Foto
Categorieën
  • etymologie (78)
  • ex libris (81)
  • God of geen god? (182)
  • historisch (28)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (235)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    26-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.bij een overlijden: Macbeth

    Lady Macbeth is een tragische figuur in het koningsdrama van Shakespeare, Macbeth (ca. 1603-07). Zij moedigt haar man aan om de koning van Schotland te vermoorden zodat hij zelf koning wordt, en zij koningin. Maar nadien wordt zij gekweld door schuldgevoelens en in het laatste bedrijf stelt men vast dat ze dood is, blijkbaar door zelfdoding. Dit is de scene, gevolgd door mijn werkvertaling:

    MACBETH

    A cry of women within

    What is that noise?

    SEYTON

    It is the cry of women, my good lord.

    Exit

    MACBETH

    I have almost forgot the taste of fears;
    The time has been, my senses would have cool'd
    To hear a night-shriek; and my fell of hair
    Would at a dismal treatise rouse and stir
    As life were in't: I have supp'd full with horrors;
    Direness, familiar to my slaughterous thoughts
    Cannot once start me.

    Re-enter SEYTON

    Wherefore was that cry?

    SEYTON

    The queen, my lord, is dead.

    MACBETH

    She should have died hereafter;
    There would have been a time for such a word.
    To-morrow, and to-morrow, and to-morrow,
    Creeps in this petty pace from day to day
    To the last syllable of recorded time,
    And all our yesterdays have lighted fools
    The way to dusty death. Out, out, brief candle!
    Life's but a walking shadow, a poor player
    That struts and frets his hour upon the stage
    And then is heard no more: it is a tale
    Told by an idiot, full of sound and fury,
    Signifying nothing.

     

    ‘(geschreeuw van vrouwen in het kasteel)

    Macbeth

    Wat is dat lawaai?

    Seyton

    Dat zijn vrouwen die roepen, mijn dierbare Heer.

    (exit)

    Macbeth

    Ik heb de smaak van de vrees bijna vergeten;

    er was een tijd dat mijn zintuigen zouden verkillen

    bij het horen van een schreeuw in de nacht en mijn wilde haren

    bij een ijzingwekkend verhaal ten berge rezen

    als kwamen ze tot leven; nu ben ik van horreur wel verzadigd;

    gruwelijk onheil, zo vertrouwd in mijn moorddadige gedachten

    kan me niet meer verontrusten.

    (Seyton komt terug)

    Wat was de reden van dat geroep?

    Seyton

    De koningin, mijn Heer, is dood.

    Macbeth

    Ze had nu nog niet horen te sterven;

    er was nog tijd genoeg voor die mare.

    Morgen na morgen na morgen,

    sluipt op kousenvoeten van dag tot dag

    tot aan de laatste snik van onze toegemeten tijd

    en al onze dagen van gisteren hebben dwazen bijgelicht

    op hun weg naar dood en stof en as. Uit! doof uit, kort kaarsje!

    Het leven is slechts een schaduw die voorbijschuift, een slechte acteur

    die zich een uurtje op de planken mag aanstellen en sikkeneuren

    en dan voorgoed van het toneel verdwijnt: het is een verhaal

    verteld door een gek, niets dan geraaskal en wild gebral,

    zinloos, zonder betekenis.’

     

    Ik aarzel een beetje om na die gevleugelde woorden nog zelf de stem te verheffen. Als je die korte, gedrongen Engelse zinnen diep in jezelf laat doordringen, blijf je sprakeloos achter. Hier passen nog enkel de laatste woorden van Hamlet: “… the rest is silence.”

    Ik wou deze scene even onder de aandacht brengen omdat ze zo prangend vertolkt wat wij aanvoelen bij de dood. Enkele dagen geleden viel mijn oog op een doodsbrief; de naam van de overledene sprak me niet meteen aan, maar toen las ik dat ze bankbediende was in ons dorp, en meteen verscheen ze voor mijn ogen, zoals ik ze herhaaldelijk had gezien aan het loket, zakelijk maar oprecht vriendelijk, onomwonden zichzelf, een zelfstandige vrouw die de wereld met een innemende openheid complexloos in de ogen keek. En zie: plots is ze er niet meer, na amper drieënvijftig jaar, bezweken aan een hartfalen.

    Zij heeft zoals elk van ons haar dromen gehad, haar verwachtingen, haar teleurstellingen en haar momenten van intens geluk. Het leven zal haar meestal een zinvolle bezigheid geleken hebben, elke dag de moeite om eraan te beginnen, is het niet voor belangrijke dingen, dan toch voor de kleine geneugten en de banale kopzorgen.

    Het is pas wanneer ze er niet meer is, dat we ons de vraag stellen: wat heeft haar leven betekend? Wat betekent ons leven voor ons?

    Wanneer een mens sterft, breekt de veer die het lichaam in gang hield. Het organisme van vlees en bloed en knoken dat op een bijna miraculeuze wijze in leven bleef, en de bron was van al ons denken en doen, valt plots stil. Wat overblijft, kan zich niet meer in stand houden en takelt razend snel af. Wij bespoedigen dat proces door het te verbranden of onder de grond te stoppen. En onvermijdelijk stellen we ons bij het horen van de woorden: “van as tot as, van stof tot stof” de vraag: wat was het meer dan een indruk die we hadden van onszelf, een vaag beeld dat we waren voor anderen, even hier en dan voor altijd weer weg. In het geheel der dingen, in de oneindigheid van de tijd en van het universum is een mensenleven, welk mensenleven ook, zo goed als niets. Het heeft slechts zin in het hier en nu, voor mij, voor jou en voor enkele anderen ten hoogste. Dat is alles. We maken veel kabaal tijdens ons leven, we doen alsof al wat we doen belangrijk is, we hebben grote behoeften, we maken een grote ecologische voetafdruk, zolang we leven. Wij zijn het centrum van ons bestaan, alles staat in functie van onszelf, wij zijn de ogen die kijken en wenen, de mond die spreekt en zalft en kwetst, de huid die zalig zont, de handen die bouwen en breken, de gedachten die alles in ons oproept en die ons doen en laten dragen.

    Tot op een dag de veer, het hart breekt en de ontnuchtering volgt. Was het dat maar? Ja, dat was het maar.

    En toch was het de moeite, zolang het duurde. Het is pas wanneer het voorbij is, dat we inzien dat het niet meer was dan een ‘schouwtoneel’, waarin we even een bescheiden rolletje speelden. Het is goed dat we bij elk afscheid en bij elke geboorte, ja elke dag en elk uur die beide gedachten voor ogen houden: het is al bij al en achteraf bekeken, in het licht van de eeuwigheid, niet veel, het leven. Maar zolang ons hart klopt en onze gedachten van dit lichaam een persoon maken, is het een wonderbaarlijk fascinerend gebeuren, vol kansen en mogelijkheden, die we met beide handen moeten aangrijpen, ook al weten we dat het einde elke dag op kousenvoeten nadert en elke morgen een gisteren achter zich laat en ons een stap dichter brengt bij de vergetelheid.

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    03-04-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het ruimere perspectief

    Hoe meer we ontdekken over de complexiteit van het menselijk lichaam, hoe meer we ons verbazen over de ongelooflijk precieze en complexe mechanismen die ons in leven houden. Dat is zeker het geval bij het onderzoek naar de functie en de werking van het DNA en van het brein. We bevinden ons in beide gevallen op het niveau van het minuscuul kleine. Een DNA-streng bestaat uit

    nucleotiden; zo één nucleotide is 3,3 ångström lang; 1 ångström is een tiende van een nanometer, anders gezegd een tien miljardste van een meter). In onze hersenen zijn er ongeveer honderd miljard neuronen, in grootte variërend tussen vier en honderd micrometer; een micrometer is een miljoenste van een meter.

    Het is dan niet verwonderlijk dat wij ons soms afvragen of die intricate maar accurate structuren ‘zomaar’ ontstaan zijn. We bedoelen dan, al beseffen we het niet altijd, dat ze zo geëvolueerd zijn volgens de wetmatigheden die Darwin ontdekt heeft en die gebaseerd zijn op de evolutie door natuurlijke selectie. Volgens die theorie zijn de gunstige erfelijke afwijkingen die zich voordoen bij de voortplanting de oorzaak van de diversiteit en de complexiteit van de levensvormen op aarde. Alle biologische verschijnselen, dus ook het DNA en het brein van de mens, zijn louter het resultaat van de evolutie, die aan sommige exemplaren een evolutionair voordeel gaf, te beginnen met de eerste, uiterst simpele levensvormen, die zich amper onderscheidden van de ‘dode’ materie.

    Tot aan Darwin was dat idee ondenkbaar, behalve bij enkele uitzonderlijk scherpzinnige denkers. Dat uit eencellige wezens naast allerlei andere levende wezens ook de mens zou voortkomen, met geen andere ‘motor’ voor die evolutie dan de subtiele voordelen die sommige exemplaren bleken te hebben, dat lijkt inderdaad onwaarschijnlijk. Dat het ‘toeval’ zou kunnen leiden tot iets zo spectaculairs als een mens, dat was ondenkbaar. En dus nam men aan dat al de levende wezens, maar zeker de mens, geschapen waren zoals hij/zij is, door een God.

    Een toeval is dat echter niet: echt toeval, in de zin van willekeur, bestaat niet; er zijn enkel de onwrikbare natuurwetten waaraan niets ontsnapt, maar waarbinnen ontelbaar veel mogelijkheden zijn. Zelfs dan lijkt het niet waarschijnlijk dat dit onbedoeld een mens zou opleveren, en alle andere dieren. Het is alsof je als landbouwer zou wachten tot er op een goede dag spontaan een veld vol graan zou verschijnen, of een weide vol koeien, klaar om te melken. Nee: als je iets wil, dan moet je maken dat het er komt. Als er iets zo complex als een mens is, dan moet iets of iemand daarvoor gezorgd hebben. Iets maken gaat nu eenmaal veel sneller dan wachten tot iets ‘vanzelf’ ontstaat, zeker als het om iets ingewikkelds gaat. Bij al wat mensen maken is het zo: een computer ontstaat niet vanzelf, dat is absurd. Waarom zou het dan wel zo zijn voor al wat leeft?


    De grote moeilijkheid voor Darwins publiek was het tijdsperspectief. Men nam toen algemeen aan dat de aarde een recent verschijnsel was, en dat de mens door God geschapen was van bij het begin van de aarde, zowat vier duizend jaar geleden. Een procedé zoals de evolutie werkt langzaam, ongemerkt. Men merkte die evolutie niet in de geschiedenis, en dus was ze er niet. Pas toen men de grenzen ging verleggen, steeds verder, begon men de veranderingen te zien. Het universum begon twaalf miljard jaar geleden; de aarde is 4,5 miljard jaar oud en het leven is ongeveer een miljard jaar later ontstaan; de zoogdieren pas tweehonderd miljoen jaar geleden, homo sapiens tweehonderd duizend jaar geleden, de moderne mens is niet ouder dan ongeveer tienduizend jaar. De natuur heeft er dus de volle onvoorstelbare twaalf miljard over gedaan om de mens op te leveren. Als je het zo ziet, dan kan je al beginnen aannemen dat er over een zo lange periode wel een en ander kan veranderen. Dat vraagt wel een mentale openheid die men honderdvijftig jaar geleden niet had en die ook vandaag nog bij de overgrote meerderheid van de mensen ontbreekt.

    Als ik aan die enorm lange en uiterst trage evolutie denk, dan vraag ik me af of het werkelijk zo is dat het sneller vooruitgaat als men in doelgericht en efficiënt een bepaalde richting werkt. Grote wetenschappelijke ontdekkingen gebeuren vaak ‘toevallig’, als men er niet naar zoekt. Intensieve opzoekingen leiden vaak tot niets. Onderzoeksresultaten sluimeren vaak zeer lange tijd onbekend en vergeten in duistere archieven of gespecialiseerde laboratoria. Briljante ideeën verdwijnen in de geschiedenis om pas eeuwen later weer op te duiken en begrepen en gebruikt te worden. Inzichten hebben een heel lange incubatieperiode, denk maar aan Copernicus en inderdaad ook Darwin. Zij waren niet op zoek naar wat ze vonden, en geen van beiden was bereid om zijn onderzoeksresultaten te publiceren. Darwin was niet op de hoogte van het werk van Mendel. Enzovoort.

     


    Soms zijn er mensen die het willen doen vooruitgaan, die de geschiedenis willen veranderen, die hun stempel willen drukken op de wereld. Zelfs als we aannemen dat ze daarbij steeds de beste bedoelingen hadden, wat in een aantal gevallen, zoals bij Stalin, Hitler, Pol Pot, Sadam Hoessein helaas niet zo was en bij Napoleon en George W. Bush op zijn minst twijfelachtig, loopt het meestal toch niet zo goed af. De democratie is niet plotsklaps tot stand gekomen, opgelegd door een of andere vorst of een instantie. Het is een evolutie, een lange weg van vallen en opstaan. Ik heb mijn twijfels over de snelle, drastische ingrepen. Meestal heeft men niet lang en ver genoeg nagedacht en merkt men pas achteraf dat het toch niet zo’n goed idee was. Dat zien we keer op keer. Zoals nu met de opwarming van de aarde. Wie had daarvan gehoord, vijfentwintig jaar geleden? Of fijn stof? Fossiele brandstoffen leken een godsgeschenk, maar nu blijkt het een doos van Pandora te zijn, die ons bestaan zelf bedreigt.

    Idem ditto voor nucleaire energie.

    Fools rush in where angels fear to tread (Alexander Pope, An Essay on Criticism (1709). Wij hebben de neiging om overhaast te werk te gaan. We zijn gehaast, want ons tijdsperspectief is beperkt. We leven niet langer dan zeg maar zeventig, tachtig jaar, gemiddeld; slechts een klein aantal van die jaren zijn we productief en hebben we enige invloed op onze omgeving. Wij plukken de vruchten niet van de bomen die we planten, we maaien niet waar we gezaaid hebben, en dat zint ons niet. We zien niet in dat het levensritme van de haastige individuele mens niet past in het majestueuze trage tempo van de natuur. Die werkt in miljarden jaren en op een veel, veel grotere schaal. Het is op die gigantische schaal dat wij zijn ontstaan, en op die schaal moeten we ook onze toekomst plannen. Pas dan zien we de grote lijnen, de evolutie, het perspectief van de mogelijkheden en de gevaren. Door onze nietigheid in ruimte en tijd terdege te beseffen, kunnen we proberen ons lot in eigen handen te nemen. Tot nog toe zijn we enkel bezig geweest met vandaag, niet eens met de dag van morgen. We zijn kortzichtig.

    We hebben nog niet bijgeleerd. We denken nog altijd dat we er toe doen, dat wij de wereld kunnen en moeten veranderen, terwijl bijna al onze pogingen catastrofale vergissingen blijken te zijn, of nutteloze spielereien.

    Misschien is dat omdat wij zoveel kunstlicht hebben gemaakt dat wij de sterren niet meer zien.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:wetenschap
    29-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Crisis

    Crisis. Ik heb het nog niet anders geweten. Het is altijd crisis, is het niet van het een, dan van het andere, maar meestal van alles tegelijk: de crisis is ’systemisch’, een woord dat Van Dale nog niet gehaald heeft, maar dat lijkt alleen een kwestie van tijd.

    Wat moeten wij daarmee? Simpele burgers zoals jij en ik zitten opgescheept met een frustrerend gevoel van diepe machteloosheid. Wij hebben geen idee van de oorzaken van de crisissen, laat staan dat we een oplossing zouden kunnen bedenken. In een crisis gebeuren er allerlei vreselijke dingen, maar zelfs als we achterhalen hoe dat in hemelsnaam mogelijk geweest is, zijn we daar achteraf niets mee: de schuldigen worden niet gevonden of bestraft, zodat niemand ontraden of afgeschrikt wordt om het nog eens te doen of ook eens te proberen, de gevolgen kunnen niet ongedaan gemaakt worden, en er zijn blijkbaar geen lessen die we eruit trekken.


    Snafu is een woord dat me dan te binnen schiet, een Amerikaanse militaire slang term, een acroniem of letterwoord uit de Tweede Wereldoorlog: situation normal, all fucked up. Crisis is de normale situatie.

    Daaruit valt toch tenminste dit te leren: we hoeven ons niet te verbazen of te ergeren over het feit dat er een crisis is: niets is meer normaal dan dat. Er kan immers zoveel verkeerd gaan in onze wereld, dat het veeleer een wonder zou zijn als dat niet het geval was. Meteen kunnen we ook wel stellen dat er niet één verantwoordelijke is; het gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het zijn dus niet de banken, of de rijken, of de regering, of de vakbonden die het gedaan hebben en steeds weer doen: wij zijn het, met zijn allen. Je hebt wel eens uitschieters, zoals een trader die een aantal miljarden kwijtspeelt, maar meestal zijn we er allemaal massaal bij betrokken. Zoals bij de opwarming van de aarde: niet alleen de industrie (die toch ook maar voor iedereen draait), maar elk van ons doet er aan mee, elke keer als we bij manier van spreken, of zelfs letterlijk, een windje laten.


    Dezer dagen hoor je veel kritiek op de banken: Cyprus, Ierland, Spanje en Portugal, Italië, maar ook de Verenigde Staten, Groot-Brittannië en zelfs hier bij ons, en IJsland zijn dan we dan al weer bijna vergeten. Maar wat heeft die crisissen veroorzaakt? Niet één inhalige CEO, niet een graaicultuur bij de banken, maar wij allemaal. We laten ons verleiden om meer leningen aan te gaan dan we kunnen terugbetalen en om ons geld te beleggen aan een hogere interest dan redelijk is. Hoewel we uit onze dagelijkse praktijk wel beter weten, blijven we toch denken dat het geld aan de bomen groeit, dat er snelle winsten te maken zijn zonder te werken, dat men ook slapend rijk kan worden. Als dat al zo zou zijn, dan blijkt die snel verworven rijkdom zeer relatief en zeer volatiel: je bent er noot zeker van, je bent je snelle winst zo weer kwijt, en soms zelfs een flink stuk van je kapitaal. Het zijn maar uitzonderingen die met al hun speculatief gedrag beter doen dan de markt, dat wil zeggen de interesten die je bij elke bank krijgt. We jagen dus droombeelden na, zoals wanneer we meedoen aan loterijen: je kan het groot lot winnen, maar de kans is erg klein, zo klein dat een verstandig mens er maar beter niet aan meedoet.

    Maar zo zijn we niet: wij hopen allemaal dat we de uitzondering zullen zijn, dat we de regel kunnen breken die zegt dat je moet werken voor je boterham. Meer nog: we houden vol dat je van werken niet rijk wordt. Van wat dan wel?

    Als het niet van werken is, dan is het van diefstal.

    Ik denk dan aan de koloniale tijd, toen men in de warme landen allerlei grondstoffen ging halen zonder ervoor te betalen; integendeel, de inboorlingen werden zelfs als slaven ingezet bij de productie, verkocht, verkracht en uitgeroeid. Wegens hun zeldzaamheid waren die grondstoffen hier peperduur (daar komt ons woord trouwens vandaan), en zo kon men hier dus enorme winsten maken, vaak met zo goed als nutteloze stoffen, zoals zilver en goud en edelstenen, maar ook peper, kaneel, kruidnagel, cacao, koffie en thee. Multatuli maakte al duidelijk dat het niet om handel in koffie ging, maar om diefstal en uitbuiting.


    In feite is wat nu gebeurt niets anders. Even nutteloze of niet-essentiële producten worden een hype, zoals gsm’s, mobieltjes. Een firma die een succesvol toestel op de markt brengt (dat ergens in een arm land door een uitgebuite bevolking gemaakt wordt voor zo goed als niets, maar in de rijke landen duur verkocht), ziet haar beurswaarde spectaculair stijgen. Dat wil zeggen dat de eigenaars of de aandeelhouders plots virtueel rijk zijn. Virtueel, want als ze hun gestegen aandelen niet verkopen, zijn ze net zo rijk als voorheen. En als ze ze wel verkopen, wat moeten ze dan met dat geld? Beleggen in andere aandelen en hopen dat die ook weer stijgen? We weten hoe dat gaat: met aandelen valt veel geld te verdienen en veel geld te verliezen, en je moet al heel veel geluk hebben om beter te doen dan de markt, en zo zijn we weer bij af, zonder langs de bank gepasseerd te zijn.

    Te veel mensen, ook gewone mensen, zijn bezig met het najagen van snelle en spectaculaire winsten. Het is zelfs zo dat als je dat niet doet, je doorgaat voor een kluns. Gewoon elke dag naar je werk gaan en daar de hele dag ernstig bezig zijn met wat van je verwacht wordt, wat dat ook is, dat lijkt wel alleen voor domoren weggelegd.

    Of toch niet? Bezorgde Belgen halen nu massaal hun geld weg uit risicovolle beleggingen en deponeren het op spaarboekjes, waar je zo goed als geen rente krijgt, zeker als je rekening houdt met de inflatie. Tweehonderdveertig miljard euro hebben we zo op de bank staan. Dat is als ik het goed heb 24.000 euro per Belg. In oude franken is dat ruwweg een miljoen. Elke Belg is dus miljonair, alleen al met wat we op onze spaarboekjes staan hebben. Natuurlijk is dat alleen statistisch zo, in de praktijk is het anders verdeeld, waarbij een dunne toplaag het grootste deel van het geld heeft, een heel wat mensen zo goed als niets.

    Vandaar dat iedereen het erover eens is dat de rijkdom niet eerlijk verdeeld is, niet in ons eigen land en niet in de wereld. Men wil dus een meer billijke herverdeling. Maar dan beginnen de problemen. Herverdelen is afnemen van de enen om het aan andere te geven, zomaar. Ja, dag Jan! Niemand staat daarvoor te springen, natuurlijk, zeker niet wie enig bezit heeft. Wij hebben dat bezit immers met hard werken verdiend, of met verstandig beleggen, of desnoods met het groot lot te winnen. En we betalen al zoveel belastingen om studerende jongeren, werklozen en zieken en ouderen te onderhouden. Politieke en economische systemen die op herverdeling inzetten, zijn niet populair. Het communisme begon als een idealistisch en humaan project, maar zonk binnen de kortste keren weg in de meest afschuwelijke en mensonterende waanzin. Ook zo voor het nationaal-socialisme in Duistland. Zo moet het dus niet.

    Hoe dan wel? Wij hebben een gezonde argwaan tegenover mensen die zeggen hoe het moet, of dat nu economen zijn, politici, syndicalisten, middenvelders, filosofen of godsdienstige leiders. Wij wantrouwen gezag, omdat we zien dat het gezag het niet beter doet dan wij zelf. Systemen zijn niet volmaakt. Of het openbaar vervoer, de post, de bank of de industrie door de staat wordt uitgebaat of door privé firma’s, het maakt omzeggens geen verschil, zeker niet op termijn. Hoe kan het ook anders? In elk geval zijn het mensen die de systemen bedenken en draaiend houden. En de mensen zijn overal eender, of toch zo goed als.

    Dat zou ons aan het denken moeten zetten. Het gaat fout, zo blijkt telkens weer, als te weinig mensen te veel macht hebben. Het gaat beter wanneer zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij het bedenken van oplossingen en bij het toepassen ervan. Dat noemen we democratie. We moeten er dus voor zorgen dat onze samenleving democratisch blijft. Dat kan alleen maar wanneer we daarvoor goede systemen uitwerken, niet alleen in de politiek maar in alle geledingen van de maatschappij. Democratie moet een ingesteldheid zijn die we altijd en overal toepassen. Dat is niet vanzelfsprekend. Wij hebben vaak de indruk dat het democratisch proces tijdrovend en inefficiënt is. Maar dan moeten we bedenken dat wanneer we afwijken van dat democratisch ideaal, andere en veel grotere gevaren op de loer liggen: diefstal, uitbuiting, onmenselijke behandeling van onze medemens en de andere levende wezens, vernietiging van onze leefwereld, ongelijke verdeling van de rijkdom, waanzinnige oorlogen…


    Hoewel de democratie in de eerste plaats een ingesteldheid is die in elke mens moet aanwezig zijn, hebben wij ook behoefte aan systemen die dat helpen realiseren. Het is niet voldoende dat onze parlementairen democratisch verkozen worden, het parlement moet ook democratisch te werk gaan in zijn wetgevende en uitvoerende taken. Het is niet voldoende dat bijvoorbeeld via de vakbonden de werknemers betrokken worden bij sommige aspecten van de bedrijfsleiding, zij moeten mede de verantwoordelijkheid dragen. En in religieuze gemeenschappen zijn we nog ver van enige echte inspraak.

    Ik ben geen voorstander van totalitaire systemen, waar een zogenaamd democratisch systeem van boven uit opgelegd en afgedwongen wordt. Wij hebben genoeg gezien dat zoiets niet werkt en integendeel tot nog grotere misbruiken en ongelijkheid leidt. Ik zie geen andere mogelijkheid dan steeds te blijven ijveren voor een echte en doorgedreven democratie. Als de grootste bedreiging daarvan zie ik de concentratie van macht bij een te beperkt aantal personen gedurende een te lange periode. Dat kan men verhinderen door de macht systematisch te verdelen over meer personen en instellingen en door hun ambtstermijn dwingend en drastisch te beperken in de tijd. Op die manier garanderen we dat meer mensen betrokken worden in de besluitvorming en dat is, daarvan ben ik overtuigd, de enige manier om een wereld tot stand te brengen waarin het voor iedereen goed leven is.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    24-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onze waarden? Of toch niet...

    Een boek met als titel: “Onze waarden? Welke toekomst voor het humanisme?” uitgegeven bij de Universitaire Pers Antwerpen in een reeks die Cogito heet, dat schept verwachtingen.

    Je moet echter ook de kleine lettertjes lezen, bijvoorbeeld op de achterflap: “De Cogito-reeks bundelt de boeiendste gedachten van de gastsprekers die door de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen worden uitgenodigd.” Dan weet je dat het om de teksten van toespraken gaat, en dat is een ander genre dan het essay, zoals zal blijken. Je moet dan ook niet verwachten dat er een rode draad loopt door de verschillende bijdragen heen: zij zijn immers vrij om te vertellen wat ze willen over een zo ruim onderwerp als ‘waarden’ en ze hoeven hun teksten niet op elkaar af te stemmen. Dat is goed om weten: het gaat niet om een gezamenlijke, gestructureerde, benadering van een thema, waarbij de belangrijkste aspecten op een evenwichtige manier aan bod komen.

    De inleiding van Jurgen Slembrouck, de medewerker van de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen die de lezingenreeks organiseerde, brengt ons meteen in medias res. Wij herinneren ons nog wel de heibel die er is geweest rond een van de lezingen, die van Benno Barnard, die verstoord werd door ‘fundamentalistische moslims’ van Sharia4Belgium. De lezing werd omwille van de voortdurende onderbrekingen geannuleerd.




    Meteen is de toon gezet. Dit is inderdaad geen bundel met serene bijdragen over de waarden van het humanisme. Het kan geen toeval zijn dat al de sprekers het hebben over de islam. Barnards lezing, waarvan we de inhoud helaas niet kennen, droeg als titel: “Het islamdebat: Leve god, weg met Allah!” In zijn inleiding heeft de redacteur het over “de idealen die ons dierbaar zijn en die wezenlijk zijn voor onze ‘westerse’ samenleving”, maar hij belicht die vooral vanuit de bedreigingen die uitgaan van de moslim-immigranten hier bij ons en van de moslimlanden wereldwijd. Het is een eenzijdige benadering die maar al te nadrukkelijk aanwezig is bij een bepaalde rabiate groep binnen de georganiseerde vrijzinnigheid in Vlaanderen.

    Dirk Verhofstadt heeft het over het atheïsme als basis voor de moraal. Hij gebruikt de klassieke argumenten: het zijn de godsdiensten die verantwoordelijk zijn voor het geweld in de wereld, kijk maar naar de geschiedenis en naar wat er vandaag in de wereld gebeurt. Hij ziet ook een verband tussen de wereldwijde schrijnende armoede en de prominente rol van de religie in die streken. Religie is aan een opmars bezig, zo stelt hij vast. De idealen van de Verlichting (in dit boek steeds verwarrend met kleine letter geschreven, alsof het over straat- of huiskamerverlichting gaat) staan onder druk; men wil het individueel zelfbeschikkingsrecht terugschroeven en alle macht weer aan de religies geven. Nochtans hebben die geen poot om op te staan: zij baseren zich op ‘vermeende heilige boeken’ (een pleonasme, als je het mij vraagt, want dat iets heilig is, berust enkel op de mening van wie dat claimt, er zijn geen ‘echt’ heilige boeken), en ze houden geen rekening met de wetenschap.

    Wat stelt hij daar tegenover? Vooreerst maakt hij zijn eigen positie duidelijk: hij is geen atheïst pur sang, de kwestie van het bestaan van God is voor hem “niet zo belangrijk.” Het atheïsme, dat hij definieert als “de hypothese (sic) dat God niet bestaat” is voor hem wel de grondslag van de moraal. Wij moeten er bij het opstellen van een moraal van uitgaan dat er geen God is, anders loopt het fout. Of er een God is of niet, is niet ter zake. Dat is geen agnosticisme, beweert hij, want het agnosticisme “laat het bestaan van God in het midden.” Men kan dan soms gelovig zijn en soms niet. Vreemd. Is het niet veeleer zo dat een agnost beweert dat men van God noch het bestaan noch het niet-bestaan kan bewijzen, dat men er met andere woorden niets kan over zeggen en dat het bestaan van God dus een irrelevante kwestie is?

    Waarop moeten we ons dan wel baseren? Op de “kritisch rationalistische wetenschappelijke methode”. Verhofstadt verwijt gelovigen en totalitaire regimes dat ze “het persoonlijk geweten uitschakelen in naam van een abstract en alomvattend plan, van absolute en onveranderlijke waarheden, van blind en irrationeel geloof in het Beter-zijn-dan-de-Ander (…).” Hij stelt zelf de retorische vraag of zijn methode niet in het zelfde bedje ziek is, en antwoordt dus gedecideerd: neen! En waarom niet? Omdat we nu een ander (vermeend heilig?) boek hebben: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Meteen zien we de zwakte van het argument: waarom zouden sommige mensen, individueel of collectief, wel in staat zijn om tot absolute en universele waarheden te komen, en andere niet?

    Daarom gaat hij op zoek naar een “empirische” grond voor zijn universele waarden en hij komt uit bij dit basisgegeven: “elk levend wezen verzet zich tegen het onvrijwillig ondergaan van pijn.” Dat zal wel niemand betwisten, maar hoe kan dat de basis zijn voor een universele menselijke moraal? Wij vernemen geen details. Waar het blijkbaar om gaat in die ethiek, is dat we niemand pijn berokkenen tegen zijn of haar wil. Dat lijkt wel erg mager, en ook erg idealistisch. Zelfs als we het goed bedoelen, hebben onze daden ook negatieve gevolgen. Niets is absoluut goed, of slecht. En alleen maar geen ‘kwaad’ doen is nog niet hetzelfde als ‘goed’ doen. Wat Verhofstadt hier voorstelt is een universeel of kosmopolitisch burgerschap, waarin iedereen alle anderen absoluut respecteert. Tja…

    In de laatste paragrafen pleit Verhofstadt vervolgens voor een neutrale overheid. Scheiding van kerk en staat, verwijderen van alle verwijzingen naar godsdienst uit de publieke sfeer en uit de opvoeding enzovoort. “Het is nu aan de mens om vanuit de rede onschendbare wetten in stenen tafelen te beitelen. (…) Geen Thora, geen Bijbel en geen Koran dus, maar een consequent doorgetrokken Kritiek van de zuivere rede

    Alsof er één “kritisch rationalistische wetenschappelijke methode” zou zijn waarover iedereen het eens is. Alsof de “zuivere rede” een ideaal zou zijn dat zelfs maar enigszins benaderbaar zou zijn. Alsof de zeven miljard mensen van vandaag aan de hand van die “kosmopolitische ethiek” plots volmaakte universele medeburgers zouden worden. Ik deel dat onverholen optimisme niet over de menselijke redelijkheid. Het volstaat trouwens, ironisch genoeg, om de volgende bijdrage in het boek te lezen, waar het hier zo geprezen kosmopolitisme op grond van de rede wordt verketterd als de oorzaak van alle kwaad.

    Die bijdrage van Wim van Rooy, onder de titel Links en verlichting, heeft een heel andere stijl. Ik kende de auteur niet en viel zowat van mijn stoel vanaf de eerste regels. Het is een bombardement van namen en titels, bon mots in alle mogelijke talen, modieuze slogans en slagwoorden, erudiete verwijzingen en allusies, woordspelingen, en van alle retorische wendingen en stijlfiguren die je maar kan bedenken, en zelfs enkele onvoorstelbare. Ook inhoudelijk is het een niet aflatende tirade, een catilinarische rede, een filippica tegen al wat links intellectueel is, of groen, pro-Palestijns, anti-Joods, multicultureel, of moslim. Ik ga er niet veel woorden aan vuil maken. In een volgende bijdrage zegt een collega dat deze man “zijn pen in vitriool heeft gedrenkt.” Dat is zeker zo, en dat maakt zijn bijdrage ongenietbaar. Maar veel erger is de agressieve eenzijdigheid. Ik geef één voorbeeld. Herhaaldelijk zegt de auteur dat de islam al 1400 jaar de wetenschap bestrijdt. Het valt echter niet te ontkennen dat het precies in die moslimwereld is dat bijvoorbeeld de Grieks-Romeinse cultuur is bewaard gebleven, terwijl ze in het Westen zelf volledig ten onder was gegaan. Maar dat is een detail van de geschiedenis, blijkbaar, zoals er wel meer zijn die in deze tirade weggemoffeld worden tussen de banbliksems. Maar genoeg daarover.

    Helaas worden wij van de volgende bijdrage, die nochtans zeer verschillend is, niet vrolijker. Ronald Commers heeft het over “Tolerantie, omdat er grenzen zijn. Enkele ethische reflecties bij het multiculturaliteits- en islamdebat.” We beginnen met een lang citaat, in het Duits, van de meest bekende tekst van Karl Marx, juist, die over de godsdienst als de opium van het volk. Van daar gaan we naadloos over naar de actualiteit: de discussies over het dragen van de hoofddoek door de leerlingen van het “beroemde” Koninklijk Atheneum in Antwerpen in 2009. De auteur citeert uitvoerig uit zijn opiniestuk dat hij naar De Standaard stuurde (maar dat de redactie wijselijk niet publiceerde). Vervolgens krijgen we nog meer citaten uit eigen werk, gestoffeerd met lange voetnoten, en zo kabbelt het betoog van de auteur verder, zonder enig duidelijk doel, alluderend op allerlei vetes en verdachtmakingen en zelf ook niet vies van vegen uit de pan voor collegae die van mening verschillen. Wij krijgen verwijzingen voorgeschoteld naar vooral Duitse publicaties uit de negentiende en vroeg twintigste eeuw, over kwesties die wellicht van groot belang zijn, maar zonder dat wij in de gelegenheid gesteld worden om zelfs maar te vermoeden waarover ze gaan. Maar één zaak is duidelijk: Commers houdt niet van de Koran, van de islam of van moslims. Dat is zijn zaak, natuurlijk. Maar of wij iets hebben aan zijn ontboezemingen?

    Magda Michielsens is de volgende die zich uitspreekt in het debat, zij het aanvankelijk aarzelend. Ze zegt het met een haiku:

    Ik, vol ongeloof,

    kijk vrijzinnig om me heen:

    zwijgen of spreken?

    Dat is de kapstok waaraan ze haar tekst ophangt. Ze spreekt over zichzelf, over haar ongelovige opvoeding en overtuiging, over het christendom als een bepalend cultuurelement, over het terrorisme en de onverdraagzaamheid van de islam en de godsdiensten in het algemeen… Ze heeft het over wat zij belangrijk vindt, zoals de scheiding van kerk en staat, de georganiseerde rationaliteit (sic), de “georganiseerde strijd tegen stupiditeit, zeker wanneer deze als principe optreedt.” Enzovoort. Tot slot heeft ze het ook over het hoofddoekendebat, wat had je gedacht, en ze is ertegen: “Hoofddoeken horen niet thuis in een onderwijssituatie.” Waarom? Omdat men zo bezig is “terrein te veroveren voor een politieke zaak waar zij (de moslima’s) achter staan… ze zijn continu bezig de ruimte voor de islam uit te breiden.”

    Raymonda Verdyck is sinds 2009 afgevaardigd bestuurder van het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap. Zij brengt een ietwat tamme tekst over dat onderwijs, aan de hand van officiële teksten en programmaverklaringen. Het klinkt allemaal heel braaf en idealistisch, maar het heeft weinig van doen met de harde werkelijkheid die zich in het gemeenschapsonderwijs afspeelt. En neen, hoofddoeken zijn niet welkom in het GO! Om strikt pedagogische redenen natuurlijk.

    Floris van den Berg is de vreemde eend in de bijt. Hij heeft het zich gemakkelijk gemaakt. Hij heeft een tekstje afgeleverd waarin hij reclame maakt voor een van zijn boeken, en heeft zelfs niet de moeite genomen om de tekst aan te passen voor de gelegenheid. “In dit boek…” Ook de redacteur heeft niet ingegrepen. Wat er overblijft heeft veel weg van een sessie in een van de vele seminaries waarmee bedrijven hun werknemers teisteren, inclusief het obligate rollenspel. “Beeld je eens in dat je een koe bent.” Enzovoort. Als hij af en toe probeert ernstig te zijn, gaat hij flink de mist in. Tolerantie: ja hoor, maar met mate! “Tolerantie voor intolerantie (behalve als vrije expressie) is intolerabel.” Of dit: “De essentie van het project van de verlichting is om te trachten met er met elkaar het beste van te maken door zelf na te denken.” (sic) Dat geloof in het zelf nadenken heeft deze auteur gemeen met zijn collegae in dit boek. “Kritisch denken en het individu als ijkpunt van de moraal zijn de twee kernwaarden van de verlichting.” Alsof elk individu op zijn eentje plots tot een ‘verlichting’ zou kunnen komen als het maar lang en hard genoeg individueel nadenkt, en dan meteen ook een volmaakt wezen zou zijn. Alsof er geen maatschappij is waarin wij allen moeten samenleven. “Het uitgangspunt is het vermogen tot lijden.” Dat lijkt sterk op de grond van de moraal volgens Verhofstadt. Ook hier gaat het om het vermijden van het lijden, veeleer dan over de hoop die wij allen koesteren op een beter leven. “Het grootste morele probleem van Nederland en België - de bio-industrie – is eenvoudig op te lossen…” O ja? En is dat werkelijk ons grootste morele probleem?

    Helemaal lachwekkend wordt het als de auteur ons een gedachte-experiment voorhoudt, waarbij we zelf de wereld mogen ontwerpen, maar niet weten welke plaats we in die wereld zullen innemen. Dat zal ervoor zorgen dat we voor alle (levende) wezens optimale omstandigheden zullen creëren. Zo komen we terecht in het zelfde optimistisch idealisme van Verhofstadt: met enige moeite (en veel individueel nadenken) kunnen we een perfecte wereld creëren voor iedereen. Dat we daar nog niet aan gedacht hebben!

    Niet dus. Dit boek wordt geteisterd door vele problemen. Ik heb er al enkele aangehaald en besluit met dit allesdoordringend probleem: deze auteurs geven niet de indruk dat ze weten wat het probleem is. Het is niet de islam, niet het katholicisme, het jodendom of welke godsdienst dan ook (en ook niet de bio-industrie). Het gaat om het samenleven van zeven miljard mensen, en dat geeft onvermijdelijk aanleiding tot conflicten, want wij denken niet alleen (af en toe) na, wij hebben ook gevoelens en wij laten ons meestal daardoor leiden. Elke oplossing, groot of klein, zal daarmee rekening moeten houden. In dit boek is er nergens sprake van menselijke gevoelens. Jammer.

    Met een boutade zou je kunnen stellen dat de beste lezing van deze reeks al bij al nog die was van Benno Barnard…


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    09-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De eenden zijn terug!

    Achteraf gezien zat het er aan te komen, en ja hoor: vandaag zijn de wilde eenden terug. Ik zag net een koppeltje landen in de tuinvijver, waar ze sinds jaren vaste klanten zijn. Ik weet natuurlijk niet of het hetzelfde stel is als vorig jaar, noch of het steeds hetzelfde stel is dat ongetwijfeld de volgende dagen nog herhaaldelijk langskomt. Maar de lente is in aantocht, dat is zeker. De terugkeer van de eenden uit het zuiden is een onmiskenbaar teken. Je denkt er niet aan, je verwacht ze niet, en plots zijn ze er weer en dat geeft je een emotionele schok, een aangename verrassing, een gevoel van hilariteit. Welkom terug!



    Ik heb nog maar net geschreven dat ik niet inzie waarom een mens moet vliegen, en kijk: de wilde eenden stellen me voor het probleem: waarom zouden bepaalde soorten wel vliegen en andere niet? De kunst van het vliegen heeft zich ontwikkeld tijdens de evolutie. Het was een voordeel in de struggle for life: je kan er bijvoorbeeld mee ontsnappen aan je belagers. Er moet dus op een bepaald ogenblik een soort van kruipende of lopende dieren geweest zijn die ten gevolge van een toevallige wijziging in haar chromosomen in sommige exemplaren voorpoten ontwikkelde die hen in staat stelden om zich iets rapper uit de voeten te maken dan hun soortgenoten. Dat geeft betere overlevingskansen en dus kans op meer nazaten, die dan die voorpoten op dezelfde manier, dus door toevallige mutaties, nog beter ontwikkelde, enzovoort, tot je vliegende dieren hebt.

    Onze eenden en alle trekvogels hebben van het langeafstandsvliegen een kunst gemaakt. Als de weersomstandigheden in de noordelijke streken te bar worden, vertrekken ze met zijn allen naar het zuiden, duizenden kilometers ver. En bij de eerste tekenen van de lente voelen ze het kriebelen en stijgen ze op voor hun lange vlucht naar… onze tuinvijver. De mens doet dat niet, of althans niet massaal. Het is ongetwijfeld zo dat de mens als soort eveneens migraties ondernomen heeft om te ontsnappen aan een omgeving die het voortbestaan bedreigde, maar dat was geen seizoensgebonden jaarlijkse verplaatsing zoals bij de trekvogels en –dieren. De mens zocht min of meer gematigde streken op om zich te vestigen en paste zich daar aan, door zich te beschermen tegen de klimatologische omstandigheden. De mens ontvlucht zijn habitat niet jaarlijks, maar past het aan aan zijn behoeften. We zoeken bescherming in holen of bouwen hutten, steeds beter en groter. En we maken gebruik van de pels van andere dieren, in plaats van er zelf een te groeien. En dan leren we zelf vuur maken, om ons te verwarmen en ons voedsel te bakken en te koken. Dat maakt het mogelijk dat wij overleven zonder ons fysiek aan te passen. We hoeven niet te leren vliegen, we zijn sedentair, we vinden ons voedsel waar we wonen, en als we er niet genoeg vinden, dan planten en zaaien we er, tot we er genoeg hebben, of teveel, dat we dan kunnen bewaren, of ruilen, of verkopen…

    Het zijn twee verschillende manieren om te overleven. De eenden werken niet, ze leven van het voedsel dat ze vinden. Maar dat betekent dat ze zich moeten verplaatsen met de seizoenen, zodat ze altijd het voedsel hebben dat ze gewoon zijn te eten. De mens blijft waar hij is en eet alles, en zorgt dat hij altijd te eten heeft. De eend heeft leren vliegen en kan enorme afstanden moeiteloos overwinnen, haar lichaam is er helemaal op voorzien. Ze kan ook zwemmen, maar lopen doet ze niet zo goed. Ze kan zich perfect oriënteren en heeft ook een soort van geheugen. Maar dat is het zowat. Doordat de mens zich voortdurend moest aanpassen aan zijn omgeving, of sterven, hebben wij andere vaardigheden ontwikkeld, andere lichaamsdelen ook, in de eerste plaats onze hersenen, die ons uitstekende diensten bewezen hebben in de loop van de evolutie en tot op de dag van vandaag. Wij eten eend, de eenden eten geen homme à l’orange of ‘gelakte mens’.


    Hebben wij de beste keuzes gemaakt?

    De mens is vandaag een erg precair wezen. Wij kunnen niet overleven zonder onze hoge technologie en onze beschaving. Vergelijk dat met een eend: die is volkomen autarkisch, zelfs na enkele dagen na de geboorte al. Een eend hoeft zelf niet te zorgen voor wat ze nodig heeft, ze vindt alles in de natuur, ook een partner om te paren. Wij daarentegen moeten zowat voor alles zorgen, met grote moeite en veel gezamenlijke en individuele inspanningen. Het resultaat is dat wij in staat zijn tot wonderbaarlijke dingen, onze technologie en onze cultuur. Daarin blinken we uit. De meeste mensen zijn vrij hulpeloos en overleven maar dank zij de samenleving en de beschaving. In de wilde natuur houden we het niet langer dan een paar dagen uit.

    En toch vind ik dat wij als soort inderdaad de juiste keuzes gemaakt hebben, al moet je dat natuurlijk in evolutionaire termen zien en niet als bewuste, doelgerichte keuzes: het is de natuurlijke selectie die onverbiddelijk werkt volgens de natuurwet en zorgt voor de survival of the fittest, zonder een bepaald einddoel voor ogen. Doordat wij vooral ‘ingezet’ hebben op onze hersenen, hebben we als soort een voorrangsstatuut verkregen in de natuur tegenover zowat alle andere diersoorten.

    Maar dat is een relatieve kwestie. We kunnen immers niet kiezen. We zijn een mens, of een eend. Een mens kan niet leven als een eend, en vice versa. Je kan je als mens wel inbeelden wat het zou zijn om een eend te zijn, en dat kan wel een aantrekkelijk idee zijn, maar niet een dat je kan waarmaken. Ik ben blij dat ik een mens ben, maar als ik een eend was, dan was ik waarschijnlijk ook blij dat ik een eend was.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    07-03-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Grootschaligheid

    Sinds ik op pensioen ben, is mijn wereld spectaculair gekrompen. Ik heb heel mijn loopbaan doorgebracht in historische gebouwen in Leuven en contacten gehad met mensen uit de hele wereld. Ik heb gereisd (met mate) en grote manifestaties meegemaakt en er zelfs georganiseerd. Ik heb bovenop de Twin Towers gestaan in New York en op de Eiffeltoren in Parijs. Ik ben de oceaan overgevlogen, heb (bescheiden) bergen beklommen en in onderaardse grotten rondgelopen. Ik heb kathedralen bezocht, landhuizen, kloosters en paleizen. Ik heb de hand geschud van koningen (één, die van ons), presidenten (ook één, die van Israel), ministers, kardinalen en aartsbisschoppen en geleerde professoren.


    Daar is heel plots een einde aan gekomen toen ik zestig werd en op pensioen ging. Niet dat ik die wereld mis, integendeel. Ik voel me veel meer op mijn gemak in mijn kleine wereld. Het is zelfs zo dat ik allengs de buitenwereld ben gaan schuwen. Het grote, het verre, het dure, het indrukwekkende en geweldige, het schrikt en stoot me veeleer af.

    Stilaan begon ik dan te denken dat er iets verkeerd is met de wereld, dat wij ons als mensheid veel te veel bezig houden met het grootschalige, dat we al te zeer ingrijpen in onze omgeving, dat we onze middelen niet goed gebruiken.

    Dat gevoel heb ik zeker als ik kijk naar kerken en paleizen uit vroegere tijden. Ik vraag me dan telkens af: wie heeft dat betaald, en waar was dat voor nodig? Had men dat geld niet beter kunnen gebruiken? Mijn eerste gedachte is altijd: grootheidswaanzin, en de tweede: diefstal, uitbuiting. Waarom moet een vorst een paleis hebben? Wat is het nut van een justitiepaleis zoals dat in Brussel? Wat heeft de gemeenschap daaraan?


    Maar een zelfde gedachte komt bij me op als ik de nieuwe kathedralen en paleizen zie, de kantoorgebouwen, de zetels van banken en internationale bedrijven en organisaties, de luxehotels, de wellness-centers, de shopping malls, de musea en concertgebouwen, de ziekenhuizen en rust- en verzorgingscentra. Wij hebben het blijkbaar nog niet afgeleerd.




    En niet alleen de gebouwen: kijk eens naar het verkeer? Hoeveel auto’s en vrachtwagens en motorfietsen rijden er rond, en wat voor! Kijk eens naar de schepen die we bouwen en de vliegtuigen! Kijk eens wat we eten en drinken, kijk eens naar de communicatiemiddelen, naar de sportmanifestaties en de vrijetijdsbesteding…

    Spontaan voel ik aan dat het zo niet moet, en ik doe er ook niet aan mee. Als je het niet eens bent met iets, dan ben je ook geneigd om het te veroordelen en te willen veranderen. Dat laatste blijkt echter totaal onmogelijk: de wereld is grootschalig en evolueert snel verder in die richting, en zeker niet terug naar het kleinschalige.

    Ik wist niet goed hoe ik daarmee moest omgaan. Tot ik gisteren, bij het bekijken van een documentaire op tv over de winning van kopererts plots tot deze gedachte kwam: de hedendaagse wereld is zoals hij is, en ik heb er geen idee van wat er allemaal gebeurt en hoe; mijn mening is dus verre van gegrond en doet er dus niet echt toe. Bovendien kan ik er op mijn eentje niets aan veranderen, zelfs als ik het bij toeval bij het rechte eind zou hebben (en al de anderen niet…).

    Wat is dan de oplossing? We moeten de wereld zien als het resultaat van ontelbare factoren, die niemand in de hand heeft, die niemand helemaal in de hand kan houden. We zijn met zeven miljard mensen en die zijn allemaal druk bezig de wereld te maken zoals hij is. Daar moeten we van vertrekken, dat is het gegeven: een wereld die permanent in wording is, zonder dat er centraal aangestuurd wordt. De mensen passen zich aan aan die wereld, en dat heeft op zijn beurt weer consequenties die niemand had voorzien, en zo steeds verder.

    Als individu moet ik mij in die vrij chaotische wereld bevestigen en handhaven. Ik kan me verwonderen over het resultaat van die zeven miljard bezige mensen, ik kan me eraan ergeren, ik kan mijn mening daarover ventileren, maar de impact van mijn persoonlijke bemoeienissen is minimaal. Dat wil niet zeggen dat ik de schouders moet ophalen en berusten, helemaal niet, en ook niet dat ik mij helemaal van de wereld moet afkeren en als een kluizenaar gaan leven ergens op een onbewoond eiland.

    De oplossing, zo meen ik, is bewust leven in de wereld zoals hij is. Bewust, dat wil zeggen dat ik me niet laat meedrijven met de massa, maar voortdurend keuzes maak. Met sommige evoluties zal ik meedoen omdat ik er volledig kan achter staan, andere zal ik afkeuren en er dan ook geen gebruik van maken. Als anderen dat wel willen doen, dan doen ze dat maar, ik hoef niet in hun plaats te beslissen. Ik zal bij gelegenheid mijn afkeer of gebrek aan belangstelling wel laten blijken, maar ik mag niemand dwingen om iets te doen of te laten.

    Bijvoorbeeld. Mensen reizen massaal. Ik vind dat een enorme verspilling van tijd en energie, en doe er dus niet aan mee. Ik vind niet dat mensen moeten vliegen, maar ik kan daar niets aan veranderen. Mensen drinken alcohol, roken en gebruiken drugs. Ik meen dat ze dat beter niet zouden doen. Maar het is onmogelijk om dat probleem op te lossen op korte termijn, of misschien zelfs ooit. Ik moet dus mijn verstand gebruiken en er zelf niet aan mee doen, en ten gepaste tijde laten horen dat het, volgens mij en volgens de wetenschap, niet goed is. Ik mag wel dromen van een andere wereld, maar ik moet er ernstig rekening mee houden dat die er voorlopig niet komt. Ook dat is een realiteit waarmee ik rekening moet houden in mijn eigen leven.

    We moeten dus niet alleen de fysieke, natuurlijke wereld nemen zoals hij is, de bergen, de zee en de rivieren, maar ook wat de mens daarvan gemaakt heeft. De mens als soort heeft een ongelooflijke invloed op zijn omgeving en op de medemens. Als individu is je invloed infinitesimaal klein, en de tijd dat je hier bent is zo voorbij. Het is dus belangrijk dat je de juiste keuzes maakt voor jezelf. Op die manier bepaal je op een bescheiden wijze mee het algemeen eindresultaat.




    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    08-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liegen - Sam Harris





    Waarom je nóóit moet liegen
    is het elfde boekje uit de reeks Kleine boekjes van Uitgeverij Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen. ‘Goed geschreven non-fictie van schrijvers die je verrassen met hun prikkelende kijk op de wereld. Om de twee maanden verschijnt een nieuwe uitgave: van economie tot geschiedenis, van lifestyle tot kunst, van sport tot psychologie. In 100 pagina’s, 90 minuten lezen, ben je een hoop wijzer. Kleine boekjes, grote ideeën.’
    www.kleineboekjes.nl

    Aldus de uitgever. Klein is dit boekje zeker: de tekst beslaat amper 72 bedrukte bladzijden en is gezet uit een erg forse letter. Je krijgt zo acht woorden per regel, 23 regels per pagina. Ik las het in minder dan een half uur.

    Vormelijk is alles in orde: keurig gedrukt, fraaie kaft, ecologisch papier.

    Ook voor de prijs moet je het in principe niet laten: 7,50 € en in elk boekje tref je een bon aan voor een reductie van 2,50 € bij de aankoop van een volgend boekje.

    Inhoudelijk is het minder gelukt. Vooreerst de vertaling uit het Engels: te haastig gemaakt, vrees ik. Het Engels wordt veeleer letterlijk omgezet in Nederlandse woorden, en het resultaat is irritant onidiomatisch ‘Nederlands’. Af en toe zijn er ernstige grammaticale tekorten: ‘Zij verbroken stilletjes hun vriendschap met hen’ (p. 56). De verleden tijd van ‘verbreken’ is ‘verbraken’.

    Sam Harris situeert men af en toe in het groepje dat men de New Atheists noemt, samen met Dawkins, Dennett en de helaas overleden Hitchens. Persoonlijk meen ik dat hij in dat illustere gezelschap niet thuishoort; hij haalt nooit het literaire noch het academische niveau van deze eminente auteurs.

    Dat blijkt ook uit dit gelegenheidswerk, dat hij ‘in opdracht’ (van wie of wat?) schreef. Ik vermoed dat hij er net zo lang aan geschreven heeft als de tijd die ik nodig had om het te lezen. Het zijn gemelijke gemeenplaatsen, apocriefe anekdoten, wazige wijsheden en losse levenslessen. Er staat niet één gedachte in die je niet spontaan zelf kan bedenken over dit onderwerp. Er is geen onderliggende filosofische basisidee waarop het betoog gegrond is. De enige reden om niet te liegen die de auteur lijkt te zien, is er een van louter praktische aard: je maakt het jezelf moeilijk, omdat je moet onthouden wat je gelogen hebt, omdat leugens uitkomen, omdat je door de mand kunt vallen, omdat niet liegen eenvoudiger is, omdat ook de anderen beter af zijn als je niet liegt.

    Daarmee ontwijkt de auteur de ernstige morele vragen die wij ons dagelijks moeten stellen bij onze communicatie en onze omgang met anderen. Hij vertrekt steeds van individuen, in de eerste plaats het ‘ik’, en toont dan wat liegen voor nare gevolgen kan hebben voor elk individu, zowel de leugenaar als de belogene. Liegen is dan nog louter een ongepaste overtreding van de etiquette, een sociale faux pas, meer niet.

    Het woord ‘eerlijkheid’ komt bij mijn weten niet voor in deze tekst, noch de reden waarom men eerlijk moet zijn. Wanneer mensen enkel met elkaar omgaan volgens de regels van de etiquette, heeft men wel een ‘nice’ samenleving, maar geen eerlijke. Wie echt contact wil met zijn medemensen, moet de etiquette overstijgen en eerlijk omgaan met de andere. Enkel op die manier is er sprake van persoonlijke verrijking voor elk van de betrokkenen. Niet liegen is niet hetzelfde als de waarheid spreken, zoals de afwezigheid van oorlog niet hetzelfde is als vrede, zoals Spinoza ons voorhoudt in zijn Staatkundige Verhandeling.

    Ik kan dit boekje dus niet aanbevelen, het is verloren moeite en weggesmeten geld. Je vindt op internet gratis heel wat interessantere teksten dan wat we hier voorgeschoteld krijgen. En je kan dit boekje niet eens als een cadeautje of als relatiegeschenk gebruiken zonder te suggereren dat jij en/of de andere misschien wel een leugenaar is.

    Ook de andere titels uit de reeks lijken me weinig interessant, al duiken er bekende namen op bij de auteurs: de onvermijdelijke Alain de Botton, maar ook de respectabele Geert Mak. Er is ook een boekje dat zich afvraagt: ‘Wat wil de vrouw?’ en dat geschreven is door ene ‘Joyce Roodnat (sic)’.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    27-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aforisme

    Wat onze hoop en onze verlangens opwekt, is het bewustzijn van mogelijkheden. Hoe meer we ervan verwachten, en hoe meer voor de hand liggend de vervulling lijkt, hoe groter ons verlangen, maar ook onze frustratie wanneer de vervulling verhinderd wordt en uitblijft. Hoop doet leven, wanhoop doodt.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    13-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spelen

    Spelen. Toen ik klein was, was dat mijn eerste zorg. Al het andere was een hinderpaal en uitstel in afwachting van de verrukking van het spel, dat zich meestal situeerde in de wereld van mijn rijke verbeelding, maar dan wel voluit ‘gespeeld’ zoals in het theater, met dialogen met gefingeerde gesprekspartners. Ik speelde bijna altijd alleen. Als er anderen bij betrokken waren, ging het onvermijdelijk fout.

    Volwassen worden betekent afscheid nemen van het spel. Er bleef nog wat sport over, tafeltennis, echt tennis, zwemmen, maar dat is niet echt spelen, zeker niet als er een competitieaspect bij komt kijken. Toen de kinderen wat groter werden, speelden we al eens kaart, kleurenwies, maar dat liep meestal uit op onaangename debatten, en dat was dan dat.

    Ik kan me nog nauwelijks de tijd herinneren dat ik nog eens echt gespeeld heb, en er ook van genoten heb. Lut merkte dat enkele dagen geleden op, toen ik me nog maar eens aan het afvragen was hoe ik het best mijn avonden zou vullen. Zij speelt graag: kruiswoordraadsels en dat soort dingen, puzzels, tangrams, zelfs haar artistiek werk heeft soms veel van een spel.

    Bij mij is het allemaal zo ernstig… Een bezigheid moet voor mij het liefst zinvol zijn en verantwoord, verrijkend, uitdagend en zo mogelijk ook nog belangrijk. Niet dat ik daar geen plezier aan beleef, integendeel! Ik kan intens genieten en ontroerd zijn tot tranen toe, van geluk of verdriet, al naargelang. Ik kan dus niet zeggen dat ik het spelen mis, helemaal niet. Zelfs het lezen van een roman of een detectiveverhaal, wat je als een soort spel zou kunnen beschouwen, trekt me niet meer aan. De verbeelding van anderen kan me niet meer boeien. Vroeger wel: rond mijn vijfentwintigste heb ik honderden SF-stories gelezen. En als student was ik letterlijk In de ban van de Ring (Tolkien). Toen ik op pensioen ging, ben ik detectiveverhalen beginnen lezen, P.D. James, Ed McBain, ik heb er alles van in huis, net zoals van John Le Carré. Maar het zegt me niet veel meer.

    Ik heb me verdiept in meer wetenschappelijke literatuur: de evolutieleer, sociobiologie en evolutionaire psychologie, neurowetenschappen, filosofie, theologie, de Verlichting, Spinoza. Dat is nu mijn dagelijkse bezigheid, van de vroege morgen tot ik ga slapen. Ik lees, schrijf, vertaal, correspondeer, zoek van alles op... Het vult mijn dagen, met korte onderbrekingen voor licht huishoudelijk werk. Zelfs mijn middagdutje komt er meestal niet meer van. Soms werk ik zeer intens, uren aan een stuk door, tot mijn ogen beginnen te protesteren en ik overal steken en krampen krijg. Dan moet ik wel stoppen, even toch…

    Ik weet het, het is een eenzijdig leven. Maar is dat niet voor ongeveer iedereen zo? Ik heb mijn draai gevonden, ik ben tevreden met wat ik doe. Ik voel me goed in mijn huis, samen met Lut. We genieten van wat we doen en van het vredig samenzijn. Ik kan me geen mooiere ouwe dag voorstellen.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    02-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.keuzes maken

    De economie is veel te ingewikkeld geworden dan dat jij en ik ze nog zouden kunnen begrijpen. Maar laten we toch eens proberen om enkele basisprincipes te onderzoeken.

    Wanneer wij in de supermarkten en shopping centers rondlopen, worden we overstelpt door de veelheid en verscheidenheid van het aanbod. Voor elk product, ook voor de basisvoorzieningen, hebben we een zeer ruime keuze, met verschillende prijzen en kwaliteiten. Dan vragen we ons wel eens af: moet dat nou? Heeft dat zin?

    Maar wat willen we dan? In feite dit: dat er één soort is, van een behoorlijke kwaliteit, in een handige verpakking, voor een redelijke prijs. Dat zou ons de moeite van het vergelijken besparen. Het zou ook veel gemakkelijker zijn voor de producent en de verkopers. Iedereen tevreden dus. Waarom dan niet? Waarom al die verschillende prijzen, formaten, verpakkingen, soorten en kwaliteiten?

    Laten we eens veronderstellen dat we van alles één model zouden hebben. Boter, melk, mineraalwater, aardappelen, pasta, kip, confituur, noem maar op. Maar dan moet er een instantie zijn die dat allemaal regelt, de staat bijvoorbeeld. Die gaat dan bepalen aan welke vereisten elk product moet voldoen en zal ook de prijs bepalen en zorgen dat er voldoende voorraad is, en geen overschotten. Prima! Een hele vereenvoudiging. Geen reclame meer, geen bonnetjes, geen promoties; blindelings aankopen zonder aarzelen of vergelijken… Waarom niet?

    Omdat er in een dergelijk systeem van alles kan verkeerd gaan. De staat heeft dan alles in handen, bepaalt alles, van hoog tot laag, van het begin tot het einde. Iedereen werkt dan in dienst van de staat. Ook daar gaat het er heel rationeel aan toe: iedereen krijgt hetzelfde werk en hetzelfde loon, met aanpassingen aan de elementaire behoeften: een gezin met kinderen krijgt meer loon naargelang het aantal kinderen en een ruimere woning. Maar een arts krijgt geen hoger loon dan een vuilnisman. Waarom ook? Iedereen werkt toch om te werken, niet om geld te verdienen, dat krijgt men zo, genoeg om alles te kopen wat men nodig heeft en de rest is gratis. Iedereen gelijk.

    Wij hebben gezien dat men dergelijke experimenten heeft uitgeprobeerd, op grote en kleinere schaal. Denk aan het communisme, in Rusland, Cuba, Vietnam, Cambodja, Noord-Korea, Albanië, Oost-Duitsland…

    Waarom is het telkens mislukt, niet een klein beetje, maar faliekant en dramatisch?

    Blijkbaar voelt een mens zich niet goed in een dergelijk systeem. Let wel, er zijn heel positieve aspecten aan. Als alles in principe voor iedereen toegankelijk is, zoals onderwijs, ziekenzorg, kunst en cultuur, maar ook huisvesting, voedsel, drank, kledij… dan is dat in principe fantastisch, natuurlijk. In principe. Want alles hangt af van de beschikbaarheid van ‘alles’, en van de kwaliteit van ‘alles’. En daar loopt het goed fout.

    De staat, dat is een log mechanisme, waar eenvoudige mensen zoals jij en ik belangrijke beslissingen moeten nemen met enorme gevolgen, aangezien het telkens gaat om basisvoorzieningen voor de hele bevolking. Als er iets mis gaat in het complexe proces, dan is er niets om op terug te vallen. Als die ene fabriek die toiletpapier maakt op een dag afbrandt, dan is er geen toiletpapier, bij manier van spreken. Als de fabriek die velgen maakt voor fietsen niet goed afgesproken heeft met de fabriek die de banden maakt, dan zitten we met een probleem. Als de oogst mislukt, en oogsten mislukken al eens, dan is er hongersnood. Enzovoort.

    Gevolg: er is voortdurend van alles te kort en teveel, en de onderdelen passen niet op elkaar.

    Er is ook een probleem met de kwaliteit. Een basisproduct is precies dat, en niets meer. Ergens beslist iemand over de kwaliteit van het toiletpapier, en dat is dat: iedereen heeft dat toiletpapier. Niet het best mogelijke, maar een goed gemiddelde. Maar de fabriek die het moet maken is ook maar van een gemiddelde kwaliteit. En de mensen die er werken ook. Er is geen enkele reden waarom ze harder zouden werken, of zorgvuldiger. Ze hoeven niet na te denken over het productieproces, over de verbetering van het product: alles is voor hen beslist van hogerhand. Gaat het verkeerd? Het is niet hun schuld, maar die van de overheid, en die moet het dan maar oplossen. Bij gelegenheid. Maar die overheid bestaat ook uit een goed gemiddelde, en ook zij hebben geen enkele reden om harder of beter te werken. Er is ook niets aan verdiend, voor niemand: je wordt niet beter betaald als je harder of beter werkt: iedereen gelijk, weet je wel?



     





    We hebben het zien gebeuren: wat in principe een arbeidersparadijs moest worden, werd een hel. Al wat kon verkeerd gaan, deed dat ook, en hoe. De mensen die moesten beslissen waren onbekwaam in het beste geval, en sadistische megalomane én onbekwame dictators in het slechtste geval, wat dan ook nog het vaakst voorkwam, en niet toevallig natuurlijk. Wanneer niet de beste mensen aan bod komen, zijn het uiteindelijk de slechtste, de minst scrupuleuze, de meest machtsgeile, de meest onbeschaamde en onbeschofte.

    Er is ook een ander systeem, dat spontaan ontstaan is en elke dag nog spontaan ontstaat. Er is blijkbaar behoefte aan toiletpapier. Tussen haakjes: dat is een recente behoefte, zelfs bij ons; ik herinner me levendig dat wij het als kinderen zonder deden en ons moesten behelpen met het papier van kranten en tijdschriften. In grote delen van de wereld is dat nog zo. Maar goed, hier bij ons is er dus nood aan toiletpapier; als het er plots niet meer zou zijn, dan was dat een echte crisis. En dus zijn er mensen die daarop inspelen. Ze maken toiletpapier en verkopen dat. Het beste toiletpapier zal ook het meest succes hebben, als het ten minste betaalbaar is. En wat is het beste toiletpapier? De meningen zijn verdeeld… En dus zal men verschillende soorten maken, voor elk wat wils. Ook een ‘goed gemiddelde’, met een goede prijs-kwaliteitverhouding. Voor hetzelfde geld kan men roze, blauw en groen papier maken, dus waarom niet? En in een aantrekkelijke verpakking, en in verschillende hoeveelheden enzovoort, bekijk het aanbod eens. Als er teveel geproduceerd wordt, zal de producent met overschotten zitten, en dus de productie afbouwen, tot men weer verkoopt. Als er tekorten zijn, zal een andere producent inspringen. En beginnende producenten zullen proberen om de markt te veroveren met een nieuw concept, of een goedkoper product, dat even goed is of nog beter, dank zij een beter productieproces, een modernere fabriek, betere knowhow, beter opgeleid personeel, of beter betaald personeel, dat dan harder en beter gaat werken…

    Je ziet het zo gebeuren: men zoekt naar de beste manier om het beste product te maken en het ook te verkopen. En de klant is koning: hij of zij koopt je product, of net niet. De klant is veeleisend, want hij en zij kan kiezen. Dat is de markteconomie, en die is niet aangestuurd door bureaucraten van de staat, maar door de economie zelf: vraag en aanbod. Dat is de motor voor een spectaculaire verbetering van de levensomstandigheden in e laatste tienduizend jaar. Iedereen zoekt zijn eigen voordeel, maakt zijn eigen compromissen, gaat zich te buiten aan dwaze uitgaven, of stelt zich tevreden met ‘een goed gemiddelde’, of doet helemaal niet mee aan sommige gekten.

    Neem nou kattenvoer. Toen ik jong was, was er geen kattenvoer, en toch waren er katten, en ik heb niet de indruk dat er nu meer katten zijn dan toen. Maar in de supermarkt zijn er nu hele afdelingen met niets dan kattenvoer, in een ongelooflijk aanbod van soorten en kwaliteiten, en van alle prijzen. Wij hebben geen kat, maar toch (of precies daarom) ergeren wij ons aan dat enorme aanbod. Is dat terecht?


     





    Het hangt ervan af. Vanuit een economisch standpunt is er niets mis met kattenvoer, noch met het enorme aanbod. Op een dag is er een gewiekste kerel of dame geweest die dat gat in de markt gezien heeft en die het eerste kattenvoer heeft aangeboden. En dan was er een andere die beter voer, of goedkoper aanbood. En een die hetzelfde voer goedkoper kon produceren. Enzovoort. En dan de reclame nog, en voor je het weet, staat er meer kattenvoer in de winkel dan babyvoedsel.

    Een schande? Niet vanuit economisch standpunt. Daar is alles wat verkoopt ook goed. Moreel gezien dan? Niemand is verplicht kattenvoer te kopen. Als wij het kopen, dan is dat omdat wij dat willen, omdat we denken dat wij er goed aan doen, voor onszelf en voor onze katten.

    Waarom zijn zoveel mensen dan toch geschandaliseerd door al dat kattenvoer?

    In onze economie produceren we wel meer overbodige zaken. Neem nu vuurwerk. Dat is er altijd al geweest, ik herinner me fantastisch vuurwerk op de laatste dag van de jaarlijkse kermis, dan kwam de hele stad kijken, met veel oooh en aaah’s, vooral bij de apotheose, den bloemekee, zoals wij zeiden, een volksetymologie voor het Franse ‘bouquet’. In een speelgoedwinkeltje kon je ook voetzoekers kopen, maar die hadden maar weinig succes, het was meer een kwajongensstreek, en er waren meer aantrekkelijke zaken om je geringe zakgeld aan te verdoen, zoals snoep…

    Met Nieuwjaar was het een pandemonium van vuurwerk, van in de vroege avond tot lang na middernacht, iedereen leek eraan mee te doen. Geef toe: het is nergens voor nodig, het is pure geldverspilling. En toch doen we het. We gaan ook op reis, we drinken cava, champagne en prosecco en wijn en bier, we eten kaviaar en kreeft… We zijn wel heel ver van de gedwongen soberheid van het communisme. We leven in luxe, weelde en overdaad.

    Het is precies daar dat het schoentje wringt. Niemand wil het communisme, dank je wel, zelfs de socialisten willen dat niet (al is het wel de grond van hun ideologie, dus toch maar uitkijken…). Maar er zijn wel meer en meer mensen die vinden dat het een beetje de spuigaten uitloopt met het ongebreideld aanbod. Maar ligt het probleem bij het aanbod? Als iemand een product aanbiedt dat niemand wil, dan zal dat niet lang duren. Dus moeten we ervan uitgaan dat als iets succesvol is, het ook aan een behoefte, een nood of een verlangen beantwoordt.

    Het grootste deel van mijn leven heb ik zonder GSM of mobieltje doorgebracht en ook nu nog gebruik ik het toestel dat ik heb zo goed als nooit, de rekeningen die ik krijg, zijn meestal 0 euro, en nooit boven de 1 euro per maand. Maar de markt voor die toestellen en voor het gebruik ervan is wel spectaculair. Miljarden mensen bellen elkaar dag en nacht en sturen elkaar voortdurend boodschappen. Het toestel heeft dus een behoefte gecreëerd, zo lijkt het wel.

    Ik weet het niet. Mij lijkt het veeleer zo te zijn dat het toestel aan een verlangen beantwoordt, namelijk om te allen tijde met elkaar te kunnen communiceren, onder alle omstandigheden, iets waartoe we niet in staat zijn zonder technische hulpmiddelen. Het is dus een verbazingwekkende uitbreiding van mogelijkheden die we vanzelf hebben. Aanvankelijk was dat zo duur dat enkel professionele gebruikers zich daar voordeel konden mee doen. Door de massaproductie en, inderdaad, de vrije markteconomie zijn de toestellen en de diensten echter zo goedkoop geworden, dat niemand nog aarzelt om zich er eentje aan te schaffen. Het is zo’n geringe investering dat men er niet meer bij stilstaat. Het is een evident attribuut van de mens geworden. Zoals de auto, de fiets, de tv, de computer, wapens, eetgerei, kleren, brillen, tand- en andere prothesen, wc, centrale verwarming, microgolfoven, koelkast en diepvries enzovoort enzovoort enzovoort.

    En zo biedt onze wereld alles aan wat men maar kan bedenken. Dat is het resultaat van de vrije markteconomie, of van het kapitalisme, het systeem waarbij iedereen probeert om het zo goed mogelijk te hebben, op welke manier dan ook en met welke middelen dan ook. De prijs van een product wordt niet bepaald vanuit morele overwegingen, maar vanuit economische. Niet de overheid bepaalt het aanbod of de prijs, maar de economie, met andere woorden, wijzelf. Wij maken zelf onze wereld, door de keuzes die wij maken. Dat we daarbij beïnvloed zijn door het aanbod en door onze omgeving, dat is nogal wiedes. Maar uiteindelijk bepalen wij zelf wat wij met dat aanbod doen: het aanvaarden en er de prijs voor betalen, of niet.

    Als we dus verontwaardigd zijn over de excessen van onze maatschappij, dan doen we er goed aan het alternatief te overwegen. Willen we het ook zonder dat enorme aanbod doen? Met voor alles ‘een goed gemiddelde’? Met schaarste en hongersnood, slechte kwaliteit, corruptie en sociaal misbruik, bureaucratische onbekwaamheid, staatsinmenging in ons privéleven, lethargie en cliëntelisme? Zeg niet dat ik overdrijf: we hebben het gezien en we zien het vandaag nog steeds om ons heen.

    Als ik moet kiezen, en het is een keuze waaraan niemand ontsnapt, dan word ik verscheurd. Mijn moreel aanvoelen dwingt me om te dromen van een Utopia waar iedereen gelijk is en vrede neemt met sobere voorzieningen die ons in staat stellen om te overleven in vrede en in een innige vereniging met elkaar en met de natuur. Maar de geschiedenis leert ons dat utopia letterlijk moet genomen worden: oe-topia, nergens in het Grieks. Het arbeidersparadijs bestaat niet.

    En dus blijft er enkel dat ander alternatief over: de vrijemarkteconomie en het kapitalisme, met de excessen. Ik weet het: de staat grijpt toch in, vooral om de excessen te vermijden. Maar de fundamentele keuze moet toch gemaakt worden: vrijheid of staatsdirigisme, daarover gaat het uiteindelijk. En nee, er is geen derde weg, geen gulden middenweg.





     

    Wij kunnen misschien dromen van een pastorale idylle in het hart van Afrika, maar daar is geen idylle, enkel The Heart of Darkness. Laten we ons geen illusies maken: de hele wereld droomt ervan te leven zoals wij. Als men de mensen vrij laat kiezen, dan kiezen wij voor onze moderne consumptiemaatschappij, met alles erop en eraan.

    Als we dus nog eens de neiging voelen om te kankeren over alles wat zo verfoeilijk, immoreel en onrechtvaardig, kortom zo onmenselijk is in onze wereld, laten we dan bedenken dat de mens is zoals hij en zij is, en niet zoals wij vinden dat ie moet zijn. Als we vrijheid willen, moeten we de excessen erbij nemen, ze horen er net zo bij als de kerkers en de goelags bij het communisme en de concentratiekampen bij het nationaal-socialisme.

    Als ik moet kiezen, zei ik, dan is mijn keuze gauw gemaakt. En als bij de volgende verkiezingen een of andere bevlogen moralist komt zeggen dat de maatschappij dringend helemaal hervormd moet worden en dat hij een model klaar heeft, dan weet ik meteen ook op wie ik niet moet stemmen.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    30-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De avonden

    Gisteren had ik de hele dag voor het computerscherm doorgebracht, zoals het mij wel vaker vergaat. Je leest, je schrijft, je kijkt iets na, zoekt iets op, schrijft nog meer, er komen e-berichten binnen (ik zoek naar een goede vertaling van e-mail), je beantwoordt die, je haakt in op een discussie op Facebook, je luistert continu naar de internetradio en naar je eigen cd’s en voor je het weet is het tijd om het avondeten klaar te maken.

    Lut kijkt graag naar het nieuws. Sinds ik de VRT heb afgezworen, kijken we naar het VTM-nieuws en het valt ons op dat de zo vaakgeroemde objectiviteit en degelijkheid van de VRT een mythe is: op geen enkel ogenblik moet de verslaggeving en presentatie op VTM onderdoen voor de VRT.

    Indien ik alleen zou zijn (een lot dat ik mezelf noch iemand anders geenszins toewens), zou ik wellicht niet naar het nieuws kijken. Ik kan het missen, en dat is al een voldoende reden. Bovendien erger ik me voortdurend aan wat we aangeboden krijgen. Moorden, diefstallen en overvallen, branden, ongevallen, bedrijfssluitingen, burgeroorlog en militaire interventies, economische crisis, werkloosheid en armoede, ziekten en epidemieën, droogte en overstromingen en nog veel meer onheil en zwartgalligheid. De enige afwisseling bieden beelden van ongehoorde luxe en ontspanning, inclusief de sport. Nee, laat maar, voor mij hoeft het al lang niet meer, ik weet onderhand hoe het er in de wereld aan toe gaat.

    Na het nieuws duikt Lut in haar geliefkoosde avondlijke bezigheid: een boekje met puzzels, doorlopers, kruiswoordraadsels, cryptogrammen en dies meer. Af en toe stelt ze me op de proef met een vraag, meestal over de antieke mythologie, over een Latijns woord of iets uit de muziek. Soms weet ik het meteen, maar steeds vaker moet ik vaststellen dat ik het ooit geweten heb, dat ik het zou moeten weten, het ligt zelfs op de punt van mijn tong, maar het komt niet. Ik weet wat ik zoek, soms overduidelijk, bijvoorbeeld de naam van een persoon, een auteur, ik zie hem voor me, ik kan de titels opnoemen van de boeken die hij of zij geschreven heeft… Maar de naam? Noppes. Gelukkig is er Google en met enkele hints staat het weer duidelijk voor me: Simon Schama! Hoe kon ik het vergeten! Maar als ik huisgenoten of kennissen om hulp vraag: je weet wel, dinges, die dat boek geschreven heeft over de Franse Revolutie en de Gouden Eeuw in Nederland, die in de New Yorker schrijft, en cultuurprogramma’s maakt en presenteert op de BBC…, dan weten ze het ook niet, ze hebben zelfs nog nooit van Simon Schama gehoord. Zij kennen hem niet, ik wel, maar ik kan niet op zijn naam komen. Het resultaat is hetzelfde.

    Wanneer Lut zich verliest in de meanders van haar cryptogrammen, begint voor mij wat de laatste tijd het meest frustrerende, irriterende en ongelukkige deel van de dag is. Nog meer schrijven en nog meer lezen, en nog meer op het computerscherm staren? Naaah, toch maar niet als eerste keuze; de laptop blijft in de tuinkamer.

    En dan begint het zappen. Sinds enige tijd heeft Telenet zijn programmagids in een nieuw kleedje gestoken. Het grote verschil lijkt me hierin te bestaan dat ik de lettertjes van de tekst niet meer kan lezen. Met mijn trifocale brillenglazen moet ik proberen om het smalle strookje voor de tussenafstand te passen, maar zelfs daarmee lukt het me niet; het is meer gissen dan lezen en als ik het echt wil weten, moet ik een onderwerp selecteren en de details lezen, maar die zijn in even kleine letters gezet…

    Meestal zijn al mijn inspanningen om iets interessants te vinden echter vruchteloos. Reeksen bekijken we niet, de meeste films hebben we al herhaaldelijk gezien, de documentaires zijn ook vaak herhalingen van BBC of National Geographic. En dus eindigt mijn verkenning van het aanbod gewoonlijk met een diepe zucht en schakel ik over naar de muziekzender Mezzo, die echter ook veel, heel veel herhalingen brengt, of naar een radiostation met klassieke muziek zonder commentaar. Heb dan al zo’n ruim aanbod, waarvoor je tenslotte een hoop geld betaalt, en dan luister je nog gewoon naar de radio. We hebben zelfs een schotelantenne met decoder, dus nog eens honderden zenders meer, en nog altijd niets dat me kan boeien.

    Ik heb ook een aardige verzameling dvd’s, vooral muziek: opera’s en andere grote werken, ook wat kamermuziek, maar ook enkele films, klassiekers vooral, en enkele tv-series van de BBC, zoals Brideshead Revisited en enkele verfilmingen van Le Carré. Maar dat is allemaal vrij zwaar spul, en na een dag intellectuele arbeid (zo mag ik mijn bezigheid wel noemen, vind ik) ben ik op zoek naar ontspanning. Tevergeefs. Ik ben te veeleisend, natuurlijk: ik verwacht van mijn ontspanning dat ze van hetzelfde niveau is als mijn inspanning. Dom van mij, blijkbaar.

    En dus neem ik toch maar weer een boek vast, met klassieke muziek op de achtergrond. Maar ik merk dat mijn ogen vermoeid zijn en ook mijn brein: vanaf negen uur gaat het er niet meer zo vlot in, aan het einde van een paragraaf of een bladzijde merk ik dat ik niet meer weet wat ik nu precies net gelezen heb, en moet ik opnieuw beginnen, maar vaak met hetzelfde resultaat.

    Mijn avonden zijn dus een probleem, en dat is jammer. Het is gezellig in huis, we hebben alles wat we kunnen verlangen, en toch vind ik mijn draai niet. Ik heb het probleem al herhaaldelijk met Lut besproken en ook enkele vrienden om raad gevraagd, maar blijkbaar is het geen algemeen probleem, eerder iets dat het gevolg is van mijn eigen situatie, belangstelling en dagindeling. Zeker, bijna iedereen in mijn omgeving klaagt over het tv-aanbod, en iedereen vindt ook dat ik al veel te veel achter het computerscherm zit of met mijn neus in de boeken. Maar wat dan wel?

    Ik zou graag biljarten, maar dan het ‘echte’ biljarten, geen pool of snooker of tabbiljart, maar carambole, met alleen maar twee witte en één rode bal. In de wijde omgeving is er echter geen enkel café waar je nog zoiets vindt, enkel in Leuven, maar dat is dan ingenomen een club, en ik kan helemaal niet biljarten, dus daar kan ik ook niet terecht.

    Fitness trekt me ook niet aan. Ik zou het wel kunnen gebruiken, want mijn conditie is verre van optimaal, maar ik kan het niet opbrengen om fysieke inspanningen te leveren enkel en alleen voor de inspanning en het resultaat daarvan voor mijn gezondheid. Ergens heen fietsen, naar de apotheker of de bank of een winkel, dat wel, maar zomaar gaan fietsen? Ik heb het nog nooit gedaan, denk ik en ik ben het ook niet van plan. Te voet naar de apotheker en zo? Geen probleem. Maar zomaar gaan wandelen, dat is al wat anders. Nochtans zou het goed zijn voor mijn suikergehalte, mijn pancreas is aan het insluimeren, ik zit aan de grens van ouderdomsdiabetes, en veel minder suikers innemen dan ik nu doe lijkt wel onmogelijk.

    Laten we er maar van uitgaan dat ik ’s avonds thuisblijf. Maar waarom me ergeren aan het feit dat er niets is op tv? Dan ga ik ervan uit dat er iets zou moeten zijn dat ik goed vind en waarvan ik achteraf geen spijt heb dat ik er heb zitten naar kijken. Maar waarom zou dat zo zijn? Het is niet omdat er tv’s zijn dat er ook ononderbroken goede programma’s zijn. Cicero zei het al, en Spinoza herhaalde het: het goede is zeldzaam; het goede is blijkbaar veeleer de uitzondering dan de regel.

    Dus toch maar het programmaoverzicht bekijken en tussen het waardeloze zoeken naar de naald in de hooiberg: een programma dat me helemaal bevredigt. Lukt dat niet, dan toch maar iets lezen, misschien iets dat niet zo zwaar op de hand is, maar mijn evaring is dat ik dat dan na enkele bladzijden weer wegleg: waarom mijn tijd verdoen aan ijdel getater? Goede muziek beluisteren, op Mezzo of de radio, of mijn dvd’s en cd’s. En toch maar de laptop bij de hand nemen, al begint het stilaan op een verslaving te lijken.

    Gisterenavond heb ik nog eens, in arren moede, naar een thriller gekeken: Shooter. Ik heb hem zeker al drie keer gezien, en toch ben ik blijven kijken, terwijl ik wat men te zien krijgt ten stelligste afkeur: cynisch brutaal geweld door de overheid en door de held, moord en brand en genocide, corruptie, complottheorieën, noem maar op, al de bekende ingrediënten. Zo is de wereld niet, en als hij zo is, dan wil ik het niet eens weten. Ik keur dergelijke films ten zeerste af, en toch heb ik zitten kijken, met het gevolg dat ik natuurlijk niet kon inslapen met al die te onrecht opgewekte adrenaline in mijn lijf… Nog iets dat ik dus wil afzweren. En nog een beperking van de mogelijkheden, want er is elke avond ten minste één thriller op tv.

    Film, theater, restaurantbezoek, live muziek, quizavonden, kooklessen, taekwondo of bloemschikken… het spreekt me niet aan.

    Ik heb enkele jaren geleden geprobeerd om een maandelijkse gespreksgroep op te starten rond levensbeschouwing en atheïsme, maar dat is vrij snel op niets uitgelopen. Ik heb aansluiting gezocht bij de georganiseerde vrijzinnigheid, maar ook dat bleek een fiasco.

    Lieve lezer, ik weet niet of je jezelf herkent in mijn verhaal, maar ik vermoed dat er wel raakpunten zijn. Het is een luxeprobleem: we hebben het te goed, we weten niet wat doen met onze vrije tijd. En het aanbod dat er is, wijzen we af, elk om zijn of haar eigen redenen. Ik zie niet onmiddellijk één afdoende oplossing om al mijn avonden zinvol te vullen, het zal nog wel even zoeken zijn. Maar de eerste stap is gezet: ik ben me bewust dat er een probleem is. Socrates heeft ons geleerd dat dat het begin van de wijsheid is.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    17-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In den beginne...

    Laten we vanaf het begin beginnen.

    Het heelal, dat is letterlijk alles wat er is, is volgens onze beste wetenschappelijke inzichten meer dan 13 miljard jaar geleden ontstaan. Het was een bijzonder explosieve gebeurtenis, waarbij onvoorstelbaar veel energie en massa vrijkwam. Nu, zoveel later, heeft het heelal een aantal vormen aangenomen die naar onze menselijke maatstaven nogal stabiel zijn. Anderzijds zijn er ook nog altijd spectaculaire gebeurtenissen van enorme omvang, die wij af en toe te zien krijgen lang nadat ze ver van ons weg plaatsvonden. En er zijn ook zeer fundamentele verschijnselen die we nog niet kunnen verklaren en die nochtans bepalend zijn voor de werking van het universum.

    Er is in de hele geschiedenis van het heelal niets dat ons ertoe aanzet om te denken dat er iets anders aan het werk zou zijn dan alleen het heelal zelf, dat functioneert volgens onwrikbare wetmatigheden die wij mensen stilaan ontdekken. Er is dus geen verborgen kracht of persoon of ‘godheid’ die alles heeft doen ontstaan en die de loop van de geschiedenis leidt. Er is geen enkele bedoeling in het universum. Er zijn alleen de neutrale natuurwetten.

    Meteen is ook duidelijk dat uit het universum niet af te leiden valt of iets goed of slecht is: alles gebeurt nu eenmaal zonder enige bedoeling, volgens onveranderlijke natuurwetten. Er is geen God die ons op een of andere manier openbaart wat zijn Wil is en wat hij van ons verwacht.

    Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de mens. Aangezien op geen enkele manier uit het universum af te leiden is wat goed en slecht is, moeten we dat zelf doen, zonder ons op enig gezagsargument te steunen.

    Alles wat bestaat, beschikt over mogelijkheden. Die kunnen zeer beperkt en bijzonder weinig indrukwekkend zijn. Wat wij dode materie noemen lijkt daarvan een goed voorbeeld, maar is het zeker niet: als wij zien welke spectaculaire vormen die dode materie kan aannemen, dan maakt ons dat erg nederig. Wat vermag een mens of zelfs de mensheid tegenover de natuurkrachten? Maar goed: een mens heeft (in principe) meer mogelijkheden dan een dier, een plant of een kei, dat is wat ik bedoel.

    Aangezien er geen absolute morele normen af te leiden zijn uit het universum, kan elk wezen op zich alles doen waartoe het in staat is, zonder dat we daarover een absoluut oordeel kunnen vellen. Om te oordelen heb je normen nodig, en het universum biedt ons die niet. Elk wezen mag dus alles doen wat het kan, zonder enige beperking. We kunnen dit ook zo formuleren: elk wezen heeft het recht om alles te doen wat het kan. Of nog: elk wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft.

    Dat is een fundamenteel gegeven, waaraan niet te tornen valt. Op welke gronden zouden we dat immers doen? Wel, bij nader toezien zijn er daarover toch enkele belangrijke bedenkingen te maken. Als iemand helemaal alleen op een eiland zou leven, dan is er praktisch gesproken inderdaad geen enkele beperking die hij of zij zich dient op te leggen. Of beter nog: als er slechts één levend wezen was in het hele universum, dan was dat wezen vanzelfsprekend absoluut vrij. De enige waarde die er dan nog kan zijn, is het leven zelf. Maar dat is, zoals we weten, een absurde situatie; één levend wezen is onmogelijk, dat levend wezen komt ergens vandaan en dat ene wezen kan zich alleen ook niet voortplanten, dus het leven is dan ook geen waarde van enige betekenis.

    Binnen het universum is er (ten minste) onze aarde, en daarop is leven, veel leven, in vele soorten. De mens is daarin een uiterst belangrijke factor. We zijn met veel en we hebben een enorme invloed op onze omgeving. Dat heeft zo zijn gevolgen. Als we allemaal leven alsof we alleen op de wereld zijn, dan wordt het een bloedbad en een ecologische ruïne.

    De mens is ontstaan uit vroegere diersoorten, niet als een individu, maar als groep. Het is door in groep samen te leven in een omgeving met nog veel meer levende wezens van alle rang en soort, en in strijd met de elementen, dat de mens ontwikkeld is tot wat hij nu is (en wie weet wat de toekomst nog brengt). Dat samenleven met elkaar in een omgeving verloopt het best wanneer wij bepaalde regels in acht nemen, die er zowel op korte als op lange termijn voor zorgen dat het goed gaat met die levende wezens en met dat milieu. Met andere woorden: voor levende wezens is het leven belangrijk, het is een ‘waarde’. Anders gezegd: elk levend wezen zal zich inspannen om in leven te blijven, zo lang mogelijk en zo goed mogelijk. Meer nog: wij vinden leven zo belangrijk, dat wij het leven zelf ook in stand willen houden. Wij weten dat wij sterfelijk zijn, maar ook dat wij ons kunnen voortplanten. Wij proberen dus de vlam brandend te houden, omdat we beseffen dat anders de lange evolutie waarvan wij het resultaat zijn, plots zou afgebroken te worden. Wij willen andere mensen de kans geven om te leven, zoals wij ook die kans gekregen hebben van onze ouders en een schier eindeloze rei van voorouders.

    Het ontdekken van de beste manier om samen te leven op deze aarde is geen eenvoudige opgave. Als we terugkijken in onze geschiedenis, ook de meest recente en zelfs hoe het er vandaag aan toe gaat, dan stellen we vast dat we enerzijds in staat zijn tot fantastische prestaties, maar dat we anderzijds ook vreselijk tekortschieten. Dat heeft onder meer te maken met het ontbreken van absolute normen, die voor iedereen duidelijk zijn en die iedereen ook met overtuiging naleeft. Niemand heeft een oplossing voor alles, wellicht is er niet eens een oplossing voor alles. Dat zou eigenlijk zelfs heel verwonderlijk zijn. Het leven is altijd al een precaire zaak geweest. Hoe complexer de levensvormen, hoe ingewikkelder het samenleven. Hoe minder kansen de omgeving biedt, hoe onwaarschijnlijker de overlevingskansen. Leven is overleven, of een strijd om in leven te blijven. Die strijd is de motor van de evolutie en van de diversiteit van het leven, samen met de wetten van de genetica.

    Laten we nog even terugkomen op die uitdagende stelling: elk wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft. Dat is niet zozeer een aanspraak die we maken als een uitspraak, een vaststelling. Je kan het ook omkeren: men heeft enkel recht op datgene wat men vermag. Een kei kan zich niet uit zichzelf voortbewegen en heeft dus ook niet het ‘recht’ om dat te doen; het is zinloos om dat recht aan die kei toe te kennen. Het is dus even zinloos om aan mensen rechten toe te kennen die ze toch onmogelijk kunnen waarmaken. En laten we ook dat omkeren: men kan een (levend) wezen het recht niet ontzeggen om iets te doen waartoe het in staat is; dat is trouwens in veel gevallen totaal onmogelijk. Een voorbeeld: een mens is in staat om te denken. Welnu, dat is een recht dat men niet kan ontnemen, een mens kan altijd denken, zelfs als men het hem of haar verdomd moeilijk maakt. Maar het is ook zo dat wie over meer macht beschikt, meer rechten heeft. De leeuw is machtiger dan het lam. Hij kan een lam opeten, een lam kan zich daar niet eens tegen verzetten. De leeuw heeft dus het recht om het lam op te eten, hij begaat geen misdaad wanneer hij dat doet.

    Wanneer het om mensen onderling gaat, liggen de zaken anders. Aangezien alle mensen in principe gelijk zijn en dus evenveel macht hebben, hebben ze ook allen dezelfde rechten. Dat is wat is vastgelegd in de Universele verklaring van de rechten van de mens. Maar in een samenleving maken mensen ook allerlei afspraken met elkaar. Ze staan een deel van hun macht af aan anderen om praktische redenen. Denk aan het parlement en de regering: die ‘mensen’ hebben niet meer macht of recht dan jij en ik, maar als verkozen vertegenwoordigers van het volk voeren zij uit wat wij willen; wij hebben een deel van onze individuele beslissingsmacht vrijwillig afgestaan aan een instelling, die beslissingen neemt voor iedereen. Die regelingen hebben we in wetten vastgelegd, in rechtsregels, die dus bijzondere rechten en een bijzondere macht toekennen aan sommige personen, maar onder strikte voorwaarden. Die regels zijn bindend voor iedereen, ook als we het er niet mee eens zijn: we moeten onze belastingen betalen, ook als we vragen hebben over de besteding van onze zuur verdiende centen.

    Sommige rechten zijn onvervreemdbaar, ofwel omdat ze werkelijk niet kunnen afgenomen worden (zoals het recht om te denken, zich te voeden, beschutting te zoeken, zich voort te planten, te werken), ofwel omdat wij bij wet hebben vastgelegd dat het zo is, bijvoorbeeld de vrije meningsuiting, het recht op onderwijs, het recht om een godsdienst te belijden &c.

    We moeten die gelijkstelling van macht en recht dus goed begrijpen. Het gaat helemaal niet om een simplistische regel die het recht van de sterkste huldigt. Het is niet dat soort macht waarover het hier gaat, maar over de macht waarover een wezen nu eenmaal beschikt omdat het dat soort wezen is. Zeker, ook de onvervreemdbare rechten zijn op ongelijke manier gerealiseerd in de miljarden verschillende mensen. Men is fysiek sterker dan iemand anders, of intellectueel, artistiek, emotioneel enzovoort, en dat speelt ongetwijfeld een rol. Maar er is altijd een rem op de macht van de sterkere: er zijn rechten die zelfs de machtigste niet kan ontnemen aan de allerzwakste, en dat zijn de meest fundamentele rechten. In een beschaafde samenleving zal men dus regels vastleggen die de macht van de sterke afwegen tegen het recht van de zwakke.

    Iedereen heeft zo zijn of haar eigen opvatting over de beste manier om te overleven. Natuurlijk zijn er een aantal regels, die in de loop der millennia een min of meer vaste vorm gekregen hebben, precies omdat ze in de praktijk succesvol waren. ‘Gij zult (elkaar) niet doden’ is evident een goede basisregel als het om het behoud van het leven gaat. Maar we moeten toegeven dat we zelfs die evidente regel niet zo heel goed onderhouden. Het aantal mensen dat geen natuurlijke dood sterft is altijd verbijsterend groot geweest en is dat nog steeds, ondanks al onze beschaving.

    Sommige mensen hebben gemeend dat ze de ultieme regel, of het ultieme reglement voor de samenleving ontdekt hadden, of dat het hen was ingefluisterd of spectaculair geopenbaard door een hoger wezen. Ze hebben dan geprobeerd om hun opvattingen ingang te doen vinden, op alle mogelijke manieren, vreedzaam maar helaas al te vaak ook te vuur en te zwaard. Deze manier van samenleven is kenmerkend voor onze geschiedenis tot op vandaag.

    Er zijn altijd al mensen geweest die er een andere mening op na hielden, die beter overeenkomt met ons vertrekpunt: er zijn geen absolute wetten af te leiden uit het universum, we moeten alles met elkaar afspreken, we moeten zelf bepalen wat we waardevol genoeg vinden om het in stand te houden; we zijn als soort ontstaan in groep, niet als individu. We moeten ons dus hoeden voor profeten die beweren dat zij het licht gezien hebben of een boodschap van hogerhand gekregen hebben, voor machthebbers die autonoom bepalen wat andere mensen mogen doen en moeten laten.

    Hoe kunnen we dan weten wat goed is en wat niet? Ook dat is een complexe zaak. Als mens beschikken we over een fenomenaal verstand, dat ons gebracht heeft waar we zijn, met zijn goede en kwade kanten. Op dat verstand zijn we aangewezen. We hoeven ook niet alles zelf te bedenken: we kunnen te rade gaan bij de mensen die ons zijn voorgegaan en leren uit hun ervaring, zoals die opgeslagen is in wat wij onze beschaving noemen. We kunnen ook onze levende medemensen raadplegen: er zijn er altijd die meer (of eer) weten dan andere. We kunnen experimenteren en leren uit onze fouten.

    Overleven zal echter altijd een strijd blijven. Wij zijn een levensvorm die zich hier op aarde ontwikkeld heeft in een voortdurende wisselwerking met de omgeving, waarbij het vaak de uitdagingen waren die tot nieuwe mogelijkheden leidden. Wij moeten nog steeds werken gedurende een groot deel van ons leven, ongeveer veertig tot vijftig jaar. Tel daar nog onze opleiding bij, ongeveer twintig jaar eer we onze plaats in de maatschappij kunnen innemen. Er blijft maar een relatief of absoluut korte periode over aan het einde, maar precies dan is de overlevingsstrijd van ons lichaam, inclusief ons verstand, het meest precair. Vandaar dat wij elkaar aansporen om de dag te plukken, carpe diem en te genieten van het leven terwijl we dat nog kunnen.

    Een van de weinige mensen die hebben ingezien wat het universum was en wat de plaats daarin van de mens, is Spinoza. Hij leefde in Nederland, van 1632 tot 1677. Hij leidde een sober leven en schreef enkele boeken, waarvan er slechts één tijdens zijn leven uitgegeven werd onder zijn naam, een ander verscheen anoniem. Na zijn dood publiceerden zijn vrienden zijn Nagelate Schriften, met daarin ook zijn belangrijkste werk, de Ethica. Sindsdien is hij voor velen een bron van diepe inspiratie geweest, maar voor de gevestigde machten steeds een doorn in het oog (zoals de Bijbel het zo huiveringwekkend zegt in Num. 33,55). De jongste jaren is de belangstelling voor zijn werk en voor zijn manier van denken toegenomen, zowel bij wetenschappers als bij gewone mensen zoals jij en ik. Anders dan religieuze leiders, goeroes, dictators, demagogen, politici of commercieel ingestelde betweters zegt hij ons niet hoe het moet, maar hoe het is, en hoe het niet is. De rest moeten we zelf ontdekken, met ons machtig verstand, samen met elkaar, bewust van onze geschiedenis en vooruitkijkend naar de toekomst.






    Maar Spinoza is zich als geen ander bewust van onze beperkingen. Wij zijn zo menselijk… Hij reikt ons enkele handige hulpmiddelen aan, die ons kunnen helpen wanneer we tekortschieten. De meeste mensen zijn hebzuchtig; welnu, maak daarvan gebruik, leid het in banen, en het kan helpen om de economie te doen draaien, ten bate van de gemeenschap. Mensen laten zich wel eens omkopen; welnu, zorg ervoor dat de verantwoordelijken met zoveel zijn, dat niemand ze allemaal kan omkopen. Enzovoort.

    Spinoza had ook een droom: dat de mensen uiteindelijk allemaal heel bewust liefdevol zouden samenleven met elkaar, zonder enige dwang van buitenaf, uit overtuiging, en niets zouden doen dat de harmonie zou verstoren.

    Het is merkwaardig dat iemand die een dergelijk ideaal voor ogen had, zo verguisd en miskend is, vooral door het christendom, tot op vandaag. Sinds ik zijn werk heb leren kennen, is Spinoza ook voor mij een bron van inspiratie. Door me in zijn werk te verdiepen, ben ik tot andere en betere inzichten gekomen over de meest fundamentele kwesties die ons bezighouden. Om bij te dragen tot de verspreiding van zijn ideeën spreek ik hier vaak over hem. Wie op een meer diepgaande manier met zijn werk wil kennismaken, kan onder meer terecht op de website van Spinoza in Vlaanderen, die ik met dat doel onderhoud.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    31-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.media-asiel

    asiel

    asiel (niet: a·siel) /azil/, /Azil/

    het

    (1650) <Fr. asile <Lat. asylum (vrijplaats) <Gr. asulon, van ontkennend a + sulao (ik roof), geen meervoud

    (abstract) bescherming vanwege de staat of de kerk verleend aan resp. gevraagd door personen die elders door de overheid vervolgd worden of kunnen worden

    synoniem: toevlucht

    politiek asiel: aan politieke vluchtelingen verleend

    territoriaal asiel: toestemming om in een bep. gebied te verblijven

    1.recht van asiel: recht om vervolgde misdadigers op te nemen en te beschermen, thans m.n. voor politieke vluchtelingen

    synoniem: asielrecht: recht om asiel te krijgen, om te verzoeken om asiel

    synoniem: 15341

    2. –en: wijkplaats waar voorheen een misdadiger niet gegrepen mocht worden, zoals kerken enz.

    synoniem: toevluchtsoord

    3. –en: opvanghuis voor behoeftige personen, zwervers enz.

    4. –en: inrichting voor de verzorging van huisdieren die (tijdelijk) geen eigenaar hebben

    synoniem: dierenasiel

     

    Dat is wat Van Dale ons leert over dit woord dat zo ‘in’ is en voor één keer heb ik geen kritiek op onze taalvandaal. Waarom ik ‘asiel’ heb uitgekozen voor mijn overpeinzingen? Dat heeft alles te maken met mijn vorige bijdrage over het links complot dat ik blootlegde bij de VRT, de Vlaamse Radio en Televisie. Opmerkzame lezers hebben gezien dat ik daarin de geciteerde tekst geschrapt heb van de Klara-presentator, op haar verzoek. Ik laat de weinig verkwikkelijke details voor wat ze zijn, maar er is dus wel een incident geweest en dat heeft mij ertoe aangezet om, nogmaals, ik geef het toe, de VRT uit mijn leven te bannen. Ik heb dus beslist om een time out te nemen, of asiel te zoeken, een vrijplaats, een toevluchtsoord, waar ik niet meer belaagd word door die media. Ik luister niet meer naar het VRT-nieuws, noch naar hun andere programma’s. Ik heb ook ‘deredactie’ geschrapt als een van mijn startprogramma’s. Ook op tv: geen Journaal meer, ik laat Lut alleen kijken, geen Terzake (sic), niets, helemaal niets meer.

    En kijk… het is veel rustiger geworden in huis. Ik begin nu pas te beseffen hoeveel onrust het constant beluisteren van Klara en het bekijken van tv-programma’s meebrengt, zelfs als dat maar met een half oor en/of oog gebeurt. Ik luister naar muziek via een internettuner op mijn laptop, die verbonden is met de stereoset. Meestal is dat de Concertzender, maar ik kan vlot overschakelen naar alle mogelijke klassieke en andere zenders. Ik luister nu ook meer naar de honderden cd’s die ik in de loop van de jaren heb verzameld. Ik word niet meer afgeleid of verstoord door nieuwsberichten om het uur, vervelende jingles, aankondigingen allerhande, commentaren en opinies…

    Ik was mij niet bewust van de enorme invloed die mijn verslaving, want dat was het, op mij had. Je wordt in feite geleefd. Je reageert voortdurend op de invloeden die op je afkomen. Je stemming wordt bepaald door wat je hoort en ziet. Je merkt dat ook als je andere mensen ontmoet: na enkele ogenblikken begint men te praten over wat men gehoord en gezien heeft in de media. En dan heb ik nog geen krant of tijdschrift!

    Ik ben nu overgeschakeld van het ‘push’ systeem naar ‘pull’. In plaats van mij te laten pushen, haal of pull ik zelf de informatie naar eigen smaak, behoefte en vermogen. Dat is vanzelfsprekend tegelijk veel selectiever maar ook veel breder en dus minder eenzijdig. Het is ook veel actiever: je kiest meer bewust, je ondergaat veel minder het aanbod, je zoekt naar wat je echt wil horen of zien en als het je niet aanstaat, dan zoek je weer verder.

    Mensen, wat een verademing!

    Ik kan het alleen maar aanraden, zelfs ‘op proef’. Immers, als je niet tevreden bent, heb je niets verloren, je kan zo weer overschakelen, zoals een verslaafde roker of drinker die hervalt.

    Voorlopig voelt het echt als een bevrijding aan. Ik mis de kouwe drukte niet, het opgejaagd gedoe, de opgeklopte nonsens, de gebakken lucht. Voelt een kunstenaar de behoefte om katten in de lucht te gooien als uitdrukking van zijn aller-individueelste artistieke emoties? Ik wens het niet te weten. Vindt een vakbondsman 77.000 euro gouden handdruk ‘een aalmoes’ en brugpensioen op 50 een recht? Ik wens het niet te weten! Moet de man die doorgaat voor de premier van dit land nog eens vol overtuiging demonstreren dat hij onze taal niet kent? Ik wens het niet te horen!! Heeft een dame zeven poedels die elk zeventig jasjes hebben? Ik wens het niet te weten!!! Staat een reporter met haar voeten in tien centimeter water op het uiterste zuidpunt van Manhattan? Ik wens het niet te weten!!!!

    Er zijn belangrijker en meer interessante zaken in de wereld. De tijd die me rest om me daarmee bezig te houden, is beperkt en neemt elke seconde af. Dat op zichzelf is al een voldoende reden om me van de onzin, de stemmingmakerij, de frivoliteit, de waanzin, de drukdoenerij, de corruptie en de commercie af te keren.

    Probeer het ook eens, al was het maar voor één dag. Je zal merken dat je niets mist. Integendeel: je weet niet wat je nu mist: luxe, calme et volupté! Een Nederlandse vriend vertaalde dat ooit als ‘luxe, kalmte en volop thee…’ Elk zijn meug.

    Laten we op zoek gaan naar het heldere licht van de zon, en ons leven niet laten verduisteren door rookwolken die we zelf veroorzaken of door rookgordijnen die anderen optrekken. Laten we zelf nadenken en het niet overlaten aan lieden die zichzelf aangesteld hebben om dat voor ons te doen. Sapere aude, durf zelf mens te zijn, je kan het heus wel.

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    10-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwaad

    Kwaad. Dat heeft een dubbele betekenis: je bent kwaad over iets; en dat iets is zelf een ‘kwaad’.

    In Chili is er weer een katholieke bisschop afgezet omdat hij een jongeman seksueel misbruikt had. En aan de Katholieke Universiteit Leuven is een bekende psychiater overgegaan tot bekentenissen, nadat hij onder vuur was komen te liggen bij een onderzoek door de media, over zijn jarenlang misbruik van patiënten in zijn medische praktijk.

    Er is nog wel meer om ons kwaad over te maken, zoals de (zoveelste) moord op een jong meisje door de Taliban, of de moord op een vrouw en haar drie kinderen in Brussel. Dat er kwaad is in de wereld, dat hoeft niemand ons te vertellen.

    Ook filosofen praten en schrijven over het kwaad. Dat kan dan behoorlijk ingewikkeld worden, zo zijn filosofen nu eenmaal. Meestal komt de vraag dan neer op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de dader, op zijn vrije wil. Het gaat dan niet zozeer over hoe de slachtoffers en de gemeenschap tegen de feiten aankijken; daarover is men het zonder meer eens. Er is nauwelijks iemand die ook maar een ogenblik twijfelt aan het kwaad van de voorbeelden die ik net aangaf. Maar hoe zit het met de dader? Vindt die ook dat wat hij deed verkeerd was? En zo ja, waarom deed die het dan?

    Laten we beginnen met de eerste vraag: weet een misdadiger dat hij een misdaad begaat? Behalve in gevallen van evidente en uiterst zware mentale beperkingen, meen ik dat we daarop bevestigend moeten antwoorden. Ik zag ooit op tv een interview met een seksuele seriemoordenaar in de VS, en uit al wat hij zei en deed bleek overduidelijk dat hij wist dat wat hij deed niet alleen verboden was, maar ook niet ‘goed’. Zelfs de leiders van de SS gaven toe dat het vermoorden van Joden op zich verkeerd was; ze zorgden voor een vorm van begeleiding voor de ‘moordenaars’, die het er zelf ook moeilijk mee hadden; de gaskamers en de crematoria zijn uitgevonden, niet alleen om sneller en op grotere schaal te kunnen uitmoorden, maar ook om de persoonlijke actieve betrokkenheid van de Duitse soldaten en burgers bij het concrete doden van mensen zoveel als mogelijk te beperken.

    Maar hoe kan men dan wetens en willens misdaden begaan?

    Dat is de vraag. Enkele ‘carjackers’ merken tijdens een overval een naderende politiecombi en schieten koelbloedig twee agenten neer, een van hen overleeft het niet. De daders kunnen niet ontkennen dat ze iets deden dat volstrekt verkeerd is, hoe je het ook bekijkt. En toch doen ze het. Dat kan alleen wanneer zij op dat ogenblik de zaken anders bekijken. Zij zijn gekomen om een dure auto te stelen; dat is hun bron van inkomsten. De politie stoort hen bij de uitvoering van hun ‘werk’. Ze nemen de wapens, hun ‘werktuigen’ en gebruiken die om zich te ontdoen van hun belagers. Het is voor hen een kwestie van prioriteiten: zij leven nu eenmaal van het beroven van andere mensen, dat is wat ze doen. Zij weten dat het niet mag, maar ze weten ook dat het iets is dat kan.

    Men kan in een maatschappij overleven door te werken en bij te dragen tot het algemeen welzijn. Maar men kan ook vals spelen en parasiteren op de maatschappij.

    Cheaters noemt men dat. Mensen die het spel niet eerlijk spelen. Dat kan op ontelbaar veel manieren, de mens is erg vindingrijk. Dat moet ook wel, want als er iets is waarop wij onmiddellijk verontwaardigd reageren, dan is het wel op vals spelen. In de evolutionaire psychologie heeft men dat verschijnsel uitvoerig bestudeerd. Er zijn altijd bedriegers, die misbruik maken van anderen voor hun persoonlijk gewin of plezier. En er zijn anderen, de overgrote meerderheid, die dat niet doen, of toch niet opvallend en in grote mate. Als er in een groep meer valsspelers zijn dan andere, dan zal die groep uitsterven. De beste manier om in leven te blijven en te floreren is immers eerlijk samenwerken. In de mate dat het vals spelen genetisch bepaald is, zal het verwijderd worden uit het leefpatroon, omdat het uiteindelijk een genetisch nadeel is, op langere termijn. Misdaad loont immers niet. Het is gevaarlijk en het is verboden, het wordt niet getolereerd, iedereen is achterdochtig voor mogelijk misbruik. Valsspelers dragen niet bij tot het algemeen welzijn.

    Maar het is wel verleidelijk. Wie alleen op korte termijn denkt, kan alle scrupules opzij zetten en doen wat hij of zij wil om in de persoonlijke behoeften te voorzien, zonder met de anderen rekening te houden. En dat is precies wat er gebeurt. Men creëert een situatie waarin iets wat normaal als verkeerd wordt gezien en ervaren, dat plots niet meer is. Men weet nog altijd dat het in principe verkeerd is, maar niet hier en nu, niet voor mij.

    Excuses zijn er genoeg. Een ervan is: niemand zal het weten. En als niemand het weet, dan is er niets aan de hand, er kunnen geen negatieve gevolgen zijn voor de dader, alleen positieve: het onmiddellijk gewin of plezier. Het probleem is echter dat niets geheim blijft. Die psychiater kan jarenlang zijn zin doen met zijn patiënten, in een reeks van min of meer vreemde, ongezonde relaties, zonder dat iemand er iets van zegt, zelfs niet de vele mensen die ervan op de hoogte waren: de patiënten zelf en hun naasten, collega’s, medewerkers, ondergeschikten. De man leefde in de waan dat hij ongestraft zijn gang kon gaan, terwijl hij perfect goed wist dat wat hij deed helemaal fout was. Maar hij achtte zich onschendbaar, en dan mag plots alles, denken we.

    Een ander excuus: het is toch zo erg niet… Denk aan de ex-bisschop van Brugge, die zijn misbruik met zijn neefje omschreef als ‘een relatietje’. Wat is dat nou voor ergs, elkaar een beetje betasten en eens laten klaarkomen? Het gebeurt toch voortdurend, overal? Het mag niet, dat is waar, maar zo vreselijk is dat nu toch ook weer niet! Men minimaliseert de feiten, die op zichzelf inderdaad misschien niet wereldschokkend zijn en zo schuift men de schuld van zich af. Men vindt dat men toch ook wel een klein beetje misbruik mag maken van de situatie, wanneer die zich voordoet. Niemand is immers zonder zonde. Het weer hetzelfde: het mag niet, akkoord, maar hier en nu doen we het toch maar. Ook de gevolgen voor de slachtoffers minimaliseert men weg.

    Nog een ander excuus is: het hoger belang. Dat zien we bij de SS: mensen ombrengen mag niet, maar de joden zijn verantwoordelijk voor alles wat er verkeerd is in de wereld, dat heeft de Staat zelf beslist. En dus moeten ze uitgeroeid worden; dat is een vreselijke taak, maar iemand moet ze doen. Of de Taliban: een meisje van veertien mag je niet doden, maar dit meisje had zich schuldig gemaakt aan de zwaarste overtredingen van de goddelijke wet en volgens die wet moest ze gedood worden.

    Zo zien we dus dat het niet voldoende is dat we weten dat iets verkeerd is om het ook te laten. De verleiding zal er altijd zijn om de wetten te overtreden in het eigen voordeel, of wat men op dat moment als zijn voordeel ziet.

    Wij leven allemaal op de rand van die dunne lijn die goed en kwaad scheidt. Wij voelen zeer goed aan wanneer we iets doen dat kwaad is, groot of klein. Wanneer we twijfelen, kunnen we te rade gaan bij de wet, de gebruiken, bij goede vrienden of betrouwbare raadgevers. Meestal moeten we alleen maar in het eigen hart kijken, of in de ogen van de mensen die we onheus behandelen.

    De jongste jaren komt de kwestie van de vrije wil van de mens weer ter sprake, vooral in de context van misdaden die men begaat. Zoals ik hier al eerder schreef en ook hierboven aanhaalde, zijn er overduidelijke gevallen van mensen die niet verantwoordelijk zijn voor hun daden, vroeger noemde men dat zwakzinnigen; vandaag zal men wel politiek correcte eufemismen verzinnen, maar daarmee hoef ik me niet in te laten, de lezer weet wat ik bedoel.

    Sommigen stellen nu dat wij, gezonde mensen, in alles wat wij doen bepaald zijn door onze voorgeschiedenis: onze genen, of liever: die van onze ouders en voorouders; onze opvoeding in het gezin en op school, onze omgeving, het dorp, de streek, het land, het werelddeel, de tijd waarin we leven, onze vrienden en vijanden. Wij zijn alleen maar het resultaat van al die factoren. Met andere woorden: we kunnen er niet aan doen.

    Op enkele nauwkeurig te bepalen uitzonderingen na is dat onzin. Het is alsof men de persoon ziet als een onbeschreven blad of een leeg vat, waarop de invloeden van buitenaf dan vrij spel hebben. Maar dat is niet zo. Elke mens beschikt over een stel hersenen en wij kunnen die ook gebruiken, elk op zijn of haar manier, maar altijd voldoende om te kunnen spreken van een waarachtige individuele verantwoordelijkheid van elke mens. Met andere woorden: wij weten bijna steeds feilloos of we iets doen dat eigenlijk niet kan. Wij verwerken de invloeden die wij inderdaad sinds onze geboorte ondergaan, zoals we ook de genetische invloeden niet zonder meer overnemen, maar er een eigen, unieke combinatie van maken die niet zomaar bepaald wordt door de genen van onze voorouders. Wij zijn geen passieve slachtoffers van de omgevingsfactoren, maar gaan daar actief mee om in het maken van de ontelbare keuzes die zich elke dag opdringen, grote en kleine. Binnen de wetmatigheden die er ongetwijfeld zijn, is er een enorme variatie van oorzaak en gevolg mogelijk, zoals blijkt uit het feit dat het gedrag van een mens zo goed als helemaal onvoorspelbaar is op elk moment.

    Maar zelfs indien men zou aannemen dat de beïnvloeding, genetisch of anders, veel aanzienlijker zou zijn dan men nu heeft kunnen vaststellen, dan nog blijft men als fysiek persoon volledig verantwoordelijk voor alles wat men doet. Het is die psychiater die zich heeft schuldig gemaakt aan ongeoorloofde relaties met zijn patiënten, niet iemand anders. Hij is de verantwoordelijke, zoals hij nu is als persoon, ook als hij spijt heeft (wat we nog niet vernomen hebben), ook als de patiënten (misschien) ook (min of meer) vrij hebben meegewerkt, ook als vaststaat dat intieme relaties in de psychiatrie en in de hele verzorgingswereld vaak voorkomen en als een beroepsrisico kunnen beschouwd worden. Hij zal dan ook vervolgd worden en zijn straf moeten ondergaan, tenzij kan aangetoond worden dat hij totaal niet toerekeningsvatbaar was en is.

    Wanneer men bewust wetten (in de algemene betekenis van het woord) overtreedt, is men schuldig. Wanneer men de medemens niet als een evenwaardig, vrij en moreel en fysiek onaantastbaar persoon behandelt, is men eveneens schuldig, wat de wet ook zegt en wie het ook weet en wie het ook verzwijgt. Dat is de zware opgave waar wij elke dag voor staan. Wie begint met het vergoelijken van een kleine misstap, loopt het gevaar binnen de kortste keren alle normen te ontkennen. Vroeg of laat loopt dat slecht af; eerst voor de slachtoffers, uiteindelijk ook voor de dader.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    02-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lees- en gespreksdag in Werchter

    Spinoza lezen in Vlaanderen

    Lees- en gespreksdag voor Spinoza-vrienden in Vlaanderen

    Werchter, 17 oktober 2012, 10 tot 16 uur.

    Samen met enkele andere sympathisanten van Spinoza in Vlaanderen hebben we het idee opgevat om een (eerste?) dag te besteden aan het lezen en bespreken van een Spinoza-tekst, meer bepaald de Appendix bij het eerste hoofdstuk van de Ethica. Wij noemen het met opzet geen studiedag; het is de bedoeling om van het samen lezen en praten te genieten, niet om in slaap te vallen bij langdurige geleerde uiteenzettingen, noch om verhitte discussies te voeren over de mogelijke plaatsing van een kommapunt.

    We beginnen om 10 uur met de kennismaking met de deelnemers bij een kop koffie of thee. Rond 10.30 uur start de eerste lezing, met de nodige onderbrekingen voor tussenkomsten. Rond 12 uur ronden we af en drinken we een aperitiefje.

    Voor het middagmaal wachten we nog even af wat we doen tot we het aantal en de wensen ter zake van de deelnemers kennen: broodmaaltijd, restaurantbezoek, koud buffet…

    De tweede lezing begint rond 14 uur en loopt tot ongeveer 15.45 uur, ook weer met de nodige onderbrekingen. We sluiten af met koffie, thee of iets krachtiger.

    De bijeenkomst vindt plaats ten huize van Karel en Lut D’huyvetters- De Rudder, Hogeweg 78, 3118 Werchter. Daar is ruimte voor een tiental deelnemers.

    Deelname is gratis. Voor koffie, thee, frisdrank naar believen en aperitief vragen we een bijdrage van 5 euro per persoon. Het middagmaal betaalt iedereen zelf; indien er een gezamenlijke maaltijd of buffet georganiseerd wordt, delen we de kosten van die spijs en drank.

    Aanmelding via mail of telefonisch bij Karel, graag zo spoedig mogelijk om evidente praktische redenen. We sluiten de aanmelding definitief af op 15 oktober 2012. Tegen die dag verwachten we ook de betaling van de deelname in de kosten van 5 euro per persoon op rekening BE70 9796 5587 7225.

    Iedereen brengt zijn eigen tekst van de Appendix mee.

    Contact: Karel D’huyvetters, 0486 273784, 016 893126 karel.d.huyvetters@telenet.be


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    22-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het relatieve belang van de islam

    Iedereen maakt zich zo vreselijk druk over de Islam. In Vlaanderen is dat over een opstootje in Borgerhout, S4B, hoofddoeken, rituele slachtingen en dies meer. Wereldwijd is het helaas verschrikkelijk veel erger, er vallen dagelijks tientallen doden in conflicten tussen aanhangers van de profeet, zijn neef of een of andere latere volgeling, bij botsingen met de politie en met christenen, hindoes, boeddhisten…

    En toch houdt men vol dat de Islam een vreedzame godsdienst is. Hoe rijmen we dat samen?

    We kunnen er niet omheen: er is meer geweld in landen waar de Islam de belangrijkste godsdienst is. En in de moslimlanden waar geen geweld is, is er een dictatuur en dat is evengoed een vorm van geweld. Maar is de islam de oorzaak of de reden van het geweld? In het Latijn zeggen we cum hoc, ergo propter hoc; dat is letterlijk: met dit, dus omwille van dit. Het verwijst naar een valse redenering, waarbij men aan een nevenverschijnsel de oorzaak van iets toeschrijft. Geweld zien we vaak bij moslims, dus is de islam de oorzaak van het geweld. De vraag is nu inderdaad: is dat in dit geval een valse redenering?

    Het heeft weinig zin om te verwijzen naar recent of historisch geweld in de moslimwereld als een bewijs van de gewelddadigheid van die godsdienst. Het christendom heeft zich ten minste even flagrant schuldig gemaakt aan geweld en doet dat nog steeds, zij het op een meer subtiele wijze, maar niemand noemt het christendom (openlijk) een gewelddadige godsdienst. De geschiedenis van het socialisme/communisme biedt evenmin een fraai plaatje. Die redenering gaat dus niet op: de islam heeft niet het monopolie van het geweld. De relatieve afwezigheid van (straat- en oorlogs)geweld in het christendom is een vrij recent verschijnsel. Men verwijt de moslims hun wreedheid tegenover dieren wegens de rituele slachtingen bij bepaalde gelegenheden, maar hoe zogenaamde christenen (of in alle geval niet-moslims) omgaan met dieren in onze slachthuizen en (schoonheids)laboratoria is op zijn minst even wreedaardig en veel, veel grootschaliger.

    Mensen ergeren zich aan moslims, omdat ze verschillend zijn en zogezegd niet bereid om zich aan te passen. Ze willen hun cultuur behouden, met inbegrip van hun godsdienst en ook de uiterlijke tekenen daarvan. Maar we ergeren ons toch ook aan anderen die op een of andere manier ‘vreemd’ zijn? Als ik ’s avonds de televisie opzet en door het ruime kabelaanbod heen zap op het fraaie zenderoverzicht, dan zucht ik eens diep en zet dan wat klassieke muziek op. Ik voel me zo vreemd in autochtoon Vlaanderen als in een moskee, een synagoge of een tempel.


     





    Maar als het niet aan de islam ligt, waaraan dan wel? Want het is duidelijk: er is in sommige gebieden van de wereld meer geweld dan in andere. Hoe komt dat dan?
    Kijk eens, ik ben geen genie, ik weet niet alles en ik beschik niet over alle informatie. Ik probeer alleen, zoals jij, de wereld om me heen te begrijpen. Ik kijk om me heen, ik schud het hoofd meewarig en ik probeer er voor mezelf en mijn omgeving het beste van te maken. En af en toe denk ik eens na en nu en dan (nou ja, elke dag, het is waar) lees ik een ernstig boek of artikel. Want het benieuwt me te weten waarom het zo is.

    We kunnen niet anders dan vaststellen dat beschaving een relatief en heterogeen fenomeen is. Ze is niet overal eender, noch bij elke mens. Er zijn dus concentraties van beschaving en achtergebleven gebieden, en er zijn overal mensen die zeer beschaafd zijn en andere die dat veel minder of helemaal niet zijn. Bovendien is de invloed van de minder beschaafde elementen vaak veel groter dan die van de meer beschaafde. Enkele heethoofden of verenigingen van onnadenkende mensen volstaan om een hele maatschappij (tijdelijk) in rep en roer te zetten. De grote meerderheid van de mensen doet daar niet aan mee, tenzij zeer occasioneel, in een of andere witte mars, een verontwaardigde betoging of een dag van rouw.

    Het is dus veel ruimer dan alleen maar de godsdienst of één speciale godsdienst. De vooruitgang van de beschaving is onbetwistbaar, maar het is een specifieke geschiedenis, die verbijsterende verschillen kan opleveren in ruimte en tijd. Enkele factoren spelen daarin een cruciale rol. Daar is vooreerst het economische: als mensen succesvol bezig zijn met arbeid en handel, hebben ze geen belang bij geweld. Ook politiek speelt natuurlijk mee: een democratisch bestel is een ware remedie tegen geweld van alle slag. Opvoeding is essentieel: een mens wordt niet beschaafd geboren, het is een langzaam en nooit voltooid proces; je kan gemakkelijker een kat leren om buiten te gaan plassen dan een mens beschaving bijbrengen. Muziek verzacht de zeden: kunst is niet alleen een symptoom van een beschaafde samenleving, het is ook een middel om de beschaving te bevorderen. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met grotere en kleinere aspecten van onze beschaving.

    We stellen dus vast dat het om veel meer gaat dan godsdienst of de islam in het bijzonder, dat het veel complexer is dan dat. Wie zich dus blindstaart op dat ene aspect, is inderdaad ziende blind voor het ruimere kader en de echte oorzaken. Wie meent het probleem te kunnen oplossen door één element eruit te pikken, bijvoorbeeld de islam, zou na eventueel (maar weinig waarschijnlijk) succes merken dat het er zo goed als niets veranderd is. Bekeer alle moslims tot het christendom, het boeddhisme, het hindoeïsme of wat dan ook: denk je dat we van de ene op de andere dag in een andere wereld zullen leven? Een mens is niet alleen een godsdienstig wezen; meer nog: godsdienst speelt maar een geringe rol in het geheel der dingen, ondanks de indruk die we dagelijks krijgen. Denk eens aan de invloed die je eigen godsdienst of de afwezigheid daarvan heeft op je levenswijze en je overtuigingen. Waarom zou dat anders zijn in Islamabad, Damascus, Jakarta, Tokio of Ouagadougou?

    Hoed je dus voor simplistische retoriek, zoals die van het Vlaams Blok/’Belang’, of andere racistische partijen, die een jihad prediken tegen de jihad en ons menen te moeten waarschuwen voor de islamisering van Europa. Het gaat niet om de islam, het gaat niet om de godsdienst, dat is niet meer dan… een hoofddoek, een symbool, een symptoom. Wij zullen de wereldproblemen die er overduidelijk zijn alleen maar oplossen door ons te beijveren voor de beschaving en haar positieve waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    09-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ian Robertson, Het winnaareffect

    Ian Robertson, Het winnaareffect. Wat succes en macht met onze hersenen doen, Maven Publishing, A’dam, 2012, 326 blz. ongeveer € 23 paperback. Oorspronkelijke titel: The Winner Effect: How Power Affects Your Brain.

    Vooraf wil ik even blijven stilstaan bij de vertaling van dit boek. Zoals recentelijk wel vaker gebeurt, komt de Nederlandse vertaling vrijwel gelijktijdig uit met het origineel. Dat betekent dat er allicht enige tijdsdruk is op de vertaler en naar mijn bescheiden mening is dat hier duidelijk merkbaar. Het Nederlands is over het algemeen begrijpelijk en goed leesbaar; maar het wemelt in deze vertaling van erg on-Nederlandse uitdrukkingen, die zonder meer letterlijk uit het Engels vertaald zijn. Ook de woordvolgorde, die aanzienlijk verschillend is in deze twee talen, is aan dat euvel onderhevig. Het is zeer verleidelijk voor een vertaler om gewoon de woorden van de Engelse zinnen achtereenvolgend te vertalen, zonder je af te vragen of je het resultaat ooit zelf als een Nederlandse zin zou durven voortbrengen. Er zijn ook de klassieke valse vrienden: woorden die op elkaar lijken in de twee talen en die je dus als vertaling gebruikt, terwijl ze vaak het tegenovergestelde betekenen: een host is niet een ‘gast’ in een hotel maar de gastheer, de hotelier. We hebben dus te maken met een onzorgvuldige vertaling in een niet-idiomatisch Nederlands dat vaak stroef en onnatuurlijk aandoet en in het slechtste geval onleesbaar is. Een square jawed pilot wordt dan een ‘loods met vierkante kaken’. En wat maak je hiervan: ‘Ik’ bestaat in de weerspiegelingen van de geesten van mensen, met name van de mensen die mij hebben grootgebracht.

    Dit alles zou niet meer zijn dan een vervelende bijkomstigheid, indien de inhoud ons kon overtuigen en boeien. Helaas is dat niet zo.

    Het boek is een vreemde mengeling van uiteenlopende onderzoeksresultaten van occasioneel experimenteel psychologisch onderzoek overal ter wereld enerzijds en een overvloed aan veeleer sensationele anekdotische illustraties uit de media anderzijds.

    Nu is het algemeen geweten dat de resultaten van psychologische testen aan universiteiten met de allergrootste voorzichtigheid moeten bekeken worden. Het gaat immers meestal om testen met een uiterst gering aantal deelnemers, die een zeer specifiek verschijnsel onderzoeken los van alle andere mogelijke invloeden. Bovendien zijn de proefpersonen meestal eerstejaars studenten aan universiteiten die (al dan niet vrijwillig en vergoed) aan de testen deelnemen in het kader van hun opleiding. Dat select publiek is niet zelden in hoge mate bepalend voor het resultaat. Naast die min of meer aanvechtbare resultaten van methodologisch zwakke experimenten trakteert de auteur ons bovendien op enkele persoonlijke ervaringen uit zijn praktijk en zijn persoonlijk leven, die geen enkele aanspraak kunnen maken op enige wetenschappelijke relevantie.

    Het boek is verder doorspekt met talloze uitvoerige ‘voorbeelden’ uit de media. Dat gaat van de crisis rond de Russische raketten op Cuba tot de Arabische lente, met ruime aandacht voor Tony Blair, Poetin, Clinton, George W. Bush en nog meer figuren uit politiek, economie, sport en ontspanning die al dan niet kortstondig de media haalden.

    Aan de hand van de resultaten van psychologische testen probeert de auteur dan de gebeurtenissen te verklaren die hij als voorbeeld aanhaalt. Maar hij gaat daarbij zo overhaast tewerk, dat de aandachtige lezer herhaaldelijk de wenkbrauwen zal fronsen. Zo is het weinig waarschijnlijk dat de beslissing van Tony Blair om mee te gaan met de Amerikanen in de waanzin van de oorlog tegen Irak louter te verklaren is door de verhoging van zijn dopamine- en testosterongehalte als gevolg van zijn machtspositie als prime minister.

    Daarmee komen we tot het basisidee van het boek: het uitoefenen van macht doet iets met onze hersenen. Het verandert de chemische processen en de elektromagnetische activiteit in onze hersenen, zelfs de fysische structuur van onze hersenen zelf, zodat we ons onvermijdelijk anders gaan gedragen. Wie al enkele malen gewonnen heeft, gaat (onterecht) met meer zelfvertrouwen naar de volgende wedstrijd, omdat die overwinningen niet alleen de hormonale spiegel veranderd hebben, maar ook de hersenen zelf. Dat is de stelling die we op elke bladzijde lezen. Onze omgeving en de functie die we daarin bekleden, bepaalt ons gedrag en wel door de veranderingen die dat gedrag in onze hersenen teweegbrengt. Als je je vuist balt, stijgt de testosteronspiegel in je bloed automatisch, zonder dat je daar iets kan aan doen.

    Het is een merkwaardige stelling. Ze zet namelijk de wereld op zijn kop. Hitler is gewoon het slachtoffer van zijn omgeving en van zijn situatie als Führer. De macht die hij had, veranderde zijn hersenen en deed hem beslissen om Rusland aan te vallen, iets wat hij nooit had gedaan indien hij geen dictator was geweest, maar een democratisch staatshoofd. Maar is dat wel zo?

    Laten we even terugkeren naar de gebalde vuist. Dat is inderdaad een sterk signaal, dat macht, kracht, geweld en bedreiging en overwinning uitstraalt in zowat alle culturen. Ongetwijfeld gaat dat gebaar gepaard met hormonale veranderingen en waarneembare specifieke activiteiten in het lichaam en dus ook in de hersenen. Maar die veranderingen zijn toch niet het gevolg van het gebaar? In tegendeel: het gebaar is een gevolg van een emotie, die een reactie is op een gebeurtenis. Het is de gebeurtenis die de veranderingen teweegbrengt in ons lichaam, meestal zelfs nog voor we ons daarvan bewust worden. Het gebaar is daarvan het gevolg, niet de oorzaak.

    Nu is het perfect mogelijk om in klinische experimenten iemand de vuist te laten ballen en dan te onderzoeken welke gevolgen dat heeft in het lichaam. Daarbij zal inderdaad blijken dat ook het louter gebaar, dus zonder aanleiding of zonder emotie, reacties teweegbrengt in ons lichaam. Dat komt omdat een dergelijk sterk gebaar nu eenmaal verbonden is met sterke emoties. Het lijkt mij echter een zeer eenzijdige conclusie dat wij, zoals de auteur beweert, onweerstaanbaar gedreven worden door de chemische reacties van ons lichaam tengevolge van wat wij doen. Onze omgeving heeft zeker een invloed op ons en dat kan je in allerlei onrealistische testsituaties in psychologische laboratoria perfect illustreren, wat de auteur meer dan overvloedig doet, echter zonder ooit te overtuigen of uit de verschillende testen een geloofwaardige eenheidsvisie te puren.

    De werkelijkheid is oneindig veel complexer dan zelfs de som van alle spitsvondige of ronduit domme experimenten die psychologen kunnen verzinnen. Meer nog, die experimenten zijn veeleer misleidend dan verhelderend. Als men aantoont, in een onrealistische experimentele opstelling, dat proefpersonen die net een tekst hebben gelezen over hun sterfelijkheid anders reageren in een aantal testen dan personen die net een optimistisch succesverhaal gelezen hebben, wat heb je dan bewezen? Niets nieuws, we weten allemaal al heel lang dat wij beïnvloedbaar zijn. Maar door de indruk te verwekken dat wij altijd en volledig beïnvloed, ja gedetermineerd worden door onze omgeving, begeeft de auteur zich op een gevaarlijk pad, dat onvermijdelijk leidt naar beangstigende ethische vragen over verantwoordelijkheid voor onze daden, over schuld en boete. Wij zijn beïnvloedbaar, ongetwijfeld en meer dan we denken. Maar dat is niet het einde van het verhaal, het is slechts het begin. Wij zijn geroepen én in staat tot nadenken en bezinnen en tot verantwoord handelen op grond van humane ethische normen. Dit essentieel kenmerk van het menselijk handelen is op een onbegrijpelijke en verbluffende manier totaal afwezig in dit boek. De mens is herleid tot een laboratoriumrat in een doolhof, de psychologie en de filosofie tot een behaviorisme dat ik al lang en terecht begraven achtte. Ik citeer: ‘De belangrijkste conclusie van dit boek is dat je als mens een product bent van je context: in je privéleven, je sociale leven en je arbeidsbestaan.’ (blz. 295) Ik protesteer!

    Macht verblindt, dat is zijn stelling. Maar niet iedereen die macht uitoefent, wordt een dictator, gelukkig. Overwinnaars worden roekeloos, zo houdt hij vol. Maar ten minste een van zijn voorbeelden spreekt dat tegen. Hitler was in zijn machtshonger veeleer gedreven door zijn eigen ervaringen in de mislukking van Duistland tijdens de Eerste Wereldoorlog dan door de gemakkelijke successen die hij behaalde in Oostenrijk en zelfs Polen. En zo kunnen we voor elk van de aangehaalde voorbeelden andere aanhalen die zijn stelling afzwakken en zelfs tegenspreken. Dat is zeker zo bij sommige hoogst bedenkelijke voorbeelden.

    Zo zou bewezen zijn dat bij de Olympische Spelen de kampers die bij de loting een rood truitje toegewezen krijgen in plaats van een blauw, bijvoorbeeld bij het boksen, aanzienlijk meer kans maken om de overwinning te behalen. Indien dit bewezen was, dan zou men daar toch al lang iets aan gedaan hebben? Het effect van de kleur van het truitje op de uitslag van de kamp kan toch hoogstens marginaal zijn? Zelfs met een rood truitje maak ik geen enkele kans tegen Tyson, toch?

    Nobelprijswinnaars leven langer, gewoon omdat ze de Nobelprijs gekregen hebben, dus met uitsluiting van alle andere factoren. Zo zeggen de statistieken. Bij nader toezien blijkt het verschil echter miniem: ‘een of twee jaar’ op een mensenleven dat langer is dan het gemiddelde; bovendien zijn Nobelprijswinnaars meestal niet erg jong, om het zachtjes uit te drukken. Ze hebben dus nog maar een korte periode te leven; onlangs was er zelfs eentje al gestorven zonder dat het Comité het wist; de prijs wordt in de regel niet postuum toegekend. Bij de Nobelprijswinnaars literatuur is de mediaan (dat is het midden van de opklimmende reeks) 63 jaar. Het Nobelprijseffect kan dus enkel vanaf die dag beginnen te spelen. Het is evident dat de uiteindelijke leeftijd van die mensen slechts in zeer geringe mate afhankelijk zal zijn van de Nobelprijs alleen, maar veeleer het resultaat van een myriade van factoren, zoals bij iedereen. Met simpele statistieken kan je geen complexe feiten verklaren.

    Dat is mijn aanvoelen door het hele boek heen: zo eenvoudig kan het toch niet zijn! Mensen zijn geen proefdieren in een laboratorium. George W. Bush was bij zijn nefaste beslissing om Irak aan te vallen beïnvloed door veel meer dan de auteur laat uitschijnen. En hij was helemaal niet het hulpeloos slachtoffer van zijn hormonen en zijn door zijn machtssituatie verschrompelde (sic!) hersenen; wij kunnen ons zelfs ernstige vragen stellen over de reële macht van George W. als president van de V.S. Tony Blair was een intelligent man (wat we van zijn Amerikaanse collega meestal niet horen zeggen). Zelfs indien hij high was door de positie die hij innam, kon hij nog altijd zelf nadenken of de raad vragen van betrouwbare raadgevers, of de krant lezen. Mensen die omgaan met macht kennen de gevaren, ze hoeven overigens maar naar hun voorgangers te kijken om wijze lessen te leren: macht voert recht naar de ondergang, zowel van de machthebber als van zijn onderdanen en zijn tegenstrevers.

    Al bij al is dit een zeer oppervlakkig boek. Het brengt ons zo goed als niets bij over de meest grondige drijfveren voor ons handelen. Het biedt geen brede visie op de mens als verschijnsel en verklaart onze geschiedenis niet adequaat. Het is niet gesteund op overtuigend wetenschappelijk materiaal en de vele aangehaalde anekdotes geven het slechts een schijn van ernst. Het vertekent onze werkelijke situatie als mens in de maatschappij op een gevaarlijk simplistische manier en miskent zo de complexiteit van ons bestaan en de kracht van onze intelligentie en onze medemenselijkheid. Dat is zeer jammer, want de vraag die aan de grondslag ligt van dit boek, namelijk wat de oorzaken en de gevolgen zijn van machtswellust, is van ongemeen groot belang voor het voortbestaan van de mensheid en van onze wereld.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    05-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sanitaire stop

    We kennen het Latijnse woord sanus wel: mens sana in corpore sano; een gezonde geest in een gezond lichaam. We vinden het ook in sanitair: dat wat onze gezondheid betreft, maar nu een eufemisme voor het toilet, zelf een eufemisme voor het ding waarin we onze ontlasting kwijt kunnen. Een sanitaire stop is een gelegenheid om te gaan plassen of voor de grote boodschap.




    Uit de Latijnse spreuk blijkt dat we sanus zowel voor het lichaam als voor de geest kunnen gebruiken. Toch valt het mij op dat in de Latijnse woordenboeken de aandacht vooral gaat naar de mens, het geestelijke. Als men zegt: sanusne es? vraagt men niet naar je gezondheidstoestand, maar bedoelt men: ben je wel goed wijs? Ben je mal? Een male sanus is geen zieke maar iemand die niet goed bij zijn zinnen is.

    Zo kom ik bij een homoniem, een woord dat eender klinkt als ons ‘sanitair’, maar een andere betekenis heeft, namelijk het Latijnse bijwoord dat is afgeleid van sanus: saniter. Dat betekent dus zoveel als: op een gezonde wijze, maar dan vooral wat het mentale betreft. Als we dat toepassen op het denken, dan drukken we ermee uit dat men zijn gezond verstand gebruikt, of dat men niet zomaar denkt, maar ook nadenkt.

    Filosofen hebben het voortdurend over de rede, de ratio, over redeneren en rationeel bezig zijn. Men zou wel gaan vermoeden dat de rede een heel bijzonder orgaan is, of een extra zintuig. Of misschien is het iets dat iedereen wel heeft maar dat niet iedereen gebruikt. Iedereen denkt, maar niet iedereen denkt na.

    Mijn aanvoelen is dat wij inderdaad allemaal denken, maar niet allemaal even goed. Wij beschikken allemaal over verstandelijke vermogens, die ons in staat stellen om fantastische dingen te doen. Een handenarbeider in een fabriek, een kassajuffrouw in de supermarkt enzovoort, ze moeten voortdurend nadenken. Wie met de auto rijdt, denkt de hele tijd, ook als hij of zij zich daarvan niet bewust is en gedeeltelijk op automatische piloot navigeert. Onze hersenen zijn ononderbroken in de weer, zelfs als we slapen en als het ware helemaal bewusteloos of onbewust zijn.

    Het gaat er dus niet om of we denken of niet, dat doen we onvermijdelijk. Elke mens is een redelijk wezen. Helaas denkt niet iedereen op een gezonde manier, niet saniter.

    Dat blijkt overduidelijk bij mensen met een mentale beperking, of die nu aangeboren is of het resultaat van ziekte, veroudering of een ongeval. Beschadigingen van de hersenen verhinderen het saniter of gezond denken en dat merk je.

    Maar ook mensen die over ‘normaal’ werkende hersenen beschikken, blijken soms mentaal beperkt te zijn. Wie vasthoudt aan vooringenomenheden en tegen alle beter weten in niet wil afwijken van een mening die op zijn minst betwistbaar is, schiet duidelijk tekort op mentaal gebied. Zelfs zeer verstandige mensen kunnen zich daaraan schuldig maken. Ik denk dan aan de talrijke uiterst intelligente mensen die zich op een of andere manier in dienst hebben gesteld van de Kerk en die de totaal ongeloofwaardige en hopeloos voorbijgestreefde opvattingen bleven verdedigen. Kardinaal Danneels en paus Ratzinger zijn daarvan duidelijke voorbeelden. Aan hun intelligentie twijfelt niemand, zij steken zelfs ver boven de gemiddelde mens uit op dat punt; zij zijn manifest in staat om zelfs zeer ingewikkelde zaken te begrijpen en uit te leggen. Maar zij zijn niet in staat, of niet bereid, om sommige zeer eenvoudige en evidente dingen in te zien en daaruit ook hun conclusies te trekken. Dit is slechts een voorbeeld: dergelijke opvallende tegenstrijdigheden komen we voortdurend tegen in alle middens en op alle niveaus.






    De rede en de rationaliteit is dus niet iets dat voorbehouden is voor filosofen; noch is het zo dat de irrationaliteit enkel bij minder begaafden zou optreden. Wij zijn allen bij machte om saniter te denken, maar we doen het niet altijd. Als we vertrouwen op ons gezond verstand, dat gebaseerd is op onze eigen ervaringen en die van anderen, dan valt het nogal mee. De meeste chauffeurs rijden heel behoorlijk, zelfs zonder er bewust bij na te denken; het is zelfs zo dat men daarbij beter niet teveel nadenkt, maar zich precies op die automatismen van ons brein verlaat, en ondertussen zelfs met allerlei andere dingen bezig is. Pas wanneer de routine onderbroken wordt door een plotse onverwachte en bedreigende situatie, grijpt het actieve en bewuste denken weer in.

    Vaak laten we ons echter beïnvloeden door waarheden die ons komen aangewaaid uit de media, dingen die we weten van horen zeggen en die we klakkeloos overnemen, zonder ons af te vragen of de informatie wel klopt.






    Dit is een pleidooi, lieve lezers, voor het denken, het nadenken, het sanitair of liever saniter denken. Of anders gezegd: sapere aude, durf wijs te zijn. Het is niets bijzonders, wij kunnen het allemaal. Het volstaat dat we bereid zijn om stil te staan bij onze overtuigingen, om ze te vergelijken met die van anderen zonder vooringenomenheid, om de gevolgen van ons denken en ons handelen aan een objectief onderzoek te onderwerpen, dat we meer bewust en dus beter gaan leven en samenleven.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    30-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Champions League

    Zou het de leeftijd zijn? Ik weet het niet, maar ik heb er wel behoorlijk last van. Neem nu de voetbalmatch van Anderlecht tegen Limassol onlangs. Er was verder niets op TV dat de moeite waard leek, dus toch maar even kijken. Het belang van die match was dagen van tevoren al opgeklopt tot waanzinnige hoogten, de spanning zat er dus goed in. Anderlecht moest winnen na een dwaze uitnederlaag tegen een nogal onbenullige tegenstander.




    Na drie minuten voelde ik al dat het niet pluis zat. Ik bewoog met het spel mee in mijn zetel. Als de aanval van rechts naar links trok, leunde ik gaandeweg mee naar links naarmate het spel het doel naderde; liep de bal naar rechts, dan voelde ik me onweerstaanbaar naar rechts getrokken, als wou ik door mijn eigen lichaamsbeweging kracht bijzetten aan de aanval. Het was een beetje zoals sommige chauffeurs en de meeste passagiers in een auto, die met hun hele lijf mee remmen en mee optrekken en mee de bochten nemen.

    Bovendien voelde ik mijn hartslag omhoog gaan, zelfs wanneer er op het veld niets noemenswaardig gebeurde. Het was de spanning rond de gebeurtenis die het hem deed, het belang en de inzet van de wedstrijd.

    Ik heb dan maar voor een rustig stukje muziek gekozen en het hele zaakje aan mij laten voorbijgaan. Pas ’s anderendaags heb ik toevallig vernomen dat Anderlecht gewonnen had met het nodige verschil, zodat ze kunnen doorgaan in de Champions League.

    Voetbalwedstrijden zijn er om geanalyseerd te worden, vooraf, tijdens en erna. Laten we dat ook eens doen.

    Vooreerst de inzet, die deze match zo belangrijk maakte. Als Anderlecht verloor, mocht het niet deelnemen aan de groepsfase van de Champions League. Ik geef grif toe dat ik er geen flauw idee van heb wat dat concreet betekent, behalve dat volgens de nieuwsberichten in dat geval de club een startgeld van vijftien miljoen euro zou missen. Nu kan ik me voorstellen dat een dergelijke som zelfs voor een club als Anderlecht geen kattenpis is. Maar wat heb ik daarmee te maken? Ik ben geen fan van die club, ik heb er geen enkele affiniteit mee, eerlijk gezegd kan Anderlecht me gestolen worden. Of ze eerste staan of laatste, in de hoogste afdeling spelen of in vierde provinciale, het maakt me niets uit. Het is een grote commerciële onderneming in de entertainment business, punt uit. Bovendien is het een vorm van ontspanning die me helemaal niet interesseert. Ik ga nooit naar het voetbal kijken en ook op TV stem ik er zelden op af. Ik praat met vrienden en kennissen nooit over het voetbal.

    En toch was ik gespannen, nerveus, kreeg ik hartkloppingen.

    Nu ik erbij stilsta, besef ik dat die hevige gevoelens sterker zijn dan mezelf. Ze komen spontaan op en ik kan ze niet onderdrukken. En dan had ik het ineens door: ook andere mensen ervaren die hevige emoties. Maar in plaats van af te haken, geven ze eraan toe. Ze laten zich opzwepen, gaan op in de match, worden erdoor meegesleept, zwalpen op en neer met de golven van angst en euforie die het spel bij hen oproept bij elke uitgespeelde of gefaalde kans, bij elke aanval, elke bedreiging van het eigen doel.

    Dat is waarom het gaat in zo’n voetbalmatch. En deze match was niet zomaar een doordeweekse aangelegenheid, waarvan het resultaat pas op het einde van het seizoen wordt afgerekend. Nee, het was erop of eronder, alles of niets. Of zo werd het toch voorgesteld. En dus was het een spannende match, niet het minst door het risico op een onverwachte tegengoal die de lat onmiddellijk veel hoger zou leggen, enzovoort. En Anderlecht kwam maar niet tot scoren, tachtig eindeloze minuten lang, wat de spanning steeds meer deed stijgen tot een bijna ondraaglijk niveau. En dan kwam de ontknoping in een spectaculaire ontlading van extatische vreugde bij iedereen, ook bij de vele duizenden die de match hadden gevolgd, in het stadion of thuis. En er werd gedronken en gedanst en gefeest tot in de kleine uurtjes.

    Die emoties zijn niet ongewoon, ze zijn normaal. Honderdduizenden, ja miljoenen mensen leveren zich elke week over aan dat spel. Ze beleven de spanningen die normaal enkel de spelers en de clubbonzen voelen op een plaatsvervangende manier, alsof hun leven er van afhing, hun wedde, hun bonus, hun blijdschap of ongeluk, terwijl ze er in feite niets mee te maken hebben. Ze betalen om te mogen gaan kijken, maar vooral om te mogen mee opgaan in het spel, om hun emoties te mogen botvieren. Het is iets dat aanspreekt, het werkt, anders was het voetbal niet de miljardenbusiness die het is. De media doen er volop aan mee en pikken hun graantje mee van de commercie.

    Mensen hebben veel over voor hun voetbal, zeer veel. De mensheid heeft veel over voor haar voetbal, zeer veel tijd, energie en financiële middelen. En het voetbal is maar één van de vele aspecten van ons tijdverdrijf, van ons omgaan met onze emoties. We zijn blijkbaar ten minste zo veel bezig met onze emoties als met de andere aspecten van ons leven, zoals werken of slapen.

    Er is dus niets verkeerds mee. Blijkbaar hebben wij behoefte aan een emotioneel leven en beantwoordt voetbal, zoals talloze andere vormen van ontspanning, aan die behoefte. En toch heb ik daar mijn bedenkingen bij; het tegendeel zou u trouwens verwonderen, lieve lezers.





    Zie je, die emoties zijn er voor een reden en die reden is niet het voetbal. Onze emoties hebben een functie. Zij vervullen een rol in ons samenleven met anderen. Ze maken het mogelijk dat wij onszelf in stand houden in een complexe maatschappij, waarin wij op ontelbare manieren samenwerken met anderen, tot voordeel van iedereen. Maar zoals alle andere aspecten van ons mens-zijn, kunnen we ook die emoties oneigenlijk gebruiken. Honger is een signaal van ons lichaam dat het voedsel nodig heeft; dorst wijst op het gevaar van uitdroging enzovoort. Woede is een reactie op een of andere vorm van agressie, blijdschap is een reactie op iets dat goed is voor ons enzovoort. Maar wij eten ook als we geen honger hebben en we eten niet zozeer om onze honger te stillen als om onze smaakpapillen te plezieren; we drinken vaak veel meer dan nodig en duidelijk niet om onze dorst te lessen.

    Op de zelfde manier gebruiken we onze emoties niet alleen voor de situaties waarin wij ons meestal bevinden in de maatschappij: we creëren speciale omstandigheden waarin onze emoties op een artificiële manier worden aangesproken: we gaan op een rollerbaan zitten, we beklimmen moeilijke bergen, we doen aan diepzeeduiken en we gaan naar het voetbal kijken. Zoals we meer aan seks doen dan nodig voor de voortplanting, spelen we ook met onze emoties omdat die er nu eenmaal zijn. We houden van opwinding en van de tegenstellingen tussen vreugde en verdriet en de spanningen die dat met zich meebrengt. En dus creëren wij situaties, of laten anderen die voor ons creëren, waarin onze primaire emoties sterk worden aangesproken.





    Theater is daarvan een goed voorbeeld. De auteur van het stuk, de regisseur, de acteurs en alle andere betrokkenen zijn erop uit om onze emoties een goede beurt te geven. Ze maken daarbij gebruik van alle mogelijke middelen, soms op de meest cynische manier. Maar we malen er niet om, we gaan naar het theater om ons te laten misleiden en hoe beter dat het lukt, hoe liever we het hebben. Net zo met film.

    Met de (kijk)sport is het anders. Daar hebben we de verwachting en de indruk dat het geen theater is, maar echt. Dat er geen spelletjes gespeeld worden met ons, maar dat het om een echte wedstrijd gaat, waarin de tegenstanders op een eerlijke manier met elkaar en dus met ons omgaan. Als het allemaal afgesproken spel zou zijn, dan gingen we niet kijken. Het is daarom dat heruitzendingen van wedstrijden zo weinig succes hebben: als we de uitslag al weten, is er niks meer aan. Om dezelfde reden is omkoperij de zwaarste overtreding van het sportethos die je kan bedenken. We hebben de spanning over de (eerlijke) afloop nodig. Het gaat er dus niet om hoe mooi een wedstrijd is, maar hoe spannend en wie er wint en hoe.

    En zo kom ik tot mijn bedenkingen.

    Vooreerst meen ik dat het beter is om je emoties te gebruiken voor het datgene waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk de omgang met de anderen. Het oneigenlijk gebruik, zoals bij het beoefenen van (gevaarlijke) sporten, is voor mij altijd min of meer verdacht en bedenkelijk. Natuurlijk geeft het jou een kick als je gaat skiën, zeker buiten de pistes, of als je een steile bergwand beklimt en eindelijk op de top staat. Maar dan ben je met je emoties aan het spelen, zoals je ook met je genitaliën kunt spelen. Wij mensen kunnen dat en we doen het volop en met veel plezier. Maar zowel uit de praktijk als met een beetje gezond verstand kunnen we leren dat het oneigenlijk gebruik van het een zowel als van het ander uiteindelijk onbevredigend is.

    Het meest genieten we van een koel glas water als we echt dorst hebben. De duurste gerechten moeten het afleggen tegen een boterham uit het vuistje als je echt honger hebt.

    Zo is het ook met onze emoties. Ongetwijfeld waren de fans uitgelaten toen Anderlecht had gewonnen, maar wat hebben ze daar uiteindelijk aan? Hun verwachtingen zijn ingelost, hun vrees is weggenomen en heeft plaats gemaakt voor euforie. Maar ze hebben zich geen echt voordeel gedaan, ze hebben alleen negentig minuten lang hun emoties kunnen botvieren op een kunstmatige, plaatsvervangende manier, gevoed door heel wat drank, opgezweept door de media en door de massahysterie die grote evenementen nu eenmaal meebrengen. De vijand is verslagen, maar zelfs de meest harde fan zal uiteindelijk moeten toegeven dat die vijand in feite helemaal geen vijand is; dat de spelers van de tegenpartij morgen misschien in je eigen ploeg zullen spelen en jouw helden van vandaag morgen verkocht worden voor veel geld, waarvan jij geen cent te zien krijgt. Waarom vechten hooligans van de ene ploeg eigenlijk tegen die van de andere? Wat kunnen ze daarmee winnen?

    Ik heb dus iets tegen het al te opzettelijk of kunstmatig bespelen van emoties. Ik ga nooit naar het theater, nooit naar de film. Ik kan ook geen films bekijken op TV, zeker niet als ze sterk emotioneel geladen zijn en dat is in bijna alle gevallen zo: geweld, diepe psychologische conflicten, gerechtszaken, avonturen… het is me allemaal teveel, zelfs al weet ik goed dat het maar theater is. Ik kan het niet aan, mijn lichaam reageert erop als de spreekwoordelijke stier op een rode lap: mijn hart gaat bonzen, ik krijg een krop in de keel, mijn stem stokt, het koude zweet breekt me uit, de tranen biggelen over mijn aangezicht. Ik weet er uren later nog van en van rustig inslapen is geen sprake, noch van een rustige nacht, de beelden blijven me tormenteren in mijn dromen.






    Leid ik dan een saai leven? Ik vind van niet. Mijn emotioneel leven is zo sterk gekleurd als dat van iemand anders, denk ik. Mijn gevoelens zijn even sterk als die van mijn evennaasten. Alleen ga ik er een beetje anders mee om. Ik vermijd confronterende omstandigheden van alle aard en zoek zoveel mogelijk rust en harmonie op. Ik vind mijn genot op iets meer subtiele plaatsen dan het voetbal, het wielrennen, Formule 1 of een bokswedstrijd; of een porno-, actie- of horrorfilm; of een thriller van een boek. Ik beklim zo weinig mogelijk hoge bergen en verplaats me het liefst te voet of met de fiets. Voor mij geen verre reizen, dure restaurants, zeldzame wijnen of chique kleren. Mijn interesses gaan veeleer naar wat me een genot verschaft dat men wel eens intellectueel noemt, maar dat daarom niet minder genieten is, en naar het plezier dat je kan hebben van heel eenvoudige dingen in het leven.

    Ieder diertje zijn pleziertje. Voor mij mag iedereen die daar zin in heeft naar het voetbal gaan of naar pornofilms kijken. Niemand moet zijn wil opdringen aan iemand anders, alles mag, niets moet, zolang er niemand geschaad wordt. Maar ik vind wel dat er goede en minder goede manieren zijn om met je emoties om te gaan en dat de meer natuurlijke manier uiteindelijk de grootste bevrediging schenkt, terwijl de meer spectaculaire maar minder natuurlijke slechts een snel voorbijgaande opwinding opleveren, die je nadien onbevredigd achterlaat en je alleen maar aanzet tot nog meer, nog heviger, nog krachtiger, nog duurder, nog verder, nog gekker.

    Ik voel me niet beter dan een ander. Maar wel af en toe behoorlijk verschillend.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    05-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onrust

    De laatste tijd word ik beslopen door een ontstellende onrust.

    Ik merk dat aan subtiele veranderingen in mijn leefpatroon. Ik lees minder en minder lang aan een stuk, ik leg wat ik lees vaker naast me neer en zit dan een tijdlang in het ijle te staren. Ik schrijf minder op mijn Kroniek, en noteer meer onrijpe of afgebroken gedachtegangen in mijn notitieboekje. Ook het dagboek dat ik bijhoud op mijn laptop is al maanden onaangevuld. Ik breng heel wat tijd door op Facebook.

    Ik ben ook meer bezig met Spinoza, vooral praktisch dan. Dat heeft geleid tot Spinoza in Vlaanderen en daar steek ik ook veel tijd in. Ik ga ijverig op zoek naar wat ik op de nieuwe website kan brengen en beland zo op de meest diverse sites, met talloze gegevens die ik niet hoef of wens te herhalen. Ik wil een trefpunt van maken voor wat er rond Spinoza leeft in Vlaanderen, maar hoe?

    Stilaan ben ik me bewust aan het worden waar die onrust vandaan komt. De vele uren die ik doorbreng op het internet leveren een overvloed op aan impulsen en stimulansen, veel meer dan ik kan verwerken. Ik loop door een Kretenzisch labyrint en ben helaas Ariadne’s rode draad al lang kwijt, ik ijl naar adem snakkend door de gangen van Borges’ bibliotheek en om elke hoek begint een nieuwe gang, achter elke deur schuilt een andere, elke kamer is slechts het voorgeborchte van een volgende, nog veel grotere, met nog meer onvatbare woorden, nog meer boeken waarvan ik amper de titels kan ontcijferen en die ik nooit kan gelezen krijgen.

    Elk onderwerp dat ik aanraak, dwingt me om verder te kijken dan mijn neus lang is. Ik ben een dwerg op schouders van giganten, maar wat ik te zien krijg zijn geen horizonten maar een mateloos verstrengeld oerwoud van overweldigende betekenissen dat niet verschilt van absolute zinloosheid. Achter elk woord doemt een gans epos op. Ik ben overdonderd. Als ik ook maar eventjes elk spoor volg dat zich aandient, val ik allengs uiteen in duizend steeds kleinere kareltjes die zich elk als driftige mieren een onnaspeurlijke weg zoeken in een nest dat zich eindeloos uitstrekt, uitzichtloos en genadeloos.

    Ik ben fractaal, gebroken.

    Mijn systeem is overbelast. Mijn vriend Jacques legde al de vinger op de wonde: ik ben aan het schaakspelen op vier borden tegelijk, of nog meer.

    Een vos weet veel dingen, een egel weet er één groot.

    Ik heb me laten afleiden. Ik was niet meer tevreden met mijn eenzame zoektocht naar dat ene grote ding. Maar, lieve lezer, ik was zo alleen, zo alleen in mijn gedachten dat het niet meer te harden was. Ik wou andere mensen ontmoeten, natuurlijk het liefst mensen zoals ik, om samen mezelf te zijn. Ik wou mezelf delen met anderen, mezelf mededelen. Ik wou dat anderen me leerden kennen en appreciëren, niet alleen virtueel maar in levenden lijve. Maar elke mens is anders, wij zijn zo gruwelijk verschillend, zelfs als we op elkaar lijken, van ver.

    Ik ben toch maar op zoek gegaan, grotendeels vruchteloos, allicht. Ik heb vaak vrede genomen met minder dan ik zocht, om niet met lege handen achter te blijven, vol van mezelf. En toch is dat wat gebeurd is, met een teleurstellende en terneerdrukkende onrust op de koop toe.

     

    Nu is het dan tijd voor inkeer.

    Bezinnen over de opgelopen schade en redden wat nog te redden valt. Terugkeren op mijn stappen van wat valse sporen waren. Slechte gewoonten weer afleren. Weer veeleisend worden voor mezelf en voor de anderen. Me niet meer tevreden stellen met minder, me concentreren op wat echt en goed is. Niet meer alles zelf willen doen. Beperken om te overleven.

    Het leven dat me rest wordt alsmaar korter, er is geen tijd te verliezen. Ik wil er het beste van maken.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!