepast voor zijn opera.
Op een
schip dat van Ierland naar Cornwall vaart, bevinden zich Tristan, de neef en
sterke man van koning Marke van Cornwall en zijn strijdmakker Kurwenal; zij
brengen de Ierse prinses Isolde, tegen haar wil, naar Cornwall als bruid voor
koning Marke; zij is vergezeld van haar bediende Brangäne. Het huwelijk tussen
Marke en Isolde moet een einde maken aan de strijd tussen de twee koninkrijken,
waarin al vele slachtoffers vielen, niet in het minst Morald, de Ierse ridder
die door Tristan werd gedood en wiens afgehouwen hoofd naar Ierland werd
teruggestuurd. In dat gevecht werd Tristan zwaar gewond en als bij toeval
ontdekt en verzorgd door prinses Isolde, de verloofde van Morald die, zoals
haar moeder de koningin, vertrouwd is met helende en magische middelen. Wanneer
zij toch ontdekt wie Tristan is, wil ze hem om het leven brengen, maar spaart
hem, bewogen door haar gevoelens voor hem.
Tristan
houdt zich afzijdig tijdens de reis, doet alsof hij Isolde niet kent. Dat wekt
de woede op van Isolde, die hem bij zich ontbiedt net voor ze Cornwall
bereiken, met de bedoeling om hem en zichzelf te doden door het drinken van een
beker met gif. Brangäne kan het niet over haar hart krijgen om de gifbeker
klaar te maken en vervangt die door een liefdesdrank. Aan het einde van het
eerste bedrijf vallen Tristan en Isolde in elkaars armen bij het binnenvaren
van de haven. Brangäne kan hen nog net scheiden voor koning Marke verschijnt.
In het
tweede bedrijf wacht Isolde met Brangäne tot de nacht valt; zij verwacht Tristan
die zich onttrekt aan een nachtelijke koninklijke jachtpartij om bij haar te
zijn. Brangäne waarschuwt haar voor Melot, Tristans vriend, die vermoedens heeft
over hun relatie en die hen zou verraden hebben aan koning Marke. Isolde stuurt
haar weg en Tristan arriveert. Zij zingen hun passionele liefde uit, maar worden
daarin onderbroken door Kurwenal, die hen waarschuwt voor de komst van Melot en
Marke, doch te laat en tevergeefs: zij worden betrapt. Marke geeft uiting aan
zijn bittere gevoelens bij het verraad van zijn verloofde en zijn beste vriend;
wanneer Tristan Isolde ondanks alles tot de zijne wil maken, komt Melot
tussenbeide; Tristan stort zich op diens zwaard.
Het derde
bedrijf speelt zich af in Bretagne, in het ouderlijk landgoed van Tristan. Hij
ligt zwaar gewond en ijlend te bed, bewaakt door Kurwenal, die hem daarheen
heeft gebracht. Tristan wordt gewekt door een herderslied dat hij als kind
hoorde. Half delirerend vervloekt Tristan de liefdesdrank. Alleen Isolde kan
hem nog genezen en zij wachten op de aankomst van haar schip. Wanneer dat
eindelijk aan de kim verschijnt, snelt Tristan haar tegemoet maar valt dood in
haar armen met haar naam op zijn lippen. Een tweede schip komt aan met Marke,
Melot en Brangäne. Kurwenal doodt Melot en sterft zelf aan zijn verwondingen.
Dan blijkt dat koning Marke is gekomen om Isolde en Tristan te vergeven en hen
in de echt te verbinden: Brangäne heeft opgebiecht dat zij hen de liefdesdrank
heeft gegeven tegen hun wil in en dat ze dus onschuldig zijn. Voor Isolde komt
deze omkering te laat: zij zingt een extatisch afscheidslied.
Dat is,
heel kort, de opera. Bedenk wel dat die, zonder de onderbrekingen, bijna volle
vier uur duurt Er is dus ruimte voor heel veel woorden en heel veel noten. En
toch kijk ik elke keer de hele opera uit op TV en DVD, zonder een ogenblik van vermoeidheid
of verveling. Dat ligt ongetwijfeld meer aan Wagner dan aan het verhaal, dat
niet beter is dan de meeste andere ridderverhalen met magische dranken en
ingewikkelde plots rond dappere helden die elkaar naar het leven staan. De
muziek, zowel de gezongen partijen als de begeleiding en de symfonische
intermezzos, is meeslepend, overweldigend, uiterst modern en origineel. Wagner
slaagt erin om van deze wat vreemde middeleeuwse sage en modern muzikaal
theaterstuk te maken, waarbij je het best de details van het verhaal vergeet om
je helemaal te concentreren, zoals hij deed, op de uitzinnige passie van
Tristan en Isolde, de proto- en archetypes van de minnaars die de hele wereld
trotseren voor hun onmogelijke liefde, maar slechts in de dood elkaar vinden.
Wagner
heeft in het libretto, dat hij zelf schreef, de mythische, magische en
historische elementen behouden uit het middeleeuwse epos. In de lange mono- en dialogen
krijg je het hele complexe verhaal uit de doeken gedaan. Elk van de
protagonisten beleeft de werkelijkheid op zijn of haar manier, heeft een eigen
verhaal, een eigen zingeving van de gebeurtenissen. De tragedie ontvouwt zich
wanneer die verschillende verhalen met elkaar in botsing komen, door het
toeval, het noodlot. Vanzelfsprekend is het een onwaarschijnlijke samenloop van
omstandigheden, maar dat is zo in elk verhaal, in elke film, in elke aflevering
van een soap. Zo wekt het nauwelijks verwondering dat Tristan na Morald
verslagen te hebben, uitgerekend bij Isolde, de verloofde van Morald gewond terecht
komt, die hem prompt herkent aan een stukje van Moralds zwaard in zijn wonde.
Enzovoort.
Wagner
overstijgt het middeleeuwse epos door zijn muziek. Niet de woorden zijn
belangrijk, niet de omstandigheden, maar de emoties, de heftige gevoelens van
de helden. Men kan het verhaal lezen als een epos over de strijd tussen twee
koningshuizen, maar dat interesseert Wagner nauwelijks. Hij concentreert zich
op de verhouding tussen de drie hoofdpersonen: Tristan als de vriend en trouwe strijdmakker
van koning Marke; Isolde, de weduwe van Morald, die door Tristan opgeëist
wordt als echtgenote voor Marke in een politiek, strategisch huwelijk, maar die
verliefd is op de moordenaar van haar geliefde. In het epos en ook in de opera
ontstaat de passie tussen Isolde en Tristan door het ongewild drinken van de
filter, de toverdrank, waarvan Isolde veronderstelt dat het een dodelijk gif
is.
Maar er is
meer aan de hand bij Wagner: nog voor ze de toverdrank tot zich nemen zijn ze
al tot elkaar aangetrokken, vanaf het ogenblik dat Isolde Tristans wonden
verzorgt. Op het schip vermijdt hij haar, alsof hij haar niet herkent, wat haar
wanhopig maakt: nog een teken dat er hevige gevoelens zijn tussen hen. Tristan
is vertwijfeld: hij heeft in de toekomstige bruid van zijn koning
vanzelfsprekend zijn Isolde herkend, maar kan zijn trouw aan zijn vriend en
koning niet breken. Het drinken van de toverdrank is slechts een theatraal
voorwendsel. Zij weten allebei dat zij ook zonder de toverdrank tot elkaar
aangetrokken zijn, dat hun gevoelens niet kunstmatig opgewekt zijn, maar
oprechte verliefdheid en passie, die hun weg zoeken naar vereniging en liefde.
In het laatste bedrijf vervloekt Tristan de liefdesdrank, maar vervolgt dan:
Den furchtbaren Trank
der Qual mich vertraut
ich selbst ich selbst
ich hab ihn gebraut!
Aus Vaters Not
und Mutterweh
aus Liebestränen
eh und je
aus Lachen und Weinen
Wonnen und Wunden
hab ich des Trankes
Gifte gefunden!
Den ich gebraut
der mir geflossen
den wonneschlürfend
je ich genossen
verflucht sei, furchtbare Trank!
Verflucht, wer dir gebraut!
Ik vertaal
vrij:
Die vreselijke drank
die me dit leed bezorgt
ikzelf, ikzelf
ik heb die gebrouwd!
Uit mijn Vaders nood
uit Moeders leed
uit liefdestranen
telkens weer
uit lachen en wenen
uit zaligheid en wonden
heb ik het gif
van de drank gevonden!
Die heb ik gebrouwd
die is in mij gevloeid
die heb ik begerig geslurpt
immer ervan genoten
vervloekt zij die drank!
Vervloekt wie hem brouwde!
Meteen is
het duidelijk dat niet de toverdrank verantwoordelijk is voor wat de geliefden
overkomen is: wij mensen zijn verantwoordelijk voor ons eigen leven, voor wat
we doen en laten, voor onze afkomst ook en hoe we daarmee omgaan. Geen magie:
die hoort in de Middeleeuwen en in de religie, niet in Wagners en Schopenhauers
Duitsland en het Europa van het einde van de negentiende eeuw. Tristan en
Isolde en ook Marke zijn wie ze zijn, kunnen zich daartegen niet verzetten en
als dat hen onweerstaanbaar meesleept in een tragedie, dan kunnen zij niet
anders dan daaraan ten onder gaan. Nog even, in het eerste bedrijf, kunnen ze
de schijn ophouden, doen alsof ze elkaar niet kennen, hun gevoelens wegcijferen
ten voordele van het hoger belang. Maar dan, toverdrank of niet, barst hun
passie los en de stormachtige gevoelens zij bij elkaar opwekken. Dan is er geen
sprake meer van beheersing, van rationeel denken, van afwegen van voor en
tegen, nee: de wilde liefdesgevoelens alleen zijn nog van tel, de storm die in
hun hart woedt. Al het andere moet daarvoor wijken; het verdwijnt niet, het
blijft aanwezig en tormenteert hun liefde, verhindert het gelukzalig
onverstoord genieten, het opgaan in het onverdeeld geluk. Maar zij denken er
geen ogenblik aan om af te zien van hun liefde, om zich neer te leggen bij de
omstandigheden die ze verhinderen. Er is voor de geliefden geen andere
oplossing voor het conflict dan de heroïsche dood.
Dit is het eenzame
muzikale hoogtepunt van de romantiek en dat is het gebleven sinds die eerste
opvoeringen nu al 150 jaar geleden. Het blijft aangrijpend en indrukwekkend,
ontroerend en overweldigend en achteraf kan je niet anders dan stamelend je verblufte
bewondering uiten voor de originele kunstenaar die dit monumentale drama
bedacht en uitwerkte tot in de kleinste details. Tevens ben je intens dankbaar voor
het werk van de uitvoerders die het vandaag brengen op een integere manier die ten
volle recht doet aan het oorspronkelijke kunstwerk en tegelijk gebruik maakt
van de techniek van onze tijd om het zo op zeer overtuigende wijze voor ons vandaag
volledig toegankelijk en volop genietbaar te maken.
Wagners
operas zijn berucht, zelfs heel wat doorgewinterde muziekliefhebbers mijden ze
als te zwaar. Ik weet echt niet goed wat ze daarmee bedoelen. Smaken
verschillen, natuurlijk. Zo zag ik onlangs een opvoering, eveneens op Mezzo,
van Manon van Massenet, met Nathalie Dessai en Rolando Villazon, de top zangers
van vandaag. Midden in het tweede bedrijf heb ik afgehaakt, wanhopig zoekend
naar enige reden om te blijven kijken bij zoveel nonsens en ronduit zwakke
muziek, maar ik vermoed dat er mensen zijn die precies dat grote opera vinden.
Elke muziekliefhebber,
elke intellectueel, elke cultureel geïnteresseerde zou ten minste eenmaal in
zijn of haar leven Tristan en Isolde van Wagner moeten meemaken. Wij hebben
daartoe vandaag veel betere gelegenheden dan ooit, zowel op scène als op DVD en
CD. Het zou onvergeeflijk zijn om daarvan geen gebruik te maken, want wat men
verder over de mens Wagner ook mag denken, dat hij een van de meest uitzonderlijk
artistieke genieën van het hele mensdom was, kan men onmogelijk loochenen.
De DVD met
deze opvoering is verkrijgbaar in de handel, net zoals verscheidene andere zeer
geslaagde uitvoeringen. Je vindt er zeker ook een in de media-afdeling van je
plaatselijke bibliotheek.