Ik ben Helga
Ik ben een vrouw en woon in Denderleeuw (Belgie/Vlaanderen) en mijn beroep is secretaresse (tegenwoordig heet dat assistant...).
Ik ben geboren op 24/07/1960 en ben nu dus 64 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: Wandelen, reizen, lezen, computeren, en ik volg graag voetbal- en wielerwedstrijden.
Deze profielfoto is genomen in Chileens Patagonië.
Zomer 2009 - Châteauneuf de Gadagne, Vaucluse, Provence, Frankrijk
Zaterdag 15 augustus:
We stonden om vier uur op en rond vijven waren we klaar om te vertrekken, met Annemie als co-piloot, mijn GPS tegen de voorruit. De reis verliep voorspoedig, met alleen in Lyon wat meer verkeer en tijdens de laatste 100 km voor ons op de A7 traag vorderende file, voor het overige was het vooral in de andere richting drukker. We kwamen om zowat half zes in de namiddag, na drie langere pauzes, aan bij de Ferme Auberge "Mas des Vertes Rives", bij Caroline en Vincent. Terwijl hij met een traktor de zijkanten van het grote grasplein maaide, wachtten wij aan de receptie op zijn vrouw die in de keuken bezig was. Deze keer logeerden wij in de kamer "Côté Jardin" en kregen een sleutel aan een vierkantig boekje met daarop uitleg en de geschiedenis van de boerderij. Nadat we ons hadden geïnstalleerd, het thuisfront hadden op de hoogte gebracht van de voorspoedige aankomst en ons wat hadden verfrist, gingen we een eindje om en togen dan naar het café met terras waar we vorig jaar ook al iets dronken. Nadat naar ik vermoed een helpster eindelijk snapte wat ik wilde (picon-bière, we zijn tenslotte in Frankrijk - Annemie koos voor Pastis) wachtten we op onze bestelling. Blijkbaar had men daar iets voorzien want ineens werden de vrije tafels en stoelen gestapeld, wij gingen dan maar terug naar onze verblijfplaats. Daar wachtten wij op het sein om aan tafel te gaan. Het was overigens mijn eerste verblijf daar in de zomer (mijn vorige bezoeken vielen telkens in mei), en dat zal ik geweten heben ! Wij waren nu niet de enige niet-Fransen, er was zelfs een echtpaar uit Zoersel. 's Avonds hadden we niet veel tijd nodig om in te slapen.
Zondag 16 augustus:
Ons eerste werk nadat we de Mas verlieten, was enkele boodschappen doen in Le Thor voor onze picnic, daar was de Intermarché ook op zondag voormiddag open (en dan wellicht op maandag voormiddag gesloten?), we reden dan een stuk terug want onze wandeling leidde naar het noordwesten, nog voorbij Avignon en Bagnols-sur-Cèze. Uit de wandelgids van Annemie vonden we namelijk een wandeling in La Roque sur Cèze, een klein middeleeuws dorp, gebouwd op een rots. Het dorpje dat, zonder toeristen, zo'n 200 zielen telt, heeft nochtans een kasteel uit de 12de eeuw met kapel, alsook resten van een omwalling. De nauwe Charles Martel-brug met elf bogen (waar het verkeer geleid wordt door verkeerslichten) uit de middeleeuwen is ingeschreven op de lijst van historische monumenten. Ik moet toegeven dat het kasteel mij niet opgevallen was tijdens het begin van onze wandeltocht van ongeveer 6 km, maar wel dat het dorp dus op een steile heuvel gebouwd is, want het ging meteen omhoog.
Het was dus de bedoeling om de Cascades du Sautadet te bereiken maar eerst een omweg te maken. Tijdens de mooie wandeling, over bospaden en veldwegen alsook tussen wijngaarden, bleek dat enkele kenmerken die in het boek waren opgenomen, intussen verdwenen zijn, zoals een waarschuwingsbord over de jacht op everzwijnen en een hek waar we niet door mochten maar een pad nabij moesten vinden. Zo liepen we enkele keren enkele 100 m verkeerd en kwamen zelfs aan op een andere departementele weg dan we wilden. We volgden die wel in de goede richting, maar het zou nog een eind stappen zijn tot de departementele weg die ons terug naar het dorp zou leiden, toen wij een auto zagen stoppen aan een huis met tuin. We gingen aan de chauffeur, een behulpzame dame, vragen hoe we de juiste D-weg konden bereiken. Ze ging dan eerst haar auto in haar tuin parkeren en kwam dan terug met een stukje papier en een pen om het ons uit te tekenen. Maar ze stapte uiteindelijk een heel eind, zeker een halve kilometer, mee om ons op het juiste pad tussen de wijngaarden te brengen. Wij bedankten haar hartelijk en uitvoerig en konden ons soms opnieuw op de wandelgids baseren, hoewel de camping intussen was uitgegroeid tot een heus vakantiedorp. Een eind verder zagen wij mensen uit geparkeerde auto's stappen en wegwandelen, wij gingen dan naar die auto's toe en hoorden geplons en gelach, daar moet dan een strand aan de Cèze zijn? Ineens zagen wij een jongeman met badhanddoek van tussen de struiken komen, hij wees ons de richting van het dorp om de watervallen te bereiken, maar eerst gingen wij waar hij vandaan kwam. Een strand was daar niet echt, tenzij een keienstrand aan de overkant, maar we vonden toch plaats om te zitten, onze voeten in het koele water te verfrissen en ons middagmaal (brood met kaas) te verorberen. Hoewel we er eigenlijk niet op gekleed waren, hebben we de Cèze zelfs zo goed als bijna overzwommen. Aan een jongeman op een luchtmatras die deel uitmaakte van een gezelschap aan de overkant, vroegen we hoe wij de watervallen konden bereiken, en hij zei ons dat we de overkant moesten bereiken (volgens het plan in Annemie's wandelgids klopt dat niet), ja, ja, al zwemmend zeker. We gingen gewoon stroomopwaarts terug wandelen en volgden dan de wegwijzer naar de watervallen.
Met in gedachten de watervallen in de Pyreneeën waar het water in trappen "valt", had ik mij iets anders voorgesteld dan wat ik daar zag: globaal gezien is het oppervlak plat en stroomt de Cèze over de door haar uitgesleten rotsen. Je kan er een heel eind over de rotsen stappen - opletten geblazen evenwel en niet te dicht bij het water - wat wij dan ook deden om enkele foto's te maken. Er was echter al zo veel volk dat we niet meteen een leuk plaatsje vonden om onze voeten weer te laten verfrissen. Aan het begin van de rotspartij had ik al een walletje gezien, een centimeter onder het water, en daarlangs gaand konden wij een vlakke rots bereiken waar wij konden gaan zitten. Daar verpoosden wij nog een lange poos terwijl wij zaten te kijken op de zwemmers en zonnebaders. We zaten eigenlijk wat in de weg voor de mensen die, met een fikse sprong, van de ene kant naar de andere kant wilden springen. Zij die door die doorgang zwommen, hadden ofwel de stroom mee en konden zich eigenlijk laten drijven. De tegenliggers moesten zich aan de uitstekende rotspuntjes vasthouden. Na een ruim uur keerden we dan maar terug en in de Mas op het terras dronken we op deze eerste dag met een schuimwijn van een vertaalde naamgenoot van mij.
's Avonds gingen we eens te meer eten in de Pescador in L'Isle de la Sorgue, ze moeten ons daar stillekesaan kennen. We namen een menu, voor mij met een tajine van zalm, Annemie wou een gebakken forel maar de forellen waren al op of gereserveerd, ze koos dan maar een zalmfilet, na, voor ons beiden, het saladebuffet. Als dessert koos ik Chocolat Liègeois (in Frankrijk...) en Annemie vers fruit. Maar ook daarmee had zij geen geluk, want ook dat was niet meer beschikbaar. Ze koos dan maar een ijsje maar omdat zij geen slagroom (geen "crême fraîche" maar "chantilly") lust, kreeg ze een bolletje vruchtenijs extra.
Maandag 17 augustus:
We reden naar de markt van Cavaillon waar we rond kuierden en, omdat we toe waren aan een sanitaire pauze, een drankje (koffie voor haar, plat water voor mij) op een terras. Veel hebben we er niet gekocht, zij look voor vriend Mark en ik een geschenk (lavendelzeep, washandje en gastendoekje) voor een verjaardag in september. Omdat we niet meteen de vestiging van Decathlon vonden, reden we naar Avignon, waar ik de auto achterliet aan de rand van de parking van een supermarkt.
Eerst gingen we middagmalen in de Flunch met een salade, plat water (hoewel er gratis water met ijsblokjes voor handen was, maar dat wist ik niet, of niet meer) en vervolgens een ijsje. In de Decathlon kocht ik enkel nieuwe wandelsandalen (ik was mijn wandelschoeisel thuis vergeten...), want een leuke short of fleece voor de komende winter vond ik er niet. We gingen dan het centrum in, wilden wel het Pauselijk Paleis bezoeken, maar je moet er betalen en vooral, je mag er geen foto's maken. Nou, dan maar niet, we bezochten wel het parkje ernaast, verfristen op zijn tijd onze handen want het was flink warm. We keerden terug naar het centrum via een torentje van waaruit je een leuk zicht hebt op de Pont Saint-Bénézet, de officiële naam van de Pont d'Avignon. Het is een 12e eeuwse brug die ooit de enige vaste oeververbinding vormde tussen Lyon en de Middellandse Zee, maar in de loop der eeuwen door overstromingen vaak beschadigd raakte en vervolgens niet meer hersteld werd. Momenteel zijn er slechts nog enkele bogen over. De brug gaat over de rivier de Rhône en is dus bereikbaar iets verder dan het Pausenpaleis in het centrum van Avignon. De brug zou gebouwd zijn door een herdersjongen, die de opdracht hiertoe kreeg in een droom waarin een engel verscheen. Hij deed dat niet alleen: het verhaal gaat dat de jongen de plaatselijke bevolking overtuigde door met bewonderenswaardige kracht een enorm rotsblok op te tillen, waarschijnlijk geholpen dezelfde engel. Het maakte indruk, want de vrijwilligers stonden hierna in de rij. Terwijl we terug keerden, hoorden wij het donderen, er vielen zelfs enkele druppels en aan de auto gekomen, besloten we de supermarkt zelf eens te bezoeken. Toen we terug waren, had het al geregend, maar erg veel zal het niet geweest zijn.
's Avonds, op het terras van de Mas, kraakten wij een fles witte wijn (maar dat moeten we niet meer doen, ze verkopen dat zelf ook). Na het avondeten werd het dessert aangeboden door Florian, de zoon van twee logés die een dag later dan zijn ouders aangekomen was, en die vandaag zijn 16de verjaardag vierde. Cathy, zijn moeder, sneed de taart aan en Florian mocht zelf de champagne uitschenken. A ta santé!
Dinsdag 18 augustus:
Vandaag besloten we toch nogmaals de Mont Ventoux te beklimmen, maar dan vanaf Chalet Renard, het is dan zo ver niet meer. Aanvankelijk dachten we een parcours te volgen uit de gids van Vincent, maar die volgt altijd paden die niet duidelijk aangegeven staan. We zagen een eindje verder gele wegwijzers en daar was natuurlijk ook ene bij naar de top. Dat vonden wij dan toch gemakkelijker te volgen, zeker omdat de eerste 5 km over een breed, wat stenig pad leidde. De laatste 3 km ging het stevig omhoog, eerst nog door het bos, nadien staat hier en daar een struik tussen de stenen. Ook al door het zwoele weer begon ik er wat moeite mee te hebben, maar we geraakten toch boven. Daar feliciteerden wij de wielrenners die hijgend en puffend (of nog fris als een hoentje, al naargelang hun fysieke conditie) kwamen aangereden. Na de gebruikelijke foto's en een bezoek aan een souvenirshop gingen we onze boterhammen opeten op een terras bij het genot van een grote fles fris, plat water. Toen die op was (wij vulden onze bidons met de laatste slokken) gingen we nogmaals een souvenirshop in, want ik wou nog drie postkaarten van deze beroemde berg. Omdat ik het monument van Tom Simpson nog eens wou zien (hoewel ik hem nooit weten koersen heb) en omdat het zo'n 2 km korter is, gingen we via de D-weg naar de chalet, zo konden we de wielrenners moed geven. Twee jaar geleden was dat monument iets moeilijker te bereiken, voor wandelaars maar zeker voor wielertoeristen, omdat die hun schoenen aangepast zijn aan hun pedalen, maar niet aan de stenen die er lagen. Intussen hebben de dochters van de betreurde wielrenner ervoor gezorgd dat er fraaie treden in beton kwamen. Op onze terugweg amuseerden wij ons ermee de namen en andere opschriften te lezen, zelfs voor Belgen zoals Maxime Monfort. Op het terras van de chalet dronken wij nog wat, maar het fruitsap van Annemie leek met poeder gemaakt, het mijne was van een bekend merk in blik.
Eens terug in Châteauneuf zagen wij dat er een marktje was nabij het terras waar wij al wat dronken. Dat deden wij nu ook en deze keer probeerde ik een pastis, met fris water om aan te lengen. En op het terras van de Mas kraakten wij nog een fles schuimwijn, voor het avondmaal.
Woensdag 19 augustus:
Het pad naar de Kloof van Véroncle nabij Gordes hebben wij niet gevonden. Waar wij geparkeerd stonden, was wel een pad, maar zonder enige aanduiding waar die heen leidde, en wij zagen het niet zitten weer te moeten zoeken naar wat er misschien niet was. We keerden dan terug naar Gordes waar we bij gebrek aan de wekelijkse markt wat winkeltjes bezochten tot ik ineens dacht aan een grote winkel in L'Isle sur la Sorgue waar misschien wel een pot confituur van klaprozen te vinden zou zijn, iets waar Annemie naar zocht voor Mark.
Wij reden dus daarheen en hadden geluk bij het vinden van een gratis parkeerplaats in de schaduw. Een zoektocht in die grote winkel (waar diverse soorten confituur, honing, tapenades en andere typisch Provençaalse voedingswaren te koop zijn) bleef ook zonder resultaat, zelfs bij navraag bij de verkoopster. We bleven in het stadje, bekend van de watermolens en de antiekmarkt (maar die vond nu niet plaats). LIsle-sur-la-Sorgue, dat vroeger LIsle en Venaissin heette, was oorspronkelijk een vissersdorp, ontstaan aan de oevers van de rivier. Het dorp heette Insula in de Middeleeuwen en het betrof daadwerkelijk een eiland midden in moerasgebied. Het moeras werd later beetje bij beetje drooggelegd door de aanleg van grachtjes. De vele grachtjes die door of rondom het stadje stromen verleenden het de bijnaam « Venetië van de Comtat ». De waterraden maakten de bouw van korenmolens (vanaf de 12e eeuw) en stofateliers (wol en zijde) mogelijk. De enkele pittoreske raden die nog over zijn, geven aan LIsle haar karakteristieke uitstraling. Ze vallen echter in het niet bij de 62 waterraden die het stadje in de 19e eeuw kende en bij de toen aanwezige intense industriële activiteiten: enerzijds zorgde de zijde voor nieuwe rijkdom, anderzijds werd LIsle de voornaamste wolproducent van het departement. We gingen wat pootjebaden in de Sorgue maar het water was daar niet echt proper, het leek wel of iemand zijn tuinafval in de stroom had gekieperd, af en toe kwamen wat toefjes gras en stro voorbij. We wandelden een eind verder, en aan de overkant van de rivier vonden we een rustig plaatsje waar we konden zitten, met de voeten in het water. Dat rivierwater bleef koel aanvoelen, in tegenstelling tot de Cèze, en daar kon ik perfect mee leven. Terwijl Annemie af en toe haar voeten in de zon liet drogen, bleven de mijne in het water, ik ging er zelfs even in staan, op de bodem, zodat de oppervlakte van het water de onderrand van mijn short nat maakte. Toen onze boterhammen al lang op waren, en we beiden even een lichte siesta hadden gehouden, gingen we nog wat in het stadje wandelen, en bezochten ook even de kapittelkerk Notre-Dame-des-Anges. Die werd, met uitzondering van het koor, herbouwd in de 16e eeuw en is een buitengewoon monument dankzij de rijke decoraties binnenin: het is een belangrijke getuige van de aanwezigheid van de barok in de Midi. Blijkbaar is LIsle-sur-la-Sorgue ook de stad waar de dichter René Char in 1907 geboren werd, waar hij zijn hele jeugd doorbracht en waar hij op latere leeftijd geleefd heeft. Ik heb geen enkel benul van dichters, zeker niet uit het buitenland, maar ik lees op de site van de toeristische dienst van dit stadje dat zijn inspiratie in ruime mate gevoed werd door zijn geboortestreek: de Sorgue, de Mont Ventoux en alle nabijgelegen plaatsen waar hij ooit geweest was. Nadat wij een ijsje hadden verorberd in de schaduw van een terras van een restaurant dat wel dicht leek en op een ander terras een pastis (ik in blauwe versie) dronken, gingen wij zo ongeveer rechtover ons eerste voetbad nogmaals met de voeten in het water, alvorens terug te keren naar ons vakantieverblijf. Die blauwe pastis is eigenlijk bestemd voor supporters van Olympique Marseille, maar daar was tot vorig seizoen een Vlaming succesvol als trainer (Eric Gerets), dus ik mocht dat ook wel drinken, niet waar?
In de Mas, na het avondeten, werd het dessert aangeboden door een van de Italiaanse vrouwelijke gasten (nog nooit zoveel Italianen gezien in de Mas!) : taart aan en champagne. Auguri!
Donderdag 20 augustus:
De dag voor onze terugreis hielden we het rustig, met een uitstap naar Cassis. Helaas hadden wij beiden de uitleg van Vincent verkeerd opgevat, gecombineerd met de uitleg uit een beschrijving van een wandeltocht. We waren namelijk van plan een bootexcursie te maken tot een calanque, oftewel rotsachtige baai (meerbepaald de calanque d'En Vau) en van daar te voet terug naar Cassis te keren. Vincent had gezegd dat we "boven moesten parkeren", in de wandelgids was sprake van een departementele weg. We volgden dus eerst de Route des Crètes, die D-weg, maar ik kon me niet voorstellen dat we van daar de haven konden bereiken, zelfs niet te voet. We parkeerden, wandelden over het geel gemarkeerde pad tot de volgende parking, keerden onverrichterzake terug, reden een eind bergop, en besloten toen van het in Cassis zelf te proberen. Nog niet in het centrum maar wel al in de bebouwde kom, zagen wij een wegwijzer naar een gratis parking voor 400 wagens. Dat was ongetwijfeld wat Vincent bedoelde !! We parkeerden daar dus, en aan een container van de toeristische dienst kregen we uitleg over de boottocht. Helaas zouden we niet kunnen uitstappen om terug te wandelen, was het te warm en vreesde men voor onheil? Of kon de boot gewoon niet aanleggen in de calanque? In dat geval kozen we voor de langste tocht, die met 8 baaien. We kregen een stadsplan en een folder van de boottocht, en gingen een eindje verder wachten op de pendelbus, het ticket heen en terug kostte 1 EUR en de bus voerde ons tot de Avenue du 11 Novembre 1918, vanwaar we via de Rue de l'Arène de haven bereikten. Daar moesten we even navragen waar we ons ticket konden kopen, dat bleek dan in een gele container. We hadden dan nog een 20-tal minuten te wachten, wat we nabij de boot, de Cassidain, deden. Even na 13 uur was de schipper er, weliswaar zonder Mathilde. We dachten eerst achteraan te zitten, maar blijkbaar was het bovendek ook vrij dus kozen wij daar een plaats op de achterste bank, daar was meer benenplaats. Tijdens de vaart gaf de schipper ook uitleg over de baaien, maar de klank van zijn intercom was niet erg scherp, en veel begreep ik er dus niet van, soms zelfs de naam niet. Na elkaar voeren we even in de baai van Calanque de Port-Miou (de enige baai van Cassis en dan nog ene met plezierhaven), Calanque de Port-Pin (ook te voet te bereiken vanaf de Calanque de Port-Miou), Calanque d'En-Vau (van hier wilden wij terug wandelen), Calanque de Sugiton (de geliefde baai voor naturisten, de GR 51 komt hier langs), Calanque de Morgiou (hier is ook een plezierhaventje), Calanque de la Triperie (hier is de onderaardse grot Cosquer, die zijn naam kreeg van zijn ontdekker in 1991), Calanque de Sormiou (een door Marseillezen geliefde badplaats) en Calanque de Marseilleveyre. Er werd duchtig foto's genomen, en gezonnebaad tijdens de terugvaart.
Nadien gingen we rustig terug naar de auto en hielden halt in Aix en Provence, waar we de auto kwijt raakten in de ondergrondse parking "Rotonde". We waren op zoek naar de Cours Mirabeau omdat die gekenmerkt zou zijn door fonteinen en andere waterpartijen, bij die warmte zoekt een mens toch altijd naar verfrissing. We waren die laan al afgewandeld en zagen maar drie fonteinen (die van de negen kanonnen, die van 't warm water en die van Koning René), die op de rotonde niet meegerekend. Dus gingen we naar de toeristische dienst waar wij een folder met stadsplan kregen, en effectief, meer fonteinen waren er niet. Elders in het centrum waren er nog (dat hadden we gemerkt toen we naar de laan zochten). We waren een beetje teleurgesteld, te meer dat het water in twee van de drie fonteinen geen verfrissing bood, omdat ze in de zon baadden. We wilden dan terug gaan, na een ijsje in de Flunch, en zagen eerder toevallig, niet ver van de toegang tot de ondergrondse parking, een neveldouche waar we natuurlijk gingen onder staan. Ons bezoek was dan toch niet voor niets geweest. Even verder zongen en musiceerden twee Indianen. Ik weet niet uit welk land zij kwamen, en nog minder tot welke stam zij hoorden, maar ze waren erg fraai uitgedost, en hadden een koffer vol CDs bij, alsook een assistente of vriendin met souvenirs. Ik betaalde dan mijn parkeerplaats en we reden terug naar onze verblijfplaats waar we ons verdriet om het nakende afscheid verdronken met een fles schuimwijn.
Vrijdag 21 augustus:
Ook om terug naar huis te keren, verkozen we om een beetje vroeg te vertrekken, namelijk om een uur of zes. Maar dat was zonder Vincent gerekend, die had koffie gemaakt, ik dronk eerst water (maar zonder ijsblokjes was die niet zo fris) en dan warme chocomelk. Vincent wuifde ons dan nog uit, ook, maar wij waren niet de enigen die vertrokken, hetzelfde lot was Michele & Lucia beschoren alsook Jacopo en zijn ouders (Cassano en zijn vrouw). De terugreis verliep even voorspoedig, het was eens te meer op de Ring rond Brussel en op de E40 (wegens werken nabij de afrit van Affligem-Denderleeuw-Essene-Liedekerke) dat er veel meer verkeer was met files, en we kwamen pas om half zeven aan in Denderleeuw, waar Annemie haar auto terug vond.
Nabeschouwing:
Het was mijn vierde bezoek aan de Mas de Vertes Rives, maar de eerste keer in augustus, en dat ik het geweten zou hebben, valt te lezen in de diverse verwijzingen naar het wel erg warme weer. De keren dat we zicht hadden op een thermometer, meestal aan een apotheek, wees deze zelfs om 17 uur op 40°C, of zelfs een ietsje meer. Het mag ook blijken uit de weinige wandelverslagen: de Cascades de Sautadet, de laatste kilometers van de Mont Ventoux en een vergeefse zoektocht te voet bij de Route des Crètes naar een toegang tot de haven voor de tocht langs de calanques, alsook uit de vele verwijzingen naar verfrissend water en plonsbeurten. Maar wij laten het niet aan ons hart komen, wat te doen mocht het daar een halve of hele dag regenen? Wat maakt het uit dat we eens wat minder wandelden, dat doen we de rest van 't jaar toch genoeg? Bovendien houden we zo nog wat inspiratie over voor ons volgende bezoek (Annemie had het over een grot in of zeer nabij Isle sur la Sorgue dat we te voet vanaf de Mas zouden kunnen bereiken, en er zal wel een gemarkeerd pad naar de Gorges de Véroncles leiden).