mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
04-01-2010
Gedicht en omgedicht: W.B. Yeats The Second Coming
Sinds vele jaren kom ik her en der dit citaat tegen:
Things fall apart, the center cannot hold, mere anarchy is loosed upon the world,
soms in die vorm, soms slechts een van de drie zinsneden, soms de eerste twee, soms de laatste. Schrijvers, dichters, politiekers en filosofen, beschavingspessimisten en religieuze leiders, ze vinden er allemaal hun gading in, vooral in de centrale enigmatische wanhopige noodkreet: the center cannot hold.
Google zegt je meteen wie de auteur is, en seconden later heb je ook de hele tekst en context. Je vindt de Engelse tekst hieronder. Ik heb ook nu weer voor een eigen vertaling gezorgd, waarin ik geprobeerd heb trouw te blijven aan het bevreemdende, hallucinante poëtisch materiaal en de eigenzinnige, soms archaische taal van de dichter.
De datum, 1920 is betekenisvol. Yeats was nog aan het nahuiveren van de verschrikkingen van de oorlog en zag om zich heen de beschaving in diepe crisis, de ineenstorting van het traditionele wereldbestel en de eerste stappen van een drastisch nieuwe maatschappij, met allerlei nieuwe politieke, sociale en religieuze systemen die de mensheid moesten redden van een onafwendbaar cataclysme. Uit de ruines van het oude Egypte zag hij een nieuwe messias opstaan, die het tijdsgewricht zou keren, een nieuwe orde zou instellen.
Yeats overleed in 1939. Hij heeft met zijn laatste levensadem ook die ijdele hoop zien verzwinden.
Yeats, William Butler, 1865-1939, Irish poet & dramatist
The Second Coming (1920)
TURNING and turning in the widening gyre
The falcon cannot hear the falconer;
Things fall apart; the centre cannot hold;
Mere anarchy is loosed upon the world,
The blood-dimmed tide is loosed, and everywhere
The ceremony of innocence is drowned;
The best lack all conviction, while the worst
Are full of passionate intensity.
Surely some revelation is at hand;
Surely the Second Coming is at hand.
The Second Coming! Hardly are those words out
When a vast image out of Spiritus Mundi
Troubles my sight: somewhere in sands of the desert
A shape with lion body and the head of a man,
A gaze blank and pitiless as the sun,
Is moving its slow thighs, while all about it
Reel shadows of the indignant desert birds.
The darkness drops again; but now I know
That twenty centuries of stony sleep
Were vexed to nightmare by a rocking cradle,
And what rough beast, its hour come round at last,
Slouches towards Bethlehem to be born?
Draaiend, draaiend in wijdere wieling,
aanhoort de valk niet meer de valkenier;
alles valt uiteen, het centrum houdt geen stand;
aan loutere anarchie gaat de wereld te loor,
het bloedvertroebelde tij is geloosd en wijd en zijd
wordt ongerepte wijding driest verdronken;
de besten missen mateloos moed, dewijl
van intense passie dallerbarsten barsten.
Voorwaar, openbaring is op handen,
de heilands wederkomst voorwaar op handen.
Wederkomst! Maar amper is dat woord gevallen
of uit de wereldgeest komt een weids tafereel
mijn ogen verontrusten: verloren in het zand der blakte
een bleke gedaante, leeuwenlijf en mensenkanis,
de blik blank en als de blakende zon zonder mededogen,
trekt danig traag de dijen teweeg, terwijl daaromtrent alom
gebelgde schaduwvogels duizelen in de verlaten ruigte.
Dan daalt het duister weer neer; maar nu weet ik:
het wiegen van de kribbe heeft twintig eeuwen stenen slaap
tergend gewekt tot een bijstere nachtmerrie.
Nu kwam haar uur ten langen leste weerom rond, en kromlijnig
kruipt met reuzenschreden schromelijk de ruige rups
Zie ginds komt een lekkende roestboot uit Afrika weer aan
hij brengt ons zwarte mensen, ik zie ze opeengepakt staan
hoe kotsen de kinderen en zwangere vrouwen het dek op en neer
hoe waaien hun lompen al heen en al weer.
De schipper staat te lachen en roept hen smalend toe
wie ziek is krijgt straks een dunne deken, wie moeilijk doet de roe
Och, lieve zwarte mensen, och kom toch maar niet bij mij
en loop toch maar mijn huisje zo vlug mogelijk voorbij.
Dan loop je maar wat in onze straten rond
schichtig of loom als een verloren schurftige hond
je arme warme vaderland ontvlucht in arren moede
omdat je hier het aards paradijs vermoedde.
Maar wij houden de knip op de deur
wij hebben het niet zo voor mensen met een andere kleur
we willen wat we verdiend hebben niet zomaar delen
met profiteurs uit andere werelddelen.
We kopen liever cadeautjes voor onze kleinkinderen
die ons geweten niet zo hinderen
daarom vieren we enthousiast Sinterklaas
en blijven in ons eigen landje zelf de baas.
Zwarte Piet
die vieren we niet.
Categorie:poëzie Tags:Sinterklaas
30-10-2009
Ballade
Ballade van de paden in Västmanland
= Lars Gustafson, Ballad of the Paths in Västmanland
in The New Yorker van 7 februari 2001
translated from the Swedish by Christopher Middleton and the author
vertaald door Karel voor Lut
Onder het zichtbare geschrift van smalle paden,
paden van keien, paden in het bos,
vaak met een richel van gras in het midden tussen diepe sporen,
verborgen onder twijgen op een hoop in een open plek,
nog merkbaar in verbrokkelend mos,
loopt een ander geschrift: de oude paden.
Ze leiden van meer tot meer, van vallei
tot vallei. Soms zijn het diepe groeven,
beter merkbaar, en voeren stevige bruggen
van middeleeuwse steen hen over zwarte beken;
soms verdwijnen ze op de kale rotsige grond;
in moerassen raak je ze gauw kwijt, zo
zonder dat je het weet dat ze er nog zijn, en een ogenblik
later niet meer. Maar ze gaan wel door,
er is altijd een verdergaan, je hoeft maar
te zoeken, de paden zijn obstinaat.
Ze weten wat ze willen, en koppelen aan die wetenschap
aanzienlijke sluwheid.
Je loopt naar het oosten, het kompas wijst volgehouden oost,
en trouw volgt het pad het kompas, een rechte strook,
alles gaat goed, en dan zwenkt het pad naar het noorden.
En in het noorden is er niets. Wat wil het pad?
En dan is er plots een enorm moeras, en het pad wist het.
Het leidt ons eromheen, met de zelfzekerheid van iemand die weet
wat alles is. Het weet waar het moeras is;
het weet waar de heuvel te steil is, het weet
wat er gebeurt als je rond het meer loopt
noordwaarts in plaats van naar het zuiden. Het deed alles al,
en vaak genoeg, lang geleden. Dat is precies
wat een pad is: het werd gemaakt
lang geleden. Wie maakte het? Houtskoolbranders, vissers,
vrouwen met magere armen die brandhout sprokkelden?
Buiten de wet-gestelden, schuinsmarcheerders, grijs als het mos;
in hun dromen kleurt het bloed van broedermoord
hun handen nog rood. Jagers in de herfst in het spoor
van staande jachthonden, blaffend helder als vrieskou?
Die allemaal, geen van hen. We maken het pad tezamen,
jij ook, op een bewogen dag, hier op aarde,
of het nu vroege morgen is of een later uur:
wij schrijven de paden en ze beklijven,
en de paden zijn slimmer dan wij,
en ze kennen al de dingen
die we zo graag wilden weten.
Categorie:poëzie Tags:poëzie
03-09-2009
De parabel van de Oude Man en de jonge, Wilfred Owen
Mijn lezing van het Bijbelverhaal van Abraham en Isaak heeft enkele uiteenlopende reacties opgeroepen. Een trouwe maar kritische lezer, van wie ik hier enkele sterk religieus getinte gedichten naar het Engels vertaalde, heeft het niet gemakkelijk met mijn atheïstische stellingnamen; dat is zijn goed recht, zoals het mijn privilege is om hier te schrijven wat me op de tong ligt, wat me van de lever moet, wat uit mijn hart komt, wat me voor de geest komt, op mijn eigen(zinnige) manier. Hij begrijpt ook niet goed wat ik voortdurend in de Bijbel ga zoeken, als ik toch niet gelovig ben.
Op dat laatste punt volg ik hem niet. Ik ben, zoals hij en zoals zeer velen van onze generatie, opgevoed met de Bijbel, het was dagelijkse kost voor ons, letterlijk. En dat was al eeuwen zo. Geen wonder dat de Bijbel deel is gaan uitmaken van onze cultuur. Wij beseffen niet half hoezeer wij getekend zijn door die christelijke en, in ons Vlaams geval, katholieke cultuur. Ik probeer, vanuit mijn atheïstische overtuiging, na te gaan waar onze vooroordelen en vooringenomenheden liggen, waar we zonder nadenken patronen volgen die ons ingeprent zijn door een religieuze achtergrond van tweeduizend jaar en door een onvoorstelbaar intense vorming vanaf onze kinderjaren.
Dus ga ik terug naar de bronnen: wat zegt de Kerk eigenlijk? wat bedoelen ze? wat staat er letterlijk? wat staat er in de Bijbel? Meestal stel ik daarbij vast dat wat wij denken dat er staat helemaal iets anders is dan wat er letterlijk staat. Wij hebben vage vermoedens en nog vagere herinneringen, maar wij lezen de Bijbel niet meer, noch de Catechismus, noch de pauselijke encyclieken of de andere officiële kerkelijke documenten. Wie kritiek wil uiten, moet goed geïnformeerd zijn. Dat zal ook mijn kritische lezer me niet kunnen aanwrijven.
Maar waarom wil ik zo graag kritiek leveren op de kerk, de gelovigen, de Bijbel? Het is een fel verzet dat bij mij al heel vroeg begon, van in de lagere school. Ik was het uitdrukkelijk oneens met wat men ons voorhield, ik geloofde niet wat men ons vertelde. Ik had het ook danig lastig met de katholieke manier van opvoeden, die gebaseerd was op morele druk, op het opdringen van schuldgevoelens, op gezag en hiërarchie, op orthodoxie, op het onderdrukken van opstandigheid, originaliteit, zelfstandig denken, op het weigeren van alle kritiek. Ik was ook gloeiend verontwaardigd over de cynische, hypocriete houding van de leraren, gezagsdragers en priesters en religieuzen, die het bij nader toezien niet erg nauw namen met de christelijke voorschriften: het waren ook maar mensen, zei men dan, alsof dat een excuus was.
Ik ben nog altijd bezig daartegen te reageren. Ik probeer de hypocrisie te ontmaskeren, de misleiding bloot te leggen, de al te simplistische uitleg te weerleggen. Mijn standpunt daarbij is, meen ik, verfrissend: aangezien er geen God is, echt niet, moeten we alles wat men als religieus voorstelt, alles wat godsdienst is, alles wat men aan God toeschrijft, op een andere manier verklaren. Als er geen God is, is er ook geen openbaring, op geen enkele manier: niet via de profeten, niet via de Bijbel, niet door de Kerk, er is helemaal niets dat niet afkomstig is van de mens zelf. Godsdienst is een louter menselijk verschijnsel en dus moeten we het benaderen vanuit dat perspectief. Er is dus niets bovennatuurlijks, gewijds of heilig, er is enkel wat de mens zelf bedenkt, verzint of ontdekt.
Passen we dat toe op de Bijbel, dan kunnen we de teksten lezen als geschreven door mensen, geïnspireerd door van alles, maar niet door God, niet door iets of iemand buiten de wereld om, maar door de wereld zelf. Dat is ook het verschil tussen filosofie en theologie: geen filosoof zal ooit beroep doen op goddelijke inspiratie, leergezag of openbaring, anders is hij geen filosoof meer. Theologen daarentegen vertrekken noodzakelijk en zonder aarzelen van de openbaring en proberen die dan (in het beste geval op een redelijke manier, zoals Thomas van Aquino) te verklaren. Ik zie in de Bijbelteksten, maar ook in alle andere, de Catechismus en de kerkelijke documenten, de liturgie, enkel de mens, nooit de hand van God en ik vind dat zeer verhelderend. Het verhaal van het offer van Abraham en Isaak krijgt voor mij, en hopelijk voor nog enkele anderen, op die manier wel degelijk betekenis, ook voor de moderne mens. Denken we daarbij aan de moeder die haar vijf kinderen ombracht en aan de andere familiedramas. Maar daarvoor is het nodig dat men het Bijbelverhaal vanuit een louter menselijk perspectief bekijkt; dan ontvouwt zich wel degelijk een aangrijpende betekenis, die ons ontgaat als we het zien als een religieuze boodschap, als gezagsvolle geopenbaarde waarheid.
De Bijbel is een uniek document van de geschiedenis van een bepaald volk en heeft bovendien op onze ganse Westerse beschaving een stempel gedrukt die wij niet meer kunnen wegdenken of verwijderen. Om dat in te zien, volstaat het om een totaal andere cultuur of religie te bekijken, waarin er geen contacten zijn geweest met de onze, bijvoorbeeld het Zen-boeddhisme of het Hindoeïsme of het Japan voor de ontsluiting: wij kunnen met die mensen amper over het weer praten, zo intens verschillend is onze benadering van alles om ons heen. Onze beschaving is op een ingrijpende en definitieve wijze getekend door het joods-christelijk geloof en door tweeduizend jaar op dat geloof gesteunde geschiedenis. Dat is voldoende reden voor elke verstandige atheïst om zich intensief met het geloof en met die geschiedenis bezig te houden. Het is een vorm van cultureel gewetensonderzoek, van zelf-psychoanalyse, van bezinning. Het is een zoektocht naar de waarden en de waarheid achter de verhalen, de symbolen, de metaforen, de beelden en de beeldspraak, om de echte wortels van ons menselijk bestaan-in-de-wereld te ontdekken, om onder de talloze retouches en het vergeelde vernis de hand van de meester bloot te leggen, of de elegante erectie van Priapus.
Een gans andere reactie kreeg ik uit onverwachte hoek. Bij het lezen van een hoofdstuk in een wetenschappelijk verzamelwerk over Spinoza, was ik enkele dagen geleden zo onder de indruk van de inhoud en de literaire kwaliteiten, dat ik meteen de auteur ging opzoeken op internet, om hem dan een lange mail te sturen, waarin ik de evolutie schetste die mij, vooral sinds ik op pensioen ben, gebracht heeft bij mijn atheïstische standpunten en bij de onderwerpen en de auteurs die ik ook hier in mijn teksten uitvoerig belicht. Tot mijn aangename verrassing kreeg ik vrijwel onmiddellijk een zeer vriendelijke mail terug. Het gaat om de Britse emeritus professor Jonathan Bennett, geboren in 1930, analytisch filosoof en historicus van de vroeg moderne filosofie. Hij onderhoudt een uiterst interessante website, waarop hij teksten van die vroeg moderne filosofen ver- of hertaalt in modern Engels. Je moet maar eens gaan kijken en een bladzijde lezen, dan weet je wat ik bedoel; Als je daar klaar bent, klik dan op de back-toets helemaal bovenaan links om terug te keren naar deze tekst.
De professor was zo vriendelijk ook eens op mijn blog te komen kijken en was, ondanks het feit dat hij het Nederlands niet machtig is, toch nogal onder de indruk van wat ik hier allemaal doe. Bij mijn Abraham/Isaak-tekst en bijhorende Rembrandt vermeldde hij ook zijn spontane en filosofische afschuw bij het verhaal. Maar hij stuurde me ook de tekst van een gedicht dat ik niet kende en dat over dit Bijbelverhaal gaat. Het is van de hand van de Britse dichter Wilfred Owen, geboren in 1893 en gesneuveld op 4 november 1918; zijn moeder ontving het telegram dat zijn overlijden meldde toen buiten de klokken het einde van de oorlog luidden.
Dit is de Engelse tekst:
The Parable of the Old Man and the Young
So Abram rose, and clave the wood, and went,
And took the fire with him, and a knife.
And as they sojourned both of them together,
Isaac the first-born spake and said, My Father,
Behold the preparations, fire and iron,
But where the lamb for this burnt-offering?
Then Abram bound the youth with belts and straps
and builded parapets and trenches there,
And stretchèd forth the knife to slay his son.
When lo! an angel called him out of heaven,
Saying, Lay not thy hand upon the lad,
Neither do anything to him, thy son.
Behold! Caught in a thicket by its horns,
A Ram. Offer the Ram of Pride instead.
But the old man would not so, but slew his son,
And half the seed of Europe, one by one.
En dit is mijn onpoëtische vertaling:
Parabel van de oude man en de jonge
En Abraham stond op, en kliefde het hout en ging op weg,
en nam vuur met zich mee, en een mes.
En terwijl ze zo alle twee samen op stap waren,
sprak Isaak de eerstgeborene en zei: Vader,
kijk, we hebben onze voorbereidingen, vuur en staal,
maar waar is het lam voor dit brandoffer?
Toen bond Abraham de jongen met riemen en repen
en bouwde daar schansen en grachten,
en hief hoog het mes om zijn zoon te slachten.
Toen riep hem plots een engel uit de hemel,
die zei: sla je hand niet aan de jongen,
en doe geen kwaad aan je zoon.
Kijk, daar met zijn hoorns verstrikt in het kreupelhout
is een ram. Offer de Ram van de Trots in zijn plaats.
Maar dat wou de Oude Man niet, en hij slachtte zijn zoon,
en half het zaad van Europa, een voor een.
Categorie:poëzie Tags:poëzie
28-08-2009
bij een schilderij van Lut
Je hebt niet naar me omgekeken ik volgde je al die tijd op de voet je bent je gang gegaan je hebt me nooit ontmoet alsof ik er niet was aanhankelijk onlosmakelijk met jou verbonden ik heb je gevolgd op al je wegen gezien wat jij zag en wat je deed woordeloze getuige van je leven
de warme armen de kille blikken je dwaze dazen je vale falen ik ben je onverwiste weten je verstild verlangen je gesmoorde kreten je ongeboren zonen je ongeschonden dochters je opgeborgen dromen je woorden in de wind
waar je ook gaat ik glijd met je mee kleurloos en zonder klagen en als je soms omkijkt vragend zie je me niet je ziet me niet want ik ga schuil achter jouw naam de keerkant van jouw maan waar het licht nooit schijnt die onder je blik verdwijnt
ik verberg me in je ooghoek vlakbij onvatbaar onvermoed maar daar zonder jou besta ik niet ik ben niet zonder jou al ken jij mijn droeve volgen niet en ik je niet beroeren kan slechts toezien en aanvaarden jouw leven louter schouwen
niets blijft me bespaard ik draag de donkerste last die je zelf niet ondergaat ik ben je zwijgende gezellin de grijze zwijgende geheugenrest waar de grauwe rauwe sporen zijn van al wat was.
Ik ben je schaduw ik kijk over je schouder ik ben je andere ego ik ben jou onbelicht.
bij het schilderij 'De schaduw' van Lut De Rudder, 2009
Categorie:poëzie Tags:poëzie
26-08-2009
't Schrijverke (M.C.)
't Schrijverke
O krabbelende, kriebelende kerelskind
trek gauw een kostumeke aan!
Wat zie 'k u toch geren zo plechtig en flink
op 't hoogste schavotteke staan.
Gij denkt en gij leest en gij schrijft zo wel
als gaat het vanzelf, op één been.
Gij roert in elke stinkende wereldrel;
als jij durft er dat haast geen een.
Wat is of wat ware 't seniorennet
dat webmaster dat eens verklaart!
Wat ware het zonder jouw bloggerkestekst
dat ieder in cijfers verslaat?
Gij geeft over Yves-ke en God van katoen,
de lezers zijn heel diep geraakt.
Gij leest uwen Trevor van d'ochtend tot noen
en gauw is weer 't blogje gemaakt.
O Karelke, Karelke, zeg het me dan,
al zijt ge zo druk in de weer.
Er is er maar één die 't me zeggen kan:
waarom schrijft ge nog niet wat meer?
'k Wil dichtekes die je nog schrijven moet,
verhalen van vreugd en verdriet
en mailtjes die doen het toch ook altijd goed.
O Karel, vergeet dat toch niet!
't Mag gaan over 't klokje dat vredig nog tikt
al is 't al wat ouder en moe.
Of over een reiger die goudbrasem pikt
of over Lut ... or over you too...
En 't krabbelende, kriebelende kerelskind
heeft gauw zijn kostuum aan gedaan.
Hij zet zijne borstkas en brilleke recht
en is weer aan 't schrijven gegaan!
Hij schrijft er, zo tikt nu het kerelke knap,
zoals jufke zo goed heeft geleerd.
Eerst peinzen en nooit meer té rap
de letter aan 't woord zijne steert!
'k Blijf schrijven en schrijven en kunt ge toch
niet altijd snappen waarom?
Ik schrijf en ik schrijf en 'k schrijf morgen nog
omdat ik zo uit mijn coconneke kom!
Voor jou als gelukwens bij de 100 000 unieke lezers!
Van harte,
M. C.
Categorie:poëzie Tags:poëzie
25-08-2009
honderdduizend of niets
Ik groet u, lieve lezer dezer
en zelfs u, waarde andersdenkende tegenstrever
al lig je me soms wat zwaar op de lever
je bent nog altijd geen bedenkelijke pezewever.
Gegroet ook nog lievere lezeres
vooral die ene, een schat van een onderwijzeres
al spel je me meer dan eens terecht de les
als ik d en t verwar ben jij mijn zwaard van Damocles.
Vandaag loopt het hier serieus in het honderd
en doe nu niet alsof het in Keulen dondert
we stevenen af op lezer duizend maal honderd
de honderdduizendste unieke lezer komt verwonderd afgedonderd.
Wie zal die onverwachte uitzonderlijke eer te beurt vallen?
Wie wordt de omhooggevallen koning der grote getallen?
Helaas, dat is een statistisch geheim voor in de mottenballen
zo moet niemand met een hartaanval naar spoedgevallen.
Wie zijn jullie trouwens die mijn teksten onverdroten lezen
die dag na dag hier stiekem komen gedachtelezen
en daarbij litotes, oxymoron, praeteritio noch epibrering vrezen
o, onvolprezen uitgelezen onterecht nagewezen zenuwpezen!
Het kan niet anders of jullie moeten geschifte masochisten zijn
niet bereid om veel water te doen in jullie ambrozijn
die niet afgaan op de schone schijn, potjes- of visserslatijn
manegeur noch rozenschijn, rookgordijn of dertien in een dozijn.
Jullie zijn kenners, genieters, savoereurs, gourmands, fijnproevers
geen beunhazen, lefgozers, sycofanten, tenentellers of gamellenboefers
jullie weten waar Abraham de mosterd haalt en Sarah de nagellakremover
jullie weten een auteur te smaken, al treedt hij wel eens buiten zijn oevers.
Ik sta versteld van de ware doodsverachting die ik van jullie snuit kan lezen
als ik weer eens tekeer ga tegen al wat paaps is, God of Opperwezen
is Jezus Christus nedergedaald ter helle, de derde dag verrezen?
de Bijbel de onversneden waarheid of een boek voor simpelmezen?
Ook het koningshuis is bij mij niet veilig, al ben ik niet zo grappig als Hoste
ik ben serieuzer, ik moet jullie niet doen lachen te allen koste
toen ik vernam hoeveel miljoenen Albert II voor het koninklijk jacht loste
wou ik dat iemand die al te royalen uit hun en ons lijden verloste.
Ik ben een Dhuyvetter(s) een binnenvetter een kletterende ketter
een beetje een etter, een nauwgezette wapenkletterende letterfretter
die zijn rijmen zo rap opsoupeert dat hij zich op zijn derde regel te pletter
schrikt en amper nog een passend woord vindt of een greep van een letter.
Ik ben weg van boeken, ze te zoeken, te kopen, te lezen en te recenseren
waarbij ik al eens durf bekritiseren, polemiseren en me vergalopperen
Nabokov, P.D. James, Updike, William Trevor weet ik steeds te waarderen
voor evolutionaire psychologen en de sociobiologen zal ik applaudisseren.
Uren steek ik in het zoeken naar de wortels van onze woorden
voor een vergezochte uitleg zou ik als het ware moorden
ware het niet dat mijn hart en nieren dergelijke gevoelens smoorden
zelfs voor een etymologie doe ik geen Bijbelse kindermoorden.
Goede, geduldige lezer, ik weet niet goed waar ik vandaag moet stoppen
bij honderdduizend letters, woorden, regels, coupletten of Belgenmoppen
ik weet het, ik kan de ontroering nauwelijks verkroppen of verstoppen
die ik voel tot in mijn vingertoppen, maar ik moet toch ooit eens floppen.
Ik kan nog uren doorgaan met het aaneenrijgen van rijmen
om u en mezelf aan het scherm en aan de stoel te lijmen
maar ik zou niet willen dat jij of ik zou bezwijmen
onder de kwatrijnen, dubbel-, staf- of bakerrijmen.
Ik wou u allen nog uitruchtig en luidvoerig danken
van achter mijn toetsen, scherm en boekenplanken
mijn dokter verbiedt me helaas alle sterke dranken
ik ben ontroerd, perplex, seffens ga ik nog janken.
Ik verheug me over elk van de honderdduizend bezoekers die ik kreeg
het doet me wat, het brengt vreemde gevoelens in mij teweeg
ik weet niet wat, ben ik nu halfweg, halfvol of al halfleeg?
Ik stop, gedaan, vaarwel, t is tijd dat ik mijn schup afveeg.
Het ga jullie allen goed
wat je met je tijd ook doet
ik eindig met bekwame spoed
voor iemand mij en jou van arren moede komt wegrukken van deze blog, van Seniorennet en van het wereldwijde web en terecht boos over zoveel verslaving en asociaal gedrag de PC op slot doet, voor goed.
Karel
Categorie:poëzie Tags:poëzie
20-07-2009
John Donne Elegy XX
Elegie XX
bij het slapengaan van mijn Vrouw
John Donne 1572-1631
Kom Vrouw kom dan mijn kracht tart alle rust
tot ik tekeer ga en in ware barensnood lig.
Met de tegenstander in zicht is vaak mijn andere
tegenstander door het lange staan zelf uitgeblust
zelfs al vechten deze vijanden echt niet licht.
Maak nu los je gordel glinsterend als de hemelbaan
maar die een wereld zoveel fraaier nog schraagt.
Ontpen maar de flikkerende borstplaat die je draagt
om het gluren van overijverige dwazen te weerstaan.
Ontrijg gerust je leden want de welluidende klok
brengt me je boodschap dat het bed je al lokt.
Weg dat keurs dat ik zijn geluk zo benijd
dat het jou steeds steunen kan en stevig staan jou nabij.
Je openglijdende kleren onthullen een heerlijk zicht
als wanneer op bloemweiden de heuvelschaduw zwicht.
Zet af dat ijzerdraden kroontje en laat zien ongeboeid
het diadeem van je haren dat op je hoofd openbloeit
Trek uit die schoenen en treed dan verwacht en veilig
in deze liefdestempel dit bed zo zacht en heilig.
In witte gewaden plachten engelen uit de hemel
onthaald te worden hier op aard een hemel
breng jij mijn engel mee als Mohammeds paradijs.
Kwade geesten waren rond in wit en parelgrijs
toch is t verschil van engelen met kwelduivels zo verstaan:
dat de enen onze haren die anderen ons vlees rechtop doen staan.
Vergun mijn handen hun zwerven en laat ze jou ronden
langs achter van voren van boven tussenin en van onderen
O mijn Amerika mijn Newfoundland
mijn koninkrijk veiligst is als slechts één man t bemant
mijn rijke mijn van edelste stenen mijn keizerlijke oord
hoe gezegend ben ik dat ik hier jou ontbloot.
In deze boeien geslagen ben ik pas vrij onthecht
en waar ik de hand op sla daar heb ik mijn zegel gelegd.
Gans naakt t genot onbelemmerd smaakt
zoals de ziel bevrijd van t lichaam zo het lijf volmaakt
ontkleed de hoogste vreugd genaakt.
De sieraden waarmee jullie vrouwen trots pronken
zijn Atalantas bollen in het zicht van mannen geworpen
in hun dwaasheid laten ze hun oog daarop dan rusten
met hun aardse ziel naar het hare en niet hen zelve lusten.
Als prenten en lieflijke boekdecoratie voor onkundigen getooid
zijn vrouwen de mystieke boeken die ontsloten aanschouwen ooit
slechts zij die de gratie die we hen toedichten dat vergunt. Heus
aangezien ik het mysterie ben ingewijd toon me nu genereus
als aan een vroedvrouw je zelve en leg alles ja ook dit witte linnen
weg want boetedoening of onschuld nog minder geldt hierbinnen.
Ik doe het je voor ben als eerste naakt; welaan dan
Zo luidt de titel van het boek (1950) van Ernest Claes, in 1983 bewerkt voor televisie door Dré Poppe. Ook vandaag nog versmoren er mensen, zoals we dat in Eeklo zeiden. Wereldwijd is verdrinking de doodsoorzaak in 0,67% van de gevallen; als we naar zelfdoding kijken, dan is dat 1,53%. Zelfdoding door verdrinking is zeer ongebruikelijk: het komt slechts in ongeveer 2% van de zelfmoordgevallen voor.
Je kan het ook anders bekijken: op 100.000 mensen sterven er per jaar 916,1 gemiddeld, er zijn wat meer mannen dan vrouwen bij. Daarvan zijn er slechts gemiddeld 6,1 verdrinkingen, maar hier zijn er zelfs twee keer zoveel mannen als vrouwen; zelfdoding staat op 14 en ook hier zijn er duidelijk meer mannen dan vrouwen: 17,4 tegenover 10,6. Er zijn dus in alle opzichten betrekkelijk weinig vrouwen die uit het leven treden door verdrinking. En toch spreken die tot de verbeelding. Denk maar aan Virginia Woolf (1882-1942) en het boek en de succesvolle film The Hours (2002) met Nicole Kidman.
Wie herinnert zich niet de ontroerend figuur van Ophelia, de tragische geliefde van Hamlet? Wanneer Hamlet zich van haar afkeert in zijn vermeende waanzin en hij ook nog bij vergissing haar vader Polonius doodt, verliest zij haar verstand en verdrinkt. Gertrude, Hamlets moeder, brengt het verhaal:
Hamlet IV 7 (ca. 1600)
There is a willow grows aslant a brook, That shows his hoar leaves in the glassy stream. There with fantastic garlands did she come Of crowflowers, nettles, daisies, and long purples, That liberal shepherds give a grosser name, But our cold maids do dead men's fingers call them. There on the pendant boughs her coronet weeds Clamb'ring to hang, an envious sliver broke, When down her weedy trophies and herself Fell in the weeping brook. Her clothes spread wide And, mermaid-like, awhile they bore her up; Which time she chaunted snatches of old tunes, As one incapable of her own distress, Or like a creature native and indued Unto that element; but long it could not be Till that her garments, heavy with their drink, Pull'd the poor wretch from her melodious lay To muddy death.
Er groeit een wilg over een beek
die zijn vale blaren in het glazig water glanzen laat.
Daar kwam zij met verbazende guirlandes aan
van koekoeksbloem, netels, madelief en lange purperen
die vrijmoedige herders een boertiger naam geven
maar die onze koele meiden dodemansvingers noemen.
Aan de wijkende twijgen wou ze neigend reiken
haar kruidenkroon, toen een na-ijverige zode brak
en naar beneden haar onkruidtrofeeën en zijzelf
viel in de wenende beek. Haar kledij spreidde wijd
en hield haar als een meermin nog even boven.
Dan zong ze verwarde flarden van oude lauden
als was ze t eigen onheil ongewis
of was ze geboren en getogen
in dat ander element; maar lang kon t niet zijn
voor haar gewaden, bezwaard met hun drank
de arme stakker aan haar melodieus gezang onttrokken
naar de modderen dood.
(eigen vertaling, 2009)
Het is niet onmogelijk dat Shakespeare zich voor Ophelias dood heeft laten inspireren door een waar gebeurd verhaal, de verdrinkingsdood in de rivier Avon, in 1579, onder verdachte omstandigheden, van de jonge Katherine Hamlet (!). Shakespeare was toen zestien jaar.
De naam Ophelia verschijnt voor het eerst in Hamlet, maar heeft nadien de wereld veroverd en met de naam is ook het verhaal opgenomen in de wereldcultuurcanon. Ontelbaar zijn de kunstwerken die aan haar ongelukkige liefde en haar zelfdoding gewijd zijn, zowel in de beeldende kunst en in de literatuur.
Ongetwijfeld was dit een gedroomd motief voor een poète maudit (naar de gelijknamige verzamelbundel van onbekende dichters, in 1884 uitgegeven door Paul Verlaine, 1844-1896) als Artur Rimbaud (1854-1891), die overigens met Verlaine een stormachtige verhouding had, tot en met revolverschoten Zijn gedicht Ophélie van 1870 (hij was toen ook zestien ) is een van de meest gelezen Franse gedichten.
I
Sur l'onde calme et noire où dorment les étoiles
La blanche Ophélia flotte comme un grand lys,
Flotte très lentement, couchée en ses longs voiles ...
- On entend dans les bois lointains des hallalis.
Voici plus de mille ans que la triste Ophélie
Passe, fantôme blanc, sur le long fleuve noir;
Voici plus de mille ans que sa douce folie
Murmure sa romance à la brise du soir.
Le vent baise ses seins et déploie en corolle
Ses grands voiles bercés mollement par les eaux;
Les saules frissonnants pleurent sur son épaule,
Sur son grand front rêveur s'inclinent les roseaux.
Les nénuphars froissés soupirent autour d'elle;
Elle éveille parfois, dans un aune qui dort,
Quelque nid, d'où s'échappe un petit frisson d'aile:
- Un chant mystérieux tombe des astres d'or.
II
O pâle Ophélia ! belle comme la neige !
Oui, tu mourus, enfant, par un fleuve emporté!
- C'est que les vents tombant des grands monts de Norvège
T'avaient parlé tout bas de l'âpre liberté;
C'est qu'un souffle, tordant ta grande chevelure,
A ton esprit rêveur portait d'étranges bruits ;
Que ton cur écoutait le chant de la Nature
Dans les plaintes de l'arbre et les soupirs des nuits;
C'est que la voix des mers folles, immense râle,
Brisait ton sein d'enfant, trop humain et trop doux ;
C'est qu'un matin d'avril, un beau cavalier pâle,
Un pauvre fou, s'assit muet à tes genoux!
Ciel ! Amour ! Liberté ! Quel rêve, ô pauvre Folle!
Tu te fondais à lui comme une neige au feu :
Tes grandes visions étranglaient ta parole
- Et l'Infini terrible effara ton il bleu!
III
- Et le Poète dit qu'aux rayons des étoiles
Tu viens chercher, la nuit, les fleurs que tu cueillis,
Et qu'il a vu sur l'eau, couchée en ses longs voiles,
Je verwacht van mij nu misschien een Nederlandse vertaling, maar dan moet ik je teleurstellen: er bestaat namelijk een letterlijk onverbeterlijke vertaling van de hand van meester-vertaler Paul Claes in zijn tweetalige uitgave van een ruime selectie van Rimbauds gedichten, bij Athenaeum Polak & Van Gennep, 1998. Je moet dus daar terecht, want er rust copyright op het hele boek. Ik zal Paul bij gelegenheid vragen of er een uitzondering kan gemaakt worden voor mijn blog, wie weet.
Een vertaling in het Duits van Rimbauds Ophélie kwam er pas in 1910, maar die gaf toen meteen aanleiding tot een kleine stortvloed van Duitse navolgers.Ik vond deze zeer leerrijke website met verscheidene voorbeelden en nuttige toelichting: klik hier http://vdeutsch.eduhi.at/literatur3/ex_verfall_vtfg.htm#Shakespeare.
Daar vond ik ook een oude kennis (en de aanleiding voor deze tekst) terug, namelijk een lied van Bertolt Brecht (1898-1956) uit zijn allereerste toneelstuk Baal, geschreven in 1918 en ur-opgevoerd in 1923; hij componeerde blijkbaar ook zelf de muziek. Het verscheen in 1922 als een zelfstandige ballade in de krant. Nadien werd het opgenomen in Berliner Requiem (1928), een toonzetting door Kurt Weil van zes liederen van Bertolt Brecht. Het gaat om de merkwaardige ballade Vom ertrunkenen Mädchen:
1 Als sie ertrunken war und hinunterschwamm Von den Bächen in die größeren Flüsse Schien der Opal des Himmels sehr wundersam Als ob er die Leiche begütigen müsse.
2 Tang und Algen hielten sich an ihr ein So daß sie langsam viel schwerer ward. Kühl die Fische schwammen an ihrem Bein Pflanzen und Tiere beschwerten noch ihre letzte Fahrt.
3 Und der Himmel ward abends dunkel wie Rauch Und hielt nachts mit den Sternen das Licht in der Schwebe. Aber früh ward er hell, daß es auch Noch für sie Morgen und Abend gebe.
4 Als ihr bleicher Leib im Wasser verfaulet war Geschah es (sehr langsam), daß Gott sie allmählich vergaß Erst ihr Gesicht, dann die Hände und ganz zuletzt erst ihr Haar. Dann ward sie Aas in Flüssen mit vielem Aas.
Baal is in het stuk eveneens een poète maudit, die Johanna verleidt en haar dan achterlaat, waarop ze zich verdrinkt. Hijzelf zingt/zegt de tekst.
Naar verluidt schreef Brecht dit gedicht naar aanleiding van de moord op Rosa Luxemburg (1871-1919), de marxistische filosofe en activiste van Joods-Poolse afkomst, die in Berlijn meewerkte aan de opstand van de Spartakisten, maar door tegenstanders werd neergeslagen met geweerkolven en afgemaakt met een genadeschot in de slaap; haar lichaam werd in een kanaal gegooid en werd pas weken later teruggevonden. Zo waren toen de politieke zeden, waarin ook Hitlers onzalig gedachtegoed broedde.
Er zijn verscheidene zeer goede uitvoeringen van dit lied, maar kenners zweren bij een van de versies van Lotte Lenya, de echtgenote van Kurt Weil. Aanbevolen!
En dit is mijn Nederlandse versie, dan moet je niet zoeken en het leest ook gemakkelijker dan in de partituur:
Wanneer zij dan verdronken was en drijvend verder gleed
door de beken naar waar de rivier tot stroom verbreedt
glansde de hemel wonderbaarlijk als opaal
alsof hij het lichaam rustig maken moest en egaal.
Wieren en algen zetten zich op haar vast
zodat ze langzaam steeds zwaarder werd belast.
Kil zwommen alen tegen haar benen aan;
Flora en fauna bezwaarden nog haar laatste heengaan.
Tegen de schemering werd de hemel duister als een walm
en hield s nachts met de sterren het licht onzeker kalm
maar in de vroegte lichtte het fel op, om nog even
ook haar ochtend en een avond te kunnen geven.
En toen haar verbleekte lijk in het water was vergaan
is ze, traagzaam, allengs ook uit Gods gedacht gegaan:
eerst haar aangezicht, dan de handen en op t allerlaatst haar haren.
Dan werd ze aas in een stroom waar nog meer aas en krengen waren.
In een BBC-productie van Baal zong David Bowie ook een versie, op deze tekst:
Once she had drowned and started her slow descent Down the streams to where the great rivers broaden Oh, the open sky chant most magnificent As if it was acting as her body's guardian Wreck and duck weed slowly increased her weight By clasping her in their slimy grip Through her limbs, the cold blooded fishes played Creatures and plant life kept on, thus obstructing her last trip
And the sky that same evening grew dark as smoke And its stars through the night kept the brightness still soaring But it quickly grew clear when dawn now broke To see that she got one further morning Once her pallid trunk had rotted beyond repair It happened quite slowly that she gently slipped from God's thoughts First with her face, then her hands, right at the last with her hair Leaving those corpse-choked rivers just one more corpse.
Luc Verbeke, 15 februari 1991, uit 'Terugblik' 1994 blz. 60
Engelse vertaling: Karel Dhuyvetters, 25 januari 2009
Categorie:poëzie Tags:poëzie
26-08-2006
Help uzelf
Help uzelf
een chanson voor Jacques Brel zaliger, zeer vrij naar Ogden Nash
Kijk de Leon op weg van huis stralend als neonbuis hij heeft een afspraakje vanavond das best aardig voor zo een ou vent hij is op weg naar Liselotje dromend van haar boterpotje je merkt al dat hij van plan is wat elke man die het nog kan is is dat zijn reputatie die hem al voorafgaat of de degustatie waar hem al iets van voorstaat dat die tram maar gauwkes komt voor zijn onderdaan in opstand komt
Maar het is niet pluis Liselotje weer niet thuis er is nog Angèle dat is zon geile op ou venten althans voor centen maar vanavond is Angèle aan t werk voor Leon dus weeral solo handwerk een vodje mosterdpotje oh die vrouwen ze kunnen verrekken de Leon komt wel aan zijn trekken op zijn kamer bij ijskoud neonlicht glazige blik op een blote Madonna gericht die zaterdag om kwart over elf slaat Leon de hand aan zichzelf