Een op tien 12-jarigen kan België niet aanduiden op kaart
De (slim gemonteerde) filmpjes waarbij op straat aan willekeurige mensen (meestal Amerikanen) vragen worden gesteld over aardrijkskunde, geschiedenis of actualiteit leveren altijd hilarische en foute antwoorden op. Maar met onze 12-jarigen is het niet veel beter gesteld: tien procent kan België niet situeren op een kaart, meer dan een derde van de twaalfjarigen heeft geen idee waar Noord-Amerika ligt en een op de vijf denkt dat een paardentram uit de middeleeuwen dateert.
Vooral op het onderdeel 'maatschappij' scoren de kinderen slecht. Amper 53 procent behaalt de ondergrens. Bij Brusselse leerlingen is dat niet eens een kwart.
Simpele dingen, zoals het metroplan lezen of in een station op het scherm zien wanneer de volgende trein vertrekt, lukken niet. In de metro zou 66 procent hopeloos verloren lopen, in het station blijven ruim vier op de tien tevergeefs wachten.
Bij geschiedenis en aardrijkskunde zijn de eindresultaten beter: 69 en 75 procent. Maar toch slaagt een op de tien er niet in België aan te duiden en meer dan de helft kan aangeduide landen van de Europese Unie niet benoemen.
Het zou vooral het abstractieniveau zijn dat leerlingen parten speelt. "Als we vragen om fietsen te rangschikken van vroeger naar nu, lukt dat", legt Rianne Janssen (KU Leuven), die de peilingen mee opstelde, uit. "Maar aanduiden in welk tijdperk een paardentram thuishoort, kunnen ze niet."
De resultaten komen uit een peiling naar de kennis van het vak wereldoriëntatie (WO) bij 4.000 leerlingen uit het zesde leerjaar. De Morgen citeert de cijfers uit het onderwijsblad Klasse. (br.hln)
|