mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
26-04-2013
bij een overlijden: Macbeth
Lady Macbeth is een tragische figuur in het koningsdrama van
Shakespeare, Macbeth (ca. 1603-07).
Zij moedigt haar man aan om de koning van Schotland te vermoorden zodat hij zelf
koning wordt, en zij koningin. Maar nadien wordt zij gekweld door
schuldgevoelens en in het laatste bedrijf stelt men vast dat ze dood is,
blijkbaar door zelfdoding. Dit is de scene, gevolgd door mijn werkvertaling:
er was een tijd
dat mijn zintuigen zouden verkillen
bij het
horen van een schreeuw in de nacht en mijn wilde haren
bij een ijzingwekkend
verhaal ten berge rezen
als kwamen
ze tot leven; nu ben ik van horreur wel verzadigd;
gruwelijk onheil,
zo vertrouwd in mijn moorddadige gedachten
kan me niet
meer verontrusten.
(Seyton komt terug)
Wat was de
reden van dat geroep?
Seyton
De koningin,
mijn Heer, is dood.
Macbeth
Ze had nu nog
niet horen te sterven;
er was nog
tijd genoeg voor die mare.
Morgen na morgen
na morgen,
sluipt op
kousenvoeten van dag tot dag
tot aan de
laatste snik van onze toegemeten tijd
en al onze
dagen van gisteren hebben dwazen bijgelicht
op hun weg
naar dood en stof en as. Uit! doof uit, kort kaarsje!
Het leven is
slechts een schaduw die voorbijschuift, een slechte acteur
die zich een
uurtje op de planken mag aanstellen en sikkeneuren
en dan voorgoed
van het toneel verdwijnt: het is een verhaal
verteld door
een gek, niets dan geraaskal en wild gebral,
zinloos,
zonder betekenis.
Ik aarzel
een beetje om na die gevleugelde woorden nog zelf de stem te verheffen. Als je
die korte, gedrongen Engelse zinnen diep in jezelf laat doordringen, blijf je
sprakeloos achter. Hier passen nog enkel de laatste woorden van Hamlet: the
rest is silence.
Ik wou deze
scene even onder de aandacht brengen omdat ze zo prangend vertolkt wat wij
aanvoelen bij de dood. Enkele dagen geleden viel mijn oog op een doodsbrief; de
naam van de overledene sprak me niet meteen aan, maar toen las ik dat ze
bankbediende was in ons dorp, en meteen verscheen ze voor mijn ogen, zoals ik
ze herhaaldelijk had gezien aan het loket, zakelijk maar oprecht vriendelijk, onomwonden
zichzelf, een zelfstandige vrouw die de wereld met een innemende openheid complexloos
in de ogen keek. En zie: plots is ze er niet meer, na amper drieënvijftig jaar,
bezweken aan een hartfalen.
Zij heeft
zoals elk van ons haar dromen gehad, haar verwachtingen, haar teleurstellingen
en haar momenten van intens geluk. Het leven zal haar meestal een zinvolle
bezigheid geleken hebben, elke dag de moeite om eraan te beginnen, is het niet voor
belangrijke dingen, dan toch voor de kleine geneugten en de banale kopzorgen.
Het is pas
wanneer ze er niet meer is, dat we ons de vraag stellen: wat heeft haar leven
betekend? Wat betekent ons leven voor ons?
Wanneer een
mens sterft, breekt de veer die het lichaam in gang hield. Het organisme van
vlees en bloed en knoken dat op een bijna miraculeuze wijze in leven bleef, en
de bron was van al ons denken en doen, valt plots stil. Wat overblijft, kan
zich niet meer in stand houden en takelt razend snel af. Wij bespoedigen dat
proces door het te verbranden of onder de grond te stoppen. En onvermijdelijk
stellen we ons bij het horen van de woorden: van as tot as, van stof tot stof
de vraag: wat was het meer dan een indruk die we hadden van onszelf, een vaag
beeld dat we waren voor anderen, even hier en dan voor altijd weer weg. In het
geheel der dingen, in de oneindigheid van de tijd en van het universum is een
mensenleven, welk mensenleven ook, zo goed als niets. Het heeft slechts zin in
het hier en nu, voor mij, voor jou en voor enkele anderen ten hoogste. Dat is
alles. We maken veel kabaal tijdens ons leven, we doen alsof al wat we doen belangrijk
is, we hebben grote behoeften, we maken een grote ecologische voetafdruk,
zolang we leven. Wij zijn het centrum van ons bestaan, alles staat in functie
van onszelf, wij zijn de ogen die kijken en wenen, de mond die spreekt en zalft
en kwetst, de huid die zalig zont, de handen die bouwen en breken, de gedachten
die alles in ons oproept en die ons doen en laten dragen.
Tot op een
dag de veer, het hart breekt en de ontnuchtering volgt. Was het dat maar? Ja,
dat was het maar.
En toch was
het de moeite, zolang het duurde. Het is pas wanneer het voorbij is, dat we
inzien dat het niet meer was dan een schouwtoneel, waarin we even een bescheiden
rolletje speelden. Het is goed dat we bij elk afscheid en bij elke geboorte, ja
elke dag en elk uur die beide gedachten voor ogen houden: het is al bij al en
achteraf bekeken, in het licht van de eeuwigheid, niet veel, het leven. Maar zolang
ons hart klopt en onze gedachten van dit lichaam een persoon maken, is het een
wonderbaarlijk fascinerend gebeuren, vol kansen en mogelijkheden, die we met
beide handen moeten aangrijpen, ook al weten we dat het einde elke dag op
kousenvoeten nadert en elke morgen een gisteren achter zich laat en ons een
stap dichter brengt bij de vergetelheid.
Hoe meer we ontdekken over de complexiteit van het menselijk
lichaam, hoe meer we ons verbazen over de ongelooflijk precieze en complexe mechanismen
die ons in leven houden. Dat is zeker het geval bij het onderzoek naar de
functie en de werking van het DNA en van het brein. We bevinden ons in beide
gevallen op het niveau van het minuscuul kleine. Een DNA-streng bestaat uit
nucleotiden; zo één nucleotide is
3,3 ångström lang; 1 ångström is een tiende van een nanometer, anders
gezegd een tien miljardste van een meter). In onze hersenen zijn er ongeveer
honderd miljard neuronen, in grootte variërend tussen vier en honderd
micrometer; een micrometer is een miljoenste van een meter.
Het is dan niet
verwonderlijk dat wij ons soms afvragen of die intricate maar accurate
structuren zomaar ontstaan zijn. We bedoelen dan, al beseffen we het niet
altijd, dat ze zo geëvolueerd zijn volgens de wetmatigheden die Darwin ontdekt
heeft en die gebaseerd zijn op de evolutie door natuurlijke selectie. Volgens
die theorie zijn de gunstige erfelijke afwijkingen die zich voordoen bij de
voortplanting de oorzaak van de diversiteit en de complexiteit van de
levensvormen op aarde. Alle biologische verschijnselen, dus ook het DNA en het
brein van de mens, zijn louter het resultaat van de evolutie, die aan sommige exemplaren
een evolutionair voordeel gaf, te beginnen met de eerste, uiterst simpele
levensvormen, die zich amper onderscheidden van de dode materie.
Tot aan Darwin
was dat idee ondenkbaar, behalve bij enkele uitzonderlijk scherpzinnige denkers.
Dat uit eencellige wezens naast allerlei andere levende wezens ook de mens zou
voortkomen, met geen andere motor voor die evolutie dan de subtiele voordelen
die sommige exemplaren bleken te hebben, dat lijkt inderdaad onwaarschijnlijk.
Dat het toeval zou kunnen leiden tot iets zo spectaculairs als een mens, dat
was ondenkbaar. En dus nam men aan dat al de levende wezens, maar zeker de
mens, geschapen waren zoals hij/zij is, door een God.
Een toeval is dat
echter niet: echt toeval, in de zin van willekeur, bestaat niet; er zijn enkel
de onwrikbare natuurwetten waaraan niets ontsnapt, maar waarbinnen ontelbaar
veel mogelijkheden zijn. Zelfs dan lijkt het niet waarschijnlijk dat dit
onbedoeld een mens zou opleveren, en alle andere dieren. Het is alsof je als
landbouwer zou wachten tot er op een goede dag spontaan een veld vol graan zou
verschijnen, of een weide vol koeien, klaar om te melken. Nee: als je iets wil,
dan moet je maken dat het er komt. Als er iets zo complex als een mens is, dan
moet iets of iemand daarvoor gezorgd hebben. Iets maken gaat nu eenmaal veel
sneller dan wachten tot iets vanzelf ontstaat, zeker als het om iets
ingewikkelds gaat. Bij al wat mensen maken is het zo: een computer ontstaat
niet vanzelf, dat is absurd. Waarom zou het dan wel zo zijn voor al wat leeft?
De grote
moeilijkheid voor Darwins publiek was het tijdsperspectief. Men nam toen algemeen
aan dat de aarde een recent verschijnsel was, en dat de mens door God geschapen
was van bij het begin van de aarde, zowat vier duizend jaar geleden. Een
procedé zoals de evolutie werkt langzaam, ongemerkt. Men merkte die evolutie
niet in de geschiedenis, en dus was ze er niet. Pas toen men de grenzen ging
verleggen, steeds verder, begon men de veranderingen te zien. Het universum begon
twaalf miljard jaar geleden; de aarde is 4,5 miljard jaar oud en het leven is
ongeveer een miljard jaar later ontstaan; de zoogdieren pas tweehonderd miljoen
jaar geleden, homo sapiens tweehonderd duizend jaar geleden, de moderne mens is
niet ouder dan ongeveer tienduizend jaar. De natuur heeft er dus de volle onvoorstelbare
twaalf miljard over gedaan om de mens op te leveren. Als je het zo ziet, dan
kan je al beginnen aannemen dat er over een zo lange periode wel een en ander
kan veranderen. Dat vraagt wel een mentale openheid die men honderdvijftig jaar
geleden niet had en die ook vandaag nog bij de overgrote meerderheid van de mensen
ontbreekt.
Als ik aan die
enorm lange en uiterst trage evolutie denk, dan vraag ik me af of het werkelijk
zo is dat het sneller vooruitgaat als men in doelgericht en efficiënt een
bepaalde richting werkt. Grote wetenschappelijke ontdekkingen gebeuren vaak
toevallig, als men er niet naar zoekt. Intensieve opzoekingen leiden vaak tot
niets. Onderzoeksresultaten sluimeren vaak zeer lange tijd onbekend en vergeten
in duistere archieven of gespecialiseerde laboratoria. Briljante ideeën verdwijnen
in de geschiedenis om pas eeuwen later weer op te duiken en begrepen en
gebruikt te worden. Inzichten hebben een heel lange incubatieperiode, denk maar
aan Copernicus en inderdaad ook Darwin. Zij waren niet op zoek naar wat ze
vonden, en geen van beiden was bereid om zijn onderzoeksresultaten te
publiceren. Darwin was niet op de hoogte van het werk van Mendel. Enzovoort.
Soms zijn er
mensen die het willen doen vooruitgaan, die de geschiedenis willen veranderen,
die hun stempel willen drukken op de wereld. Zelfs als we aannemen dat ze
daarbij steeds de beste bedoelingen hadden, wat in een aantal gevallen, zoals bij
Stalin, Hitler, Pol Pot, Sadam Hoessein helaas niet zo was en bij Napoleon en George
W. Bush op zijn minst twijfelachtig, loopt het meestal toch niet zo goed af. De
democratie is niet plotsklaps tot stand gekomen, opgelegd door een of andere
vorst of een instantie. Het is een evolutie, een lange weg van vallen en
opstaan. Ik heb mijn twijfels over de snelle, drastische ingrepen. Meestal
heeft men niet lang en ver genoeg nagedacht en merkt men pas achteraf dat het
toch niet zon goed idee was. Dat zien we keer op keer. Zoals nu met de
opwarming van de aarde. Wie had daarvan gehoord, vijfentwintig jaar geleden? Of
fijn stof? Fossiele brandstoffen leken een godsgeschenk, maar nu blijkt het een
doos van Pandora te zijn, die ons bestaan zelf bedreigt.
Idem ditto voor nucleaire energie.
Fools rush in where angels fear to tread (Alexander Pope, An Essay on Criticism (1709). Wij
hebben de neiging om overhaast te werk te gaan. We zijn gehaast, want ons
tijdsperspectief is beperkt. We leven niet langer dan zeg maar zeventig,
tachtig jaar, gemiddeld; slechts een klein aantal van die jaren zijn we
productief en hebben we enige invloed op onze omgeving. Wij plukken de vruchten
niet van de bomen die we planten, we maaien niet waar we gezaaid hebben, en dat
zint ons niet. We zien niet in dat het levensritme van de haastige individuele
mens niet past in het majestueuze trage tempo van de natuur. Die werkt in
miljarden jaren en op een veel, veel grotere schaal. Het is op die gigantische
schaal dat wij zijn ontstaan, en op die schaal moeten we ook onze toekomst
plannen. Pas dan zien we de grote lijnen, de evolutie, het perspectief van de
mogelijkheden en de gevaren. Door onze nietigheid in ruimte en tijd terdege te
beseffen, kunnen we proberen ons lot in eigen handen te nemen. Tot nog toe zijn
we enkel bezig geweest met vandaag, niet eens met de dag van morgen. We zijn
kortzichtig.
We hebben nog niet bijgeleerd. We denken nog altijd dat we
er toe doen, dat wij de wereld kunnen en moeten veranderen, terwijl bijna al
onze pogingen catastrofale vergissingen blijken te zijn, of nutteloze
spielereien.
Misschien is dat omdat wij zoveel kunstlicht hebben gemaakt
dat wij de sterren niet meer zien.
Categorie:levensbeschouwing Tags:wetenschap
29-03-2013
Crisis
Crisis. Ik heb het nog niet anders geweten. Het is altijd
crisis, is het niet van het een, dan van het andere, maar meestal van alles
tegelijk: de crisis is systemisch, een woord dat Van Dale nog niet gehaald
heeft, maar dat lijkt alleen een kwestie van tijd.
Wat moeten wij daarmee? Simpele burgers zoals jij en ik zitten
opgescheept met een frustrerend gevoel van diepe machteloosheid. Wij hebben
geen idee van de oorzaken van de crisissen, laat staan dat we een oplossing
zouden kunnen bedenken. In een crisis gebeuren er allerlei vreselijke dingen,
maar zelfs als we achterhalen hoe dat in hemelsnaam mogelijk geweest is, zijn
we daar achteraf niets mee: de schuldigen worden niet gevonden of bestraft, zodat
niemand ontraden of afgeschrikt wordt om het nog eens te doen of ook eens te proberen,
de gevolgen kunnen niet ongedaan gemaakt worden, en er zijn blijkbaar geen
lessen die we eruit trekken.
Snafu is een woord dat me dan te binnen schiet, een
Amerikaanse militaire slang term, een
acroniem of letterwoord uit de Tweede Wereldoorlog: situation normal, all fucked up. Crisis is de normale situatie.
Daaruit valt toch tenminste dit te leren: we hoeven ons niet
te verbazen of te ergeren over het feit dat er een crisis is: niets is meer
normaal dan dat. Er kan immers zoveel verkeerd gaan in onze wereld, dat het
veeleer een wonder zou zijn als dat niet
het geval was. Meteen kunnen we ook wel stellen dat er niet één
verantwoordelijke is; het gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het
zijn dus niet de banken, of de rijken, of de regering, of de vakbonden die het
gedaan hebben en steeds weer doen: wij zijn het, met zijn allen. Je hebt wel
eens uitschieters, zoals een trader
die een aantal miljarden kwijtspeelt, maar meestal zijn we er allemaal massaal
bij betrokken. Zoals bij de opwarming van de aarde: niet alleen de industrie
(die toch ook maar voor iedereen draait), maar elk van ons doet er aan mee,
elke keer als we bij manier van spreken, of zelfs letterlijk, een windje laten.
Dezer dagen hoor je veel kritiek op de banken: Cyprus,
Ierland, Spanje en Portugal, Italië, maar ook de Verenigde Staten, Groot-Brittannië
en zelfs hier bij ons, en IJsland zijn dan we dan al weer bijna vergeten. Maar
wat heeft die crisissen veroorzaakt? Niet één inhalige CEO, niet een
graaicultuur bij de banken, maar wij allemaal. We laten ons verleiden om meer
leningen aan te gaan dan we kunnen terugbetalen en om ons geld te beleggen aan een
hogere interest dan redelijk is. Hoewel we uit onze dagelijkse praktijk wel
beter weten, blijven we toch denken dat het geld aan de bomen groeit, dat er
snelle winsten te maken zijn zonder te werken, dat men ook slapend rijk kan
worden. Als dat al zo zou zijn, dan blijkt die snel verworven rijkdom zeer
relatief en zeer volatiel: je bent er noot zeker van, je bent je snelle winst
zo weer kwijt, en soms zelfs een flink stuk van je kapitaal. Het zijn maar
uitzonderingen die met al hun speculatief gedrag beter doen dan de markt, dat
wil zeggen de interesten die je bij elke bank krijgt. We jagen dus droombeelden
na, zoals wanneer we meedoen aan loterijen: je kan het groot lot winnen, maar
de kans is erg klein, zo klein dat een verstandig mens er maar beter niet aan
meedoet.
Maar zo zijn we niet: wij hopen allemaal dat we de
uitzondering zullen zijn, dat we de regel kunnen breken die zegt dat je moet
werken voor je boterham. Meer nog: we houden vol dat je van werken niet rijk
wordt. Van wat dan wel?
Als het niet van werken is, dan is het van diefstal.
Ik denk dan aan de koloniale tijd, toen men in de warme
landen allerlei grondstoffen ging halen zonder ervoor te betalen; integendeel,
de inboorlingen werden zelfs als slaven ingezet bij de productie, verkocht, verkracht
en uitgeroeid. Wegens hun zeldzaamheid waren die grondstoffen hier peperduur
(daar komt ons woord trouwens vandaan), en zo kon men hier dus enorme winsten
maken, vaak met zo goed als nutteloze stoffen, zoals zilver en goud en edelstenen,
maar ook peper, kaneel, kruidnagel, cacao, koffie en thee. Multatuli maakte al
duidelijk dat het niet om handel in koffie ging, maar om diefstal en
uitbuiting.
In feite is wat nu gebeurt niets anders. Even nutteloze of
niet-essentiële producten worden een hype, zoals gsms, mobieltjes. Een firma
die een succesvol toestel op de markt brengt (dat ergens in een arm land door
een uitgebuite bevolking gemaakt wordt voor zo goed als niets, maar in de rijke
landen duur verkocht), ziet haar beurswaarde spectaculair stijgen. Dat wil
zeggen dat de eigenaars of de aandeelhouders plots virtueel rijk zijn.
Virtueel, want als ze hun gestegen aandelen niet verkopen, zijn ze net zo rijk
als voorheen. En als ze ze wel verkopen, wat moeten ze dan met dat geld?
Beleggen in andere aandelen en hopen dat die ook weer stijgen? We weten hoe dat
gaat: met aandelen valt veel geld te verdienen en veel geld te verliezen, en je
moet al heel veel geluk hebben om beter te doen dan de markt, en zo zijn we
weer bij af, zonder langs de bank gepasseerd te zijn.
Te veel mensen, ook gewone mensen, zijn bezig met het
najagen van snelle en spectaculaire winsten. Het is zelfs zo dat als je dat
niet doet, je doorgaat voor een kluns. Gewoon elke dag naar je werk gaan en
daar de hele dag ernstig bezig zijn met wat van je verwacht wordt, wat dat ook
is, dat lijkt wel alleen voor domoren weggelegd.
Of toch niet? Bezorgde Belgen halen nu massaal hun geld weg
uit risicovolle beleggingen en deponeren het op spaarboekjes, waar je zo goed
als geen rente krijgt, zeker als je rekening houdt met de inflatie. Tweehonderdveertig
miljard euro hebben we zo op de bank staan. Dat is als ik het goed heb 24.000
euro per Belg. In oude franken is dat ruwweg een miljoen. Elke Belg is dus
miljonair, alleen al met wat we op onze spaarboekjes staan hebben. Natuurlijk
is dat alleen statistisch zo, in de praktijk is het anders verdeeld, waarbij
een dunne toplaag het grootste deel van het geld heeft, een heel wat mensen zo
goed als niets.
Vandaar dat iedereen het erover eens is dat de rijkdom niet
eerlijk verdeeld is, niet in ons eigen land en niet in de wereld. Men wil dus
een meer billijke herverdeling. Maar dan beginnen de problemen. Herverdelen is
afnemen van de enen om het aan andere te geven, zomaar. Ja, dag Jan! Niemand
staat daarvoor te springen, natuurlijk, zeker niet wie enig bezit heeft. Wij
hebben dat bezit immers met hard werken verdiend, of met verstandig beleggen,
of desnoods met het groot lot te winnen. En we betalen al zoveel belastingen om
studerende jongeren, werklozen en zieken en ouderen te onderhouden. Politieke
en economische systemen die op herverdeling inzetten, zijn niet populair. Het
communisme begon als een idealistisch en humaan project, maar zonk binnen de
kortste keren weg in de meest afschuwelijke en mensonterende waanzin. Ook zo
voor het nationaal-socialisme in Duistland. Zo moet het dus niet.
Hoe dan wel? Wij hebben een gezonde argwaan tegenover mensen
die zeggen hoe het moet, of dat nu economen zijn, politici, syndicalisten,
middenvelders, filosofen of godsdienstige leiders. Wij wantrouwen gezag, omdat
we zien dat het gezag het niet beter doet dan wij zelf. Systemen zijn niet
volmaakt. Of het openbaar vervoer, de post, de bank of de industrie door de
staat wordt uitgebaat of door privé firmas, het maakt omzeggens geen verschil,
zeker niet op termijn. Hoe kan het ook anders? In elk geval zijn het mensen die
de systemen bedenken en draaiend houden. En de mensen zijn overal eender, of
toch zo goed als.
Dat zou ons aan het denken moeten zetten. Het gaat fout, zo
blijkt telkens weer, als te weinig mensen te veel macht hebben. Het gaat beter
wanneer zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij het bedenken van
oplossingen en bij het toepassen ervan. Dat noemen we democratie. We moeten er
dus voor zorgen dat onze samenleving democratisch blijft. Dat kan alleen maar
wanneer we daarvoor goede systemen uitwerken, niet alleen in de politiek maar in
alle geledingen van de maatschappij. Democratie moet een ingesteldheid zijn die
we altijd en overal toepassen. Dat is niet vanzelfsprekend. Wij hebben vaak de
indruk dat het democratisch proces tijdrovend en inefficiënt is. Maar dan
moeten we bedenken dat wanneer we afwijken van dat democratisch ideaal, andere en
veel grotere gevaren op de loer liggen: diefstal, uitbuiting, onmenselijke
behandeling van onze medemens en de andere levende wezens, vernietiging van
onze leefwereld, ongelijke verdeling van de rijkdom, waanzinnige oorlogen
Hoewel de democratie in de eerste plaats een ingesteldheid
is die in elke mens moet aanwezig zijn, hebben wij ook behoefte aan systemen
die dat helpen realiseren. Het is niet voldoende dat onze parlementairen
democratisch verkozen worden, het parlement moet ook democratisch te werk gaan
in zijn wetgevende en uitvoerende taken. Het is niet voldoende dat bijvoorbeeld
via de vakbonden de werknemers betrokken worden bij sommige aspecten van de
bedrijfsleiding, zij moeten mede de verantwoordelijkheid dragen. En in
religieuze gemeenschappen zijn we nog ver van enige echte inspraak.
Ik ben geen voorstander van totalitaire systemen, waar een
zogenaamd democratisch systeem van boven uit opgelegd en afgedwongen wordt. Wij
hebben genoeg gezien dat zoiets niet werkt en integendeel tot nog grotere
misbruiken en ongelijkheid leidt. Ik zie geen andere mogelijkheid dan steeds te
blijven ijveren voor een echte en doorgedreven democratie. Als de grootste
bedreiging daarvan zie ik de concentratie van macht bij een te beperkt aantal
personen gedurende een te lange periode. Dat kan men verhinderen door de macht systematisch
te verdelen over meer personen en instellingen en door hun ambtstermijn dwingend
en drastisch te beperken in de tijd. Op die manier garanderen we dat meer
mensen betrokken worden in de besluitvorming en dat is, daarvan ben ik
overtuigd, de enige manier om een wereld tot stand te brengen waarin het voor
iedereen goed leven is.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
24-03-2013
Onze waarden? Of toch niet...
Een boek met als titel: Onze waarden? Welke toekomst voor
het humanisme? uitgegeven bij de Universitaire Pers Antwerpen in een reeks die
Cogito heet, dat schept
verwachtingen.
Je moet echter ook de kleine lettertjes lezen, bijvoorbeeld
op de achterflap: De Cogito-reeks bundelt de boeiendste gedachten van de
gastsprekers die door de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen
worden uitgenodigd. Dan weet je dat het om de teksten van toespraken gaat, en
dat is een ander genre dan het essay, zoals zal blijken. Je moet dan ook niet
verwachten dat er een rode draad loopt door de verschillende bijdragen heen:
zij zijn immers vrij om te vertellen wat ze willen over een zo ruim onderwerp
als waarden en ze hoeven hun teksten niet op elkaar af te stemmen. Dat is
goed om weten: het gaat niet om een gezamenlijke, gestructureerde, benadering
van een thema, waarbij de belangrijkste aspecten op een evenwichtige manier aan
bod komen.
De inleiding van Jurgen Slembrouck, de medewerker van de
Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen die de lezingenreeks
organiseerde, brengt ons meteen in medias
res. Wij herinneren ons nog wel de heibel die er is geweest rond een van de
lezingen, die van Benno Barnard, die verstoord werd door fundamentalistische
moslims van Sharia4Belgium. De
lezing werd omwille van de voortdurende onderbrekingen geannuleerd.
Meteen is de toon gezet. Dit is inderdaad geen bundel met
serene bijdragen over de waarden van het humanisme. Het kan geen toeval zijn
dat al de sprekers het hebben over de islam. Barnards lezing, waarvan we de
inhoud helaas niet kennen, droeg als titel: Het islamdebat: Leve god, weg met
Allah! In zijn inleiding heeft de redacteur het over de idealen die ons
dierbaar zijn en die wezenlijk zijn voor onze westerse samenleving, maar hij
belicht die vooral vanuit de bedreigingen die uitgaan van de moslim-immigranten
hier bij ons en van de moslimlanden wereldwijd. Het is een eenzijdige benadering
die maar al te nadrukkelijk aanwezig is bij een bepaalde rabiate groep binnen de
georganiseerde vrijzinnigheid in Vlaanderen.
Dirk Verhofstadt heeft het over het atheïsme als basis voor
de moraal. Hij gebruikt de klassieke argumenten: het zijn de godsdiensten die
verantwoordelijk zijn voor het geweld in de wereld, kijk maar naar de
geschiedenis en naar wat er vandaag in de wereld gebeurt. Hij ziet ook een verband
tussen de wereldwijde schrijnende armoede en de prominente rol van de religie
in die streken. Religie is aan een opmars bezig, zo stelt hij vast. De idealen
van de Verlichting (in dit boek steeds verwarrend met kleine letter geschreven,
alsof het over straat- of huiskamerverlichting gaat) staan onder druk; men wil
het individueel zelfbeschikkingsrecht terugschroeven en alle macht weer aan de
religies geven. Nochtans hebben die geen poot om op te staan: zij baseren zich
op vermeende heilige boeken (een pleonasme, als je het mij vraagt, want dat
iets heilig is, berust enkel op de mening van wie dat claimt, er zijn geen
echt heilige boeken), en ze houden geen rekening met de wetenschap.
Wat stelt hij daar tegenover? Vooreerst maakt hij zijn eigen
positie duidelijk: hij is geen atheïst pur
sang, de kwestie van het bestaan van God is voor hem niet zo belangrijk.
Het atheïsme, dat hij definieert als de hypothese (sic) dat God niet bestaat is voor hem wel de grondslag van de
moraal. Wij moeten er bij het opstellen van een moraal van uitgaan dat er geen
God is, anders loopt het fout. Of er een God is of niet, is niet ter zake. Dat
is geen agnosticisme, beweert hij, want het agnosticisme laat het bestaan van
God in het midden. Men kan dan soms gelovig zijn en soms niet. Vreemd. Is het
niet veeleer zo dat een agnost beweert dat men van God noch het bestaan noch
het niet-bestaan kan bewijzen, dat men er met andere woorden niets kan over
zeggen en dat het bestaan van God dus een irrelevante kwestie is?
Waarop moeten we ons dan wel baseren? Op de kritisch
rationalistische wetenschappelijke methode. Verhofstadt verwijt gelovigen en
totalitaire regimes dat ze het persoonlijk geweten uitschakelen in naam van
een abstract en alomvattend plan, van absolute en onveranderlijke waarheden,
van blind en irrationeel geloof in het Beter-zijn-dan-de-Ander ( ). Hij stelt
zelf de retorische vraag of zijn methode niet in het zelfde bedje ziek is, en antwoordt
dus gedecideerd: neen! En waarom niet? Omdat we nu een ander (vermeend heilig?)
boek hebben: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Meteen zien
we de zwakte van het argument: waarom zouden sommige mensen, individueel of
collectief, wel in staat zijn om tot absolute en universele waarheden te komen,
en andere niet?
Daarom gaat hij op zoek naar een empirische grond voor zijn
universele waarden en hij komt uit bij dit basisgegeven: elk levend wezen
verzet zich tegen het onvrijwillig ondergaan van pijn. Dat zal wel niemand
betwisten, maar hoe kan dat de basis zijn voor een universele menselijke moraal? Wij vernemen geen details.
Waar het blijkbaar om gaat in die ethiek, is dat we niemand pijn berokkenen
tegen zijn of haar wil. Dat lijkt wel erg mager, en ook erg idealistisch. Zelfs
als we het goed bedoelen, hebben onze daden ook negatieve gevolgen. Niets is
absoluut goed, of slecht. En alleen maar geen kwaad doen is nog niet
hetzelfde als goed doen. Wat Verhofstadt hier voorstelt is een universeel of
kosmopolitisch burgerschap, waarin iedereen alle anderen absoluut respecteert.
Tja
In de laatste paragrafen pleit Verhofstadt vervolgens voor
een neutrale overheid. Scheiding van kerk en staat, verwijderen van alle
verwijzingen naar godsdienst uit de publieke sfeer en uit de opvoeding
enzovoort. Het is nu aan de mens om vanuit de rede onschendbare wetten in
stenen tafelen te beitelen. ( ) Geen Thora, geen Bijbel en geen Koran dus, maar
een consequent doorgetrokken Kritiek van
de zuivere rede.
Alsof er één kritisch rationalistische wetenschappelijke
methode zou zijn waarover iedereen het eens is. Alsof de zuivere rede een
ideaal zou zijn dat zelfs maar enigszins benaderbaar zou zijn. Alsof de zeven
miljard mensen van vandaag aan de hand van die kosmopolitische ethiek plots
volmaakte universele medeburgers zouden worden. Ik deel dat onverholen
optimisme niet over de menselijke redelijkheid. Het volstaat trouwens, ironisch
genoeg, om de volgende bijdrage in het boek te lezen, waar het hier zo geprezen
kosmopolitisme op grond van de rede wordt verketterd als de oorzaak van alle
kwaad.
Die bijdrage van Wim van Rooy, onder de titel Links en verlichting, heeft een heel
andere stijl. Ik kende de auteur niet en viel zowat van mijn stoel vanaf de
eerste regels. Het is een bombardement van namen en titels, bon mots in alle
mogelijke talen, modieuze slogans en slagwoorden, erudiete verwijzingen en
allusies, woordspelingen, en van alle retorische wendingen en stijlfiguren die
je maar kan bedenken, en zelfs enkele onvoorstelbare. Ook inhoudelijk is het
een niet aflatende tirade, een catilinarische rede, een filippica tegen al wat
links intellectueel is, of groen, pro-Palestijns, anti-Joods, multicultureel,
of moslim. Ik ga er niet veel woorden aan vuil maken. In een volgende bijdrage zegt
een collega dat deze man zijn pen in vitriool heeft gedrenkt. Dat is zeker
zo, en dat maakt zijn bijdrage ongenietbaar. Maar veel erger is de agressieve
eenzijdigheid. Ik geef één voorbeeld. Herhaaldelijk zegt de auteur dat de islam
al 1400 jaar de wetenschap bestrijdt. Het valt echter niet te ontkennen dat het
precies in die moslimwereld is dat bijvoorbeeld de Grieks-Romeinse cultuur is
bewaard gebleven, terwijl ze in het Westen zelf volledig ten onder was gegaan.
Maar dat is een detail van de geschiedenis, blijkbaar, zoals er wel meer zijn
die in deze tirade weggemoffeld worden tussen de banbliksems. Maar genoeg
daarover.
Helaas worden wij van de volgende bijdrage, die nochtans
zeer verschillend is, niet vrolijker. Ronald Commers heeft het over
Tolerantie, omdat er grenzen zijn. Enkele ethische reflecties bij het
multiculturaliteits- en islamdebat. We beginnen met een lang citaat, in het
Duits, van de meest bekende tekst van Karl Marx, juist, die over de godsdienst
als de opium van het volk. Van daar gaan we naadloos over naar de actualiteit:
de discussies over het dragen van de hoofddoek door de leerlingen van het
beroemde Koninklijk Atheneum in Antwerpen in 2009. De auteur citeert
uitvoerig uit zijn opiniestuk dat hij naar De
Standaard stuurde (maar dat de redactie wijselijk niet publiceerde). Vervolgens
krijgen we nog meer citaten uit eigen werk, gestoffeerd met lange voetnoten, en
zo kabbelt het betoog van de auteur verder, zonder enig duidelijk doel,
alluderend op allerlei vetes en verdachtmakingen en zelf ook niet vies van
vegen uit de pan voor collegae die van mening verschillen. Wij krijgen
verwijzingen voorgeschoteld naar vooral Duitse publicaties uit de negentiende
en vroeg twintigste eeuw, over kwesties die wellicht van groot belang zijn,
maar zonder dat wij in de gelegenheid gesteld worden om zelfs maar te vermoeden
waarover ze gaan. Maar één zaak is duidelijk: Commers houdt niet van de Koran,
van de islam of van moslims. Dat is zijn zaak, natuurlijk. Maar of wij iets
hebben aan zijn ontboezemingen?
Magda Michielsens is de volgende die zich uitspreekt in het
debat, zij het aanvankelijk aarzelend. Ze zegt het met een haiku:
Ik, vol ongeloof,
kijk vrijzinnig om me
heen:
zwijgen of spreken?
Dat is de kapstok waaraan ze haar tekst ophangt. Ze spreekt
over zichzelf, over haar ongelovige opvoeding en overtuiging, over het
christendom als een bepalend cultuurelement, over het terrorisme en de
onverdraagzaamheid van de islam en de godsdiensten in het algemeen Ze heeft
het over wat zij belangrijk vindt, zoals de scheiding van kerk en staat, de
georganiseerde rationaliteit (sic),
de georganiseerde strijd tegen stupiditeit, zeker wanneer deze als principe
optreedt. Enzovoort. Tot slot heeft ze het ook over het hoofddoekendebat, wat
had je gedacht, en ze is ertegen: Hoofddoeken horen niet thuis in een onderwijssituatie.
Waarom? Omdat men zo bezig is terrein te veroveren voor een politieke zaak
waar zij (de moslimas) achter staan ze zijn continu bezig de ruimte voor de
islam uit te breiden.
Raymonda Verdyck is sinds 2009 afgevaardigd bestuurder van
het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap. Zij brengt een ietwat tamme tekst
over dat onderwijs, aan de hand van officiële teksten en programmaverklaringen.
Het klinkt allemaal heel braaf en idealistisch, maar het heeft weinig van doen
met de harde werkelijkheid die zich in het gemeenschapsonderwijs afspeelt. En
neen, hoofddoeken zijn niet welkom in het GO! Om strikt pedagogische redenen
natuurlijk.
Floris van den Berg is de vreemde eend in de bijt. Hij heeft
het zich gemakkelijk gemaakt. Hij heeft een tekstje afgeleverd waarin hij
reclame maakt voor een van zijn boeken, en heeft zelfs niet de moeite genomen
om de tekst aan te passen voor de gelegenheid. In dit boek Ook de redacteur
heeft niet ingegrepen. Wat er overblijft heeft veel weg van een sessie in een
van de vele seminaries waarmee bedrijven hun werknemers teisteren, inclusief
het obligate rollenspel. Beeld je eens in dat je een koe bent. Enzovoort. Als
hij af en toe probeert ernstig te zijn, gaat hij flink de mist in. Tolerantie:
ja hoor, maar met mate! Tolerantie voor intolerantie (behalve als vrije
expressie) is intolerabel. Of dit: De essentie van het project van de
verlichting is om te trachten met er met elkaar het beste van te maken door
zelf na te denken. (sic) Dat geloof
in het zelf nadenken heeft deze auteur gemeen met zijn collegae in dit boek.
Kritisch denken en het individu als ijkpunt van de moraal zijn de twee
kernwaarden van de verlichting. Alsof elk individu op zijn eentje plots tot
een verlichting zou kunnen komen als het maar lang en hard genoeg individueel
nadenkt, en dan meteen ook een volmaakt wezen zou zijn. Alsof er geen maatschappij
is waarin wij allen moeten samenleven. Het uitgangspunt is het vermogen tot
lijden. Dat lijkt sterk op de grond van de moraal volgens Verhofstadt. Ook
hier gaat het om het vermijden van het lijden, veeleer dan over de hoop die wij
allen koesteren op een beter leven. Het grootste morele probleem van Nederland
en België - de bio-industrie is eenvoudig op te lossen O ja? En is dat werkelijk
ons grootste morele probleem?
Helemaal lachwekkend wordt het als de auteur ons een
gedachte-experiment voorhoudt, waarbij we zelf de wereld mogen ontwerpen, maar
niet weten welke plaats we in die wereld zullen innemen. Dat zal ervoor zorgen
dat we voor alle (levende) wezens optimale omstandigheden zullen creëren. Zo
komen we terecht in het zelfde optimistisch idealisme van Verhofstadt: met
enige moeite (en veel individueel nadenken) kunnen we een perfecte wereld
creëren voor iedereen. Dat we daar nog niet aan gedacht hebben!
Niet dus. Dit boek wordt geteisterd door vele problemen. Ik
heb er al enkele aangehaald en besluit met dit allesdoordringend probleem: deze
auteurs geven niet de indruk dat ze weten wat het probleem is. Het is niet de
islam, niet het katholicisme, het jodendom of welke godsdienst dan ook (en ook
niet de bio-industrie). Het gaat om het samenleven van zeven miljard mensen, en
dat geeft onvermijdelijk aanleiding tot conflicten, want wij denken niet alleen
(af en toe) na, wij hebben ook gevoelens en wij laten ons meestal daardoor
leiden. Elke oplossing, groot of klein, zal daarmee rekening moeten houden. In
dit boek is er nergens sprake van menselijke gevoelens. Jammer.
Met een boutade zou je kunnen stellen dat de beste lezing
van deze reeks al bij al nog die was van Benno Barnard
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
09-03-2013
De eenden zijn terug!
Achteraf gezien zat het er aan te komen, en ja hoor: vandaag
zijn de wilde eenden terug. Ik zag net een koppeltje landen in de tuinvijver,
waar ze sinds jaren vaste klanten zijn. Ik weet natuurlijk niet of het
hetzelfde stel is als vorig jaar, noch of het steeds hetzelfde stel is dat
ongetwijfeld de volgende dagen nog herhaaldelijk langskomt. Maar de lente is in
aantocht, dat is zeker. De terugkeer van de eenden uit het zuiden is een
onmiskenbaar teken. Je denkt er niet aan, je verwacht ze niet, en plots zijn ze
er weer en dat geeft je een emotionele schok, een aangename verrassing, een
gevoel van hilariteit. Welkom terug!
Ik heb nog maar net geschreven dat ik niet inzie waarom een
mens moet vliegen, en kijk: de wilde eenden stellen me voor het probleem:
waarom zouden bepaalde soorten wel vliegen en andere niet? De kunst van het vliegen
heeft zich ontwikkeld tijdens de evolutie. Het was een voordeel in de struggle for life: je kan er
bijvoorbeeld mee ontsnappen aan je belagers. Er moet dus op een bepaald
ogenblik een soort van kruipende of lopende dieren geweest zijn die ten gevolge
van een toevallige wijziging in haar chromosomen in sommige exemplaren voorpoten
ontwikkelde die hen in staat stelden om zich iets rapper uit de voeten te maken
dan hun soortgenoten. Dat geeft betere overlevingskansen en dus kans op meer
nazaten, die dan die voorpoten op dezelfde manier, dus door toevallige
mutaties, nog beter ontwikkelde, enzovoort, tot je vliegende dieren hebt.
Onze eenden en alle trekvogels hebben van het langeafstandsvliegen
een kunst gemaakt. Als de weersomstandigheden in de noordelijke streken te bar
worden, vertrekken ze met zijn allen naar het zuiden, duizenden kilometers ver.
En bij de eerste tekenen van de lente voelen ze het kriebelen en stijgen ze op
voor hun lange vlucht naar onze tuinvijver. De mens doet dat niet, of althans
niet massaal. Het is ongetwijfeld zo dat de mens als soort eveneens migraties
ondernomen heeft om te ontsnappen aan een omgeving die het voortbestaan bedreigde,
maar dat was geen seizoensgebonden jaarlijkse verplaatsing zoals bij de
trekvogels en dieren. De mens zocht min of meer gematigde streken op om zich
te vestigen en paste zich daar aan, door zich te beschermen tegen de klimatologische
omstandigheden. De mens ontvlucht zijn habitat niet jaarlijks, maar past het
aan aan zijn behoeften. We zoeken bescherming in holen of bouwen hutten, steeds
beter en groter. En we maken gebruik van de pels van andere dieren, in plaats
van er zelf een te groeien. En dan leren we zelf vuur maken, om ons te
verwarmen en ons voedsel te bakken en te koken. Dat maakt het mogelijk dat wij
overleven zonder ons fysiek aan te passen. We hoeven niet te leren vliegen, we
zijn sedentair, we vinden ons voedsel waar we wonen, en als we er niet genoeg
vinden, dan planten en zaaien we er, tot we er genoeg hebben, of teveel, dat we
dan kunnen bewaren, of ruilen, of verkopen
Het zijn twee verschillende manieren om te overleven. De
eenden werken niet, ze leven van het voedsel dat ze vinden. Maar dat betekent
dat ze zich moeten verplaatsen met de seizoenen, zodat ze altijd het voedsel
hebben dat ze gewoon zijn te eten. De mens blijft waar hij is en eet alles, en
zorgt dat hij altijd te eten heeft. De eend heeft leren vliegen en kan enorme
afstanden moeiteloos overwinnen, haar lichaam is er helemaal op voorzien. Ze
kan ook zwemmen, maar lopen doet ze niet zo goed. Ze kan zich perfect
oriënteren en heeft ook een soort van geheugen. Maar dat is het zowat. Doordat
de mens zich voortdurend moest aanpassen aan zijn omgeving, of sterven, hebben
wij andere vaardigheden ontwikkeld, andere lichaamsdelen ook, in de eerste
plaats onze hersenen, die ons uitstekende diensten bewezen hebben in de loop
van de evolutie en tot op de dag van vandaag. Wij eten eend, de eenden eten
geen homme à lorange of gelakte
mens.
Hebben wij de beste keuzes gemaakt?
De mens is vandaag een erg precair wezen. Wij kunnen niet overleven
zonder onze hoge technologie en onze beschaving. Vergelijk dat met een eend:
die is volkomen autarkisch, zelfs na enkele dagen na de geboorte al. Een eend hoeft
zelf niet te zorgen voor wat ze nodig heeft, ze vindt alles in de natuur, ook een
partner om te paren. Wij daarentegen moeten zowat voor alles zorgen, met grote
moeite en veel gezamenlijke en individuele inspanningen. Het resultaat is dat
wij in staat zijn tot wonderbaarlijke dingen, onze technologie en onze cultuur.
Daarin blinken we uit. De meeste mensen zijn vrij hulpeloos en overleven maar
dank zij de samenleving en de beschaving. In de wilde natuur houden we het niet
langer dan een paar dagen uit.
En toch vind ik dat wij als soort inderdaad de juiste keuzes
gemaakt hebben, al moet je dat natuurlijk in evolutionaire termen zien en niet
als bewuste, doelgerichte keuzes: het is de natuurlijke selectie die
onverbiddelijk werkt volgens de natuurwet en zorgt voor de survival of the
fittest, zonder een bepaald einddoel voor ogen. Doordat wij vooral ingezet
hebben op onze hersenen, hebben we als soort een voorrangsstatuut verkregen in
de natuur tegenover zowat alle andere diersoorten.
Maar dat is een relatieve kwestie. We kunnen immers niet
kiezen. We zijn een mens, of een eend. Een mens kan niet leven als een eend, en
vice versa. Je kan je als mens wel inbeelden wat het zou zijn om een eend te
zijn, en dat kan wel een aantrekkelijk idee zijn, maar niet een dat je kan
waarmaken. Ik ben blij dat ik een mens ben, maar als ik een eend was, dan was
ik waarschijnlijk ook blij dat ik een eend was.
Sinds ik op pensioen ben, is mijn wereld spectaculair gekrompen.
Ik heb heel mijn loopbaan doorgebracht in historische gebouwen in Leuven en
contacten gehad met mensen uit de hele wereld. Ik heb gereisd (met mate) en
grote manifestaties meegemaakt en er zelfs georganiseerd. Ik heb bovenop de TwinTowers
gestaan in New York en op de Eiffeltoren in Parijs. Ik ben de oceaan
overgevlogen, heb (bescheiden) bergen beklommen en in onderaardse grotten rondgelopen.
Ik heb kathedralen bezocht, landhuizen, kloosters en paleizen. Ik heb de hand
geschud van koningen (één, die van ons), presidenten (ook één, die van Israel),
ministers, kardinalen en aartsbisschoppen en geleerde professoren.
Daar is heel plots een einde aan gekomen toen ik zestig werd
en op pensioen ging. Niet dat ik die wereld mis, integendeel. Ik voel me veel
meer op mijn gemak in mijn kleine wereld. Het is zelfs zo dat ik allengs de buitenwereld
ben gaan schuwen. Het grote, het verre, het dure, het indrukwekkende en geweldige,
het schrikt en stoot me veeleer af.
Stilaan begon ik dan te denken dat er iets verkeerd is met
de wereld, dat wij ons als mensheid veel te veel bezig houden met het
grootschalige, dat we al te zeer ingrijpen in onze omgeving, dat we onze
middelen niet goed gebruiken.
Dat gevoel heb ik zeker als ik kijk naar kerken en paleizen
uit vroegere tijden. Ik vraag me dan telkens af: wie heeft dat betaald, en waar
was dat voor nodig? Had men dat geld niet beter kunnen gebruiken? Mijn eerste
gedachte is altijd: grootheidswaanzin, en de tweede: diefstal, uitbuiting.
Waarom moet een vorst een paleis hebben? Wat is het nut van een justitiepaleis
zoals dat in Brussel? Wat heeft de gemeenschap daaraan?
Maar een zelfde gedachte komt bij me op als ik de nieuwe
kathedralen en paleizen zie, de kantoorgebouwen, de zetels van banken en internationale
bedrijven en organisaties, de luxehotels, de wellness-centers, de shopping malls,
de musea en concertgebouwen, de ziekenhuizen en rust- en verzorgingscentra. Wij
hebben het blijkbaar nog niet afgeleerd.
En niet alleen de gebouwen: kijk eens naar het verkeer?
Hoeveel autos en vrachtwagens en motorfietsen rijden er rond, en wat voor! Kijk
eens naar de schepen die we bouwen en de vliegtuigen! Kijk eens wat we eten en
drinken, kijk eens naar de communicatiemiddelen, naar de sportmanifestaties en
de vrijetijdsbesteding
Spontaan voel ik aan dat het zo niet moet, en ik doe er ook
niet aan mee. Als je het niet eens bent met iets, dan ben je ook geneigd om het
te veroordelen en te willen veranderen. Dat laatste blijkt echter totaal
onmogelijk: de wereld is grootschalig en evolueert snel verder in die richting,
en zeker niet terug naar het kleinschalige.
Ik wist niet goed hoe ik daarmee moest omgaan. Tot ik
gisteren, bij het bekijken van een documentaire op tv over de winning van
kopererts plots tot deze gedachte kwam: de hedendaagse wereld is zoals hij is,
en ik heb er geen idee van wat er allemaal gebeurt en hoe; mijn mening is dus
verre van gegrond en doet er dus niet echt toe. Bovendien kan ik er op mijn
eentje niets aan veranderen, zelfs als ik het bij toeval bij het rechte eind
zou hebben (en al de anderen niet ).
Wat is dan de oplossing? We moeten de wereld zien als het
resultaat van ontelbare factoren, die niemand in de hand heeft, die niemand
helemaal in de hand kan houden. We zijn met zeven miljard mensen en die zijn
allemaal druk bezig de wereld te maken zoals hij is. Daar moeten we van
vertrekken, dat is het gegeven: een wereld die permanent in wording is, zonder
dat er centraal aangestuurd wordt. De mensen passen zich aan aan die wereld, en
dat heeft op zijn beurt weer consequenties die niemand had voorzien, en zo
steeds verder.
Als individu moet ik mij in die vrij chaotische wereld bevestigen
en handhaven. Ik kan me verwonderen over het resultaat van die zeven miljard bezige
mensen, ik kan me eraan ergeren, ik kan mijn mening daarover ventileren, maar de
impact van mijn persoonlijke bemoeienissen is minimaal. Dat wil niet zeggen dat
ik de schouders moet ophalen en berusten, helemaal niet, en ook niet dat ik mij
helemaal van de wereld moet afkeren en als een kluizenaar gaan leven ergens op
een onbewoond eiland.
De oplossing, zo meen ik, is bewust leven in de wereld zoals
hij is. Bewust, dat wil zeggen dat ik me niet laat meedrijven met de massa,
maar voortdurend keuzes maak. Met sommige evoluties zal ik meedoen omdat ik er
volledig kan achter staan, andere zal ik afkeuren en er dan ook geen gebruik
van maken. Als anderen dat wel willen doen, dan doen ze dat maar, ik hoef niet
in hun plaats te beslissen. Ik zal bij gelegenheid mijn afkeer of gebrek aan
belangstelling wel laten blijken, maar ik mag niemand dwingen om iets te doen
of te laten.
Bijvoorbeeld. Mensen reizen massaal. Ik vind dat een enorme
verspilling van tijd en energie, en doe er dus niet aan mee. Ik vind niet dat
mensen moeten vliegen, maar ik kan daar niets aan veranderen. Mensen drinken
alcohol, roken en gebruiken drugs. Ik meen dat ze dat beter niet zouden doen.
Maar het is onmogelijk om dat probleem op te lossen op korte termijn, of
misschien zelfs ooit. Ik moet dus mijn verstand gebruiken en er zelf niet aan
mee doen, en ten gepaste tijde laten horen dat het, volgens mij en volgens de
wetenschap, niet goed is. Ik mag wel dromen van een andere wereld, maar ik moet
er ernstig rekening mee houden dat die er voorlopig niet komt. Ook dat is een
realiteit waarmee ik rekening moet houden in mijn eigen leven.
We moeten dus niet alleen de fysieke, natuurlijke wereld
nemen zoals hij is, de bergen, de zee en de rivieren, maar ook wat de mens daarvan
gemaakt heeft. De mens als soort heeft een ongelooflijke invloed op zijn
omgeving en op de medemens. Als individu is je invloed infinitesimaal klein, en
de tijd dat je hier bent is zo voorbij. Het is dus belangrijk dat je de juiste
keuzes maakt voor jezelf. Op die manier bepaal je op een bescheiden wijze mee
het algemeen eindresultaat.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
08-02-2013
Liegen - Sam Harris
Waarom je nóóit moet
liegen is het elfde boekje uit de reeks Kleine boekjes van Uitgeverij Atlas
Contact, Amsterdam/Antwerpen. Goed geschreven non-fictie van schrijvers die je
verrassen met hun prikkelende kijk op de wereld. Om de twee maanden verschijnt
een nieuwe uitgave: van economie tot geschiedenis, van lifestyle tot kunst, van
sport tot psychologie. In 100 paginas, 90 minuten lezen, ben je een hoop
wijzer. Kleine boekjes, grote ideeën. www.kleineboekjes.nl
Aldus de uitgever. Klein is dit boekje zeker: de tekst
beslaat amper 72 bedrukte bladzijden en is gezet uit een erg forse letter. Je
krijgt zo acht woorden per regel, 23 regels per pagina. Ik las het in minder
dan een half uur.
Vormelijk is alles in orde: keurig gedrukt, fraaie kaft,
ecologisch papier.
Ook voor de prijs moet je het in principe niet laten: 7,50
en in elk boekje tref je een bon aan voor een reductie van 2,50 bij de
aankoop van een volgend boekje.
Inhoudelijk is het minder gelukt. Vooreerst de vertaling uit
het Engels: te haastig gemaakt, vrees ik. Het Engels wordt veeleer letterlijk omgezet
in Nederlandse woorden, en het resultaat is irritant onidiomatisch
Nederlands. Af en toe zijn er ernstige grammaticale tekorten: Zij verbroken stilletjes
hun vriendschap met hen (p. 56). De verleden tijd van verbreken is
verbraken.
Sam Harris situeert men af en toe in het groepje dat men de New Atheists noemt, samen met Dawkins,
Dennett en de helaas overleden Hitchens. Persoonlijk meen ik dat hij in dat
illustere gezelschap niet thuishoort; hij haalt nooit het literaire noch het
academische niveau van deze eminente auteurs.
Dat blijkt ook uit dit gelegenheidswerk, dat hij in
opdracht (van wie of wat?) schreef. Ik vermoed dat hij er net zo lang aan
geschreven heeft als de tijd die ik nodig had om het te lezen. Het zijn gemelijke
gemeenplaatsen, apocriefe anekdoten, wazige wijsheden en losse levenslessen. Er
staat niet één gedachte in die je niet spontaan zelf kan bedenken over dit
onderwerp. Er is geen onderliggende filosofische basisidee waarop het betoog
gegrond is. De enige reden om niet te liegen die de auteur lijkt te zien, is er
een van louter praktische aard: je maakt het jezelf moeilijk, omdat je moet
onthouden wat je gelogen hebt, omdat leugens uitkomen, omdat je door de mand
kunt vallen, omdat niet liegen eenvoudiger is, omdat ook de anderen beter af
zijn als je niet liegt.
Daarmee ontwijkt de auteur de ernstige morele vragen die wij
ons dagelijks moeten stellen bij onze communicatie en onze omgang met anderen.
Hij vertrekt steeds van individuen, in de eerste plaats het ik, en toont dan wat
liegen voor nare gevolgen kan hebben voor elk individu, zowel de leugenaar als
de belogene. Liegen is dan nog louter een ongepaste overtreding van de
etiquette, een sociale faux pas, meer
niet.
Het woord eerlijkheid komt bij mijn weten niet voor in
deze tekst, noch de reden waarom men eerlijk moet zijn. Wanneer mensen enkel
met elkaar omgaan volgens de regels van de etiquette, heeft men wel een nice
samenleving, maar geen eerlijke. Wie echt contact wil met zijn medemensen, moet
de etiquette overstijgen en eerlijk omgaan met de andere. Enkel op die manier
is er sprake van persoonlijke verrijking voor elk van de betrokkenen. Niet liegen
is niet hetzelfde als de waarheid spreken, zoals de afwezigheid van oorlog niet
hetzelfde is als vrede, zoals Spinoza ons voorhoudt in zijn Staatkundige Verhandeling.
Ik kan dit boekje dus niet aanbevelen, het is verloren
moeite en weggesmeten geld. Je vindt op internet gratis heel wat interessantere
teksten dan wat we hier voorgeschoteld krijgen. En je kan dit boekje niet eens
als een cadeautje of als relatiegeschenk gebruiken zonder te suggereren dat jij
en/of de andere misschien wel een leugenaar is.
Ook de andere titels uit de reeks lijken me weinig
interessant, al duiken er bekende namen op bij de auteurs: de onvermijdelijke
Alain de Botton, maar ook de respectabele Geert Mak. Er is ook een boekje dat
zich afvraagt: Wat wil de vrouw? en dat geschreven is door ene Joyce Roodnat
(sic).
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
27-01-2013
Aforisme
Wat onze hoop en onze verlangens opwekt, is het bewustzijn
van mogelijkheden. Hoe meer we ervan verwachten, en
hoe meer voor de hand liggend de vervulling lijkt, hoe groter ons verlangen, maar ook onze frustratie wanneer
de vervulling verhinderd wordt en uitblijft. Hoop doet leven, wanhoop doodt.
Spelen. Toen ik klein was, was dat mijn eerste zorg. Al het
andere was een hinderpaal en uitstel in afwachting van de verrukking van het
spel, dat zich meestal situeerde in de wereld van mijn rijke verbeelding, maar
dan wel voluit gespeeld zoals in het theater, met dialogen met gefingeerde
gesprekspartners. Ik speelde bijna altijd alleen. Als er anderen bij betrokken
waren, ging het onvermijdelijk fout.
Volwassen worden betekent afscheid nemen van het spel. Er bleef
nog wat sport over, tafeltennis, echt tennis, zwemmen, maar dat is niet echt
spelen, zeker niet als er een competitieaspect bij komt kijken. Toen de
kinderen wat groter werden, speelden we al eens kaart, kleurenwies, maar dat
liep meestal uit op onaangename debatten, en dat was dan dat.
Ik kan me nog nauwelijks de tijd herinneren dat ik nog eens
echt gespeeld heb, en er ook van genoten heb. Lut merkte dat enkele dagen
geleden op, toen ik me nog maar eens aan het afvragen was hoe ik het best mijn
avonden zou vullen. Zij speelt graag: kruiswoordraadsels en dat soort dingen,
puzzels, tangrams, zelfs haar artistiek werk heeft soms veel van een spel.
Bij mij is het allemaal zo ernstig Een bezigheid moet voor mij
het liefst zinvol zijn en verantwoord, verrijkend, uitdagend en zo mogelijk ook
nog belangrijk. Niet dat ik daar geen plezier aan beleef, integendeel! Ik kan
intens genieten en ontroerd zijn tot tranen toe, van geluk of verdriet, al
naargelang. Ik kan dus niet zeggen dat ik het spelen mis, helemaal niet. Zelfs
het lezen van een roman of een detectiveverhaal, wat je als een soort spel zou
kunnen beschouwen, trekt me niet meer aan. De verbeelding van anderen kan me
niet meer boeien. Vroeger wel: rond mijn vijfentwintigste heb ik honderden SF-stories
gelezen. En als student was ik letterlijk In de ban van de Ring (Tolkien). Toen
ik op pensioen ging, ben ik detectiveverhalen beginnen lezen, P.D. James, Ed McBain,
ik heb er alles van in huis, net zoals van John Le Carré. Maar het zegt me niet
veel meer.
Ik heb me verdiept in meer wetenschappelijke literatuur: de
evolutieleer, sociobiologie en evolutionaire psychologie, neurowetenschappen,
filosofie, theologie, de Verlichting, Spinoza. Dat is nu mijn dagelijkse
bezigheid, van de vroege morgen tot ik ga slapen. Ik lees, schrijf, vertaal,
correspondeer, zoek van alles op... Het vult mijn dagen, met korte onderbrekingen voor licht
huishoudelijk werk. Zelfs mijn middagdutje komt er meestal niet meer van. Soms
werk ik zeer intens, uren aan een stuk door, tot mijn ogen beginnen te
protesteren en ik overal steken en krampen krijg. Dan moet ik wel stoppen, even
toch
Ik weet het, het is een eenzijdig leven. Maar is dat niet
voor ongeveer iedereen zo? Ik heb mijn draai gevonden, ik ben tevreden met wat
ik doe. Ik voel me goed in mijn huis, samen met Lut. We genieten van wat we
doen en van het vredig samenzijn. Ik kan me geen mooiere ouwe dag voorstellen.
De economie is veel te ingewikkeld geworden dan dat jij en
ik ze nog zouden kunnen begrijpen. Maar laten we toch eens proberen om enkele basisprincipes
te onderzoeken.
Wanneer wij in de supermarkten en shopping centers
rondlopen, worden we overstelpt door de veelheid en verscheidenheid van het
aanbod. Voor elk product, ook voor de basisvoorzieningen, hebben we een zeer
ruime keuze, met verschillende prijzen en kwaliteiten. Dan vragen we ons wel
eens af: moet dat nou? Heeft dat zin?
Maar wat willen we dan? In feite dit: dat er één soort is,
van een behoorlijke kwaliteit, in een handige verpakking, voor een redelijke
prijs. Dat zou ons de moeite van het vergelijken besparen. Het zou ook veel
gemakkelijker zijn voor de producent en de verkopers. Iedereen tevreden dus.
Waarom dan niet? Waarom al die verschillende prijzen, formaten, verpakkingen,
soorten en kwaliteiten?
Laten we eens veronderstellen dat we van alles één model
zouden hebben. Boter, melk, mineraalwater, aardappelen, pasta, kip, confituur,
noem maar op. Maar dan moet er een instantie zijn die dat allemaal regelt, de
staat bijvoorbeeld. Die gaat dan bepalen aan welke vereisten elk product moet
voldoen en zal ook de prijs bepalen en zorgen dat er voldoende voorraad is, en
geen overschotten. Prima! Een hele vereenvoudiging. Geen reclame meer, geen
bonnetjes, geen promoties; blindelings aankopen zonder aarzelen of vergelijken
Waarom niet?
Omdat er in een dergelijk systeem van alles kan verkeerd
gaan. De staat heeft dan alles in handen, bepaalt alles, van hoog tot laag, van
het begin tot het einde. Iedereen werkt dan in dienst van de staat. Ook daar
gaat het er heel rationeel aan toe: iedereen krijgt hetzelfde werk en hetzelfde
loon, met aanpassingen aan de elementaire behoeften: een gezin met kinderen
krijgt meer loon naargelang het aantal kinderen en een ruimere woning. Maar een
arts krijgt geen hoger loon dan een vuilnisman. Waarom ook? Iedereen werkt toch
om te werken, niet om geld te verdienen, dat krijgt men zo, genoeg om alles te
kopen wat men nodig heeft en de rest is gratis. Iedereen gelijk.
Wij hebben gezien dat men dergelijke experimenten heeft
uitgeprobeerd, op grote en kleinere schaal. Denk aan het communisme, in
Rusland, Cuba, Vietnam, Cambodja, Noord-Korea, Albanië, Oost-Duitsland
Waarom is het telkens mislukt, niet een klein beetje, maar
faliekant en dramatisch?
Blijkbaar voelt een mens zich niet goed in een dergelijk
systeem. Let wel, er zijn heel positieve aspecten aan. Als alles in principe
voor iedereen toegankelijk is, zoals onderwijs, ziekenzorg, kunst en cultuur,
maar ook huisvesting, voedsel, drank, kledij dan is dat in principe
fantastisch, natuurlijk. In principe. Want alles hangt af van de
beschikbaarheid van alles, en van de kwaliteit van alles. En daar loopt het
goed fout.
De staat, dat is een log mechanisme, waar eenvoudige mensen
zoals jij en ik belangrijke beslissingen moeten nemen met enorme gevolgen,
aangezien het telkens gaat om basisvoorzieningen voor de hele bevolking. Als er
iets mis gaat in het complexe proces, dan is er niets om op terug te vallen.
Als die ene fabriek die toiletpapier maakt op een dag afbrandt, dan is er geen
toiletpapier, bij manier van spreken. Als de fabriek die velgen maakt voor
fietsen niet goed afgesproken heeft met de fabriek die de banden maakt, dan
zitten we met een probleem. Als de oogst mislukt, en oogsten mislukken al eens,
dan is er hongersnood. Enzovoort.
Gevolg: er is voortdurend van alles te kort en teveel, en de
onderdelen passen niet op elkaar.
Er is ook een probleem met de kwaliteit. Een basisproduct is
precies dat, en niets meer. Ergens beslist iemand over de kwaliteit van het
toiletpapier, en dat is dat: iedereen heeft dat toiletpapier. Niet het best
mogelijke, maar een goed gemiddelde. Maar de fabriek die het moet maken is ook
maar van een gemiddelde kwaliteit. En de mensen die er werken ook. Er is geen
enkele reden waarom ze harder zouden werken, of zorgvuldiger. Ze hoeven niet na
te denken over het productieproces, over de verbetering van het product: alles
is voor hen beslist van hogerhand. Gaat het verkeerd? Het is niet hun schuld,
maar die van de overheid, en die moet het dan maar oplossen. Bij gelegenheid.
Maar die overheid bestaat ook uit een goed gemiddelde, en ook zij hebben geen
enkele reden om harder of beter te werken. Er is ook niets aan verdiend, voor
niemand: je wordt niet beter betaald als je harder of beter werkt: iedereen
gelijk, weet je wel?
We hebben het zien gebeuren: wat in principe een
arbeidersparadijs moest worden, werd een hel. Al wat kon verkeerd gaan, deed
dat ook, en hoe. De mensen die moesten beslissen waren onbekwaam in het beste geval,
en sadistische megalomane én onbekwame dictators in het slechtste geval, wat
dan ook nog het vaakst voorkwam, en niet toevallig natuurlijk. Wanneer niet de
beste mensen aan bod komen, zijn het uiteindelijk de slechtste, de minst
scrupuleuze, de meest machtsgeile, de meest onbeschaamde en onbeschofte.
Er is ook een ander systeem, dat spontaan ontstaan is en
elke dag nog spontaan ontstaat. Er is blijkbaar behoefte aan toiletpapier.
Tussen haakjes: dat is een recente behoefte, zelfs bij ons; ik herinner me
levendig dat wij het als kinderen zonder deden en ons moesten behelpen met het
papier van kranten en tijdschriften. In grote delen van de wereld is dat nog zo.
Maar goed, hier bij ons is er dus nood aan toiletpapier; als het er plots niet
meer zou zijn, dan was dat een echte crisis. En dus zijn er mensen die daarop
inspelen. Ze maken toiletpapier en verkopen dat. Het beste toiletpapier zal ook
het meest succes hebben, als het ten minste betaalbaar is. En wat is het beste
toiletpapier? De meningen zijn verdeeld En dus zal men verschillende soorten
maken, voor elk wat wils. Ook een goed gemiddelde, met een goede
prijs-kwaliteitverhouding. Voor hetzelfde geld kan men roze, blauw en groen
papier maken, dus waarom niet? En in een aantrekkelijke verpakking, en in
verschillende hoeveelheden enzovoort, bekijk het aanbod eens. Als er teveel
geproduceerd wordt, zal de producent met overschotten zitten, en dus de
productie afbouwen, tot men weer verkoopt. Als er tekorten zijn, zal een andere
producent inspringen. En beginnende producenten zullen proberen om de markt te
veroveren met een nieuw concept, of een goedkoper product, dat even goed is of
nog beter, dank zij een beter productieproces, een modernere fabriek, betere
knowhow, beter opgeleid personeel, of beter betaald personeel, dat dan harder
en beter gaat werken
Je ziet het zo gebeuren: men zoekt naar de beste manier om
het beste product te maken en het ook te verkopen. En de klant is koning: hij
of zij koopt je product, of net niet. De klant is veeleisend, want hij en zij
kan kiezen. Dat is de markteconomie, en die is niet aangestuurd door
bureaucraten van de staat, maar door de economie zelf: vraag en aanbod. Dat is
de motor voor een spectaculaire verbetering van de levensomstandigheden in e
laatste tienduizend jaar. Iedereen zoekt zijn eigen voordeel, maakt zijn eigen
compromissen, gaat zich te buiten aan dwaze uitgaven, of stelt zich tevreden
met een goed gemiddelde, of doet helemaal niet mee aan sommige gekten.
Neem nou kattenvoer. Toen ik jong was, was er geen kattenvoer,
en toch waren er katten, en ik heb niet de indruk dat er nu meer katten zijn
dan toen. Maar in de supermarkt zijn er nu hele afdelingen met niets dan
kattenvoer, in een ongelooflijk aanbod van soorten en kwaliteiten, en van alle
prijzen. Wij hebben geen kat, maar toch (of precies daarom) ergeren wij ons aan
dat enorme aanbod. Is dat terecht?
Het hangt ervan af. Vanuit een economisch standpunt is er
niets mis met kattenvoer, noch met het enorme aanbod. Op een dag is er een gewiekste
kerel of dame geweest die dat gat in de markt gezien heeft en die het eerste
kattenvoer heeft aangeboden. En dan was er een andere die beter voer, of
goedkoper aanbood. En een die hetzelfde voer goedkoper kon produceren.
Enzovoort. En dan de reclame nog, en voor je het weet, staat er meer kattenvoer
in de winkel dan babyvoedsel.
Een schande? Niet vanuit economisch standpunt. Daar is alles
wat verkoopt ook goed. Moreel gezien dan? Niemand is verplicht kattenvoer te
kopen. Als wij het kopen, dan is dat omdat wij dat willen, omdat we denken dat wij
er goed aan doen, voor onszelf en voor onze katten.
Waarom zijn zoveel mensen dan toch geschandaliseerd door al
dat kattenvoer?
In onze economie produceren we wel meer overbodige zaken.
Neem nu vuurwerk. Dat is er altijd al geweest, ik herinner me fantastisch
vuurwerk op de laatste dag van de jaarlijkse kermis, dan kwam de hele stad
kijken, met veel oooh en aaahs, vooral bij de apotheose, den bloemekee, zoals
wij zeiden, een volksetymologie voor het Franse bouquet. In een
speelgoedwinkeltje kon je ook voetzoekers kopen, maar die hadden maar weinig
succes, het was meer een kwajongensstreek, en er waren meer aantrekkelijke
zaken om je geringe zakgeld aan te verdoen, zoals snoep
Met Nieuwjaar was het een pandemonium van vuurwerk, van in
de vroege avond tot lang na middernacht, iedereen leek eraan mee te doen. Geef
toe: het is nergens voor nodig, het is pure geldverspilling. En toch doen we
het. We gaan ook op reis, we drinken cava, champagne en prosecco en wijn en
bier, we eten kaviaar en kreeft We zijn wel heel ver van de gedwongen soberheid
van het communisme. We leven in luxe, weelde en overdaad.
Het is precies daar dat het schoentje wringt. Niemand wil
het communisme, dank je wel, zelfs de socialisten willen dat niet (al is het
wel de grond van hun ideologie, dus toch maar uitkijken ). Maar er zijn wel
meer en meer mensen die vinden dat het een beetje de spuigaten uitloopt met het
ongebreideld aanbod. Maar ligt het probleem bij het aanbod? Als iemand een
product aanbiedt dat niemand wil, dan zal dat niet lang duren. Dus moeten we
ervan uitgaan dat als iets succesvol is, het ook aan een behoefte, een nood of
een verlangen beantwoordt.
Het grootste deel van mijn leven heb ik zonder GSM of
mobieltje doorgebracht en ook nu nog gebruik ik het toestel dat ik heb zo goed
als nooit, de rekeningen die ik krijg, zijn meestal 0 euro, en nooit boven de 1
euro per maand. Maar de markt voor die toestellen en voor het gebruik ervan is
wel spectaculair. Miljarden mensen bellen elkaar dag en nacht en sturen elkaar voortdurend
boodschappen. Het toestel heeft dus een behoefte gecreëerd, zo lijkt het wel.
Ik weet het niet. Mij lijkt het veeleer zo te zijn dat het
toestel aan een verlangen beantwoordt, namelijk om te allen tijde met elkaar te
kunnen communiceren, onder alle omstandigheden, iets waartoe we niet in staat
zijn zonder technische hulpmiddelen. Het is dus een verbazingwekkende uitbreiding
van mogelijkheden die we vanzelf hebben. Aanvankelijk was dat zo duur dat enkel
professionele gebruikers zich daar voordeel konden mee doen. Door de
massaproductie en, inderdaad, de vrije markteconomie zijn de toestellen en de
diensten echter zo goedkoop geworden, dat niemand nog aarzelt om zich er eentje
aan te schaffen. Het is zon geringe investering dat men er niet meer bij
stilstaat. Het is een evident attribuut van de mens geworden. Zoals de auto, de
fiets, de tv, de computer, wapens, eetgerei, kleren, brillen, tand- en andere prothesen,
wc, centrale verwarming, microgolfoven, koelkast en diepvries enzovoort
enzovoort enzovoort.
En zo biedt onze wereld alles aan wat men maar kan bedenken.
Dat is het resultaat van de vrije markteconomie, of van het kapitalisme, het
systeem waarbij iedereen probeert om het zo goed mogelijk te hebben, op welke
manier dan ook en met welke middelen dan ook. De prijs van een product wordt
niet bepaald vanuit morele overwegingen, maar vanuit economische. Niet de
overheid bepaalt het aanbod of de prijs, maar de economie, met andere woorden,
wijzelf. Wij maken zelf onze wereld, door de keuzes die wij maken. Dat we daarbij
beïnvloed zijn door het aanbod en door onze omgeving, dat is nogal wiedes. Maar
uiteindelijk bepalen wij zelf wat wij met dat aanbod doen: het aanvaarden en er
de prijs voor betalen, of niet.
Als we dus verontwaardigd zijn over de excessen van onze maatschappij,
dan doen we er goed aan het alternatief te overwegen. Willen we het ook zonder
dat enorme aanbod doen? Met voor alles een goed gemiddelde? Met schaarste en
hongersnood, slechte kwaliteit, corruptie en sociaal misbruik, bureaucratische
onbekwaamheid, staatsinmenging in ons privéleven, lethargie en cliëntelisme? Zeg
niet dat ik overdrijf: we hebben het gezien en we zien het vandaag nog steeds
om ons heen.
Als ik moet kiezen, en het is een keuze waaraan niemand
ontsnapt, dan word ik verscheurd. Mijn moreel aanvoelen dwingt me om te dromen
van een Utopia waar iedereen gelijk is en vrede neemt met sobere voorzieningen
die ons in staat stellen om te overleven in vrede en in een innige vereniging
met elkaar en met de natuur. Maar de geschiedenis leert ons dat utopia letterlijk moet genomen worden:
oe-topia, nergens in het Grieks. Het arbeidersparadijs bestaat niet.
En dus blijft er enkel dat ander alternatief over: de
vrijemarkteconomie en het kapitalisme, met de excessen. Ik weet het: de staat
grijpt toch in, vooral om de excessen te vermijden. Maar de fundamentele keuze
moet toch gemaakt worden: vrijheid of staatsdirigisme, daarover gaat het
uiteindelijk. En nee, er is geen derde weg, geen gulden middenweg.
Wij kunnen misschien dromen van een pastorale idylle in het
hart van Afrika, maar daar is geen idylle, enkel The Heart of Darkness. Laten we ons geen illusies maken: de hele
wereld droomt ervan te leven zoals wij. Als men de mensen vrij laat kiezen, dan
kiezen wij voor onze moderne consumptiemaatschappij, met alles erop en eraan.
Als we dus nog eens de neiging voelen om te kankeren over
alles wat zo verfoeilijk, immoreel en onrechtvaardig, kortom zo onmenselijk is in
onze wereld, laten we dan bedenken dat de mens is zoals hij en zij is, en niet
zoals wij vinden dat ie moet zijn. Als we vrijheid willen, moeten we de
excessen erbij nemen, ze horen er net zo bij als de kerkers en de goelags bij
het communisme en de concentratiekampen bij het nationaal-socialisme.
Als ik moet kiezen, zei ik, dan is mijn keuze gauw gemaakt.
En als bij de volgende verkiezingen een of andere bevlogen moralist komt zeggen
dat de maatschappij dringend helemaal hervormd moet worden en dat hij een model
klaar heeft, dan weet ik meteen ook op wie ik niet moet stemmen.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
30-12-2012
De avonden
Gisteren had ik de hele dag voor het computerscherm
doorgebracht, zoals het mij wel vaker vergaat. Je leest, je schrijft, je kijkt
iets na, zoekt iets op, schrijft nog meer, er komen e-berichten binnen (ik zoek
naar een goede vertaling van e-mail), je beantwoordt die, je haakt in op een
discussie op Facebook, je luistert continu naar de internetradio en naar je
eigen cds en voor je het weet is het tijd om het avondeten klaar te maken.
Lut kijkt graag naar het nieuws. Sinds ik de VRT heb
afgezworen, kijken we naar het VTM-nieuws en het valt ons op dat de zo
vaakgeroemde objectiviteit en degelijkheid van de VRT een mythe is: op geen
enkel ogenblik moet de verslaggeving en presentatie op VTM onderdoen voor de
VRT.
Indien ik alleen zou zijn (een lot dat ik mezelf noch iemand
anders geenszins toewens), zou ik wellicht niet naar het nieuws kijken. Ik kan
het missen, en dat is al een voldoende reden. Bovendien erger ik me voortdurend
aan wat we aangeboden krijgen. Moorden, diefstallen en overvallen, branden,
ongevallen, bedrijfssluitingen, burgeroorlog en militaire interventies,
economische crisis, werkloosheid en armoede, ziekten en epidemieën, droogte en
overstromingen en nog veel meer onheil en zwartgalligheid. De enige afwisseling
bieden beelden van ongehoorde luxe en ontspanning, inclusief de sport. Nee,
laat maar, voor mij hoeft het al lang niet meer, ik weet onderhand hoe het er
in de wereld aan toe gaat.
Na het nieuws duikt Lut in haar geliefkoosde avondlijke
bezigheid: een boekje met puzzels, doorlopers, kruiswoordraadsels,
cryptogrammen en dies meer. Af en toe stelt ze me op de proef met een vraag,
meestal over de antieke mythologie, over een Latijns woord of iets uit de muziek.
Soms weet ik het meteen, maar steeds vaker moet ik vaststellen dat ik het ooit
geweten heb, dat ik het zou moeten weten, het ligt zelfs op de punt van mijn
tong, maar het komt niet. Ik weet wat ik zoek, soms overduidelijk, bijvoorbeeld
de naam van een persoon, een auteur, ik zie hem voor me, ik kan de titels opnoemen
van de boeken die hij of zij geschreven heeft Maar de naam? Noppes. Gelukkig
is er Google en met enkele hints staat het weer duidelijk voor me: Simon
Schama! Hoe kon ik het vergeten! Maar als ik huisgenoten of kennissen om hulp
vraag: je weet wel, dinges, die dat boek geschreven heeft over de Franse
Revolutie en de Gouden Eeuw in Nederland, die in de New Yorker schrijft, en
cultuurprogrammas maakt en presenteert op de BBC , dan weten ze het ook niet,
ze hebben zelfs nog nooit van Simon Schama gehoord. Zij kennen hem niet, ik
wel, maar ik kan niet op zijn naam komen. Het resultaat is hetzelfde.
Wanneer Lut zich verliest in de meanders van haar
cryptogrammen, begint voor mij wat de laatste tijd het meest frustrerende,
irriterende en ongelukkige deel van de dag is. Nog meer schrijven en nog meer lezen,
en nog meer op het computerscherm staren? Naaah, toch maar niet als eerste
keuze; de laptop blijft in de tuinkamer.
En dan begint het zappen. Sinds enige tijd heeft Telenet
zijn programmagids in een nieuw kleedje gestoken. Het grote verschil lijkt me
hierin te bestaan dat ik de lettertjes van de tekst niet meer kan lezen. Met
mijn trifocale brillenglazen moet ik proberen om het smalle strookje voor de
tussenafstand te passen, maar zelfs daarmee lukt het me niet; het is meer
gissen dan lezen en als ik het echt wil weten, moet ik een onderwerp selecteren
en de details lezen, maar die zijn in even kleine letters gezet
Meestal zijn al mijn inspanningen om iets interessants te
vinden echter vruchteloos. Reeksen bekijken we niet, de meeste films hebben we
al herhaaldelijk gezien, de documentaires zijn ook vaak herhalingen van BBC of
National Geographic. En dus eindigt mijn verkenning van het aanbod gewoonlijk met
een diepe zucht en schakel ik over naar de muziekzender Mezzo, die echter ook
veel, heel veel herhalingen brengt, of naar een radiostation met klassieke
muziek zonder commentaar. Heb dan al zon ruim aanbod, waarvoor je tenslotte
een hoop geld betaalt, en dan luister je nog gewoon naar de radio. We hebben
zelfs een schotelantenne met decoder, dus nog eens honderden zenders meer, en
nog altijd niets dat me kan boeien.
Ik heb ook een aardige verzameling dvds, vooral muziek:
operas en andere grote werken, ook wat kamermuziek, maar ook enkele films,
klassiekers vooral, en enkele tv-series van de BBC, zoals BridesheadRevisited en
enkele verfilmingen van Le Carré. Maar dat is allemaal vrij zwaar spul, en na
een dag intellectuele arbeid (zo mag ik mijn bezigheid wel noemen, vind ik) ben
ik op zoek naar ontspanning. Tevergeefs. Ik ben te veeleisend, natuurlijk: ik
verwacht van mijn ontspanning dat ze van hetzelfde niveau is als mijn
inspanning. Dom van mij, blijkbaar.
En dus neem ik toch maar weer een boek vast, met klassieke
muziek op de achtergrond. Maar ik merk dat mijn ogen vermoeid zijn en ook mijn
brein: vanaf negen uur gaat het er niet meer zo vlot in, aan het einde van een
paragraaf of een bladzijde merk ik dat ik niet meer weet wat ik nu precies net gelezen
heb, en moet ik opnieuw beginnen, maar vaak met hetzelfde resultaat.
Mijn avonden zijn dus een probleem, en dat is jammer. Het is
gezellig in huis, we hebben alles wat we kunnen verlangen, en toch vind ik mijn
draai niet. Ik heb het probleem al herhaaldelijk met Lut besproken en ook
enkele vrienden om raad gevraagd, maar blijkbaar is het geen algemeen probleem,
eerder iets dat het gevolg is van mijn eigen situatie, belangstelling en
dagindeling. Zeker, bijna iedereen in mijn omgeving klaagt over het tv-aanbod,
en iedereen vindt ook dat ik al veel te veel achter het computerscherm zit of
met mijn neus in de boeken. Maar wat dan wel?
Ik zou graag biljarten, maar dan het echte biljarten, geen
pool of snooker of tabbiljart, maar carambole, met alleen maar twee witte en
één rode bal. In de wijde omgeving is er echter geen enkel café waar je nog
zoiets vindt, enkel in Leuven, maar dat is dan ingenomen een club, en ik kan
helemaal niet biljarten, dus daar kan ik ook niet terecht.
Fitness trekt me ook niet aan. Ik zou het wel kunnen
gebruiken, want mijn conditie is verre van optimaal, maar ik kan het niet
opbrengen om fysieke inspanningen te leveren enkel en alleen voor de inspanning
en het resultaat daarvan voor mijn gezondheid. Ergens heen fietsen, naar de
apotheker of de bank of een winkel, dat wel, maar zomaar gaan fietsen? Ik heb
het nog nooit gedaan, denk ik en ik ben het ook niet van plan. Te voet naar de
apotheker en zo? Geen probleem. Maar zomaar gaan wandelen, dat is al wat anders.
Nochtans zou het goed zijn voor mijn suikergehalte, mijn pancreas is aan het
insluimeren, ik zit aan de grens van ouderdomsdiabetes, en veel minder suikers
innemen dan ik nu doe lijkt wel onmogelijk.
Laten we er maar van uitgaan dat ik s avonds thuisblijf. Maar
waarom me ergeren aan het feit dat er niets is op tv? Dan ga ik ervan uit dat
er iets zou moeten zijn dat ik goed vind en waarvan ik achteraf geen spijt heb
dat ik er heb zitten naar kijken. Maar waarom zou dat zo zijn? Het is niet
omdat er tvs zijn dat er ook ononderbroken goede programmas zijn. Cicero
zei het al, en Spinoza herhaalde het: het goede is zeldzaam; het goede is
blijkbaar veeleer de uitzondering dan de regel.
Dus toch maar het programmaoverzicht bekijken en tussen het
waardeloze zoeken naar de naald in de hooiberg: een programma dat me helemaal
bevredigt. Lukt dat niet, dan toch maar iets lezen, misschien iets dat niet zo
zwaar op de hand is, maar mijn evaring is dat ik dat dan na enkele bladzijden
weer wegleg: waarom mijn tijd verdoen aan ijdel getater? Goede muziek
beluisteren, op Mezzo of de radio, of mijn dvds en cds. En toch maar de
laptop bij de hand nemen, al begint het stilaan op een verslaving te lijken.
Gisterenavond heb ik nog eens, in arren moede, naar een
thriller gekeken: Shooter. Ik heb hem
zeker al drie keer gezien, en toch ben ik blijven kijken, terwijl ik wat men te
zien krijgt ten stelligste afkeur: cynisch brutaal geweld door de overheid en
door de held, moord en brand en genocide, corruptie, complottheorieën, noem
maar op, al de bekende ingrediënten. Zo is de wereld niet, en als hij zo is,
dan wil ik het niet eens weten. Ik keur dergelijke films ten zeerste af, en
toch heb ik zitten kijken, met het gevolg dat ik natuurlijk niet kon inslapen
met al die te onrecht opgewekte adrenaline in mijn lijf Nog iets dat ik dus
wil afzweren. En nog een beperking van de mogelijkheden, want er is elke avond
ten minste één thriller op tv.
Film, theater, restaurantbezoek, live muziek, quizavonden,
kooklessen, taekwondo of bloemschikken het spreekt me niet aan.
Ik heb enkele jaren geleden geprobeerd om een maandelijkse
gespreksgroep op te starten rond levensbeschouwing en atheïsme, maar dat is
vrij snel op niets uitgelopen. Ik heb aansluiting gezocht bij de georganiseerde
vrijzinnigheid, maar ook dat bleek een fiasco.
Lieve lezer, ik weet niet of je jezelf herkent in mijn
verhaal, maar ik vermoed dat er wel raakpunten zijn. Het is een luxeprobleem:
we hebben het te goed, we weten niet wat doen met onze vrije tijd. En het
aanbod dat er is, wijzen we af, elk om zijn of haar eigen redenen. Ik zie niet
onmiddellijk één afdoende oplossing om al mijn avonden zinvol te vullen, het
zal nog wel even zoeken zijn. Maar de eerste stap is gezet: ik ben me bewust
dat er een probleem is. Socrates heeft ons geleerd dat dat het begin van de
wijsheid is.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
17-12-2012
In den beginne...
Laten we vanaf het begin beginnen.
Het heelal, dat is letterlijk alles wat er is, is volgens
onze beste wetenschappelijke inzichten meer dan 13 miljard jaar geleden
ontstaan. Het was een bijzonder explosieve gebeurtenis, waarbij onvoorstelbaar
veel energie en massa vrijkwam. Nu, zoveel later, heeft het heelal een aantal
vormen aangenomen die naar onze menselijke maatstaven nogal stabiel zijn.
Anderzijds zijn er ook nog altijd spectaculaire gebeurtenissen van enorme
omvang, die wij af en toe te zien krijgen lang nadat ze ver van ons weg
plaatsvonden. En er zijn ook zeer fundamentele verschijnselen die we nog niet kunnen
verklaren en die nochtans bepalend zijn voor de werking van het universum.
Er is in de hele geschiedenis van het heelal niets dat ons
ertoe aanzet om te denken dat er iets anders aan het werk zou zijn dan alleen
het heelal zelf, dat functioneert volgens onwrikbare wetmatigheden die wij
mensen stilaan ontdekken. Er is dus geen verborgen kracht of persoon of
godheid die alles heeft doen ontstaan en die de loop van de geschiedenis
leidt. Er is geen enkele bedoeling in het universum. Er zijn alleen de neutrale
natuurwetten.
Meteen is ook duidelijk dat uit het universum niet af te
leiden valt of iets goed of slecht is: alles gebeurt nu eenmaal zonder enige
bedoeling, volgens onveranderlijke natuurwetten. Er is geen God die ons op een
of andere manier openbaart wat zijn Wil is en wat hij van ons verwacht.
Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de mens. Aangezien op
geen enkele manier uit het universum af te leiden is wat goed en slecht is,
moeten we dat zelf doen, zonder ons op enig gezagsargument te steunen.
Alles wat bestaat, beschikt over mogelijkheden. Die kunnen
zeer beperkt en bijzonder weinig indrukwekkend zijn. Wat wij dode materie
noemen lijkt daarvan een goed voorbeeld, maar is het zeker niet: als wij zien welke
spectaculaire vormen die dode materie kan aannemen, dan maakt ons dat erg
nederig. Wat vermag een mens of zelfs de mensheid tegenover de natuurkrachten?
Maar goed: een mens heeft (in principe) meer mogelijkheden dan een dier, een
plant of een kei, dat is wat ik bedoel.
Aangezien er geen absolute morele normen af te leiden zijn
uit het universum, kan elk wezen op zich alles doen waartoe het in staat is,
zonder dat we daarover een absoluut oordeel kunnen vellen. Om te oordelen heb
je normen nodig, en het universum biedt ons die niet. Elk wezen mag dus alles
doen wat het kan, zonder enige beperking. We kunnen dit ook zo formuleren: elk
wezen heeft het recht om alles te doen wat het kan. Of nog: elk wezen heeft
zoveel rechten als het macht heeft.
Dat is een fundamenteel gegeven, waaraan niet te tornen
valt. Op welke gronden zouden we dat immers doen? Wel, bij nader toezien zijn
er daarover toch enkele belangrijke bedenkingen te maken. Als iemand helemaal
alleen op een eiland zou leven, dan is er praktisch gesproken inderdaad geen
enkele beperking die hij of zij zich dient op te leggen. Of beter nog: als er
slechts één levend wezen was in het hele universum, dan was dat wezen vanzelfsprekend
absoluut vrij. De enige waarde die er dan nog kan zijn, is het leven zelf. Maar
dat is, zoals we weten, een absurde situatie; één levend wezen is onmogelijk,
dat levend wezen komt ergens vandaan en dat ene wezen kan zich alleen ook niet
voortplanten, dus het leven is dan ook geen waarde van enige betekenis.
Binnen het universum is er (ten minste) onze aarde, en
daarop is leven, veel leven, in vele soorten. De mens is daarin een uiterst
belangrijke factor. We zijn met veel en we hebben een enorme invloed op onze
omgeving. Dat heeft zo zijn gevolgen. Als we allemaal leven alsof we alleen op de wereld zijn, dan
wordt het een bloedbad en een ecologische ruïne.
De mens is ontstaan uit vroegere diersoorten, niet als een
individu, maar als groep. Het is door in groep samen te leven in een omgeving
met nog veel meer levende wezens van alle rang en soort, en in strijd met de
elementen, dat de mens ontwikkeld is tot wat hij nu is (en wie weet wat de
toekomst nog brengt). Dat samenleven met elkaar in een omgeving verloopt het
best wanneer wij bepaalde regels in acht nemen, die er zowel op korte als op
lange termijn voor zorgen dat het goed gaat met die levende wezens en met dat
milieu. Met andere woorden: voor levende wezens is het leven belangrijk, het is
een waarde. Anders gezegd: elk levend wezen zal zich inspannen om in leven te
blijven, zo lang mogelijk en zo goed mogelijk. Meer nog: wij vinden leven zo
belangrijk, dat wij het leven zelf ook in stand willen houden. Wij weten dat
wij sterfelijk zijn, maar ook dat wij ons kunnen voortplanten. Wij proberen dus
de vlam brandend te houden, omdat we beseffen dat anders de lange evolutie
waarvan wij het resultaat zijn, plots zou afgebroken te worden. Wij willen
andere mensen de kans geven om te leven, zoals wij ook die kans gekregen hebben
van onze ouders en een schier eindeloze rei van voorouders.
Het ontdekken van de beste manier om samen te leven op deze
aarde is geen eenvoudige opgave. Als we terugkijken in onze geschiedenis, ook
de meest recente en zelfs hoe het er vandaag aan toe gaat, dan stellen we vast
dat we enerzijds in staat zijn tot fantastische prestaties, maar dat we
anderzijds ook vreselijk tekortschieten. Dat heeft onder meer te maken met het
ontbreken van absolute normen, die voor iedereen duidelijk zijn en die iedereen
ook met overtuiging naleeft. Niemand heeft een oplossing voor alles, wellicht
is er niet eens een oplossing voor alles. Dat zou eigenlijk zelfs heel
verwonderlijk zijn. Het leven is altijd al een precaire zaak geweest. Hoe
complexer de levensvormen, hoe ingewikkelder het samenleven. Hoe minder kansen
de omgeving biedt, hoe onwaarschijnlijker de overlevingskansen. Leven is
overleven, of een strijd om in leven te blijven. Die strijd is de motor van de
evolutie en van de diversiteit van het leven, samen met de wetten van de
genetica.
Laten we nog even terugkomen op die uitdagende stelling: elk
wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft. Dat is niet zozeer een aanspraak
die we maken als een uitspraak, een vaststelling. Je kan het ook omkeren: men
heeft enkel recht op datgene wat men vermag. Een kei kan zich niet uit zichzelf
voortbewegen en heeft dus ook niet het recht om dat te doen; het is zinloos
om dat recht aan die kei toe te kennen. Het is dus even zinloos om aan mensen
rechten toe te kennen die ze toch onmogelijk kunnen waarmaken. En laten we ook
dat omkeren: men kan een (levend) wezen het recht niet ontzeggen om iets te
doen waartoe het in staat is; dat is trouwens in veel gevallen totaal onmogelijk.
Een voorbeeld: een mens is in staat om te denken. Welnu, dat is een recht dat
men niet kan ontnemen, een mens kan altijd denken, zelfs als men het hem of
haar verdomd moeilijk maakt. Maar het is ook zo dat wie over meer macht
beschikt, meer rechten heeft. De leeuw is machtiger dan het lam. Hij kan een
lam opeten, een lam kan zich daar niet eens tegen verzetten. De leeuw heeft dus
het recht om het lam op te eten, hij begaat geen misdaad wanneer hij dat doet.
Wanneer het om mensen onderling gaat, liggen de zaken
anders. Aangezien alle mensen in principe gelijk zijn en dus evenveel macht
hebben, hebben ze ook allen dezelfde rechten. Dat is wat is vastgelegd in de
Universele verklaring van de rechten van de mens. Maar in een samenleving maken
mensen ook allerlei afspraken met elkaar. Ze staan een deel van hun macht af
aan anderen om praktische redenen. Denk aan het parlement en de regering: die mensen
hebben niet meer macht of recht dan jij en ik, maar als verkozen vertegenwoordigers
van het volk voeren zij uit wat wij willen; wij hebben een deel van onze individuele
beslissingsmacht vrijwillig afgestaan aan een instelling, die beslissingen
neemt voor iedereen. Die regelingen hebben we in wetten vastgelegd, in
rechtsregels, die dus bijzondere rechten en een bijzondere macht toekennen aan
sommige personen, maar onder strikte voorwaarden. Die regels zijn bindend voor
iedereen, ook als we het er niet mee eens zijn: we moeten onze belastingen
betalen, ook als we vragen hebben over de besteding van onze zuur verdiende
centen.
Sommige rechten zijn onvervreemdbaar, ofwel omdat ze
werkelijk niet kunnen afgenomen worden (zoals het recht om te denken, zich te
voeden, beschutting te zoeken, zich voort te planten, te werken), ofwel omdat
wij bij wet hebben vastgelegd dat het zo is, bijvoorbeeld de vrije
meningsuiting, het recht op onderwijs, het recht om een godsdienst te belijden
&c.
We moeten die gelijkstelling van macht en recht dus goed
begrijpen. Het gaat helemaal niet om een simplistische regel die het recht van
de sterkste huldigt. Het is niet dat soort macht waarover het hier gaat, maar
over de macht waarover een wezen nu eenmaal beschikt omdat het dat soort wezen
is. Zeker, ook de onvervreemdbare rechten zijn op ongelijke manier gerealiseerd
in de miljarden verschillende mensen. Men is fysiek sterker dan iemand anders,
of intellectueel, artistiek, emotioneel enzovoort, en dat speelt ongetwijfeld
een rol. Maar er is altijd een rem op de macht van de sterkere: er zijn rechten
die zelfs de machtigste niet kan ontnemen aan de allerzwakste, en dat zijn de
meest fundamentele rechten. In een beschaafde samenleving zal men dus regels
vastleggen die de macht van de sterke afwegen tegen het recht van de zwakke.
Iedereen heeft zo zijn of haar eigen opvatting over de beste
manier om te overleven. Natuurlijk zijn er een aantal regels, die in de loop
der millennia een min of meer vaste vorm gekregen hebben, precies omdat ze in
de praktijk succesvol waren. Gij zult (elkaar) niet doden is evident een
goede basisregel als het om het behoud van het leven gaat. Maar we moeten
toegeven dat we zelfs die evidente regel niet zo heel goed onderhouden. Het
aantal mensen dat geen natuurlijke dood sterft is altijd verbijsterend groot geweest
en is dat nog steeds, ondanks al onze beschaving.
Sommige mensen hebben gemeend dat ze de ultieme regel, of
het ultieme reglement voor de samenleving ontdekt hadden, of dat het hen was ingefluisterd
of spectaculair geopenbaard door een hoger wezen. Ze hebben dan geprobeerd om
hun opvattingen ingang te doen vinden, op alle mogelijke manieren, vreedzaam
maar helaas al te vaak ook te vuur en te zwaard. Deze manier van samenleven is
kenmerkend voor onze geschiedenis tot op vandaag.
Er zijn altijd al mensen geweest die er een andere mening op
na hielden, die beter overeenkomt met ons vertrekpunt: er zijn geen absolute
wetten af te leiden uit het universum, we moeten alles met elkaar afspreken, we
moeten zelf bepalen wat we waardevol genoeg vinden om het in stand te houden;
we zijn als soort ontstaan in groep, niet als individu. We moeten ons dus
hoeden voor profeten die beweren dat zij het licht gezien hebben of een
boodschap van hogerhand gekregen hebben, voor machthebbers die autonoom bepalen
wat andere mensen mogen doen en moeten laten.
Hoe kunnen we dan weten wat goed is en wat niet? Ook dat is
een complexe zaak. Als mens beschikken we over een fenomenaal verstand, dat ons
gebracht heeft waar we zijn, met zijn goede en kwade kanten. Op dat verstand
zijn we aangewezen. We hoeven ook niet alles zelf te bedenken: we kunnen te
rade gaan bij de mensen die ons zijn voorgegaan en leren uit hun ervaring,
zoals die opgeslagen is in wat wij onze beschaving noemen. We kunnen ook onze
levende medemensen raadplegen: er zijn er altijd die meer (of eer) weten dan
andere. We kunnen experimenteren en leren uit onze fouten.
Overleven zal echter altijd een strijd blijven. Wij zijn een
levensvorm die zich hier op aarde ontwikkeld heeft in een voortdurende
wisselwerking met de omgeving, waarbij het vaak de uitdagingen waren die tot nieuwe
mogelijkheden leidden. Wij moeten nog steeds werken gedurende een groot deel
van ons leven, ongeveer veertig tot vijftig jaar. Tel daar nog onze opleiding
bij, ongeveer twintig jaar eer we onze plaats in de maatschappij kunnen
innemen. Er blijft maar een relatief of absoluut korte periode over aan het
einde, maar precies dan is de overlevingsstrijd van ons lichaam, inclusief ons
verstand, het meest precair. Vandaar dat wij elkaar aansporen om de dag te
plukken, carpe diem en te genieten
van het leven terwijl we dat nog kunnen.
Een van de weinige mensen die hebben ingezien wat het
universum was en wat de plaats daarin van de mens, is Spinoza. Hij leefde in
Nederland, van 1632 tot 1677. Hij leidde een sober leven en schreef enkele
boeken, waarvan er slechts één tijdens zijn leven uitgegeven werd onder zijn
naam, een ander verscheen anoniem. Na zijn dood publiceerden zijn vrienden zijn
Nagelate Schriften, met daarin ook
zijn belangrijkste werk, de Ethica. Sindsdien
is hij voor velen een bron van diepe inspiratie geweest, maar voor de
gevestigde machten steeds een doorn in het oog (zoals de Bijbel het zo huiveringwekkend
zegt in Num. 33,55). De jongste jaren is de belangstelling voor zijn werk en
voor zijn manier van denken toegenomen, zowel bij wetenschappers als bij gewone
mensen zoals jij en ik. Anders dan religieuze leiders, goeroes, dictators,
demagogen, politici of commercieel ingestelde betweters zegt hij ons niet hoe
het moet, maar hoe het is, en hoe het niet is. De rest moeten we zelf
ontdekken, met ons machtig verstand, samen met elkaar, bewust van onze
geschiedenis en vooruitkijkend naar de toekomst.
Maar Spinoza is zich als geen ander bewust van onze
beperkingen. Wij zijn zo menselijk Hij reikt ons enkele handige hulpmiddelen
aan, die ons kunnen helpen wanneer we tekortschieten. De meeste mensen zijn
hebzuchtig; welnu, maak daarvan gebruik, leid het in banen, en het kan helpen
om de economie te doen draaien, ten bate van de gemeenschap. Mensen laten zich
wel eens omkopen; welnu, zorg ervoor dat de verantwoordelijken met zoveel zijn,
dat niemand ze allemaal kan omkopen. Enzovoort.
Spinoza had ook een droom: dat de mensen uiteindelijk
allemaal heel bewust liefdevol zouden samenleven met elkaar, zonder enige dwang
van buitenaf, uit overtuiging, en niets zouden doen dat de harmonie zou verstoren.
Het is merkwaardig dat iemand die een dergelijk ideaal voor
ogen had, zo verguisd en miskend is, vooral door het christendom, tot op
vandaag. Sinds ik zijn werk heb leren kennen, is Spinoza ook voor mij een bron
van inspiratie. Door me in zijn werk te verdiepen, ben ik tot andere en betere
inzichten gekomen over de meest fundamentele kwesties die ons bezighouden. Om
bij te dragen tot de verspreiding van zijn ideeën spreek ik hier vaak over hem.
Wie op een meer diepgaande manier met zijn werk wil kennismaken, kan onder meer
terecht op de website van Spinoza in Vlaanderen, die ik met dat doel onderhoud.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
31-10-2012
media-asiel
asiel
asiel (niet: a·siel)
/azil/, /Azil/
het
(1650) <Fr. asile
<Lat. asylum (vrijplaats) <Gr. asulon, van ontkennend a + sulao (ik
roof), geen meervoud
(abstract) bescherming
vanwege de staat of de kerk verleend aan resp. gevraagd door personen die
elders door de overheid vervolgd worden of kunnen worden
synoniem: toevlucht
politiek asiel: aan
politieke vluchtelingen verleend
territoriaal asiel: toestemming
om in een bep. gebied te verblijven
1.recht van asiel: recht om vervolgde
misdadigers op te nemen en te beschermen, thans m.n. voor politieke
vluchtelingen
synoniem: asielrecht: recht om asiel te
krijgen, om te verzoeken om asiel
synoniem: 15341
2. en: wijkplaats
waar voorheen een misdadiger niet gegrepen mocht worden, zoals kerken enz.
synoniem: toevluchtsoord
3. en: opvanghuis
voor behoeftige personen, zwervers enz.
4. en: inrichting
voor de verzorging van huisdieren die (tijdelijk) geen eigenaar hebben
synoniem: dierenasiel
Dat
is wat Van Dale ons leert over dit woord dat zo in is en voor één keer heb
ik geen kritiek op onze taalvandaal. Waarom ik asiel heb uitgekozen voor
mijn overpeinzingen? Dat heeft alles te maken met mijn vorige bijdrage over
het links complot dat ik blootlegde bij de VRT, de Vlaamse Radio en
Televisie. Opmerkzame lezers hebben gezien dat ik daarin de geciteerde tekst
geschrapt heb van de Klara-presentator, op haar verzoek. Ik laat de weinig verkwikkelijke details
voor wat ze zijn, maar er is dus wel een incident geweest en dat heeft mij
ertoe aangezet om, nogmaals, ik geef het toe, de VRT uit mijn leven te
bannen. Ik heb dus beslist om een time out te nemen, of asiel te zoeken, een
vrijplaats, een toevluchtsoord, waar ik niet meer belaagd word door die media.
Ik luister niet meer naar het VRT-nieuws, noch naar hun andere programmas.
Ik heb ook deredactie geschrapt als een van mijn startprogrammas. Ook op
tv: geen Journaal meer, ik laat Lut alleen kijken, geen Terzake (sic), niets,
helemaal niets meer.
En
kijk het is veel rustiger geworden in huis. Ik begin nu pas te beseffen
hoeveel onrust het constant beluisteren van Klara en het bekijken van
tv-programmas meebrengt, zelfs als dat maar met een half oor en/of oog gebeurt.
Ik luister naar muziek via een internettuner op mijn laptop, die verbonden is
met de stereoset. Meestal is dat de Concertzender, maar ik kan vlot
overschakelen naar alle mogelijke klassieke en andere zenders. Ik luister nu
ook meer naar de honderden cds die ik in de loop van de jaren heb verzameld.
Ik word niet meer afgeleid of verstoord door nieuwsberichten om het uur, vervelende
jingles, aankondigingen allerhande, commentaren en opinies
Ik was mij niet bewust van de enorme invloed die mijn
verslaving, want dat was het, op mij had. Je wordt in feite geleefd. Je
reageert voortdurend op de invloeden die op je afkomen. Je stemming wordt
bepaald door wat je hoort en ziet. Je merkt dat ook als je andere mensen
ontmoet: na enkele ogenblikken begint men te praten over wat men gehoord en
gezien heeft in de media. En dan heb ik nog geen krant of tijdschrift!
Ik ben nu overgeschakeld van het push systeem naar pull.
In plaats van mij te laten pushen, haal of pull ik zelf de informatie naar
eigen smaak, behoefte en vermogen. Dat is vanzelfsprekend tegelijk veel
selectiever maar ook veel breder en dus minder eenzijdig. Het is ook veel
actiever: je kiest meer bewust, je ondergaat veel minder het aanbod, je zoekt
naar wat je echt wil horen of zien en als het je niet aanstaat, dan zoek je
weer verder.
Mensen, wat een verademing!
Ik kan het alleen maar aanraden, zelfs op proef. Immers,
als je niet tevreden bent, heb je niets verloren, je kan zo weer
overschakelen, zoals een verslaafde roker of drinker die hervalt.
Voorlopig voelt het echt als een bevrijding aan. Ik mis de
kouwe drukte niet, het opgejaagd gedoe, de opgeklopte nonsens, de gebakken
lucht. Voelt een kunstenaar de behoefte om katten in de lucht te gooien als
uitdrukking van zijn aller-individueelste artistieke emoties? Ik wens het
niet te weten. Vindt een vakbondsman 77.000 euro gouden handdruk een aalmoes
en brugpensioen op 50 een recht? Ik wens het niet te weten! Moet de man die
doorgaat voor de premier van dit land nog eens vol overtuiging demonstreren
dat hij onze taal niet kent? Ik wens het niet te horen!! Heeft een dame zeven
poedels die elk zeventig jasjes hebben? Ik wens het niet te weten!!! Staat
een reporter met haar voeten in tien centimeter water op het uiterste
zuidpunt van Manhattan? Ik wens het niet te weten!!!!
Er zijn belangrijker en meer interessante zaken in de
wereld. De tijd die me rest om me daarmee bezig te houden, is beperkt en
neemt elke seconde af. Dat op zichzelf is al een voldoende reden om me van de
onzin, de stemmingmakerij, de frivoliteit, de waanzin, de drukdoenerij, de
corruptie en de commercie af te keren.
Probeer het ook eens, al was het maar voor één dag. Je zal
merken dat je niets mist. Integendeel: je weet niet wat je nu mist: luxe, calme et volupté! Een
Nederlandse vriend vertaalde dat ooit als luxe, kalmte en volop thee Elk
zijn meug.
Laten we op zoek gaan naar het heldere licht van de zon,
en ons leven niet laten verduisteren door rookwolken die we zelf veroorzaken
of door rookgordijnen die anderen optrekken. Laten we zelf nadenken en het
niet overlaten aan lieden die zichzelf aangesteld hebben om dat voor ons te
doen. Sapere aude, durf zelf mens
te zijn, je kan het heus wel.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
10-10-2012
Kwaad
Kwaad. Dat heeft een dubbele betekenis: je bent kwaad over
iets; en dat iets is zelf een kwaad.
In Chili is er weer een katholieke bisschop afgezet omdat
hij een jongeman seksueel misbruikt had. En aan de Katholieke Universiteit
Leuven is een bekende psychiater overgegaan tot bekentenissen, nadat hij onder
vuur was komen te liggen bij een onderzoek door de media, over zijn jarenlang
misbruik van patiënten in zijn medische praktijk.
Er is nog wel meer om ons kwaad over te maken, zoals de (zoveelste)
moord op een jong meisje door de Taliban, of de moord op een vrouw en haar drie
kinderen in Brussel. Dat er kwaad is in de wereld, dat hoeft niemand ons te
vertellen.
Ook filosofen praten en schrijven over het kwaad. Dat kan
dan behoorlijk ingewikkeld worden, zo zijn filosofen nu eenmaal. Meestal komt de
vraag dan neer op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de dader, op zijn
vrije wil. Het gaat dan niet zozeer over hoe de slachtoffers en de gemeenschap
tegen de feiten aankijken; daarover is men het zonder meer eens. Er is
nauwelijks iemand die ook maar een ogenblik twijfelt aan het kwaad van de
voorbeelden die ik net aangaf. Maar hoe zit het met de dader? Vindt die ook dat
wat hij deed verkeerd was? En zo ja, waarom deed die het dan?
Laten we beginnen met de eerste vraag: weet een misdadiger
dat hij een misdaad begaat? Behalve in gevallen van evidente en uiterst zware mentale
beperkingen, meen ik dat we daarop bevestigend moeten antwoorden. Ik zag ooit op
tv een interview met een seksuele seriemoordenaar in de VS, en uit al wat hij
zei en deed bleek overduidelijk dat hij wist dat wat hij deed niet alleen verboden
was, maar ook niet goed. Zelfs de leiders van de SS gaven toe dat het
vermoorden van Joden op zich verkeerd was; ze zorgden voor een vorm van
begeleiding voor de moordenaars, die het er zelf ook moeilijk mee hadden; de
gaskamers en de crematoria zijn uitgevonden, niet alleen om sneller en op
grotere schaal te kunnen uitmoorden, maar ook om de persoonlijke actieve betrokkenheid
van de Duitse soldaten en burgers bij het concrete doden van mensen zoveel als
mogelijk te beperken.
Maar hoe kan men dan wetens en willens misdaden begaan?
Dat is de vraag. Enkele carjackers merken tijdens een
overval een naderende politiecombi en schieten koelbloedig twee agenten neer,
een van hen overleeft het niet. De daders kunnen niet ontkennen dat ze iets
deden dat volstrekt verkeerd is, hoe je het ook bekijkt. En toch doen ze het.
Dat kan alleen wanneer zij op dat ogenblik de zaken anders bekijken. Zij zijn
gekomen om een dure auto te stelen; dat is hun bron van inkomsten. De politie
stoort hen bij de uitvoering van hun werk. Ze nemen de wapens, hun werktuigen
en gebruiken die om zich te ontdoen van hun belagers. Het is voor hen een
kwestie van prioriteiten: zij leven nu eenmaal van het beroven van andere
mensen, dat is wat ze doen. Zij weten dat het niet mag, maar ze weten ook dat
het iets is dat kan.
Men kan in een maatschappij overleven door te werken en bij
te dragen tot het algemeen welzijn. Maar men kan ook vals spelen en parasiteren
op de maatschappij.
Cheaters noemt men
dat. Mensen die het spel niet eerlijk spelen. Dat kan op ontelbaar veel
manieren, de mens is erg vindingrijk. Dat moet ook wel, want als er iets is
waarop wij onmiddellijk verontwaardigd reageren, dan is het wel op vals spelen.
In de evolutionaire psychologie heeft men dat verschijnsel uitvoerig
bestudeerd. Er zijn altijd bedriegers, die misbruik maken van anderen voor hun
persoonlijk gewin of plezier. En er zijn anderen, de overgrote meerderheid, die
dat niet doen, of toch niet opvallend en in grote mate. Als er in een groep
meer valsspelers zijn dan andere, dan zal die groep uitsterven. De beste manier
om in leven te blijven en te floreren is immers eerlijk samenwerken. In de mate
dat het vals spelen genetisch bepaald is, zal het verwijderd worden uit het
leefpatroon, omdat het uiteindelijk een genetisch nadeel is, op langere
termijn. Misdaad loont immers niet. Het is gevaarlijk en het is verboden, het
wordt niet getolereerd, iedereen is achterdochtig voor mogelijk misbruik.
Valsspelers dragen niet bij tot het algemeen welzijn.
Maar het is wel verleidelijk. Wie alleen op korte termijn
denkt, kan alle scrupules opzij zetten en doen wat hij of zij wil om in de
persoonlijke behoeften te voorzien, zonder met de anderen rekening te houden.
En dat is precies wat er gebeurt. Men creëert een situatie waarin iets wat
normaal als verkeerd wordt gezien en ervaren, dat plots niet meer is. Men weet
nog altijd dat het in principe verkeerd is, maar niet hier en nu, niet voor mij.
Excuses zijn er genoeg. Een ervan is: niemand zal het weten.
En als niemand het weet, dan is er niets aan de hand, er kunnen geen negatieve
gevolgen zijn voor de dader, alleen positieve: het onmiddellijk gewin of
plezier. Het probleem is echter dat niets geheim blijft. Die psychiater kan
jarenlang zijn zin doen met zijn patiënten, in een reeks van min of meer vreemde,
ongezonde relaties, zonder dat iemand er iets van zegt, zelfs niet de vele
mensen die ervan op de hoogte waren: de patiënten zelf en hun naasten, collegas,
medewerkers, ondergeschikten. De man leefde in de waan dat hij ongestraft zijn
gang kon gaan, terwijl hij perfect goed wist dat wat hij deed helemaal fout
was. Maar hij achtte zich onschendbaar, en dan mag plots alles, denken we.
Een ander excuus: het is toch zo erg niet Denk aan de
ex-bisschop van Brugge, die zijn misbruik met zijn neefje omschreef als een
relatietje. Wat is dat nou voor ergs, elkaar een beetje betasten en eens laten
klaarkomen? Het gebeurt toch voortdurend, overal? Het mag niet, dat is waar,
maar zo vreselijk is dat nu toch ook weer niet! Men minimaliseert de feiten,
die op zichzelf inderdaad misschien niet wereldschokkend zijn en zo schuift men
de schuld van zich af. Men vindt dat men toch ook wel een klein beetje misbruik
mag maken van de situatie, wanneer die zich voordoet. Niemand is immers zonder
zonde. Het weer hetzelfde: het mag niet, akkoord, maar hier en nu doen we het
toch maar. Ook de gevolgen voor de slachtoffers minimaliseert men weg.
Nog een ander excuus is: het hoger belang. Dat zien we bij
de SS: mensen ombrengen mag niet, maar de joden zijn verantwoordelijk voor
alles wat er verkeerd is in de wereld, dat heeft de Staat zelf beslist. En dus
moeten ze uitgeroeid worden; dat is een vreselijke taak, maar iemand moet ze
doen. Of de Taliban: een meisje van veertien mag je niet doden, maar dit meisje
had zich schuldig gemaakt aan de zwaarste overtredingen van de goddelijke wet
en volgens die wet moest ze gedood worden.
Zo zien we dus dat het niet voldoende is dat we weten dat
iets verkeerd is om het ook te laten. De verleiding zal er altijd zijn om de
wetten te overtreden in het eigen voordeel, of wat men op dat moment als zijn voordeel
ziet.
Wij leven allemaal op de rand van die dunne lijn die goed en
kwaad scheidt. Wij voelen zeer goed aan wanneer we iets doen dat kwaad is,
groot of klein. Wanneer we twijfelen, kunnen we te rade gaan bij de wet, de
gebruiken, bij goede vrienden of betrouwbare raadgevers. Meestal moeten we
alleen maar in het eigen hart kijken, of in de ogen van de mensen die we onheus
behandelen.
De jongste jaren komt de kwestie van de vrije wil van de mens
weer ter sprake, vooral in de context van misdaden die men begaat. Zoals ik
hier al eerder schreef en ook hierboven aanhaalde, zijn er overduidelijke gevallen
van mensen die niet verantwoordelijk zijn voor hun daden, vroeger noemde men
dat zwakzinnigen; vandaag zal men wel politiek correcte eufemismen verzinnen,
maar daarmee hoef ik me niet in te laten, de lezer weet wat ik bedoel.
Sommigen stellen nu dat wij, gezonde mensen, in alles wat wij
doen bepaald zijn door onze voorgeschiedenis: onze genen, of liever: die van
onze ouders en voorouders; onze opvoeding in het gezin en op school, onze
omgeving, het dorp, de streek, het land, het werelddeel, de tijd waarin we
leven, onze vrienden en vijanden. Wij zijn alleen maar het resultaat van al die
factoren. Met andere woorden: we kunnen er niet aan doen.
Op enkele nauwkeurig te bepalen uitzonderingen na is dat
onzin. Het is alsof men de persoon ziet als een onbeschreven blad of een leeg
vat, waarop de invloeden van buitenaf dan vrij spel hebben. Maar dat is niet
zo. Elke mens beschikt over een stel hersenen en wij kunnen die ook gebruiken,
elk op zijn of haar manier, maar altijd voldoende om te kunnen spreken van een
waarachtige individuele verantwoordelijkheid van elke mens. Met andere woorden:
wij weten bijna steeds feilloos of we iets doen dat eigenlijk niet kan. Wij verwerken
de invloeden die wij inderdaad sinds onze geboorte ondergaan, zoals we ook de
genetische invloeden niet zonder meer overnemen, maar er een eigen, unieke
combinatie van maken die niet zomaar bepaald wordt door de genen van onze
voorouders. Wij zijn geen passieve slachtoffers van de omgevingsfactoren, maar gaan
daar actief mee om in het maken van de ontelbare keuzes die zich elke dag
opdringen, grote en kleine. Binnen de wetmatigheden die er ongetwijfeld zijn,
is er een enorme variatie van oorzaak en gevolg mogelijk, zoals blijkt uit het
feit dat het gedrag van een mens zo goed als helemaal onvoorspelbaar is op elk
moment.
Maar zelfs indien men zou aannemen dat de beïnvloeding,
genetisch of anders, veel aanzienlijker zou zijn dan men nu heeft kunnen
vaststellen, dan nog blijft men als fysiek persoon volledig verantwoordelijk
voor alles wat men doet. Het is die psychiater die zich heeft schuldig gemaakt
aan ongeoorloofde relaties met zijn patiënten, niet iemand anders. Hij is de verantwoordelijke,
zoals hij nu is als persoon, ook als hij spijt heeft (wat we nog niet vernomen
hebben), ook als de patiënten (misschien) ook (min of meer) vrij hebben
meegewerkt, ook als vaststaat dat intieme relaties in de psychiatrie en in de
hele verzorgingswereld vaak voorkomen en als een beroepsrisico kunnen beschouwd
worden. Hij zal dan ook vervolgd worden en zijn straf moeten ondergaan, tenzij
kan aangetoond worden dat hij totaal niet toerekeningsvatbaar was en is.
Wanneer men bewust wetten (in de algemene betekenis van het
woord) overtreedt, is men schuldig. Wanneer men de medemens niet als een evenwaardig,
vrij en moreel en fysiek onaantastbaar persoon behandelt, is men eveneens
schuldig, wat de wet ook zegt en wie het ook weet en wie het ook verzwijgt. Dat
is de zware opgave waar wij elke dag voor staan. Wie begint met het
vergoelijken van een kleine misstap, loopt het gevaar binnen de kortste keren
alle normen te ontkennen. Vroeg of laat loopt dat slecht af; eerst voor de
slachtoffers, uiteindelijk ook voor de dader.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
02-10-2012
Lees- en gespreksdag in Werchter
Spinoza lezen in
Vlaanderen
Lees- en gespreksdag voor Spinoza-vrienden in Vlaanderen
Werchter, 17 oktober
2012, 10 tot 16 uur.
Samen met enkele andere sympathisanten van Spinoza in Vlaanderen hebben we het idee
opgevat om een (eerste?) dag te besteden aan het lezen en bespreken van een
Spinoza-tekst, meer bepaald de Appendix
bij het eerste hoofdstuk van de Ethica.
Wij noemen het met opzet geen studiedag; het is de bedoeling om van het samen lezen
en praten te genieten, niet om in slaap te vallen bij langdurige geleerde
uiteenzettingen, noch om verhitte discussies te voeren over de mogelijke
plaatsing van een kommapunt.
We beginnen om 10 uur met de kennismaking met de deelnemers
bij een kop koffie of thee. Rond 10.30 uur start de eerste lezing, met de
nodige onderbrekingen voor tussenkomsten. Rond 12 uur ronden we af en drinken
we een aperitiefje.
Voor het middagmaal wachten we nog even af wat we doen tot
we het aantal en de wensen ter zake van de deelnemers kennen: broodmaaltijd,
restaurantbezoek, koud buffet
De tweede lezing begint rond 14 uur en loopt tot ongeveer
15.45 uur, ook weer met de nodige onderbrekingen. We sluiten af met koffie,
thee of iets krachtiger.
De bijeenkomst vindt plaats ten huize van Karel
en Lut Dhuyvetters- De Rudder, Hogeweg 78, 3118 Werchter. Daar is ruimte voor
een tiental deelnemers.
Deelname is gratis. Voor koffie, thee, frisdrank naar
believen en aperitief vragen we een bijdrage van 5 euro per persoon. Het
middagmaal betaalt iedereen zelf; indien er een gezamenlijke maaltijd of buffet
georganiseerd wordt, delen we de kosten van die spijs en drank.
Aanmelding via mail of telefonisch bij Karel, graag zo
spoedig mogelijk om evidente praktische redenen. We sluiten de aanmelding definitief
af op 15 oktober 2012. Tegen die dag verwachten we ook de betaling van de
deelname in de kosten van 5 euro per persoon op rekening BE70 9796 5587 7225.
Iedereen brengt zijn eigen tekst van de Appendix mee.
Iedereen maakt zich zo vreselijk druk over de Islam. In
Vlaanderen is dat over een opstootje in Borgerhout, S4B, hoofddoeken, rituele
slachtingen en dies meer. Wereldwijd is het helaas verschrikkelijk veel erger,
er vallen dagelijks tientallen doden in conflicten tussen aanhangers van de
profeet, zijn neef of een of andere latere volgeling, bij botsingen met de
politie en met christenen, hindoes, boeddhisten
En toch houdt men vol dat de Islam een vreedzame godsdienst
is. Hoe rijmen we dat samen?
We kunnen er niet omheen: er is meer geweld in landen waar
de Islam de belangrijkste godsdienst is. En in de moslimlanden waar geen geweld
is, is er een dictatuur en dat is evengoed een vorm van geweld. Maar is de
islam de oorzaak of de reden van het geweld? In het Latijn zeggen we cum hoc, ergo propter hoc; dat is
letterlijk: met dit, dus omwille van dit. Het verwijst naar een valse
redenering, waarbij men aan een nevenverschijnsel de oorzaak van iets
toeschrijft. Geweld zien we vaak bij moslims, dus is de islam de oorzaak van
het geweld. De vraag is nu inderdaad: is dat in dit geval een valse redenering?
Het heeft weinig zin om te verwijzen naar recent of
historisch geweld in de moslimwereld als een bewijs van de gewelddadigheid van
die godsdienst. Het christendom heeft zich ten minste even flagrant schuldig
gemaakt aan geweld en doet dat nog steeds, zij het op een meer subtiele wijze,
maar niemand noemt het christendom (openlijk) een gewelddadige godsdienst. De
geschiedenis van het socialisme/communisme biedt evenmin een fraai plaatje. Die
redenering gaat dus niet op: de islam heeft niet het monopolie van het geweld.
De relatieve afwezigheid van (straat- en oorlogs)geweld in het christendom is
een vrij recent verschijnsel. Men verwijt de moslims hun wreedheid tegenover
dieren wegens de rituele slachtingen bij bepaalde gelegenheden, maar hoe zogenaamde
christenen (of in alle geval niet-moslims) omgaan met dieren in onze
slachthuizen en (schoonheids)laboratoria is op zijn minst even wreedaardig en
veel, veel grootschaliger.
Mensen ergeren zich aan moslims, omdat ze verschillend zijn
en zogezegd niet bereid om zich aan te passen. Ze willen hun cultuur behouden, met
inbegrip van hun godsdienst en ook de uiterlijke tekenen daarvan. Maar we
ergeren ons toch ook aan anderen die op een of andere manier vreemd zijn? Als
ik s avonds de televisie opzet en door het ruime kabelaanbod heen zap op het
fraaie zenderoverzicht, dan zucht ik eens diep en zet dan wat klassieke muziek
op. Ik voel me zo vreemd in autochtoon Vlaanderen als in een moskee, een synagoge
of een tempel.
Maar als het niet aan de islam ligt, waaraan dan wel? Want
het is duidelijk: er is in sommige gebieden van de wereld meer geweld dan in
andere. Hoe komt dat dan?
Kijk eens, ik ben geen genie, ik weet niet alles en ik
beschik niet over alle informatie. Ik probeer alleen, zoals jij, de wereld om
me heen te begrijpen. Ik kijk om me heen, ik schud het hoofd meewarig en ik
probeer er voor mezelf en mijn omgeving het beste van te maken. En af en toe
denk ik eens na en nu en dan (nou ja, elke dag, het is waar) lees ik een ernstig
boek of artikel. Want het benieuwt me te weten waarom het zo is.
We kunnen niet anders dan vaststellen dat beschaving een
relatief en heterogeen fenomeen is. Ze is niet overal eender, noch bij elke
mens. Er zijn dus concentraties van beschaving en achtergebleven gebieden, en
er zijn overal mensen die zeer beschaafd zijn en andere die dat veel minder of
helemaal niet zijn. Bovendien is de invloed van de minder beschaafde elementen
vaak veel groter dan die van de meer beschaafde. Enkele heethoofden of
verenigingen van onnadenkende mensen volstaan om een hele maatschappij (tijdelijk)
in rep en roer te zetten. De grote meerderheid van de mensen doet daar niet aan
mee, tenzij zeer occasioneel, in een of andere witte mars, een verontwaardigde
betoging of een dag van rouw.
Het is dus veel ruimer dan alleen maar de godsdienst of één
speciale godsdienst. De vooruitgang van de beschaving is onbetwistbaar, maar
het is een specifieke geschiedenis, die verbijsterende verschillen kan
opleveren in ruimte en tijd. Enkele factoren spelen daarin een cruciale rol.
Daar is vooreerst het economische: als mensen succesvol bezig zijn met arbeid
en handel, hebben ze geen belang bij geweld. Ook politiek speelt natuurlijk
mee: een democratisch bestel is een ware remedie tegen geweld van alle slag.
Opvoeding is essentieel: een mens wordt niet beschaafd geboren, het is een langzaam
en nooit voltooid proces; je kan gemakkelijker een kat leren om buiten te gaan
plassen dan een mens beschaving bijbrengen. Muziek verzacht de zeden: kunst is
niet alleen een symptoom van een beschaafde samenleving, het is ook een middel
om de beschaving te bevorderen. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met grotere
en kleinere aspecten van onze beschaving.
We stellen dus vast dat het om veel meer gaat dan godsdienst
of de islam in het bijzonder, dat het veel complexer is dan dat. Wie zich dus
blindstaart op dat ene aspect, is inderdaad ziende blind voor het ruimere kader
en de echte oorzaken. Wie meent het probleem te kunnen oplossen door één element
eruit te pikken, bijvoorbeeld de islam, zou na eventueel (maar weinig
waarschijnlijk) succes merken dat het er zo goed als niets veranderd is. Bekeer
alle moslims tot het christendom, het boeddhisme, het hindoeïsme of wat dan
ook: denk je dat we van de ene op de andere dag in een andere wereld zullen
leven? Een mens is niet alleen een godsdienstig wezen; meer nog: godsdienst
speelt maar een geringe rol in het geheel der dingen, ondanks de indruk die we
dagelijks krijgen. Denk eens aan de invloed die je eigen godsdienst of de
afwezigheid daarvan heeft op je levenswijze en je overtuigingen. Waarom zou dat
anders zijn in Islamabad, Damascus, Jakarta, Tokio of Ouagadougou?
Hoed je dus voor simplistische retoriek, zoals die van het
Vlaams Blok/Belang, of andere racistische partijen, die een jihad prediken
tegen de jihad en ons menen te moeten waarschuwen voor de islamisering van
Europa. Het gaat niet om de islam, het gaat niet om de godsdienst, dat is niet
meer dan een hoofddoek, een symbool, een symptoom. Wij zullen de wereldproblemen
die er overduidelijk zijn alleen maar oplossen door ons te beijveren voor de
beschaving en haar positieve waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
09-09-2012
Ian Robertson, Het winnaareffect
Ian Robertson, Het
winnaareffect. Wat succes en macht met onze hersenen doen, Maven
Publishing, Adam, 2012, 326 blz. ongeveer 23 paperback. Oorspronkelijke titel: The Winner Effect: How Power Affects Your Brain.
Vooraf wil ik even blijven stilstaan bij de vertaling van
dit boek. Zoals recentelijk wel vaker gebeurt, komt de Nederlandse vertaling
vrijwel gelijktijdig uit met het origineel. Dat betekent dat er allicht enige
tijdsdruk is op de vertaler en naar mijn bescheiden mening is dat hier
duidelijk merkbaar. Het Nederlands is over het algemeen begrijpelijk en goed
leesbaar; maar het wemelt in deze vertaling van erg on-Nederlandse
uitdrukkingen, die zonder meer letterlijk uit het Engels vertaald zijn. Ook de
woordvolgorde, die aanzienlijk verschillend is in deze twee talen, is aan dat
euvel onderhevig. Het is zeer verleidelijk voor een vertaler om gewoon de
woorden van de Engelse zinnen achtereenvolgend te vertalen, zonder je af te
vragen of je het resultaat ooit zelf als een Nederlandse zin zou durven
voortbrengen. Er zijn ook de klassieke valse vrienden: woorden die op elkaar
lijken in de twee talen en die je dus als vertaling gebruikt, terwijl ze vaak
het tegenovergestelde betekenen: een host
is niet een gast in een hotel maar de gastheer, de hotelier. We hebben dus te
maken met een onzorgvuldige vertaling in een niet-idiomatisch Nederlands dat
vaak stroef en onnatuurlijk aandoet en in het slechtste geval onleesbaar is.
Een square jawed pilot wordt dan een
loods met vierkante kaken. En wat maak je hiervan: Ik bestaat in de weerspiegelingen van de geesten van mensen, met name
van de mensen die mij hebben grootgebracht.
Dit alles zou niet meer zijn dan een vervelende bijkomstigheid,
indien de inhoud ons kon overtuigen en boeien. Helaas is dat niet zo.
Het boek is een vreemde mengeling van uiteenlopende onderzoeksresultaten
van occasioneel experimenteel psychologisch onderzoek overal ter wereld enerzijds
en een overvloed aan veeleer sensationele anekdotische illustraties uit de
media anderzijds.
Nu is het algemeen geweten dat de resultaten van
psychologische testen aan universiteiten met de allergrootste voorzichtigheid
moeten bekeken worden. Het gaat immers meestal om testen met een uiterst gering
aantal deelnemers, die een zeer specifiek verschijnsel onderzoeken los van alle
andere mogelijke invloeden. Bovendien zijn de proefpersonen meestal eerstejaars
studenten aan universiteiten die (al dan niet vrijwillig en vergoed) aan de
testen deelnemen in het kader van hun opleiding. Dat select publiek is niet
zelden in hoge mate bepalend voor het resultaat. Naast die min of meer
aanvechtbare resultaten van methodologisch zwakke experimenten trakteert de
auteur ons bovendien op enkele persoonlijke ervaringen uit zijn praktijk en
zijn persoonlijk leven, die geen enkele aanspraak kunnen maken op enige
wetenschappelijke relevantie.
Het boek is verder doorspekt met talloze uitvoerige voorbeelden
uit de media. Dat gaat van de crisis rond de Russische raketten op Cuba tot de
Arabische lente, met ruime aandacht voor Tony Blair, Poetin, Clinton, George W.
Bush en nog meer figuren uit politiek, economie, sport en ontspanning die al
dan niet kortstondig de media haalden.
Aan de hand van de resultaten van psychologische testen
probeert de auteur dan de gebeurtenissen te verklaren die hij als voorbeeld
aanhaalt. Maar hij gaat daarbij zo overhaast tewerk, dat de aandachtige lezer
herhaaldelijk de wenkbrauwen zal fronsen. Zo is het weinig waarschijnlijk dat
de beslissing van Tony Blair om mee te gaan met de Amerikanen in de waanzin van
de oorlog tegen Irak louter te verklaren is door de verhoging van zijn
dopamine- en testosterongehalte als gevolg van zijn machtspositie als prime minister.
Daarmee komen we tot het basisidee van het boek: het uitoefenen
van macht doet iets met onze hersenen. Het verandert de chemische processen en
de elektromagnetische activiteit in onze hersenen, zelfs de fysische structuur
van onze hersenen zelf, zodat we ons onvermijdelijk anders gaan gedragen. Wie
al enkele malen gewonnen heeft, gaat (onterecht) met meer zelfvertrouwen naar
de volgende wedstrijd, omdat die overwinningen niet alleen de hormonale spiegel
veranderd hebben, maar ook de hersenen zelf. Dat is de stelling die we op elke
bladzijde lezen. Onze omgeving en de functie die we daarin bekleden, bepaalt
ons gedrag en wel door de veranderingen die dat gedrag in onze hersenen
teweegbrengt. Als je je vuist balt, stijgt de testosteronspiegel in je bloed
automatisch, zonder dat je daar iets kan aan doen.
Het is een merkwaardige stelling. Ze zet namelijk de wereld
op zijn kop. Hitler is gewoon het slachtoffer van zijn omgeving en van zijn
situatie als Führer. De macht die hij
had, veranderde zijn hersenen en deed hem beslissen om Rusland aan te vallen,
iets wat hij nooit had gedaan indien hij geen dictator was geweest, maar een
democratisch staatshoofd. Maar is dat wel zo?
Laten we even terugkeren naar de gebalde vuist. Dat is
inderdaad een sterk signaal, dat macht, kracht, geweld en bedreiging en
overwinning uitstraalt in zowat alle culturen. Ongetwijfeld gaat dat gebaar gepaard
met hormonale veranderingen en waarneembare specifieke activiteiten in het
lichaam en dus ook in de hersenen. Maar die veranderingen zijn toch niet het gevolg
van het gebaar? In tegendeel: het gebaar is een gevolg van een emotie, die een
reactie is op een gebeurtenis. Het is de gebeurtenis die de veranderingen
teweegbrengt in ons lichaam, meestal zelfs nog voor we ons daarvan bewust worden.
Het gebaar is daarvan het gevolg, niet de oorzaak.
Nu is het perfect mogelijk om in klinische experimenten
iemand de vuist te laten ballen en dan te onderzoeken welke gevolgen dat heeft
in het lichaam. Daarbij zal inderdaad blijken dat ook het louter gebaar, dus
zonder aanleiding of zonder emotie, reacties teweegbrengt in ons lichaam. Dat
komt omdat een dergelijk sterk gebaar nu eenmaal verbonden is met sterke
emoties. Het lijkt mij echter een zeer eenzijdige conclusie dat wij, zoals de
auteur beweert, onweerstaanbaar gedreven worden door de chemische reacties van
ons lichaam tengevolge van wat wij doen. Onze omgeving heeft zeker een invloed
op ons en dat kan je in allerlei onrealistische testsituaties in psychologische
laboratoria perfect illustreren, wat de auteur meer dan overvloedig doet,
echter zonder ooit te overtuigen of uit de verschillende testen een
geloofwaardige eenheidsvisie te puren.
De werkelijkheid is oneindig veel complexer dan zelfs de som
van alle spitsvondige of ronduit domme experimenten die psychologen kunnen
verzinnen. Meer nog, die experimenten zijn veeleer misleidend dan verhelderend.
Als men aantoont, in een onrealistische experimentele opstelling, dat
proefpersonen die net een tekst hebben gelezen over hun sterfelijkheid anders
reageren in een aantal testen dan personen die net een optimistisch
succesverhaal gelezen hebben, wat heb je dan bewezen? Niets nieuws, we weten
allemaal al heel lang dat wij beïnvloedbaar zijn. Maar door de indruk te
verwekken dat wij altijd en volledig beïnvloed, ja gedetermineerd worden door
onze omgeving, begeeft de auteur zich op een gevaarlijk pad, dat onvermijdelijk
leidt naar beangstigende ethische vragen over verantwoordelijkheid voor onze
daden, over schuld en boete. Wij zijn beïnvloedbaar, ongetwijfeld en meer dan
we denken. Maar dat is niet het einde van het verhaal, het is slechts het
begin. Wij zijn geroepen én in staat tot nadenken en bezinnen en tot
verantwoord handelen op grond van humane ethische normen. Dit essentieel
kenmerk van het menselijk handelen is op een onbegrijpelijke en verbluffende manier
totaal afwezig in dit boek. De mens is herleid tot een laboratoriumrat in een
doolhof, de psychologie en de filosofie tot een behaviorisme dat ik al lang en
terecht begraven achtte. Ik citeer: De belangrijkste conclusie van dit boek is
dat je als mens een product bent van je context: in je privéleven, je sociale
leven en je arbeidsbestaan. (blz. 295) Ik protesteer!
Macht verblindt, dat is zijn stelling. Maar niet iedereen
die macht uitoefent, wordt een dictator, gelukkig. Overwinnaars worden
roekeloos, zo houdt hij vol. Maar ten minste een van zijn voorbeelden spreekt
dat tegen. Hitler was in zijn machtshonger veeleer gedreven door zijn eigen
ervaringen in de mislukking van Duistland tijdens de Eerste Wereldoorlog dan
door de gemakkelijke successen die hij behaalde in Oostenrijk en zelfs Polen.
En zo kunnen we voor elk van de aangehaalde voorbeelden andere aanhalen die
zijn stelling afzwakken en zelfs tegenspreken. Dat is zeker zo bij sommige hoogst
bedenkelijke voorbeelden.
Zo zou bewezen zijn dat bij de Olympische Spelen de kampers
die bij de loting een rood truitje toegewezen krijgen in plaats van een blauw,
bijvoorbeeld bij het boksen, aanzienlijk meer kans maken om de overwinning te
behalen. Indien dit bewezen was, dan zou men daar toch al lang iets aan gedaan
hebben? Het effect van de kleur van het truitje op de uitslag van de kamp kan
toch hoogstens marginaal zijn? Zelfs met een rood truitje maak ik geen enkele
kans tegen Tyson, toch?
Nobelprijswinnaars leven langer, gewoon omdat ze de
Nobelprijs gekregen hebben, dus met uitsluiting van alle andere factoren. Zo
zeggen de statistieken. Bij nader toezien blijkt het verschil echter miniem:
een of twee jaar op een mensenleven dat langer is dan het gemiddelde;
bovendien zijn Nobelprijswinnaars meestal niet erg jong, om het zachtjes uit te
drukken. Ze hebben dus nog maar een korte periode te leven; onlangs was er
zelfs eentje al gestorven zonder dat het Comité het wist; de prijs wordt in de
regel niet postuum toegekend. Bij de Nobelprijswinnaars literatuur is de
mediaan (dat is het midden van de opklimmende reeks) 63 jaar. Het
Nobelprijseffect kan dus enkel vanaf die dag beginnen te spelen. Het is evident
dat de uiteindelijke leeftijd van die mensen slechts in zeer geringe mate
afhankelijk zal zijn van de Nobelprijs alleen, maar veeleer het resultaat van
een myriade van factoren, zoals bij iedereen. Met simpele statistieken kan je
geen complexe feiten verklaren.
Dat is mijn aanvoelen door het hele boek heen: zo eenvoudig
kan het toch niet zijn! Mensen zijn geen proefdieren in een laboratorium. George
W. Bush was bij zijn nefaste beslissing om Irak aan te vallen beïnvloed door
veel meer dan de auteur laat uitschijnen. En hij was helemaal niet het
hulpeloos slachtoffer van zijn hormonen en zijn door zijn machtssituatie
verschrompelde (sic!) hersenen; wij
kunnen ons zelfs ernstige vragen stellen over de reële macht van George W. als
president van de V.S. Tony Blair was een intelligent man (wat we van zijn
Amerikaanse collega meestal niet horen zeggen). Zelfs indien hij high was door de positie die hij innam,
kon hij nog altijd zelf nadenken of de raad vragen van betrouwbare raadgevers,
of de krant lezen. Mensen die omgaan met macht kennen de gevaren, ze hoeven
overigens maar naar hun voorgangers te kijken om wijze lessen te leren: macht
voert recht naar de ondergang, zowel van de machthebber als van zijn onderdanen
en zijn tegenstrevers.
Al bij al is dit een zeer oppervlakkig boek. Het brengt ons
zo goed als niets bij over de meest grondige drijfveren voor ons handelen. Het
biedt geen brede visie op de mens als verschijnsel en verklaart onze
geschiedenis niet adequaat. Het is niet gesteund op overtuigend wetenschappelijk
materiaal en de vele aangehaalde anekdotes geven het slechts een schijn van
ernst. Het vertekent onze werkelijke situatie als mens in de maatschappij op
een gevaarlijk simplistische manier en miskent zo de complexiteit van ons
bestaan en de kracht van onze intelligentie en onze medemenselijkheid. Dat is
zeer jammer, want de vraag die aan de grondslag ligt van dit boek, namelijk wat
de oorzaken en de gevolgen zijn van machtswellust, is van ongemeen groot belang
voor het voortbestaan van de mensheid en van onze wereld.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
05-09-2012
sanitaire stop
We kennen het Latijnse woord sanus wel: mens sana in
corpore sano; een gezonde geest in een gezond lichaam. We vinden het ook in
sanitair: dat wat onze gezondheid betreft, maar nu een eufemisme voor het
toilet, zelf een eufemisme voor het ding waarin we onze ontlasting kwijt
kunnen. Een sanitaire stop is een gelegenheid om te gaan plassen of voor de grote
boodschap.
Uit de Latijnse spreuk blijkt dat we sanus zowel voor het lichaam als voor de geest kunnen gebruiken.
Toch valt het mij op dat in de Latijnse woordenboeken de aandacht vooral gaat naar
de mens, het geestelijke. Als men
zegt: sanusne es? vraagt men niet
naar je gezondheidstoestand, maar bedoelt men: ben je wel goed wijs? Ben je
mal? Een male sanus is geen zieke
maar iemand die niet goed bij zijn zinnen is.
Zo kom ik bij een homoniem, een woord dat eender klinkt als
ons sanitair, maar een andere betekenis heeft, namelijk het Latijnse bijwoord
dat is afgeleid van sanus: saniter.
Dat betekent dus zoveel als: op een gezonde wijze, maar dan vooral wat het
mentale betreft. Als we dat toepassen op het denken, dan drukken we ermee uit
dat men zijn gezond verstand gebruikt, of dat men niet zomaar denkt, maar ook
nadenkt.
Filosofen hebben het voortdurend over de rede, de ratio,
over redeneren en rationeel bezig zijn. Men zou wel gaan vermoeden dat de rede
een heel bijzonder orgaan is, of een extra zintuig. Of misschien is het iets
dat iedereen wel heeft maar dat niet iedereen gebruikt. Iedereen denkt, maar
niet iedereen denkt na.
Mijn aanvoelen is dat wij inderdaad allemaal denken, maar
niet allemaal even goed. Wij beschikken allemaal over verstandelijke vermogens,
die ons in staat stellen om fantastische dingen te doen. Een handenarbeider in
een fabriek, een kassajuffrouw in de supermarkt enzovoort, ze moeten
voortdurend nadenken. Wie met de auto rijdt, denkt de hele tijd, ook als hij of
zij zich daarvan niet bewust is en gedeeltelijk op automatische piloot
navigeert. Onze hersenen zijn ononderbroken in de weer, zelfs als we slapen en als
het ware helemaal bewusteloos of onbewust zijn.
Het gaat er dus niet om of we denken of niet, dat doen we
onvermijdelijk. Elke mens is een redelijk wezen. Helaas denkt niet iedereen op
een gezonde manier, niet saniter.
Dat blijkt overduidelijk bij mensen met een mentale
beperking, of die nu aangeboren is of het resultaat van ziekte, veroudering of
een ongeval. Beschadigingen van de hersenen verhinderen het saniter of gezond denken en dat merk je.
Maar ook mensen die over normaal werkende hersenen
beschikken, blijken soms mentaal beperkt te zijn. Wie vasthoudt aan
vooringenomenheden en tegen alle beter weten in niet wil afwijken van een
mening die op zijn minst betwistbaar is, schiet duidelijk tekort op mentaal
gebied. Zelfs zeer verstandige mensen kunnen zich daaraan schuldig maken. Ik
denk dan aan de talrijke uiterst intelligente mensen die zich op een of andere
manier in dienst hebben gesteld van de Kerk en die de totaal ongeloofwaardige
en hopeloos voorbijgestreefde opvattingen bleven verdedigen. Kardinaal Danneels
en paus Ratzinger zijn daarvan duidelijke voorbeelden. Aan hun intelligentie
twijfelt niemand, zij steken zelfs ver boven de gemiddelde mens uit op dat punt;
zij zijn manifest in staat om zelfs zeer ingewikkelde zaken te begrijpen en uit
te leggen. Maar zij zijn niet in staat, of niet bereid, om sommige zeer
eenvoudige en evidente dingen in te zien en daaruit ook hun conclusies te
trekken. Dit is slechts een voorbeeld: dergelijke opvallende tegenstrijdigheden
komen we voortdurend tegen in alle middens en op alle niveaus.
De rede en de rationaliteit is dus niet iets dat
voorbehouden is voor filosofen; noch is het zo dat de irrationaliteit enkel bij
minder begaafden zou optreden. Wij zijn allen bij machte om saniter te denken, maar we doen het niet
altijd. Als we vertrouwen op ons gezond verstand, dat gebaseerd is op onze eigen
ervaringen en die van anderen, dan valt het nogal mee. De meeste chauffeurs
rijden heel behoorlijk, zelfs zonder er bewust bij na te denken; het is zelfs
zo dat men daarbij beter niet teveel nadenkt, maar zich precies op die automatismen
van ons brein verlaat, en ondertussen zelfs met allerlei andere dingen bezig is.
Pas wanneer de routine onderbroken wordt door een plotse onverwachte en
bedreigende situatie, grijpt het actieve en bewuste denken weer in.
Vaak laten we ons echter beïnvloeden door waarheden die ons komen
aangewaaid uit de media, dingen die we weten van horen zeggen en die we
klakkeloos overnemen, zonder ons af te vragen of de informatie wel klopt.
Dit is een pleidooi, lieve lezers, voor het denken, het
nadenken, het sanitair of liever saniter
denken. Of anders gezegd: sapere aude,
durf wijs te zijn. Het is niets bijzonders, wij kunnen het allemaal. Het
volstaat dat we bereid zijn om stil te staan bij onze overtuigingen, om ze te
vergelijken met die van anderen zonder vooringenomenheid, om de gevolgen van
ons denken en ons handelen aan een objectief onderzoek te onderwerpen, dat we
meer bewust en dus beter gaan leven en samenleven.
Categorie:levensbeschouwing Tags:filosofie
30-08-2012
Champions League
Zou het de leeftijd zijn? Ik weet het niet, maar ik heb er
wel behoorlijk last van. Neem nu de voetbalmatch van Anderlecht tegen Limassol
onlangs. Er was verder niets op TV dat de moeite waard leek, dus toch maar even
kijken. Het belang van die match was dagen van tevoren al opgeklopt tot
waanzinnige hoogten, de spanning zat er dus goed in. Anderlecht moest winnen na
een dwaze uitnederlaag tegen een nogal onbenullige tegenstander.
Na drie minuten voelde ik al dat het niet pluis zat. Ik bewoog
met het spel mee in mijn zetel. Als de aanval van rechts naar links trok,
leunde ik gaandeweg mee naar links naarmate het spel het doel naderde; liep de
bal naar rechts, dan voelde ik me onweerstaanbaar naar rechts getrokken, als
wou ik door mijn eigen lichaamsbeweging kracht bijzetten aan de aanval. Het was
een beetje zoals sommige chauffeurs en de meeste passagiers in een auto, die met
hun hele lijf mee remmen en mee optrekken en mee de bochten nemen.
Bovendien voelde ik mijn hartslag omhoog gaan, zelfs wanneer
er op het veld niets noemenswaardig gebeurde. Het was de spanning rond de
gebeurtenis die het hem deed, het belang en de inzet van de wedstrijd.
Ik heb dan maar voor een rustig stukje muziek gekozen en het
hele zaakje aan mij laten voorbijgaan. Pas s anderendaags heb ik toevallig
vernomen dat Anderlecht gewonnen had met het nodige verschil, zodat ze kunnen
doorgaan in de Champions League.
Voetbalwedstrijden zijn er om geanalyseerd te worden,
vooraf, tijdens en erna. Laten we dat ook eens doen.
Vooreerst de inzet, die deze match zo belangrijk maakte. Als
Anderlecht verloor, mocht het niet deelnemen aan de groepsfase van de Champions League. Ik geef grif toe dat
ik er geen flauw idee van heb wat dat concreet betekent, behalve dat volgens de
nieuwsberichten in dat geval de club een startgeld van vijftien miljoen euro
zou missen. Nu kan ik me voorstellen dat een dergelijke som zelfs voor een club
als Anderlecht geen kattenpis is. Maar wat heb ik daarmee te maken? Ik ben geen
fan van die club, ik heb er geen enkele affiniteit mee, eerlijk gezegd kan
Anderlecht me gestolen worden. Of ze eerste staan of laatste, in de hoogste
afdeling spelen of in vierde provinciale, het maakt me niets uit. Het is een grote
commerciële onderneming in de entertainment business, punt uit. Bovendien is
het een vorm van ontspanning die me helemaal niet interesseert. Ik ga nooit naar
het voetbal kijken en ook op TV stem ik er zelden op af. Ik praat met vrienden
en kennissen nooit over het voetbal.
En toch was ik gespannen, nerveus, kreeg ik hartkloppingen.
Nu ik erbij stilsta, besef ik dat die hevige gevoelens
sterker zijn dan mezelf. Ze komen spontaan op en ik kan ze niet onderdrukken.
En dan had ik het ineens door: ook andere mensen ervaren die hevige emoties.
Maar in plaats van af te haken, geven ze eraan toe. Ze laten zich opzwepen,
gaan op in de match, worden erdoor meegesleept, zwalpen op en neer met de
golven van angst en euforie die het spel bij hen oproept bij elke uitgespeelde
of gefaalde kans, bij elke aanval, elke bedreiging van het eigen doel.
Dat is waarom het gaat in zon voetbalmatch. En deze match
was niet zomaar een doordeweekse aangelegenheid, waarvan het resultaat pas op
het einde van het seizoen wordt afgerekend. Nee, het was erop of eronder, alles
of niets. Of zo werd het toch voorgesteld. En dus was het een spannende match, niet
het minst door het risico op een onverwachte tegengoal die de lat onmiddellijk
veel hoger zou leggen, enzovoort. En Anderlecht kwam maar niet tot scoren,
tachtig eindeloze minuten lang, wat de spanning steeds meer deed stijgen tot
een bijna ondraaglijk niveau. En dan kwam de ontknoping in een spectaculaire ontlading
van extatische vreugde bij iedereen, ook bij de vele duizenden die de match
hadden gevolgd, in het stadion of thuis. En er werd gedronken en gedanst en
gefeest tot in de kleine uurtjes.
Die emoties zijn niet ongewoon, ze zijn normaal.
Honderdduizenden, ja miljoenen mensen leveren zich elke week over aan dat spel.
Ze beleven de spanningen die normaal enkel de spelers en de clubbonzen voelen
op een plaatsvervangende manier, alsof hun leven er van afhing, hun wedde, hun
bonus, hun blijdschap of ongeluk, terwijl ze er in feite niets mee te maken
hebben. Ze betalen om te mogen gaan kijken, maar vooral om te mogen mee opgaan
in het spel, om hun emoties te mogen botvieren. Het is iets dat aanspreekt, het
werkt, anders was het voetbal niet de miljardenbusiness die het is. De media doen
er volop aan mee en pikken hun graantje mee van de commercie.
Mensen hebben veel over voor hun voetbal, zeer veel. De
mensheid heeft veel over voor haar voetbal, zeer veel tijd, energie en
financiële middelen. En het voetbal is maar één van de vele aspecten van ons
tijdverdrijf, van ons omgaan met onze emoties. We zijn blijkbaar ten minste zo
veel bezig met onze emoties als met de andere aspecten van ons leven, zoals
werken of slapen.
Er is dus niets verkeerds mee. Blijkbaar hebben wij behoefte
aan een emotioneel leven en beantwoordt voetbal, zoals talloze andere vormen
van ontspanning, aan die behoefte. En toch heb ik daar mijn bedenkingen bij;
het tegendeel zou u trouwens verwonderen, lieve lezers.
Zie je, die emoties zijn er voor een reden en die reden is
niet het voetbal. Onze emoties hebben een functie. Zij vervullen een rol in ons
samenleven met anderen. Ze maken het mogelijk dat wij onszelf in stand houden
in een complexe maatschappij, waarin wij op ontelbare manieren samenwerken met
anderen, tot voordeel van iedereen. Maar zoals alle andere aspecten van ons
mens-zijn, kunnen we ook die emoties oneigenlijk gebruiken. Honger is een
signaal van ons lichaam dat het voedsel nodig heeft; dorst wijst op het gevaar
van uitdroging enzovoort. Woede is een reactie op een of andere vorm van
agressie, blijdschap is een reactie op iets dat goed is voor ons enzovoort.
Maar wij eten ook als we geen honger hebben en we eten niet zozeer om onze
honger te stillen als om onze smaakpapillen te plezieren; we drinken vaak veel
meer dan nodig en duidelijk niet om onze dorst te lessen.
Op de zelfde manier gebruiken we onze emoties niet alleen
voor de situaties waarin wij ons meestal bevinden in de maatschappij: we creëren
speciale omstandigheden waarin onze emoties op een artificiële manier worden
aangesproken: we gaan op een rollerbaan zitten, we beklimmen moeilijke bergen,
we doen aan diepzeeduiken en we gaan naar het voetbal kijken. Zoals we meer aan
seks doen dan nodig voor de voortplanting, spelen we ook met onze emoties omdat
die er nu eenmaal zijn. We houden van opwinding en van de tegenstellingen
tussen vreugde en verdriet en de spanningen die dat met zich meebrengt. En dus
creëren wij situaties, of laten anderen die voor ons creëren, waarin onze primaire
emoties sterk worden aangesproken.
Theater is daarvan een goed voorbeeld. De auteur van het
stuk, de regisseur, de acteurs en alle andere betrokkenen zijn erop uit om onze
emoties een goede beurt te geven. Ze maken daarbij gebruik van alle mogelijke
middelen, soms op de meest cynische manier. Maar we malen er niet om, we gaan naar
het theater om ons te laten misleiden en hoe beter dat het lukt, hoe liever we
het hebben. Net zo met film.
Met de (kijk)sport is het anders. Daar hebben we de
verwachting en de indruk dat het geen theater is, maar echt. Dat er geen
spelletjes gespeeld worden met ons, maar dat het om een echte wedstrijd gaat,
waarin de tegenstanders op een eerlijke manier met elkaar en dus met ons
omgaan. Als het allemaal afgesproken spel zou zijn, dan gingen we niet kijken.
Het is daarom dat heruitzendingen van wedstrijden zo weinig succes hebben: als
we de uitslag al weten, is er niks meer aan. Om dezelfde reden is omkoperij de
zwaarste overtreding van het sportethos die je kan bedenken. We hebben de
spanning over de (eerlijke) afloop nodig. Het gaat er dus niet om hoe mooi een
wedstrijd is, maar hoe spannend en wie er wint en hoe.
En zo kom ik tot mijn bedenkingen.
Vooreerst meen ik dat het beter is om je emoties te
gebruiken voor het datgene waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk de omgang met de
anderen. Het oneigenlijk gebruik, zoals bij het beoefenen van (gevaarlijke)
sporten, is voor mij altijd min of meer verdacht en bedenkelijk. Natuurlijk
geeft het jou een kick als je gaat skiën, zeker buiten de pistes, of als je een
steile bergwand beklimt en eindelijk op de top staat. Maar dan ben je met je
emoties aan het spelen, zoals je ook met je genitaliën kunt spelen. Wij mensen
kunnen dat en we doen het volop en met veel plezier. Maar zowel uit de praktijk
als met een beetje gezond verstand kunnen we leren dat het oneigenlijk gebruik
van het een zowel als van het ander uiteindelijk onbevredigend is.
Het meest genieten we van een koel glas water als we echt
dorst hebben. De duurste gerechten moeten het afleggen tegen een boterham uit
het vuistje als je echt honger hebt.
Zo is het ook met onze emoties. Ongetwijfeld waren de fans
uitgelaten toen Anderlecht had gewonnen, maar wat hebben ze daar uiteindelijk
aan? Hun verwachtingen zijn ingelost, hun vrees is weggenomen en heeft plaats
gemaakt voor euforie. Maar ze hebben zich geen echt voordeel gedaan, ze hebben
alleen negentig minuten lang hun emoties kunnen botvieren op een kunstmatige,
plaatsvervangende manier, gevoed door heel wat drank, opgezweept door de media
en door de massahysterie die grote evenementen nu eenmaal meebrengen. De vijand
is verslagen, maar zelfs de meest harde fan zal uiteindelijk moeten toegeven dat
die vijand in feite helemaal geen vijand is; dat de spelers van de tegenpartij
morgen misschien in je eigen ploeg zullen spelen en jouw helden van vandaag
morgen verkocht worden voor veel geld, waarvan jij geen cent te zien krijgt.
Waarom vechten hooligans van de ene ploeg eigenlijk tegen die van de andere?
Wat kunnen ze daarmee winnen?
Ik heb dus iets tegen het al te opzettelijk of kunstmatig
bespelen van emoties. Ik ga nooit naar het theater, nooit naar de film. Ik kan ook
geen films bekijken op TV, zeker niet als ze sterk emotioneel geladen zijn en
dat is in bijna alle gevallen zo: geweld, diepe psychologische conflicten,
gerechtszaken, avonturen het is me allemaal teveel, zelfs al weet ik goed dat
het maar theater is. Ik kan het niet aan, mijn lichaam reageert erop als de
spreekwoordelijke stier op een rode lap: mijn hart gaat bonzen, ik krijg een
krop in de keel, mijn stem stokt, het koude zweet breekt me uit, de tranen biggelen
over mijn aangezicht. Ik weet er uren later nog van en van rustig inslapen is
geen sprake, noch van een rustige nacht, de beelden blijven me tormenteren in
mijn dromen.
Leid ik dan een saai leven? Ik vind van niet. Mijn
emotioneel leven is zo sterk gekleurd als dat van iemand anders, denk ik. Mijn
gevoelens zijn even sterk als die van mijn evennaasten. Alleen ga ik er een
beetje anders mee om. Ik vermijd confronterende omstandigheden van alle aard en
zoek zoveel mogelijk rust en harmonie op. Ik vind mijn genot op iets meer subtiele
plaatsen dan het voetbal, het wielrennen, Formule 1 of een bokswedstrijd; of
een porno-, actie- of horrorfilm; of een thriller van een boek. Ik beklim zo
weinig mogelijk hoge bergen en verplaats me het liefst te voet of met de fiets.
Voor mij geen verre reizen, dure restaurants, zeldzame wijnen of chique kleren.
Mijn interesses gaan veeleer naar wat me een genot verschaft dat men wel eens
intellectueel noemt, maar dat daarom niet minder genieten is, en naar het
plezier dat je kan hebben van heel eenvoudige dingen in het leven.
Ieder diertje zijn pleziertje. Voor mij mag iedereen die
daar zin in heeft naar het voetbal gaan of naar pornofilms kijken. Niemand moet
zijn wil opdringen aan iemand anders, alles mag, niets moet, zolang er niemand
geschaad wordt. Maar ik vind wel dat er goede en minder goede manieren zijn om
met je emoties om te gaan en dat de meer natuurlijke manier uiteindelijk de
grootste bevrediging schenkt, terwijl de meer spectaculaire maar minder
natuurlijke slechts een snel voorbijgaande opwinding opleveren, die je nadien
onbevredigd achterlaat en je alleen maar aanzet tot nog meer, nog heviger, nog krachtiger,
nog duurder, nog verder, nog gekker.
Ik voel me niet beter dan een ander. Maar wel af en toe behoorlijk
verschillend.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
05-08-2012
Onrust
De laatste
tijd word ik beslopen door een ontstellende onrust.
Ik merk dat
aan subtiele veranderingen in mijn leefpatroon. Ik lees minder en minder lang
aan een stuk, ik leg wat ik lees vaker naast me neer en zit dan een tijdlang in
het ijle te staren. Ik schrijf minder op mijn Kroniek, en noteer meer onrijpe of afgebroken gedachtegangen in
mijn notitieboekje. Ook het dagboek dat ik bijhoud op mijn laptop is al maanden
onaangevuld. Ik breng heel wat tijd door op Facebook.
Ik ben ook
meer bezig met Spinoza, vooral praktisch dan. Dat heeft geleid tot Spinoza in Vlaanderen en daar steek ik
ook veel tijd in. Ik ga ijverig op zoek naar wat ik op de nieuwe website kan
brengen en beland zo op de meest diverse sites, met talloze gegevens die ik
niet hoef of wens te herhalen. Ik wil een trefpunt van maken voor wat er rond Spinoza
leeft in Vlaanderen, maar hoe?
Stilaan ben
ik me bewust aan het worden waar die onrust vandaan komt. De vele uren die ik
doorbreng op het internet leveren een overvloed op aan impulsen en stimulansen,
veel meer dan ik kan verwerken. Ik loop door een Kretenzisch labyrint en ben
helaas Ariadnes rode draad al lang kwijt, ik ijl naar adem snakkend door de
gangen van Borges bibliotheek en om elke hoek begint een nieuwe gang, achter
elke deur schuilt een andere, elke kamer is slechts het voorgeborchte van een
volgende, nog veel grotere, met nog meer onvatbare woorden, nog meer boeken
waarvan ik amper de titels kan ontcijferen en die ik nooit kan gelezen krijgen.
Elk
onderwerp dat ik aanraak, dwingt me om verder te kijken dan mijn neus lang is. Ik
ben een dwerg op schouders van giganten, maar wat ik te zien krijg zijn geen
horizonten maar een mateloos verstrengeld oerwoud van overweldigende betekenissen
dat niet verschilt van absolute zinloosheid. Achter elk woord doemt een gans epos
op. Ik ben overdonderd. Als ik ook maar eventjes elk spoor volg dat zich
aandient, val ik allengs uiteen in duizend steeds kleinere kareltjes die zich elk
als driftige mieren een onnaspeurlijke weg zoeken in een nest dat zich eindeloos
uitstrekt, uitzichtloos en genadeloos.
Ik ben
fractaal, gebroken.
Mijn systeem
is overbelast. Mijn vriend Jacques legde al de vinger op de wonde: ik ben aan
het schaakspelen op vier borden tegelijk, of nog meer.
Een vos weet
veel dingen, een egel weet er één groot.
Ik heb me
laten afleiden. Ik was niet meer tevreden met mijn eenzame zoektocht naar dat
ene grote ding. Maar, lieve lezer, ik was zo alleen, zo alleen in mijn
gedachten dat het niet meer te harden was. Ik wou andere mensen ontmoeten, natuurlijk
het liefst mensen zoals ik, om samen mezelf te zijn. Ik wou mezelf delen met
anderen, mezelf mededelen. Ik wou dat anderen me leerden kennen en appreciëren,
niet alleen virtueel maar in levenden lijve. Maar elke mens is anders, wij zijn
zo gruwelijk verschillend, zelfs als we op elkaar lijken, van ver.
Ik ben toch
maar op zoek gegaan, grotendeels vruchteloos, allicht. Ik heb vaak vrede
genomen met minder dan ik zocht, om niet met lege handen achter te blijven, vol
van mezelf. En toch is dat wat gebeurd is, met een teleurstellende en terneerdrukkende
onrust op de koop toe.
Nu is het
dan tijd voor inkeer.
Bezinnen over
de opgelopen schade en redden wat nog te redden valt. Terugkeren op mijn
stappen van wat valse sporen waren. Slechte gewoonten weer afleren. Weer
veeleisend worden voor mezelf en voor de anderen. Me niet meer tevreden stellen
met minder, me concentreren op wat echt en goed is. Niet meer alles zelf willen
doen. Beperken om te overleven.
Het leven
dat me rest wordt alsmaar korter, er is geen tijd te verliezen. Ik wil er het
beste van maken.