Hubert Bierbooms Rudmer Bijlsma Johan Braeckman Patrick Bruggeman Kees Bruijnes Wiep van Bunge Manja Burgers Arnold Burms
Filip Buyse Paul Claes
Anton Claessens
Maria Cornelis †
Jean-Luc Cottyn
Leni Creuwels Antonio Crivotti Luc Daenekindt Jean-Pierre Daenen Andreas De Block
Robert De Bock
Firmin DeBrabander
Georges De Corte Daniël De Decker Herman De Dijn Paul De Keulenaer Koen De Maeseneir Johan Depoortere
Deepak De Ridder Lut De Rudder
Bert De Smet
Patrick De Vlieger Luc Devoldere
Johan De Vos
Marcel De Vriendt
Peter de Wit Hugo D'hertefelt Karel D’huyvetters
Giuliana Di Biase
Hubert Eerdekens
Bas van Egmond
Willem Elias
Jean Engelen
Guido Eyckmans Kristien Gerber
Herman Groenewegen
Bart Haers
Yvon Hajunga
Bert Hamminga Cis van Heertum
Nico van Hengstum Bob Hoekstra François Houtmeyers
Jonathan Israel Susan James
Aryeh Janssens
Frank Janssens
Frans Jespers Paul Juffermans Jan Kapteijn
Julie Klein
Wim Klever
Jan Knol
Rikus Koops
Alan Charles Kors Leon Kuunders
Theo Laaper
Mogens Laerke
Patrick Lateur
Sonja Lavaert Willem Lemmens Freddy Lioen
Patrick Loobuyck
Benny Madalijns
Gino Maes
Syliane Malinowski-Charles
Frank Mertens Steven Nadler
Ed Nagtegaal
Jan Neelen
Fred Neerhoff
Dirk Opstaele
Gianni Paganini
Rik Pelckmans
Herman Philipse Jacques Quekel
Ton Reerink
Jean-Pierre Rondas Michael Rosenthal Rudi Rotthier Andrea Sangiacomo Sjoerd A. Schippers Eric Schliesser Max Schneider Winfried Schröder Willy Schuermans Herman Schurmans
Herman Seymus Hasana Sharp Anton Stellamans JD Taylor
Herman Terhorst Marin Terpstra Paul Theuns Tim Tielemans
Fernand Tielens Jo Van Cauter Henk Vandaele Will van den Berg
Sven Van Den Berghe Hubert Vandenbossche Jan Baptist Vandenbroeck
Stelt
Spinoza filosofie voor als het privé domein van een elite en veroordeelt hij
daarmee ongeschoolde mensen tot een valse maar wel palliatieve vorm van ware
godsdienst? Sommige commentatoren denken er zo over, maar met deze bijdrage
wil ik aantonen dat ze ongelijk hebben. De vorm van religieus leven die Spinoza
voorstaat, vervult de politieke en epistemologische voorwaarden voor een
geleidelijke overgang naar filosofisch inzicht, zodat ware godsdienst en
filosofie in de praktijk onafscheidelijk zijn.
Noot van de vertaler: alle citaten van
Spinoza en anderen zijn door ons vertaald op basis van de tekst van James. De
referenties naar plaatsen in Spinozas werken zijn zoals gebruikelijk. De
verwijzingen naar andere werken worden weergegeven zoals vermeld in de
oorspronkelijke tekst van het artikel. Wij zijn professor Susan James bijzonder
erkentelijk voor de toestemming om de vertaling van haar artikel te publiceren
op onze website. Wij danken ook de Editor van de Aristotelian Society, London
voor de bereidwillige toelating tot vertaling en overname. Met dank aan Jo Van
Cauter voor inhoudelijke opmerkingen en aan Lut De Rudder, Hubert Eerdekens en
Jacques Quekel voor het nalezen van de tekst. De uiteindelijke
verantwoordelijkheid voor de vertaling berust bij Karel Dhuyvetters.
De Ethica (1677) van Spinoza voert ons
langs een pad dat leidt van een alledaagse manier van leven, bezwaard door
passies en dwalingen, naar een meer verheven vorm van bestaan, waarin de
filosofisch geïnitieerde personen door hun liefde tot God bij machte zijn om
rechtschapen en eervol samen te leven.1 De transformatie die hij
beschrijft heeft vele dimensies op ethisch, affectief, metafysisch en psychologisch
vlak, maar bestaat ten dele uit een epistemologische progressie in drie fasen
van cognitio of kennis. Vertrekkend
van de eerste kennissoort, die behoort tot de manier van denken die we kennen
als verbeelding, nemen wij vele zaken waar en vormen ons universele noties op
grond van tekens en van zintuiglijke waarnemingen die ons voorgesteld worden
op een wijze die verminkt is, verward en zonder ordening voor het intellect.
Voortbouwend op deze grondslag gaan we over tot wat Spinoza beschrijft als
redeneren of de kennis van de tweede soort, die te werk gaat met adequate
ideeën betreffende de eigenschappen van de dingen. Ten slotte stijgen we op tot
de scientia intuitiva, de kennis van
de derde soort, een vorm van cognitio die
adequate kennis van de essentie van de dingen afleidt uit een adequaat begrip
van de formele essentie van bepaalde attributen van God.2
Er is
recentelijk uitstekend onderzoek verricht naar Spinozas beschrijving van de
overgang van redeneren naar intuïtief weten,3 maar er wordt veel
minder gesproken over de eerdere verschuiving van verbeelding naar redeneren.4
Deze afwezigheid is niet helemaal verwonderlijk. In de Ethica wordt de verbeelding voorgesteld in grotendeels negatieve
termen, als een aanhoudende maar gebrekkige manier van kennen, die moet overstegen
worden opdat filosofisch onderzoek van de grond zou kunnen komen. Zij is de
achtergrond, als het ware, waartegen het drama van de filosofie zich afspeelt;
zij wordt beoordeeld vanuit het standpunt van de denkers die al in staat zijn
om er een rationele verklaring voor te geven op grond van hun adequaat
begrijpen van haar werkwijze en haar gebreken. In het licht van de tweede vorm
van kennis wordt de verbeelding een onderdeel van het voorwerp van de
filosofie; heel wat commentatoren hebben de verbeelding zo behandeld. Maar op
die manier zijn ze geneigd om de ogen te sluiten voor een kwestie waarmee Spinoza
diep begaan is: hoe kan een gemeenschap waarin de mensen grotendeels leven en
denken op grond van hun verbeelding, erin slagen om het redeneren tot een
onderdeel van hun levenswijze maken en zo de voordelen te plukken van de tweede
vorm van kennis? Spinoza wijkt hierin af van het gewone patroon van de 17de-eeuwse
filosofen, omdat hij niet alleen op zoek gaat naar de soorten van
zelfdiscipline en vorming die een select aantal individuen in staat stellen om
adequate ideeën te verwerven;5 hij behandelt redeneren tevens als
een collectief ondernemen dat afhankelijk is van zowel sociale als cognitieve
voorwaarden en dat in principe niet alleen onze manier van denken kan
transformeren, maar ook onze levenswijze. De overgang van de kennis van de
eerste soort naar de tweede is ten dele sociaal; het is dit aspect dat ik wens
te onderzoeken.
Zoals ze is
uitgetekend in de Ethica levert de
verbeelding een soort van cognitio op
die verward is op verscheidene ons vertrouwde wijzen. Daar waar het redeneren
te werk gaat met klare en onderscheiden ideeën die op hun beurt een adequaat
begrip opleveren van het verschil tussen wat waar is en wat niet, zijn de
ideeën die wij ons vormen op grond van zintuiglijke waarnemingen of tekens
gebaseerd op onze toevallige ontmoeting met de dingen en reflecteren ze aldus
de beperktheid van onze ervaring.6 Wanneer mijn kennis van de zon
gebaseerd is op mijn perceptie van de zon, dan zal ik een verward of inadequaat
idee hebben van haar afstand tot de aarde; als mijn idee van een paard
voortkomt uit het lezen van Orlando
Furioso, dan zal het een verminkt en weinig accuraat idee zijn.7
Dergelijke onvolkomenheden worden nog verscherpt door een aantal psychologische
wetmatigheden waaraan mensen onderworpen zijn. De ideeën van onze verbeelding
leiden ertoe dat wij de dingen zien als werkelijk bestaand; dat maakt dat zij
vaak geen rekening houden met verandering en dan geven ze ons dan een vertekend
beeld van hoe de wereld is. (Ik pas een van Spinozas voorbeelden even aan: als
ik mijn vriendin Melissa vorig jaar ontmoet heb en ik ben niet op de hoogte van
haar overlijden, dan zal ik ervan overtuigd blijven dat zij werkelijk bestaat
en ten onrechte geloven dat zij nog steeds in leven is.)8 Op
dezelfde manier leidt onze neiging om ideeën met elkaar te associëren ons ertoe
om sommige situaties verkeerd te interpreteren en om oorzakelijke verbanden
verkeerd te begrijpen. Een soldaat die sporen van een paard in het zand heeft
opgemerkt, zal onmiddellijk overgaan van de gedachte aan een paard naar de
gedachte aan een ruiter en vandaar naar de gedachte aan oorlogsvoering,
terwijl een landbouwer de gedachte aan een paard zal verbinden met die van een
ploeg en een akker.9 Maar dergelijke gedachtegangen kunnen de
soldaat en de landbouwer misleiden. De soldaat kan bijvoorbeeld tot de onjuiste
conclusie komen dat paarden noodzakelijkerwijze voor oorlogsdoeleinden moeten dienen,
en de landbouwer kan concluderen dat een bepaalde akker door een paard moet
omgeploegd zijn.
Aan al deze
geaardheden ligt een principe te gronde dat Spinoza de conatus noemt: het streven naar het in stand houden van het bestaan
dat de essentie van elk individueel ding uitmaakt.10 Zoals alle
andere individuen manifesteren ook mensen hun conatus in alle aspecten van hun bestaan; ze geven er uitdrukking
aan in hun taal, hun gebruiksvoorwerpen, hun onderzoeksmethoden en hun sociale
instellingen. Bijgevolg streven mensen die vooral volgens hun verbeelding
denken ernaar om hun bestaan in stand te houden op grond van hun waarnemingen
en hun ontmoetingen met tekens en dat zorgt dan weer voor specifieke cognitieve
beperkingen. In een poging om zichzelf te affirmeren, verlenen onze mentale
vermogens een speciale glans aan hun ervaringen door ernaar te streven zich alleen
dat in te beelden wat hun daadkracht affirmeert of poneert11 en geen
oog te hebben voor dingen die hun kracht of die van het lichaam aantasten.12
Een affectieve ingesteldheid van weerstand tegen alles wat ons ontkracht, maakt
ons ongevoelig voor de veeleer ontmoedigende aspecten van onze ervaringen. Bij
de verbeelding verbergen ideeën die in feite partieel en vertekend zijn hun
eigen gebreken en doen zich aan ons voor als volkomen en waar; hun beperkingen worden
daardoor weerspiegeld in de concepten van waarheid en onwaarheid die wij uit
die ideeën afleiden. Zij misleiden ons niet alleen over specifieke toestanden,
maar moedigen ons ook aan om genoegen te nemen met een epistemologische tweede
keus en om met de wereld om te gaan op basis van normen die ten achter blijven
op het klaar en onderscheiden inzicht.13
Ondanks die
tekorten is de verbeelding nochtans verre van nutteloos. Het is de manier van
kennisneming die wij gewoonlijk gebruiken en de epistemologische basis voor
onze alledaagse manier van leven. Spinoza geeft toe dat sommige aspecten van de
verbeelding ons redeneren in de weg staan en onze mogelijkheid tot het
verwerven van kennis van de tweede soort belemmeren; toch kent hij aan de
verbeelding ook een productieve rol toe bij het bevorderen van ons
redeneervermogen. Ons verbeeldend streven om te volharden in ons bestaan kan
ingeschakeld worden voor het filosofisch project om te denken met adequate
ideeën en het kan gebruikt worden om ons aan te moedigen een filosofische
levenswijze uit te bouwen. Een van de manieren waarop mensen hun
verbeeldingskracht gebruiken, zo stelt Spinoza vast, is de ontplooiing van
kennisverzamelingen die hen macht verlenen. Personen met belangstelling voor
specifieke aspecten van de menselijke ervaring zoals kosmologie, psychologie,
geschiedenis, godsdienst of politiek, hebben de bedoeling om
onderzoeksdoelstellingen waar te maken die bijdragen tot het bereiken van dat algemene
doeleinde en ontwerpen normen van waarheid en onwaarheid die aangepast zijn aan
de specifieke doelstellingen waarover het gaat.
Om Spinozas
gedachtegang met een voorbeeld te verduidelijken, gaan we te rade bij de
opvattingen over de geschiedenis die hij aanreikt in de TTP (1670). Een
verhalend historicus die erop uit is om de geschiedenis van Rome weer te geven
moet de gepaste normen aanwenden om ware van onware historische getuigenissen
te onderscheiden, om verschillende interpretaties van archeologische vondsten
te beoordelen enzovoort.14 Als die normen zelf afgeleid zijn van
verwarde of inadequate waarnemingen en tekens, dan zullen zij niet voldoen aan
de vereisten van klaarheid en onderscheidenheid die nodig zijn voor het
redeneren. Spinoza zegt: zij zullen geen mathematisch zekere conclusies
genereren.15 Maar zij kunnen desondanks best geschikt zijn voor hun functie
en een voldoende basis vormen voor het verwerven van kennis die beantwoordt aan
de norm van de morele zekerheid. De beweringen van een competente verhalende geschiedkundige,
bijvoorbeeld, zullen voor waar gehouden worden wanneer zij te werk gaat met
normen die als afdoende erkend zijn voor het specifieke doel van het weergeven
van een betrouwbaar relaas van het verleden, en wanneer zij normen vermijdt die
men algemeen als laks of buitenissig pedant beschouwt. Haar conclusies zullen
dan gelden met morele zekerheid.
De
doelstellingen van dergelijk verbeeldend onderzoek zijn ook bepalend voor hun
waarheidsaanspraken. Zo zijn er bepaalde feiten die onze geschiedkundige
correct moet voorstellen en er zijn bepaalde stilistische grenzen die zij in
acht moet nemen als zij met haar werk aanspraak wil maken op enig gezag. (Als
zij zou stellen dat Cicero een Griek was, of haar informatie op een lukrake
manier zou ordenen, dan zou zij niet slagen in haar opzet om de geschiedenis
van Rome te verhalen.) Andere aspecten van haar project zijn minder streng
geregeld. (Haar inspanningen zouden bijvoorbeeld niet hopeloos falen indien zou
blijken dat sommige van de meer perifere beweringen fout waren; ze zouden
evenmin in het gedrang komen door een ongewone maar duidelijk herkenbare
verhaaltechniek). Het is derhalve een ruimschoots gedeelde opvatting over wat verhalende
geschiedenis, ja wat elke vorm van verhalend onderzoek beoogt te bereiken, die
bepalend is voor welke soort van waarheden het meest relevant zijn om de morele
zekerheid te garanderen.
Een
gemeenschap waarin de levenswijze gebaseerd is op verbeelding is in staat om
normen voor waarheid en onwaarheid te genereren die misschien wel inadequaat
zijn, maar toch afdoende met het oog op specifieke doelstellingen; die normen
kunnen dan gebruikt worden om verzamelingen van kennis van de eerste soort op
te bouwen. Meer nog: Spinoza wijst er herhaaldelijk op dat dit soort van kennis
van een zodanig vitaal belang is voor het dagelijkse leven, dat het bespottelijk
zou zijn om die kennisvorm te veroordelen omdat die niet de norm haalt van de
mathematische zekerheid waarnaar de filosofie streeft.16 In heel
veel gevallen is morele zekerheid al wat we nodig hebben en al wat we kunnen
bereiken. Enerzijds kunnen op verbeeldingen gegronde onderzoeksmethodes ons
nuttige maar feilbare kennis opleveren over een brede waaier van zaken, en ons
helpen om vreedzaam en welvarend samen te leven. Anderzijds stellen dergelijke
methoden ons bloot aan vergissingen en kwetsbaarheden die enkel het filosofisch
redeneren systematisch kan onderkennen. Hoe komt men echter tot de ambitie om
te redeneren en hoe krijgt die vaste voet?
Men zou
volgende hypothese kunnen maken: wanneer mensen ondervinden dat hun
verzamelingen van verbeeldende kennis ontoereikend zijn of misleidend, zet hun conatus hen ertoe aan om hun universele
noties te verfijnen en de waarheidsnormen waarop zij zich gewoonlijk steunen in
vraag te stellen. Dat zou hen dan weer vlot en naadloos kunnen brengen, zo kan
de hypothese verder gaan, tot de kennis van de tweede soort. Volgens Spinoza
echter is het antwoord niet zo eenvoudig. Op het psychologisch niveau
ontwikkelen individuen en gemeenschappen een aanhankelijkheid tegenover hun op
verbeelding gebaseerde aannames en gewoonten, die dan weer de oorzaak is van
hun weerstand tegen verandering. Zelfs wanneer ze inzien dat hun aannames te
wensen overlaten, zijn zij vaak niet bereid om iets op te geven dat zij denken
te weten in ruil voor een adequaat maar nauwelijks begrepen alternatief.17
Bovendien zijn de kennisverzamelingen op dat sociaal niveau weerspiegeld in de machtsverhoudingen,
en zijn erkende experts in het algemeen niet bereid om hun overheersing in
gevaar te laten brengen. Vandaar dat het voorkomt, bijvoorbeeld, dat iemand
die de ware oorzaak van mirakels onderzoekt en, als een geleerd mens, er ook op
uit is om de werking van de natuur te verstaan gewoonlijk beschouwd en
misprezen wordt als een oneerbiedige ketter, door die mensen die het volk eert
als verklaarders van de natuur en van de Goden.18 In de schoot van
gemeenschappen die georganiseerd zijn op de verbeelding, zijn pogingen tot
redeneren soms uiterst uitdagend en hartsgrondig onwelkom. Als de rede derhalve
de basis moet vormen voor een algemeen erkende levenswijze en niet als iets dat
enkel van belang is voor een geïsoleerde minderheid, dan moet een gemeenschap
in de eerste plaats wegen vinden om hun verbeeldende vermogens te gebruiken om
de omstandigheden uit te werken waarin de weerstand tegenover kennis van de
tweede soort niet zo machtig is dat ze die verplettert, en waarin er ruimte is
om een filosofische bestaanswijze uit te bouwen die gericht is op de waarheid.
Afkerigheid
van redeneren kan in vele middens ontstaan en kan talloze vormen aannemen. De
pogingen om de verbeelding ertegenover te stellen, zullen dus zelf ook cultuurgebonden
zijn. Spinozas eigen geschriften zijn daarvan een sprekend voorbeeld. Hij
beschrijft in de TTP hoe in de Nederlandse Republiek de meest scherpe
tegenstanders van het filosofisch redeneren te vinden waren onder de leden van een
machtige groep van Calvinistische theologen, die van zichzelf dachten dat zij
wisten welke leerstellige waarheden elke gelovige diende te belijden. Gewapend
met dit arsenaal van zekerheden verzetten zij zich tegen de manier van
filosoferen van Spinoza en zijn omgeving en trachtten bij herhaling haar
methoden en conclusies te verbieden.19 In deze context veranderde
dan het algemene probleem van het tot stand brengen van een maatschappij die
openstond voor het filosoferen, in het meer specifieke probleem van het
aanvechten van een bepaalde theologische visie, niet alleen door die openlijk te
confronteren en de filosofie op te werpen tegen een vorm van theologie die op
verbeelding was gebaseerd, maar ook door het propageren van een alternatieve
vorm van religieus leven waarin ruimte was voor kritische vragen. Om het redeneren
tot bloei te laten komen, zo stelde Spinoza, moest de opvatting van de
theologen over godsdienst plaats maken, in eerste instantie niet voor een
rationeel en adequaat alternatief, maar voor een meer rekkelijke en inclusieve
godsdienstige praktijk die het filosofisch onderzoek niet in de kiem smoorde.
Door zich de mogelijkheden van de verbeelding eigen te maken waarop de
theologen zich steunden, en door die te gebruiken ter verdediging van een
verschillende opvatting over de vereisten van de godsdienst, zou de cognitio van de eerste soort op zijn
minst het redeneren aanmoedigen door het onderhouden van een levenswijze waarin
dat niet het voorwerp was van voortdurende aanvallen.
Spinoza
schrijft vanuit een gemeenschap waarin de Bijbel een ongeëvenaard religieus
gezag had; hij accepteert de bestaande parameters van het theologisch debat en
definieert de op verbeelding gebaseerde doelstelling van het godsdienstig leven
in Bijbelse termen als een kwestie van naastenliefde.20 Aan die
vereiste voldoen, zo stelt hij, is al wat de ware godsdienst van ons vraagt; de
rol van de religieuze overtuigingen en de vormen van eredienst bestaat er enkel
in ons te helpen bij het vervullen daarvan door ons aan te zetten om liefdevol
en gestaag samen te leven. Het maakt in feite niet veel uit hoe we dit tot
stand brengen en dus is het niet nodig dat wij met elkaar in overeenstemming
zijn over de leerstellingen van de godsdienst. De ene kan God zien als een
rechter, de andere kan denken dat hij irrelevant is; als we maar samenleven en
werken is er vanuit de godsdienst geen reden om ons met de verschillen in onze
opvattingen in te laten. Er is evenmin enige nood aan een grondig onderzoek
naar de normen van waarheid en onwaarheid waarop wij onze overtuigingen
baseren. De ene kan zijn opvatting over een irrelevante God baseren op zijn manier
om de Bijbel te interpreteren, de andere kan haar geloof in een God als rechter
rechtvaardigen door het gevoel dat zij heeft dat de Heilige Geest in haar hart
huist. Onze respectieve normen kunnen elk totaal verward zijn, opgepikt uit
toevallige getuigenissen of arbitraire associaties. Als ze ons in staat stellen
om met elkaar in gemeenschap samen te leven, is er geen godsdienstige reden om
ze in vraag te stellen.21 Een waarlijk godsdienstige gemeenschap hecht
bijgevolg maar heel weinig belang aan de waarheid van de geloofsovertuigingen
van de mensen en is in plaats daarvan helemaal bezorgd om hoe zij zich
gedragen. Het is voor de instandhouding van de samenwerking niet nodig dat men
al te diep ingaat op de epistemologische processen die leiden tot de
theologische overtuigingen van elk individu, of op de mate van verwarring die
uit hun ideeën blijkt. Zo lang ze erin slagen om in harmonie samen te leven of
hun naasten lief te hebben, mag men hen toelaten om hun eigen overtuiging te
volgen en hun godsdienst te belijden zoals zij dat wensen.22
Op het
eerste gezicht lijkt deze opvatting over de ware godsdienst in tegenspraak te
zijn met het filosofisch project van het rationeel denken. Van alle mogelijke
verbeeldingspraktijken lijkt de godsdienst in uitzonderlijk aanzienlijke mate
in gebreke te blijven inzake kritische normen, uitzonderlijk ongeïnteresseerd te
zijn om die te ontwikkelen en uitzonderlijk verdraagzaam tegenover onwaarheid.
Religieus leren leven komt neer op het leren aanvaarden van mensen die willen
samenwerken, zoals ze zijn, hoe gek ook, zonder acht te slaan op verschillen in
religieuze overtuiging en visie, en te weigeren om de voordelen van het
harmonieus samenleven in het gedrang te laten brengen door het onderzoeken van eenieders
overtuigingen. De sociale en politieke voordelen van een dergelijke houding
zijn voldoende duidelijk, vooral in een samenleving waarin de theologie
traditioneel een bron van onenigheid was; het is echter niet gemakkelijk om in
te zien hoe door het verlaten van de collectieve zoektocht naar de waarheid de
omstandigheden zouden kunnen ontstaan waarin de mogelijkheid tot redeneren
bevorderd wordt.
Spinoza
antwoordt daarop zeer rechtlijnig. Zeker, de ware godsdienst vraagt van de
mensen niet dat ze hun religieuze overtuiging kritisch onderzoeken en verdraagt
zelfs een heleboel onwaarheid. Maar door individuen en groeperingen toe te
laten om naar eigen overtuigingen toe te werken en om er ook naar te leven,
creëert de ware godsdienst de voorwaarden waarin men de gelegenheid heeft om de
gewoonte aan te kweken om zijn ideeën en praktijken te onderzoeken en waarin
zij vrij zijn om die te veranderen als gevolg van hun onderzoek. Meer nog: wanneer
het mogelijk is om de waarheid of onwaarheid van de eigen overtuigingen te
testen door hen te toetsen aan steeds meer rigoureuze waarheidsnormen, creëert
de ware godsdienst ruimte voor mensen met filosofische neigingen om dit proces
van verheldering zo ver mogelijk te willen doorvoeren en de waarheid zonder
restricties te willen nastreven. Zolang die filosofen vasthouden aan het samen
leven en werken, zijn zij niet alleen als individuen vrij om na te denken in
de privé sfeer van hun studies, maar zijn zij ook collectief vrij om
publiekelijk samen te werken met elkaar met het oog op de ontplooiing van hun
adequate inzichten. De ware godsdienst creëert en valideert aldus een
levenswijze waarin filosofen de mogelijkheden krijgen om de limieten van het
verbeeldend denken te overschrijden en om te leren redeneren.
Om de overgang
te maken van de eerste naar de tweede vorm van kennis moet een gemeenschap sociale
en materiële levensomstandigheden kennen die de mogelijkheid daartoe niet
verhinderen; de ware godsdienst staat model voor een dergelijk ethos. Die
voorwaarde is ver van triviaal, maar dat gezegd zijnde is ze desondanks
relatief gesproken veeleer zwak. Een religieuze levenswijze mag dan al aan de
mensen de gelegenheid bieden tot redeneren, hen ook nog aanmoedigen om er
gebruik van te maken doet ze niet. In tegendeel, het komt hoofdzakelijk neer op
het tolereren van de min of meer losse epistemologische normen waarrond hun
geloof en hun praktijk georganiseerd zijn. Maar als de religieuze levenswijze
die Spinoza voor ogen heeft een uitdaging wil vormen voor de dogmatische theologieën
van zijn tijdgenoten en de kunst van het redeneren wil bevorderen, dan ziet het
ernaar uit dat er meer nodig is dan alleen maar lijdzaam toezien. Men zal niet
alleen moeten toelaten dat religieuze levenswijzen op filosofische redenering
gegrond zijn, maar bovendien op een of andere manier de groei van de kennis van
de tweede soort positief beïnvloeden.
Spinoza gaat
door op deze gedachte en werkt zo zijn analyse uit van de ware godsdienst,
waarbij hij de aandacht vestigt op de epistemologische goede eigenschappen die
daarvoor vereist zijn. Om coöperatief samen te leven, zo waarschuwt hij, moet
men in de eerste plaats de hypocriete vlucht vermijden in religieuze praktijken
die men niet echt toegedaan is, evenals het zich tevreden stellen met wat men erkent
als religieuze fictie of fantasie.23 Dergelijke strategieën zijn
vernietigend, want hoewel ideeën waarvan wij toegeven dat ze verzonnen zijn ons
diep kunnen raken en onze vaste wil kunnen versterken om te leven op een of
andere specifieke manier, missen die de kracht die stabiele overtuigingen wel
hebben om standvastige actiepatronen te genereren, en zo de goede gewoonten van
een coöperatieve manier van leven. In de godsdienst is het van vitaal belang
dat men de gedragspatronen onderhoudt die erin bestaan zijn naaste lief te
hebben; daarvoor is het nodig dat men te werk kan gaan op basis van ideeën die
men als waarachtig beschouwt en er wordt verwacht dat men die religieuze visies
opgeeft die men niet meer geloofwaardig acht. Bijgevolg kan men niet onverschillig
blijven voor de vraag wat men gelooft en wat niet, of voor de criteria waarop
dit geloof is gegrond.
Samen met
hypocrisie veroordeelt Spinoza de verwante ondeugd van de hardnekkigheid.24
In de religieuze context die hij in gedachten heeft, zijn hardnekkige mensen
diegenen die vasthouden aan het in stand houden van gediscrediteerde
interpretaties van de Schrift, of die ideeën en visies verwerpen waarop
samenwerking evident steunt. Hardnekkigheid staat samenwerking in de weg; door
die af te wijzen creëert Spinoza alvast de verwachting dat gelovigen op zijn
minst toch enigszins zouden openstaan voor bewijzen en argumenten, veeleer dan tegen
beter weten in vast te houden aan hun overtuigingen. Godsdienst mag dan al toegeeflijk
zijn, maar het is geen vrijgeleide om werkelijk om het even wat te geloven; in
zekere mate wordt van individuele gelovigen ook geëist dat zij zoekers zijn
naar kennis. Zij worden geacht zich uiteindelijk toe te wenden tot wat zij in
eer en geweten zien als de meest verantwoorde religieuze zienswijze die
voorhanden is. Naarmate de basis van morele zekerheid van een gemeenschap veranderingen
ondergaat, zullen bepaalde overtuigingen en attitudes die eens aanvaardbaar
waren, dat ooit niet meer zijn. Zo zal in Spinozas ogen een persoon die
ondanks uitvoerige bewijzen van het tegendeel in de tekst, volhoudt dat al de
geregistreerde uitspraken van de profeten behoren tot de geopenbaarde waarheid,
zich schuldig maken aan hardnekkigheid en bijgevolg tekortschieten aan de
vereisten van een religieuze levenswijze. Samenwerking heeft een intellectuele
dimensie; door obstinaat te weigeren om rekening te houden met de opinie van de
tegenstander doet men het centrale religieuze gebod: bemin uw naaste geweld
aan. Deze vereiste is niet van toepassing op mensen die echt niet in staat zijn
om een dispuut te volgen, of die op andere gronden er niet in slagen om het
belang ervan in te zien; daarom zal de ware godsdienst in de praktijk steeds
pluralistisch blijven. Maar omdat een openheid voor grondige argumenten tot de
godsdienst behoort, gaat er een kritische pressie van uit op de denkgewoonten
van een gemeenschap en moedigt zij de mensen aan om, waar mogelijk, tot
gemeenschappelijke religieuze overtuigingen te komen die in overeenstemming
zijn met de best mogelijke normen van morele zekerheid.
Ware
godsdienst is om die reden niet gedoemd tot extreme epistemologische
versnippering, noch staat godsdienst zo onverschillig tegenover het zoeken naar
waarheid als aanvankelijk leek. De vereiste tot samenleven en werken heeft een
epistemologische dimensie, en hoewel men een religieus leven kan leiden dat
algehele voldoening schenkt op basis van geloofsovertuigingen en praktijken die
grondig inadequaat en verward zijn, zijn kritisch ingestelde personen er op grond
van iets dat lijkt op een religieus voorschrift toe gehouden om hun
theologische overtuigingen te onderwerpen aan epistemologische kritiek. Spinoza
stelt het zo: iedereen is verplicht om de voorschriften van de godsdienst aan
te passen aan zijn eigen begripsvermogen, zodat hij die kan aanvaarden zonder
enig mentaal conflict of aarzeling.25 Toegegeven, de discussies
waarin dit hen zal doen belanden, zullen gevoerd worden in termen van
verbeeldingskracht, met behulp van inadequate ideeën die men heeft opgedaan via
tekens en waarnemingen; bijgevolg zal men zo niet toekomen aan de filosofische
denkstijl die leidt tot kennis van de tweede soort. Maar zoals Spinoza dan verder
duidelijk maakt, kunnen dergelijke discussies toch attitudes en gewoonten
inprenten die integraal deel uitmaken van het redeneren, en kunnen die daarom
ook helpen om de levensvisie en de verwachtingen te cultiveren die noodzakelijk
zijn voor de rede.
Wie de ware
godsdienst beoefent, kan de motivering om in samenwerking te leven vinden in
vele verschillende geloofsovertuigingen en praktijken. Maar als men hypocrisie
en hardnekkigheid wil vermijden, dan moet eenieder bereid zijn de eigen
geloofspunten te onderzoeken wanneer die aangevochten worden. Dit kan
natuurlijk een proces zijn van individuele reflectie, maar Spinoza is meer
geïnteresseerd in de publieke discussies, controverses en twisten waartoe dit
kan leiden. In zijn eigen geval focussen de Nederlandse discussies die hem
vooral bezighouden op de onenigheden over de ware aard en de grondslagen van
een waarachtig religieus leven. Hij gaat de strijd aan met de theologen die
ervan uitgaan dat de Bijbel de bron is van religieuze kennis en neemt zich voor
om de concepten van morele zekerheid aan te vechten waarop die tegenstanders
zich steunen, waarbij hij vooral aandacht besteedt aan hun beroep op de
goddelijke openbaring. Hij behandelt de theologie als elke andere vorm van interpretatief
onderzoek en ziet die als een kwestie van het decoderen van tekens; hij gaat
ervan uit dat wij eerst en vooral behoefte hebben aan een hermeneutische
theorie die ons moet toelaten om met morele zekerheid uit te maken wat de tekst
beweert over Gods openbaringen aan de profeten. Soms, zoals in het geval van de
literaire kritiek, kan het daarbij volstaan om de betekenis van de tekst
duidelijk te maken. Maar wanneer wij conclusies over Bijbelse openbaring willen
gebruiken als de basis voor een religieuze levenswijze, dan hebben wij nood aan
moreel zekere grondslagen om die als gezagsvol te beschouwen.
Aangekomen
bij dit punt doen sommige van Spinozas theologische tegenstanders een direct
beroep op de goddelijke openbaring. Voor hem is dat echter geen bevredigend
antwoord. Hij werpt op dat wij, veeleer dan weg te vluchten in onwetendheid, de
tekst van de Bijbel moeten onderzoeken om te weten te komen welk soort van
inzichten de profeten hadden en over welke onderwerpen zij met gezag konden
spreken. Als wij op deze vragen overtuigende antwoorden kunnen geven, dan
zullen wij met morele zekerheid kunnen weten, niet alleen dat de profeten een
of ander hebben voorgehouden, maar bovendien dat wanneer zij over onderwerpen
spraken waarover zij gezaghebbend waren, wat zij beweerden ook de waarheid was.
Wij zullen dan met morele zekerheid weten dat de profeten ons inderdaad
voorhouden om in samenwerking te leven, maar bovendien dat zij uitzonderlijk
goed geplaatst waren om op grond van hun verbeeldende ervaring te weten dat God
ons deze levenswijze oplegt als iets dat bijzonder goed voor ons is. Zoals we
ook natuurkundigen of tuiniers vertrouwen op hun eigen domein, hebben we ook
goede redenen om aan het getuigenis van de profeten in hun specifiek domein van
deskundigheid vertrouwen te schenken. Dan zullen we ons geloof kunnen
rechtvaardigen in een op de Bijbel gebaseerde interpretatie van de
karakteristieken van een waarlijk religieus leven. We zullen ook coherente redenen
hebben om alternatieve versies te verwerpen van wat een dergelijk leven
meebrengt.
De TTP levert
ons een goede redenering in die zin. Een nauwkeurige interpretatie van de
Bijbel toont aan dat de profeten mensen waren van een uitzonderlijke
verbeeldingskracht; dit verschafte hen een extreem buitengewone mate van
inzicht in de morele vragen over hoe men moet leven. In dit domein hebben wij
dus redenen om hun opinies ernstig te nemen. Meer nog: wie deze redenering
aanvaardt, slaagt erin om het religieus leven te baseren op moreel zekere
gronden en is ook in staat om een afdoende logische verklaring te geven voor
hun redenen om een dergelijk leven te leiden. De epistemologische normen waarop
het leven georganiseerd is worden kracht bijgezet door het feit dat ze in
overeenstemming zijn met andere die aan de basis liggen van minder betwistbare
op de verbeelding gegronde handelswijzen, zoals de verhalende geschiedschrijving
en de morele psychologie. Zoals in die gevallen worden zowel de mate waarin de
theologie op de waarheid betrokken is als de specifieke waarheden waarop die
focust, bepaald door haar eigen doelstelling. Net zoals een geschiedkundige een
bepaalde reeks van feiten moet erkennen en respecteren als ze de geschiedenis
van Rome wil schrijven, zo zijn er ook verscheidene waarheden die een religieus
persoon moet aanvaarden en respecteren. Zij moet bijvoorbeeld leven op een
manier die in de praktijk coöperatief is (beoordeeld vanuit de geldende moreel
zekere normen), en ook alle andere waarheden aanvaarden die noodzakelijk
blijken om dit doel te bereiken.26
Zoals we
eerder hebben gezien, blijft het gezag op religieus gebied van Spinozas
analyse beperkt. Hij mag dan al de stellingnamen van zijn theologische
tegenstanders hartsgrondig misprijzen, zijn argumentatie blijft machteloos ten
aanzien van individuen of groeperingen die hun samenwerkingsverbanden in eer en
geweten baseren op rivaliserende normen van morele zekerheid. Anderzijds
vereist de ware godsdienst van hen onder meer deze kwaliteit, dat zij ook openstaan
voor zijn standpunt, zoals het verspreid wordt door de TTP; zo staan zij onder een
godsdienstige verplichting om het op zijn waarde te schatten. In plaats van rigoureus
vast te houden aan hun gebruikelijke criteria van morele zekerheid, zullen
waarlijk religieuze personen van het intellectueel engagement een aspect maken
van hun coöperatieve levenswijze en zullen ze verschillende versies van religie
naar best vermogen beoordelen.
De vraag is
nu in welke mate die inspanning kan bijdragen tot het creëren van een sociaal
ethos, gegrond op de verbeelding, dat openstaat voor de ontwikkeling van de
tweede soort van kennis. Zal een religieuze gemeenschap waarvan de leden kennis
nemen van Spinozas analyse van de godsdienst er enkel en alleen toe gebracht
worden om de normen van morele zekerheid te herzien waarmee ze hun
geloofsovertuigingen staven, of zullen zij ook dichter komen bij de meer
stringente vereisten van het filosofisch redeneren? Een van de doelstellingen
van de TTP is de kloof te verkleinen tussen de kennis van de eerste soort en
die van de tweede, door het ontwikkelen van een levenswijze die op de
verbeelding is gestoeld en gericht is op het gebruik van de rede. In
tegenstelling met de theologen, die voorrang geven aan geopenbaarde waarheden,
begrepen als bovennatuurlijke uitspraken van de godheid, berust Spinozas
verdediging van het godsdienstig gezag op een onderzoek van de natuurlijke gebeurtenissen
waarmee ook het filosofisch redeneren begaan is; hij dringt erop aan dat wij
religieuze verschijnselen verklaren in gewone oorzakelijke termen.27
Meer nog: veeleer dan toe te laten dat wij de goddelijke openbaring accepteren
als een niet te verklaren fait accompli, moedigt hij ons aan om het principe
van de voldoende grond toe te passen dat de kern uitmaakt van de Ethica en te weigeren om de zogenaamde
mysteries van de godsdienst zomaar te aanvaarden.28 Wie derhalve
zijn verantwoording van de ware godsdienst aanvaardt, zal meteen ook de
geldigheid beamen van een specifiek intellectuele houding, een houding die
werkzaam kan zijn op het domein van de verbeelding, maar die tegelijker tijd
bepalend is voor het redeneren. Men zal als het ware vertrouwd gemaakt worden
met de attitude die aan de basis ligt van de rede en men zal ermee beginnen
leven.
De ware
godsdienst biedt een gemeenschap dus de vrijheid om ideeën en levenswijzen uit te
proberen die verenigbaar zijn met het samenwerken, onderwijl de epistemische waarden
bevorderend van oprechtheid, openheid alsook het ontwikkelen van normen van
morele zekerheid die de verklaringsvereisten van de rede valideren. Op deze
drievoudige manier genereert een op verbeelding gesteunde vorm van kennis de
sociale voorwaarden die niet alleen leiden tot het ontwikkelen van rationeel
begrijpen, maar ook sommige gewoontes en normen daarvan inprenten. In de meest
gesofisticeerde vorm kan de verbeelding zoals Spinoza zich die indenkt, omgaan
met ervaringsgegevens uit de waarneming, in die mate zelfs dat het normaal
lijkt om zich af te vragen wat redeneren nog meer inhoudt. Spinozas antwoord
daarop is echter duidelijk. Ideeën die wij ons inbeelden zijn warrig, die
waarmee wij redeneren zijn klaar en onderscheiden, of adequaat. Om een
filosofische levenswijze te onderhouden, hebben we bijgevolg een voorraad van
adequate ideeën nodig; en om in te zien hoe de overgang kan gemaakt worden van
de eerste naar de tweede vorm van kennis, moeten we ons afvragen hoe wij onze
adequate ideeën verwerven.
In sommige
van zijn werken voert Spinoza aan dat sommige adequate ideeën- de zogenaamde gemeenschappelijke noties
aangereikt worden door zintuiglijke waarnemingen die gemeenschappelijk zijn aan
alle mensen en die in principe beschikbaar zijn voor iedereen. Volgens de Ethica bijvoorbeeldleidt onze ervaring van ons eigen lichaam en zijn interactie met externe
lichamen, voor elk van ons tot het adequate idee dat een lichaam in staat is
tot beweging en rust.29 Maar de beschikbaarheid van dit idee is op
zichzelf niet voldoende om te garanderen dat een bepaald individu in staat zal
zijn om het te gebruiken in het verwoorden of in het redeneren. Het idee zal
enkel actief worden bij mensen die vrij zijn van vooroordelen, in die zin dat
de ideeën van hun verbeelding geen belemmering vormen voor hun vermogen om te
herkennen hoe lichamen in werkelijkheid zijn.30 Het afleiden van
adequate ideeën uit zintuiglijke waarnemingen is dus een kwestie van het
terzijde schuiven van inadequate veronderstellingen op een of andere manier, bijvoorbeeld
door reflectie, reizen, experimenteren of discussie. Deze processen zijn op hun
beurt gesteund op de collectieve onderzoeksmethoden en op vorming, die in
sommige omstandigheden beter ontwikkeld zullen zijn dan in andere. Zoals wij
hebben gezien, stelt Spinoza dat zij allicht meer wijd verbreid zullen zijn in
waarlijk godsdienstige gemeenschappen, waar een vastbeslotenheid om
hardnekkigheid en hypocrisie te vermijden de mensen onder druk zal zetten om aanvallen
op zelfs hun meest verfijnde normen van morele zekerheid onder ogen te nemen,
en waarin de doelstelling van samenwerking de vrijheid om te filosoferen
toelaat. Een waarlijk religieuze levenswijze creëert omstandigheden die
bevorderlijk zijn voor het beschikbaar worden van adequate ideeën, en voor het
gebruik dat wij ervan maken om te komen tot de kennis van de tweede soort.
In de Ethica wordt dit proces op een
bijzondere manier naar voren gebracht. In dit werk is het Spinoza vooral te
doen om aan te tonen hoe het redeneren uiteindelijk kan leiden tot de kennis
van de derde soort. Daarom is hij er speciaal op uit om te verklaren hoe wij de
adequate ideeën kunnen verwerven van de attributen van God, waaruit de intuïtie
voortspruit. Hij is dan ook minder geïnteresseerd in andere adequate ideeën die
daaruit volgen en die lager liggen in de filosofische voedselketen.31
Wij mogen daaruit evenwel niet afleiden dat de adequate ideeën betreffende Gods
attributen de enige basis zouden vormen waarop het redeneren een aanvang kan
nemen. Spinozas argumentering suggereert dat wij inderdaad talrijke adequate
ideeën kunnen afleiden uit de ervaring, of uit ervaring via andere aspecten van
de verbeelding. Bijvoorbeeld: zoals blijkt uit zijn geometrische voorbeelden,
moeten wij bij machte zijn om adequate ideeën te vormen van getallen en
meetkundige vormen. Evenzo moeten we de verschillende axiomas waarop de Ethica voortgaat, adequaat kennen als we
de rationele norm van de redenering willen vrijwaren. Daarbij komt dat sommige
van de postulaten betreffende het menselijk lichaam zoals Spinoza toelicht amper
iets bevatten dat niet door de ervaring aangetoond wordt.32 Wanneer
wij ons tot de TTP wenden, vinden wij nog meer voorbeelden van adequate ideeën
over onszelf die eveneens afleidbaar zijn uit ervaring en reflectie. Het is
verre van waar dat iedereen zich altijd zal laten leiden door het gezag van de
rede;33 Niemand laat na zich voor iets te beijveren dat hij goed
acht tenzij hij hoopt op een nog groter goed of bevreesd is voor een nog groter
nadeel;34 Een contract is enkel van kracht wanneer het van nut is;35
enzovoort.36 De kennis van de tweede soort kan dus gesponnen worden
uit de fundamentele ideeën over het lichaam en de mentale vermogens die een
geprivilegieerde plaats innemen in de Ethica.
Maar zij kan ook beginnen bij andere adequate ideeën die minder filosofische
basis hebben. In omstandigheden die verzekerd zijn in een waarlijk
godsdienstige levenswijze zullen bepaalde groeperingen van filosofisch
ingestelde personen zich daarom ongehinderd verschillende sets van adequate
ideeën eigen kunnen maken, en gebruik maken van welke sets dan ook die ze
hebben om een adequate waarheidsnorm uit te werken. Aan de hand van die norm
zullen zij vervolgens in staat zijn om hun specifieke belangen na te streven en
verscheidene domeinen uit te werken van op de rede gegronde kennis.
Het doel van
het redeneren, zegt Spinoza ons, is niets anders dan de waarheid.37
Het gebruik van de verbeelding zoals dat in de ware godsdienst gebeurt, maakt het
nastreven van de waarheid ondergeschikt aan de eigen specifieke doelstellingen
en laat toe dat deze doelstellingen bepalen of een bepaalde waarheid al dan
niet van kracht is. De filosofie daarentegen is geïnteresseerd in al wat
rationeel kan begrepen worden en gaat over alle adequate ideeën, wat ook hun
voorwerp moge wezen. Er zijn geen waarheden die de filosofie niet toelaat in
overweging te nemen, en precies dat maakt voor een deel haar kracht uit.38
Maar aangezien er ook geen specifieke waarheden zijn van waarop zij moet
beginnen, kan ze een aanvang nemen op grond van om het even welke adequate
ideeën die een gemeenschap kan verwerven. De vooruitgang van de filosofie is
nochtans niet willekeurig. Zoals voor de voorbeelden van het gebruik van de
verbeelding die wij bekeken hebben, bepaalt de doelstelling van de filosofie
haar vorm en bekleedt sommige waarheden met een bijzonder belang. Door deze
affiniteit tussen verbeelding en redeneren aan een onderzoek te onderwerpen,
kunnen we een beter inzicht krijgen in de manier waarop een waarlijk religieuze
levenswijze het project van het filosoferen ondersteunt.
Onder de
adequate ideeën waarmee filosofen rekening moeten houden bij het verbreden van
hun rationele kennis, zijn er een aantal claims met betrekking tot het belang
van de coöperatieve manier van samenleven. Door een stuksgewijze benadering van
de tweede manier van kennen kunnen filosofisch ingestelde personen die erop uit
zijn om hun adequate ideeën uit te breiden, zich inzetten voor bijvoorbeeld het
redeneren over politiek of natuurwetenschappen. Maar indien deze activiteit
ertoe leidt dat zij de vereisten van het samenwerken verwaarlozen, dan lopen
zij het gevaar hun eigen onderneming teniet te doen door het beschadigen van
het sociale weefsel waarvan die afhankelijk is. Zoals wij hebben gezien, kan
dit risico vermeden worden door de ware godsdienst, die ervoor zorgt dat een
coöperatieve samenlevingswijze behouden blijft. Zo kan een
samenwerkingsgemeenschap middelen vinden om de minder dan optimale samenwerkingsgewoonten
van bijvoorbeeld een groep van natuurfilosofen te neutraliseren; of die
natuurfilosofen kunnen er zelf voor zorgen dat zij hun gehechtheid aan
redeneren over de fysica combineren met een op de verbeelding gesteunde
religieuze vastbeslotenheid om coöperatief samen te leven. Op die manier kan de
verbeelding of de kennis van de eerste soort het redeneren ondersteunen en zo
ook de groei bevorderen van de kennis van de tweede soort. Spinoza is zich
terdege bewust van de noodzaak deze relatie te gebruiken, maar hij is er
evenzeer van overtuigd dat de rede zelfredzaam kan zijn. Veeleer dan zich te
steunen op de moreel zekere waarheidsnormen die de eerste kennisvorm
belichaamt, zijn filosofen in staat om hun eigen meer veeleisende
epistemologische normen toe te passen op hun eigen activiteit en zo een
adequaat inzicht te ontwikkelen in de voorwaarden die nodig zijn voor het
voortbestaan ervan. Bovendien maakt het uiteindelijke doel, namelijk het zoeken
van de waarheid, dit domein van het rationeel weten opmerkelijk relevant en
voor hen ook bijzonder belangrijk. Of zij nu begaan zijn met politiek of met
fysica, metafysica of psychologie, steeds moeten zij de beoefening van de
filosofie weten te vrijwaren.
Wanneer
filosofen zich met deze kwestie inlaten, kunnen zij natuurlijk tot de conclusie
komen dat het samenwerkingsethos van de ware godsdienst een minder geschikt
middel is om het rationeel denken te bevorderen dan een levenswijze waarin
verkeerde geloofsovertuigingen streng onderdrukt worden. De doelstellingen van
de ware godsdienst en de filosofie zouden in dat geval met elkaar in conflict
komen en de ene zou de andere bestrijden. Spinoza verwerpt die mogelijkheid
echter met klem. Het is volgens hem geen toeval dat onze religieuze wil om
coöperatief samen te leven een bevestiging krijgt in het filosofisch inzicht in
hoe we het zoeken naar waarheid het best bevorderen, en dat ons op de
verbeelding geschoeid begrip van hoe we op de meest vrije manier kunnen leven
de conclusies anticipeert van het redeneren.39 De normen van morele
zekerheid waarop de verbeeldingshandelingen berusten, zijn immers hoe dan ook
waarheidsnormen. Zij vatten ten dele, en in sommige gevallen vrijwel volledig,
inzichten die vervolgens hun bevestiging vinden in adequate ideeën. Het is
daarom dat wij een algemene epistemologische reden hebben om te hopen dat ons
op de verbeelding gebaseerd inzicht in een levenswijze die het filosofisch
onderzoek bevordert, niet door het redeneren zal ongedaan gemaakt worden. Het
is veeleer zo, dat een adequaat begrijpen van de voorwaarden waaronder de
filosofie kan open bloeien een echo is van onze best overwogen interpretatie
van de vereisten van de ware godsdienst.
Hoe zullen
filosofen die zich inzetten voor het nastreven van de waarheid dan hun leven
inrichten? Volgens Spinoza zullen zij zich verenigen om zo hun collectief
begrijpen te verbreden; ze zullen erop toezien dat ze hun doelstelling niet in
gevaar brengen door mensen tegen zich op te zetten die dat ideaal niet
nastreven; ze zullen zich ervoor wachten om hun levenswijze op te dringen aan
anderen die hun doelstellingen niet delen; en zij zullen waarachtig religieuze
levenswijzen niet ondermijnen, ook niet wanneer die geschoeid zijn op
onwaarheden.40 Kortom, zij zullen leven op een coöperatieve manier,
zoals elke waarachtig religieuze gemeenschap. In de Ethica zijn deze conclusies vervat in een geheel van scientia intuitiva of kennis van de
derde vorm; ze worden in rationele stappen afgeleid van een adequaat idee van
de attributen van God. Maar als zij niet het gevaar willen lopen hun eigen
project te doen ontsporen, kunnen de filosofen niet wachten tot zij dit niveau
van inzicht bereikt hebben. Zij moeten kunnen beschikken over een adequaat
begrip van de redenen om in samenwerking te leven, of ze nu de metafysische
premissen die nodig zijn voor de intuïtieve kennis al hebben doorgrond of niet.
In
stuksgewijze redeneringen streven de filosofen naar kennis van de tweede soort;
daarom hebben zij een instrumenteel belang bij het verwerven van een adequaat
concept van een coöperatieve manier van samenleven. De waarheidsgronden voor
een dergelijke levenswijze zijn voor hen uiterst betekenisvol, en onderscheiden
zich van andere adequate waarheden waarmee zij eveneens bezig zijn. Meer nog,
dit veroorzaakt een bijkomende vorm van continuïteit tussen de ware godsdienst
en de filosofie. De doelstelling van de ware godsdienst, namelijk samenwerking,
is een middel om het doel van de filosofie te bereiken, namelijk de waarheid,
en tegelijk een onderdeel van dat doel. Coöperatief leren samenleven is van
vitaal belang voor deze beide levenswijzen, maar in het redeneren neemt dat een
plaats in die zowel bemiddelend is als constitutief. Om de overgang naar de
tweede vorm van kennis te maken, hoeft een gemeenschap derhalve haar sociale
oriëntering niet te wijzigen. Het is veeleer nodig dat zij haar inzicht in de
redenen voor haar levenswijze versterkt en één maakt door ze meer adequaat te begrijpen.
In plaats van de diverse visies die religieuze mensen gebruiken voor de
organisatie van hun gemeenschappelijk leven, houdt de filosofie vast aan het vooruitzicht
op een eenvormig en dwingend inzicht in de grondslagen voor het coöperatief
samenleven, samen met een levenswijze waarin een gemeenschappelijke keuze voor
die grondslagen het vermogen tot samenwerken nog verder doet toenemen.
Voorzien van
deze praktische kennis plaats een filosofische gemeenschap zich in een veilige
positie om haar doel na te streven, door zich te concentreren op die
onderzoeksdomeinen die de meest vruchtbare blijken te zijn om adequate ideeën
te genereren. Volgens de Ethica zijn
waarheden betreffende de manier om te leven minder vruchtbaar dan waarheden
betreffende God, uit wie oneindig veel dingen voortkomen op oneindig veel
wijzen. God begrijpen is de beste manier om de waarheid na te streven en het is
daarom dat de filosofen daarop hun aandacht moeten toespitsen. Maar dat is een collectieve
en sociale onderneming die geen voortgang kan vinden zonder de vaardigheden en
de inzichten die de ware godsdienst aanvankelijk voedt. Spinoza geeft toe dat continuïteit
tussen een waarachtig godsdienstig en een filosofisch leven inhoudt dat het in
de praktijk moeilijk kan zijn om te bepalen waar het ene plaats maakt voor het
andere. Formeel gezien gebeurt die overgang wanneer inadequate ideeën vervangen
worden door adequate, maar dat is een gradueel proces. Zo is het bijvoorbeeld
mogelijk om een adequaat idee te hebben van sommige eigenschappen van een
driehoek, maar een inadequaat idee van andere; zoals we ook gezien hebben41kan
een inadequaat idee in meerdere of minder mate grondig verward zijn en dus meer
of minder dicht de adequaatheid benaderen. Een adequaat concept van een
coöperatieve manier van samenleven vertegenwoordigt het eindpunt of de limiet
van een lang proces van uitklaring; daarom is er geen breekpunt tussen een deugdelijk
op de verbeelding berustend inzicht van de vereisten van de ware godsdienst
enerzijds en een rationeel begrip van haar karakteristieken en haar voordelen
anderzijds. Zij behoren allebei tot het ononderbroken leerproces voor het leven
in samenwerking, dat als het ware de ethische harde kern uitmaakt van het
filosoferen.
Carr, Spencer 1987: Spinozas
Distinction between Rational and Intuitive Knowledge. Philosophical Review,
87:2, pp. 24152.
Curley, E. M. 1973:
Experience in Spinozas Theory of Knowledge. In Marjorie Grene (ed.), Spinoza:
A Collection of Critical Essays. Garden City, NY: Anchor Books.
De Deugd, Cornelis 1966: The
Significance of Spinozas First Kind of Knowledge. Assen, Netherlands: Van
Gorcum.
Della Rocca, Michael 2003: A
Rationalist Manifesto: Spinoza and the Principle of Sufficient Reason. Philosophical
Topics, 31, pp. 7593.
2008: Spinoza.
Routledge: New York.
Garrett, Aaron forthcoming:
Knowing the Essence of the State in Spinozas Tractatus Theologico-Politicus.
European Journal of Philosophy, 20 (2012).
Garrett, Don 2009a:
Spinozas Theory of Scientia Intuitiva. In Tom Sorell, G. A. J. Rogers and
Jill Kraye (eds.), Scientia in Early Modern Philosophy: Studies in History
and Philosophy of Science, 24, pp. 99116. Dordrecht: Springer.
2009b: Spinoza on
the Essence of the Human Body and the Part of the Mind that is eternal. In
Olli Koistinen (ed.), The Cambridge Companion to Spinozas Ethics, pp. 284302.
Cambridge: Cambridge University Press.
Gatens, Moira 2009: The
Politics of Imagination. In Moira Gatens (ed.), Feminist Interpretations of
Benedict Spinoza, pp. 189209. University Park, PA: University of
Pennsylvania Press.
and Genevieve Lloyd 2009: Collective
Imaginings: Spinoza Past and Present. London: Routledge.
Malinowski-Charles, Sylvaine 2003:
The Circle of Knowledge: Notes on Reason and Intuition in Spinoza. In Daniel
Garber and Steven Nadler (eds.), Oxford Studies in Early Modern Philosophy,
Volume 1, pp. 13963. Oxford: Clarendon Press.
Spinoza, Benedict de c.1662:
Treatise on the Emendation of the Intellect. In The Collected Works of
Spinoza, ed. and trans. E. M. Curley, vol. 1, pp. 745. Princeton, NJ:
Princeton University Press, 1985.
1670: Tractatus
Theologico-Politicus. In Spinoza Opera, ed. Karl Gebhart,4 volumes, vol. iii, pp. 1247. Heidelberg: Carl Winters, 1925.
English translation by E. M. Curley. Princeton, NJ: Princeton University
Press, forthcoming.
1677: Ethics. In The
Collected Works of Spinoza, ed. and trans. E. M. Curley, vol. 1, pp. 408617.
Princeton, NJ: Princeton University Press, 1985.
1928: The Correspondence
of Spinoza, ed. and trans. A. Wolf. London: Frank Cass.
Verbeek, Theo 1992: Descartes
and the Dutch: Early Reactions to Cartesian Philosophy, 16371650. Carbondale,
IL: Southern Illinois University Press.
Vinciguerra, Lorenzo 2005: Spinoza
et le signe: La Genèse de limagination. Paris: Vrin.
4 Voor opmerkelijke uitzonderingen, zie De Deugd (1966),
Curley (1973), Gatens en Lloyd (1999), Vinciguerra (2005), Gatens (2009).
5 Zie bijvoorbeeld Spinozas Traktaat over de verbetering van het verstand (ca. 1662).
6 E2P29S.
7 E2P35S, E4P1S.
8 E2P17C. Verbeelding, zo schrijft Spinoza, omvat het
fictieve, het foutieve, het twijfelachtige en absoluut al die [ideeën] die
afhankelijk zijn van onze herinnering (brief aan Jan Bouwmeester, in Spinoza
1928, p. 228).
9 E2P18S.
10 E3P6, P7.
11 E3P54.
12 E3P13C.
13 E2P42.
14 TTP III/101-2.
15 Ibid., 130-2, 187.
16 TTP
III/187.
17 E4P6.
18 TTP III/181.
19 TTP III/8-9; zie Verbeek (1992).
20
TTP III/168.
21
TTP III/171, 176-9.
22
Ibid., 176.
23
TTP III/176.
24
Ibid. 176-7, 179.
25 TTP III/179.
26 TTP III/177.
27 TTP III/29.
28 Voor Spinozas gebruik van het principe van de voldoende
grond, zie Della Rocca (2003, 2008).
29 E2P13
Lemma 2.
30 E2P40
S1.
31 E2P37,
P38.
32 E2P17S.
33 TTP
III/193.
34 TTP III/191-2.
35 TTPIII/ 192.
36 Zie voor een meer gedetailleerde bespreking van dit onderwerp
Garret (in voorbereiding).
37 TTP
III/179.
38 E5P9.
39 E4P37.
40 E4P26n
P27, P67-70.
41 Brief 56 aan Boxel, in Spinoza (1928, blz. 289).
Categorie:Spinoza-onderzoek ontsloten
16-09-2012
Schrijven over Spinoza in Vlaanderen
Bij het opstarten van ons initiatief Spinoza in Vlaanderen kwamen wij in contact met een aantal professoren en
onderzoekers die zich hier in Vlaanderen specifiek met Spinoza bezighouden.
Toen we uit nieuwsgierigheid hun bibliografie nakeken, viel het ons op dat zij
veelal publiceren in internationale tijdschriften en reeksen en (dus) niet in
het Nederlands. Twee redenen waarom hun bijdragen niet geredelijk toegankelijk
zijn voor een ruimer Vlaams publiek. Je moet immers al heel erg vertrouwd zijn
met de wetenschappelijke wereld om te ontdekken dat iemand ergens een artikel
over Spinoza gepubliceerd heeft; als je het dan bij toeval toch te weten komt,
dan blijkt het verdomd moeilijk om bij de tekst te komen. Wetenschappelijke
tijdschriften zijn voor de gewone burger onbetaalbaar. Het heeft ook geen zin
om een hele jaargang of zelfs een aflevering te kopen voor dat ene artikel over
Spinoza dat je wel eens wil inkijken. Dat is ook zo voor verzamelwerken waarin
verscheidene onderwerpen behandeld worden. Op internet zijn dergelijke bijdragen
meestal afgeschermd en is de lezing ervan beperkt tot een abstract of de eerste bladzijde; voor meer moet je betalen, tenzij
je toegang hebt via je universiteit.
Vanuit onze doelstelling om
de kennis van Spinoza in Vlaanderen te bevorderen, kwam daarom bij ons spontaan
de gedachte op om deze interessante maar elusieve literatuur over Spinoza op
een of andere manier te ontsluiten voor een ruimer Vlaams en Nederlandssprekend
publiek. We dachten daarbij aan samenvattingen in het Nederlands, aan
besprekingen met uitvoerige citaten, aan het gratis beschikbaar stellen van
moeilijk vindbare of ontoegankelijke teksten, eventueel op onze website en ja,
ook aan het vertalen in het Nederlands.
Toen we deze gedachte
voorlegden aan professor
Eric Schliesser van de Universiteit Gent, reageerde hij na enige aanvankelijke
aarzeling bijzonder enthousiast. Hij bezorgde ons niet alleen een lijstje met teksten
die hij recentelijk gepubliceerd heeft, maar nam bovendien zelf contact met de verschillende
internationale copyrighthouders om hen toestemming te vragen voor het
publiceren van een Nederlandse vertaling op onze website. Daarop volgde ook van
onze kant een intense correspondentie met verschillende instanties, om hen ons
opzet te verduidelijken en zo de nodige toelatingen te bekomen van editors, tijdschriftredacties en
uitgevers, zoals Oxford en Cambridge University Press, Routledge en andere
klinkende namen. Soms werden aanzienlijke bedragen gevraagd voor de
toestemming; in dat geval sneden we een scherpe nieuwe punt aan onze ganzenveer
en putten we ons uit om uit te leggen dat wij geen financiële middelen hebben
en alles gratis doen met vrijwilligers Tot onze tevredenheid kregen we enkel
positieve reacties.
Wanneer wij dan de
aankondiging ontvingen van een workshop in december van dit jaar aan de
Universiteit Gent met de bekende Spinoza-specialiste professor Susan
James van Birkbeck College, University of London, rees bij ons het plan op
om in die context enkele publicaties te brengen in Nederlandse vertaling. Bij
de artikels van professor Schliesser was er immers een dat een reactie was op
een eerder artikel van de hand van Professor James. Toen zijn bijdrage vertaald
was, opperden wij de mogelijkheid om ook haar artikel te vertalen. Aangemoedigd
door Professor Schliesser trokken wij onze stoute schoenen aan en legden ons
voorstel aan haar voor. Zij reageerde meteen positief en met haar steun
bekwamen we snel nodige toelating. Daarop gingen we aan de slag om haar artikel
eveneens te vertalen.
Met de hulp van enkele
vrienden en familieleden werden de vertalingen nagelezen. Professor Eric
Schliesser bekeek de vertaling van zijn artikel en bracht nuttige correcties
aan. Jo Van Cauter, onderzoeksassistent aan de UGent deed hetzelfde voor het
artikel van professor Susan James.
Over enkele dagen brengen wij
hier eerst haar artikel en daarna ook dat van professor Schliesser. In de
komende weken volgt nog een bespreking van het recente boek van Susan James
over de Tractatus Theologico-Politicus:
Spinoza on Philosophy, Religion, and Politics: The Theologico-Political
Treatise. Samen met de beide artikels kan dat een passende introductie zijn
voor de workshop rond dat boek met de
auteur, op 13 en 14 december 2012 aan de Universiteit Gent.
In de loop van de volgende
maanden brengen we nog meer vertalingen van dergelijke bijdragen. Trouw aan
onze doelstellingen gebeurt dat volledig gratis, zonder vergoeding voor wie dan
ook, zonder sponsoring of reclame.
Wij danken nu al iedereen die
van nabij of van ver (soms letterlijk, tijdens de vakantieperiode) dit project
heeft gesteund, in het bijzonder Professor Eric Schliesser. Meer concrete
dankbetuigingen volgen bij elke publicatie.
Wij hopen dat nog meer
Spinozisten, professionele en andere, zich hierdoor geroepen zullen voelen om via
deze weg hun kennis en hun inzichten sneller, ruimer en kosteloos bekend te
maken in Vlaanderen en in het Nederlands taalgebied, en recente of oudere teksten
zullen vrijgeven voor (her)publicatie op onze website, eventueel na vertaling. Wij
danken hen daarvoor bij voorbaat.
Categorie:Spinoza-nieuws Tags:Spinoza
Miriam van Reijen: Brieven over het Kwaad
Dit komt van Miriam van Reijen:
Presentatie van het boek Spinoza, Brieven over het kwaad,
hertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door Miriam van Reijen.
Het centrale thema van deze briefwisseling is de al of niet
verantwoordelijkheid van god voor het kwaad in de wereld. Is god alleen oorzaak
van het feit dat mensen een vrije wil hebben, of ook voor wat zij met die vrije
wil besluiten en doen? Spinoza en van Blijenbergh hebben ook een verschillende
opvatting over het verdwijnen van schuld en straf als praktische consequenties
van een niet-bestaande vrije wil. Van Blijenbergh is bang voor deze praktische
consequenties en Spinoza wil hem laten inzien dat die angst niet gegrond is.
Daarom zijn deze brieven ook verrassend actueel. Ze laten zien dat de discussie
over het al of niet bestaan van een menselijke vrije wil niet iets is van deze
tijd. Spinoza had 350 jaar geleden wellicht al sterkere argumenten tegen het
bestaan ervan dan de hedendaagse neurowetenschappen vooralsnog kunnen leveren.
Vrijdag 28 september 2012
Programma:
19.30 20.00 uur Ontvangst
20.00 20.10 uur Welkom door Koen van Gulik,
directeur Uitgeverij Wereldbibliotheek
20.10 21.00 uur Lezing door Fokke Akkerman: Het
Latijn van Spinoza; Over grammatica en stijl
21.00 21.40 uur Lezing door Miriam van
Reijen: De actualiteit van de correspondentie tussen Spinoza en Van Blijenbergh
21.40 21.45 uur Aanbieding van het boek aan
Fokke Akkerman door Koen van Gulik
21.45 22.00 uur Gesprek met de zaal
22.00 uur Drankje
Bibliotheek
Universiteit van Amsterdam, Singel 425, Amsterdam
Categorie:Spinoza-nieuws Tags:Spinoza
15-09-2012
Tinneke Beeckman, Door Spinoza's Lens
Dit bericht komt van
Tinneke Beeckman:
Begin oktober verschijnt mijn boek over Spinoza. Ik schreef
het als een praktische handleiding om met Spinoza naar de wereld van vandaag te
kijken. Ik behandel zowel persoonlijke onderwerpen als maatschappelijk
relevante vraagstukken: Hoe dacht Spinoza over seksualiteit, begeerte, passies?
Hoe sluit Spinozas filosofie van lichaam en geest aan bij hedendaagse ideeën
over meditatie en mindfulness? Wat betekent zijn naturalisme ten opzichte van
Darwins evolutietheorie?
Ook politieke themas
komen aan bod. Spinoza was een verdediger van democratie, maar stond aarzelend
tegenover volksopstanden. Wat leert zijn theorie voor hedendaagse
protestbewegingen? Hoe kan een volk overgaan van dictatuur of tirannie naar een
vrije republiek? Spinoza was een uitgesproken voorstander van een vrijheid van
denken (van filosoferen). Welke lessen kunnen we er vandaag uit trekken voor de
relatie tussen Kerk en Staat, geloof en politiek, mogelijke censuur en vrije
meningsuiting?
De voorstelling vindt plaats op donderdag 11 oktober 2012 in
boekhandel De Groene Waterman, Wolstraat 7, 2000 Antwerpen. Die avond ga ik met
Ludo Abicht in gesprek over Spinoza. En daarna drinken we een glaasje...
Tinneke Beeckman, Door Spinozas lens. Macht, meditatie,
manifestatie, evolutie, seksualiteit. Uitgeverij Pelckmans, 2012, ca. 232 blz.,
ISBN 978-90-289-6834-9, ca. 18,95
http://tinnekebeeckman.com/boek-spinoza/
Andere activiteiten
rond het boek:
op zaterdag 20 oktober ga ik in gesprek met Ben Caudron in
de FNAC Antwerpen, om 13.00u.
Categorie:Spinoza-nieuws Tags:Spinoza
14-09-2012
Tijdschrift voor Filosofie, het Spinoza-nummer
Na een telefoontje naar de boekenwinkel van Uitgever Peeters in Leuven kunnen we bevestigen dat losse nummers van het Tijdschrift voor Filosofie daar te koop zijn voor 20. Wie dus belangstelling heeft voor het recente Spinoza-nummer, jaargang 74, 2012, nr. 2, kan daar terecht.
Categorie:Spinoza-nieuws Tags:Spinoza
13-09-2012
publiceren over Spinoza: een oproep
Emeritus professor Herman De Dijn signaleerde ons enige tijd
geleden al het verschijnen van de tweede aflevering van het Tijdschrift voor
Filosofie, jaargang 74, 2012. Het gaat om een themanummer,
gewijd aan Spinoza. In feite betreft het de bijdragen van het colloquium
'Spinoza and Hume on Religion' gehouden op het Hoger Instituut voor
Wijsbegeerte - K.U. Leuven op 16-17 oktober 2008 ter gelegenheid van het
emeritaat van Professor De Dijn. De bijdragen over Hume zijn verschenen in het
Hume-nummer van het Tijdschrift voor Filosofie 72:3 (2010); de bijdragen over
Spinoza in het Spinoza-nummer 74:2 (2012).
Een abonnement op het Tijdschrift voor Filosofie (ongeveer
800 blz.) kost 60 per jaar, studenten betalen halve prijs, voor België en
Nederland. Daarbuiten is het 75. Er wordt niet vermeld of losse nummers te
koop zijn; even telefoneren naar Uitgeverij Peeters leerde me dat dit zonder meer kan, de prijs is 20 per los nummer. Het abonnement geeft ook toegang tot de online digitale versie. Daar
kunnen afzonderlijke artikels aangekocht worden, 14 per artikel (dus niet per nummer!). Als je
dus het themanummer digitaal wil aanschaffen, kost je dat 11 x 14 = 154 euro;
ook de inleiding door professor De Dijn (twee bladzijden) kost je 14 euro.
Personeel en studenten van de Leuvense universiteit hebben binnen
het universitair netwerk gratis toegang tot de digitale versie, maar niet van
thuis uit. Men kan dus in de bibliotheken inloggen en de pfd-files downloaden
voor eigen gebruik, ook door ze af te drukken. Dit is ook mogelijk in andere
universiteiten en instellingen, die een institutioneel akkoord hebben met uitgever
Peeters.
In de bibliotheek van het Hoger Instituut Wijsbegeerte in
Leuven, waar de redactie van het tijdschrift gevestigd is, is er één exemplaar
van het tijdschrift aanwezig; het kan niet ontleend worden. Fotokopiëren kan,
binnen de gebruikelijke perken.
Het weze me vergund bij dit alles enkele persoonlijke
kanttekeningen te maken.
Toen ik enkele weken na de mededeling van em. professor De
Dijn het betrokken nummer van het tijdschrift wou inkijken, bleek het nog
steeds niet voorhanden. Ondertussen is het er wel. Maar zoals gezegd, het kan niet
ontleend worden. Dat begrijp ik, maar ik begrijp niet waarom er geen tweede
exemplaar is, dat gewoon als boek in de rekken staat en dat wel kan ontleend
worden. Ongetwijfeld beschikt de redactie over ten minste één (gratis) extra exemplaar
van haar eigen tijdschrift dat ze in haar eigen bibliotheek zou kunnen
aanbieden. Het verbaast me dat niemand daaraan gedacht heeft. Ik deed een
suggestie in die zin aan de vriendelijke bediende aan balie, maar zonder veel
succes.
De prijs van 14 per artikel voor de digitale versie is
ronduit exorbitant. Ik kan me niet voorstellen dat iemand daar zoveel geld voor
over heeft, ik althans niet. Dat is jammer, want nu dwingt men de
geïnteresseerde lezer om andere en veel ingewikkelder wegen te bewandelen.
Veelal zal dat neerkomen op het kopiëren van de betreffende bladzijden in de
bibliotheek van het HIW of de plaatselijke of dichtstbijzijnde universiteit,
terwijl een druk op de download knop zou volstaan. Wie gratis toegang heeft kan
dat wel, op de eigen laptop, of op een USB-stick of via mail naar het eigen
adres van op de publieke pcs in de bib.
Men wordt dus gedwongen om via quasi middeleeuwse
kopieerpraktijken de onredelijk hoge kost van de digitale kopie te omzeilen. Een
kopieerkaart kost 1 voor 20 kopies; je kan twee bladzijden op één kopie
krijgen. Een artikel van 20 bladzijden in het tijdschrift kost je dan een halve
euro
Mijn tweede opmerking betreft de tijd die verlopen is tussen
het colloquium (2008) en het verschijnen van de teksten (2012). Dat is een wel
zeer lange periode. Daarvoor kunnen allerlei redenen ingeroepen worden, maar ik
kan er geen bedenken die overtuigt. Als het mogelijk is om de opnames van de
Koningin Elisabethwestrijd binnen de week na de finale in mooie cd-boxen in de
winkel te hebben, dan moet het toch zonder meer ook technisch mogelijk zijn om
de teksten van de referaten van dit colloquium s anderendaags online aan te
bieden. Maar neen: men verkiest om ze vier jaar na datum te publiceren in een klassiek
papieren tijdschrift dat zo goed als ontoegankelijk is voor wie niet aan een
universiteit verbonden is, en ook pas dan een digitale versie ter beschikking
te stellen mits het betalen van een onredelijk hoge prijs.
Dergelijk uitstel is niet ongebruikelijk, dat vernemen we
ook uit andere bronnen, ook van auteurs die daarover gefrustreerd zijn.
Bibliotheken klagen erover dat de prijzen voor digitale content de laatste jaren meer dan verdubbeld zijn.
Ik wil daarom hierbij
een dringende en plechtige oproep doen tot iedereen die in ons taalgebied met
Spinoza bezig is om zich te bezinnen over die aftandse manier van communicatie.
Tevens bieden wij hierbij aan iedereen die over Spinoza wil schrijven de
gelegenheid om zijn of haar teksten onmiddellijk te publiceren op onze website,
zonder enige kost voor de auteur of de lezers. Wij zijn zelfs bereid om, in de
mate van onze mogelijkheden, teksten uit het Engels en het Frans te vertalen
naar het Nederlands, eveneens volkomen gratis. En dat alles zonder reclame of
sponsoring.
Ik weet dat er allerlei redenen zijn om de traditionele
kanalen te volgen: tijdschriften, verslagboeken van colloquia, monografieën en
verzamelwerken. Die redenen hebben echter meestal niets te maken met de
essentie van de zaak, namelijk de kennisoverdracht over Spinoza. Met onze
moderne middelen publiceren wij nog altijd in een formaat dat in niets
verschilt van wat Plantijn destijds zo meesterlijk deed in Antwerpen. Statistieken
tonen aan dat een artikel in een wetenschappelijke publicatie gemiddeld één
keer, je leest het goed, één keer wordt gelezen.
Wordt het dan geen tijd dat wij voor ons discours over Spinoza
radicaal kiezen voor de snelle, economische en milieuvriendelijke nieuwe media
en voor een volkomen gratis uitwisseling van ideeën?
Karel Dhuyvetters
Categorie:Spinoza-nieuws Tags:Spinoza
06-09-2012
Spinoza's tronie
De meesten van
ons zijn vertrouwd met de afbeelding van Spinoza, zoals ze ook gedeeltelijk op
deze site prijkt. Ze komt uit de oorspronkelijke uitgave van de Opera Posthuma en gaat vergezeld van dit
Latijns versje, volgens Meinsma van de hand van Johannes Bouwmeester:
Benedictus de Spinoza
Cui natura, Deus, rerum cui cognitus ordo,
Hoc Spinoza statu conspiciendus erat.
Expressere viri faciem, sed pingere mentem
Zeuxidis artifices non valuere manus.
Illa viget scriptis, illic sublimia tractat :
Hunc quicumque cupis noscere, scripta lege.
Volgens Thomas
Carson Mark, A Unique Copy of Spinoza's
Nagelate Schriften, Journal of the History of Philosophy, Volume 13, Number
1, January 1975, pp. 81-83 | 10.1353/hph.2008.0642, was oorspronkelijk ook in
de Nagelate Schriften dit Latijns vers afgedrukt en was het in zijn exemplaar overplakt
met een los stukje papier met daarop een Nederlands versje gedrukt. In een
ander exemplaar is de Latijnse tekst er helemaal uitgesneden en vervangen door
de Nederlandse. Ook toen al copy &
paste
Meinsma
voegt inderdaad aan de Latijnse tekst, zoals hij schrijft, in het Hollandsen, die Nederlandse tekst toe die je hieronder
vindt:
Dit is de schaduw van
Spinozas zienlijk beelt,
Daar t gladde koper
geen sieraat meer aan kon geven;
Maar zijn gezegent
brein, zo rijk hem meêgedeelt,
Doet in zijn schriften
hem aanschouwen naar het leven.
Wie ooit begeerte tot
de wijsheid heeft gehad,
Hier was die zuiver en
op t snedigste gevat.
We vinden
die Nederlandse versie met het portret ook als een aparte gravure, dat leid ik
althans af uit een bijschrift bij de afbeelding in Wiep van Bunge, Filosoof van
de vrede. De Haagse Spinoza, 2008, blz. 22.
In het manuscript
van de Korte Verhandeling van de hand van J. Monnikhoff, is datzelfde portret met
het versje in het Latijn dat we in de Opera
Posthuma aantroffen, mee ingebonden. Nog meer knippen en plakken dus. Hopelijk
de losse gravure, en niet eentje uit een daartoe, horrescoreferens, gekannibaliseerd
exemplaar van de Opera Posthuma
Die Latijnse
tekst wijkt zoals we kunnen zien echter behoorlijk af, pace Meinsma, van de Nederlandse. Ik vertaal het Latijn hier zelf,
want een min of meer getrouwe Nederlandse vertaling heb ik tot mijn
verwondering niet kunnen vinden.
Benedictus de Spinoza
die de natuur, God en de ordening der dingen kent
om zijn standpunt was Spinoza wijd en zijd bekend
Wel om zijn gelaat uit te beelden met talent
maar voor het schilderen van zijn verstand
volstaat zelfs niet Zeuxis kunstvaardige hand
Zijn verstand leeft in wat hij heeft geschreven
en hoe hij daarin het sublieme betracht
wie het ook hem te leren kennen is gegeven,
vindt door hem te lezen diepe kracht.
In zijn
hertaling van de KV geeft Rikus Koops een andere Nederlandse versie, die in het
manuscript staat in de hand van Johannes Monnikhoff:
Hier schaduwd ons de
konst in prent Spinozas wezen;
en beeld s Mans diep
gepijns in t zeedig troni af:
Terwijl de vrugt zijns
geest, en t geen t vernuft hem gaf
Best word gekend van
hun die zijne Schriften leezen.
Anders.
Deez Prent toond, net
geschetst na t Leeven,
Spinozas Joodsch en
zedig weezen.
Wij vinden
nog een andere, heel wat minder vleiende tekst bij W. Goeree, Benediktus de
Spinoza. (De kerkelyke en weereldlyke Historiën; uyt dAal-ouwde
Aardbeschryving en Uytgezogte Gedenk-Penningen opgehelderd ... 1705. Tweeden
druk, Nu gevolgt na het onvervalst Exemplaar, van wylen den Autheur, en nooyt
te vooren in diervoegen uitgegeven geweest. Te Leyden , By Johannes Abkoude,
Boekverkooper in de Kloksteeg by de Academie 1730. 4to. pp. 664677.) Met
Spinozas portret in houtsnede en bericht aangaande zijn leermeester Frans van
den Ende. Het portret heeft de onderschriften :
Zie hier Spinosaas
tronie beeld,
Waar in de Jood na 't
leeven speeld ;
En in 't gelaat een
zeedig weezen ;
Maar die zyn Schriften
komt te leezen :
Vind in 's mans grond,
hoe schoon vernist,
't Afdrukzel van een
Afgodist.
Met dank aan
Jacques Quekel voor zijn gretige hulp bij het zoeken naar enige orde in deze
chaos.
Categorie:Spinoza literair Tags:Spinoza
05-09-2012
Twitteren met Wim
Wim Klever twittert er nog steeds lustig op los. Dit is een van zijn Spinoza-koans:
Niets in de natuur wordt er door een ziel bestuurd, "[om]dat er in de materie slechts mechanische weefsels en werkingen bestaan" (CM 2/6/1).
Graag meld ik me aan als sympathisant/geïnteresseerde. Ik ben
indertijd, in 1982, afgestudeerd aan de VU Amsterdam op werk van de dichter J.H.
Leopold. Voor een deel ging die studie over de invloed van Spinoza op de
denkwereld van deze dichter. Mocht u daarvoor belangstelling hebben: Een
bewerking van mijn studie en doctoraalscriptie is als artikel gepubliceerd in
het Jaarboek van de VU en nu ook te vinden op internet: http://www.dbnl.org/tekst/_voo004198801_01/_voo004198801_01_0002.php
Met vriendelijke groet, Sjoerd A. Schippers Holsbeek
Met dank aan sympathisant Paul De Keulenaer voor zijn bemiddeling.
Categorie:Spinoza literair Tags:Spinoza
02-09-2012
een korte Spinoza bibliografie
Spinoza: een bibliografische inleiding
met bijzondere aandacht voor oorspronkelijk
Nederlandstalige en recente werken.
Kennismaken met
Spinoza doe je misschien het best door een goede biografie te lezen.
De beste moderne
biografie is die van Steven Nadler, Spinoza.
A Life,
Cambridge UP, 1999, xiii + 407 pp., notes, bibliography, index, ISBN
0521002931, ongeveer 25.
De Nederlandse
vertaling: Spinoza, Olympus, 2005,
535 blz., ISBN 978 904670021 1 blijkt helaas uitverkocht en is zelfs
tweedehands moeilijk te vinden. Ongetwijfeld vind je een exemplaar in je
plaatselijke bibliotheek. Bij de Slegte is het boek recentelijk weer online te
koop aangeboden.
Veel minder
interessant is Margaret Gullan-Whur, Spinoza. Een leven volgens de rede
(Vertaald door Jabic Veenbaas et alii), 29,95, 2001, Uitgeverij Lemniscaat
ISBN: 9789056372712, 429 pagina's, gebonden. Je vindt het (terecht) in de ramsj
en tweedehands voor weinig geld, ook in het oorspronkelijke Engels.
Inleidingen op het
leven en werk van Spinoza zijn
er legio, oudere en meer recente. De boekjes van Jan Knol worden door veel
beginnende lezers erg geapprecieerd:
Jan Knol: En je zult spinazie eten. Aan tafel bij Spinoza, filosoof van
de blijdschap, Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2006, 128 blz., ISBN
978-90-284-2096-0 12,50
Jan Knol: Spinoza uit zijn gelijkenissen en voorbeelden, Uitgeverij
Wereldbibliotheek, 2007 208 blz., ISBN 978-90-284-2194-3 14,50
Jan Knol: Spinozas intuïtie, Uitgeverij Wereldbibliotheek, 2009
144 blz., ISBN 978-90-284-2269-8 14,50
Daarnaast vermelden
we:
Miriam van Reijen: Spinoza. De geest is gewillig, maar het vlees is
sterk, Uitgeverij Klement / Uitgeverij Pelckmans, 2008 232 blz. ISBN
978-90-868-7022-6 22,95
Herman De Dijn, Spinoza: de doornen en de roos,
Pelckmans/Klement, 2009, 195 blz. ISBN 978-90-868-7054-7, 19,95
Het hoofdwerk van
Spinoza is de Ethica.
Er is een vrij
recente parallelle uitgave, Latijn Nederlands, vertaald en ingeleid door
Henri Krop, Bert Bakker, Adam, 2008, 629 blz., ISBN 9035126432, paperback,
37,90
Onlangs verscheen
een vertaling gebaseerd op het manuscript (niet van Spinoza!) dat men in het
Vaticaan ontdekte: Ethica ordine
geometrico demonstrata, vertaling: Corinna Vermeulen ISBN 9789461057532
gebonden met leeslinten, 17 x 24 cm, 320 blz., juni 2012, 39,90
Omslagontwerp: René van der Vooren
Er zijn verscheidene
oudere uitgaven beschikbaar, online en tweedehands.
Een goede commentaar is onmisbaar. Ook
hiervoor is Nadler uitstekend: Steven Nadler, Spinoza's Ethics: An
Introduction, Cambridge University Press, 2006, 313pp., (pbk), ISBN 0521544793;
$27.99 Er is geen Nederlandse vertaling.
Daarnaast vermelden
we:
Herman Berger: De Ethica van Spinoza, Garant Uitgevers, 2011
192 blz., ISBN 978-90-441-2742-3 21,90
Wim Klever: Ethicom. Spinoza's Ethica vertolkt in tekst en commentaar,
Uitgeverij Eburon, 1996/2006 818 blz., ISBN 978-90-516-6526-0 45
Voor de Korte Verhandeling
zijn we verwend met onder meer twee recente Nederlandse hertalingen.
Spinoza: Korte Verhandeling van God, de mens en zijn welstand. Hertaling
en redactie van Rikus Koops [parallelle uitgave]; voorwoord van Wim Klever,
Uitgeverij Parthenon, 2012 316 blz., ISBN 978-90-795-7835-1 (paperback) 29,90;
ISBN 978-90-795-7836-8 (hardcover) 39,90
Rikus heeft ook een website over de Korte Verhandeling, de link staat op
onze website bij de favorieten.
Spinoza: Korte verhandeling over God, de mens en zijn geluk, Hertaald en
van commentaar en noten voorzien door Jan Knol, Uitgeverij Wereldbibliotheek,
2011 234 blz., ISBN 978-90-284-2395-4 22,90
De Tractatus
Theologico-Politicusstaat recentelijk zeer in de belangstelling.
Er is nog steeds de uitgave van Wim Klever, die in 1999 voor het eerst
verscheen en heruitgeven is als: Spinoza: Theologisch-politieke verhandeling,
Vertaling (licht ingekort en met commentaar van) Wim Klever, Uitgeverij Eburon,
2010 402 blz., ISBN 978-90-597-2401-3 35
Een volledige Nederlandse vertaling vindt men in Spinoza:
Theologisch-politiek traktaat, vertaling F. Akkerman e.a., Uitgeverij
Wereldbibliotheek,
458 blz., ISBN 978-90-284-1773-1 49,90
Theo Verbeek, Spinoza's Theologico-Political Treatise: Exploring 'the
Will of God', hardcover, 208 pages, Ashgate Pub Ltd, 2003, ISBN-13: 978-0754604938 70
Steven Nadler, A Book Forged in Hell. Spinozas Scandalous Treatise on
the Birth of the Secular Age, Princeton UP, 2011; xviii + 275 pp., $ 22.95, een
excellente inleiding op het werk.
Jonathan Israel, Spinoza, Theological-Political Treatise, Cambridge
Texts in the History of Philosophy, 2007, xlvi +280 pp., met een
uitstekende inleiding
Yitzak Y. Melamed & Michael Rosenthal (eds.), Spinozas
Theological-Political Treatise. A Critical Guide, Cambridge, etc.,
Cambridge University Press, 2010, xiv-294 p. ISBN978-0-521-88229-3 75
Susan James, Spinoza on Philosophy, Religion, and Politics: The
Theologico-Political Treatise, 288
pp., Oxford University Press, USA, 2012, ISBN 978-0199698127 39
Spinoza: Verhandeling over de
verbetering van het verstand, Vertaald, ingeleid, van aantekeningen en
een nawoord voorzien door Theo Verbeek, Historische Uitgeverij, 2010 152 blz.,
ISBN 978-90-655-4059-1
18,50
Er zijn twee bloemlezingen met vrij uitvoerige uittreksels uit het werk van Spinoza in Nederlandse vertaling:
Herman De Dijn,
De uitgelezen Spinoza, Uitgeverij Lannoo (i.s.m. Uitgeverij Boom), 2000, 328
blz., ISBN 978-90-209-3787-9, 16,50
Henri Krop, De
draagbare Spinoza, Uitgeverij Bert Bakker, 2008, 268 blz., ISBN
978-90-351-3300-6, 15
Lezers
worden hierbij vriendelijk uitgenodigd om ons interessante aanvullingen en
leeservaringen te signaleren, waarvoor dank.
Categorie:Spinoza-nieuws Tags:Spinoza
28-08-2012
Spinoza-cursus Open Universiteit
Jacques Quekel vond deze link naar een Spinoza-cursus van de
Open Universiteit, van de hand van prof. dr. P.M.L. Steenbakkers, bewerkt door
drs. H. Simissen.
Firmin DeBrabander (Ph.D.) is de auteur van het uitstekende
boek Spinoza and the Stoics: Power,
Politics and the Passions, waarvan we binnenkort een bespreking hopen te
brengen. Hij is professor
aan MICA, het Maryland Institute College of Art, maar hij is ook de in Amerika
geboren zoon van een Vlaamse emigrant uit Roeselare. Hij studeerde als gaststudent enige tijd filosofie
in Leuven, vooral Spinoza. En hij prijkt op onze sympathisantenlijst. Genoeg
redenen dus om vliegens in te gaan op zijn verzoek om een link te plaatsen naar
een boeiend editoriaal dat hij vorig weekend plaatste in de kwaliteitskrant The New York Times. Hij is Spinoza
duidelijk nog niet vergeten!
Jo Van Cauter is
als bursaal verbonden aan de Vakgroep Wijsbegeerte en moraalwetenschap van de Universiteit
Gent. Hij werkt er aan een doctoraat over Spinoza. In 2009 verscheen van hem
een artikel: Spinoza voor de geest :
kennis van de passies als medicijn voor gemoedsrust. In: Ethiek en Maatschappij,
Jaargang 12, nr. 4, blz.17-32, ISSN 1373-0975
Jo stemde graag in met ons verzoek om dit artikel alsnog ter
beschikking te stellen voor de bezoekers van onze website Spinoza in Vlaanderen.
Wij danken de redactie van het tijdschrift en in het
bijzonder Dr. Pieter Borghart, Academic Acquisitions Manager, Academia Press
Wetenschappelijke Uitgeverij, voor de toestemming voor overname.
Het artikel is hierbij gevoegd als bijlage in een pdf-bestand.
"Spinoza, on
the other hand, dined sparingly because he believed that God existed in
everything and it's intimidating to wolf down a knish if you think you're ladling
mustard onto the First Cause of All Things".
Uit Allen, W. (2007) 'Thus ate Zarathustra'. In "Mere Anarchy".
London: Ebury Press, p. 143-144.
Categorie:Spinoza (t)weetjes Tags:Spinoza
(t)weetjes
Op suggestie van enkele belangstellenden zetten we de
rubriek (t)weetjes open voor iedereen, onder de meer algemene titel Spinoza (t)weetjes. Iedereen kan ons nu
een interessant Spinoza weetje of een citaat mailen, dat we dan graag op onze
website in de kijker zetten, al dan niet met vermelding van de naam van de
afzender.
En dit is mijn favoriet citaat:
Homini igitur nihil
homine utilius.
Ethica iv, prop. 18,
sch.
Daarom is voor een
mens niets nuttiger dan de mens.
Categorie:Spinoza (t)weetjes Tags:Spinoza
15-08-2012
Baruch Spinoza, J.L. Borges - Paul Claes
Baruch Spinoza
Het westen met zijn
gouden deemstering
verlicht het
vensterraam. Geduldig wacht
het handschrift, dat
oneindigheid bevracht.
Iemand bouwt God op in
de schemering.
Een man laat God
bestaan. Het is een Jood
met droeve ogen en een
donkere huid;
de tijd drijft hem als
de rivier vooruit
waarop de stroom een
blaadje verderstoot.
Het maakt niet uit. De
magiër werkt voort
aan God met ragfijne
geometrie;
vanuit zijn ziekte en
vanuit zijn niet
ontwerpt hij God door middel
van het woord.
De rijkste liefde werd
hem toegewezen:
de liefde die zelf niet
geliefd wil wezen.
J.L. Borges
vertaald door Paul Claes,
12 augustus 2012
Borges schreef dit sonnet in 1977 voor het Joods Museum van Buenos Aires
ter gelegenheid van de herdenking van de dood van Spinoza driehonderd jaar
tevoren. Er bestaat een Nederlandse vertaling van de hand van Robert Lemm. Paul
Claes ging graag in op onze uitnodiging om ook dit tweede Spinoza-gedicht van
J.L.Borges te vertalen voor Spinoza in
Vlaanderen.
Baruch Spinoza
Bruma de oro, el Occidente alumbra
la ventana. El asiduo manuscrito
aguarda, ya cargado de infinito.
Alguien construye a Dios en la penumbra.
Un hombre engendra a Dios. Es un judío
de tristes ojos y de piel cetrina;
lo lleva el tiempo como lleva el río
una hoja en el agua que declina.
No importa. El hechicero insiste y labra
a Dios con geometría delicada;
desde su enfermedad, desde su nada,
sigue erigiendo a Dios con la palabra.
El más pródigo amor le fue otorgado,
el amor que no espera ser amado.
Categorie:Spinoza literair Tags:Spinoza
13-08-2012
Wims Spinoza (t)weetjes
Voor de twitteraars onder u is er goed nieuws: Wim Klever is
aan het twitteren gegaan, over Spinoza vanzelfsprekend. Het is zijn bedoeling
om ook via dat nieuwe medium de belangstelling voor onze filosoof te
bevorderen. Men kan hem dus volgen op @wimklever, zijn account vind je hier: twitter.com/WimKlever.
In samenspraak met Wim brengen we zijn korte berichtjes ook
hier en wel in een nieuwe rubriek: Wims Spinoza (t)weetjes. Zo kunnen ook niet-twitterende
lezers van zijn selectie van Spinoza-pareltjes genieten.
Om met de deur in huis te vallen hier meteen een eerste: