Is het nu écht nodig om vitamine D-supplementen te slikken?
Tegen het einde van de winter hebben bijna alle Belgen een tekort aan vitamine D, maar is het belangrijk om dat op te lossen door supplementen te slikken? Het blijft één van de meest prangende vragen in de voedingsleer. Volgens een nieuwe studie die werd gepubliceerd in de New England Journal of Medicine zou het weinig effect hebben. Andere onderzoeken wijzen net wél op de voordelen. Hoe zit het nu?
Ons lichaam heeft vitamine D nodig om calcium uit de voeding in het lichaam op te nemen. De vitamine is daarom noodzakelijk voor de groei en het behoud van stevige botten en tanden. Bij jonge kinderen kan een tekort de botziekte rachitis veroorzaken en ook spierkrampen kunnen een gevolg zijn. Ook zijn er al verbanden gevonden tussen een vitamine D-tekort en auto-immuunziekten zoals kanker, astma, multiple sclerose en diabetes type 1. Of het tekort de oorzaak of het gevolg is van deze ziektes is wel nog niet aangetoond.
De belangrijkste bron van vitamine D is zonlicht. In de zomer heeft dan ook bijna niemand in België last van een tekort omdat 15 tot 30 minuten met je gezicht en handen in de zon zitten al volstaat. In de winter, als er weinig zon is, krijgen we bijna niks van de vitamine binnen waardoor minstens 7 op de 10 met een tekort kampt. Sommige voedingsmiddelen zoals vette vis, volle zuivel en eierdooiers bevatten de vitamine ook, maar dat is wel eerder beperkt. Grofweg wordt geschat dat we 80% van vitamine D binnenkrijgen via de zon, de overige 20% via voeding.
Hoevéél vitamine D ons lichaam nu exact nodig heeft, of het aangeraden is supplementen in te nemen en of dokters ons vitamine D-niveau routinematig zouden moeten controleren, staat echter nog steeds ter discussie. Zoals meestal het geval is, ligt het antwoord waarschijnlijk ergens in het midden.
Recent werden de resultaten van een grootschalige studie gepubliceerd in de ‘New England Journal of Medicine’ waarbij getest werd of vitamine D-supplementen helpen om bepaalde types kanker en hartziekten te voorkomen. In het kort was hun conclusie dat het eigenlijk amper hielp. Een studie uit 2015 die in het vakblad ‘JAMA International Medicine’ verscheen, toonde dan weer aan dat de inname van vitamine D het risico op valpartijen bij oudere personen in Finland niet verlaagde. Het onderzoek vergeleek de effecten van sporten en de inname van D supplementen op valpartijen en de resulterende verwondingen. Opmerkelijk daarbij was dat sporten de kans op een ernstige verwonding wel met de helft bleek te verminderen.
Wél gunstig
De Amerikaanse non-profits Institute of Medicine en US Preventive Services Task Force besloten dan weer dat supplementen in veel gevallen wél gunstig zijn - al zijn er enkele belangrijke kanttekeningen.
Volgens beide non-profits zijn 600 internationale eenheden - of 15 microgram - voldoende voor de meeste gezonde volwassenen en leidt een hogere dosis vitamine D niet noodzakelijk tot meer gezondheidsvoordelen. Ze benadrukken dat de aangetoonde voordelen beperkt zijn tot het beendergestel. Er is niet voldoende bewijs dat D-supplementen kunnen beschermen tegen hartziekte, kanker, diabetes of cognitieve achteruitgang - iets wat wel eens gesuggereerd wordt door kleinere studies.
Meer is dus niet per se beter; in sommige gevallen is het zelfs slechter. Te veel vitamine D kan immers leiden tot calcium in de urine, wat nierstenen kan veroorzaken. Extreem hoge dosissen kunnen calciumafzettingen in de bloedvaten veroorzaken. Dat kan dan weer leiden tot klonters die hartaanvallen veroorzaken.
In ons land bedraagt de aanbevolen dagelijkse inname volgens de Hoge Gezondheidsraad 10 microgram per dag voor volwassenen, of 15 microgram voor tieners en 20 microgram voor bejaarden omdat zij minder buitenkomen. Een oudere huid kan bovendien ook minder makkelijk vitamine D aanmaken. Om die aanbevelingen te halen, is volgens de raad soms een verrijking van voedingsmiddelen of een supplement in de vorm van geneesmiddelen nodig.
Toch zijn er ook onderzoekers die waarschuwen voor een behandeling met supplementen, wanneer uit een bloedtest blijkt dat iemand een vitamine D-tekort heeft. Naast de doseringsrisico’s zijn er ook studies die uitwijzen dat de labotesten voor het type vitamine D dat in het bloed circuleert - 25-hydroxyvitamine D - mogelijk niet de meest betrouwe maatstaf zijn voor het vitamine D-niveau. Bovendien gebruikt niet elk labo dezelfde standaardtest en hanteren ze verschillende standaarden voor wat beschouwd wordt als een normaal niveau.
Professor Chantal Mathieu (KU Leuven) zei in een college van ‘De Universiteit van Vlaanderen’ vorig jaar dat er nog veel onduidelijkheid bestaat over de gevolgen van een tekort en het daarom raadzaam is om in de winter toch extra vitamine D bij te nemen. “Of je dat nu doet via supplementen, verrijkte voeding of door op reis te gaan, dat maakt eigenlijk niet uit. Als je supplementen neemt, doe het dan wel altijd op een voorzichtige manier en niet zonder eerst langs te gaan bij je dokter,” aldus Mathieu. (br.hln)
|