mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
11-12-2008
schuld, boete, wraak, gerechtigheid
Het is een onderwerp dat in het nieuws blijft: misdaad en straf, schuld en boete: het zijn ook alternatieve titels van de roman van Dostojevski. Ik schreef een klaaglied bij de racistisch geïnspireerde moorden in Antwerpen, lees mijn Threnodie nog eens. Ze kan ook dienen voor de vijf kinderen van de wanhopige vrouw die nu terechtstaat voor wat ze haar man, haar schoonvader en de maatschappij heeft aangedaan, maar die allicht het meest lijdt om wat ze haar kinderen en zichzelf heeft misdaan.
Onder de titel Voorlopig vonnis stelde ik me vragen bij het beroep dat de advocaten meenden te moeten aantekenen bij de uitspraak van de Antwerpse rechtbank, die toch door alle betrokkenen als heilzaam ervaren werd. http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=369
Categorie:samenleving Tags:schuld en boete, misdaad en straf
05-12-2008
Zeventien
Er is niet veel verbeelding voor nodig. Stel je een jonge kerel voor, misschien zeventien, op een opgefokte brommer, de uitlaat luid knetterend, tegen vijftig, zestig per uur op een secundaire weg in een nieuwe verkaveling, het fietspad negerend, met een pet achterstevoren in plaats van een valhelm, op een zaterdagavond. En twee politieagenten, niet veel ouder, stevig gebouwd, crew cut, het wapen goed zichtbaar in een losse holster, in een witte dienstwagen met zwaailicht. Een dodelijke combinatie, zoals is gebleken.
Zoals een machtige stier furieus afstormt op een onnozele rode lap, zo reageren onze agenten op de jonge delinquent; ze kennen hem, het is niet de eerste keer. En hij heeft hen ook in de gaten: brute pech, jong! Klote!
En de machineinfernale komt op gang: de politiewagen zet de achtervolging in, de brommer neemt de vlucht langs de binnenweggetjes van zijn vertrouwde buurt, die de agenten natuurlijk ook kennen, het is een spel van kat en muis, mensen en motoren, de adrenaline en allicht ook de alcohol doen hun perfide werk.
En dan gebeurt het: de brommer slipt en valt, de dienstwagen zit er veel te kort op, kan niet meer tijdig remmen en stort zich in hallucinant vertraagde beelden op de gevallen bromfiets en de vallende, wegglijdende hopeloos kwetsbare jonge kerel. Heeft hij het nog uitgeschreeuwd van pijn, woede, frustratie, angst?
Zijn ranke, gebroken lijf ligt er in verkeerde hoeken bij, zijn bloed maakt langzaam een onooglijke donkere plas. Het is te laat, het is voorbij. Zeventien.
Het was een kort bericht op het nieuws, na de bankschandalen en de eerste sneeuw in de Alpen, de files rond Antwerpen, de terugkeer van Lance Armstrong. Een fait divers, meer niet. Je kan het zelf live meemaken in grauwe halfduistere TV-programma's over wilde achtervolgingen en overvallen op nachtwinkels, elke dag opnieuw: de politie in actie, de onverantwoordelijke automobilisten, de uitdagende jonge snaken, alles netjes geregisseerd om de boodschap te doen overkomen, zodat je zelf niet meer hoeft te denken.
Doe het toch maar, al is het maar even. Wees er maar zeker van dat je enkel die situaties te zien krijgt waarin de ene partij er goed uitkomt. Kan iemand mij, of de ouders van het verhakkelde jonge lijf uitleggen waarvoor een dergelijke achtervolging goed is? Hoe je de vroege dood van een kind kan goedpraten door te zeggen dat hij te hard reed? Er gaapt een onoverbrugbare kloof tussen de futiliteit van de overtreding en de onomkeerbare, finale bestraffing: de banale dood op een landweg ergens in Vlaanderen, een verhakkelde bromfiets, al te korte remsporen, een dienstwagen met nauwelijks wat blutsen, twee agenten die zwijgend hun rapport schrijven, een ambulance met onnodig zwaailicht en nutteloze sirene.
Het is te laat.
Het is voorbij.
Zeventien.
Categorie:samenleving Tags:schuld en boete, misdaad en straf
24-11-2008
Congo, ons aards paradijs
Ik besef het: ik weet er eigenlijk niets over, maar toch wil ik het erover hebben: Congo, onze vroegere kolonie, ex-Zaïre, nu een democratische republiek. Mijn informatie bestaat uit de nieuwsberichten en enkele documentaires die recentelijk te zien waren op Canvas+. Het beeld dat we daarin gekregen hebben, heeft me geschokt. Wij zitten hier knus in ons veilige landje, terwijl ginds sinds jaren een bloedige oorlog woedt. Van het vernis van beschaving die wij ooit naar daar brachten, schiet er vrijwel niets over. Al de economische hulp die wij en andere partners ooit boden, is door het oerwoud opnieuw overwoekerd. De infrastructuur van het land is zo goed als onbestaande. In een land dat, zo leerden we op school, tachtig keer zo groot is als België, leven nauwelijks' 62 miljoen mensen. Het bruto nationaal product is ongeveer 10 miljard dollar, of 170 $ per kop. Als we dat vergelijken met België, komen we tot ontstellende verschillen: ons BNP is maar liefst 454 miljard dollar, dus meer dan 42.000 $ per kop, dat is 263 keer meer.
Dat brengt ons tot de bittere vaststelling dat de wereld op zijn kop staat. Onder normale omstandigheden zou Congo een aards paradijs moeten zijn, want het heeft alle natuurlijke troeven in handen, en zou België een nietig dwergstaatje moeten zijn dat niet eens in zijn eigen behoeften kan voorzien.
Waarom is het dan niet zo? Hoe komt het dat Congo zich niet kan waarmaken? Waarom is er daar voortdurend oorlog? Waarom slaagt men er niet in om de overvloedige natuurlijke rijkdommen nuttig te gebruiken? Waarom loopt men er achter op alle mogelijke punten van de beschaving? Waarom is de samenleving een vreemde mengeling van moderne technologie en het stenen tijdperk?
Het zou een ronduit racistische en dus verfoeilijke gedachte zijn om dat te wijten aan de Congolezen. Dat belet nochtans zeer velen niet om precies dat te denken, ook al durft men het niet meer zo gemakkelijk zeggen of schrijven. Velen blijven ervan overtuigd dat met een kleine toplaag van experts het land op korte tijd tot de rijkste van de wereld zou behoren. Dat vertaalt zich vandaag niet in een nieuwe brutale openlijke kolonisatiegolf, maar in even onaanvaardbare betutteling, door internationale organisaties zoals de UNO, die de rol van politie (zouden moeten) overnemen, of onduidelijke maar niet minder aanwezige landen en bedrijven, die de economie (zouden moeten) in handen nemen. De Congolese bevolking en haar leiders spelen daarbij respectievelijk de rol van straatarme goedkope handarbeiders en schandelijke profiteurs. Een middenklasse van ambtenaren, handelaars, ondernemers en professionele werklieden lijkt totaal te ontbreken. De politieke macht is in handen van wie op dat moment de bovenhand heeft in het leger: het geweld heerst, de wapens beslissen.
Als we de racistische uitleg verwerpen, namelijk dat die negers' niet in staat zijn om beter te doen, dan moeten we een andere verklaring hebben voor de blijvende Congolese chaos. En dat is niet gemakkelijk.
We zouden kunnen vergelijken met andere Afrikaanse landen in het evenaarsgebied: indien Congo daarvan opmerkelijk verschilt, dan moeten we oorzaak wellicht zoeken in de geschiedenis van het land zelf. Zelfs met mijn beperkte kennis van zaken moet ik vaststellen dat het hele evenaarsgebied en zelfs nog grotere delen van Afrika sinds vele jaren vrijwel hetzelfde trieste lot delen van Congo. Het heeft dus niet veel zin om met een verwijtende vinger naar België te wijzen, zoals men bijvoorbeeld in Amerika, Engeland en Frankrijk wel eens doet: deze landen hebben het niet beter gedaan in de landen die zij gekoloniseerd hebben of, in het geval van Amerika, met de Afrikanen waarmee zij te maken hebben. Vergelijkingen met andere ex-kolonies, buiten Afrika, bijvoorbeeld in Amerika, Azië en Oceanië, zijn zeer moeilijk: in Noord- en Zuid-Amerika heeft men de autochtone bevolking grotendeels uitgeroeid; in Azië heeft men de aanwezige culturen, die dateren van lang voor de onze, deskundig vernietigd en vervangen door de Westerse.
We moeten dus vaststellen dat er in Afrika een grotere weerstand is tegenover Westerse cultuurpatronen. Een vergelijking met bijvoorbeeld Japan is op dat punt spectaculair. Dat doet me vermoeden dat het verschil gelegen is in de al te bruuske en gewelddadige gedwongen overgang van een primitieve, kleinschalige oerwoudcultuur naar een Westerse liberaal-kapitalistische, technologische democratie. Dat is pas goed begonnen rond de tijd dat België zijn onzalige vorm kreeg, met een regelrechte strooptocht op de natuurlijke rijkdommen en een wrede uitbuiting van de lokale bevolking. Geleidelijk aan kwam er ruimte voor een zekere humanisering, met meer aandacht voor het lot van de bevolking, maar steeds op een paternalistische, koloniale manier. Het onderwijs, de gezondheidszorg, de godsdienst, het werd allemaal van boven uit opgelegd, men wou van de negers blanken maken. En dat lukte ook, ten dele: zoals Darwin al zei is het perfect mogelijk om in individuele gevallen op zeer korte tijd een primitieve wilde' om te vormen tot iemand die zonder al te veel moeilijkheden een plaats kan innemen in onze moderne beschaving en daar zelfs de hoogste posities kan ambiëren. Dat is, mijns inziens, het beste bewijs dat elk racisme verdacht en radicaal fout is: niet de huidskleur of de afkomst bepalen of beperken de mogelijkheden van een mens, maar de omstandigheden.
Er is dus iets fundamenteels verkeerd gegaan in de confrontatie van het Westen met Afrika. Wij dragen een zware schuld voor de agressieve verstoring van alle mogelijke natuurlijke evenwichten bij de onmenselijke kolonisatie. En ook na de dépendence', zoals de eenvoudige Congolees de onafhankelijkheid met onbewuste humor omschreef, hebben we hen niet eerlijk behandeld. De prijs van het koper, bijvoorbeeld, daalde toen op enkele dagen met een snelheid die wij alleen kennen van het Fortis-aandeel. Wij beroven Kongo nog altijd, economisch, wij betalen geen eerlijke prijs voor wat wij daar weghalen. En we verkopen onze producten te duur, niet in het minst de wapens die ook een gevaarlijke idioot als onze huidige minister van oorlog daar nog altijd gaat deponeren alsof het zilverpapier van Vlaamse chocoladerepen was.
Telkens ik geconfronteerd wordt met nieuws uit Afrika bloedt mijn hart. In mijn uiterste onmacht kan ik niet anders dan wanhopig besluiten: laten wij Westerlingen daar allemaal zo snel mogelijk weggaan, eens en voor altijd, en voor de rest onze contacten baseren op echt eerlijke principes en prijzen. Laten we, kortom, Afrika respecteren zoals we dat doen met bijvoorbeeld onze buurlanden of de Verenigde Staten, Rusland, China, India, Japan... en hen niet beschouwen als een bende arrogante straatboefjes.
Ik zie het helaas nog niet gebeuren. Wij hebben iets met Afrika, wij hebben iets met negers. Het is iets dat in ons verleden ligt, in de tweehonderd jaar van onze destructieve contacten met het Zwarte Continent. Er is geen enkele reden om te denken dat het niet anders kan. Wij mensen, als menselijke soort, zijn ooit in Afrika ontstaan, daar ligt onze oorsprong, ons warme nest, ons natuurlijke habitat, onze tuin van Eden. Wij zijn gedoemd met een onuitroeibaar, onvervulbaar en overweldigend smartelijk heimwee naar dat paradijs, en wij zijn diep gekwetst dat we daar exemplaren aantreffen van een ras waarin we, zelfs met heel veel goede wil, onze gelijke niet kunnen herkennen en erkennen. Het raadselachtig heimwee dat we zo koesteren is ons latent, virulent racisme. Zolang we dat niet beseffen, is er geen toekomst voor ons of voor hen in Afrika.
Categorie:samenleving Tags:Congo, kolonialisme
06-11-2008
John Wayne & Barack Obama
Enkele dagen geleden verzeilde ik bij het zappen middenin een luidruchtige westernklassieker met de onvermijdelijke John Wayne, in rood hemd, leren gilet, witte hoed (natuurlijk) en de onvermijdelijke Winchester. Hij zat op een kar met een stel prachtige paarden en werd achtervolgd door een meute jodelende Indianen. In onze jeugd hebben we ontelbare keren dergelijke cowboy-en-indianenverhalen gezien, gelezen en nagespeeld. Ook daarna was een goede western altijd wel een verademing, een moment van ontspannende spanning na een frustrerende werkdag.
Maar nu ben ik zo snel als mogelijk weggezapt, ik kon het niet meer aanzien: de vanzelfsprekendheid waarmee mensen, zij het wilde' Indianen, werden afgeknald, tientallen, minutenlang, door onze schuinsmarcherende John Wayne en zijn gezellen op de kar, daarna ook door de Texas Rangers of het leger of een posse', in koelen bloede, stelselmatig, zomaar.
Nog nooit is er zoveel geweld te zien geweest als op onze dagen. Als er in Kandahar of Kaboel een bomauto ontploft, dan krijgen we de stoffige bloedplassen, de afgerukte ledematen, de bomkrater, de uitgebrande auto's, de wegsnellende ambulances enkele uren later op ons scherm. Vaak voegt de reporter van dienst eraan toe dat gevoelige kijkers zich het best even afwenden. Er moeten dus blijkbaar ook óngevoelige kijkers zijn die zich nonchalant vergapen aan dit soort van nieuws. Je zou denken dat we gehard zijn door de opeenstapeling van dergelijke beelden, dat er een gewenning optreedt.
Bij mij is dat niet zo, het is veeleer een oververzadiging die afkeer opwekt. Zelfs de schokkende beelden van schrijnend ondervoede kinderen en hun machteloze ouders zijn me teveel, ik kan er niet naar kijken. Ik weet ondertussen dat er geweld en honger in de wereld is, ik hoef er niet meer aan te twijfelen, ik moet ook niet meer overtuigd worden. Ik wend mijn blikken af van het al te persoonlijke leed van de slachtoffers, ik ben geen ramptoerist, er is een pudeur in mij die me verbiedt om zomaar, van uit mijn luie zetel en de veiligheid en overvloed van mijn warme woning, met koele blik naar die miserie te kijken. Wat je te zien krijgt zijn situaties waarin je, als je erbij zou zijn, onmiddellijk zou willen helpen, hoe dan ook, al was het maar een deken leggen over een uitgemergeld lichaampje. Maar de camera heeft een koude, niet-betrokken blik, kent geen medelijden, ziet alleen sensatie, kijkcijfers. Je bent alleen virtueel aanwezig, je kan geen gebaar stellen, je kan geen uiting geven aan je gevoelens, toch niet op een voor de betrokkenen zinvolle manier. Je snelt ook niet naar je PC om een genereuze schenking te doen aan Artsen zonder grenzen of het Rode Kruis, want dan rijzen weer vragen over efficiëntie en politiek. Er is niets dat je kán doen. Het zijn, kortom, ontredderende confrontaties. Daarom heeft het, meen ik, geen zin om dergelijke beelden zo uitvoerig en zo vaak in het nieuws te brengen. Het is veel verstandiger om dat voor te behouden voor duidingprogramma's, waarin men dieper kan ingaan op oorzaken, verantwoordelijkheden en mogelijke oplossingen.
Maar de redacties stellen zich hierbij blijkbaar geen vragen, net zomin als de mensen die films programmeren waarin willekeurig geweld hoogtij viert. En zo komt het dat geweld alomtegenwoordig is, vanzelfsprekend, banaal. Het kan niet anders dan dat sommige mensen daardoor beïnvloed worden, grenzen verlegd, dat men geweld gaat imiteren, dat men het ook eens wil proberen, kijk maar naar de schoolmoorden.
Ik kan niet meer genieten van een goede' western, want die zijn er nauwelijks. Onvermijdelijk krijgen we scènes te zien uit de niet eens zo slinkse, efficiënte genocide door Europese inwijkelingen op de native Americans. Die beelden zijn zelden ingetogen of zelfs maar enigszins respectvol, maar vrijwel steeds totaal eenzijdig, gruwelijk in hun frivool geweld, ontdaan van zelfs de meest elementaire menselijkheid. Stel u eens in de plaats van een lid van de Sioux, de Dakota of de Nez-Percé, de Zwartvoeten of de Cheyenne. Wat moeten zij denken, niet alleen van de uitroeiing van hun bevolking, de vernietiging van hun beschaving en de diefstal van hun land, maar bovendien van de manier waarop wij die feiten nu nog steeds voorstellen.
Binnenkort hebben ze in de Verenigde Staten een kleurling als president. Het is opvallend dat het enerzijds gaat om de zoon van een zwarte vader en een blanke moeder, dat is volgens Van Dale niet eens een halfbloed, want dat is een kind van een blanke vader; deze definitie dateert dus uit de tijd dat het ondenkbaar was dat een zwarte man bij een blanke vrouw een kind zou maken, terwijl blanke mannen zoveel kinderen van gemengd bloed voortgebracht hebben, dat er vrijwel geen kleurlingen in Amerika zijn die van zuiver Afrikaanse afkomst zijn. Anderzijds is het ook geen Afro-American, de afstammelingen van de negerslaven.
Het kan niet anders dan dat we weer voor een opstoot van PC staan, politically correct denken, spreken en schrijven. Het geeft immers geen pas dat men zich laatdunkend zou uitlaten over personen van een ander of van gemengd ras als de president van de machtigste staat van de wereld in dat geval is.
Als we nu ons thema van zinloos geweld toepassen op de verkiezing van deze nieuwe Kennedy, dan houd ik mijn hart vast voor de persoonlijke veiligheid van Barack Obama.
Categorie:samenleving Tags:geweld, racisme
24-10-2008
Cornelis Verhoeven: Tegen het geweld
Tegen het geweld' is de titel van een essay, in boekvorm (73 bladzijden) uitgegeven bij Ambo in 1967, van de Nederlandse filosoof, classicus, publicist en docent Cornelis Verhoeven (1928-2001). Ik kwam bij hem terecht toen een attente lezer afstand nam van mijn weigerachtige houding tegenover wat in het Nederlands gepubliceerd wordt en mijn eenzijdige voorkeur voor het Engels, het Frans en zelfs het Duits, dat ik niet eens zo goed machtig ben.
Ik lees inderdaad vrijwel nooit Nederlandstalige werken. De eerste reden is dat ik zoveel als mogelijk wil lezen in de oorspronkelijke taal: al mijn ervaringen met vertalingen uit het Engels doen me als de bliksem overschakelen naar het origineel. Maar ik heb hier op mijn website zelf vertalingen gemaakt uit het Engels, van Shakespeare, Yeats, Nabokov, William Trevor...
Er is nu eenmaal ook veel meer in het Engels en het Frans gepubliceerd dan in het Nederlands. Louter statistisch gezien zijn er meer lezenswaardige of zelfs meesterwerken dan in mijn moedertaal. Vroeger was het ook nog zo dat Nederlandse vertalingen pas jaren nadien verschenen of helemaal niet. Enkele lauwe pogingen om Nederlandstalige boeken te lezen, literaire of wetenschappelijke, liepen op een fiasco uit. Dat maakt dat ik dus al veertig jaar lang nog nauwelijks iets in het Nederlands lees.
Daaraan heeft mijn vriendelijke bloglezer dus verholpen. Hij wees me op Cornelis Verhoeven en dat leidde tot wat snuisteren op Wikipedia en bracht me zelfs op de verzorgde website van de auteur. Ik vond toevallig dit boekje en las het tijdens de laatste paar dagen.
Dat duurde heel wat langer dan de bescheiden lengte van het essay laat vermoeden: 72 bladzijden is zelfs in de vrij kleine druk normaal niet genoeg om een hele dag te vullen. Niet zo met deze tekst van Verhoeven! Zijn taal is zowat het tegenovergestelde van simpel. Niet omwille van de woorden die hij gebruikt, al zijn er wel een paar die hij net zo goed door eenvoudigere had kunnen vervangen, zoals zijn stopwerkwoord hypostasiëren'; Van Dale kent enkel hypostaseren': iets abstracts concreet voorstellen. Meer waarschijnlijk is het bij Verhoeven een vertaling van het Franse hypostasier, dat Henri Bergson uitvond in L'Évolution créatrice naar analogie met apostasier: zijn geloofsafval belijden; de betekenis is dan zoiets als: iets (abstracts of onbestaand) ten onrechte als een realiteit voorstellen. Het is een terminologie die enkel bij Franse denkers als Gabriel Marcel en Victor Jankélévich voorkomt. Maar dit is een ongelukkige uitzondering en wie ben ik om een auteur te verwijten dat hij al eens een obscuur of archaïsch woord uit de vergetelheid van Lethe redt of usurpeert in een idiosyncratische semasiologie?
De moeilijkheidsgraad van dit essay ligt dus niet in het gebruik van jargontaal, maar in het zeer eigenzinnig, poëtisch filosofisch taalgebruik van vertrouwde woorden in nieuwe contexten, in het gezocht uitpuren van betekenissen en etymologieën, in verrassende tegenstellingen tussen aanleunende of contrasterende woorden, in modulerende herhalingen, in uit hun verband gerukte beelden, in de kunstige complexiteit van gedragen zinnen en lange paragrafen. Je hebt al je aandacht nodig om bij de les te blijven, om de draad niet kwijt te raken. Je kan ook niet zonder een meer dan behoorlijk intellectueel uithoudingsvermogen en zelfs enige zelfverloochening als je het tot het einde wil volhouden, maar ik kan je verzekeren dat je achteraf opgelucht zal zijn, als na een lange, inspannende tocht in de ijle lucht van het (intellectueel) hooggebergte.
We hebben sinds het verschijnen van Verhoevens essay ook volop de gelegenheid gehad om ons over geweld allerhande te bezinnen, denken we maar aan deze minimale wrede selectie: mei '68, de Chinese Culturele revolutie, Idi Amin in Oeganda, Pol Pot en de Khmer Rouge, Mengistu in Ethiopië, de oorlog tussen Iran en Irak, de oorlogen in Oost-Congo die tot op vandaag voortduren, de Algerijnse burgeroorlog, de Intifada's, Darfur, Tsjetsjenië, 9/11, Irak, de Taliban... En dan spreken we alleen maar over extreme vormen van politiek geweld.
Verhoeven beperkt' zich tot een theoretische benadering van het probleem. Hij vertrekt misschien wel van concrete situaties, maar hij vermeldt die niet. Hij geeft ook geen voorbeelden ter illustratie van zijn uitspraken, op één enkele uitzondering na, die dan nog zeer door de feiten is achterhaald, maar daarover verder meer.
Ik ben er zeker van dat ik de subtiele gedachtegang van Verhoeven ampel onrecht aandoe door wat ik hier over zijn essay neerschrijf. Wie ten volle die uitdaging wil aangaan, leze het werkje zelf, het loont de ruime moeite die men er zeker moet voor doen.
De auteur waarschuwt voortdurend voor de gevaren die onvermijdelijk oprijzen voor al wie geweld wil bestrijden; het woord zegt het zelf: bestrijden' is ook geweld gebruiken en men kan iets niet uit de wereld helpen als men er zich zelf schuldig aan maakt. Dat schakelt natuurlijk al een groot aantal denkpistes uit, die Verhoeven nauwkeurig duidt: het staatsgeweld van de ideologie, de kortzichtigheid van de revolte en de revolutie, de futiliteit van het fysiek protest... Het denken, dat geboren wordt uit de ergernis over het geweld in onze wereld, het geweld van het zijn zelf, staat machteloos omdat het zich niet mag laten verleiden tot het geweld van de daad of zelfs maar de gewelddadige gedachte. Enkel door vast te houden aan de machteloosheid kan het op termijn een invloed hebben, door niet deel te nemen aan het geweld en door de verhinderende voorbeeldfunctie die het uitoefent tegenover de voortdurende verlokking om de ergernis te laten omslaan in woede en vernietigende actie.
Verrassend is de negatieve nadruk die Verhoeven legt op de emoties. Hij huivert voor de desastreuze gevolgen van de hevige emoties. Hij droomt van een hypothetische utopische mens die kan handelen volgens zijn puur en helder denken, onverstoord door zijn irrationele emotionaliteit. Dit is voorbijgaan aan de aard van de mens zelf; de emoties zijn onmisbare bestanddelen van het denken, zoals recentelijk Damasio en Pinker zo overtuigend aangetoond hebben.
Verhoeven ziet slechts één middenweg, waarbij het denken zonder het gebruik van geweld toch kan ingrijpen in de natuur en de samenleving, namelijk de techniek, waarin de mens de natuur niet zozeer onderwerpt als optimaal gebruikt, de mogelijkheden ervan blootlegt zonder ze te vernietigen, met doelstellingen die eigen zijn aan de natuur, niet aan de gewelddadige emotionele menselijke verlangens.
Zo komen we bij het enige concrete voorbeeld dat Verhoeven geeft: het verkeer. Hij ziet daarin de verwezenlijking van de rationele utopie, waarin de mens zich gewillig onderwerpt aan willekeurige (links of rechts rijden, stoppen voor rood of groen,...) of louter intrinsieke verkeerstechnische afspraken: voorrang, snelheidsbeperking &c. Emotioneel gedrag in het verkeer is zinloos en wordt ook niet getolereerd.
Het is precies daar dat wij vandaag Verhoeven niet kunnen volgen. Het verkeer waar hij over droomt is niet meer dan dat, een droom, een utopie. Het aantal verkeersdoden moet ook in 1967 al angstwekkend hoog geweest zijn; vandaag is het niet anders. Er is de ontstellende verkeersagressie, het bewust met (zware) voeten treden van de verkeersregels door ongeveer iedereen, de internationale congestie van de wegen en de duizenden kilometers dagelijkse file, de vervuiling, de energiekost... Het verkeer is een schoolvoorbeeld geworden van hoe het niet moet en niet lang meer kan, het is het tegenovergestelde van rationaliteit, het is het probleem in plaats van de oplossing.
Dat is dan ook mijn ongenoegen over de boodschap die Verhoeven brengt of liever: die hij niet brengt. Zijn bezwaren tegenover actieve bestrijding van het geweld kan ik begrijpen en grotendeels bijtreden, maar zijn oplossingen zijn flinterdun en zijn al te blind vertrouwen op de zuivere techniek blijkt nu, veertig jaar later, een groteske illusie, een waanzinnige dystopie. Het is precies de techniek en in het bijzonder het verkeer en de industrie die ervoor zorgt dat onze planeet misschien wel een vroegtijdig einde tegemoet gaat.
Neen, dan is het beter ons te houden aan de enigmatische, uitdagend tegensprekelijke maar beslist waardevolle kern van zijn betoog, namelijk dat het denken zichzelf moet zijn en dat alleen dan ook kan blijven in zijn machteloze ergernis aan het geweld, in de weigering om hoe dan ook actief in te grijpen en zich zelf schuldig te maken aan geweld. Het is een vertwijfelende waarheid voor elke politiek, voor elk engagement, in het aanschijn van elk onrecht en elk geweld. Maar in zijn extreem uitgepuurde onwerkelijkheid en zijn utopische meeslependheid heeft het een onweerlegbare zweem van grondige plausibiliteit.
Categorie:samenleving Tags:geweld
23-10-2008
Een scheet in een fles: ter zake
Ter zake of niet ter zake, that is the question.
Bovendien stelt zich nog een andere vraag: is het ter zake of *terzake?
Laten we beginnen met de taalkundige kwestie. Van Dale en Verschueren kennen de aaneen geschreven vorm *terzake niet (ik gebruik hier de asterisk om aan te duiden dat een woord niet correct is; dat doen taalkundigen gewoonlijk, om te verhinderen dat een te vermijden woord door zijn vermelding een normaal woordbeeld krijgt). Ook het oude Groene boekje (1954) kende *terzake niet als een afzonderlijk woord. In de uitgave van 1995 prijkt het plots wel. Ik beschik hier thuis niet over de uitgave van 2005, maar de online elektronische versie verzekert me dat enkel ter zake' behoort tot de Officiële Spelling. Dat is dus duidelijk: ter zake en niet anders.
Waarom de VRT er dan op staat om een prime time programma *Terzake te noemen is mij niet duidelijk. Soms foefelt men een beetje en schrijft men TerZake, maar het logo en ook op de eigen website is het steeds gewoon aaneen geschreven. Benieuwd wat de taaladviseur daarover te zeggen heeft, ik zal het hem eens vragen.
Maar ik wou het eigenlijk over het programma zelf hebben. Al enige tijd zit ik mij te ergeren telkens ik het bekijk. Het is een vreemde mengeling van een nieuwsuitzending, kritische interviews, duiding, praatshow... Je weet dus niet in welk genre je terechtgekomen bent. Journalisten-presentators van de nieuwsdienst beperken zich (gelukkig) meestal tot wat ze in het Engels aanraden: Just give us the news, please! De onderliggende gedachte is: wij zullen zelf wel beslissen wat we erover moeten denken en als we menen dat we daarbij hulp nodig hebben, dan zullen we wel naar een duidingprogramma kijken of commentaren lezen. Het nieuws op de staatsomroep moet neutraal zijn. Ook daartegen zondigt men wel eens. Ik zal hier geen namen noemen, we kennen allemaal de reporters die ook daar het medium misbruiken om hun persoonlijke opinie tot (wereld)nieuws te verheffen.
Dat is een van de problemen die ik ook met *Terzake heb. In een format dat in feite niet afwijkt van een normale nieuwsuitzending, krijg je voortdurend situaties die eigenlijk enkel kunnen in andere programmavormen, zoals Phara, De keien van de Wetstraat en andere. Ook de gasten hebben het daar vaak duidelijk heel moeilijk mee. Een minister verwacht zich aan enkele informatieve vragen zodat hij zijn uitleg kan geven, maar wordt nu voortdurend onbeschaamd in de rede gevallen, serieus op de rooster gelegd en zelfs zonder meer beschuldigd: U doet er dus niets aan!' Het is dus nog steeds het zelfde!' Bent u eigenlijk nog wel minister?' Waarom bent u nog niet afgetreden?' Zou u niet beter de eer aan uzelf nemen?' Is dat niet totaal onaanvaardbaar?' Het zijn vormen van agressieve journalistiek die ik niet graag zie in nieuwsuitzendingen. Men mag de zaken niet te veel door elkaar halen, want dan weet niemand nog waar hij of zij het heeft. Dit leidt tot onduidelijke situaties, ook ethisch en deontologisch. Wat de journalisten van *Terzake zich op dat punt permitteren is, en ik gebruik het woord niet gauw, ergerlijk en onaanvaardbaar. Ik hoop dat de directie of de toezichthoudende overheid dat spoedig inziet en ons die dagelijkse pijnlijke vertoningen bespaart. Just give us the news, PLEASE!
Een ander bezwaar geldt de onverbloemde sensatiezucht. De onderwerpen die men aansnijdt komen vanzelfsprekend uit de actualiteit, maar zij worden opgediend in een stijl die normaal enkel in de sensatiepers gebruikt wordt. Ik neem enkele recente voorbeelden.
Sinds enige tijd zijn er enkele mensen aan de top van de politie die onder vuur liggen. Wat ze precies gedaan hebben en of daarmee iets verkeerd is, daarover is men het niet eens. In het slechtste geval zou er eventueel mogelijks misschien sprake kunnen zijn van beoordelingsfouten, slechte inschattingen, procedurekwesties. Ik wil die zaken niet minimaliseren, maar ik heb op geen enkel moment de indruk gehad dat we hier te maken hebben met wat *Terzake elke dag als voorbeelden van grove normvervaging bestempelt. Men heeft blijkbaar niet door dat het hier niet, werkelijk niet gaat om wat die mensen al dan niet gedaan hebben, maar om puur politieke afrekeningen. Men pakt' mensen op een of andere vermeende of vermoede slipper, uitschuiver of zelfs vergissing, steeds van minimale omvang of impact, niet omdat ze iets misdaan hebben, maar omdat ze tot een andere partij behoren of tot de meerderheid. De politiekers verdoen hun tijd in commissies en zelfs in plenaire zittingen met het zwaaien met zorgvuldig gelekte geheime en privé documenten en e-mails, over in feite banale kwesties als de benoeming of promotie van een personeelslid. Het is werkelijk waanzinnig om te zien hoe uitgerekend politiekers iemand beschuldigen van tussenkomsten in een dossier. Is er één politieker die één dag laat voorbijgaan zonder dat hij of zij zonder enige scrupule tussenkomt in een dossier? Politiekers zijn er trots op dat ze iets voor u kunnen doen, dienstbetoon heet dat en zij spenderen er een groot gedeelte van hun tijd aan, iedereen weet dat en niemand ziet daar ook maar één graat in. Hun wild geschreeuw bij de kwesties die ons nu al weken, maanden zouden moeten bezighouden, is dan ook totaal ongeloofwaardig. Heel België, heel de wereld weet dat waar mensen samen zijn, er zaken geregeld worden. Dat men daarbij al eens te ver gaat, dat zal wel en dat mag niet. Maar ik maak me daarover veel minder zorgen dan over de regeling' met Fortis en Dexia en Ethias: daar zijn miljarden mee gemoeid en miljoenen mensen die hun geld kwijt zijn. Ik maak me zorgen over het échte klimaat, niet dat in de Wetstraat en nog minder dat in de redactiekamers van de VRT of gelijk welke andere zender.
Gisteren kregen we dan de boekskes' zelf over ons heen: een vrouwelijke politica en een tv-presentator zijn verliefd en komen dat uitleggen in *Terzake. Waarom, in hemelsnaam? Bovendien hebben ze helemaal niets uitgelegd: hun relatie is een privé aangelegenheid. Daarmee ben ik het helemaal eens. Waarom zitten ze dan in de studio? Waarom zou ik ernaar kijken?
Ik lees nooit kranten, ook geen algemene tijdschriften. Ik luister met een half oor naar het nieuws op de radio. Ik kijk met meewarige blik naar het nieuws op tv, want ook daar is sensatie en negatieve of onheilsberichtgeving troef. Wanneer zien we Martine nog eens glimlachen? Haar danig gepijnigde gelaatsuitdrukking staat voorwaar gegrift in haar kraaienpootjes, haar veelzeggende grote ogen smeken de luisteraar om een gedeelde verontwaardiging die hij haar zelfs in deze tijd van technologische interactiviteit helaas niet kan geven.
Ik heb een voorstel voor een nieuw format voor *Terzake: de *Terzake gong-show! Zet er publiek bij en een stel halve gare juryleden en haal de misplaatstegrappenmakers die denken dat ze slimmer zijn dan de rest van de wereld van het scherm met een dreunende afkeurende gongslag of een ijskoude douche, onder begeleiding van al dan niet geïnduceerd schaterlachen.
Het is hoog tijd dat men begint in te zien dat programma's als *Terzake een deel van het probleem zijn: zij zoeken problemen en als ze er geen vinden, dan maken ze desnoods van een windje een donderslag. Want dat is wat de hele hetze rond de politietop is: een scheet in een fles, niet ter zake.
Categorie:samenleving Tags:media
18-10-2008
getallendans met veel nullen
Sinds enkele weken is er een onwaarschijnlijke inflatie waar te nemen als het over bedragen gaat. Men spreekt niet meer over miljoenen (euro, dat is toch telkens veertig oude miljoenen!) maar over miljarden, een hoegrootheid die we vroeger enkel bij het opstellen van de begroting voorgeschoteld kregen, of bij de laconieke vaststelling van de staatsschuld. Banken en bedrijven verliezen miljarden per dag, regeringen steken honderden miljarden in banken om ze solvabel te houden. Voor de begroting heeft men een gat van zes of zeven miljard? Geen probleem, enkele dagen later heeft men die miljarden gevonden tijdens nachtelijk overleg. Ethias heeft vrijdag anderhalf miljard tekort? Zorg dat ge ze vindt tegen dinsdagmorgen! Op een bepaald moment hoorde ik zelfs spreken over een triljoen, dat is een miljard miljarden, in cijfers 1.000.000.000.000.000.000, achttien nullen. Duizelingwekkend, onvoorstelbaar, irreëel.
Maar ook op kleinere schaal spreken we straffe taal. De kleine spaarder was beschermd tegen mogelijke faillissementen van de banken tot een bedrag van 20.000 per bankrekening en per persoon. Dat is toch nog altijd 800.000 oude franken en dat is voorwaar ook vandaag geen kattenpis, maar dat bleek niet genoeg Dan maar verhogen tot 50.000, dat is twee miljoen frank en nog even later tot 100.000, dat is vier miljoen, per bankrekening, per persoon Als we dan bedenken dat een goede huisvader of moeder nooit al de eieren in één mandje legt, dan begint het weer te duizelen: hebben wij echt allemaal zoveel geld? Want het gaat om de kleine spaarder, weet je wel, niet om de grootverdieners die vele miljoenen euro per jaar verdienen. Op de gewone spaarboekjes alleen al staat er in België vermoedelijk rond de 150 miljard, dat is voor elke Belg 15.000 euro. Niet iedereen heeft zoveel staan, kinderen bijvoorbeeld, maar als we maar aannemen dat er 5 miljoen Belgen spaarboekjes hebben, dan is dat nog maar 30.000 euro per persoon. Waarom dan een garantie voor de kleine spaarder tot 100.000 euro? Laat ons eerlijk zijn: met 100.000 euro op één spaarboekje ben je waarschijnlijk geen kleine spaarder.
Even later zien we op het nieuws een betoging tegen de armoede. Een weduwe met drie kinderen moet rondkomen met een pensioentje van ongeveer duizend euro. Laten we dat even vergelijken met de kleine spaarders van daarnet. Eén spaarboekje van 100.000 euro levert met een interest van 4% per jaar, 4.000 euro op, netto. Zie je het verschil? Het systeem werkt volgens het mattheuseffect en ik citeer wat Van Dale daarover zegt: naar Mattheus 25:29 1 effect dat aan degene die reeds veel heeft (geld, roem e.d.), nog meer gegeven wordt, m.n. de omstandigheid dat degenen die ze het minst nodig hebben, het meest profiteren van door de overheid in het leven geroepen voorzieningen.
Juist.
Lieve lezers, deze getallendans heb ik u voorgeschoteld op de dag dat mijn website, mijn blog juist duizend dagen bestaat. Ik dank de vele bezoekers die bijna 80.000 bladzijden hebben bekeken. Ik groet hier in het bijzonder mijn trouwe lezers en lezeressen, vooral ook zij die me ook af en toe een mailtje sturen; die aanmoedigingen doen me veel plezier. Ik wens jullie allen een paar mooie nazomerdagen toe, vandaag is het Sint-Lucas; tijd voor de little Saint-Lukes Summer.
Karel
Categorie:samenleving
17-10-2008
Seksueel misbruik en de kerk
Seksualiteit is een overweldigend onderwerp. Ik bedoel daarmee vooral dat je er kan blijven over praten, het is onuitputtelijk, cest la mer à boire. Ook hier op mijn blog had ik het al verscheidene keren daarover:
Wat heb ik daaraan nog toe te voegen? Och, van alles. De aanleiding is deze keer een uitzending op Canvas van eergisteren, heel laat op de avond, als de kinderen al naar bed waren. Het onderwerp was een geval van seksueel misbruik door een Ierse priester, gedurende bijna dertig jaar, in elk van de opeenvolgende Amerikaanse gemeenschappen waarnaar hij werd verplaatst. Zijn slachtoffers waren jongens en meisjes, jonge en oudere vrouwen; het jongste meisje was amper negen maand oud, negen maand! De documentaire ging ook over de manier waarop de katholieke kerk, zowel de plaatselijke als de universele, daarmee omging.
Wij hebben niet goed geslapen, die nacht.
De volgende dag hebben Lut en ik met elkaar over gesproken over het programma en over seksueel misbruik door priesters in het algemeen. Lut vermoedde dat ik wel in mijn pen zou klimmen om een agressieve blog te plegen. Maar het programma had me zo sterk aangegrepen, vooral door de schrijnende reacties van de betrokkenen, de slachtoffers en hun ouders, dat ik wat meer tijd nodig had om het te verwerken. Het leek me ook te gemakkelijk om te gaan fulmineren tegen al wat priester en kerk is. De vragen die bij mij opkwamen groeven naar meer fundamentele kwesties.
Seksualiteit zit in de mens. Technisch-biologisch gezien is het is onze manier om ons voort te planten. Maar dat is maar een zeer bescheiden aspect van een inderdaad bouleverserend fenomeen. Zo kan je ook zeggen dat onze hersenen dienen om beter te overleven in de wereld, of dat onze stem dient om te spreken, onze ogen om te kijken &c, daarmee is zo goed als niets gezegd. Onze voortplanting gebeurt in een vrij korte periode van ons leven, meestal niet meer dan een jaar of tien of nog veel korter. Hier bij ons in België is het gemiddeld aantal kinderen per vrouw ongeveer 1,7; heel wat mensen hebben geen kinderen. Als men alleen maar naar de voortplanting kijkt, zou de seksuele activiteit van de mens wel héél beperkt zijn.
De mens is een seksueel wezen. Hij is altijd seksueel actief, in tegenstelling tot heel wat diersoorten die zich inderdaad tot de voortplanting beperken of tot een bepaalde periode van het jaar, wanneer ze bronstig zijn. De mens is seksueel actief van op vrij jonge leeftijd en blijft dat tot op zeer hoge ouderdom. Maar in ruimere zin zijn wij gedurende ons hele leven essentieel seksueel, het is onze manier van in de wereld zijn.
Wij zijn man en vrouw, met enkele zeldzame vormen daartussenin, en elk van ons beleeft dat op een eigen manier. Statistisch gezien zijn er vooral heteroseksuelen, maar de grenzen met homoseksualiteit zijn voor velen verre van scherp. Er zijn vele vormen om de menselijke seksualiteit te beleven. Er zijn weinig domeinen waarin de mens zo vindingrijk, ja pervers is. Wij leven in een tijd en een cultuur waarin de gangbare opinie over seks is dat alles toegelaten is tussen consenting adults, volwassenen die toestemmen. Dat betekent niet dat jong en oud van de vroege morgen tot de volgende niets anders doet dan rollebollen met jong en/of oud in elke van de talloze posities van de Kama Soetra. Maar er gebeurt wel een en ander, al was het maar om het te kunnen vastleggen met de camera om het te vertonen aan anderen, voor hun genot. Een boek of film, een tv-programma, een advertentie zonder seks heeft nauwelijks kans op succes.
Seks is niet weg te denken uit ons leven of onze maatschappij. Er is een zekere ordening, er zijn wetten, er zijn dingen die je niet doet. Maar er is ook ongeordend gedrag, de wetten worden overtreden en ook de meest ondenkbare dingen doet men toch. Een oude spreuk zegt: als den steert staat, zit t verstand in de klooten. Als de goesting een mens aangrijpt, is er niet veel nodig voor het tot seks komt en daarbij wordt ongeveer alles over het hoofd gezien, men riskeert hebben en houden, gezin en vrienden voor het relatieve en kortstondige genot. En dat gedrag wordt ook aanvaard, grotendeels, want wie kan zeggen dat hij niet het zelfde zou doen?
Toch zijn er grenzen. Het incestverbod is er een van, overspel, verkrachting, seksueel misbruik van kinderen ook. Dat ze verboden zijn betekent meteen ook dat het nodig is om ze te verbieden, dat er mensen zijn die het willen doen en het inderdaad ook niet (kunnen) laten. De vervolging en de bestraffing is een delicate, precaire zaak: wat mensen met elkaar doen op seksueel gebied is vrijwel onbespreekbaar in het openbaar of voor een rechtbank, wie zal zeggen wat er precies gebeurd is en wat elk van de betrokkenen daarbij dacht of voelde? Men weet heel zeker dat maar een heel klein gedeelte van alle seksuele conflicten ooit ter sprake komt; nog een veel kleiner aantal leidt tot rechtspraak en de meeste daarvan eindigen onbevredigend voor ten minste een van de betrokkenen.
Dat priesters betrokken zijn bij ongewenst seksueel gedrag, dat hebben we altijd al geweten. Priesters zijn mensen, er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat zij op seksueel gebied anders zouden zijn, door hun roeping, opleiding of wijding, dan al de andere mensen. Zij mogen dan al geloften afleggen, maar ook gehuwden leggen geloften af en ongehuwden moeten zich ook aan de regels houden van de maatschappij. Wij moeten dus van priesters niets anders verwachten dan van de rest van onze medemensen, wij moeten voor hen de lat niet hoger leggen dan voor onszelf.
Seksualiteit is intrinsiek intiem gedrag. Het speelt zich, op zeldzame en wellicht mythische groepsactiviteiten na, af in de beslotenheid, vaak zelfs met gesloten ogen, het liefst zonder toeschouwers of getuigen. Dat betekent dat als mensen zich in dergelijke omstandigheden bevinden, de kans op seksuele handelingen groter wordt. Tijdens massale recepties kan er wel gelonkt en gegeild worden en afspraken gemaakt voor nadien, maar van expliciete seks is er nauwelijks sprake. Maar als twee mensen gedurende enige tijd met elkaar alleen zijn, dan is het vrijwel altijd prijs: ten minste een van hen voelt zich vroeg of laat ooit wel eens min of meer seksueel aangetrokken tot de andere. Personen die beroepshalve in die omstandigheden verkeren, weten er alles van. Artsen, psychiaters, verzorgers, begeleiders, onderwijzend personeel en ook priesters hebben een seksueel beroepsrisico. Er is misschien enige kans dat gewenning tot inperking van de lust leidt, zoals men wel eens veronderstelt van gynaecologen, maar daarop zou ik toch maar geen huizen bouwen.
Het is dus de vraag of afwijkend seksueel gedrag bij priesters meer voorkomt dan bij vergelijkbare groepen van de bevolking. De overtuiging leeft dat zij het moeilijker hebben om zich te beheersen dan anderen omdat zij gebukt gaan onder de celibaatsverplichting. Concreet betekent dat eigenlijk enkel dat zij niet mogen huwen; er zijn echter talloze andere vormen van samenleven en vele priesters hebben die ongetwijfeld beoefend en zo de grenzen afgetast van het begrip van hun partners en hun oversten. Ook voor andere ongehuwden zouden we dan een grotere tolerantie moeten opbrengen, maar dat is geen algemeen aanvoelen. Bij priesters denken we: ze hebben er wel zelf voor gekozen, maar ze doen het om beter ten dienste te staan van de gemeenschap; als ze dus hun taak naar behoren vervullen, dan willen we wel een oogje dichtknijpen voor een peccadille, een amoureus slippertje of een onofficiële onduidelijke al dan niet seksuele relatie. We kunnen zelfs begrip opbrengen voor het beroepsrisico, ze staan bloot aan de verleidingen zoals andere hulpverleners: intieme omgang met kwetsbare personen.
Maar er is toch wel heel wat meer aan de hand. De kerken doen er sinds eeuwen werkelijk alles aan om het seksueel misbruik door priesters te verbergen. Het wordt botweg genegeerd, ontkend in alle toonaarden. Wie een dergelijke beschuldiging durft te uiten, wordt zelf in vraag gesteld, verdacht, beschuldigd. Er rust een ongelooflijk taboe op het onderwerp en dat is slechts heel langzaam aan het veranderen, zelfs nu er tienduizenden concrete gevallen zijn van mensen die met hun verhaal naar de burgerlijke overheid durven stappen en de kerk miljarden heeft betaald aan wat ik in dit geval niet echt minnelijke schikkingen durf noemen: vergoedingen in ruil voor het afzien van vervolging. Binnen de kerkelijke hiërarchie is het verschijnsel ongetwijfeld al eeuwen bekend, net zoals bij de gewone mens, maar dat bewustzijn heeft niet de minste invloed gehad op het fenomeen. Ik haast me te zeggen dat het niet over alle priesters gaat, goddank nee. Er zijn priesters die zich dapper zo goed mogelijk aan de celibaatsverplichting hebben gehouden. Er zijn ook de menselijke overtredingen van de (in mijn opinie dwaze) celibaatsverplichting, waarbij priesters, in ons geval van katholieke priesters, zich eigenlijk maar gedragen zoals andere mensen, gehuwde of ongehuwde en er dus weinig reden is om hen iets kwalijk te nemen, behalve een stevige dosis hypocrisie.
Maar er zijn al heel lang veel meer dan overtuigende aanwijzingen dat bij priesters en andere religieuzen seksueel misbruik zeer nadrukkelijk vaker voorkomt dan bij elke andere bevolkingsgroep. De zaak wordt nog kwalijker doordat de kerkelijke overheden vrijwel nooit ingrijpen en het misbruik dus, zoals in de documentaire, vele jaren lang kan voortduren en de rij van slachtoffers steeds maar langer wordt. De kerk behoudt zich het recht voor om zelf met het probleem om te gaan, verzet zich met alle macht tegen vervolging door burgerlijke rechtbanken. De kerk is wellicht ook de enige instelling waarin seksueel misbruik geen reden is tot (onmiddellijk!) ontslag: tu es Sacerdos in aeternum, een priesterwijding kan niet ongedaan gemaakt worden.
Daarin is mijns inziens de kern van het probleem grotendeels gelegen. De kerk creëert als het ware onvermijdelijk de omstandigheden waarin seksueel misbruik zich gemakkelijk kan voordoen, maar daarin verschilt ze nauwelijks van andere hulpverlenende instanties; het probleem is dat zij dit risico negeert en niet optreedt bij zelfs de meest ernstige criminele overtredingen. Het gevolg is dat het misbruik in stand gehouden wordt, maar ook dat de kerk een in verhouding veel groter aantal mensen heeft aangetrokken met een min of meer labiele seksuele persoonlijkheid of met regelrechte seksuele afwijkingen en crimineel, dus strafbaar seksueel gedrag, precies omdat deze mensen zich bewust of onbewust veilig wisten, beschermd door het taboe, de onuitgesproken samenzwering, het bedekken met de mantel der liefde, de zo kwalijk riekende kerkelijke doofpot.
De documentaire moge dan al eenzijdig geweest zijn, mede door het onbegrijpelijk verzet van de kerkelijke overheid tegen elke dialoog en de onwil om over het specifieke geval van de Ierse priester ook maar één zinvol woord te zeggen, toch heeft ze ons diep geraakt, door het sobere maar hartverscheurende relaas van de feiten en de confrontatie met enkele van de slachtoffers en hun familieleden, door de sluwe perversiteit die de dader ook nu nog uitstraalde, maar niet minder door de hardvochtige, onmenselijke minachting die vertegenwoordigers van de kerkelijke hiërarchie hier zo liefdeloos ten toon spreidden tegenover het diepe leed en de ontreddering van de zo deerlijk geschonden gelovigen.
Zoals zoveel van mijn leeftijdsgenoten vond ik mijn eerste muzikale indrukken in de kerk. Al heel vroeg zaten we dagelijks in de kerk voor de vroegmis, in mijn geval was dat steeds een gezongen mis, met de koster als zanger en begeleider op het orgel. Hij was een Hongaarse vluchteling, Nandor Neichel, als ik het goed heb, met een heldere, zuivere hoge tenorstem. De Sint-Vincentiuskerk in Eeklo is een kolossaal neogotiek bakstenen gebouw in het midden van de stad, met een toren van bij de honderd meter hoog, een arrogante uiting van de ambities van de triomfantelijke kerk. Aan de binnenkant was ze wat menselijker door de zachte tinten van de muurschilderingen, waaraan naar verluidde in familiekring mijn nonkel Alfons Oosterlinck heeft meegewerkt; hij was de man van de halfzuster van mijn grootmoeder; hij was huisschilder maar ook een zeer begaafde kopiist van de grote meesters. Daarnaast leverde hij om den brode ook talloze simpele maar best aantrekkelijke natuurtafereeltjes af, bestemd voor de welgestelde boeren die zo hun erf vereeuwigd zagen en hun rijkdom bevestigd.
Het orgel van de decanale kerk in Eeklo was indrukwekkend van afmetingen en van geluid. Ik was er al meteen door gefascineerd. Met verbaasde verrukking zat ik te genieten van de soepele, subtiele begeleiding van het Gregoriaans en van het eigene van de dag, maar het meest nog van de geïmproviseerde stukken: de inleiding nog voor de mis begon, dan een stukje na het offertorium, nog een na het sanctus naar de consecratie toe, heel zacht en mysterieus, dan weer tijdens de communie tot aan de zegen en ten slotte een triomfantelijke fanfare, op naar een slotfortissimo op alle registers. Vooral in de aanloop naar de plechtige communie zat ik alle dagen tien minuten voor tijd al in de kerk en bleef zitten tot de laatste echos een na een waren weggestorven in die enorme ruimte. We waren nooit met meer dan tien mensen in die missen, enkele schoolkinderen zoals ik, een kwezeltje achter een pilaar, een ongetrouwde jonge vrouw in bontjas op de eigen met pluche gestoffeerde stoel. De andere misgangers waren al lang weg toen ik nog naar de koster zat te luisteren. Speelde hij voor die ene knaap die achtergebleven was, of voor zichzelf? Ik zal het nooit weten. Maar hij heeft een wereld voor mij doen opengaan, ik ben hem voor altijd dankbaar. Het bedroeft me dat ik hem dat nooit heb gezegd.
Nu lees ik toevallig een nieuwsberichtje: in Oostenrijk zijn dieven aan de haal gegaan met een deel van de orgelpijpen van een kerk, namelijk de tinnen exemplaren. Een orgel is een vreemd en vrij ingewikkeld instrument. Het principe is eenvoudig genoeg, denk aan een blokfluit en dan weet je hoe een orgelpijp werkt. Maar op zon orgelpijp zijn er geen gaten voor de vingers, natuurlijk; je hebt dus per toon: do re mi fa sol la si do en weer opnieuw, een afzonderlijke pijp nodig. De meest eenvoudige instrumenten zijn de draaiorgeltjes, die hebben vaak niet meer dan één rij van die pijpjes, twee octaven of zo, genoeg voor eenvoudige melodietjes. Vergis u echter niet: zon instrument kost nu stukken van mensen. Als je dus een groter bereik wil, bijvoorbeeld zoals op een piano, dan stijgt meteen het aantal pijpen dat je nodig hebt. Wil je dan ook nog wat verscheidenheid in de klankkleur, zoals in een orkest, dan heb je pijpen nodig van allerlei vorm, ook weer één per toon. In de grote orgels zitten er achter de voorste trots uitgestalde rijen wel tienduizend pijpen en pijpjes. Ze zijn gemaakt van hout, of metaal: blik, tin, zink, lood, koper
Orgels zijn ware meesterwerken van kunst en techniek, ze behoren tot het werelderfgoed van de mensheid. Helaas zijn het dure, kwetsbare instrumenten, moeilijk te onderhouden. In vele kerken zijn de prachtige instrumenten in verval geraakt en grotendeels onbespeelbaar geworden en dan ook vaak vervangen door kleinere en/of elektronische exemplaren voor de eredienst. Anderzijds heeft men met bijzondere financiële inspanningen van de overheid en het mecenaat een aantal bijzondere orgels tot in de puntjes gerestaureerd. Ik woonde op de laatste open-monumentendag in de recentelijk gerestaureerde Sint-Martinuskerk van Rijmenam een gratis orgelconcertje bij op het eveneens in al zijn glorie herstelde Smetsorgel uit 1777. Het was een gelukzalige verademing in deze haastige hoogtechnologische prestatiemaatschappij.
En dan gaan een paar vandalen aan de haal met enkele tientallen kilos tin, samen niet meer waard dan 700 euro, maar met een schade die al gauw een miljoen euro kan kosten. Kijk, dan besef je de betekenis van toegevoegde waarde. Een stuk marmer is duur, maar Michelangelos beeldhouwwerken zijn niet alleen onbetaalbaar, ze zijn ook onvervangbaar. Een orgel is niet meer dan wat gewone materialen, maar wat men ervan maakt is iets uitzonderlijks en de mensen die in staat zijn om zoiets te maken of te herstellen zijn zeldzame ambachtslui en zelfs belangrijke kunstenaars.
Een meesterwerk van menselijke kunde en kunst zomaar vernielen, gewoon voor een stomme diefstal van het materiaal, dat is barbaars. Je kan andere kerkroven nog begrijpen: schilderijen, beelden, retabels, zelfs biechtstoelen: dan heeft men tenminste nog respect voor de kunstwaarde, anders zou men ze niet stelen. Maar het tin uit een orgel halen, dat is erger dan zinloze vernieling. Ik was geschokt door dat bericht en het blijft maar spoken in mijn kop. Je kan zeggen: och wat, het is maar ergens een orgel, er zijn er zoveel die staan weg te kwijnen en er zit toch geen mens meer in de kerk. Maar daarom gaat het niet. Het is de tegenstelling tussen het zorgzaam omgaan met materialen, het omvormen van de materie tot werktuig, tot muziekinstrument, tot kunstwerk, en de vernieling ervan, voor enkele euros, nauwelijks genoeg voor een dag drugs, vermoed ik.
Beschaving is kwetsbaar. Ik kocht weer eens een Kundo-klok in de brocanterie, een mooi exemplaar met zes jewels. Maar de batterij is leeg, een vreemdsoortig model van lang geleden, niet meer te vinden en op een moderne batterij reageert het mechaniekje niet Hoeveel mensen zijn er nog die dat kunnen herstellen? Moeilijk kan het niet zijn, maar wie heeft die kennis? Ik kreeg ooit een mailtje van een Kundo-verzamelaar uit Sint-Truiden die er honderden had hersteld, maar zijn adres ging verloren bij de opeenvolgende computercrashes en ik vind hem niet terug op internet. Nu staat de klok daar, onbekwaam om haar taak te vervullen, een trieste aanblik, maar niets vergeleken bij dat gevandaliseerde orgel in Oostenrijk, bij de vele orgels in de wereld die wachten tot iemand inziet dat ze een toegevoegde waarde hebben die veel groter is dan het doodeerlijke materiaal waaruit ze ooit vervaardigd werden. Het is niet alleen domme hebzucht en barbarij die onze beschaving bedreigen. Onverschilligheid is even efficiënt.
Categorie:samenleving
13-10-2008
Things fall apart, the center cannot hold!
De primitieve mensen evolueerden spectaculair snel, relatief gesproken, eens de hersenen ons een voorsprong hadden gegeven tegenover onze soortgenoten. Maar de struggle for life en de survival of the fittest gold niet alleen in de competitie met andere dieren en met de onberekenbare natuur. Het was in de eerste plaats in de confrontatie met de naaste soortgenoten, de voorlopers die de volgende stap in de evolutie niet gezet hadden, dat de nieuwe mens zich profileerde: zij bleken een gemakkelijk te overwinnen natuurlijke tegenstrever: in een krachtmeting tussen louter bruut geweld en de combinatie van dat zelfde geweld met verstand is de overwinnaar van te voren bekend, althans in principe, op termijn, statistisch bekeken en daarover gaat het in de evolutie. De directe voorlopers van homo sapiens hadden geen schijn van kans en verdwenen snel en definitief van het toneel, alleen enkele skeletten zijn overgebleven.
De volgende belangrijke uitdaging diende zich aan toen de nieuwe, superieure soort, onder meer door de afwezigheid van valabele natuurlijke vijanden, zich sneller ging vermenigvuldigen. Eén enkele familie werd een clan, een nomadenstam, een dorpsgemeenschap, een bewoonde landstreek. De medemensen waren steeds minder verwant met elkaar en de spanningen die ook binnen families niet uitblijven, staken de kop op in die eerste ruimere gemeenschappen. De Bijbel geeft ons een zeer realistische beschrijving van wat er zoal kon verkeerd gaan in die vroege dagen van onze geschiedenis. Homo homini lupus, de mens is als een wolf voor zijn medemens. Je kan daarover misschien even het verhaal van Kaïn en Abel nalezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=442.
In die onderlinge strijd heeft onze soort zich verder ontwikkeld, steeds meer afstand genomen van de mindere wezens. Dat is typisch voor grote doorbraken. Eenmaal men een iets ontdekt heeft, ziet men plots talloze andere, onvermoede mogelijke toepassingen. En er was zoveel te ontdekken: het vuur en bakken en koken en zich verwarmen, de landbouw en de veeteelt, zwemmen, scheepvaart, zich kleden, werktuigen maken, de sterrenhemel en de seizoenen &c. Van het een komt het ander: een primitieve knots als wapen kan met de nodige aanpassingen ook gebruikt worden om bomen te vellen, dieren te doden, huiden te bewerken, graan te dorsen. De vindingrijkheid van de mens kent geen grenzen. Op korte tijd was de wereld onherkenbaar veranderd, overal drukte de mens zijn stempel op zijn omgeving. De witte vlekken op de wereldkaart werden snel zeldzaam, de bevolkingsexplosie was niet meer af te remmen, zelfs niet door verschrikkingen als de pest.
Maar in elk van die mensen sluimerde nog steeds het oerconflict: Ein Mensch ist kein Tier, maar wij mensen kunnen niet vergeten dat we ooit dieren waren. Onze superhersenen veroorzaakten een radicale breuk met alle andere levende organismen en wezens, maar we bleven met heel ons lichaam, inclusief onze hersenen, onlosmakelijk verankerd in de natuur die ons heeft voortgebracht. Uit die tweespalt is de hogere beschaving ontstaan: taal, kunst, literatuur, religie, filosofie.
In mythen en religie probeerde de mens zijn verbondenheid met de natuur vast te houden en opnieuw te beleven. Maar zijn zelfbewustzijn verzette zich daartegen met kracht: niet de goden beheersen de wereld, maar de mens, die de maatstaf der dingen is. Onze beschavingsgeschiedenis is een lange, moeizame tocht vol conflicten tussen die twee verscheurende uitersten. Het is vandaag niet anders, er is nog steeds geen oplossing voor het menselijk conflict, er is zelfs geen aanzet, geen perspectief op een bevredigende synthese, elke mens blijft dansen op het slappe touw, voelt elk moment de storm in zijn ziel, zwalpt op eb en vloed van die twee nauwelijks verzoenbare stuwende krachten.
Het is niet ondenkbaar dat onze hersenen zich overontwikkeld hebben, zowel in hun fysieke structuur als in het gebruik dat wij ervan maken. Onze technologisch ondersteunde beschaving is zo complex geworden dat een individu geen enkel zicht meer heeft op het geheel. Dat verhindert ons weliswaar niet om er volop gebruik van te maken: een kind kan vaak beter met een GSM om dan een geleerde professor, ook zeer eenvoudige mensen hebben toegang tot de hoogste en duurste verworvenheden van de moderne geneeskunde zoals scanners. Maar voor toponderzoekers en topmanagers zijn de vereisten ontiegelijk hoog en dat geldt in alle domeinen. De druk is ondraaglijk geworden, ook op de eenvoudige mens. Het leven is er niet gemakkelijker op geworden, deelnemen aan de beschaving is niet altijd een onverdeeld plezier.
Nog nooit zijn er zoveel beschavingsziekten geweest, waarvan de oorzaak moet gezocht worden in de onnatuurlijke omgeving die de mens zich heeft geschapen. Ongeveer de helft van alle ziekten heeft ten minste een psychische oorsprong. Het aantal zieken met hersenaandoeningen neemt onheilspellend toe, en niet alleen bij ouderen. Depressie is een alledaags verschijnsel, net zoals burn-out, manisch-depressief gedrag en zwart gat. Nog nooit waren er zoveel zelfdodingen. Er zijn meer echtscheidingen dan huwelijken. Porno viert hoogtij, seksualiteit is een goed op zich geworden, grotendeels los van de voortplanting. Bewegen doen we nog enkel in de fitnesszaal. Onze realiteit is vaker virtueel dan reëel. Geen wonder dat men de mens een ziek dier noemt.
Om gewoon te overleven hebben we misschien maar een tiende nodig van de mogelijkheden die onze hersenen hebben op topmomenten of bij uitzonderlijk begaafde exemplaren. Wat doen we met de rest? Onder meer druk bezig zijn met porno, zoals blijkt uit onderzoeken naar het gebruik van het internet
Talloze mensen nemen hun toevlucht tot allerlei middelen om hun op hol geslagen bewustzijn tot rust te brengen, om de interne storm te overleven, om te blijven functioneren in de steeds meer eisende wereld. Het lijkt wel of de hele wereld Prozac neemt, drugs snuift en spuit en drinkt en rookt, bij de psychiater zit of ligt, zich maniakaal in het werk stort, zich overgeeft aan collectief uit de bol gaan op megafuiven, rockconcerten, voetbalmatchen, in Olympische gekte, emotionele afscheidsvieringen van sportkampioenen of religieuze massabijeenkomsten.
De beschaving die we met gezamenlijke maximale inspanningen van de menselijke intelligentie hebben opgebouwd blijkt nauwelijks leefbaar voor het individu. De strenge wetenschappelijke rationaliteit waarmee we de wereld hebben geordend, is ver zoek in de manier waarop we als individu of als gemeenschap in die wereld staan en gaan. De zelfdestructie van de beurzen en de banken die we de laatste tijd mee organiseren is daarvan een verontrustend voorbeeld, de voortslepende communautaire crisis in eigen land een ander.
Stilaan neemt de verwarring apocalyptische dimensies aan: Things fall apart, the center cannot hold, mere anarchy is loosed upon the World, schreef Yeats, klik hier voor de volledige tekst en mijn vertaling van het schrikbarend visionaire gedicht uit 1920: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=101.
Categorie:samenleving
07-10-2008
Athene
Athene ooit riep die naam bij elke beschaafde mens de meest verheven gedachten op. Daar ligt ons geestelijk Eden, waar de mens voor het eerst zijn volle mentale vermogens aanwendde om zichzelf, de wereld en het heelal te begrijpen. Socrates, Plato, Aristoteles inspireren ons nog elke dag, bepalen wat en hoe wij denken, ook als we ons daarvan niet bewust zijn. Ruim 2500 jaar geleden was de mens in staat om zelfstandig na te denken, te schrijven, te filosoferen met een scherpte die ons nog steeds verbaast. In Athene stond de wieg van de wereldbeschaving.
In de mythologie werd Athena geboren uit het hoofd van Zeus: het verstand onttrekt zich aan de oppergod en gaat een zelfstandig leven leiden.
Voor de mens is er geen weg terug. Eenmaal wij in staat bleken om te denken en met ons verstand de wereld te veroveren, de planten en de dieren te benoemen en van dode materie bruikbare werktuigen te maken, was de race begonnen. Wij zouden niet rusten voor alles verklaard was, elk stukje natuur onderzocht op zijn bruikbaarheid voor het overleven van de menselijke soort. Nadenken werd niet alleen een goede gewoonte, maar ook een dwingende opdracht, een verheven taak. Mensenkinderen werden en worden nu nog meer gedurende vele jaren opgeleid, kennis en wetenschap werden idealen, wie daarin uitmuntte alom geëerd. De denkende mens was en is de meester van de schepping. Wissen ist Macht.
De tocht van de tuin en van Eden naar de Akropolis van Athene heeft de mens fundamenteel veranderd. Wie heeft ontdekt dat hij zijn verstand kan gebruiken, is ook gedoemd om dat te doen. Je kan je verstand niet op nul zetten, je kan geen knopje omdraaien, je kan de klok niet terugzetten, de weg terug naar Eden is voorgoed afgesloten, de poort bewaakt door een engel, vlammend zwaard in de hand. Ein Mensch ist kein Tier, maar wij waren dat ooit wel en de herinnering is gebleven, het dierlijke zit in onze genen, zelfs in ons verstand, wij kunnen onze afkomst niet verloochenen. Het bewustzijn dat we geen dier zijn is onze trots, in onze hoogste betrachtingen proberen we het verschil zo sterk mogelijk te benadrukken, onze geestelijke vermogens worden het hoogst geschat. Zelfs onze topatleten zijn geen toevallig gevonden superbe natuurtalenten maar het resultaat van jarenlange intense training op grond van wetenschappelijk bestudeerde schemas, diëten en helaas ook lichaamsvreemde stoffen, doping.
Maar het heimwee naar Eden is niet te stillen. Wij dromen en dromen nog van die paradijselijke tijd toen er nog geen tijd was en de mens een dier was met de andere, toen er nog geen gedachten waren, geen bewustzijn van verschil, geen kwaadaardig geweld, geen besef van schuld en boete, van zonde, begeerte, geen haat, geen gepijnigde liefde. Wij voelen tot heel diep in onze wortels aan dat we met ons ontwakend bewustzijn ook onze onschuld verloren hebben. Wij bekijken de wereld nu met andere ogen, die van de veroveraar, de landvoogd, de zeevaarder, de handelaar, de stedenbouwer, de ambachtsman, de huishoudster ook. Maar voortdurend worden we aan onze dierlijke afkomst herinnerd, niet in het minst in ons lichaam, met zijn ontembare dierlijke drang naar overleving en voortplanting en met zijn vergankelijkheid, zijn lijden en dood.
De mens voelt zijn niet aflatend denken dan ook als een last, waarvan hij bevrijding wenst. Hij wil weer eenvoudig, ongegeneerd, onbeheerst kunnen genieten, niet geplaagd door scrupules, vrees voor de gevolgen van zijn daden, faalangst, menselijk opzicht, geboden en verboden, wetten en regels. Hij wil onmiddellijke bevrediging voor zijn honger, zijn lusten botvieren in een dronken roes. Hij wil vergeten dat hij een bewust wezen is. Hij wil af van de tergende eenzaamheid van het individu. Daartoe zoekt hij alle gelegenheden en gebruikt hij alle middelen die dat bewustzijn uitschakelen en de eenzaamheid verdrijven. Slaap brengt vergetelheid, aan het einde van een zware dag kunnen we het moede hoofd neerleggen en wegzinken in een vegetatieve toestand waarin het bewustzijn uitgeschakeld is. Maar zelfs dat lukt maar amper: dromen komen ook die rust verstoren, het verstand slaapt nooit, ook al is het bewustzijn even verminderd. De roes zoeken we in het feest, de viering, waarin we ons niet als rationele wezens (hoeven te) gedragen, waar we precies het tegenovergestelde doen van wat we als nadenkende wezens doen. Dat is onder meer offers brengen, dieren en planten bewust vernietigen in plaats van ze op te eten, wijn op de grond gieten, plengen, in plaats van te drinken. Maar ook alcohol drinken en andere stimulerende en zelfs halucinogene middelen innemen, die onze hersenen beïnvloeden en ons vreemde dingen laten doen. Rituele handelingen vervangen natuurlijke, heilige teksten worden opgezegd en vervangen het normale spreken, vastgelegde gebaren en houdingen en bewegingen komen in de plaats van de alledaagse. Mensen komen samen om te vieren, doen dingen samen in plaats van alleen. Bewustzijn maakt een mens eenzaam, het zelfbewustzijn is de vloek van de mens, denkend en voelend ben je steeds alleen met jezelf, een individu. In het samen vieren, samen drinkend en etend en zingend en dansend en opgaand in de stemming en de roes van de gemeenschap kan je even vergeten dat je straks weer alleen bent. In het naleven van rituele voorschriften kan je behoren tot een groep, kan je je eigen verantwoordelijkheid verleggen naar die groep en zo bevrijd worden van de knagende pijn van het zelf nadenken over goed en kwaad.
Religie staat lijnrecht tegenover zelfbewustzijn en individualiteit. Socrates werd veroordeeld in Athene wegens goddeloosheid en het verspreiden van goddeloze gedachten. Hij werd bestraft voor zijn arrogante zelfbewuste manier van denken, die te weinig rekening hield met de behoefte van mensen om ook aan het niet-rationele in hen een plaats te geven, aan al wat hen onbewust maar verpletterend herinnert aan een ander, vroeger gelukzalig oerbestaan. Onweerstaanbaar roept de herinnering naar de tuinen van Eden, waar rust het hart verblijdt.
Categorie:samenleving
05-10-2008
Grok zegt de raaf
Dit jaar zitten er in het dennenbos achter in de tuin ook een paar kraaien, of zijn het raven? Het is moeilijk om de twee uit elkaar te houden. Corvus corone corone is de wat kleinere zwarte kraai, die voortdurend haar eigen naam roept: kraah Corvus corax is maître corbeau, een beetje groter dus en met een snavel die plomper en meer gebogen is; hij zou het geluid maken dat Heinlein in zijn cult sf-roman Stranger in a strange land (1961) als een vreemd neologisme gebruikte voor de intuïtieve communicatie tussen cult-broeders; het werd een tijdelijke instant hit in de flower power cultuur en haalde zelfs de OED (Oxford English Dictionary): grok.
Ik was aangenaam verrast toen ik gisteren een reactie kreeg op wat ik in Ushuaia schreef over het essentiële verschil tussen mens en dier, meer bepaald het feit dat dieren wel gebruik maken van gevonden voorwerpen, maar dat ze zich zelf geen gebruiksvoorwerpen maken. We kennen allemaal de beelden van apen die met stokken de bananen uit een boom meppen, of die in documentaires met een stok termieten uit een nest halen en die smakelijk verorberen, of nog de otters die op hun rug in het water liggend, schaaldieren met een steen stukslaan op hun buik, een werkje waarvoor wij met gevaar voor eigen vingers een oestermes voor gebruiken. Maar otters maken zich geen oestermessen, zelfs geen rudimentaire en apen binden geen twee stokken aan elkaar maar zoeken een langere of geven het op; ze dragen ook geen speciaal stokje met zich mee als ze op zoek gaan naar eten, maar kiezen er een uit als ze bij een termietennest komen en als er geen zijn, tja, dan maar naar het volgende nest.
Youri stuurde me deze link: http://www.ted.com/index.php/talks/joshua_klein_on_the_intelligence_of_crows.html naar een amusante Engelse uitleg over slimme kraaien; als je geen Engels verstaat spoel je maar door tot aan het filmpje in kwestie: een kraai buigt een metalen draad net zo om tot het een haak is waarmee ze eten uit een smalle vaas of buis kan lichten. Merkwaardig inderdaad. Maar uit de uitleg bij het filmpje blijkt dat kraaien zich enorm hebben aangepast aan de menselijke omgeving en zelfs het liefst daar vertoeven. Een ander staaltje van die aanpassing is wat we ook al van andere roofvogels gezien hebben: ze gooien schaaldieren vanuit de lucht naar beneden op een hard oppervlak tot ze breken en eetbaar zijn; in dit geval is het harde oppervlak een drukke straat, de autos kraken de schelp en de kraai wacht rustig tot het verkeerslicht rood wordt om de inhoud van de schelp te gaan oppeuzelen.
Ik had nog nooit gehoord van dieren die spontaan een instrument maken zoals de haak van de kraai en ik heb eerlijk gezegd nog altijd enige twijfels over het filmpje, ondanks de verzekering van de commentator dat het niet getrukeerd is. Maar zelfs als het een niet-aangeleerde prestatie is, dan nog is het uitzonderlijk en ongewoon genoeg om er een filmpje van te maken, een duidelijk bewijs dat men van dieren niet verwacht dat ze zoiets doen.
In mijn uitleg had ik het over dieren in hun natuurlijke omgeving, in een wereld waaruit we de mens volledig hadden weggedacht. Kraaien leren, net zoals andere dieren die kort bij de mens leven, zeer snel, zeker als het om voedsel garen gaat; ze leren ook van elkaar, zoals de vogels die geleerd hadden door de metalen doppen van de melkflessen aan de voordeur te pikken om de room te drinken: als er in de buurt één zon geval was, dan waren er na een tijd een hele reeks.
Uiteindelijk moèt er wel ooit een dier geweest zijn dat zich een instrument miek (mag het even, ja? waarom vind ik nergens dit alternatief voor maakte?), namelijk dat dier dat uiteindelijk tot de mens evolueerde. Maar het blijft opvallend zo dat dieren (vrijwel?) nooit spontaan zelf instrumenten maken en dat de mens, zelfs de meest primitieve of de minst geleerde, dat voortdurend en met veel succes wel doet, onze beschaving is daarop zelfs gebouwd.
Toch bedankt, Youri voor je merkwaardige en best leuke bijdrage tot de discussie.
Categorie:samenleving
03-10-2008
Ushuaia
Ushuaia, de meest zuidelijk gelegen stad op onze wereld, moet je zoeken aan het uiterste zuidelijk puntje van het vasteland van Zuid-Amerika, in Tierra del Fuego, Vuurland, een provincie van Argentinië, aan het Beagle-kanaal, zo genoemd naar het schip waarop de jonge Darwin meereisde op de exploratietocht tussen 1831 en 1836. Darwin beschrijft de wilde inboorlingen en hun uiterst primitieve levensomstandigheden en vraagt zich af of die wezens tot het zelfde ras behoren als hijzelf. De verwondering is het begin van de wijsheid.
Mensen vind je vandaag overal. Er is geen plaats op de wereld waar het te warm, te koud, te droog of the nat is of er zijn bewoners, zelfs waar de vier contra-indicaties tegelijk vervuld zijn. Er zijn dorpen in het hooggebergte waar een gewone sterveling amper genoeg lucht krijgt om rustig op een stoel te zitten. 6,750 miljard mensen hebben deze paneet grondig ingepalmd en dat op nauwelijks 10.000 jaar tijd. Men verwacht dat we in 2050 met meer dan 9 miljard zullen zijn.
Het is dan ook wellicht veel gevraagd om je even voor te stellen hoe de wereld er zou uitzien als er géén mensen waren, noch enig spoor van menselijke bewoning of activiteit, alsof er nooit mensen op aarde zouden geweest zijn. Denk aan de fabuleuze documentaires die vooral de BBC telkens weer maakt met dat verbluffend camerawerk waarvan je je afvraagt hoe ze het doen; je zit op de eerste stoel toe te kijken hoe het eraan toe gaat in de natuur zonder mensen, terwijl in feite een hele ploeg bezig is met het maken van de opnames.
Toch is er een tijd geweest dat de hele aarde er bij lag zoals de minuscule natuurreservaten waarin men nu die veldopnames maakt. In die wereld heeft de menselijke soort zich ontwikkeld uit verre gemeenschappelijke voorouders die wij delen met onder meer de chimpansee. Het is een langzame, lange weg geweest van kleine maar essentiële afwijkingen die cumulatief dat merkwaardig resultaat hebben voortgebracht dat nu deze tekst schrijft en ook jou, die hem leest.
Ooit heeft een kleine groep van slechts enkele oermensen rondgezworven op deze onmetelijke aarde, nauwelijks maar toch belsissend verschillend van de talloze andere soorten. Ooit is een van de diersoorten mens geworden, op een bepaald moment was hij niet meer een ongewoon slim dier maar een niet zo heel slimme mens. That's one small step for a man..., one giant leap for mankind.
Wat maakt het verschil uit? Onlangs zat ik op de trein te kijken naar de hond van een van de andere passagiers, een soort collie denk ik, met scherpe, doordringende ogen. Mensen die dergelijke huisdieren hebben weten hoe verstandig die kunnen zijn, hoe menselijk. Als je ziet hoe uitgerekend krokodillen met hun jongen omgaan, dan denk je even aan de kinderlijkjes die men wel elke maand ergens in Vlaanderen aantreft in vuilnisbakken of op verlaten plekken. Wat maakt de mens tot mens? Een dier gaat als het ware op in zijn omgeving, wordt in grote mate bepaald door de stimuli die ervan uitgaan: aantrekking, afstoting of onverschilligheid; daarnaast is er de genetisch vastgelegde overlevings- en voortplantingsdrang. Bij de mens is dat natuurlijk ook zo, maar de mens is zich bewust, niet alleen van de omgeving, maar ook van zichzelf in die omgeving. Het bewustzijn reageert op de impulsen uit de omgeving, maar niet op de directe, voorspelbare manier zoals bij andere levende wezens, planten en dieren. Bij de mens worden de waarnemingen verwerkt in de relatief veel grotere en complexere hersenen op een zeer eigen manier: met een brede waaier van emoties. Een leeuw kan agressief gedrag vertonen, maar er is weinig kans dat hij zich daarvan bewust is. Een leeuw die een prooi doodt, eet die vervolgens smakelijk op. Als hij een soortgenoot doodt, bijvoorbeeld de welpen uit een vorig huwelijk van zijn leeuwin, dan doet hij dat instinctief, hij zal daar geen traumas aan over houden; denk eens aan een mens in dezelfde situatie?
De mens denkt, denkt voor en denkt na, herinnert zich en plant vooruit. Wij mensen leven in de wereld maar we zijn niet aan die wereld gebonden, wij zijn in staat om in te grijpen, om die wereld naar onze hand te zetten. Mensen kunnen voorwerpen gebruiken als werktuig, aanvankelijk gevonden natuurlijke dingen zoals een stok of een steen; ook dieren doen dat, maar niet de volgende stap: mensen kunnen zelf werktuigen maken, waarbij het ontwerp duidelijk gericht is op het gebruik: de mens maakt een steen scherp om er mee te snijden, bindt die vast aan een stok tot een bijl. De mens maakt vuur, kleedt zich aan. A small step for a man
In de wereld van de planten en het dier, in de wereld vóór de mens, behoort alles tot de zelfde dimensie, er is geen essentieel onderscheid tussen al de levende wezens in al hun verbluffende verscheidenheid, zij zijn eender in de ontstellende afwezigheid van een bewustzijn. Er is een Adam en een Eva nodig om de dieren en de planten en de dingen hun naam te geven. Enkel de mens kan van een steen een bijl maken, van een visgraat een naald. Vanaf dat ogenblik is er een dimensie toegevoegd aan de wereld, die van het bewustzijn, van de betekenis. De mens zondert zich resoluut en definitief af van de rest van de natuur, enkel wij beschikken over de intelligentie die nodig is om te overleven in de meest barre omstandigheden, enkel wij kennen overvloed en luxe, alleen wij kunnen elke tegenstander de baas, kan elk onheil overleven. De menselijke soort is een succesverhaal, de verspreiding en ontwikkeling explosief vanaf het moment dat het bewustzijn zijn intrede doet.
Maar de mens betaalt daarvoor een hoge prijs. Het is geen stap die je ongestraft zet: het bewustzijn van het eigen ik en van de wereld, de kennis van goed en kwaad, verdrijft je uit de rest van de natuur, uit het paradijselijke opgaan in een primitieve wereld zonder emoties of gedachten. De mens is een dier met heimwee naar dat Eden.
De mens kent de smart van het leven en weet dat de dood ons allen wacht.
Categorie:samenleving
10-09-2008
Echtscheiden doet lijden
Scheiden doet lijden, dat is zeker, anders was dit geen spreekwoord geworden. Wat we bedoelen is echter niet dat elk afscheid noodzakelijkerwijs pijnlijk zou moeten zijn: wij nemen maar al te graag afstand van onaangename omstandigheden. Een werknemer die door zijn baas wordt uitgebuit en slecht betaald, zal zonder veel scrupules, ja met plezier overstappen naar een betere baan. En een werkgever zal op zijn beurt een werkkracht die niet goed presteert en misbruik maakt, met plezier zien opstappen.
Nee, wat we bedoelen is dat we niet graag een einde zien komen aan situaties waarin we ons goed voelen, al is het zelfs maar min of meer goed.
Wij mensen zijn gewoontedieren, we zijn honkvast en meestal zo trouw als een muilezel. Wij hechten ons aan andere mensen, aan omstandigheden, aan dieren, aan plaatsen en aan dingen. En als we ooit aan iets verknocht zijn geraakt, dan zijn we bereid veel door de vingers te zien: het voorwerp van onze voorkeur hoeft niet het beste te zijn; onze emotionele band is veel belangrijker dan vele objectieve vergelijkingen. We blijven bij ons automerk, bij het bier of de wijn van onze keuze, bij onze vakantiebestemming, bij onze manier om onze vakantie door te brengen zelf, bij onze hobbys
Wij zijn ook veeleer trouw in onze relaties. Vrienden zijn er vaak voor het leven, goede buren zijn voor veel mensen heel belangrijk, collegas op het werk en in de vereniging ook. Onze sterkste bindingen zijn familiaal: onze partner, onze kinderen, de ruimere familie. Dat blijkt een zo fundamenteel gegeven te zijn, dat men er zelfs wetenschappelijke bewijzen heeft voor gevonden: onze gehechtheid aan onze familieleden staat, globaal gesproken natuurlijk, zeer nauwkeurig in rechtstreekse verhouding tot onze graad van bloedverwantschap. Ook dat hebben we in spreekwoorden vastgelegd: het naaste bloed erft het goed, mijn eigen vlees en bloed, in het Engels: blood is thicker than water, Duits: Blut ist dicker als Wasser. De evolutionaire biologie heeft op overtuigende manier aangetoond dat dit werkelijk in onze genen zit. Niemand moet ons leren dat we voor onze partner en kinderen moeten zorgen: we vragen niet liever dan er te mogen voor zorgen.
Maar
Dat zijn algemene, zeer algemene beginselen en principes. Tussen mensen kan het verkeerd gaan, zeer grondig verkeerd gaan en, zoals een ander spreekwoord zegt: het gebeurt in de beste families. Mensen kunnen elkaar kwetsen, onbewust maar soms zelfs gewild. Zij kunnen elkaar dingen kwalijk nemen. Ze kunnen in woede uitbarsten. Ze kunnen elkaar pijn doen, ook fysiek. Geweld gebeurt hoofdzakelijk binnen het gezin. Mensen kunnen ook op elkaar uitgekeken zijn, relaties kunnen stagneren, vervagen, in kwaliteit en intensiteit afnemen in de loop der jaren. Aan sommige menselijke verhoudingen komt soms een einde, door de beslissing van een of van beide partners.
Daarmee zijn we aan de kwestie van de echtscheiding gekomen, die weer even in het nieuws is. De aanleiding is een voorstel om bij scheiding met wederzijdse instemming de twee verplichte verschijningen voor de rechter af te schaffen. Ik ben vorig jaar zelf door die procedure gegaan met mijn eerste echtgenote. Ik kan niet zeggen dat het een bijzonder kwetsende ervaring was, maar zeker wel dat het een volmaakt overbodige en nutteloze procedure is. De rechters deden er niet langer dan enkele minuten over en er was op geen enkel moment sprake van zelfs maar een schijn van verzoeningspoging of gesprek. De eerste keer vroegen ze of we wel degelijk instemden, de tweede keer moesten we alleen nog eens tekenen en dat was dat. Vele maanden later kregen we dan een schriftelijke bevestiging en nog later was ook het gemeentehuis op de hoogte. In het gerechtshof zaten we telkens met tientallen koppels te wachten op onze twee minuten in de rechtszaal. Zeker de tweede keer stond de verveling op eenieders gezicht af te lezen. Uit de terloopse commentaren was duidelijk dat men vond dat die rechters wel wat beter te doen hadden, bijvoorbeeld de gerechtelijke achterstand afwerken of hun procedures wat korter maken.
Zelfs indien de rechters een poging zouden wagen tot verzoening, is het erg weinig waarschijnlijk dat zij veel kans op slagen zouden hebben bij koppels die voor de notaris al ten minste zes maanden te voren alles hebben geregeld (en betaald!) en die vaak al jaren uit elkaar zijn - in mijn geval was dat volle tien jaar - en meestal een nieuwe vaste relatie hebben.
Als nu een politieke partij de moed heeft om deze procedure door te lichten en voorstelt om ze af te schaffen, dan zegt elk weldenkend mens: eindelijk! Dit zou ongetwijfeld de sereniteit ten goede komen van het echtscheidingsproces zelf, met name door het uit de juridische sfeer te halen: het gaat immers niet om misdaden, zoals vroeger, toen men zich moest laten betrappen op overspel om te kunnen scheiden. Bij wederzijdse toestemming regelt men alles voor de notaris, die ook de rechtsgeldige tekst opstelt: je bent eigenlijk gescheiden van bij de ondertekening. De juridische wereld heeft er in de grond niets mee te maken, je gaat toch ook niet naar de rechter om te trouwen? Welke macht heeft een rechter om een huwelijk te verbreken dat hij niet heeft gesloten?
En dan blijkt dat een andere politieke partij vanuit haar christelijke ideologie zich verzet tegen dit redelijk voorstel. Het huwelijk mag geen formaliteit zijn, echtscheiding ook niet. Maar dat is precies wat het verplichte bezoek aan de rechter nu is: een loutere en voor de maatschappij kostelijke nutteloze formaliteit en dat is ook de reden waarom het beter afgeschaft wordt, als het zinvol zou zijn, dan zou men het niet hoeven af te schaffen. Maar neen: men ziet het onmiddellijk als een bedreiging voor het unieke en monogaam huwelijk, een van de krachtigste pijlers van de katholieke leer door de eeuwen heen. Gescheiden mensen mogen niet opnieuw voor de kerk huwen, wat het burgerlijk gezag ook moge beweren. Hertrouwde mensen mogen de eucharistie niet ontvangen, niet te communie gaan, tenzij ze geen seks hebben, want dat is overspel en zondig en dan ben je niet waardig om het lichaam van Christus te ontvangen. Ik heb het in mijn jeugd meegemaakt dat zo iemand tijdens de hoogmis de communie werd geweigerd, ten aanzien van de hele dorpsgemeenschap. Schrijnend.
Men kan zich afvragen wat dat allemaal nog te maken heeft met God en godsdienst. We leven in een maatschappij waarin meer gescheiden wordt dan getrouwd. Mensen leven samen op allerlei manieren en hebben dat altijd al gedaan. Seksualiteit wordt beleefd op talloze manieren en dat is ook altijd al zo geweest. De katholieke huwelijksmoraal is altijd al veeleer een na te streven ideaal geweest dan een algemeen nageleefde regel, trouwens (no pun intended) net zoals de even krachtig opgelegde en verdedigde celibaatplicht voor priesters en religieuzen. In andere, ook christelijke godsdiensten staat men veel opener tegenover deze problematiek, Anglicaanse en orthodoxe priesters trouwen en hebben kinderen, zijn ze daarom minder goede priesters? De katholieke kerk laat hertrouwen uitzonderlijk wel toe en de verhalen die we horen over de werking van de kerkelijke rechtbanken zijn nu niet bepaald van aard om de geloofwaardigheid van de kerk in positieve zin te beïnvloeden.
Is er nu werkelijk nog iemand in Vlaanderen die dit standpunt van de CD&V kan begrijpen, laat staan bijtreden? Is het dan echt onmogelijk om voor één keer redelijk te zijn over een praktische kwestie, in plaats van star dogmatisch in elke aangelegenheid die van ver of bij te maken heeft met het ethische? Wat hoopt men daarmee te winnen? Wat vreest men te verliezen? Waarom toch steeds die krampachtige, kopschuwe, onverbiddelijke bigotte pilaarbijterreacties, zelfs nog voor de katholieke kerk zelf een uitspraak heeft gedaan? Als ze in katholieke politieke middens echt bezorgd zijn om mensen en het gezin, dan zouden ze er bijvoorbeeld kunnen voor zorgen dat gehuwde koppels niet duizenden euros meer aan belastingen moeten betalen dan mensen die ongehuwd samenwonen; als ze echt bezorgd zijn om stemmen, dan zouden ze het best de statistieken eens nakijken van de echtscheidingen. Als ze echt willen afstand doen van hun wereldvreemde betweterij, dan zouden ze beter bij zon gelegenheden hun bek in hun pluimen houden. Fat chance, zoals ze zeggen in Amerika: geen schijn van een kans
Scheiden doet lijden, en zelden meer dan tussen geliefden. Maar ook aan liefdevolle relaties kan een einde komen, dat hebben mensen ervaren sinds ze zich van hun liefde bewust werden. Het is niet omdat een relatie niet een leven lang kan duren dat ze waardeloos was, het is niet omdat men een nieuwe relatie aangaat dat de oude vergeten is, dat het afscheid geen pijn doet. En het is ronduit schandelijk dat een godsdienst en/of een politieke partij gescheiden mensen, mensen die hertrouwd zijn of die een partner van het zelfde geslacht kiezen, als minderwaardig, minder ethisch, kortom als minder menselijk aanziet.
Scheiden doet al genoeg lijden. Natrappen hoeft niet, dank u.
Categorie:samenleving Tags:politiek, maatschappij
07-09-2008
Terra nullius: de vervolging van de Aboriginals
Sven Lindqvist is niet meteen een naam die belletjes doet rinkelen. Op overtuigend enthousiast aanraden van iemand die ik toevallig ontmoette, ging ik op zoek naar het boek dat hij in 2005 schreef en dat in 2007 in een goede Nederlandse vertaling verscheen onder de titel: Een reis door niemandsland. Hoe de Aboriginals Australië verloren, 224 blz., tijdlijn, noten, literatuur, uitgegeven bij de De Geus. Ik vond, na een uur zoeken, het exemplaar dat in de Leuvense stadsbibliotheek aanwezig moest zijn volgens de computer, maar helaas onvindbaar was in de reisverhalen-sectie waarin het gecatalogeerd was; een van de bedienden opperde uiteindelijk de mogelijkheid dat het bij de gewone romans was weggezet en dat bleek inderdaad het geval te zijn, een foutje bij het verwerken, zo bleek: op de kaft stond de code reisverhaal niet vermeld. Zo raakt een boek misschien ongelukkiglijk voor altijd onvindbaar, of toch bijna.
Ik weet niet hoe het gesteld is met jouw kennis van het koloniaal verleden van Australië, maar bij mij was dat zeer onontgonnen terrein, een witte vlek zo groot als het subcontinent zelf op vroege kaarten. Ik heb een vage herinnering aan een film op Tv waarin blanke kolonisten een hele stam Aboriginals uitmoordde zonder veel reden of aanleiding, maar voorts van de rest: niets.
Na lezing van dit boek is daaraan niet echt verholpen, toch niet naar mijn smaak, maar het is wel een uitstekende entrée en matière, een goede start voor verder lectuur en opzoekingwerk, bijvoorbeeld aan de hand van de uitvoerige literatuurlijst van het boek.
Het opzet of is het nu de opzet? Van Dale zegt dat het opzet de betekenis heeft van een bedoeling, voornemen, plan, terwijl de opzet vooral verwijst naar een soort van statief, maar anderzijds ook naar het op-touw-zetten (sic!) van iets, de wijze waarop iets opgezet is. Tja, dan wordt het moeilijk kiezen, want het verschil tussen een plan en de wijze waarop iets georganiseerd is, dat is voer voor haarklievers. Waarom die ironisch verbolgen sic!? Omdat de uitdrukking iets op het touw zetten niet in Van Dale staat, althans niet als lemma, als je ernaar zoekt vind je het dus niet; het staat wel als een synoniem tersluiks verscholen bij de correcte uitdrukking iets op het getouw zetten, die evident haar oorsprong heeft in het spannen van de draden van de schering op een weefgetouw, waarmee men een stramien - lees daarover mijn bijdrage: klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=419 - vormt voor het latere weven. Ik weet het wel, je hoort vaker op touw zetten dan op het getouw zetten, maar dat is nog geen reden om het inhoudelijk onzinnige touw (wie zet er nu iets op een touw en wat kan daarvan de betekenis zijn?) te verkiezen boven het prachtige beeld van de wever die begint aan een project als een metafoor voor elke bedoeling, plan of voornemen?
Laat ons het maar houden bij het opzet, dan. Welnu, in dit boek is dat vrij duidelijk van bij de aanvang. De auteur maakt met de auto een reis door Australië en doet daarbij vooral die steden en plaatsen aan, die in de geschiedenis van de ontsluiting van het land en de confrontatie met de oorspronkelijke bewoners een belangrijke rol gespeeld hebben. Erg spectaculair of heel interessant is dat gedeelte van het verhaal echter niet, op enkele korte geslaagde natuurbeschrijvingen na; voor het overige is het eerder teleurstellend banaal.
Daartussen weeft de auteur allerlei wetenswaardigheden, inzichten en theorieën die hij heeft verzameld uit de literatuur, zowel recente en toeristische als meer gespecialiseerde antropologische vakliteratuur, over Australië zelf of basiswerken zoals dat van Lévi-Strauss, en historische en juridische documenten en monografieën. Deze gegevens maken veruit het grootste aandeel uit. Zij zijn de basis voor mijmeringen, uitwijdingen, bespiegelingen, opmerkingen en onverholen kritiek op de infame geschiedenis van de kolonisering van Australië door de Britten en de even verwerpelijke politieke geschiedenis van het land sinds zijn de facto onafhankelijkheid sinds het begin van de twintigste eeuw tot vrijwel op onze dagen.
Het is een ontstellend verhaal van arrogante blanke suprematie en meedogenloos onbegrip, niet alleen hoewel zeker ook van de individuele kolonisten, maar vooral van de lokale en centrale overheden, de politie en het leger, de zogenaamde hulpverleners en de regenten van de Aboriginals en tenslotte ook van de antropologen. Het is onvoorstelbaar hoe men tot ver in onze tijd, dat wil zeggen zelfs tot rond 1970, nauwelijks een onderscheid maakte tussen de Aboriginals en de kangoeroes en de konijnen. Dat rauwe racisme is vandaag nog verre van uitgeroeid, maar het was werkelijk endemisch, dat wil zeggen dat op een paar uitzonderingen na iedereen ermee besmet was, gedurende het grootste gedeelte van de geschiedenis van de kolonisatie. Het uitte zich in een niets ontziend moorddadig miskennen van zelfs de meest fundamentele basisrechten waarop elke levend wezen recht heeft, zonder nog te spreken van mensenrechten. Wij spreken met afschuw over de Holocaust en de goelag (waarom mag hier geen hoofdletter, Van Dale? foei!), maar vermeende beschaafde naties en volkeren zoals de Britten hebben zich flagrant schuldig gemaakt aan echt wel vergelijkbare genocidale misdaden, zoals de ei zo na geslaagde uitroeiing van de Noord-Amerikaanse Indianen en inderdaad de Australische Aboriginals.
Net zoals de persoon die bij onze toevallige ontmoeting zijn enthousiasme niet onvermeld kon laten over dit boek, wil ik het hierbij zelf ook graag aanbevelen, met dien verstande dat het vooral een goede aanleiding kan zijn voor verdere lectuur over dit krasse en belangwekkende onderwerp, bijvoorbeeld in meer gefundeerde historische werken. Misschien zullen die wat minder vlot leesbaar zijn dan dit werk, maar uiteindelijk ongetwijfeld toch meer overtuigend en dus ook meer bevredigend.
Categorie:samenleving Tags:politiek, maatschappij
04-09-2008
Kuifje in Afganistan
Zullen we het dan nooit leren? Nu is het weer een Belgische generaal die van mening is dat het leger er is om oorlog te voeren en bijvoorbeeld niet om onze nationale integriteit te verdedigen of de vrede te handhaven. Je hoort ook onze mooie minister van Oorlog stotterend van gezwollen zelfingenomenheid verklaren dat het leger de laatste jaren een soort van NGO geworden is, een soort van Artsen zonder Grenzen en hij bedoelt dat niet als een compliment!
Ook de Nederlandse militairen en regering hebben nog niet genoeg gehad aan de les van Srebrenica, net zoals de Belgische blijkbaar niet heeft geleerd uit het Ruanda-debacle.
Er zijn veertig landen actief in Afghanistan, meldt onze Oorlogsminister trots. Juist. En daarvoor waren er de Russen, en die zijn uiteindelijk gaan lopen, staart tussen de poten. Zelfs met veertig landen en de modernste apparatuur zijn we niet in staat om de Taliban, een zootje ongeregeld, ook maar enigszins te intimideren. Dit zijn volksstammen die nog nooit getemd zijn, ook niet door Alexander de Grote. Maar wij Belgen gaan nu de andere helft van de Afghanen, even linke vechtjassen als hun Taliban-broeders, leren hoe ze moeten oorlogvoeren, wij Belgen gaan hen militaire instructeurs sturen. Heb je dat goed gehoord? Het ongetwijfeld ervaren en goed opgeleid Belgisch leger (!) gaat in Afghanistan de ene groep onverslagen vechtjassen leren hoe ze de andere onverslagen groep kunnen klein krijgen!
In Irak was er onlangs een duidelijke illustratie van hoe het wel kan. De Amerikanen zitten al meer dan vijf jaar in Irak, maar kregen een bepaalde provincie nooit onder controle. Uiteindelijk lieten ze de plaatselijke leiders de zaak overnemen en binnen de drie maand was Al Qaida verdreven, hun aanvoerders vermoord, hun aanhangers weer gewoon burgers.
Onze soldaten worden opgeleid voor gevechtstaken en dus mogen zij verwachten dat zij ook de kans krijgen om te vechten. Dat is een begrijpelijke redenering van uit de soldaten, of toch gedeeltelijk, want ze worden ook opgeleid om te marcheren en waar kan dat goed voor zijn? In een oorlogssituatie marcheer je het best niet en zeker niet met de fanfare voorop. Het is in feite een ongelooflijk stompzinnige redenering: wij leiden mensen op tot vechtjassen, dus moet er gelegenheid zijn tot vechten, niet zomaar, maar echt, met kans op doden en gewonden. Ik kan mijn oren niet geloven. En in plaats van daaruit dan te concluderen dat de soldaten absoluut niet mogen opgeleid worden tot vechtjassen, maar tot handhavers van de vrede, verwijt men de regering dat onze jongens de gelegenheid niet krijgen om te laten zien hoe goed ze kunnen vechten en sterven.
Je moet al meer dan behoorlijk betoeterd zijn, als generaal en als minister, om niet te beseffen dat je de wereld op zijn kop zet op die manier. Het is wellicht precies omdat we soldaten, wapens en vooral hallucinerende generaals en ministers en presidenten hebben, dat wij als menselijke soort nog steeds oorlog voeren.
Ik herinner hier aan wat ik al eerder over oorlog en geweld schreef. Men zegt: het doel heiligt de middelen. Men zegt: wie met het zwaard omgaat, zal door het zwaard vergaan. Dan is de vraag: heiligt het doel ook het zwaard?
Laatst nog verzette Godfried Kardinaal Danneels zich voor de camera tegen de hongerstakende sans-papiers door te stellen dat een immoreel middel, zoals hongerstaking, nooit kan leiden tot een moreel verantwoord doel, in dit geval het verkrijgen van een verblijfsvergunning. De misdaad in dit geval is: het mishandelen en misschien zelfs doden van het eigen lichaam door de hongerstaker.
Er zijn middelen die immoreel zijn, en dus verboden. Het is een redenering die lijkt te kloppen: je mag je doel alleen op een aanvaardbare manier nastreven, je mag geen misdaden begaan om zelfs een nobel doel te bereiken.
Wie over lijken gaat om te bekomen wat hij wil, bijvoorbeeld dictators zoals Stalin, Hitler, Mao, Pol Pot, wordt door iedereen veroordeeld, zou je denken. Maar zelfs een intellectueel zwaargewicht als Sartre heeft jarenlang het communisme, met al zijn zware tekortkomingen en ronduit genocide aberraties, onverdroten verdedigd. Het was, zoals Marx en Engels al gesteld hadden, een noodzakelijke gewelddadige tussenfase om de dictatuur van de adel en de kerk te breken en de macht zo aan het volk terug te geven. Eens dat doel bereikt was, zou men terugkeren naar een geweldloze maatschappij en naar democratie.
Wij hebben gezien dat dit een vergissing was.
Er zijn wel meer mensen, ook hier bij ons en vandaag nog, die denken dat er ook goede dictators zijn, die zich opofferen om eens en voor altijd komaf te maken met al wat er verkeerd is, tabula rasa, een schone lei. En dat daarbij lijken vallen, dat wil men er nog bijnemen, het is een prijs die men wil betalen.
Helaas blijkt de redenering nooit te kloppen. De slachtoffers vallen wel, maar het kwaad raakt maar niet uitgeroeid, er moeten steeds nieuwe categorieën van mensen uitgeschakeld worden, er staan steeds nieuwe tegenstanders op, de heilsstaat is altijd voor morgen.
En ook de dictators blijken niet die onzelfzuchtige redders in de nood te zijn, die na volbrachte taak de macht weer afstaan aan het volk dat hen luidkeels heeft toegejuicht toen ze de macht grepen. Ze worden keer op keer herverkozen, in steeds grondiger vervalste verkiezingen, of ze schaffen de verkiezingen en het parlement tijdelijk af. Ze worden Président Fondateur à vie, en zelfs na hun dood regeren ze verder, in de persoon van hun zoon, Baby Doc, Kim bis of Kabila fils.
Na enige tijd blijkt ook dat zij kwansuis enorme persoonlijke rijkdommen vergaren, die ze dan het liefst op buitenlandse banken plaatsen, waar hun familie er ook na de val nog kan van genieten. En dat ze zichzelf goed soigneren: ook de Sovjet dictators reden in Rolls Royces rond, zopen champagne en vraten kaviaar, namen luxevakanties, maîtresses Het patroon is helaas voorspelbaar: als een man alle macht naar zich heeft toegetrokken, wordt hij een grootschalig moorddadig beest, een seksuele pervert, een ordinaire dief, een drugverslaafde, een leugenaar, bedrieger, schrift- en geschiedenisvervalser.
Power corrupts, absolute power corrupts absolutely.
Ook binnen de Rooms-katholieke kerk heeft het doel vaak de middelen geheiligd. De kruisvaarten zijn een gemakkelijk, maar onweerlegbaar voorbeeld met verschrikkelijke impact. Om de heilige plaatsen te vrijwaren van Moslim bezetting en desecratie werden totaal nutteloze oorlogen uitgevochten op een nooit geziene schaal van waanzin en wreedheid. Of neem de verovering van Amerika door Los Reyes Catolicos, waarbij in de naam van die ene god de gelovigen van elke andere gewelddadig werden bekeerd of gekeeld. De uitroeiing van de Katharen, Albigenzen, Hugenoten en andere protestanten The Defenders of the Faith mochten alle middelen gebruiken, en maakten maar al te graag van dat privilege gebruik. Van onschuldige mannen en vrouwen werden bekentenissen afgedwongen door onwaarschijnlijk afschuwelijke foltering, en wanneer ze dan hun onbestaande schuld bekend hadden, werden ze publiekelijk verbrand.
Ik ben geneigd om de Kardinaal voor één keer gelijk te geven: het is altijd verkeerd om moreel verwerpelijke middelen te gebruiken, want wie ze gebruikt, gaat er onvermijdelijk aan ten onder.
Wie er met de vuile voeten doorgaat, heeft geen propere handen.
Wie dus met het zwaard omgaat, zal erdoor vergaan. Helaas kan niet elk oor dat door Petrus is afgehouwen, miraculeus geheeld worden.
Ik ben bang dat het met onze minister van Oorlog van kwaad naar erger gaat. Ik houd mijn hart vast als ik bedenk wat voor kwaad een machtsgeile maar van alle rede gespeende idioot kan aanrichten in een positie als de zijne. Is er dan niemand die eens met de CD&V en sommige ardente Lourdesbedevaarders kan spreken over immorele middelen? Mijnheer de Kardinaal?
Categorie:samenleving Tags:politiek, maatschappij
10-07-2008
in Vlaanderen Vlaams!
Bijna een jaar geleden schreef ik hier een stukje over de ingewikkelde politieke situatie in België, onder de titel: de taal is gans het volk. Je kan het nog eens nalezen als je hier klikt: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=336
Ik moest toen toegeven dat ik niet wist waar die uitdrukking vandaan kwam. Op mijn oproep voor meer informatie kreeg ik geen antwoord. Maar de media brachten redding! Terzake brengt dezer dagen een reeks reportages over de toekomst van België en laten ze dat nu toch zeker wel doen onder precies die spreuk? Zij wisten ook waar Abraham de mosterd haalde: Prudens Van Duyse is de auteur en al wat je over hem wil weten staat netjes hier: http://www.literair.gent.be/html/lexicondetail.asp?ID=5&AID=569&l=V Op de foto zie je zijn standbeeld in Dendermonde, zijn geboortestad.
Binnen enkele dagen is het 15 juli, de datum die onze regeerders zich gesteld hadden voor het bereiken van een oplossing voor de staatshervorming. Je zou denken dat over de toekomst van een land beslist wordt in een openbaar debat, waarin iedereen, niet alleen politieke partijen maar ook verenigingen, belangengroepen en zelfs individuele burgers hun zeg mogen hebben, bijvoorbeeld via de pers en de media. Niet in België hier voert men de gesprekken daarover in het grootste geheim, we weten zelfs niet wat de voorstellen zijn! De bevolking verkeert in het ongewisse: waar gaan we naar toe? Wat zijn eigenlijk de Vlaamse eisen, behalve het belangrijke maar voor een grote staatshervorming allesbehalve essentiële recht op zelfbestuur in Brussel-Halle-Vilvoorde? Wat zijn de eisen van de Franstaligen, behalve een symbolische corridor en de erkenning van de verfransing van Brussel en de randgemeenten? Geen mens die het weet
Nog enkele dagen geduld. Een jaar geleden stelde ik het in de vorm van een dilemma: ofwel komt er een regering, maar geen staatshervorming, ofwel krijgen we een staatshervorming, maar geen regering. Ik moet dat nu wat nuanceren. We hébben een regering, en inderdaad geen staatshervorming; als we een staatshervorming willen, dan zal deze regering moeten vallen, want het is een Belgische regering en België wil geen staatshervorming.
Ik heb dit verhaal destijds op wat kleinere schaal meegemaakt in Leuven, bij de splitsing van de universiteit. Ook toen was dat ondenkbaar, ook voor de bisschoppen. Een maand later was de regering gevallen en de beslissing over de splitsing van Leuven genomen. Maar de Franstaligen hadden hun slag thuisgehaald: een nieuwe stad, Louvain-la-Neuve, met een eigen postnummer en al, in de bietenvelden net over de taalgrens, met een gloednieuwe universiteit, met alles erop en eraan, inclusief de helft van de boeken uit de unitaire bibliotheken en dat alles op de kosten van de Belgische Staat, zonder tegenprestaties voor Vlaanderen, alleen maar om te willen vertrekken uit een Vlaamse stad. Puur chantage dus. Ik ben vergeten hoeveel miljarden het toen gekost heeft om de Walen buiten te krijgen. Ik ben benieuwd hoeveel het ons nu gaat kosten om in Vlaanderen Vlaams te krijgen.
Categorie:samenleving Tags:politiek, maatschappij
02-05-2008
de universele verklaring van de rechten van de mens
Wie hier onlangs las wat ik schreef over afschrikking (zie het lijstje hiernaast), zal wellicht enigszins verbaasd zijn dat ik in de laatste twee teksten zoveel nadruk legde op de terechte bestraffing van misdaden. Had ik niet beweerd dat afschrikking niet werkt, niet kan werken op termijn? Is dan het enige nut van het veroordelen van misdadigers niet dat we hen uit de maatschappij verwijderen uit zelfverdediging? Is dat dan geen pleidooi voor de doodstraf, echte levenslange opsluiting, zware lijfstraffen en verminking, aangezien precies dat onze beste bescherming is?
Een zeer trouwe lezer merkte terecht op dat mijn voorstel om te straffen vóór de feiten niet realistisch is. En toch is dat precies de betekenis van straffen als afschrikking. We bestraffen de misdaad van de ene als een duidelijk signaal aan een andere, om die ervan te weerhouden om een gelijksoortige misdaad te begaan, dus vóór zijn feiten. Het is daarbij evenwel noodzakelijk dat de potentiële misdadiger zich kan identificeren met de echte: als we de oudere broer een ernstige straf geven voor inbraak met geweld, dan zal de jongere broer misschien toch even nadenken voor hij dezelfde weg opgaat. Maar het opknopen van jonge homos in Iran zal bij homoseksuelen hier bij ons geen andere reactie oproepen dan de walging die wij allen voelen bij dergelijk zinloos staatsgeweld.
Aan het einde van mijn bedenkingen over afschrikking verwees ik naar de mensenrechten als de basis voor onze omgang met elkaar. Maar wat is de grond van die algemene of universele mensenrechten en op wie zijn ze van toepassing?
Laten we met die laatste vraag beginnen. Wij zelf zijn vanzelfsprekend de eerste betrokkenen, ik bedoel elk van ons als eerste persoon enkelvoud: ik. Zelfbehoud is de eerste regel van elk leven, niet in het minst voor de mens. Zelfs Christus boodschap zegt: bemin uw naaste zoals uzelf en inderdaad: als we onze naaste zelfs maar half zo graag zouden zien als onszelf, dan is hij of zij nog goed af. Die drang naar zelfbehoud is zo fundamenteel dat hij niet moet aangeleerd worden, aan dieren noch aan mensen. Als een mens moet kiezen tussen zijn eigen leven en dat van een andere, is er weinig kans dat hij spontaan voor de eigen dood zal kiezen.
Een tweede basiswet van het leven is dat het zich wil voortplanten. Het individu is sterfelijk, dat wordt ook heel snel duidelijk voor iedereen, en dus wordt individueel levensbehoud noodzakelijker wijze ook begrepen als voortplantingsdrang. Dat brengt met zich mee dat men zijn voortplantingspartner, want bij de meeste soorten gebeurt het voortplanten met zijn tweeën, dat men die partner in bescherming neemt, ervoor zorgt, liefheeft, omdat men dezelfde belangen heeft: het voortzetten van het leven, ook een beetje het eigen leven, in de vorm van de eigen genen, die de helft uitmaken van het genetisch materiaal van de eigen de kinderen. En even vanzelfsprekend zijn die kinderen het voorwerp van bescherming, zorg en liefde, zij zijn ons het dierbaarst want zij zorgen ervoor, door onze tussenkomst, dat het leven niet ten onder gaat. En zo kunnen we verder gaan, steeds verder: de ruimere familie, het dorp, de sociale groep, de collegas, de vrienden, de verenigingen, de streek, het land de hele mensheid?
Uiteindelijk wel, want wij behoren tot dezelfde soort, wat eenvoudig kan aangetoond worden door het biologische feit dat álle mensen samen succesvol kunnen paren, althans in principe en in het algemeen en dat ook doen zonder veel aarzeling, zonder aanzien des persoons, zonder onderscheid van ras of kleur of godsdienst of wat dan ook. En hoe kan men in hemelsnaam neerzien op zijn partner, met wie men samen het belangrijkste doet dat hier op aarde voor ons mensen mogelijk is, namelijk het voortzetten van het leven? En indien elke mens in principe in aanmerking komt om samen met ons dat wonderbaarlijke avontuur aan te gaan, hoe kunnen we dan tussen mensen een onderscheid maken op basis van totaal bijkomstige zaken als huidskleur of overtuiging?
De rechten van de mens leiden we af uit die zelfde basisgegevens. Je kan de tekst van de universele verklaring hier vinden, netjes in het Nederlands (en in alle mogelijke andere talen): http://www.ohchr.org/EN/UDHR/Pages/Language.aspx?LangID=dut
Het zijn indrukwekkende rechten waarop elk van ons aanspraak kan maken, die de integriteit van de persoon vrijwaren, hem toestaan zich voort te planten en de elementaire regels van de samenleving vastleggen. Lees de hele tekst eens door, het is zeer de moeite en het is goed dat we eens stilstaan bij dit hoogtepunt van onze beschaving, ook al zullen we bij de lectuur vaak denken: was het maar zo
De basis voor ons doen en denken ligt in wat we zijn: mensen die samen met anderen leven in deze wereld, hier op aarde samen met ander leven en met levenloze materie, met een onweerstaanbare drang om het leven te behouden en voort te zetten.
Categorie:samenleving Tags:politiek
02-06-2007
hoofddoek hoofdzaak
Er is in dit landje recentelijk meer over hoofddoeken gepraat dan over het weer en dat wil wat zeggen. Het grote verschil is dat we het over het weer meestal eens zijn. We kunnen er immers niets aan veranderen, toch niet op korte termijn en op ons eentje kunnen we ook op lange termijn maar een bescheiden bijdrage leveren tegen de globale opwarming die nu toch duidelijk op ons af komt. De ene zal het wel te warm vinden, de andere juist goed, en nog een andere te koud, te nat of te droog, maar ook daarover maken we geen ruzie: er zit genoeg variatie in ons Belgisch weer om iedereen zijn zin te geven, meestal zelfs op dezelfde dag. Een Amerikaans student schreef ooit aan zijn ouders: There are four seasons in Belgium, usually even in one single day.
Maar die verdraaide hoofddoeken! Probleem is onder meer dat het niet eens over die hoofddoeken zelf gaat. Vroeger droegen al onze vrouwen een hoofddoek en daarover is nooit gezeverd, niet toen ze er waren en niet toen ze verdwenen. Nochtans kon je vroeger als vrouw niet in de kerk komen zonder je hoofd te bedekken en als man niet zonder je pet of je hoed af te nemen. Vrouwen mochten ook niet met blote armen of benen binnen, mannen wel, wat door kathedraaltoeristen soms opgelost werd door de kledij om te wisselen: de man de short en het T-shirt van zijn vrouw, de vrouw zijn lange broek en hemd met lange mouwen; en toch zijn alle mensen gelijk in de ogen van God.
Het gaat in de discussies om het verschil, om het anders zijn. Moslimas mogen in openbare dienst hun religieuze symbolen niet dragen. Als een autochtone Vlaamse niet-moslima een hoofddoek zou dragen, een mooie Hermès, bijvoorbeeld, of een rode met witte bolletjes zoals vroeger de boerinnen voor mijn part, dan zou burgervader Janssens daar niets mogen of kunnen op zeggen. Als een allochtone niet-moslima het zou doen, zou hij ook niets mogen zeggen, want dan is het geen religieus symbool. Maar je zou wat horen! Dat bewijst de wankele grond van zijn stelling. Hij en helaas nog vele anderen met hem, menen nog altijd dat zij Vlaanderen Vlaams kunnen en moeten houden, dat wie hier komt wonen zich volledig moet aanpassen, Vlaming worden dus: Vlaams praten of toch en van de vele vormen daarvan, zoals het De Croos, dat alleen hij verstaat; stoofvlees met varkensvlees eten, Leffe zuipen, typisch Vlaamse klederdracht dragen, zoals het wielertoeristentechnicolor of het slobberjoggingpak of het gothic-leder of de blauwe boboblazer; belastingen ontduiken hoort er waarschijnlijk ook bij Wat is echt Vlaams? En wat is daar zo goed aan? Wat is volksvreemd? In de horeca bijvoorbeeld, of op onze voetbalvelden, de cinemazalen, de discos, de festivalweiden, radio en Tv, op onze wegen en wat is daar zo slecht aan?
In deze saaie verkiezingsperiode, waarin de partijen het in feite over ongeveer al de belangrijke zaken eens zijn, valt er alleen nog te praten over die hoofddoeken. Men hoopt met onverdraagzame standpunten een paar stemmen af te snoepen van het VB en berust in het verlies van enkele stemmen van toch al onbetrouwbare allochtonen en van die een of twee obsolete progressieven die Vlaanderen nog rijk is. Ocharme.
Guy Verhofstadt zei het fijntjes als antwoord op een ongewild dwaze Tv-vraag van Van Deurzen over verplichte inburgering: we zullen moeten nemen wat we kunnen krijgen om onze vacatures op te vullen, zonder daarbij al te veel voorwaarden te stellen, niet voor fruitplukkers, niet voor computerspecialisten, wetenschappers, verplegers en artsen enzoverder tot en met de poetsvrouwen. We kunnen wel hopen dat ze inburgeren en hen aanmoedigen, maar het heeft absoluut geen zin om het te gaan afdwingen of te eisen, want we hebben ze nodig, of ze nu inburgeren of niet.
Ik maakte ooit een lange en zeer verhitte discussie mee in een Leuvens studentenhome, waar een deel van de Vlaamse studenten zich verzette tegen de komst van (zelfs) Spaanse, Italiaanse, Franse, Britse en Amerikaanse studenten: ze wilden hun peda Vlaams houden! Ze waren ongeveer dertig jaar te laat Iedereen die zich verzet tegen de aanwezigheid en de komst van nog meer vreemdelingen moet beseffen dat hij of zij hopeloos uit de tijd is. Vlaanderen is een trekpleister voor vreemdelingen, het is hier zowat het aards paradijs, zelfs in de illegaliteit. Ze zijn er en ze zullen er blijven en er zullen er nog veel meer komen en wij zullen ons daaraan wel moeten aanpassen. Of dat een goede ontwikkeling is of een slechte, daarover kunnen we lang bezig blijven, maar dat is allemaal praat voor de vaak want het is zoals met het weer: we kunnen er niets aan veranderen; de ene zal vinden dat er te veel zijn en voor de andere mogen er nog meer komen, maar wij kunnen er niets aan veranderen, ook het VB niet, zelfs niet als het de absolute meerderheid zou behalen. Gelukkig zullen zelfs de meest rabiate vreemdelingenhaters, de domste fanatici en de meest hypocriete foert-stemmers het zo ver niet laten komen, althans dat hopen wij van harte.
Er is in ons land zoveel kleurrijke variatie in de uiterlijke verschijning van de bewoners, van welke afkomst ze ook zijn. Kijk eens om je heen op straat Wie zal nog zeggen wat kan en niet kan? Wie bepaalt wat in is? Wie oordeelt over goede smaak? Wat is nog ongepast? Wat is een symbolisch kledingstuk en wat niet? Wat maakt iets tot een statement, tot een uniform? Zelfs de politie is letterlijk niet meer te herkennen. Ik heb de stellige indruk dat tegenwoordig alles kan, overal, voor iedereen. Wat zitten politici van allerlei slag dan toch hun en onze tijd te verdoen met beuzelarijen als wat je al dan niet op je kop hebt als je aan het loket zit in een stadhuis!
Het is immers wat er in je kop zit, desgevallend, dat belangrijk is en wat je ermee doet, desgevallend.