Minder broedvogels door strenge winters
De voorbije strenge winters hebben ertoe geleid dat veel minder broedvogels in onze streken verblijven. Zo komen fuut en waterhoen respectievelijk 36 en 37 procent minder vaak voor, en de goudhaantjes en zwarte mezen respectievelijk 48 en 57 procent minder. Dat staat in het tijdschrift INBO Vogelnieuws dat verschijnt op maandag 10 december.
De voorbije twee winters kenden een erg koude periode met veel sneeuw en ijs. Vele vogelsoorten zoeken in de winter warmere oorden op, maar vele standvogels blijven hier door ons gematigd klimaat. Verwacht werd dat vorstgevoelige soorten na de voorbije twee winters serieuze klappen zouden krijgen. Traditioneel komen watervogels in de problemen zodra de ijsbedekking aanhoudt, maar minder bekend is dat ook sommige zangvogels in de problemen komen.
Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) vergeleek de cijfers van de periode 2007-2009 met 2010-2012, en stelde vast dat soorten als fuut en waterhoen afnamen met respectievelijk 36 en 37 procent. In de bossen en tuinen nam ook het aantal groene spechten (-17 procent), goudhaantjes (-48 procent), zwarte mezen (-57 procent) en winterkoningen (-15 procent) sterk af. Andere metingen wezen al op een forse terugloop van de ijsvogel en blauwe reiger.
Tuinvogels zoals de merel, koolmees, pimpelmees en Turkse tortel houden wel stand en nemen soms zelfs toe. Zij profiteren van de vele voedertafels in onze tuinen. "Afnames bij algemene soorten door winterse omstandigheden zijn normaal in ons klimaat en wanneer er zachtere winters voorkomen, zullen die soorten zich naar verwachting weer snel herstellen", zegt Glenn Vermeersch van het INBO. (br.hln)
|